Editie
Bodem+ Kwartaaluitgave • juni 2010
4
6
8
Bodem interessante economische factor
De werkvoorraad van Nijmegen
Visie op de Ondergrond
Editie Bodem+ juni 2010
INHOUD o3
Vraag en antwoord bodemhelpdesk
o4
‘Bodem is nu interessante economische factor’
o6
De werkvoorraad van Nijmegen
o7
Transitie nader bekeken
Coverfoto:
o8
Visie op de Ondergrond
St. Antonispolder; bodemconvenant vraagt om samenwerking tussen verantwoordelijken ruimtelijke ordening en bodem (lees meer op pagina 4)
10
Column: Let op de waterschappen!
11
Het spoorboekje van Coevorden
Met het Uitvoeringsprogramma door het land In de eerste weken van juni heeft het Uitvoeringsprogramma de drie steden Den Haag, Zwolle en Tilburg aangedaan om in dialoog te raken over dit omvangrijke programma. Verslagen, presentaties en foto’s van de drie bijeenkomsten zijn te vinden op: www.platformbodembeheer.nl
2
BODEMZAKEN Verkiezingstijd Heeft u de verkiezingsstrijd gevolgd? In de debatten tussen de partijleiders en de beoogde premierkandidaten ging het er scherp aan toe. Eén ding is mij wel duidelijk: een grote staatsschuld gaat forse bezuini gingen opleveren, vooral op de overheids uitgaven. Met als gevolg: “een zichtbaar kleinere overheid”. Er komt dus een nog groter beroep op “samenwerken”. Ik denk dat we ons op dit gebied binnen de overheid verder kunnen versterken. Regelmatig worden werkgroepen samen gesteld om vraagstukken op te lossen of thema’s uit te werken. In de praktijk zijn dit meer praat- dan werkgroepen. Iemand steekt zijn nek uit, schrijft op hoe de vraag geformuleerd kan worden en langs welke weg een oplossing mogelijk is. Charmanter gezegd: één werkgroeplid maakt een projectplan dat door de rest geaccordeerd moet worden. In de praktijk is er dus slechts één enkele persoon aan het werk. De rest geeft commentaar.
Met commentaar geven is niets mis, voor zover dat bijdraagt aan een beter product of een gezamenlijk draagvlak. Maar dat kun je ook al van tevoren afspreken! Werk daarin samen en laat ieder een eigen onderdeel aanleveren. En laat het over zaken gaan waar we echt tegenaan lopen. Dus samen kiezen voor de belangrijkste zaken die een aanpak verdienen. Is het af, dan kun je ook samen je successen vieren. In deze Editie Bodem+ is veel te lezen over de aanpak van het Uitvoeringsprogramma van het bodemconvenant. Ook dat program ma wordt gekenmerkt door samenwerking, vooral in overheidsland. Bezuinigingen hoeven dus niet altijd tot krampachtige reacties te leiden. Ze kunnen ook de start vormen voor meer en betere samenwerking. En het mooie is: we zijn er al mee begonnen.
Veel leesplezier, Henk van Zoelen
Editie Bodem+ juni 2010
Vraag en antwoord Bodemhelpdesk Bestaat er een strikte definitie voor “het gebied” waarop een gebieds gerichte aanpak betrekking heeft? Nee, omdat er zoveel verschillende situaties zijn waarvoor de gebiedsgerichte aanpak kan gelden, kun je “het gebied” niet strak definiëren. Voor de afbakening van het gebied wordt vooral bij de ruimtelijke ontwikkelingen in een geografisch gebied aangesloten en die kunnen onderling nogal verschillen. Ook kunnen er verschillen zijn in het type geografisch gebied waarvoor de gebiedsaanpak geldt, met als voornaamste onderscheid stedelijk en landelijk gebied. Het schaalniveau kan dus in concrete situaties sterk verschillen. • [ Vooralsnog bestaat er geen wettelijke grondslag binnen de Wet bodembescherming voor gebiedsgericht beheer van grondwaterverontreinigingen. Een gebiedsgerichte aanpak hoeft echter niet per definitie betrekking te hebben op het gebieds gericht beheren van verontreinigingen.]
Wat wordt bedoeld met “ondergrond”? De ondergrond of bodem is het deel van de aarde vanaf het maaiveld tot circa 10 kilometer diepte, inclusief het daarin aanwezige grondwater. Onderscheid wordt gemaakt in de “zeer ondiepe” ondergrond (minder dan 1 meter beneden maaiveld, het levende deel), de “ondiepe” ondergrond (van 1 meter tot circa 1 kilometer) en de “diepe” ondergrond (van 1 tot 10 kilometer beneden maaiveld). In de ondergrond spelen zich tal van biologische, hydrologische en chemische processen af, die weer deel uitmaken van grotere kringlopen. • [Bron: Ondergrondse Ordening, eindrapportage COB B212-W-04-129.]
3
Kun je de ondergrond ordenen? Zo ja, wat moet er dan gebeuren? Welke taak heeft de werkgroep Spoed bij het opstellen van het overzicht “humane spoedlocaties”? In het convenant Bodemontwikkelingsgebied en aanpak spoedlocaties is afgesproken dat de bevoegde overheden op 31 december 2010 het overzicht “humane spoedlocaties” af moeten hebben. Op deze lijst staat per locatie welke (tijdelijke) maatregelen zijn genomen of zijn voorzien. Het aanleveren van de lijst is de verantwoordelijkheid van de bevoegde overheden. De werkgroep Spoed verzamelt de overzichten. Uiterlijk 1 september stelt de werkgroep Spoed in overleg met de werkgroep Midterm Review een eenduidig format voor de lijst van spoedeisende locaties 2010 voor. Verder ontwikkelt de werkgroep een handreiking voor de communicatie van humane risico’s naar derden. • De volgende humane spoedlocaties kunnen worden opgevoerd. Dit zijn locaties waar: • een beschikking ernst en humane spoed ligt; • spoed is aangetoond op basis van regulier nader onderzoek of veldwerk, conform versnellingsprotocol (stap drie circulaire).
