Een bewerking van de “Turkey City Lexicon” door Lewis Shiner en Bruce Sterling
Fantastels Encyclopedie 1.1 Stijlfouten en stijlfiguren Samengesteld en bewerkt door
Django Mathijsen
2
Fantastels encyclopedie 1.1 Stijlfouten en stijlfiguren
Een bewerking van de “Turkey City Lexicon” door Lewis Shiner en Bruce Sterling Door: Django Mathijsen Dit werk is gepubliceerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-NietCommercieelGeenAfgeleideWerken 3.0 Nederland licentie. Zie: http://creativecommons.org/licenses/by-nc-nd/3.0/nl/ De gebruiker mag het werk kopiëren, verspreiden en doorgeven, onder de volgende voorwaarden: Naamsvermelding — De gebruiker dient bij het werk de door de maker of de licentiegever aangegeven naam te vermelden (maar niet zodanig dat de indruk gewekt wordt dat zij daarmee instemmen met uw werk of uw gebruik van het werk). Niet-commercieel — De gebruiker mag het werk niet voor commerciële doeleinden gebruiken. Geen Afgeleide werken — De gebruiker mag het werk niet bewerken. Django Mathijsen 15 maart 2011
3
Inhoudsopgave Inleiding
5
I
: Woorden en zinnen
6
II
: Alinea’s en prozastructuur
8
III
: Vaak voorkomende verhaaltypen in workshops
IV
: Plots
16
V
: Achtergrond
18
VI
: Karakter en perspectief
21
VII
: Diversen
22
11
4
Inleiding De meeste schrijvers kennen literaire stijlfouten, zoals contaminatie, pleonasme en tautologie. Die krijg je op school en op elke schrijverscursus. Maar het schrijven van verbeeldingsliteratuur stelt hogere eisen. Het genre kent zijn eigen, aparte stijlfouten en stijlfiguren. De sciencefictionauteurs Lewis Shiner en Bruce Sterling hebben daarvan een lijst samengesteld. Deze “Turkey City Lexicon” dook voor het eerst op in 1988 en is voortgekomen uit de terminologie in schrijversworkshops.
De onderstaande begrippenlijst is een vertaling, bewerking en modernisering van de Turkey City Lexicon, zoals gepubliceerd op de site van de Science Fiction and Fantasy Writers of America (Zie: http://www.sfwa.org/2009/06/turkey-city-lexicon-a-primer-for-sf-workshops/). Waar van toepassing, staat de oorspronkelijke Engelse term tussen haakjes. Typische (reeds achterhaalde) connotaties, kenmerkend voor de cyberpunkgeneratie (en hun verzet tegen hun voorgangers), zijn zo veel mogelijk verwijderd. De Fantastels Encyclopedie moet algemeen toepasbaar zijn op alle stromingen van sciencefiction, horror en fantasy.
Deze begrippenlijst is samengesteld door schrijvers, voor schrijvers. Hij is bedoeld om de communicatie tussen schrijvers in workshops, cursussen, kritiekgroepjes en juryrapporten te vergemakkelijken.
Django Mathijsen
5
Deel 1: Woorden en zinnen Brenda Starr dialoog (Brenda Starr dialogue) Lange lappen dialoog zonder beschrijving van achtergrond of karakters. Zo’n dialoog hangt in de lucht, los van elke setting, net zoals in de Brenda Starr stripboeken, waar dialoogballonnen vaak boven de Manhattan skyline hingen.
Drukknopwoorden (Pushbutton Words) Woorden die automatisch een goedkope, emotionele reactie proberen op te roepen zonder dat het intellect of de verbeelding eraan te pas komt. Dergelijke pseudolyriek wordt veel gebruikt in verhaaltitels. Woorden zoals “ster”, “dans”, “droom”, “lied”, “tranen” en “dichter” die als clichés worden gebruikt om bij de lezer tranen in de ogen en een warm hart op te roepen.
Merkenkoorts (Brand Name Fever) Het gebruik van alleen een merknaam, zonder enig visueel detail. Daarmee maak je het object niet aannemelijk. Je kunt een toekomst volstoppen met Honda’s, Sony’s en IBM’s, zonder dat je de lezer een beeld geeft van hoe die eruit zien.
