In jouw stad of dorp zijn er vast wel wijken waar mensen met wat hogere inkomens wonen en wijken waar mensen met wat lagere inkomens wonen. Er wordt beweerd dat mensen met een hoger inkomen meer en verder weg verhuizen dan mensen met een lager inkomen, en dat ze ook verder van hun werk wonen dan mensen met een lager inkomen. Jij gaat in jouw dorp of stad onderzoeken of deze bovenstaande beweringen kloppen. Een deel van het onderzoek doe je met z’n tweeën, het andere deel doe je zelfstandig. Dit onderzoek telt als repetitie A en B. Namen groepsleden:
1
De hoofdvraag De hoofdvraag die je in dit onderzoek moet beantwoorden is: “Klopt het dat mensen uit ‘rijkere’ wijken meer en verder verhuizen dan mensen uit ‘armere’ wijken, en dat ze verder van hun werk wonen?”
2
Plan van aanpak Stap 1: Verdeel de hoofdvraag in 3 deelvragen. Om de hoofdvraag goed te kunnen beantwoorden, moet je hem ‘opknippen’ in kleinere stukjes. De eerste twee hebben we al voor jullie gemaakt, de derde moeten jullie zelf maken. –
Deelvraag A: “Verhuizen mensen met een hoger inkomen meer dan mensen met een lager inkomen?” Deelvraag B: “Verhuizen mensen met een hoger inkomen verder dan mensen met een lager inkomen?” Deelvraag C:
Stap 2: Bepaal jullie onderzoeksgebied Jullie kiezen in je eigen stad of dorp een rijkere wijk en een armere wijk uit voor het onderzoek. Die keuze is niet altijd even makkelijk te maken, maar als je goed oplet zie je altijd wel verschillen tussen verschillende wijken. Schrijf hieronder op welke twee wijken jullie gekozen hebben. de rijkere wijk: waaraan zie je dat dit een rijkere wijk is?
de armere wijk: waaraan zie je dat dit een armere wijk is?
Stap 3: Gegevens verzamelen Je gaat in elke wijk bij vier huishoudens een enquête houden. De vragen van de enquête vind je hierna. Wanneer je ergens aanbelt om te vragen of je een aantal vragen mag stellen, heb je de meeste kans op succes wanneer je de volgende aanwijzingen volgt: • • • • •
3
1
Ga op een tijd dat mensen vaak thuis zijn. Je stelt je voor (je vertelt wie je bent). Je vertelt op welke school je zit, en dat je voor Aardrijkskunde een onderzoek doet naar het verhuisgedrag van mensen. Je vraagt of je een paar vragen mag stellen, dat je niet om iemands naam zult vragen (dus anoniem) en je vertelt dat het ongeveer vijf minuten duurt. Je bedankt de mensen na afloop netjes voor hun medewerking.
De enquête
Hoe vaak bent u in uw leven al verhuisd? Rijke wijk huishouden 1 huishouden 2 huishouden 3
Arme wijk Aantal keren huishouden 1
Aantal keren
huishouden 2
huishouden 4
huishouden 3 huishouden 4
2
In welke plaats en provincie bent u geboren? Noteer de geboorteplaats in de eerste kolom van de tabel bij vraag 3. (Kort de naam van de provincie af)
3
Tussen welke plaatsen bent u tot nu toe verhuisd? Noteer de antwoorden (plaats en provincie) in de tabel. Noteer als iemand meer dan 4 keer verhuisd is alleen de LAATSTE VIER verhuizingen. De laatste kolom (aantal kilometers) vul je thuis pas in.
Rijke wijk huishouden 1 geboren in:
2
4
huishouden 2 geboren in:
1 2 3
4
huishouden 3 geboren in:
1 2 3
4
huishouden 4 geboren in:
1
3
1 2 3 4
verhuisd van
naar
aantal km
Totaal aantal kilometers verhuisd (alle verhuizingen hierboven optellen):
Arme wijk huishouden 1 geboren in:
1 2 3
4
huishouden 2 geboren in:
1 2 3
4
huishouden 3 geboren in:
1 2 3
4
huishouden 4 geboren in:
1 2 3
4
verhuisd van
naar
aantal km
Totaal aantal kilometers verhuisd (alle verhuizingen hierboven optellen):
4
Wat was de hoofdreden van de verhuizing naar deze wijk/ dit huis?
(a) Het werk (van uzelf of van bijvoorbeeld uw partner) (b) Het wonen (bijvoorbeeld een beter, mooier of groter huis, grote tuin, een rustige wijk) (c) De goede voorzieningen in de wijk (winkels, school, enzovoort) (d) Een andere, namelijk…
Rijke wijk huishouden 1 huishouden 2 huishouden 3 huishouden 4 Arme wijk huishouden 1 huishouden 2 huishouden 3 huishouden 4
In welke plaats werkt diegene die hier in huis het meest verdient?