Als er met “ordening” een afweging tussen functies wordt bedoeld, kan de ondergrond prima worden geordend. Je kunt goed afspreken welke functies waar te realiseren, of te behouden zijn. Wat we moeten doen is het “bijeenbrengen van werelden” (domeinen, afdelingen, organisaties, onder- en bovenwereld, et cetera). Er zijn verschillende plaatsen waar je inspiratie kunt opdoen: • Het convenant Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties (waaronder de beleidsvisie “Duurzaam gebruik ondergrond” van het Rijk). • Het initiatief Bewust Bodemgebruik. Dit richt zich op een noodzakelijke balans tussen de noodzaak van het bewust beheer van de bodemfuncties en de bodemrol bij het oplossen van maatschappelijke thema’s. • De Carrousel Ondergrond en Ordening van COB en SKB. Een community of practice voor integrale vraagstukken rond ondergrond en ruimtelijke ordening. •
Editie Bodem+ juni 2010
Ondersteuning uitvoering Bodemconvenant Bredase wethouder Wilbert Willems
‘Bodem is nu interessante economische factor’ ‘Nu het convenant Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties er ligt, is de tijd van praten voorbij. We moeten aanpakken’, aldus Wilbert Willems. Hij is als wethouder verantwoordelijk voor het bodembeleid in de gemeente Breda. Een gesprek over de kansen van een integraal b odembeleid. 4
Willems heeft als enige wethouder in Breda de overstap gemaakt van het oude naar het nieuwe college. Na de verkiezingen van maart heeft hij zijn milieuportefeuille behouden. Naast bodem, krijgen cultuur, internationale betrekkingen, mobiliteit en duurzaamheid zijn aandacht. Daar komt bij dat Willems zo’n tien jaar als woordvoerder voor de PSP en later GroenLinks in de Tweede Kamer het bodembeleid mede heeft vormgegeven. Kortom, hij kan als geen ander verleden, heden en toekomst van het nationale én Bredase bodembeleid overzien.
Zo wordt bodembeleid geïntegreerd met ruimtelijke ordening, ontwikkeling van nieuwbouwlocaties en het milieubeleid in de gemeente. Wij kunnen het beste beoordelen waar het zinvol is om te saneren en met welke intensiteit.’ Behoefte aan wetgeving
Willems heeft ook zijn kanttekeningen. Zo kan volgens hem een convenant nooit wet- en regelgeving vervangen. ‘De bodemsector heeft er uiteindelijk zelf baat bij dat partijen die zich niet aan afspraken houden, kunnen worden
aangepakt. Je komt een heel eind door op de goede wil van partijen te vertrouwen, maar soms heb je als stok achter de deur sancties nodig. En dan biedt een convenant alleen te weinig zekerheden. Dat geldt hier ook. In Breda werk ik uitstekend samen met een groot aantal bedrijven, maar enkele lopen de kantjes ervan af. Met het bodemconvenant krijg ik die niet gemakkelijk in het gareel.’ Daarnaast is, zoals altijd, het geld punt van aandacht. ‘De financiële regeling die er nu ligt volstaat voorlopig, maar ik ben er nog niet van
Goede richting
Volgens Willems slaan we met het bodemconvenant de goede richting in. ‘Ik onderschrijf doelstellingen en aanpak. Een integrale aanpak van verontreinigde locaties biedt gemeenten veel meer mogelijkheden. En het is heel goed te verdedigen om eerst locaties aan te pakken waar de gezondheidsrisico’s het grootst zijn. Waar kansen liggen om economische waarde aan de bodem toe te voegen, zoals in de vorm van koude- en warmteopslag. De bodem is daarmee een interessante factor geworden in het economisch beleid. Dat was voorheen niet zo.’ Andere saneringslocaties komen pas aan bod als daartoe directe aanleiding is. ‘Dat noem ik “werk met werk maken”. Een prima werkwijze.
‘Spoedlocaties afhandelen: een uitdaging om samen met probleemhebbers, de markt en andere overheden zoveel mogelijk synergie te creëren. Dit vergt een proactieve houding van de overheden. En een vooraf bepaalde strategie (bijvoorbeeld wisselgeld), gericht op het identificeren van win-win situaties.’ René Smolders, projectleider werkgroep Aanpak Spoedlocaties
Editie Bodem+ juni 2010
‘Met helft bedrijven zijn al harde afspraken gemaakt over aanpak humane spoedlocaties’
projectontwikkelaars en corporaties kunnen hier terecht voor gegevens over de bodemkwaliteit en we informeren hen actief over bijvoorbeeld landelijke en lokale subsidieregelingen.’
