Een (al dan niet virtuele)
genealogische wandeling op het Kiel en het Wilrijkse Plein
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Vertrek aan de “Dikke Mee” Fortje 6 & Minerva Kruishofstraat - OS 1920 & WT 1930 Sint Bernardse Steenweg met “den Tir” Jongensschool Pierenbergstraat De Bosschaertstraat 104 en 124 Wittestraat 106 Beerschotstraat 18 De “blekke school” en meisjesschool Speerstraat De Bosschaertstraat 289 Abdijstraat 232 en Kruisstraat Kruishofstraat 160 Het Wilrijkse plein
De hoofdrolspelers : woonde op het Wilrijkse Plein / het Kiel tussen:
Florentine Alexandre Leunis Barentsen Albert Barentsen
†
gedurende:
Vieuxville
►
1892 - 1944
Middelburg
►
1909 - 1945
►
Logne
36 jaar
°
1915 - 1947
►
Lange Lozanastraat
32 jaar
44 jaar
Florentine
Leunis
Albert
1
Vertrek aan de “Dikke Mee”
Rond 1900
Van voor 1900 bevindt zich op de hoek van de Beukenlaan en de Eglantierlaan de afspanning “Dikke Mee”. Met zijn “speelhof” is het één van de meest populaire plekken in Antwerpen om in de vrije tijd naar toe te gaan, vaak in combinatie met een wandeling in het Nachtegalenpark. Vanuit de stad komen de mensen op zondag met tram 5 van de Groenplaats via de Nationalestraat en de Lange Lozanastraat. Van op het Kiel is het een mooie zondagswandeling van een tweetal kilometer langs de zuidkant van het Wilrijkse Plein tot aan de Dikke Mee. In 1913 wordt de oude Dikke Mee helemaal verbouwd tot een nieuw café :
Onder deze vorm kunnen Florentine en Leunis café de Dikke Mee gekend hebben. Of ze tijdens de periode 1914 - 1945 deze afspanning soms ook echt als zondagsdoel hadden, al dan niet met de kinderen, daarover weten we niets.
Misschien kwam vader Albert Alexandre hier wel tussen 1891 en 1913 af en toe in de oude Dikke Mee, al dan niet met vrouw en dochter Florentine? Amper 700m van de kazerne… We weten het niet.
In 1956 wordt de Dikke Mee afgebroken om plaats te maken voor een appartementsgebouw. 40 jaar later, in 1994, wordt het politiekantoor aan de ingang van het Nachtegalenpark verbouwd tot een café-restaurant dat, ter herinnering aan de oude overbuur, ook de naam “Dikke Mee” krijgt.
Maar nu op weg voor onze genealogische wandeling. We volgen de Gérard le Grellelaan richting stad tot aan de hoek met de Vogelzanglaan. Vooraleer we links de Vogelzanglaan indraaien richting het Kiel, kijken we aandachtig richting stad: 300 m voor ons, juist links naast de brug over de ring, zien we het roodbakstenen “Fortje 6” liggen, 22 jaar lang de woonplaats van Albert Alexandre met zijn dochter Florentine. 400 m verder in dezelfde richting, zien we boven de met gras begroeide Brialmontomwalling, de imposante gebouwen van de “Minerva-fabriek” uitsteken. Van aan de Karel Oomsstraat tot rechts achter de Wilrijkse Poort, die we in het verlengde van de oude Le Grellelaan langs de huidige Dikke Mee (ooit Parklaan) zien staan. De fabriek waar Leunis 20 jaar werkt, eerst als klerk in het magazijn, daarna al boekhouder.
Fortje 6
Minerva
2
1855
1860
Fortje 6 & Minerva
Toen Antwerpen zich in de 19° eeuw sterk ging uitbreiden buiten de “Spaanse vesten”, werden rond 1850 een 7-tal kleine forten (“fortins”, “fortjes”) gebouwd ter verdediging van de groeiende stadswijken Borgerhout en Berchem. Als 10 jaar later Antwerpen wordt uitgebouwd tot het “Nationaal Réduit” en de grote Brialmontversterkingen worden gebouwd, verdwijnen enkele van deze fortjes. Fortje 6 blijft bestaan en wordt opgenomen in de Brialmont-vesting waar het dienst blijft doen als kazerne. 1875
Kiel
Even een stukje familiegeschiedenis om Fortje 6 binnen onze genealogische wandeling te kunnen situeren: Albert Alexandre (°1861), de vader van Florentine, is achterkleinzoon van een Brusselse staatsambtenaar die door de Napoleontische administratie in 1805 naar het Département de l’Ourthe wordt gestuurd om er de gemeenten te begeleiden bij het invoeren van de nieuwe Code Napoleon en de bevolkingsadministratie. Deze Charles Alexandre, de overgrootvader van Albert, betrekt het landhuis aan de Fourneau de la Forge in Mormont. Zijn jongste zoon, Marcellin Alexandre (°1809), de grootvader van Albert, zal in La Forge opgroeien en twee maal huwen. Bij het eerste huwelijk gaat hij in Aisne wonen, bij het tweede in Heyd. Hij is er onderwijzer en gemeentesecretaris en wordt ook “légiste”, rechtskundige. De wetgeving heeft hij uiteraard van zijn vader geleerd. Hij staat in de hele streek en tot zelfs in Luik bekend als “Maître Alexandre”. Uit zijn eerste huwelijk heeft Marcellin een dochter, Marie Marguerite Alexandre (°1832), die verloofd is met een beroepsofficier van hoge afkomst. Hubert de Grandmaison, heet die man. Maar het huwelijk gaat in extremis niet door en Marie Marguerite wordt ongehuwde moeder van een zoon Albert. Albert “Alexandre” dus, het had ook Albert “de Grandmaison” kunnen zijn…
Albert Alexandre groeit op in Aisne en in Heyd, vervult zijn legerdienst in Luik, waar hij een administratieve taak krijgt toegewezen, en zoekt daarna werk. Na een paar jobs her en der, belandt hij in Vieuxville, waar hij Mélanie Paulis leert kennen. Ze gaan trouwen maar hebben geen centen… Albert vertrekt daarom naar de nieuwe Congo Vrijstaat van Leopold II waar hij 3 jaar als officier in de Compagnie d’Administration te Boma (toen hoofdstad van Congo) geld verdient en spaart. Mélanie verdient ondertussen haar deel van het geld als Institutrice de Couture in de gemeenteschool van Vieuxville. Terug in België, huwt Albert Alexandre in 1890 zijn Mélanie Paulis. Nog hetzelfde jaar wordt dochtertje Florentine Alexandre geboren in hun huisje in de Truchette te Vieuxville.
Albert zoek een tijdje vruchteloos een geschikte job en zal uiteindelijk zijn oude legeroverste van Luik aanschrijven om te bemiddelen bij het zoeken naar een baan in het leger. De man is ondertussen Kolonel Commandant van het 5° regiment Artillerie geworden, gelegerd in het Nationaal Réduit in Antwerpen. Hij wil een bekwame administratieve kracht als Albert graag in dienst nemen als zijn persoonlijke secretaris. En zo verhuizen Albert Alexandre (30 jaar) en Mélanie Paulis (35 jaar) met dochtertje Florentine (1 jaar) in 1891 naar Antwerpen. Albert wordt “Wachtmeester-Secretaris van het 5° regiment Artillerie” dat gekazerneerd is in het Fortje 6.
Rond 1900 : Albert poseert … Nee, geen heldhaftige generaal, wel een bekwame secretaris die heel erg goed is in zijn administratieve werk!
Florentine woont van 1891 (1 jaar oud) tot 1913 (23 jaar oud) in Fortje 6 : 2,5 jaar
4 jaar
6 jaar 16 jaar
17 jaar 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar
Moeder Mélanie overlijdt op 37-jarige leeftijd. Florentine zal daarom tot haar 6 jaar veel bij grootmoeder Anne Joseph Fagnoul in Vieuxville verblijven. Vader Albert hertrouwt met Thérèse Pacquot uit Scherpenheuvel. De stiefmoeder verzorgt Florentine goed maar zonder enige vorm van hartelijkheid. Florentine gaat naar de gemeenteschool waar ze vlot Vlaams leert spreken. Stiefmoeder Thérèse overlijdt. Florentine gaat naar de Staatsnormaalschool in Brugge. Ze verblijft er 3 jaar tijdens het schooljaar op internaat. Albert huwt met Hortense Gaspard uit Jemelle. Bij Albert en Hortense wordt zoontje Marcellin geboren. Een 19 jaar jonger stiefbroertje van Florentine. Florentine haalt in Brugge het diploma van onderwijzeres en gaat nu voor 2 jaar naar de Ecole Normale de l’Etat in Luik. een tweede stiefbroertje voor Florentine, Albert. Florentine haalt in Luik het diploma van regentes voor de vakken Frans en Engels.
Eind september 1913: Florentine kan aan de slag als onderwijzeres in de “Blekke School” aan de De Bosschaertstraat op het Kiel. Ze woont nog steeds in Fortje 6. Begin december 1913: vader Albert is op pensioen gesteld en verhuist met Hortense en de twee zoontjes naar Jemelle. Florentine verhuist naar een kamer in de Wittestraat op het Kiel. Een goede twee maanden gaat Florentine elke dag heen en weer van Fortje 6 over het Wilrijkse Plein naar het Kiel. Over dit alles en het prachtige “verhaal van het Wilrijkse Plein” vertellen we straks veel meer op het einde van de Abdijstraat...
1
Hier achter de kersenboom wonen de Alexandre’s.
foto 1 foto 2
2
Bevolkingsregister 1913 : Florentine is “gemeenteonderwijzeres” geworden.
Albert, Hortense en de 2 kleine jongens vertrekken begin december 1913 naar Serinchamps bij Jemelle. Florentine komt na Wittestraat en huwelijk in 1914 in de Kruishofstraat 160 terecht.
De ligging van Fortje 6 in 2015 : Op de Ring, net naast de brug van de Gérard Le Grellelaan…
Aan de stadszijde van de Brialmontomwalling ligt de Minerva-fabriek. Aan de Karel Oomsstraat wordt in 1987 een fabriek voor motorfietsen opgericht, die in 1904 auto’s begint te bouwen. Luxueuze, goed afgewerkte, snelle, op maat gemaakte Minervaauto's. Al snel kent het begoede deel van de wereldbevolking Minerva. Leden van koningshuizen, mensen van adel, filmsterren en grote bedrijfsleiders uit alle continenten rijden rond in een Minerva uit Antwerpen. De enige concurrent van formaat is Rolls-Royce.