Mooischrijverij (Gingerbread) Overbodige versiering in proza, zoals dure, pedante, bombastische, veellettergrepige, Latijnachtige woorden terwijl korte, heldere Nederlandse woorden zouden volstaan. Nieuwelingen gebruiken vaak mooischrijverij in de hoop om fouten te verbergen en om een valse schijn van beschaafdheid uit te stralen. (Toegeschreven aan Damon Knight).
Niet Simultaan (Not Simultaneous) Veel beginnende schrijvers gebruiken het onvoltooid deelwoord verkeerd en te vaak. Bijvoorbeeld: “Zijn sleutel in de deur stekend, sprong hij de trappen op en haalde zijn revolver uit zijn bureau.” Dat gaat dus niet tegelijkertijd. (Toegeschreven aan Damon Knight).
Smeerp (“Call a Rabbit a Smeerp”) Een goedkoop trucje om valse vervreemding te creëren, waarbij je elementen van de normale wereld alleen maar een andere naam geeft zonder dat je hun aard of gedrag 6
verandert. “Smeerps” komen vooral voor in fantasywerelden waarin mensen vaak rijden op exotische beesten die eruit zien en zich gedragen precies zoals paarden. (Toegeschreven aan James Blish).
“Stoere Detective” Syndroom (“Burly Detective” Syndrome) De neiging om de naam van een hoofdpersoon te vermijden en hem te omschrijven met eufemismen, zoals “stoere detective” of “roodharige speurneus”. Beginnende schrijvers denken vaak dat je moet voorkomen hetzelfde woord twee keer vlak na elkaar te gebruiken. Dat is een denkfout. Je moet herhalingen alleen voorkomen bij sterke en opvallende woorden (zoals “duizelingwekkend”). Het is beter om een simpele naam een paar keer achter elkaar te gebruiken, dan om die krampachtig te vermijden met onhandige constructies.
Tom Swifty De afzichtelijke neiging om na het woord “zei” telkens een kleurrijk bijwoord te zetten, zoals “‘We moeten opschieten,’ zei Tom snel.” Dit werd veel gedaan in de Tom Swift stuiverromannetjes. Goede dialoog heeft geen overdaad aan bijwoorden nodig.
“Zei”-synonimisme (“Said” Bookism) Een gekunsteld werkwoord gebruiken om het woord “zei” te voorkomen. “Zei” is een onopvallend woord dat bijna niet te veel gebruikt kan worden. “Zei hij” leidt veel minder af dan “informeerde hij”, “spuide hij”, “ejaculeerde hij” en andere rare constructies.
Ziekte van Roget (Roget’s Disease) Het potsierlijke, overmatige gebruik van vergezochte bijvoeglijke naamwoorden, bijeengegooid in een zieke, etterende, zwerende, schimmelende, stinkende, pruttelende, woekerende mesthoop van synoniemen. (Toegeschreven aan John W. Campbell).
7
Deel 2: Alinea’s en prozastructuur Auteursvlucht naar voren (You Can’t Fire Me, I Quit) Een poging om het ongeloof van de lezer onschadelijk te maken door hem de wind uit de zeilen te halen – alsof de schrijver de reactie van de lezer anticipeert en erop antwoordt. “Als ik het niet met mijn eigen ogen had gezien, zou ik het nooit geloofd hebben!” Of: “Het was een van die verbluffende toevalligheden die alleen in het echte leven plaatsvinden!” Of: “Het is een kans van een op een miljoen, maar het is zo idioot dat het nog wel eens zou kunnen werken!” Dit komt verbluffend vaak voor. (Toegeschreven aan John Kessel)
Bathos Een plotselinge, opvallende verandering in woordkeus. Voorbeeld: “Er zullen bloedige rellen en wrede opstanden volgen die tot een gewelddadige volksrevolutie zullen leiden, tenzij het regiem niet meer zo stom doet.”