Wilbert Willems
overtuigd dat het voldoende zal zijn. Maatregelen en/of saneringen kunnen kostbaar zijn. Als het budget wordt overschreden, hebben gemeenten weinig extra financiële ruimte om bij te springen.’ Integrale aanpak
Het bodemconvenant vraagt om een andere samenwerking tussen de verantwoordelijken voor ruimtelijke ordening en bodem. Hoe verloopt dit in Breda? ‘In de praktijk worden beleid en projecten vooral ambtelijk afgestemd. Wat betreft de doelstellingen en aanpak zijn we het doorgaans eens. Maar zo nu en dan ontbrandt er een achterhoedegevecht over de rekening. Mijn stelling is dat ruimtelijke ordening moet meebetalen aan een sanering als ze er ook de financiële vruchten van plukken. Dan moeten ze soms even slikken, maar uiteindelijk worden we het meestal eens.’ Bij elk ontwikkelingsplan voor woongebieden of een bedrijventerrein worden in Breda van de allereerste planvorming milieuaspecten, zoals afval, energie, klimaat, verkeer, geluid én bodem meegenomen. ‘Zo heb je de milieu effecten al bij het begin goed in beeld. Vervolgens formeren we een projectgroep waarin alle disciplines vertegenwoordigd zijn. In dat platform kunnen mooie ambities voor bijvoorbeeld geothermische energieopwekking direct worden besproken en kunnen er
besluiten vallen. Dat geeft duidelijkheid en leidt tot minder vertraging en frustratie door tijdrovende processen.’ Spoedlocaties
De partijen hebben in het convenant afgesproken dat in 2015 voor de humane spoedlocaties de risico’s bekend en onder controle zijn, danwel de locatie gesaneerd is. In 2011 wil Breda een tussenbalans met een overzicht van de ecologische gevolgen en verspreidingsrisico’s presenteren. Gaat Breda de deadlines halen? ‘Daarop zeg ik volmondig “ja”. We hebben de inventarisatie afgerond en met de helft van de bedrijven zijn al harde afspraken gemaakt. We lopen dus voor op de planning. Vandaar dat ik niet anders kan dan te zeggen dat we in 2015 de spoedlocaties op orde hebben. Maar je kunt voorspellen dat de meest hardnekkige locaties later voor vertraging kunnen zorgen. En dan is 2015 ineens niet zo heel ver weg meer. We moeten ook praktisch blijven: mocht saneren niet lukken, dan nemen we de grootste gevaren weg om tot gecontroleerde situaties te komen.’ Communicatie
Belangrijke taak van gemeenten is volgens Willems het vergaren van informatie aan derden. ‘We hebben elkaar nodig. Bedrijven,
Breda heeft de hele bodem in kaart gebracht en digitaal ontsloten. ‘De tijd dat een melding van een bodemverontreiniging ons “overkwam” is echt voorbij. Zo’n calamiteit betekende dat alle stoplichten op rood sprongen en er direct geld vrij moest worden gemaakt. Nu weten we wat we kunnen verwachten als we gaan bouwen en anticiperen daarop. Per terrein kunnen we snel aangeven wat er zich in de bodem bevindt, hoe diep het water zit en of en waar eventuele verontreinigingen lopen. We willen op basis daarvan bestemmingsplannen voor de ondergrond opstellen.’ Ook met burgers is goede, eerlijke communicatie over saneringen en bodemkwaliteit van belang. ‘Uit mijn ervaringen met Lekkerkerk, destijds als Tweede Kamerlid, weet ik welke emoties bodemvervuiling kan oproepen. Het beeld van een kind dat zand in zijn mond stopt en daarvan vervolgens ziek wordt, is een gruwel voor elke ouder. Met de aanpak van de humane spoedlocaties ziet de burger dat we er werk van maken. Dat wekt vertrouwen.’ Samenwerken
Tot slot stelt Willems vast dat de contacten met waterschappen, provincie en waterleidingbedrijven met wisselend succes verlopen. ‘Soms hoop ik op wat meer beweging en flexibliteit. Natuurlijk begrijp ik dat mede werkers van een waterschap of waterleidingbedrijf hun wenkbrauwen fronsen als de gemeente gaat wroeten in de bodem waar drinkwater wordt gewonnen, bijvoorbeeld om koude- en warmteopslag mogelijk te maken. Dan probeer ik hen te verleiden naar mogelijkheden te kijken en niet alleen naar beperkingen en dat lukt meestal. Het is ook niet zo vreemd: door het nieuwe bodem convenant zijn taken en verantwoordelijk heden wat verschoven. Het kost gewoon wat tijd daaraan te wennen.’
5
Editie Bodem+ juni 2010
Ondersteuning uitvoering Bodemconvenant
De werkvoorraad van Nijmegen Nijmegen had 1.189 locaties in zijn werkvoorraad. Van de risicolocaties zijn er nu nog 37 over. Vijf zijn (poten tiële) humane spoedlocatie en op drie daarvan is de bodemsanering al gestart. 33 (potentiële) spoedlocaties zijn spoed vanwege verspreidings risico’s. Twintig van deze locaties worden nog dit jaar onderzocht. 6
Het gemeentebestuur van Nijmegen heeft altijd ruim baan gegeven om het project uit te kunnen voeren’, vertelt Paul Erades van Bureau Bodem (Nijmegen). Hij houdt zich onder meer bezig met de technische kant van de bodeminformatievoorziening. ‘De onderzoekskosten zijn in Nijmegen met het ISV-budget betaald. In het onderzoekstraject heeft Nijmegen met adviesbureaus afspraken gemaakt. Hierdoor zijn de kosten voor beide partijen al voor de aanpak helder. Dit en het niet teveel hooi op de vork nemen en het werk in logische stappen knippen, bevordert de snelheid van het proces’, meent Erades. ‘Durf locaties af te strepen uit je werkvoorraad! Een locatie hoeft niet voor de volle honderd procent onderzocht te zijn. Anders kom je niet van je locaties af en kun je je niet op je spoedlijst concentreren.’ ‘In Nijmegen merken we dat het voor de VOCL-verontreinigingen goed is meer filters op grotere diepte in een boorgat te plaatsen. Hiermee verhoog je de kans dat je verontreiniging aantreft, aanzienlijk. Bedrijven op spoedlocaties worden binnenkort gericht aangeschreven via het juridisch instrumentarium van de Wet bodembescherming om allereerst bodemonderzoek uit te voeren.’ Gratis informatie
‘Nijmegen heeft geen specifieke strategie voor de communicatie rond humane risico’s. Dit is niet nodig, omdat de bodemsaneringen op die locaties al zijn gestart of binnenkort starten. Uiteraard hebben we wel voor de locaties met humane spoed de direct omwonenden actief geïnformeerd. Verder kunnen burgers gratis alle informatie terugvinden op onze website www.nijmegen.nl/milieu-atlas.’