1 2
Rond 1910 - 1600 personeelsleden.
2
Rond 1920 - Minerva heeft nu 6500 werknemers.
1
Leunis Barentsen, zoon van Joost Barentsen en Suzanna Barentsen uit Middelburg, komt in augustus 1909 naar Antwerpen en vindt hier bij Minerva werk als klerk in het magazijn. Hij zal daarom op het Kiel komen wonen en er een paar jaar later Florentine Alexandre ontmoeten. Het mooie verhaal vol toevalligheden van hoe Leunis op het Kiel terecht komt zullen we verderop vertellen als we voor het huis in de Beerschotstraat 18 staan. Daar situeert zich het mysterieuze begin van alles…
In 1913 wordt Leunis boekhouder bij Minerva en zal dat blijven tot 1929. Hij ziet dan dat het bedrijf in moeilijkheden komt en zal na 20 jaar Minerva-dienst overstappen naar de bank Crédit Maritime aan de Graanmarkt in Antwerpen. Daar zal hij 15 jaar kassier zijn tot aan zijn pensioen begin 1944. De jaren 20 zijn de gouden jaren voor Minerva maar het bedrijf volgt onvoldoende de nieuwe methodes voor serieproductie waardoor de productiekost te hoog oploopt en als de New Yorkse beurs in 1929 crasht, waardoor een wereldwijde economische crisis ontstaat, daalt de vraag naar dure Minerva-auto’s dramatisch. In 1934 gaat Minerva ten onder. Het bedrijf wordt door autofabriek Imperia uit Verviers gekocht en zal een beperkte doorstart kennen als nieuwe Minerva-fabriek die in licentie terreinwagens bouwt van Land Rover aan de Vredebaan in Mortsel.
De fabriek zal tijdens de 2de wereldoorlog gebruikt worden door de Duitse bezetter als "Frontreparaturbetrieb Erla VII" voor de opslag en fabricage van vliegtuigonderdelen en is daardoor het doel van een groot Amerikaanse bombardement op Mortsel op 5 april 1943. Een droevig einde voor de eens wereldvermaarde Minerva-fabriek…
3
Kruishofstraat -- OS 1920 & WT 1930
Op weg nu naar het Kiel. We gaan langs de Vogelzanglaan (dwars over het Wilrijkse Plein), steken de Jan van Rijswijcklaan over, nemen de Beschavingstraat tot aan de Camille Huysmanslaan en draaien daar linksaf. Tot aan WO1 is dit een agrarisch gebied met verspreid een aantal boerderijen en hier en daar kleine werkmanshuisjes. Door het gebied loopt de Kruishofstraat, een aardeweg die in het verlengde van de Lange Elzenstraat, Antwerpen verbindt met Wilrijk via het Kruishof. In 1860 is de weg doorgesneden door de Brialmontvestingen en moet er omgelopen of gereden worden langs de Boomse Poort of de Wilrijkse Poort. In 1912 wordt door stadsarchitect Lemeunier een urbanisatieplan uitgewerkt om hier een nieuwe zuidelijke stadswijk buiten de vesten te doen ontstaan. Tegen 1920 wordt als eerste fase de Jan Van Rijswijcklaan geleidelijk van aan de Driehoek doorgetrokken tot aan de Olympiadelaan. Op die manier wordt er een vlotte verbinding naar de Olympische Spelen van 1920 in het Beerschotstadion gecreëerd. De volledige uitwerking van het urbanisatieplan in het gebied hier tussen de Van Rijswijcklaan en de Boomse Steenweg zal pas na 1930 aangevat worden, nadat er in 1930 een wereldtentoonstelling plaats vindt. De Olympische Spelen van 1920 : Op de gronden van het oude Beerschothof, achter de De Bosschaertstraat, wordt de paardenrenbaan omgebouwd tot een atletiekstadion met een monumentale toegangspoort. De spelen worden georganiseerd dankzij een financiering door diamantairs en reders.
29 landen nemen deel. Maar na de feestelijke opening door koning Albert, blijft het stadion zo goed als leeg. De prijzen zijn te hoog, het weer is slecht en de Antwerpenaren interesseren zich niet aan atletiek, ze komen alleen kijken naar voetbal en worstelen. Het organisatiecomité gaat halverwege de spelen dan ook failliet. Het zwemmen gebeurt in het water van de vesten. De deelnemers beklagen er zich over dat het water pekzwart is en stinkt en dat er ratten naast hen meezwemmen… Of Leunis en Florentine naar één of ander sportevenement van de OS gaan kijken, weten we niet, maar het is weinig waarschijnlijk. Leunis gaat misschien naar de finale van het voetbal? De enige gouden medaille die België wint! Maar dat heeft dan weer alles te maken met het “halverwege de wedstrijd boos weglopen” van de Tjechische tegenstander… De wereldtentoonstelling van 1930 : Veel succesvoller verloopt de grote wereldtentoonstelling in 1930. De derde in Antwerpen na 1885 en 1894 (die plaatsvonden op de gronden van de gesloopte citadel op het Zuid).
De grote verticale as met het ronde punt wordt na de WT de Camiel Huysmanslaan. De grote inkompoort op de Jan Van Rijswijcklaan verdwijnt en de straat wordt rechtgetrokken. De grote horizontale as wordt de Jan de Voslei. Het Paleis van de “Vlaamsche Kunst” wordt, zoals vooraf gepland, de Christus Koningkerk.
Na 1930 wordt het terrein van de wereldtentoonstelling dus omgevormd tot een stadswijk die vrij snel volgebouwd geraakt. Buiten de reeds genoemde Christus Koningkerk, vinden we hier in de “tentoonstellingswijk” nog een ander souvenir van de tentoonstelling: als je de Beschavingsstraat even verder noordwaarts door zou lopen, kom je uit op een driehoekig restant (een “lunet”) van het Brialmont-vestingswater. Dit water is ook duidelijk te zien op het WT-plan op de vorige pagina. Binnen deze waterdriehoek ligt het paviljoen van Engeland met twee toegangsbruggen in Art Deco stijl. Deze bruggen bestaan vandaag nog en werden zelfs recent gerestaureerd.
Leunis en Florentine en ook de 15-jarige Albert komen regelmatig naar de expositie. Dat weten we omdat Leunis schrijft dat ze een abonnement genomen hebben. In een tijd zonder tv, internet en andere media is zo een blik op de wereld dan ook iets buitengewoons! En dan nog wel op wandelafstand van thuis… Opmerkelijk detail op het plan: in het Franse paviljoen werd het Fortje 7 geïntegreerd. De fortjes hebben dus zeker nog tot 1930 bestaan. Ook op een kleine foto van na de afbraak van de expo, zien we Fortje 7 nog altijd naast de Art Deco brug staan :
We lopen verder langs de Camille Huysmanslaan, steken de Jan De Voslei over, gaan op de Boomse Steenweg even rechts en direct terug naar links naar het Kielpark. We zijn nu echt op het Kiel. Langs de rand van het Kielpark gaan we verder in de richting van de Sint Bernardse Steenweg.
4
Sint Bernardse Steenweg met “den Tir”
De Kil was een inham van de Schelde met mogelijk een kleine haven ter hoogte van de huidige Sint Jansvliet. Bij de stadsuitbreiding rond 1200 wordt deze inham gebruikt als begin van de Sint Jansvliet – Steenhouwersvest – … Kil, Kyle, Kiel wordt dan de naam voor het gebied buiten deze stadsuitbreiding. De Sint Michielsabdij, de scheepswerven van Napoleon, de citadel en de Brialmont-omwalling schuiven dit toponiem steeds verder naar buiten tot het uiteindelijk samenvalt met het gebied Bernescot. Een scot is in Frankisch Germaans een schot, een afscheiding, een afperking, een afgeschermd gebied waarin vee gehouden wordt. Een bern, beer is een varken, een everzwijn. De term wordt nu nog altijd gebruikt maar alleen voor een mannetjesvarken. Samengevat: Bernescot, geëvolueerd tot Beerschot = “een afgeschermd gebied waar varkens gehouden worden”. In 1850 is het Kiel nog een agrarisch gebied met verspreid een aantal boerderijen en een paar 17de eeuwse hoven: het Beerschothof, het Hof van Waarloos en centraal het grote Prelaatshof (ook St. Michielshof genoemd).
Het Kiel rond 1850. In de cirkel het geplande Fortje 6
Door het gebied loopt al sinds de 17de eeuw de Sint Bernardse Steenweg die Antwerpen via Hoboken met Hemiksem, Schelle en Niel verbindt. De naam verwijst naar de Sint Bernardus abdij in Hemiksem.
Bij het naderen van de Sint Bernardse Steenweg zien we rechts het Kielpark:
Van 1786 tot 1935 was dit het “Kielkerkhof”, het grote kerkhof van Antwerpen.
De toegangspoort tot het Kielkerkhof.
De eerstgeborene bij Florentine en Leunis is Albert in 1915. Een jaar later wordt een dochtertje Suzanna geboren. Als ze 1 jaar oud is, sterft ze op enkele dagen tijd ten gevolge van een darminfectie. Suzanna wordt hier op het Kielkerkhof begraven. Voor Florentine is dit het grootste verdriet dat ze in haar leven moet verwerken. Jarenlang komt ze regelmatig even naar het kerkhof hier. En elke ziekte van de kinderen zal steeds paniek veroorzaken… In 1935 wordt het Kielkerkhof gesloten en worden veel graven overgebracht naar het nieuwe stedelijke kerkhof in de tuinen van het Schoolselhof. Op de gronden van het kerkhof wordt het Kielpark aangelegd.
Naast het kerkhof heeft de “stedelijke dienst parken en plantsoenen” een bloemenkwekerij. Daar wordt in 1912 ook een grote orangerie gebouwd die in 1952 tot stadsfeestzaal wordt omgevormd. Vanaf 1870 wordt het Prelaatshof verkaveld en verrijst op deze gronden, tussen de Sint Bernardse Steenweg en de Boomse Steenweg, het huidige Kiel met de Abdijstraat als hoofdader. In 1907 wordt het Waarlooshof verkaveld en in 1920 het Beerschothof. Begin 20ste eeuw wordt het Kiel een steeds dichter bevolkt gebied en begint te verstedelijken.
Rond 1900 is het Kiel aan het verstedelijken.
In 1880 verschijnt tegenover de Abdijstraat, het indrukwekkende complex van de stedelijke schietbaan, de zogenaamde “tir à la cible”, kortweg “den tir”, dat sindsdien de Sint Bernardse Steenweg domineert. De stedelijke burgerwacht (“garde civique”) houdt hier wekelijks zijn schietoefeningen.