5
Vul hieronder de plaats en de provincie in en het aantal kilometers tussen de werk- en woonplaats. Rijke wijk huishouden 1 huishouden 2 huishouden 3 huishouden 4 Arme wijk huishouden 1 huishouden 2 huishouden 3 huishouden 4
werkplaats en ‐provincie
aantal km
werkplaats en ‐provincie
aantal km
6
Op welke manier gaat die persoon naar zijn/ haar werk? (a) met de eigen auto (b) met de fiets (c) op de brommer/motor (d) met het openbaar vervoer (e) via carpoolen (f) met bedrijfsvervoer
Rijke wijk huishouden 1 huishouden 2 huishouden 3 huishouden 4
Arme wijk huishouden 1
huishouden 2
huishouden 3 huishouden 4
manier
manier
Ö Bedankt voor uw tijd en voor het beantwoorden van de vragen. Õ
4
Stap 4: Gegevens verwerken
Bekijk vraag 1 uit de enquête. Noteer je antwoord op deelvraag A (streep de foute antwoorden door). Mensen met een hoger inkomen verhuizen meer dan / minder dan / evenveel als mensen met een lager inkomen.
Bekijk vraag 3 uit de enquête. Noteer je antwoord op deelvraag B ( streep de foute antwoorden door). Mensen met een hoger inkomen verhuizen verder dan / minder ver dan / even ver als mensen met een lager inkomen.
Hiernaast zie je een blanco kaart van Nederland. Je gaat nu alle verhuizingen van de 8 huishoudens op de kaart tekenen met behulp van pijlen. Gebruik voor gezinnen uit de rijke wijk de kleur rood en voor de huishoudens uit de arme wijk de kleur blauw. Voor verhuizingen binnen West-Friesland kun je ook het ingezoomde kaartje onderaan de bladzijde gebruiken. Klopt het beeld dat je op de kaart hebt getekend met de antwoorden op deelvraag A en B?
Ja / nee, want …
Bekijk de uitkomsten van vraag 6. Noteer ze op een kladpapiertje in een tabel. De uitkomsten ga je in een grafiek weergeven. Bedenk eerst welke type grafiek je gaat gebruiken. • je tekent de grafiek natuurlijk met potlood • je geeft de grafiek een passende titel • je maakt een legenda / wat betekent x- en y-as Teken vervolgens de grafiek. In de grafiek moeten de uitkomsten voor de rijke en de arme wijk goed te zien zijn.
Grafiek
Geef antwoord op deelvraag C.
Bekijk de antwoorden uit vraag 4. Je moet de antwoorden van beide wijken in een cirkeldiagram gaan presenteren. Noteer de antwoorden eerst op een kladblaadje in een tabel en reken het percentage uit. Vul het cirkeldiagram in, zet de juiste titel eronder en maak de legenda.
Is er een verschil in verhuisredenen tussen mensen uit de rijke en mensen uit de arme wijken?
Ja / nee, namelijk …
5
Stap 5: Conclusie Je kunt nu met behulp van de antwoorden op de deelvragen een antwoord geven op de hoofdvraag. Doe dat in een betoog (verhaal) van ongeveer 20 zinnen. Geef je conclusie/ betoog een titel, verwijs in het betoog naar grafieken en tabellen uit het onderzoek en gebruik in je betoog ook begrippen die je geleerd hebt in hoofdstuk 5. De conclusie schrijf je op een apart blaadje (of nog beter, uittypen en printen!) en lever je samen met de blaadjes van je onderzoek in.
6
Stap 6: Je onderzoek inleveren Je levert je complete onderzoek netjes in. Dat betekent dat je er IN IEDER GEVAL een mooi voorblad bij moet maken. Inleveren kan bijvoorbeeld in een mapje.
Dit was de onderzoeksopdracht. Vergeet niet ook de volgende bladzijde nog in te vullen!
In te vullen door de LEERLING: Streep aan wat van toepassing is. - De tijd die ik aan deze opdracht heb gewerkt
0 : 60 min.
0: 120 min.
0: langer dan 120 min.
- je hebt veel aan de docent gevraagd.
0: ja
0:af en toe
0: nee
- Hoe vond je de opdracht?
0: moeilijk
0: gemiddeld
0:makkelijk
- Hoe heb je gewerkt?
0: serieus
0: gemiddeld
0: anders … …………..
- Hoe denk je dat je de opdracht gemaakt hebt?
0: ruim vold.
0: voldoende
0: onvoldoende
Wat ging goed met deze opdracht en wat doe je de volgende keer anders? ……………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………
In te vullen door de DOCENT: Paraaf docent + datum
Beoordeling Samenwerking: Titelblad: Netheid: Inhoud: Deelvraag: Kaart/ Grafiek:
Titel: Inhoud: Aardrijkskundige begrippen: Verwerking van de hoofd- en deelvragen: Juiste conclusie:
RSG Enkhuizen BUR0708 naar origineel idee van FYM
Tips + op- en aanmerkingen