Ontwikkelingen
‘De gemeente Nijmegen participeert in het project “Lekker Water”, waarin wij samen met de provincie Gelderland, de gemeente Arnhem en het waterleidingsbedrijf bodemonderzoek uitvoeren in het intrekgebied om zo tot een bodemsaneringsprogramma voor dat gebied te komen. Voor Gebiedsgericht Beheer (GGB) is er een afwegingskader. Hiermee kunnen de verschillende aspecten, bodemverontreiniging, koude- en warmteopslag en grondwateronttrekking worden afgewogen voor verschillende ambitieniveaus. De initiatiefnemer kan dan een GGB-plan opstellen waarin die afweging is uitgewerkt (artikel 6 van het convenant).’ ‘Verder willen we nu beter inzicht krijgen in de bodemopbouw van de diepere ondergrond. Als je gebiedsgericht grondwaterbeheer wilt opstellen, moet je in elk geval weten hoe de ondergrond in elkaar zit en waar precies de verontreinigingen zijn. Dan kun je voor (deel)gebieden een passende oplossing zoeken via het GGB. Ook informatie delen helpt daarbij. Zo hebben we op de plank liggende informatie van tweehonderd diepe boringen in het DINO-loket laten opnemen.’ Financiering
Een knelpunt bij bodemsanering kan de financiering van de langdurige nazorg zijn. Erades hierover: ‘Dit aspect zou ook in de midterm review moeten worden meegenomen. Daarnaast is het verstandig om in 2011 voor de midterm review de totale spoedlijst helemaal op orde te hebben. Zo kunnen we in 2011 een inschatting maken van de saneringskosten, daarbij rekeninghoudend met gebiedsgericht grondwaterbeheer.’ Ondergrond
Tot slot, hoe ziet hij zijn functie over vijf jaar? ‘Nu zijn de plannen erg op de milieukundige kant gericht. De komende jaren wordt er veel breder gekeken, zoals naar grondwaterkwaliteit, koude- en warmteopslagsystemen en grondwateronttrekkingen. Ik ga me daarom ook toeleggen op het gebiedgericht grondwaterbeheer en het beheer van de ondergrondthema’s. Dat lijkt me weer een mooie uitdaging.’
Paul Erades
Editie Bodem+ juni 2010
Bodemschatten
Het gesprek
Transitie nader bekeken ‘Als je terugkijkt op dertig jaar bodemsaneringsbeleid zitten we in een bijzondere fase. Dat vind ik spannend. Maar zo stap ik wel in de valkuil die ik vaak zie bij een transitie: ik heb het over de inhoud. Praten over het proces is zeker net zo belang rijk, maar wordt vaak vergeten. En laten we eerlijk zijn: praten over verandering kan ongemakkelijk zijn. En hoe doe je dat, veranderen?’ Gerd de Kruif, programmadirecteur Uitvoeringsprogramma Convenant Bodem en Jacques Handelé, ontwerper en begeleider veranderprocessen bij de Rijksoverheid, ontmoetten elkaar voor een transitiegesprek. Handelé zal op verschillende momenten in het Uitvoeringsprogramma zijn visie en bijdrage leveren. Een goed moment dus om hem te vragen naar zijn mening over transitie. Hoe kijkt hij daarnaar. En wat is er volgens hem aan de orde? De Kruif stelt de vraag.
mogelijkheden dan de dingen die niet deugen en “veranderd” moeten worden. Ik ben het trouwens niet met je eens dat het proces even belangrijk is als de inhoud. Je kunt wel inhoud hebben zonder proces, maar geen proces zonder inhoud!’ De Kruif: ‘Okay, goed letten op mijn taal en even de tijd nemen. Dat neem ik ter harte. En wat betreft het belang van de inhoud: Natuurlijk gaat het daar uiteindelijk om. Maar het is bij mij wel vaker “en/en”. Als je
‘Als ik kijk naar het convenant en het Uitvoeringsprogramma staat voor mij centraal dat er sprake is van een fundamentele verandering. Beleid voor de ondergrond wordt – met milieuhygiënische randvoorwaarden – onderdeel van de ruimtelijke ontwikkeling. Verbinding met andere thema’s als energie en (grond)water is vereist. De noodzaak tot sanering van locaties los van ruimtelijke ontwikkeling wordt verleden tijd. Minder overheidsgeld. Efficiënt werken. Minder rijkssturing. Een echte transitie. Ik zoek naar een manier om dit goed op te pakken en kan daarbij alle hulp goed gebruiken. Daarvoor kijk ik ook naar jou, Jacques. Wat is transitie voor jou? Wat is aan de orde?’