De “burgerwacht” ontstaat tijdens de Belgische revolutie in 1830 om de orde te handhaven. Ze is georganiseerd op stedelijk niveau. Vooral vrijgezellen, vrijgesteld van het leger, trekken wacht op, voeren patrouilles uit ter bescherming van personen en eigendommen en staan in voor de orde tijdens stakingen. Op zondagmorgen worden er schietoefeningen gehouden. De opgedane ervaring blijft echter minimaal en het gebrek aan discipline is legendarisch. De bevolking neemt de “garde civique” dan ook niet au sérieux en bestempelt ze als “operettenleger van zondagssoldaten”. In 1914 verdwijnt de burgerwacht geruisloos omdat de Duitsers hen beschouwen als terroristen of sluipschutters.
Achter het poortgebouw vinden we tot 1914 de langwerpige schietbaan: een grote put met daar omheen een hoge dijk die aangelegd is met de uitgegraven grond. In de put zijn op verschillende afstanden doelen aangebracht. De dijk moet de omgeving beschermen tegen kogels en geluidsoverlast.
Na de oorlog, in 1919, wordt op de gedempte schietbaan een stedelijke handels- en nijverheidsschool (heet nu “technische school”) gebouwd. Het is in deze “school van den Tir” dat Florentine, na 20 jaar onderwijzeres ten zijn geweest in de “Blekke School” (daar komen we straks langs), 10 jaar lang als taallerares Engels (en waarschijnlijk ook Frans) voor de klas zal staan bij meisjes van 15 tot 18 jaar. Van 1933 tot 1943. Florentine is dan 43 tot 53 jaar oud. Achter de koude en stoere militaire voorgevel, heeft de schietbaan nu plaats gemaakt voor grote, vriendelijke klasgebouwen rond een speelplaats met veel groene aanplantingen.
Dat zien we tenminste op enkele kleine plaatjes in het stadsarchief :
De algemene vakken worden in de voormiddag gegeven, de praktijkvakken in de namiddag. Florentine is dan ook ’s namiddags altijd vrij. De school breidt steeds uit en in 1939 worden de gebouwen aan de Sint Bernardse Steenweg uitsluitend jongensschool. Flore verhuist naar de Van Peenestraat, schuin achter den Tir en zal daar de laatste 5 jaar van haar carrière les geven in de nieuwe gebouwen voor de meisjesschool. Het heeft geen zin van de Schijfstraat in te lopen naar de Van Peenestraat. Het nieuwe schoolgebouw is onzichtbaar want volledig ingebouwd in een huizenblok met rondom huizen zonder tuin. Aan het nummer 4 van de Van Peenestraat is er een eerder kleine en onopvallende schoolpoort. Alleen vanuit de lucht is de school zichtbaar…
Vandaag bestaat de “school van den Tir” niet meer. Op de terreinen van de schietbaan en de school staat nu een winkelcentrum. De monumentale voorgevel bleef bewaard. Binnen moet je proberen je verbeelding aan te spreken om je de klaslokalen en de speelplaats voor te stellen. Hier liep Florentine rond en stond ze voor de klas …
Tijdens de Antwerpse Kermisweek in augustus van de 20-er en 30-er jaren vindt er op de Sint Bernardse Steenweg en in de Abdijstraat steeds een braderij met grote feestelijkheden plaats. Een traditie die 80 jaar later blijkbaar nog altijd bestaat…
5
Jongensschool Pierenbergstraat
We verlaten de Sint Bernardse Steenweg en wandelen de vaak drukke Abdijstraat in. De “Meir van het Kiel”, noemt men ze ook. De eerste dwarsstraat is de Pierenbergstraat, genoemd naar een zandheuvel die zich hier voor de verkaveling van het Kiel bevond. Op de hoek van de Abdijstraat met de Pierenbergstraat, staat de stedelijke lagere jongensschool die iedereen kent als “de Pierenbergstraat”.
De gevel van de jongensschool langs de Abdijstraat.
Het hoekgebouw behoort niet tot de school, het is het politiebureel van het Kiel.
De Pierenbergstraat richting Beerschot. Links, over het kruispunt met de Abdijstraat, de gevel van de school.
Enkele plaatjes van op de speelplaats.
Albert zit in 1921 voor zijn eerste leerjaar op de Blekke school bij Florentine in de klas. Jongens en meisjes zitten daar samen. Hier in de Pierenbergstraat loopt hij school van het 2de tot het 6de leerjaar. Van 1922 tot 1927. Daarna volgt hij hier ook het 7de en 8ste leerjaar. Het 7de en 8ste leerjaar werd in 1914 samen met de leerplichtverlenging tot 14 jaar ingevoerd. Kinderen die op hun 12 jaar nog niet naar de vakschool (nu ‘BSO’) of de nijverheidsschool (nu ‘TSO’) wensen te gaan, volgen deze twee leerjaren. Eigenlijk niets anders dan wat nu de ‘middenschool’ heet. Het is in dit 7de en 8ste leerjaar dat Albert in dezelfde klas zit als Fons Schellens. Ze zullen vrienden blijven voor het leven. In 1929 stapt Albert, op sterk aandringen van Florentine, naar de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen om er “bouwkunde” te gaan studeren. Na het 3de tot 6de jaar academie en een aanvullend 7de jaar haalt Albert het diploma van Architect. Zijn eerste werk als gediplomeerd bouwmeester is de verbouwing in 1934/35 van het huis in Logne: de uitbouw van de zolder boven de zitkamer tot een grote en een kleine slaapkamer met veranderingen aan het dak. Albert kan van 1935 tot 1938 (20-23 jaar oud) aan het werk bij architect Kaplanski in Antwerpen. De periode is onderbroken in 1937/38 voor zijn legerdienst. Hij verblijft in de Schoolcompagnie in Antwerpen, is elke dag vrij tussen 18 en 22 uur en kan zo reeds cursussen aan het “Hoger Instituut voor Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde” in Antwerpen gaan volgen. In februari 1939 (24 jaar) treedt Albert in dienst als tekenaar bij de dienst der militaire gebouwen in Brussel. In mei 1940 verblijft hij gedwongen een aantal maand in Zuid-Frankrijk en wordt vanaf oktober 1940 tewerkgesteld in Brugge. Vanaf 1944, bij zijn terugkeer naar Antwerpen, gaat hij verder cursussen volgen aan het Hoger Instituut, waar ondertussen ook een zekere Els Janssen uit de Langstraat in Borgerhout student is…
In de winter van 1944/45 vallen en V-bommen op Antwerpen. Ook op het Kiel. Op 20 december, even na de middag, valt een V-bom op de school van de Pierenbergstraat. Er zijn geen kinderen op school maar er vallen veel slachtoffers in de omgeving en de schade is groot. De inslag gebeurt op 50 m van de De Bosschaertstraat 104. De enkele huizen tussen de school en het huis Barentsen vangen de grootste drukgolf op en de structuur van het huis is niet geraakt maar toch is er aanzienlijke schade : alle ramen en vensters, de voordeur en alle binnendeuren zijn met hun lijst weggeblazen. Met uiteraard ook veel schade aan het meubilair. We wandelen ondertussen verder de hoek van de Pierenbergstraat om naar het huis aan de De Bosschaertstraat 104. Even een half jaar terug, naar mei 1944. Bij Leunis is in de zomer van 1942 de longziekte TBC (Tuberculose) vastgesteld. Eind 1943 is hij daarom, na een aantal perioden van ziekteverlof, definitief gestopt met werken op kantoor. De lucht in de stad is sterk vervuild door de huisverwarming op steenkool. In de oorlogsjaren is de kwaliteit van de kolen slecht en dus die van de lucht nog slechter. Florentine is in de zomer van 1943 vervroegd op pensioen gegaan om samen met Leunis naar de goede lucht van Logne te verhuizen. Logne is in hun gedachten altijd het paradijs geweest waar ze nog vele jaren hun “oude dag” zouden gaan doorbrengen. Nu komt die tijd er aan, vroeger dan oorspronkelijk gedacht. De kinderen zijn oud genoeg om onder elkaar hun plan op het Kiel te trekken en regelmatig komen ze uiteraard een paar dagen of een paar weken in Logne wonen. Op weg naar Logne, ter hoogte van Luik, krijgt Florentine een “bloedopdrang” (wellicht een massieve hersenbloeding). Ze ligt nog enkele dagen in coma in een kliniek in Luik en overlijdt dan. Ze is slechts 54 jaar oud. Flore wordt te Vieuxville begraven. Leunis kan niet alleen in Logne blijven en keert terug naar het Kiel. Nu het huis op het Kiel door de bom-inslag onbewoonbaar is geworden, wil Leunis vooralsnog in het huis van Logne gaan wonen. Zijn zus Suze is gezelschapsdame bij een vrouw in Bussum maar ze is bereid van onmiddellijk haar baan op te zeggen om bij haar broer Leunis in Logne te gaan wonen. Zo verhuist Leunis begin 1945 definitief naar Logne en zal daar samen met Suze nog 10 jaar doorbrengen. Naast de aanleg en het onderhoud van de tuin, is zijn belangrijkste bezigheid het opzoekwerk in de gemeenteregisters en het schrijven van de boeken met de familiekronieken. Dank zij die boeken, en ook de vele brieven tussen Logne en het Kiel, weten we nu zo veel te vertellen over onze genealogische voorgeschiedenis hier in deze wijk buiten Antwerpen.
6
De Bosschaertstraat 104 & 124
1910 : 1913 : 1914 : 1917 : 1918 :
Leunis woont 4 jaar op een kamer in de Abdijstraat 232. Florentine woont 1 jaar op een kamer in de Wittestraat 106. Florentine & Leunis trouwen en wonen 3 jaar in de Kruishofstraat 160. FL & L wonen 1 jaar in de De Bosschaertstraat 124. FL & L wonen 3 jaar in de De Bosschaertstraat 289.