Dischisme (Dischism) Het onbewust lekken van de fysieke omgeving of toestand van de auteur naar zijn tekst. Auteurs die roken of drinken laten hun hoofdpersonen bijvoorbeeld vaak eindeloos walmen of zuipen. Het kan ook zijn dat karakters lopen te klagen over hun verwarring en besluiteloosheid, terwijl dat juist de toestand van de auteur is tijdens het schrijven en niet de toestand van de hoofdpersonen binnen het verhaal. Het “Dischism” is genoemd naar de criticus Thomas M. Disch die deze “ziekte” als eerste heeft opgemerkt.
Inktvis in de mond (Squid in the Mouth) Wanneer een auteur het niet doorheeft dat zijn/haar eigen, merkwaardige aannames en persoonlijke grapjes niet gedeeld worden door het gros van de wereld. In plaats van klappen voor het vernuft of het inzicht van de auteur, zal de wereld hem geschokt aanstaren alsof hij een inktvis in zijn mond heeft. De “inktvis in de mond” wordt ook wel gebruikt als een schoorvoetend compliment om de essentiële, onvoorspelbare zotheid van de ware sciencefictionauteur te beschrijven. (Toegeschreven aan James P Blaylock).
8
Inktvis op de schoorsteenmantel (Squid on the Mantelpiece) Chekhov heeft ooit gezegd dat als er een paar duelpistolen boven de schoorsteenmantel hangen in de eerste akte, ze afgeschoten moeten worden in de derde. Met andere woorden: een plotelement moet op tijd en met de juiste dramatische nadruk worden ingezet. In sciencefiction- en fantasyplots zijn de MacGuffins soms zo overweldigend dat conventionele plotstructuren niet meer werken. Het is bijvoorbeeld moeilijk om het effect op de huisvrede van rood staan op de bank fatsoenlijk te dramatiseren als er een reuzenoctopus de stad met de grond aan het gelijkmaken is. Dit moeilijke samengaan van conventionele dramatische normen met extreme, groteske en visionaire thematiek noemt men de “inktvis op de schoorsteenmantel”.
Lachband (Laughtrack) Personages die overacteren en de lezer opporren om een emotionele reactie op te roepen. Ze lachen uitbundig om hun eigen grappen, huilen keihard om hun eigen pijn en beroven de lezer van de kans om echte emotie te voelen.
Ontmotiveren (Fuzz) Als een auteur te lui is om een reden te bedenken voor een belangrijk element. Bijvoorbeeld: “Om de een of andere reden was ze vergeten haar pistool mee te nemen.”
Ontomgeven (False Interiorization) Een goedkoop trucje van een auteur om werk uit te sparen als hij te lui is om de omgeving te beschrijven. Bijvoorbeeld: de hoofdpersoon een blinddoek geven, een aanval van ruimteziekte of de drang om urenlang te gaan zitten rikken in een rooksalon, enzovoort.
Opboren (Countersinking) Overbodige formulering waarin de actie die in de dialoog wordt aangeduid nog eens expliciet wordt verteld. Voorbeeld: “‘Laten we hier weggaan,’ zei hij, haar aansporend om te vertrekken.”
Schakelschemafictie (Wiring Diagram Fiction) Een aandoening verwant aan “Valse Menselijkheid”, maar hierbij vertonen de karakters helemaal geen emotionele reacties, omdat ze worden verdrukt door de fascinatie van de auteur met snufjes of wijze lessen. 9
Signaal van Fred (Signal from Fred) Een vorm van “Dischisme” waarbij een auteur, vrezend dat zijn werk slecht is, onbewust kritiek op zijn eigen werk spuit. Bijvoorbeeld: “Dit lijkt wel een slechte film”, “In een merkwaardige anticlimax…”, “Dit is niet logisch” of “Wat is deze reis saai”. (Toegeschreven aan Damon Knight).
Valse Menselijkheid (False Humanity) Een aandoening waarbij allerlei persoonlijke problemen van de karakters lukraak in het verhaal worden gepropt, ongeacht of ze bijdragen aan de plot of het thema van het verhaal. De acties van dergelijke karakters voelen irrelevant aan, omdat de auteur hun problemen uit de lucht heeft gegrepen om iets te hebben om theatraal-emotioneel over te doen.