Gerd de Kruif
krijgen van soms ongeduldige opdrachtgevers, politici, bestuurders en anderen. En er zijn nog wel een paar voorwaarden voor zo’n proces.’ De Kruif: ‘Zoals?’ Ideeën genoeg
het proces goed organiseert, kun je tot goede inhoudelijke uitkomsten komen. Inspirerende ideeën daarvoor kunnen we goed gebruiken.’
Handelé: ‘Ga het gesprek aan, niet de strijd. Verplaats je in de ander, wees open over je ideeën, twijfel en enthousiasme. Probeer ideeën uit. Niet alles kan en hoeft in een keer goed: hoe heb je leren fietsen? Ook niet door de instructie te lezen. En als iets niet werkt en gaat werken, hou er dan ook mee op. Soms is daar wat moed voor nodig. Geduld. Als je je sleutels kwijt bent, is het soms goed met zoeken op te houden: dan vind je ze pas. Maak je ideeën, je pogingen en je resultaten expliciet. Heb jij nog aanvullingen?’
Handelé: ‘De kunst is zoveel mogelijk mogelijkheden zien en blijven zien en benutten. In de klassieke gevallen wordt vaak eerst een analyse gemaakt van de huidige situatie (A), vervolgens wordt de gewenste eindsituatie gedefinieerd (B), om uiteindelijk met behulp van de TomTom de weg van A naar B af te leggen. Ik pleit ervoor om B niet zo precies aan te duiden. Je weet niet wat je onderweg aan mogelijkheden en obstakels
De Kruif: ‘Benader en bespreek het onderwerp vanuit een breder perspectief, gluren bij de buren. Zoek waar de veranderkracht zit en gebruik die. Hou het effectief en efficiënt. Dit klinkt misschien als een koude douche, maar we hebben het druk met van alles. Op bodemterrein zijn er veel activiteiten en initiatieven. We moeten de energie richten en bundelen. Ik ben benieuwd naar aanvullingen van anderen!’
Jacques Handelé
De kracht van taal
Handelé: ‘Taal is belangrijk. Soms gebruiken we taal wel erg gemakkelijk of achteloos. Alles is een project, programma, strategie of verandering. En dan lijkt het direct alsof iedereen het helemaal begrijpt. Terwijl je juist vaak even langer moet doorpraten om elkaar werkelijk te begrijpen en tot nieuwe ideeën te komen. Voorbeeld? Bij mij – en wellicht bij anderen - roept de term “verandering” iets op in de sfeer van “het gaat nu anders, wat er was deugt niet”. Daarmee wordt het mogelijk iets onheilspellends, terwijl het vaak gaat om een volgende fase in een lange ontwikkeling. Zo ontstaat er al veel meer ruimte. Als je dat met elkaar deelt, zien we eerder en veel meer de
tegenkomt. Dat moet je niet doen als je een brug wil bouwen of naar de maan gaat. Maar in het veld moet je de ruimte nemen om participatief en creatief stappen te zetten naar een gewenste eindsituatie. Daar zijn veel perspectieven en belangen, is veel deskundigheid beschikbaar en is de toekomst ongewoon of onbekend. En inderdaad moet je die ruimte
7
Editie Bodem+ juni 2010
Kennisnetwerk bodem & ondergrond
8
Dolf Kern, beleidsadviseur Hoogheemraadschap Rijnland: ‘De waterschappen hebben als beheerder van het watersysteem, inclusief grondwater, belangen in de ondergrond (zoals verdrogingsbestrijding). Om effectief mee te praten over hoe er met grondwater wordt omgegaan, erkennen ze dat je moet willen meepraten en meedenken met de ruimtelijke ordening van de ondergrond. De watertoets en GGOR (Gewenste Grondwater en Oppervlaktewaterregime) zijn instrumenten waarmee de waterschappen nu aansluiting zoeken met de ruimtelijke ordening. In praktijk ligt de operationele prioriteit voor het grondwater beheer nu bij de uitvoering vergunningstaken uit de Waterwet, die 22 december 2009 in werking is getreden. Deze zorgt voor fundamentele wijzigingen ten aanzien van de taakverdeling over het grondwater. Door de waterwet zijn diverse taken helder belegd bij waterschappen, gemeenten en provincies (grondwaterkwaliteit). De grenzen zijn niet altijd scherp en moeten in de praktijk verder uitkristalliseren. Op dit moment zijn praktijksituaties (zoals grootschalige verontreiniging ondergrond Rotterdam) voor dit proces leidend. Bestuurlijke arrangementen (maatwerk) spelen hierbij een grote rol. We leren van successen en knelpunten uit de praktijk. We moeten nog uitwerken hoe we deze kennis verder kunnen delen.’ ‘De waterschappen zijn samen met provincies daarnaast bezig met de “functie faciliteringskaarten”. Deze kaarten geven aan of deze functie bij bijvoorbeeld Woningbouw wel of niet goed past bij het watersysteem of de ondergrond. De kaarten zijn nog in ontwikkeling. Ze moeten nader invulling geven in de taal van de ruimtelijke ordenaar aan de laag “ondergrond” uit de Lagenbenadering die in de ruimtelijke ordening wordt toegepast. Er is nog beperkte aansluiting met de koude- en warmteopslag-kaarten of thema’s als verdrogingsbestrijding. Deze integratie is wel gewenst.’