Al deze woningen worden gehuurd. We komen er bij het vervolg van de wandeling nog overal even langs. 1921 : Florentine & Leunis kopen het huis in de De Bosschaertstraat 104. Koopsom + kosten (1921) = 25.800 frs. Lening afbetaald in 20 jaar (1941). Nummer 104 wordt vanaf 1921 voor 25 jaar het “epicentrum” van het leven van de familie Barentsen op het Kiel. Hier lopen dagelijks de ouders met hun 4 kinderen en de eerste 10 jaar ook Omoe, de moeder van Leunis, en Suze, zijn jongste zus, de voordeur binnen en buiten … Als ze er komen wonen is Florentine 31, Leunis 37, Albert 6, Suze 3, Leo 1, Omoe Suzanna 67 en tante Suze 27 jaar oud. Mela wordt in 1923 hier geboren. Dankzij de Omoe als oppas bij de kinderen, kunnen Florentine en Leunis in 1924 een fietstocht door de geboortestreek van Flore maken. Leunis wordt ook op slag verliefd op de Ourthestreek en Vieuxville. Ze vragen Ernest en Leonie uit te kijken naar een huisje dat te koop komt. 1925 : Florentine & Leunis kopen het huis nummer 40 in Logne. Vanaf nu zijn er 2 “epicentra” waar het leven van de familie Barentsen zich afspeelt: De Bosschaertstraat = school, werken, … ~ Logne = vakantie, buiten, vrij, … Tijdens de vakantieperiodes zijn er vanaf nu wel steeds één of een paar familieleden in Logne en een paar op het Kiel. Uiteraard ook weer dankzij de Omoe en tante Suze die altijd de “ouderloze” kinderen opvangen. In beide richtingen worden veel brieven geschreven die voor een groot deel bewaard zijn gebleven en die heel wat informatie geven over het leven aan weerszijden.
De foto hierboven dateert van 1947. Het is de gevel die door Albert werd ontworpen bij de herstellingen na de schade door de bominslag in 1944. We zien nu (anno 2015) dat, op het verdwijnen van het ijzersmeedwerk aan de vensters na, de gevel van 1947 nog onveranderd bestaat. Hoe de gevel er tot december 1945 uitzag, daarover hebben we niet de minste aanwijzing. Er bestaat een bouwdossier (van de hand van Albert) in het Felixarchief, waarin er zeker een tekening of foto van die oude gevel te vinden moet zijn, maar door auteursrechten kunnen we dat dossier de eerste 10 jaar nog niet inkijken.
▲ ▼
Florentine is in 1914 door haar huwelijk met een Hollander, ook Hollandse geworden. De kinderen krijgen door de Hollandse vader bij de geboorte ook automatisch de Hollandse nationaliteit. In het begin is die nummer 104 dus een echt “Hollands nest”… Door een wet van 1919 kunnen echtgenote en kinderen door een eenvoudige aanvraag terug Belg worden. Leunis zelf wordt door naturalisatie Belg in 1935.
In het huis worden in 1928 elektriciteits- en gasleidingen aangelegd en in 1932 zal de waterleiding de pomp vervangen. In 1931 wordt de keuken vergroot. Op het plan van die veranderingswerken zien we dat de grootte van de woonkamer slechts 3,50 m x 3,20 m bedraagt. De keuken bedraagt aanvankelijk 3,45 m x 3,10 m. En er wonen 8 mensen (4 volwassenen, 4 kinderen) in huis. Na 1931 (Omoe en Suze zijn dan vertrokken), vergroot de keuken naar 3,45 m x 4,80 m. Van de 1ste verdieping hebben we geen plattegrond uit die tijd maar wel een plannetje van een immowebsite van nu. Een smalle trap leidt naar 2 slaapkamers. Volgens diezelfde immo-plannetjes is er ook een – van op straat niet zichtbare – 2de verdieping onder het dak. Hier bevinden zich nog 2 kleine slaapkamers. Waarschijnlijk de ouders en omoe & suze op de 1ste verdieping, de meisjes en jongens elk een kamer onder het dak (Een badkamer is er in 1920 – 1945 wellicht nog niet). Merk ook op dat de oorspronkelijke gevel van de woonkamer iets naar achter lijkt in te springen.
voor 1931
►
na 1931
Deze hond heet “Diane”, later zal een “Heppy” zijn kot op de koer hebben.
De koer achter het huis in 2013. De foto geeft een idee van de afmetingen. Volgens de foto’s hierboven van ca. 1925 zien we dat er gras groeit i.p.v. de tegels. Tijdens de oorlogsjaren worden er ook o.a. tomaten en boontjes gekweekt.
Satellietfoto (Google Earth): huis met puntdak, achterbouw met keuken, tuintje (nu koer)
Gelijkvloers
▲ TOEN ▼ NU
1
ste
▲ verdieping NU
▲ dakverdieping NU
1921 : Albert – Leo – Suze
1923 : Leo – Albert – Mela - Suze
1923
ca. 1927
In 1922/23 is Raymond Paulis (van Ferrières) soldaat in Antwerpen. Elke week komt hij op dezelfde avond hier op bezoek in de De Bosschaertstraat. 36 jaar later zal zijn zoon François in Brasschaat soldaat spelen en elke week op dezelfde avond op bezoek komen bij Leunis’ zoon Albert in de Lange Lozanastraat. Of hoe de geschiedenis zich kan herhalen… Raymond Paulis trouwt in april 1929 met Germaine. Als huwelijksreis komen ze een week naar Antwerpen. Ze logeren in een hotel tegenover het (oude) justitiepaleis en komen dikwijls naar het Kiel. Ergens in de loop van 1931 of 1932 vertrekt tante Suze van het Kiel en wordt gouvernante (“een vrouwelijke docent die thuis les geeft aan kinderen van doorgaans welgestelde ouders”) bij de joodse familie Asch aan de Heemraadsingel in Rotterdam. Er zijn 3 kinderen van 19, 13 en 8 jaar. Suze is er dan 38. Suze komt wel elk jaar een tweetal weken haar vakantie doorbrengen in Logne. De hele familie Asch wordt 1942 gedeporteerd en in Auschwitz vermoord. Suze zal pas na de oorlog de hele vreselijke toedracht te weten komen. Ze wordt ondertussen “gezelschapsdame” bij een oudere mevrouw in Bussum. Tot in december 1944 de familie Barentsen haar vraagt om met haar broer Leunis in Logne te gaan wonen. In 1933 gaat de moeder van Leunis, Omoe, weer een tijdje in Vlissingen doorbrengen. Haar dochter Fransien en schoonzoon Piet halen haar in juni op. Ze zal nooit meer naar het Kiel terugkeren want in januari 1934 komt dit telegram hier in nummer 104 toe :
Omoe Suzanna is in Vlissingen overleden.
In 1940 moet Albert naar Zuid-Frankrijk vertrekken, Leo wordt Duitse krijgsgevangene in Noord-Frankrijk. Na enkele maanden komen ze beiden terug thuis maar ondertussen hebben ze op het thuisfront geen enkele informatie over hun 2 zonen gekregen en dus in spanning moeten afwachten. Leo wordt later opgeëist om in Duitsland te gaan werken en is dan een tweetal jaar weg. Als Florentine in mei 1944 met Leunis voor onbepaalde tijd naar Logne vertrekt, zal ze er niet meer toekomen. Dat vertelden we op weg naar dit huis reeds. Leunis blijft daarom nog een half jaar langer op het Kiel wonen.
Het huis van de De Bosschaertstraat wordt na de bomschade zo snel mogelijk terug bewoonbaar gemaakt. Leunis vertrekt begin 1945 met zijn zus Suze naar Logne. De 4 kinderen blijven dan samen in het huis wonen, voorlopig toch. Mela vertrekt als eerste een half jaar later, in augustus 1945, bij haar huwelijk met Filip Tas. Suze en Albert volgen twee jaar later. Suze huwt Bruno Pauwels in april 1947 en Albert huwt Els Janssen een maand later, in mei 1947. Leo zal dan het huis van de De Bosschaertstraat inkopen en er nog heel wat jaren met Henriette (Jet) Vergauwen blijven wonen. Het huis wordt door Leo in 1947 helemaal hersteld en aangepast. Albert tekent voor zijn broer de plannen. Van die tijd dateert o.a. de nieuwe voorgevel.
Maar tijd nu om onze genealogische wandeling verder te zetten. Vijftig meter voorbij nummer 104, werpen we aan de rechterkant even een blik op huis nummer 124. Hier wonen Leunis en Florentine met zoontje Albert (2 – 3 jaar oud) ongeveer één jaar in de periode 1917-1918. Ze komen van de Kruishofstraat 160 en zullen een jaar later terug verhuizen naar de De Bosschaertstraat 289. Een erg korte periode maar te vermelden voor de volledigheid. En misschien ook omdat dit het enige huis is waar de familie Barentsen – Alexandre op het Kiel gewoond heeft, dat nog zijn originele gevel van toen bewaard heeft…
▲ 124
Oh ja, en nog iets belangrijks : Leunis had er “8 kiekens” …
7
Wittestraat 106
We lopen verder langs de De Bosschaertstraat en draaien de eerste straat links in, de Wittestraat. Net voor de Abdijstraat bevindt zich aan de linkerkant huis nummer 106 : Toen Albert Alexandre begin december 1913 Fortje 6 verliet en naar Jemelle vertrok, bleef Florentine alleen in Antwerpen wonen. In de kazerne kon dat uiteraard niet meer en dus zocht ze een onderkomen in de buurt van haar school op het Kiel. Ze vond een kamer in de Wittestraat 106 bij een ouder koppel. Hier heeft ze 9 maand gewoond.
Begin 1914 heeft ze Leunis ontmoet, die toen aan het einde van de Abdijstraat verbleef in nummer 232 (daar lopen we straks nog langs) en begin augustus 1914 zijn ze getrouwd.
Begin september 1914 gaan Florentine en Leunis in de Kruishofstraat 160 wonen (zien we ook later nog). Waar ze tijdens de maand augustus 1914 verblijven, is niet duidelijk. In het bevolkingsregister blijven ze tijdens hun eerste huwelijksmaand beide op hun originele plaats ingeschreven en verhuizen van daar begin september naar de Kruishofstraat. Maar volgens een kwitantie voor haar “kost en inwoon”, eindigt de huur in de Wittestraat op 3 augustus, de dag voor het huwelijk. Leunis en Florentine hebben tijdens de maand augustus 1914 dus wellicht in de Abdijstraat 289 gewoond.
“De som van 45 franken voor een Maand Kamerhuur en Kost van den 25 Juni tot 25 July 1914” en “De som van 15,50 voor 9 Dagen voor Kost en inwoon 3 augustus 1914”. Op 3 augustus stopt de huur dus.