Verblindingsvuurwerk (Hand Waving) Een poging om de aandacht van de lezer door middel van verblindend proza of ander verbaal vuurwerk af te leiden van een ernstig logisch gebrek. (Toegeschreven aan Stewart Brand)
Vertel het niet, laat het je lezer beleven (Show, not Tell) Een belangrijk grondbeginsel van effectief schrijven. De lezer moet in staat worden gesteld om natuurlijk te reageren op aanwijzingen die hem in het verhaal worden gepresenteerd, zoals specifieke incidenten en zorgvuldig geobserveerde details. De schrijver moet de lezer dus niet instrueren hoe hij zou moeten reageren. Bijvoorbeeld: in plaats van aan de lezer te vertellen “Ze had een ongelukkige jeugd”, kun je beter laten zien hoe ze door haar vader afgeranseld werd. Pas wel op dat te strikt vasthouden aan “laten beleven” absurd kan worden. Kleine, triviale zaken kun je soms het beste snel even vertellen.
Witte kamer syndroom (White Room Syndrome) Een duidelijk en veel voorkomend teken van het falen van de verbeeldingskracht van de auteur. Je ziet het vooral in het begin van een verhaal, voordat de omgeving, achtergrond en karakters uitgerijpt zijn: “Ze werd wakker in een witte kamer.” De ‘witte kamer’ is een niet ingevulde setting waarvoor de details nog moeten worden bedacht. En de hoofdpersoon ‘wordt wakker’ om een verse gedachtegang te beginnen, net als bij de auteur. Zo’n ‘witte
10
kamer’ opening wordt in de regel gevolgd door een hoop gepieker over de omstandigheden en allerlei overbodige expositie; dat kan in de regel allemaal geschrapt worden.
11
Deel 3: Vaak voorkomende verhaaltypen in workshops Adam en Eva verhaal (Adam and Eve Story) Een deelverzameling van het “Ruige God verhaal” waarin een enorme ramp, de crash van een ruimteschip, enzovoort twee overlevenden oplevert, een man en een vrouw, die Adam en Eva blijken te zijn, de voorouders van de mensheid.
“Arme Ik” verhaal (The “Poor Me” Story) Autobiografisch stuk waarin de hoofdpersoon klaagt dat hij (zij) lelijk is en niemand van hem (haar) houdt. (Toegeschreven aan Kate Wilhelm)
Balkenendeverhaal (The Motherhood Statement) Sciencefictionverhaal dat een onrustbarende bedreiging voor het mens zijn poneert, de gevolgen ervan kortstondig verkent en zich vervolgens haastig terugtrekt in de conventionele, burgerlijke normen en waarden. Greg Egan heeft ooit gezegd dat het geheim van effectieve sciencefiction was om opzettelijk de “Motherhood Statement” (een nietszeggende, clichématige uitspraak over burgerlijke normen en waarden) te verbranden.
Bedrijfsbezoekverhaal (The Steam-Grommet Factory) Didactisch sciencefictionverhaal dat volledig bestaat uit een rondleiding in een grote, gedetailleerde gimmick. Een veel voorkomende techniek in utopieën en dystopieën. (Toegeschreven aan Gardner Dozois)
Dennis Hopper syndroom (Dennis Hopper Syndrome) Een verhaal gebaseerd op een mysterieus stuk wetenschap of folklore, bedoeld om willekeurige bizarre dingen te produceren. Vervolgens valt er een geschift karakter (ideaal gespeeld door iemand zoals Dennis Hopper) het verhaal binnen dat vertelt wat er aan de hand is door het onderliggende mysterie uit te leggen in een lange tirade. (Toegeschreven aan Howard Waldrop)
Deus ex Machina (“God in the Box”) Een miraculeuze oplossing voor het verhaalconflict, die volkomen onverwacht en zonder dat de lezer hem had kunnen voorzien uit de lucht komt vallen en alle voorgaande plotworstelingen irrelevant maakt. Meestal is dit een noodoplossing omdat de auteur zichzelf 12
in een hoek heeft geschreven en geen logische uitweg meer ziet.