Visie op de Ondergrond De Tweede Kamer kreeg 16 april de Rijksvisie op het duurzaam gebruik van de ondergrond aangeboden. Uitgangspunt is dat er steeds meer behoefte is aan kaders voor vraagstukken die met onder gronds ruimtegebruik te maken hebben. De beleidsvisie is onderdeel van de in het bodemconvenant genoemde “Transitie van het bodembeleid naar een breder beleid voor de Ondergrond”. Enkele over heden vertellen wat de Rijksvisie voor hen betekent.
‘Vanuit betrokken stellingen is het lastig bewegen – en beweging is absoluut noodzakelijk om vooruit te komen!’ Frency Huisman, projectleider Ondergrond
Start walking
Mari van Dreumel (VROM): ‘De Rijksvisie nodigt provincies, gemeenten en waterschappen uit hun eigen beleid voor de ondergrond te formuleren, eigen prioriteiten daarvoor vast te stellen en op basis daarvan gesprekken met betrokken partijen aan te gaan en de verdere uitvoering op te pakken. Kortom, “let’s stop talking and start walking”! De departementen moeten hard aan de slag. Actieplannen voor CO2-opslag (structuurvisie) en geothermie (plan van aanpak) staan gepland. Interbestuurlijke afstemming is noodzakelijk. Dat wordt “as we speak” aangepakt. EZ speelt daarbij een belangrijke rol, maar ook VROM is betrokken. Ook de provinciale en gemeentelijke structuurvisies
voor de ondergrond moeten snel worden aangepakt, want dat vormt de basis voor het verdere beleid.’ ‘Naast de realisatie van het Uitvoeringsprogramma moet er nog meer gebeuren om de gewenste transitie re realiseren. Het doortrekken van het saneringsbeleid in beleid voor de ondergrond vergt natuurlijk niet alleen een klik in het hoofd, maar vraagt ook veel werk. De integratie van bodem en grondwater moet worden doorgezet. Ruimtelijke ordening en ondergrond moeten worden samengebracht. De ontkokering die dat vergt, vraagt de nodige inspanningen. Niet alleen ambtelijk, maar ook bestuurlijk. Samen het doel voor ogen houden en samen elkaar helpen lijkt me om
Waterbeheer - Natuurlijke bodemfuncties - Energie - Ondergronds ruimtegebr Editie Bodem+ juni 2010
Ecologische hoofdstructuur Aardkundige waarden
Oppervlaktewater
Landbouw
Cultuurhistorische archeologie
Ondergrondse infrastructuur
Bodem stabilisatie
Delfstoffen winning
Watervoerend pakket Waterwinning Warmte/Koude Opslag (WKO) en geothermische energie
Fossiele energiewinning Opslag CO2
Waterbeheer - Natuurlijke bodemfuncties - Energie - Ondergronds ruimtegebruik. Bron: SKB
meer dan één reden belangrijk. Het moment daarvoor bestaat. Het vasthouden is iets waar we onszelf aan mogen houden.’ Bevestiging
Marion Visser, gemeente Arnhem: ‘De Rijksvisie betekent voor Arnhem een bevestiging dat de ondergrond op de politieke agenda moet: integraal ordenen van boven- en ondergrond en het benutten en beschermen in balans. Wat is hiervoor nodig? Initatief, pro-actief omgaan met de ondergrond, regie nemen, samenwerken met andere overheden, combinaties en kansen via RO-spoor benutten. We moeten niet te veel meer over de ondergrond praten, maar er vooral mee aan de slag gaan: “Learning on the job”, ervaringen opdoen. Bijvoorbeeld een ondergronds bestemmingsplan gaan maken, juridische verankeringen via het spoor van de Wet ruimtelijke ordening gaan doen. En leerervaringen goed uitwisselen. Daarvoor moet een juiste manier worden gecreëerd.’ ‘De visie op de ondergrond van Arnhem is gemaakt. Deze is de bouwsteen voor onze structuurvisie. Ik ben bezig om de elementen uit de visie zo goed mogelijk in de structuur visie te verankeren. Daarnaast wordt gewerkt aan het opstellen van een eerste gebiedsgericht grondwaterbeheerplan en zal een tweede snel volgen. Kennis en ervaringen worden
gedeeld door het geven van diverse lezingen en workshops in den lande. Een punt van aandacht om het Uitvoeringsprogramma van de Rijksvisie en de gewenste transitie te realiseren, is de samenwerking tussen EZ-VROM-V&W. De Rijksoverheid praat niet met één mond, en heeft verschillende visies en belangen.’ Niets nieuws
Astrid Slegers, secretaris Boog/voorzitter DOG/ Yacht: ‘Wat betekent de Rijksvisie voor de bevoegde overheden? Om eerlijk te zijn: niets nieuws! In de Rijksvisie op de ondergrond is een agenda uitgewerkt. Een takenlijstje van (een deel van) de doelen die geformuleerd zijn in het convenant. Het echte nieuws moet nog komen: een serieuze integrale visie op de ondergrond. En met integraal bedoel ik: interdepartementaal. Hoe gaan de provincies om met de Rijksvisie? In de transitie van bodemsanering naar bodembeheer moeten provincies sterk nadenken hoe zij hun rol als midden-overheid gaan vormgeven. In de samenwerking met de andere overheden ligt voor provincies een uitgelezen rol weggelegd: partijen verbinden en bijeen brengen. Niet alleen overheden maar ook anderen, zoals bedrijven en burgers.’ ‘Om de gewenste transitie te realiseren, moeten de individuele medewerkers hun
eigen transitie doormaken. Nieuwe kennis eigen maken. Nieuwe ervaringen opdoen. Daarnaast is de versnippering van gegevens één van de grootste obstakels om goed beleid te kunnen voeren. Als ervaringen met toepassingen in de bodem worden gedeeld, kan zichtbaar worden hoe de verschillende bodemlagen elkaar beïnvloeden. Daarover is nog te weinig bekend. Een bredere kijk op de wenselijkheid van bepaald gebruik van de ondergrond kan zo worden ontwikkeld. Is koude- en warmteopslag het gouden ei? Of is er lokaal een beter alternatief? Met de Kennisagenda wordt een goede stap gezet om kennis en ervaringen in beeld en bijeen te brengen. Wat is nodig om de gewenste transitie te bereiken? Veranderen is mensenwerk. Zelf veranderen is eng. Iets veranderen is leuk. Bijdragen aan verandering is nog leuker.’
