Economische Ontwikkeling van Aruba: Deelstudie Energie Desaroyo Economico di Aruba: Energia
2009 Fundacion Estudionan Social Cristian Aruba (FESCA) Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van FESCA.
Voorwoord Aruba dient een duidelijke toekomstvisie in kaart te brengen om haar afhankelijkheid van fossiele energiebronnen te beperken. ‘Nieuwe’ energie biedt deze onafhankelijkheid en is dan ook een dwingende reden voor onze interesse in niet conventionele energiebronnen. Aruba zal deze richting op moeten gaan om tenminste gedeeltelijk een verademing te bewerkstelligen van de prijsschommelingen en de afhankelijkheid aan internationale politiek. Door middel van een kosten- en batenanalyse dient Aruba het optimaal mogelijke voordeel van duurzame energiebronnen te bereiken. Particuliere investeringen zijn doorslaggevend in de nieuwe vormen van energie. Door middel van ondersteunend overheidsbeleid en gegeven de randvoorwaarden op juridisch en energieinfrastructureel gebied wordt de waarborg voor de onafhankelijkheid aangeboden. Daarnaast heeft de overheid een sturende en stimulerende rol in het creëren van een draagvlak onder de bevolking. Die dient vooralsnog een bewustwordingsproces te ondergaan. Op 5 juni 2008 is door Fundacion Estudionan Social Cristian Aruba (FESCA) met medewerking van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA een rapport over de Economische Ontwikkeling van Aruba gepubliceerd. Dit rapport probeert richting te geven aan de toekomst van Aruba, met het toerisme als kernactiviteit. Het energievraagstuk is aan de economische ontwikkeling van Aruba gerelateerd en is derhalve in deze Energienota als deelstudie gepubliceerd. De nota begint met een beter inzicht te verschaffen in het energieverbruik op Aruba van haar inwoners en bedrijven. Eerder publiceerde Mike de Meza in 2006 een AVP rapport over de mogelijke internationale en lokale effecten van de ontwikkelingen op het gebied van energie. Met de publicatie wil FESCA bijdragen aan een stabiel en duurzaam energiebeleid. Het toepassen van alternatieve vormen van energie en het actieplan dienen in een verlaging van de huidige energiekosten en een prijsstabilisatie van de energiecomponent te resulteren. Dertig jaar na de eerste macro-economische verkenningen bevindt Aruba zich wederom in de situatie om evenwichtigheid in de goederen van openbaar nut te brengen. Door een eenduidige startpositie is het voorsorteren op de toekomst duurzamer, doelmatiger en efficiënter. Deze unieke opdracht staat in het verlengde van de doelstelling van het werkplan van FESCA. Door doelgerichte aanbevelingen als uitzicht te leveren, kunnen deze als essentiële elementen voor een degelijk beleid dienen. Hiermee zet FESCA een nieuwe stap om ruimte te creëren voor bezinning. Het is aan onze politieke partner, de christendemocratische partij AVP, om de aanbevelingen te wegen en in beleid te vertalen. Oranjestad, 15 juli 2009 voorzitter FESCA mr. drs. Richard A. Arends
1
Inhoudsopgave Inleiding .................................................................................................................................... 4 Doelstelling............................................................................................................................. 4 Samenvatting ......................................................................................................................... 6 Hoofdstuk 1: Energievoorziening .......................................................................................... 9 1.1. Mondiale energie - macroniveau..................................................................................... 9 1.2. Aruba - microniveau ...................................................................................................... 11 1.2.1 Elektriciteitsverbruik ................................................................................................ 11 1.2.2. Waterverbruik ......................................................................................................... 13 1.2.3. Gasverbruik ............................................................................................................ 14 1.3. Operationalisering: het vervolg van het rapport............................................................ 16 Hoofdstuk 2: Ontwikkeling olieprijs .................................................................................... 17 2.1. Fundamentele ontwikkelingen oliemarkt....................................................................... 17 2.2. Inflatiebepalende factoren............................................................................................. 20 2.2.1. Consumenten.......................................................................................................... 