Fluitende Hond (The Whistling Dog) Een verhaal dat verteld wordt op zo’n uitvoerige, gedetailleerde, geheimzinnige, ingewikkelde manier dat het indruk wekt door zijn vertelkunst maar dat als verhaal geen fluit waard is. Net zoals een fluitende hond: verbluffend dat het beest kan fluiten – het is alleen niet om aan te horen. (Toegeschreven aan Harlan Ellison)
Genreratjetoe (The Tabloid Weird) Verhaal dat het resultaat is van het verhaspelen van sciencefiction en fantasy stijlelementen of wereldbeelden. Vaak komt dit omdat de auteur het onderscheid niet ziet tussen een rationeel, Newton/Einstein, oorzaak-en-gevolg wetenschappelijk wereldbeeld en een irrationeel, bovennatuurlijk fantasy wereldbeeld. Dus: ofwel de FBI jaagt op de ontsnapte mutant van een geneticalab, ofwel de boortoren heeft de hel aangeboord – maar niet beide in het zelfde verhaal. Ook binnen fantasywereldbeelden moet je nog consequent blijven. Dus ook een “De Yeti versus de Duivel” is een genreratjetoe. Want cryptozoölogie (de Yeti) en Christelijk bijgeloof (de Duivel) passen niet goed bij elkaar. (Toegeschreven aan Howard Waldrop)
Gezellige Ramp (The Cozy Catastrophe) Verhaal waarin gruwelijke gebeurtenissen de hele menselijke beschaving overrompelen, maar waarin de actie zich concentreert op een groepje burgerlijke protagonisten. De essentie is dat de held een hoop lol heeft (met meisjes, luxe hotelkamers en sportwagens die voor het oprapen zijn), terwijl de rest van de wereld de pijp uit gaat. (Toegeschreven aan Brian Aldiss)
“Inclusief alles” verhaal (The Kitchen-Sink Story) Een verhaal dat bezwijkt onder de ideeën omdat de auteur echt elk nieuw idee erin heeft gestopt dat in zijn hoofd sprong tijdens het schrijven ervan. (Toegeschreven aan Damon Knight)
“Net zoals” misvatting (Just-Like Fallacy) Sciencefictionverhaal dat een standaard avonturenomgeving uit de pulpliteratuur neemt en slechts een beetje aanpast. Bijvoorbeeld een ruimteschip dat “net zoals” een oceaanstomer 13
is, inclusief de Schotse machinist. En een kolonieplaneet die “net zoals” Arizona is, afgezien van de twee manen aan de hemel. Ruimtewesterns en futuristische verhalen over keiharde (“hard-boiled”) detectives zijn veel voorkomende varianten hiervan.
Pot chocoladepoeder (The Jar of Tang) “Want wij leven allemaal in een pot chocoladepoeder!” Of: “Want, zie je, ik ben een hond!” Een verhaal zodanig opgebouwd dat de auteur je aan het eind met een gekke verrassing om de oren kan slaan over de setting van het verhaal. Het kwam vaak voor in de oude Twilight Zone teeveeserie. Een zinloos verhaal alleen maar zodat de auteur aan het eind een lange neus kan trekken: “Erin getrapt, stomme lezer!” Bijvoorbeeld het verhaal vindt plaats in een woestijn vol donkerbruin zand, omgeven door een ondoordringbare glazen barrière... Verrassing! Onze helden waren mieren in een pot chocoladepoeder. Er is een verschil tussen een gekunstelde aanname en een echt idee. “Stel dat we allemaal zouden leven in een pot chocoladepoeder?” is een gekunstelde aanname; “Stel dat de bloemenkinderen van de jaren zestig werkelijk hun eigen maatschappij hadden opgezet?” is een idee. Sciencefiction is een literatuur van ideeën, niet van gekunstelde aannames. (Toegeschreven aan Stephen P. Brown) Overigens: wanneer een dergelijk “vreemde omgeving” verhaal niet vertrekt vanaf een gekunstelde aanname, maar vanaf een serieus idee, dan noemen we het een “Verborgen Omgeving”. (Toegeschreven aan Christopher Priest)
Rembrandtstripboek (The Rembrandt Comic Book) Een verhaal waarin een ongelooflijk vakmanschap is verkwist aan een triviaal thema of idee, dat niet het gewicht kan dragen van zo’n dodelijk serieuze artistieke behandeling.