9
Editie Bodem+ juni 2010
COLUMN Prof.dr. Stefan Kuks Watergraaf Waterschap Regge en Dinkel
Let op de waterschappen! 10 Het bodemconvenant stelt bestuurlijk Nederland voor een uitdagende taak. Voortaan zijn het de provincies, gemeen ten en waterschappen die samen oplossingen moeten vinden voor de verontreiniging van bodem en grondwater én voor de ruimtelijke ontwikkeling van de ondergrond. Voor Nederland is dit nieuw en noodzakelijk. Steeds meer innovatieve gebruiksvormen en aanspraken op de bodem verlangen een verbreding naar de ondergrond en het gebiedsgerichte grondwaterbeheer. Dat maakt het toch al complexe bodembeleid niet eenvoudiger. Toch is deze koerswisseling inspirerend. Alleen al omdat ze past in het veranderende denken over de bestuurlijke inrichting van ons land. Onder het motto “Decentraal wat kan, centraal wat moet”, legt de Rijksoverheid steeds meer taken bij de lagere bestuursorganen. Een logische ontwikke ling, want omstandigheden kunnen per regio of zelfs op nog kleinere schaal verschillen. De noodzakelijke gebiedskennis vinden we eerder op lokaal en regionaal niveau dan in Den Haag. Decentralisatie biedt meer mogelijkheden tot maatwerk en het betrekken van plaatselijke en regionale belanghebbenden en gebiedspartijen. En geeft zo meer perspectief op breed gedragen oplossingen. Ik durf dat zo stellig te noteren, omdat waterschappen al langer op deze wijze werken. Als deelnemer in gebiedspro cessen zijn we gewend om alle gebiedspartijen van meet af aan te betrekken. We kennen ons werkgebied en de mensen
die er wonen en werken. We spreken hun taal. Die nabijheid én betrokkenheid leiden tot besluiten die door de streek worden herkend en gedragen. Voor onze core business, de waterveiligheid, is dat een essentiële voorwaarde. Deze benadering is ook voor het bodemontwikkelingsbeleid belangrijk, want daar is cohesie met het gebied eveneens onmisbaar. De commotie over de voorgenomen CO2-opslag in Barendrecht is in dit verband illustratief. Daarnaast brengen we als waterschappen nog een belangrijke kwaliteit in: onze uitvoeringskracht. We zijn gericht op de uitvoering van beleid en beschikken over veeljarige expertise. Weer mede dankzij onze gebiedskennis. Ik noem de uitvoering van de Regeling eenmalige uitkering baggerwerk zaamheden bebouwd gebied (Subbied) in Twente als voorbeeld. We hebben de gemeenten in ons beheergebied meteen benaderd om de baggeropgave gezamenlijk op te pakken. Tien gemeenten sloten zich aan. Zo hebben we samen 45 projecten uitgevoerd en het leeuwendeel van de achterstanden weggewerkt. Kortom, als waterschappen kunnen we veel betekenen bij de uitwerking en uitvoering van het bodemconvenant. We zien een duidelijke rol voor onszelf. Eén die ons door kennis en ervaring op het lijf is geschreven.
Editie Bodem+ juni 2010
Het spoorboekje van Coevorden
Implementatie & effectmeting bodembeleid
In Coevorden wordt het initiatief genomen tot gebiedsgericht beheer van de aanwezige grondwaterver ontreinigingen. De gemeente en de projectontwikkelcom binatie Bouwfonds/Esprit projectontwikkeling zijn sinds 2004 bezig een ver pauperd bedrijventerrein op De Holwert Zuid een nieuwe bestemming te geven. Het gebied moet weer onderdeel worden van de historische binnenstad van Coevorden. De ontwikkellocatie De Holwert Zuid
GGB als oplossing
Gebiedsgericht grondwaterbeheer is een beleidskader waarin het integraal en duurzaam inrichten van het grondwaterbeheer binnen een begrensd gebied wordt uitgevoerd. En wel zodanig dat activiteiten met grondwater en ingrepen op het grondwater gekoppeld aan milieudoelstellingen, (herstel)natuur en de ruimtelijke en economische ontwikkelingen, voor de langere termijn geïntegreerd en systeem gericht worden uitgevoerd. Bron: Projectplan Gebiedsgericht GrondwaterBeheer (GGB) Uitvoerings programma
Bij het bedrijventerrein is sprake van bodemverontreiniging. Deze is voor een groot deel veroorzaakt door het voormalige Kempen & Vergeer (later overgenomen door verchroombedrijf Crown Plating Coevorden). De pluim strekt zich uit over een lengte van 1 kilometer. Daarbinnen bevindt zich een industriële grondwateronttrekking. Daarnaast verspreidt de pluim zich richting Duitsland, waar grondwaterontrekkingen zijn gepland.