22 2.2.2. Bedrijven ................................................................................................................ 23 2.3. Scenario 2020 ............................................................................................................... 23 Hoofdstuk 3: Kansen voor Aruba ....................................................................................... 25 3.1 Strategische keuzes....................................................................................................... 25 3.2. Opties ............................................................................................................................ 26 3.2.1. Windenergie ........................................................................................................... 26 3.2.2. Zonne-energie ........................................................................................................ 27 3.2.3. Thermische energie................................................................................................ 28 Hoofdstuk 4: Toepassingen ................................................................................................. 29 4.1. Elektriciteitsgebruik ....................................................................................................... 29 4.1.1. Windenergie ........................................................................................................... 29 4.1.2. Zonne-energie ........................................................................................................ 31 4.1.3. Thermische energie................................................................................................ 32 4.1.4. Diep-zee koeling..................................................................................................... 33 4.2 Watergebruik.................................................................................................................. 34 4.3 Vervoer........................................................................................................................... 34 4.3.1. Particulier vervoer .................................................................................................. 34 4.3.2. Beroeps- en openbaar vervoer .............................................................................. 35 Hoofdstuk 5: Actieprogramma 2020 .................................................................................... 37 5.1 Diversificatie 2020 ...................................................................................................... 37 5.1.1. Windenergie ........................................................................................................... 37 5.1.2. Zonne-energie ........................................................................................................ 37 5.1.3. Thermische energiecentrales ................................................................................. 37 5.1.4. Fossiele brandstoffen ............................................................................................ 38 5.2 Energiebesparingen....................................................................................................... 38 5.2.1. Huishoudens .......................................................................................................... 38 5.2.2. Vervoer ................................................................................................................... 39 5.2.3. Industriële diepzee koeling..................................................................................... 39 5.3. Sturende rol overheid.................................................................................................... 39 5.4. Conclusie ...................................................................................................................... 39 Inhoudsopgave tabellen Tabel 1: Elektriciteit ................................................................................................................. 12 Tabel 2: Water ......................................................................................................................... 13 Tabel 3: Waterverbruik naar huishoudens en bedrijven.......................................................... 14 Tabel 4: Motorrijtuigenpark ...................................................................................................... 15 Tabel 6: Opbrengst windmolen................................................................................................ 30 Tabel 7: Opbrengst zonnepanelen .......................................................................................... 31 Tabel 8: Opbrengst thermische energie .................................................................................. 33 Tabel 9: Hybride elektroauto’s................................................................................................. 35