De naam “Florentine” is voor mijnheer Van Roosbroeck net iets te moeilijk : “Vallentina” of “Valatina” ligt hem beter…
Tijd nu voor een historisch intermezzo : Vooraleer we de Abdijstraat naar rechts indraaien richting Beerschotstraat voor het vervolg van de wandeling, loont het de moeite om even linksaf te gaan, terug richting St Bernardse Steenweg dus. Slechts 30 meter verder aan de linkerkant, aan het begin van de gebouwen van het Pius X instituut, is er een doorgang waarboven “leefschool toverbol” staat. Als de poort open is, ga dan even binnen tot op de koer. Een verrassing: je staat hier voor het oude Prelaatshof. Dat hof bestaat nog steeds maar is volledig ingesloten en van op straat nergens zichtbaar. Ook de toegangsbrug over de gracht staat er nog. Niet meer over het water maar nu over de speelplaats… Als de garagepoort in de doorgang gesloten is, kan je doorheen de venstertjes in de poort niet het Prelaatshof maar toch wel de brug zien. Als je ten minste 1,75 m groot bent… De grootste hoeve van het agrarische gebied Beerschot, wordt rond 1460 verbouwd tot een “heerlijk huis” dat dienst doet als refuge voor de Antwerpse Sint Michielsabdij. Het nu nog bestaande Sint Michiels- of Prelaatshof krijgt zijn huidige vorm rond 1635.
In 1800 komt het hele domein in particulier bezit en rond 1875 wordt het verkaveld voor een nieuwe woonwijk tussen St Bernardse Steenweg en Boomse Steenweg. De “Abdij”straat en De Bosschaertstraat worden de grote assen door de nieuwe wijk “het Kiel”.
Alleen op een luchtfoto kan je het Prelaatshof opmerken …
Door een venstertje in de gesloten garagepoort kan je alleen een glimp van de brug opvangen…
Het Kiel rond 1850.
Rond 1900 is het landelijke gebied al veranderd in een woonwijk. Bemerk de Brialmontomwalling (1860), den Tir (1880), de spoorlijn (1894), …
8
Beerschotstraat 18
We zijn augustus 1909. Leunis is 25 jaar. Hij heeft hoogstwaarschijnlijk een opleiding boekhouden aan een nijverheidsschool in Middelburg gevolgd, heeft zijn militaire dienst in Bergen-op-Zoom volbracht en kon vrij snel aan de slag als inspecteur bij de verzekeringsmaatschappij “Haarlem” in Middelburg.
Maar deze job ligt hem totaal niet en hij kijkt uit naar een kantoorbaan, liefst als boekhouder. In Middelburg zijn er echter weinig kantoren en veel kandidaten… Een grote stad moet betere kansen bieden. Een aantal ooms en tantes van Leunis zijn hem daarin voorgegaan naar Den Haag, Rotterdam, … Ook een vriend van hem, Frans Klinge, woont en werkt in Londen. Hij is er getrouwd met een Engelse. Frans schrijft aan Leunis dat hij hem in Londen gemakkelijk aan een geschikte baan kan helpen, op voorwaarde dat hij Engels spreekt. Leunis volgt daarom Engelse les in Middelburg. En dat zal hem later nog belangrijke voordelen bieden! Niet in Londen, Leunis wil toch liever eerst zijn geluk beproeven in Antwerpen. Hij schrijft naar een oud vriend en collega uit zijn legertijd, Piet van den Elsacker, die met vrouw, kind en schoonzus in Lier woont en vraagt hem om raad. Leunis is trouwens peter van het dochtertje. Piet nodigt Leunis uit om een week bij hem te komen logeren om vanuit Lier de Antwerpse kranten met jobaanbiedingen te volgen en snel te kunnen reageren en gaan solliciteren. In augustus 1909 komt Leunis voor een week naar Lier. Hij wordt er hartelijk ontvangen door Piet en zijn vrouw die naaister is en een aantal meisjes in een atelier tewerk stelt. Samen volgen ze de Antwerpse arbeidsmarkt. Leunis telefoneert en schrijft op aanbiedingen en hij gaat persoonlijk solliciteren.
Eenvoudig is het niet: “Als beginneling nam men liefst een jonge kracht, voor ander werk wilde men liever iemand die al als zoodanig gewerkt had. Was er sprake van referenties dan was het feit kersversch Hollander te zijn voldoende om terug te schrikken. Zo stond het er dus wel slecht voor. Beter gezegd: verdere pogingen waren nutteloos “. Leunis zal zonder succes naar Middelburg moeten terugkeren. Maar eerst gaat hij nog een bezoek brengen aan “oom Koo” (Jacobus) en “tante Cor” (Cornelia) die een jaar geleden (1908) met hun 5 kinderen van Vlissingen naar Antwerpen vertrokken zijn. Ze wonen in de Beerschotstraat op het Kiel. Eerst even uitleggen wie oom Jacobus en tante Cornelia precies zijn: Leunis is genoemd naar zijn grootvader Leunis Barentsen, de laatste in een rij van “Commiezen van de watering” op Walcheren. Uit 2 huwelijken heeft deze grootvader 21 kinderen, waarvan er 4 bij de geboorte sterven, zodat Leunis 16 ooms en tantes Barentsen heeft (zie schema hieronder). De moeder van Leunis (Suzanna) is een dochter uit het eerste huwelijk, oom Jacobus een zoon uit het tweede huwelijk. Jacobus is in Vlissingen gehuwd met Cornelia de Koning.
Bij Jacobus en Cornelia worden tussen 1894 en 1907 in Vlissingen vijf kinderen geboren. In 1908 verhuist dit gezin dus naar Antwerpen.
(In rood de respectievelijke leeftijden wanneer Leunis hen in augustus 1909 bezoekt.)
Een oudere zus van Cornelia, Lubbegien de Koning, gehuwd met Arnold Van Zanten uit Rotterdam, woont met haar gezin al van voor 1890 in Antwerpen in de De Bosschaertstraat. Ze hebben 7 kinderen. In 1908 zien we in de bevolkingsregisters gelijktijdig dit gezin van Lubbegien de Koning (met 7 kinderen) vanuit de De Bosschaertstraat en het gezin van zus Cornelia de Koning (met 5 kinderen) vanuit Vlissingen het huis aan de Beerschotstraat 18 gaan bewonen. Jacobus Barentsen heeft eerst een tijd als visverkoper gewerkt en staat in 1909 in het bevolkingsregister ingeschreven als dokwerker. Maar nu terug naar het verhaal van Leunis: Leunis gaat voor zijn terugkeer naar Middelburg dus op bezoek bij oom Koo en tante Cor. Op zondag na de middag zullen ze wel thuis zijn. Zijn vriend Piet van den Elsacker heeft hem uitgelegd hoe hij met tram 4 in de Antwerpse wijk Kiel buiten de vestingen kan geraken. Op een zondag in augustus 1909 stapt Leunis van de tram op de Sint Bernardse Steenweg in een voor hem onbekende wereld en staat voor het eerst op het Kiel … Hij vraagt de weg en langs de Abdijstraat draait hij de Beerschotstraat in naar nummer 18.
Beerschotstraat
18
18
De gevel van het huis nr.18 is in 100 jaar weinig veranderd. Leunis omschrijft het als “een mooi huis dat er binnen ook zeer burgerlijk uitziet”. Hier staat 100 jaar geleden Leunis voor de deur en belt aan… Een fantasietje: Leunis belt aan. Het 10-jarige zoontje komt de deur opendoen. Leunis zegt: “Ik ben Leunis Barentsen”. De knaap antwoordt: “Ik ook!”… Zo zou het kunnen gegaan zijn. Als Leunis de eerste keer op het Kiel komt, woont er al een jaar een andere Leunis Barentsen! 15 jaar jonger dan onze Leunis… En er woont ook al een Albert Barentsen op het Kiel!
Leunis wordt bijzonder hartelijk door zijn oom en tante ontvangen. Ze praten over van alles en ook over het doel van het verblijf van Leunis in Lier. Nu blijkt oom Koo bevriend te zijn met een Hollandse familie De Kijzer in de buurt. Mijnheer De Kijzer is hoofdmagazijnier op de automobielfabriek Minerva. Oom Koo gaat regelmatig met die vriend op café om te biljarten, Hollanders onder elkaar. Ook net vandaag. Of Leunis mee wil gaan? Misschien heeft die vriend wel een job in het magazijn voor Leunis? Het gesprek met mijnheer De Kijzer verloopt heel gemoedelijk. “Gelukkig speelde ik niet slecht”, schrijft Leunis achteraf. En als Leunis het ogenblik gekomen acht, spreekt hij de man aan over het doel van zijn verblijf in Antwerpen. En het onverwachte gebeurt: in het magazijn bij Minerva werken 8 bedienden. Binnenkort zal er één vertrekken. Mijnheer De Kijzer heeft dan een nieuwe bediende nodig. En als Hollanders onder elkaar wil hij Leunis aannemen! “Je bent nummer 1 en ik zal je aanbevelen aan de chef die trouwens ook een Hollander is. Het zal dan aan jou zijn om je best te doen voor een plaats in de boekhouding.”