Rotflatverhaal (The Grubby Apartment Story) Verwant aan het “arme ik” verhaal laat dit autobiografische schrijfsel een derderangs, quasibohemien auteur zien die kampt met levensangst in zijn armetierige flatje. In het verhaal spelen vaak de vrienden of workshopmaatjes van de auteur (eventueel licht vermomd) mee (en die vinden dat meestal niet leuk).
Ruige God verhaal (The Shaggy God Story) Een verhaal dat een bijbelverhaal of een ander mythologisch verhaal overneemt en er een sciencefictionverklaring voor geeft. (Toegeschreven aan Brian Aldiss) 14
Slipstreamverhaal (The Slipstream Story) Een gewoon verhaal (zonder fantastisch/speculatief element) dat zo vervreemd is of op zo’n bizarre, onrealistische manier verteld wordt dat het niet meer kan doorgaan voor gewone commerciële fictie en daarom onderdak zoekt onder de paraplu van sciencefiction of fantasy. Vooral postmoderne kritiek en techniek brengen slipstreamverhalen voort.
Wiel opnieuw uitvinden (Re-Inventing the Wheel) Als een auteur enorm zijn best doet om een sciencefictionsituatie te scheppen die al uitentreuren bekend is bij de ervaren lezer. Het wiel opnieuw uitvinden was traditioneel typisch voor auteurs van gewone literatuur die gingen bijbeunen in de sciencefiction. Tegenwoordig komt het vooral voor bij schrijvers die ervaring in de geschiedenis van het genre missen omdat ze tot sciencefiction en fantasy zijn aangetrokken via films, teeveeseries, strips of spellen.
15
Deel 4: Plots Alternatievengeleuter (Bogus Alternatives) Lijst handelingen die een hoofdpersoon had kunnen verrichten maar niet heeft gedaan. Vaak worden alle reden waarom erbij opgesomd. Hiermee stopt de auteur de actie om een gecompliceerd plotprobleem uit te werken ten koste van de lezer. “Als ik met de politie mee was gegaan dan hadden ze het pistool in mijn handtas gevonden. En bovendien wilde ik niet de nacht in de cel doorbrengen. Goed, ik had natuurlijk ook weg kunnen rennen in plaats van die auto stelen, maar dan...” Enzovoort.
“En”-plot (And plot) Schelmenplot waarin dit gebeurt en dan dat en dan weer iets anders... maar die nergens toe leidt.
Gegoochel in het donker (Card Tricks in the Dark) Uitvoerig verzonnen plot die aankomt bij (a) de clou van een privégrap die geen lezer snapt of (b) het etaleren van een opgepikt triviaal weetje dat alleen relevant is voor de auteur. Zo’n stunt kan erg ingenieus en bevredigend voor de auteur zijn, maar is nutteloos voor de lezer. (Toegeschreven aan Tim Powers)
Idiotenplot (Idiot Plot) Een plot die alleen werkt omdat alle hoofdpersonen idioten zijn. Ze gedragen zich precies zoals het de auteur uitkomt, in plaats dat ze hun eigen rationele motieven volgen. (Toegeschreven aan James Blish)
Plotzegeltjes (Plot Coupons) De basisbouwstenen van de queeste plot in de fantasy. De held moet een verzameling plotzegeltjes (meestal Macguffins zoals een sprekend zwaard, een magisch schild, een toverboek, een genezend drankje, enzovoort) verzamelen voor de auteur zodat die het verhaal naar zijn eind kan brengen. Meestal vervangt de auteur zichzelf in het verhaal dan door “De Goden”. Bijvoorbeeld: “De Goden hebben besloten dat onze held op een queeste moet gaan.” In werkelijkheid betekent dit: de auteur heeft besloten dat onze held op een queeste moet gaan totdat de auteur genoeg pagina’s heeft volgepend om een voorschot te casseren. (Toegeschreven aan Nick Lowe) 16
Trojaanse Eenhoorn (Abbess Phone Home) Een gewoon verhaal waarop een gratuit sciencefiction of fantasy element is geplakt, zodat het als sciencefiction of fantasy verkocht kan worden. Bijvoorbeeld: als je in het verhaal van het Paard van Troje het paard door een eenhoorn zou vervangen. De Engelse benaming komt overigens van een verhaal over een middeleeuws klooster dat verkocht werd als sciencefiction door een UFO aan het eind te laten verschijnen.