2
Inhoudsopgave figuren Figuur 1: Olietrends ................................................................................................................... 4 Figuur 2: World oil balance........................................................................................................ 5 Figuur 3: Afname van de bestaande olieproductiebasis ........................................................... 5 Figuur 4: Wereldenergieconsumptie.......................................................................................... 9 Figuur 5: The Growing Gap ....................................................................................................... 9 Figuur 6: Groei regionale olieconsumptie in de afgelopen 42 jaar.......................................... 10 Figuur 7: Wereldbevolkingsgroei ............................................................................................. 11 Figuur 8: Elektriciteit ................................................................................................................ 12 Figuur 9: Water ........................................................................................................................ 14 Figuur 10: Autodichtheid.......................................................................................................... 15 Figuur 11: Ontwikkeling olieprijs per vat.................................................................................. 17 Figuur 12: Olieprijs geschoond voor inflatie ............................................................................ 18 Figuur 13: Voorspellingen wereldolieprijs (2000-2030) ........................................................... 19 Figuur 14: Olieprijs en inflatie Aruba en USA 1985-2010........................................................ 21 Figuur 15: Regionale inflatie 1998-2007 ................................................................................. 21 Figuur 16: Tarieven WEB en ELMAR 1996-2010 ................................................................... 22 Figuur 17: CPI en energiecomponent ..................................................................................... 22 Figuur 18: Zonuren Caribisch gebied ...................................................................................... 31
3
Inleiding De beschikbaarheid van energie is essentieel voor elke samenleving. Ondanks de kleinschaligheid van Aruba zouden de economische ontwikkelingen van de afgelopen decennia zonder energie niet hebben plaatsgevonden. De verblijfstoeristen vliegen binnen, we koelen onze hotels en huizen, rijden auto’s en gebruiken elektriciteit voor machines en apparaten. De prijs van energie bepaalt in belangrijke mate de welvaart van Aruba. Onze energiebehoefte dekken we namelijk uitsluitend met olie. Andere landen streven diversificatie van energie na om niet alleen van olie afhankelijk te zijn. Traditioneel moet de energievoorziening betrouwbaar, betaalbaar en schoon zijn. Dertig jaar geleden werd geconstateerd dat externe factoren achter de Arubaanse economie door internationale gebeurtenissen en mondiale veranderingen snel konden worden beïn1 vloed. Als gevolg hiervan moet Aruba zich tegen een mogelijk negatief effect van deze externe factoren kunnen indekken. In dit lange termijn beeld is de huidige economische crisis van enkele jaren een verschijnsel met tijdelijk lagere prijzen Doelstelling Olie is een fossiele energiebron die op Aruba wordt geïmporteerd, als ruwe olie door de olieraffinaderij verwerkt, en gekocht voor het opwekken van elektriciteit en het vervaardigen van drinkwater door het ontzouten van zeewater. Voor het vervoer op het land wordt brandstof (diesel en benzine) geïmporteerd, voor lucht- en zeevervoer wordt brandstof gekocht van de olieraffinaderij op Aruba. Daarnaast wordt gas ook geïmporteerd en in huishoudens en bedrijven gebruikt. Aangezien de conventionele vormen van energie opgewekt door fossiele brandstoffen eindig zijn wordt deze energievorm door schaarste duurder. Figuur 1: Olietrends
demand
price
33 32 31 30 29 28 27 26 25
120 100 80 60 40
Price US $ / Blls
Dem & Sup GigaBlls / Year
supply
20 96
97
98
99
00
01
02
03
04
05
06
07
08
Year Bron: EIA (Short Term Outlook, Aug. 2008)
Aan het eind van het vorig millennium en doorgaans in het begin van dit millennium is de verhouding tussen vraag en aanbod gekanteld naar de vraagkant, door de opkomst van nieuwe industrielanden als China en India. Ook andere onderontwikkelde landen hebben hun vraag, met recht daarop, significant verhoogd.
1
Zie ook: Cole, S., ITEO, DECO, Aruba: Planning an Independent Future – Preview and Summary, ITEO/DECO 198?
4
Figuur 2: World oil balance
Bron: MEM Consultancy N.V.