Leunis keert de dag daarop dolblij en hoopvol terug naar Middelburg en wacht af. Na twee weken komt er een kaartje van mijnheer De Kijzer: “Kom vlug naar hier”. Grote opwinding in huize Barentsen aan de Oude Vlissingsche Weg in Middelburg. Moeder Suzanna Barentsen is bezorgd. “Nog gauw dit, vergeet dat niet, je gaat de wijde wereld in. Hoe zal het gaan?”… Ze heeft tranen in de ogen. Voor vader Joost Barentsen, die in zijn jonge jaren zelf 17 jaar in Oost-Indië verbleef, is Antwerpen nu niet zo ver maar toch is ook hij aangedaan… Begin september 1909 komt Leunis dus terug naar het Kiel. Tante Cor zal voor zijn eten en de was zorgen. Logeren kan Leunis er niet, het huis is overvol, maar hij huurt een gemeubelde kamer om de hoek in de Zandvlietstraat bij zijn chef. Reeds de volgende dag wordt hij aan de collega’s voorgesteld en begint zijn werk in de grote fabriek, in het bureel van het magazijn. “Het werk was niet lastig al vergde het aandacht”… In de zomer wordt er gewerkt van 6 u tot 18 u, in de winter van 7 u tot 19 u met een pauze van 12 u tot half twee, juist tijd genoeg om op het Kiel te gaan eten. 6 werkdagen per week. Het is even wennen: om 5 u opstaan en om half zes op weg naar de fabriek. De weg loopt langs de Kruisstraat (een zandweg), langs het Kruishof, dwars over het Wilrijkse Plein, langs het oude Fortje 6, via de Parklaan (nu Gerard Le Grellelaan) en door de Kielse poort naar de Minervafabriek aan de Karel Oomsstraat. Een goede 2 km, zowat 20 à 25 minuten stappen. Minerva is bij de eerste fabrieken die een jaarlijks betaald verlof hebben ingevoerd. Als bediende heeft Leunis recht op 8 verlofdagen per jaar die hij gebruikt om zijn familie thuis in Middelburg op te zoeken. Minerva is ook bij de eersten die de “Engelse werkweek” invoeren waarbij er ’s zaterdags slechts tot 13 u gewerkt wordt. Na een paar maanden Zandvlietstraat, huurt Leunis een kamer in de Abdijstraat 232. Daar zal hij ongeveer 4,5 jaar, tot augustus 1914, wonen. Verderop onze wandeling komen we langs dat huis. In zijn vrije tijd volgt Leunis opnieuw Engelse les: “Ik nam les in de Engelse taal en na een jaar studie was ik zaterdags meestal aan de dokken om de taal praktisch toe te passen.” Hij gaat ook graag naar de stad. “Ik was wel inwoner van een groote stad!”. Zondagmorgen loopt hij al eens rond in de Bazar, de Vaxelaire of de Tiets. Zondagavond gaat hij soms naar de opera. Zondagnamiddag gaat hij regelmatig naar voetbal kijken op Beerschot of naar het veld aan de Kruisstraat waar de Antwerp, een nieuwe club voor jongens van het Kiel, speelt. De dag van Holland-België op Beerschot is voor hem een feestdag! Over de ‘Antwerp’ gesproken: van 1913 tot 1919 vinden we in de archieven van RAFC een speler met de naam Leunis Barentsen. Blijkt volgens de geboortedatum de zoon van oom Koo te zijn! De Hollandse kinderen Barentsen en Van Zanten uit de Beerschotstraat 18 noemen Leunis “neef”. De Vlaamse buurtkinderen kennen alleen het woord “kozijn” en noemen Leunis ook “Neef”, denkende dat dat zijn voornaam is. De familie Barentsen – de Koning zal in 1919, na de oorlog, terugkeren naar Vlissingen. Oom Koo en tante Cor verhuizen later naar Terneuzen. Langs die kant is de naam Barentsen dus niet op het Kiel gebleven.
Nu verder naar het einde van de Beerschotstraat. Aan de overzijde van de De Bosschaertstraat, rechts, daar lag de legendarische “Blekke school” …
9
de “Blekke school” en meisjesschool Speerstraat
De snelle bevolkingstoename op het Kiel eind 19de en begin 20ste eeuw, maakte de bouw van nieuwe basisscholen noodzakelijk. Aan de Pierenbergstraat werd een stedelijke jongensschool gebouwd, aan de Speerstraat zou de stedelijke meisjesschool volgen. Als tijdelijk onderkomen voor deze school werd door de Londense firma Humphreys Ltd een demonteerbare school opgetrokken. Omdat deze (nood)lokalen uit aluminium en plaatstaal werden gebouwd, kreeg ze de naam “Blekke School”. De blekke school situeert zich tussen de Schijfwerperstraat en de Speerstraat met hoofdingang in de De Bosschaertstraat tegenover het nummer 245. Je kunt best op deze plek aan het grote hek gaan staan om een beeld te krijgen van de verdwenen school.
Waar nu de appartementsgebouwen staan, links en rechts, bevinden zich lange, lage paviljoenen (met rug naar de Schijfwerperstraat en Speerstraat) met klaslokalen. Deze klassen geven rechtsreeks uit op de centrale speelplaats waarvan het middendeel bestaat uit zand met enkele kleine bomen aan de zijkanten. Aan de kant De Bosschaertstraat bevindt zich een gebouwtje met een toegangspoort en aan weerszijden 2 lokalen, waarschijnlijk het bureau van de directrice en een wachtkamer. Aan de andere zijde, aan de Stadionstraat, staat een groter gebouw met waarschijnlijk turnzaal / refter. In het Felixarchief vinden we een paar kleine foto’s van de Blekke school:
Zicht naar de De Bosschaertstraat. Links en rechts de klaslokalen, achteraan het toegangsgebouwtje, centraal de speelplaats. De gevelvormen van de huizenrij aan de overzijde van de De Bosschaertstraat zijn nu nog steeds goed herkenbaar.
School “den Tir”
Jongensschool Pierenbergstraat
Meisjesschool Speerstraat en “Blekke School”
Zicht naar de achterzijde, de kant Stadionstraat, met de turnzaal / refter. De Stadionstraat is dan nog niet bebouwd.
In 1907 gaat Florentine (17 jaar) naar de staatsnormaalschool in Brugge waar ze 3 jaar later het diploma van onderwijzeres haalt. Op het tijdstip dat Leunis op het Kiel komt wonen en werken, begint Florentine aan haar derde jaar normaalschool.
In 1910 gaat ze (20 jaar) naar Luik, naar de école normale de l’état, en haalt er tegen de zomer van 1912 het diploma van regentes. Leunis werkt dan al 3 jaar bij Minerva.
Florentine keert terug naar Antwerpen waar ze terug bij vader en 2de stiefmoeder in Fortje 6 gaat wonen en een baan tracht te vinden in het stedelijk onderwijs. Dankzij de leerplicht-verlenging in 1913, waardoor er meer onderwijzers nodig zijn, wordt Florentine bij het begin van het schooljaar 1913-1914 geplaatst als onderwijzeres in de Blekke School. Ergens in de tweede helft van september want dan begint het schooljaar in die dagen. 20 jaar lang zal Florentine er voor de klas staan, eerst in de blekke noodschool, later ook in de nieuwbouw aan de Speerstraat.
De eerste 2 maanden van het eerste schooljaar, van eind september tot begin december 1913, gaat Florentine elke morgen om 8 u op weg van Fortje 6 naar de school in de De Bosschaertstraat. De weg loopt dwars over het Wilrijkse Plein, langs het Kruishof en langs de Kruisstraat met het viaduct over de spoorweg. Een kleine 2 km, zowat 20 à 25 minuten stappen. Dat is, op begin en einde na, net de omgekeerde weg die Leunis al 4 jaar volgt van huis naar werk. Maar hij vertrek wel 2,5 uur vroeger, rond half 6 … Begin december wordt haar vader, Albert Alexandre, na een verblijf van enkele maanden in het militair hospitaal van Leopoldsburg, om gezondheidsredenen op pensioen gesteld en verhuist hij met Florentine’s 2de stiefmoeder en de 2 kleine stiefbroertjes naar Jemelle. Florentine blijft alleen in Antwerpen wonen maar moet ook vertrekken uit Fortje 6. Ze zoekt een kamer met pension in de buurt van haar school en vindt die in de Wittestraat 106 bij een ouder koppel (dat vertelden we al toen we daar voorbij kwamen). Einde dus van de dagelijkse wandeling over het Wilrijkse Plein… En hoe gaat het leven verder in de Blekke School? In september 1921 staat Florentine er al 8 jaar voor de klas. Haar zoon Albert is dan 6 jaar en gaat in september naar het eerste leerjaar van de lagere school. Na de oorlog is er in heel het land een tekort aan mannelijke onderwijzers. Onderwijzeressen zullen daarom ook in de jongensscholen gaan lesgeven en het eerste leerjaar wordt gemeenschappelijk georganiseerd in de meisjesscholen. Albert gaat daarom naar het gemengde eerste leerjaar in de stedelijke meisjesschool, de Blekke School. Zijn moeder Florentine krijgt dat schooljaar het eerste leerjaar toegewezen, zodat ze haar eigen zoon in de klas heeft. Hetzelfde zal 5 jaar later ook gebeuren als zoon Leo voor het eerst naar school gaat. Het verhaal “dat Albert als jongen naar een meisjesschool ging”, is dus veel minder straf dan aanvankelijk lijkt. Hij ging er enkel het eerste leerjaar in de gemengde klas, net als alle jongens. Toen was dat een nieuw systeem, dat nog tientallen jaren de gewoonte zou blijven. Vanaf het tweede leerjaar loopt Albert school in de stedelijke jongensschool van de Pierenbergstraat. Ook daarover vertelden we reeds toen we op die plaats voorbij kwamen. Leunis vindt het wel heel opmerkelijk dat op de rapporten van Albert tijdens het eerste leerjaar, Florentine onder “de onderwijzeres” tekent en hij daar net naast, onder “de ouders”, zijn handtekening plaatst. In 1925 wordt het eerste deel van de nieuwbouw aan de Speerstraat ingehuldigd.
Twee jaar later is de school volledig klaar. De gebouwen zijn ontworpen door stadsbouwmeester Alexis Van Mechelen, die in zijn jongere jaren ook de stadsfeestzaal aan de Meir en de Opera tekende. Het complex bestaat uit twee afzonderlijke gebouwen, ingeplant op een rechthoekig perceel tussen de parallelle Speerstraat en Atletenstraat, met een speelplaats in het centrum. De Stedelijke lagere Meisjesschool 22 vormt de hoofdvleugel in de Speerstraat en heeft een Uvormige plattegrond. Op het gelijkvloers bevinden zich een conciërgewoning, het bureel van de directrice met een wachtkamer en in de zijvleugels 4 klaslokalen. Op de eerste en tweede verdieping vinden we nog 12 klassen. Het gebouw aan de Atletenstraat omvat op het gelijkvloers een openbaar badhuis met daarboven een turnzaal. Aan weerzijden van deze turnzaal bevinden zich 4 tekenklassen. Het hoofdgebouw in de Speerstraat is recent volledig gerestaureerd, de sterk vervallen achterbouw in de Atletenstraat zal hopelijk snel volgen.
Speerstraat
Atletenstraat Florentine blijft tot 1933 in deze stedelijke lagere meisjesschool lesgeven. 20 jaar lang dus. Daarna staat ze als regentes Frans - Engels voor de klas bij 15 tot 18 jarige meisjes, eerst 5 jaar in de nijverheidsschool “den Tir” en daarna 5 jaar in de nieuwe school aan de Van Peenestraat. Maar dat verhaal kwam al aan bod op de Sint Bernardse Steenweg.