Tweede orde idiotenplot (Second-order Idiot Plot) Een plot in een bedachte gemeenschap die alleen kan werken omdat elke persoon in die gemeenschap noodgedwongen een idioot moet zijn. (Toegeschreven aan Damon Knight)
Woekerplot (Kudzu plot) Plot waarbij de resolutie van het probleem een verzameling nieuwe problemen oplevert. En de resoluties voor die tweede generatie problemen leveren elk weer een hoop nieuwe problemen op. En de resoluties voor al die derde generatie problemen leveren elk weer... enzovoort. Vaak is dit een teken van slecht schrijverschap, waarbij de lezer zo wordt verstikt in raadsels dat hij het boek uiteindelijk ritueel verbrandt.
17
Deel 5: Achtergrond “Ik heb geleden voor mijn kunst” (en nu is het jouw beurt) (“I’ve suffered for my Art” and now it’s your turn) Een vorm van infodump waarin de auteur de lezer lastig valt met moeizaam tijdens zijn research vergaarde, maar irrelevante stukken informatie. Algis Budrys zei ooit dat de auteur al zijn huiswerk juist moet doen om ervoor te zorgen dat het moeilijke makkelijk lijkt.
Infodump Lang stuk onverteerbare expositie bedoeld om de achtergrondsituatie uit te leggen. Infodumps kunnen vermomd zijn (bijvoorbeeld als nepkranten- of galactische encyclopedieartikelen) of openlijk plaatsvinden (waarbij de auteur de actie stopt en een college gaat staan houden). (Het gebruik van korte, handige, niet-storende infodumps wordt door de Amerikaanse auteurs wel eens “kuttnering” genoemd – naar Henry Kuttner – en het onopvallend verweven van informatie in de basisstructuur van het verhaal wordt wel eens – naar Robert A. Heinlein - “heinleining” genoemd).
Nooit Nergens Verhaal (Nowhere Nowhen Story) Te weinig expositie in het begin van het verhaal stoppen, zodat het verhaal lijkt plaats te vinden in een vacuüm. Zo’n verhaal is leesbaar, maar slaagt er niet in om de interesse van de lezer te wekken. (Toegeschreven aan L. Sprague de Camp)
Ontologische riedel (Ontological riff) Passage die suggereert dat onze diepste overtuigingen over realiteit, ruimtetijd of bewustzijn niet kloppen, technologisch veranderd zijn of in twijfel zijn getrokken. De werken van bijvoorbeeld H. P. Lovecraft, Barrington Bayley en Philip K. Dick staan bol van de “ontologische riedels”.
Oogasme (Eyeball Kick) Levendige, sprekende details die een caleidoscoop van beelden oproepen binnen een barok geschilderde sciencefictionachtergrond. Het was een ideaal van de cyberpunkauteurs om proza te scheppen, volgepropt met oogasmen. (Toegeschreven aan Rudy Rucker)
18
Ordinarius (Stapeldon) Een karakter dat op zijn zeepkist gaat staan om een college te houden (Je moet een probleem niet laten beantwoorden door een Ordinarius, maar laten zien hoe je karakters het probleem proberen op te lossen).
Randen van de ideeën (The Edges of Ideas) Een goede oplossing voor het “infodump” probleem. De gedachte erachter is dat het niet belangrijk is hoe bijvoorbeeld een interstellaire aandrijving werkt (het centrum van het idee). Belangrijk is alleen wat het betekent voor je karakters: ze kunnen binnen een paar maanden naar andere planeten reizen, maar, o ja... ze krijgen daardoor wel hallucinaties aan vorige levens. Een voorbeeld uit het verleden: de natuurkunde, die de televisie heeft mogelijk gemaakt, is het centrum van een idee; op de randen ervan vinden we mensen die veranderen in teeveeverslaafden en mensen die alles ervoor over hebben om op de buis te komen. Infodumps zijn dus meestal onnodig. Belangrijk is om een duidelijk beeld te geven van hoe het leven van de mensen beïnvloed is door hun achtergrond. Dit wordt ook wel genoemd: extrapoleren naar het leven van alledag (“carrying extrapolation into the fabric of daily life.”).