Een tweede kanteling is gekomen doordat de oliebronnen over de wereld in toenemende mate in handen zijn gekomen van staatsoliebedrijven waardoor de productprijzen afhankelijk werden van de mondiale machtspolitiek. De olieproducerende landen drukken hiermee de eigen belastingen voor de bevolking omlaag. Dit was al het geval in het Midden-Oosten, Rusland en Mexico, maar het is nu ook in Midden- en Zuid Amerika al in opkomst. Een derde kanteling is de structurele olieprijsstijging, die boven de inflatie van de andere goederen en diensten is komen te liggen, waardoor een toenemende invloed op de bestedingen ontstaat. De hogere olieprijs drukt andere bestedingen weg. Het volumeprobleem op korte en lange termijn, veroorzaakt door de eindigheid van brandstof, vormt de basis voor het mondiale urgentiegevoel. Vanwege de eenzijdige energievoorziening wordt de noodzaak van bijsturen van het energiebeleid op Aruba zeer sterk gevoeld. Figuur 3: Afname van de bestaande olieproductiebasis
Bron: Clingendael International Energie Programme (2008)
De open economie van Aruba is te klein om zich tegen externe factoren af te schermen. Aruba dient derhalve stabilisatoren tot stand te brengen die haar economie tegen de externe factoren moeten beschermen. Het doel van deze energienota is om aanbevelingen te geven om te komen tot een duurzame en op den duur onafhankelijke energievoorziening. Hierdoor wordt de Arubaanse economie en de maatschappij van het urgentiegevoel, veroorzaakt door de volatiele olieprijs, ontdaan. In fundamentele werken over olieproductie is in 1956 een productiecurve samengesteld op basis van berekeningen aan de hand van de bekende oliereserves. De Hubberts Peak, ook wel Peak Oil genoemd, is het moment waarop een piek wordt bereikt in de olieproductie -
5
gebaseerd op een mathematisch model dat in 1956 werd ontwikkeld door M. King Hubbert, een Amerikaanse geofysicus uit Texas in dienst van Shell. Het model houdt in hoe de olieproductie in de Verenigde Staten zou verlopen, maar kan worden toegepast op mondiale olieproductie en andere fossiele brandstoffen als aardgas en steenkool. Figuur 4: Hubbert Peak
Vraagstelling Onder de bevolking is de regelmatig schommelende en per saldo stijgende brandstofclausule onlosmakelijk verbonden aan het dagelijkse energievraagstuk van Aruba en zeker ook de mondiale ontwikkelingen. De hoogte van de brandstofclausule is direct gerelateerd aan de type gebruikte olie en de internationale olieprijs. Om de Arubaanse economie en huishoudens minder afhankelijk van olie te maken dienen een aantal energiebeleidsalternatieven te worden ontwikkeld. Hierbij dienen een aantal vragen te worden beantwoord: 1. Moet Aruba haar energiebeleid inzetten op diversificatie? 2. Wat zijn alternatieve energievormen op korte en lange termijn? 3. Is prijsstabiliteit op korte termijn mogelijk door besparingen? 4. Is het mogelijk de regressieve werking van oplopende energie kosten te verhelpen? Samenvatting De Arubaanse economie is vrijwel volledig door olie aangestuurd. De olieprijs bereikt en passeert recordhoogtes sinds het jaar 2000. De olieprijsstijging op de wereldmarkt wordt veroorzaakt door een afnemend aanbod tegenover een steeds toenemende vraag. Ook Aruba is aan deze ontwikkeling onderhevig. De brandstofprijzen op de wereldmarkt bedoeld voor vervoer (benzine, diesel en kerosine) en het opwekken van energie (stookolie) nemen structureel toe na het jaar 2000. De prijs voor de brandstof gebruikt bij het opwekken van elektriciteit en het drinkbaar maken van water op Aruba is direct aan de olieprijs gerelateerd. Prijsstijgingen worden uiteindelijk aan de consument doorberekend in de vorm van de brandstofclausule. De toenemende invloed van de consumentenprijs voor water, elektriciteit en benzine drukt de overige componenten in de particuliere bestedingen weg. De invloed van deze energiecomponent is in alle lagen van de maatschappij voelbaar, maar met name in de huishoudens met lagere inkomens vanwege regressieve werking. Bij de uitlijning van een toekomstvisie voor energie op Aruba met het jaar 2020 als tijdshorizon, is het noodzakelijk ook stil te staan bij het verleden en attent te zijn bij het heden. In het bijzonder de ontwikkelingen na het jaar 2000 verdienen aandacht. Tot dat jaar drukte de lage olieprijs de inflatie op Aruba, hetgeen een voorspoedige economische groei ondersteunde. Met de oprukkende olieprijsstijgingen in de navolgende jaren nam de prijs voor water, elektriciteit en benzine exorbitant toe. De energiecomponent brengt geleidelijk een inflatoir effect met zich mee. Na het jaar 2000 ondervindt de oliemarkt op internationaal niveau een drietal kantelingen. Naast ecologische overwegingen, probeert de internationale gemeenschap zich van de olieafhankelijkheid te ontdoen en zich tegen de volatiele prijs te beschermen. De transitie naar duurzame vormen van energie en de aanpassing van onze energievraag zullen tot een afnemend urgentiegevoel veroorzaakt door prijsschommelingen op de wereldmarkt bijdragen.