En dan is het nu het gepaste ogenblik voor een stukje roddel over de collega’s! Eén van de collega’s van Florentine is juffrouw Leers. Louise Leers heeft een relatie met een getrouwde man, Fernand Gillis. Louise vraagt aan Florentine of de brieven tussen haar en Fernand naar de De Bosschaertstraat 104 mogen gestuurd worden en daar door de tegenpartij opgehaald. Leunis en Florentine zijn formeel tegen maar toch blijkt dit systeem doorgang te vinden. We kunnen daaruit alleen maar concluderen dat Louise een “doordrijver” is. Als Louise Leers ziek(?) wordt, zegt ze dat ze buitenlucht nodig heeft en vraagt aan Florentine om in haar Ardeens dorpje logies te regelen. Ook hier zijn Florentine en Leunis absoluut niet enthousiast, Logne is hun paradijs, ver weg en los van Antwerpen en de school. “We zouden hier (Logne) een stuk Antwerpen krijgen en wie weet met welke gevolgen”… En toch wordt uiteindelijk logies geregeld bij gebuur Deum (later huis Dujardin). Louise verblijft ziek(?) in Logne, Fernand komt elk weekend… En wat gevreesd werd, wordt waar: Louise en Fernand nodigen een reeks collega’s van de blekke school uit! Onder deze “toeristen” ook een zekere Jef Foquet en zijn vrouw, waarvan Leunis zegt dat ze “geen reclame zijn voor de Antwerpenaren en het onderwijspersoneel”! Louise Leers en Fernand Gillis zullen na enige tijd trouwen en rond 1930 een huisje kopen in Vieuxville aan de Ravet. Een andere collega, Griet Brugman, zal ook in Logne blijven hangen, in het huisje naast de Vieux Logies.
Voor het vervolg van de wandeling gaan we verder door de De Bosschaertstraat richting Boomse Steenweg. Op de hoek met de Beerschotstraat kijken we nog even om naar de Blekke School, kant Schijfwerpersstraat:
10
De Bosschaertstraat 289
In 1914 trouwen Florentine en Leunis en gaan wonen in de Kruishofstraat 160 aan het Wilrijkse Plein. Daarover verder meer als we aan punt 12 komen. Na 3 jaar, in 1917, het derde oorlogsjaar, het derde jaar op rij waarin Leunis werkloos is en geen inkomen heeft, waarin Florentine een verminderd loon heeft omwille van de oorlogsbelastingen, in dat jaar ontstaat er een financieel conflict met de huisbaas van de Kruishofstraat 160 en zoeken Florentine en Leunis een andere, goedkopere huurwoning. Die vinden ze in de De Bosschaertstraat 124. Een jaar later, in 1918, is de oorlog voorbij, kan Leunis terug in de Minerva-fabriek gaan werken en beschikken ze terug over een goed inkomen. Ze zoeken daarom een wat ruimere en meer comfortabele huisvesting en vinden die hier in de De Bosschaertstraat 289. Tijdens de volgende jaren groeit hun wens om zelf een huis om te kopen. Als ze hier 3 jaar wonen, in 1921, horen ze dat de apotheker een huis verkoopt. Huis en prijs bevallen hen en zo kopen ze het huis dat we daarstraks zagen aan de De Bosschaertstraat 104. Daar zullen ze dan 23 jaar samen wonen.
Zoon Albert is in januari 1915 geboren in de Kruishofstraat 160. Daar is ook in 1916 het dochtertje Suzanna geboren dat na een jaar is gestorven. Dochter Suze is in december 1918 geboren. Dit is dus haar geboortehuis. Ook zoon Leo, geboren in augustus 1920, Is in dit huis geboren. Dochter Mela tenslotte wordt in juni 1923 in de De Bosschaertstraat 104 geboren.
Even nader ingaan op dat “financieel conflict” met de huisbaas van de Kruishofstraat 160. Leunis beschrijft het in zijn boek als een “schurkenstreek” ! Huisbaas Jean Gervais baat naast de deur in nummer 162 een café uit. “Jan was een groote kerel die erg bang is van zijn klein vrouwtje. Ze is over ons niet tevreden omdat we niet in hun café kwamen”. Leunis heeft geen inkomen, dat Duitsers gebruiken de Minerva als munitiefabriek met Duits personeel. De stad doet een afhouding van een kwart op de lonen van al haar personeel, Florentine verdient dus minder. Huur betalen wordt alsmaar moeilijker. De stad spoort eigenaars aan om een deel van de huur uit te stellen tot na de oorlog. Jan Gervais en vrouw geven na lang gepalaver uiteindelijk toe maar met veel tegenzin. Na een paar maanden laat huisbaas Jan een schuldbrief ondertekenen aan Leunis en Florentine waarin het bedrag van de achterstallige huur vermeld staat. Geen probleem, lijkt heel logisch. Maar een paar weken later komt er een aangetekend schrijven van een deurwaarder die vertelt dat er geen afbetalingswijze of data vermeld staan in de schuldbrief en dat de volledige som daarom onmiddellijk opeisbaar is. Binnen de 14 dagen te betalen of er wordt beslag gelegd op de meubelen. Florentine en Leunis kunnen het geld onmogelijk direct terugbetalen. Gelukkig krijgen ze steun uit onverwachte hoek. Flore vertelt het verhaal aan haar collega’s en één van hen heeft een oom die hoofd is van het bureel onderwijs. Die man schakelt een advocaat in die tijdelijk hoofd is van de stadskas en die het een erg “vuile zaak” vindt. Hij ontbiedt Jan Gervais op zijn kantoor …
De relatie huurder – verhuurder is door dit voorval wel zo verziekt dat Leunis en Florentine het beter vinden van een andere woning te zoeken.
1918
1918
1920
Albert en hond “Moor”
Albert en zusje Suze
Nog meer volk in de De Bosschaertstraat: De vader van Leunis, Joost Barentsen, overlijdt in 1916 te Middelburg. Joost had door zijn 17 jaar dienst in de het Koninklijk Nederlands Indisch Leger een zeer goed pensioen. Dat valt nu weg. Moeder Suzanna (“Omoe”) en dochter Suze (“tante Suze”), die nog thuis woont, hebben het daarom financieel erg moeilijk. Ze verhuizen naar een huisje in de stad zonder achteruit. Leunis en Florentine vinden het daarom beter dat ze naar Antwerpen komen. In de oorlogsjaren is dat moeilijk maar eens de oorlog voorbij, komen ze op 18 juli 1919 bij zoon Leunis en schoondochter Florentine in de De Bosschaertstraat 289 wonen. Kleine Albert is dan 4,5 jaar en kleine Suze 7 maand oud.
Omoe
tante Suze
Twee jaar later, in 1921, zullen ze mee verhuizen naar nummer 104. De “omoe” zal 12 jaar, tot in 1933, op het Kiel wonen. Van tijd tot tijd gaat ze logeren bij haar andere dochter Fransien in Vlissingen. Ze wordt dan overal op visite gevraagd en moet alles over Antwerpen vertellen. Suze woont bij in tot ongeveer 1930. Leunis: “Omoe ’akkordeert’ In Antwerpen best met Florentine. Ze hebben elk hun opvattingen over opvoeding maar de grootmoeder schikt zich goed naar moeder Florentine.” Uit het “vreemdelingendossier” van Omoe Suzanna :
11
Abdijstraat 232 & Kruisstraat
Even een paar stappen terugkeren, rechts de Pieter Génardstraat door en links de hoek van de Abdijstraat om. Huis nummer 232. Van najaar 1909 tot zomer 1914, vijf jaar lang, woont Leunis in dit huis op een kamer bij Jan Hermans en zijn vrouw. Jan is machinist op de stoomlocomotieven van de internationale treinen naar Parijs. De gevel van de eerste verdieping is waarschijnlijk nog onveranderd gebleven sinds die tijd. Op het hele Kiel zijn weinig gevels nu nog wat ze 100 jaar geleden waren. Sommige huizen zijn afgebroken en nieuwe gebouwd. De meeste huizen werden (soms meermaals) verbouwd en kregen een nieuwe gevel, garages en winkeletalages verschenen… Wat ons verhaal betreft, is bij de huizen die door de familie Barentsen bewoond werden, alleen dit stukje gevel wellicht nog origineel van een eeuw geleden.
Met de bomen en de parkeerstroken aan weerszijden, lijkt de Abdijstraat vandaag smaller dan toen…
Vijf jaar lang vertrekt Leunis van hier uit ’s morgens over het Wilrijkse Plein naar de Minervafabriek. Rond 5u30 in de zomer, 6u30 in de winter. Vijf jaar lang is hij klerk op het bureel van de magazijnen daar. In het najaar van 1913, van eind september tot begin december, stapt Florentine ook elke morgen over het plein, dezelfde weg maar in omgekeerde richting van Fortje 6 naar de Blekke school. Zij vertrekt pas rond 8u, de school begint om 8u30. Ergens in de zomer van 1913 krijgt Leunis een andere baan binnen de fabriek. Hij gaat werken op het bureel van het hoofd van de boekhouding. Dat heeft hij te danken aan zijn nauwkeurige manier van werken en ook aan zijn kennis van het Engels! Deze nieuwe baan is voor Leunis en voor ons een heel erg belangrijke gebeurtenis!!! Voor Leunis omdat de job wellicht veel aangenamer is. Hij heeft altijd boekhouder willen zijn. En wellicht zal de verloning ook een stuk hoger liggen. Voor ons omdat Leunis nu mee moet werken volgens de uren van de chef boekhouding, van 8u30 tot 18u. En dat betekent dus dat Leunis niet meer voor dag en dauw op stap gaat over het Wilrijkse Plein maar rond 8u vertrekt. Op hetzelfde ogenblik als uit de andere richting Florentine op weg gaat…
Leunis heeft “een stroohoed op en de ene hand in de broekzak, met de andere een sigaret houdende” …
Begin december verhuist vader Albert Alexandre naar Haversin bij Jemelle en gaat Florentine op een kamer wonen in de Wittestraat. “Ze was en bleef weg”…
“Woon-werk-verkeer” in het najaar van 1913 (groen = Florentine / blauw = Leunis) De Jan De Voslei, Jan Van Rijswijcklaan, Christus Koning kerk, … bestaan in 1913 nog niet. De kruisstraat is een onbebouwde, onverharde landweg die met een brug over de spoorweg gaat.
Schets door Leunis gemaakt op een stadsplan van na 1930 :
Maar gelukkig voor ons, komt het in orde :
Een half jaar later besluiten deze Zeeuwse man en deze Waalse vrouw, beiden helemaal alleen in een vreemde stad, ver weg van hun familie, te trouwen. Het huwelijk vindt plaats op het Antwerpse stadhuis op 4 augustus 1914. Begin september 1914 verlaten Florentine en Leunis de Wittestraat en de Abdijstraat en gaan ze wonen in de Kruishofstraat 160, een vreemd groepje van 6 rijhuizen midden de onbebouwde landbouwgronden op de rand van het Wilrijkse Plein. Ze kennen deze huizen omdat ze er op hun weg over het plein langs kwamen. Leunis heeft ze rond 1910 zien bouwen. En ze liggen zowat halverwege tussen de Blekke School en de Minerva-fabriek.