Een voorbeeld hiervan is het gebruik van bodemenergie (koude- en warmteopslag) voor de geplande toekomstige bedrijven en woningen in het gebied. Het toepassen van bodemenergie waarbij de bron wordt beheerst en de totale verontreiniging in de pluim wordt verminderd, is daarbij de gedachte. Dit is een van de maatschappelijke baten. Daarnaast wordt nagegaan of de bestaande industriële grondwateronttrekking onderdeel kan zijn van de beheersing en sanering van de pluim.
Bodemenergie
De provincie Drenthe, de gemeente Coevorden en de projectontwikkelcombinatie willen een overeenkomst sluiten over de sanering en overdracht van het CPC-terrein. Om de herontwikkeling van het bedrijventerrein op korte termijn mogelijk te maken, is gekozen voor een gefaseerde gebiedsaanpak. Voor de aanpak van de bron werkt Advies- en ingenieursbureau DHV een aantal varianten uit in een saneringsonderzoek. Voor de ondergrond (de pluim) wordt uitgegaan van een gebiedsgericht grondwaterbeheervariant. Daarin wordt naar toepassingen gezocht voor duurzaam gebruik van de ondergrond.
Spoorboekje
Met de case Coevorden willen de verschillende partijen integraal gebiedsgericht grondwaterbeheer mogelijk maken. Daarbij moeten naar verwachting technische, financiële, juridische en procesmatige drempels worden genomen. De lessen die worden geleerd, kunnen als spoorboekje dienen voor andere Nederlandse projecten met een vergelijkbare opgave. Dat geldt vooral voor de wat kleinere gemeenten, waarbij ervaring op dit gebied beperkt is en waar de provincie een grotere rol heeft.
11
De provincie Drenthe kan worden gezien als trekker van het integrale gebiedsgericht grondwaterbeheer in Coevorden en heeft bij de voorbereiding al aangestuurd op de mogelijkheid van gebiedsgericht grondwaterbeheer. Ze ziet hierin de optimale mogelijkheid om een oplossing te vinden voor de aanpak van de grootschalige bodemverontreinigingen. Dit in combinatie met duurzaam gebruik van de ondergrond en waterberging. De provincie heeft kortgeleden een structuurvisie Ondergrond opgesteld en zet wat het realiseren van een koude- en warmteopslag betreft in op versnelde groei en samenwerking met gemeenten. Coevorden is een van de gemeenten in Drenthe waar kansen liggen om dit nieuwe beleid te ontwikkelen en mogelijk te maken.
besteed aan waterberging. Coevorden heeft een stadsgracht die rond het centrum loopt en die bij De Holwert Zuid is volgestort. Mogelijk wordt deze opnieuw uitgegraven. Daarnaast zijn er verschillende kanalen. De kwaliteit van de waterbodem, die voor een deel wordt beïnvloed door de landbodem, is van groot belang voor het waterschap Velt en Vecht. Bouwfonds en Esprit zijn de ontwikkelaars die onder meer de supermarkten en de
‘De weerstand tegen de gebiedsgericht grond waterbeheer sluimert hier en daar omdat het lijkt dat je het moet doen. De praktijk laat nu al zien dat juist de kansen en mogelijkheden zo “verleidelijk” zijn, dat de keuze voor deze gebiedsgerichte aanpak bijna vanzelfsprekend wordt.’
Andere spelers
12
woningen gaan realiseren op het te ontwikkelen bedrijventerrein. Zij zien bodemenergie als een mogelijkheid om aan de energieprestatie (EPC) uit het Bouwbesluit, Lente-akkoord en/of Energie-akkoord Noord-Nederland te kunnen voldoen. DHV ziet de grootste uitdaging in het samenbrengen van de verschillende partijbelangen om zo een goed plan van aanpak te maken voor het gebiedsgericht grondwaterbeheer met een goede organisatorische, juridische en financiële basis.
De gemeente Coevorden heeft er belang bij dat de bodemverontreinigingen de ruimtelijke ontwikkelingen in De Holwert Zuid niet in de weg staan en dat toekomstige gebruikers hiervan geen nadelige invloed ondervinden. Coevorden heeft er daarnaast alle belang bij om de grondwaterverontreinigingen in de stadskern en directe omgeving te betrekken in het gebiedsgericht grondwaterbeheer. Binnen het project De Holwert Zuid wordt aandacht
Ron Nap, projectleider Gebiedsgericht Grondwaterbeheer
Cartoon
Colofon
‘Je weet niet wat je onderweg aan mogelijkheden en obstakels tegenkomt.’
De divisie NL Milieu en Leefomgeving stimuleert de realisatie van duurzame ambities door het verbinden van partijen, de toetsing aan milieuwetgeving en met financiering, informatie en advies. Bodem+ is een onderdeel van de divisie NL Milieu en Leefomgeving. De missie van Bodem+ is door het aanbieden en borgen van kennis een succesvolle transitie naar een duurzaam gebruik van de bodem en ondergrond bij de doelgroepen te laten slagen.
Redactieadres Agentschap NL NL Milieu en Leefomgeving Postbus 93144 2509 AC Den Haag T (0)88 602 51 23 F (0)88 602 51 00
[email protected] www.agentschapnl.nl/bodemplus
Eindredactie en productiebegeleiding Afdeling Communicatie, Agentschap NL Fotografie Plaatwerk, Horizon Photoworks, Waterschap Regge en Dinkel, gemeente Breda Ontwerp Ontwerpwerk Oplage 4.250 Aan deze publicatie kunnen geen rechten worden ontleend. Publicatie-nr. 1BDMP1004