6
Om een prijsstabilisatie binnen de goederen van openbaar nut - elektriciteit en water - te bereiken, dient Aruba haar energiedragers te diversifiëren. Het opwekken van elektriciteit door fossiele brandstoffen dient in combinatie met de opwekking van elektriciteit op alternatieve en duurzame wijze tot stand te komen. Naast het opwekken van elektriciteit door het openbaar nutsbedrijf, kunnen huishoudens op verantwoorde wijze een deel van hun elektriciteitsconsumptie opwekken. Overtollige huishoudelijk opgewekte elektriciteit dient aan het stroomnet te worden ‘teruggeleverd’. Om de teruglevering mogelijk te maken dient echter het stroomnet behalve voor de openbare nutsbedrijven ook voor anderen toegankelijk te zijn. Openbaarheid van het stroomnet is voor een stabiele elektriciteitsprijs onontbeerlijk. Zeewater wordt door middel van op stookolie draaiende turbines drinkbaar gemaakt. Prijsstabiliteit voor waterverbruik kan op korte termijn worden bereikt door de afhankelijkheid van olie te verbreken. De toepassing van energie-arme watervervaardiging dient te worden uitgebreid. Brandstof gebruikt voor vervoer is het derde onderdeel van de energiecomponent. Om het gewicht van het brandstofverbruik voor vervoer weg te drukken dient het consumptiepatroon van de consument op de automarkt te worden aangepast. De aanschaf van auto’s die gedeeltelijk door benzine worden aangevoerd, neemt de prijs voor brandstofverbruik per afgelegde kilometer af. Op termijn wordt op internationaal niveau een overschakeling op onder andere de electrocar verwacht. Volgend jaar komt de productie op gang. Hierbij wordt het brandstof verbruik vervangen door elektriciteitsverbruik. Los van milieuvriendelijke overwegingen, kan het gebruik van olie-onafhankelijke vervoermiddelen worden bevorderd. De gangbare opinie luidt dat alternatieve vormen van energie duurder zijn dan de conventionele vormen van energie. Deze deelstudie geeft de kostenraming weer van alternatieve en duurzame energievormen zoals wind-, zonne- en thermische energie. Uit de vergelijking blijkt dat het gebruik van alternatieve vormen van energie voor het opwekken van elektriciteit tot prijsstabilisatie zal leiden. Prijsstabiliteit kan eveneens worden bereikt door een deel van het elektriciteitsverbruik zelf op te wekken. Hiertoe moet de mogelijkheid voor teruglevering aan het openbare stroomnet bestaan. Op korte termijn kan prijsstabiliteit worden bereikt door de vraag naar energie aan te passen en desnoods te verminderen, de zogenaamde demand side management. Besparingen kunnen zowel op huishoudelijk gebied als op industrieel gebied plaatsvinden. Energielabels en milieuvriendelijke bouwvoorschriften dragen bij aan besparingen bij huishoudens. Op Aruba wordt bijna 60% van de afgenomen elektriciteit verbruikt voor luchtkoelsystemen en airco’s. Op huishoudelijk en industrieel gebied kan de elektriciteitsbehoefte worden verminderd door de toepassing van ‘blauwe airco’s’. Luchtkoelingsystemen door middel van diepzeewater leiden tot een aanzienlijke energiebesparing bij grootverbruikers en kostenbesparing voor de nutsbedrijven WEB en ELMAR. Het gebruik van hybride elektrische auto’s, waarbij benzineverbruik aanzienlijk afneemt, leidt eveneens op korte termijn tot prijsstabilisatie voor vervoer bij de autobezitter die de overstap maakt. Dertig jaar geleden werd ervaren dat externe factoren achter de Arubaanse economie door internationale gebeurtenissen en mondiale veranderingen snel konden worden beïnvloed. Als gevolg hiervan moet Aruba streven zich van een mogelijk negatief effect van deze externe factoren te kunnen ontdoen. De eenzijdigheid van onze economie maakt deze kwetsbaar voor invloeden van buitenaf, zoals stijgende olieprijzen. Dit brengt ook een prijsverhogend effect voor de luchtvaartindustrie, dat ten koste gaat van het vakantiebudget van de toerist. Het laatste resulteert in een afnemende meeropbrengst van de toeristenindustrie. Aruba dient dus de kostencomponent van de energie zoveel mogelijk in haar eigen economie omlaag te brengen zodat de toerist geen dubbele nadelen van de prijsstijging van de olie ondervindt. Het urgentiegevoel door de eindigheid van fossiele brandstoffen en aangewakkerd door de huidige recessie neemt toe. Investeringen in innovaties komen van de grond om energiebronnen toe te passen die niet aan eindigheid onderhevig zijn. Het belang van een degelijk beleid rond duurzaamheid is essentieel. De economische gevolgen van de onzekerheid over de ontwikkeling van fluctuerende energieprijzen zijn redenen om duurzaamheid een prominente plaats op de politieke agenda te geven. Met een gericht energiebeleid zijn innovatie,
7
duurzaamheid en maatschappelijke ambitie met elkaar te verbinden. Urgentie en ambitie versterken elkaar als er zicht is op prijsstabiliteit voor elektriciteit, water en vervoer.