Ruimtewestern (Space Western) Een geval van “Tweedehands Decor” waarbij stijlelementen uit de western zijn geleend (zoals de eenzame vreemdeling die met een atoompistool in zijn heupholster door de klapdeuren de Stanhope bar van de Marskolonie binnenwandelt, waar een aresappelwhiskydrinkende plutopokerspeler hem vertelt dat de Groenhuiden op het oorlogspad zijn).
Tweedehands decor (Used Furniture) Het gebruiken (“jatten”) van een standaard achtergrond. Zo kun je bijvoorbeeld een verhaal schrijven dat in het Star Trek universum speelt, maar waarin alleen de benamingen een beetje veranderd zijn (Bijvoorbeeld de “Federatie” omdopen in de “Unie”).
Volgepropt Intro (Frontloading) Te veel expositie in het begin van het verhaal proppen, zodat het (bijna) onleesbaar wordt. (Toegeschreven aan Connie Willis)
19
“Zoals je weet, Bob” (“As You Know Bob”) Een schrijnende vorm van infodump via dialoog, waarin de karakters elkaar dingen vertellen die ze allang weten, enkel en alleen om de lezer ervan op de hoogte te brengen. (Ook bekend als een “Rod and Don dialogue”, toegeschreven aan Damon Knight, of een “maid and butler dialogue”, toegeschreven aan Algis Budrys).
20
Deel 6: Karakter en Perspectief Clownsneusbeschrijving (Funny-hat characterization) Als een karakter zich onderscheidt door één enkel identificerend kenmerk, zoals een vreemd hoofddeksel, een mank been, een lispelende manier van praten, een papegaai op zijn schouder, enzovoort.
Mevrouw De Bruin (Mrs. Brown) De kleine, onderdrukte, buitengewoon gewone persoon die toch iets vitaals en belangrijks representeert wat betreft het mens zijn. “Mevrouw De Bruin” is een schaars personage in de sciencefiction, dat vaak wordt overschaduwd door uitslovende standaardkarakters, gemaakt van verguld bordkarton. In een beroemd essay (“Science Fiction and Mrs. Brown”) keurde Ursula K. Le Guin het gebrek aan Mevrouw De Bruins in de sciencefiction af. (Toegeschreven aan Virginia Woolf)
Perspectieffout (Viewpoint glitch) Als de auteur het perspectief uit het oog verliest, van perspectief wisselt zonder goede reden, of iets vertelt dat zijn perspectiefkarakter niet kan weten.
Standaardkarakter (Submyth) Klassieke karaktertypes die nog net geen archetypes zijn. Bijvoorbeeld: de gekke wetenschapper, de dolle supercomputer, het emotieloze, superrationele buitenaardse wezen, het wraakzuchtige mutantenkind, enzovoort. (Toegeschreven aan Ursula K. Le Guin)
21
Deel 7: Diversen (AM/FM) Ingenieursterm die de in werkelijkheid lompe storingsgevoeligheid van echte machines (“Actual Machines”) onderscheidt van fantastische technodromen (“Fucking Magic”).
Consensusrealiteit (Consensus Reality) Term voor de werkelijkheid waarover de meerderheid van de moderne, normale mensen het doorgaans eens zijn dat ze erin leven (tegenover de werelden van bijvoorbeeld creationisten, semiotici of kwantumfysici).
Intellectuele geilheid (Intellectual sexiness) De prikkelende bekoring van een nieuw wetenschappelijk idee, los van alle daadwerkelijk intellectuele merites die het misschien ooit heeft.
Kolderfabriek (The Ol’ Baloney Factory) Schertsende bijnaam voor het genre als publicerend en promotend geheel in het handelsverkeer.
22