Op weg dus nu naar die Kruishofstraat voor het vervolg van de wandeling. We zullen trachten langs de voormalige Kruisstraat een stukje van de “weg waar de vonken tussen Florentine en Leunis oversloegen” te volgen. We draaien op de Boomse Steenweg naar links, volgen even verder rechtsaf de weg over het spoorweg-viaduct en gaan door de Kruisstraat naar het Wilrijkse Plein. Tenminste, dat is de bedoeling. Maar… de spoorlijn van Antwerpen-Zuid naar Mechelen (aangelegd in 1894) is na 1930 verdwenen en volgebouwd met appartementsgebouwen. Daarachter is, ongeveer volgens de hoofdas van de wereldtentoonstelling van 1930, de Jan De Voslei gekomen en zijn in het hele gebied nieuwe straten aangelegd. De Kruisstraat verdween en maakte plaats voor de huidige Pestalozzistraat en Jasmijnstraat.
We wandelen daarom langs links (Jan Ligthartplein) of langs rechts (Zamenhofstraat) naar de Jan De Voslei en steken over naar de Pestalozzistraat. Aan het einde van deze straat steken we de Jan Van Rijswijcklaan over en bereiken via de Jasmijnstraat de Kruishofstraat aan het Wilrijkse Plein. Onderweg gaan we in gedachten terug naar 1914: het viaduct over de spoorweg en de onbebouwde zandweg met de naam Kruisstraat…
Viaduct van de Kruisstraat over de spoorweg van Antwerpen-Zuid naar Mechelen
Kruisstraat Links: zicht van aan het viaduct naar het oosten, naar de Kruishof. Rechts: zicht in de andere richting van de Kruishof naar het viaduct.
In 1930 vond hier tussen de De Voslei en de Van Rijswijcklaan de wereldtentoonstelling plaats. Daarover vertelden we reeds in het begin van de wandeling. We weten dus nog dat de voornaamste overblijfselen van deze expo de Christus Koningkerk en de school aan de Pestalozzistraat zijn. Toen de paviljoenen (“tempels”) van de Vlaamse Kunst.
Jasmijnstraat (vroeger Kruisstraat)
12
Kruishofstraat 160
In 1910 worden er aan de Kruishofstraat, tegenover het Wilrijkse Plein, midden in een uitgestrekt agrarisch landschap, 6 stedelijke rijhuizen gebouwd. Jaren voor het urbanisatieplan van Lemeunier voor het hele gebied getekend en uitgevoerd werd. Merkwaardig… Een visionair idee van iemand die de stad snel tot daar zag uitbreiden? De ideeën voor het Urbanisatieplan hingen wellicht al in de lucht? Die 6 huizen zijn de even nummers 160 tot 170. Als je aan de Kruishofstraat rechtsaf draait, zie je ze (met de nodige fantasie…) staan :
▲ nr. 166
▲ 164
▲ 162
▲ 160
nrs. 170 ... tot … 168 (alle zes)
Van op een afstand zie je nog beter dat eenzame groepje huizen. Uiterst rechts is nummer 160 grotendeels verborgen achter de bomen.
Nogmaals de 6 huizen langs de Kruishofstraat, nu gezien van Noord naar Zuid, richting Wilrijk. Links achter de bomen ligt het Kruishof.
Leunis heeft op zijn dagelijkse tocht over het Wilrijkse Plein de huizen hier rond 1910 zien gebouwd worden.
▲ 160 Als Leunis en Florentine in de zomer van 1914 trouwen, komen ze hier in de Kruishofstraat nummer 160 wonen, het eerste huis, midden op de foto. Ze zullen hier 3 jaar wonen (van september 1914 tot april 1917). De woning ligt zowat halverwege de Blekke School op het Kiel en de Minervafabriek aan de Karel Oomsstraat. Vandaar wellicht hun keuze. Leunis schrijft ergens dat ze “op het balkon gaan kijken”… : ze wonen dus op de 1ste of 2de verdieping.
Volgens het bevolkingsregister van die periode woont er in nummer 160 ook nog een man alleen, ene René Bolland, wellicht op het gelijkvloers, en een mijnheer en mevrouw De Glas met zoon Gustaaf, op de overige verdieping dan. Bij de familie De Glas wordt een tweede zoon geboren in 1917 in het Engelse Stockport. Ze zijn dus wellicht in 1914 gevlucht naar Engeland en Leunis en Florentine hebben hen niet in huis geweten. Frans De Glas is van beroep “krijgswerkman”, heeft dus iets met het leger te maken, mogelijke reden voor de vlucht? Ook over mijnheer Bolland lezen we niets in het boek van Leunis, het lijkt of ze alleen in het huis wonen.
Op 26 januari 1915 wordt daar in de Kruishofstraat Albert geboren. Een jaar later komt er een zusje bij, Suzanna, dat echter 1 jaar oud (in 1917) zal sterven. Daarover vertelden we reeds aan het Kielkerkhof.
Florentine met Albert in 1915.
Florentine – Suzanna – Albert – Leunis
(najaar 1916)
Juist naast de familie Barentsen, in nummer 162, woont de eigenaar van nummer 160, Jan Gervais met vrouw Anna Thijs en hun 2 kinderen. Jan is plafonneerdersbaas & herbergier, Anna is herbergierster. Ze baten daar in nummer 162 café “Belle Vue” uit. De naam is op de foto herkenbaar. “Belle Vue” wellicht vanwege het uitzicht over het Wilrijkse Plein. De financiële “schurkenstreek” waarover we ter hoogte van de De Bosschaertstraat 289 vertelden, had als hoofdrolspelers deze Jan met zijn boze vrouw… Voor een café is het op het eerste zicht wel een erg geïsoleerde locatie daar, maar wellicht kwamen op zondag veel mensen op het Wilrijkse Plein wandelen of kijken naar vliegshows en andere evenementen en deden die het café goed draaien? Vooraan lijkt het café eerder klein maar als we de huizenrij langs achter bekijken (de kant van het Kiel dus), dan valt de grote uitbouw naar achter van nummer 162 op. Blijkbaar toch een groot café met mogelijk ook een feestzaal?
Mooie gevels maar achteraan een lelijke “koterij”… In 100 jaar is er op dat gebied niets veranderd…
De Kruishofstraat richting Antwerpen :
Het laatste huis met de straatlantaarn is nr 160.
100 jaar later …
Aan de overzijde van de straat ligt het uitgestrekte militaire oefenplein waar o.a. het 5° regiment Artillerie, dat gekazerneerd is in het Fortje 6, schietoefeningen houdt. Wachtmeester-Secretaris van dit regiment is tot eind 1913 een zekere Albert Alexandre… Vanaf ca. 1907 wordt het Wilrijkse Oefenplein ook als “vliegplein” gebruikt waar Jan Olieslagers en collega’s regelmatig vliegdemonstraties geven. Er worden een paar kleine loodsen en een grote hangar gebouwd om een militaire Zeppelin te stallen. De “Aerostatique Militaire” noemt Leunis dat grote luchthavengebouw. Hieronder een merkwaardige tekening met een overzicht van het Wilrijkse Plein voor de “Antwerpse Luchtvaartweek van 1909”. Je ziet de verschillende ingangen voor de toeschouwers die het evenement willen bijwonen (verschillende ingangen = verschillende prijzen!) en ook de tribunes en staanplaatsen :
Bovenaan op het plaatje is de vierkante vorm van het oude Kruishof te herkennen met daarin de grote hangar (de “Aerostatique”). Rechts zien we de Brialmontvesten met zowaar (schuin onder de zeppelin) Fortje 6 ! Bovenaan loopt de Kruishofstraat. De 6 huizen staan er daar in 1909 nog niet.
Kruishof
Het volgende plaatje is een luchtfoto van het vliegplein ongeveer een jaar later. We herkennen weer het oude Kruishof, de grote zeppelin-hangar en bovenaan de Kruishofstraat:
◄►
In de linker-bovenhoek zien we nu duidelijk de huizen langs de Kruishofstraat staan. Maar bij een nauwkeurige vergelijking met de grote foto van de huizenrij, blijkt dat nummer 160 hier nog ontbreekt. Dat werd dus blijkbaar als laatste bijgebouwd.
De huizen 160-170 in de Kruishofstraat werden na de tweede wereldoorlog afgebroken. In de plaats verschenen er in de 60-er jaren appartementsgebouwen. De straat werd ook meermaals hernummerd. Het oude nummer 160 situeert zich ergens rond het huidige nummer 50. ▼
▲
Om van hieruit nu terug te keren naar het vertrekpunt van de wandeling, zouden we best het Wilrijkse Plein dwars oversteken richting Dikke Mee. Bij de recente aanleg van nieuwe sportvelden werd dit gebied echter met een omheining afgesloten. We lopen daarom de Kruishofstraat richting Antwerpen verder door, volgen even de Jan Van Rijswijcklaan en draaien dan rechts de Vogelzanglaan in. .
13
Het Wilrijkse Plein
De huizen aan het eerste deel van de Kruishofstraat dateren uit de 30-er jaren. Vooral het hoekhuis tegenover het oude Kruishof is een mooi Art Deco gebouw.
Achteraan, half achter de bomen, staat huis nr 160 er nog.
Halverwege de Vogelzanglaan staan we zowat in het midden van het oude oefenplein. Daar kruist deze relatief nieuwe laan het verdwenen pad waarlangs 100 jaar geleden Leunis 5 jaar lang dagelijks heen en weer liep van het Kiel naar de Minerva-fabriek. Daar ook liep in het najaar van 1913 Florentine elke morgend en avond in de omgekeerde richting van Fortje 6 naar de Blekke School op het Kiel. Daar ergens kwamen ze elkaar in dat najaar van 1913 elke dag tegen…
De hoek van de Vogelzanglaan en de Le Grellelaan (zie het rode sterretje) is een geschikte plaats om deze genealogische wandeling te eindigen. Je hebt daar een overzicht over zowat het hele Wilrijkse Plein. In westelijke richting zie je in de verte de Christus Koningkerk met de lage nummers van de Kruishofstraat er voor. Nummer 160 ligt iets meer naar links, verborgen achter de bomen…
Frank Barentsen - september 2014