8
Hoofdstuk 1: Energievoorziening De olieprijsstijging wordt veroorzaakt door een afnemend aanbod tegenover een steeds toenemende vraag. Ook Aruba is aan deze ontwikkeling onderhevig. De brandstofprijzen op de wereldmarkt bedoeld voor vervoer (benzine, diesel en kerosine) en het opwekken van energie (stookolie) nemen exorbitant toe na het jaar 2000. De oliebronnen waar de tot nu toe gebruikte olie wordt gewonnen raken uitgeput. Het winnen van olie uit nieuwe diepere bronnen een duurder proces is. 1.1. Mondiale energie - macroniveau Schattingen gemaakt door internationale energie-experts en toonaangevende organisaties laten zien dat over de komende 20 jaar wereldwijd de energieconsumptie tenminste met 45% zal toenemen. Het verbruik van natuurgassen zal met meer dan 50% toenemen evenals de vraag naar stroom en drinkwater. De vraag naar elektrische stroom en drinkwater zal over 20 jaar met 55% toenemen. Deze verhogingen zijn toe te schrijven aan de economische vooruitgang in de meeste minder ontwikkelde en onderontwikkelde landen. Merk op dat minder dan 25% van de bevolking van de wereld, 1.6 van de 6.4 miljard mensen, vandaag de dag toegang tot energie hebben zoals wij daar dagelijks gebruik van maken. Figuur 5: Wereldenergieconsumptie
Quadrillion BTU
800 600 400 200 0
2005
2010
2015
2020
2025
2030
Non-OECD
221.3
262.8
302.5
339.4
374.2
408.8
OECD
241.1
249.7
260.5
269
277.6
285.9
Bron: EIA (World Energy Projections Plus)
In de jaren 90 van de vorige eeuw namen de oliereserves flink toe. De onderstaande figuur toont aan dat als de oliereserves in hetzelfde afnemende tempo blijft doorgroeien, de komende 40 jaar een kloof ontstaat tussen olievraag en –aanbod. De olie- en energiebehoefte worden schaars en onderhevig aan het prijseffect van vraag en aanbod. Het laatste legt een enorme druk op de wereldeconomieën.
60
60
Past Future
40
Production
40
50
20
20
20
19
19
19
19
30
0
90 10
0
70
20
50
20
30
Gigabarrels
Figuur 6: The Growing Gap
Bron: ASPO (Association for the Study of Peak Oil)
9
Het hoogtepunt in de olieopsporing is bereikt in de jaren 1960 en tegenwoordig afgedaald tot een fractie daarvan. Internationaal onderzoek wijst uit dat de olieproductie in de komende 5 tot 15 jaar een hoogtepunt zal bereiken en daarna zal afnemen. Tegenwoordig is meer dan de helft van de ‘goedkopere’ olie al verbruikt. Voorbij dit hoogtepunt in de productie zal de prijs per vat olie buiten alle proporties stijgen. Reden hiervoor is het feit dat vraag- en aanbod niet aan elkaar zijn gerelateerd. De basisreden voor de ongekende recordhoogtes is het feit dat de oliemarkt een aanbodeconomie was. De markt werd gestuurd door het aanbod, niet door de vraag. De vraag overschrijdt de productiecapaciteit, waardoor de prijs stijgt. Thans gebruiken we 4 tot 6 vaten olie voor elk nieuw vat dat wordt ontdekt en teren zo snel in op de oliereserves. Dit aantal zal toenemen voor het vinden en winnen van een extra vat olie uit de nogal jonge oliebronnen. Deze impact bij een ongewijzigde consumptie zal op korte termijn energieprijsschokkend zijn met als gevolg wereldwijde economische recessies, internationale spanningen en mogelijk olieoorlogen. De globalisering van de economie zal gevaar lopen evenals de voedselproductie en de aanwezigheid van drinkwater, als de economieën zich niet gaan aanpassen aan de gewijzigde omstandigheden. De bewijzen van een op handen zijnd hoogtepunt in de productie van olie wereldwijd zijn overweldigend: 99% van de olie is afkomstig uit 44 olieproducerende landen. Tenminste 24 van deze landen hebben hun laatste hoogtepunt in de productie bereikt en zijn nu in een laatste afnemende stadium gekomen; Met uitzondering van het Midden-Oosten, bereikte de wereld het laatste hoogtepunt in de productie in 1997. De VS bereikte zijn hoogtepunt in 1970, Rusland in 1987, Engeland in 1999. Zelfs Saoedi-Arabië, de befaamde vierseizoenenproducent, staat wellicht op het punt over zijn hoogtepunt heen te gaan. Mondiale productie van traditionele olie heeft een plafond bereikt sinds het jaar 2000; Op de wereldmarkt laten olieprijzen een vaste stijgende lijn zien. Dit door verschillende factoren zoals: o een toenemende vraag naar het product leidend tot een volumeprobleem, in de eerste plaats door de groei van de wereldbevolking; o de belangrijke pieken in de olieprijzen na de jaren 1960 zijn het gevolg van dreigingen in de internationale sfeer, zowel uit geopolitieke hoek als door natuurlijke calamiteiten; o de oliereserves en/of nieuw ontdekte oliereserves worden extreem duur om te produceren. Figuur 7: Groei regionale olieconsumptie in de afgelopen 42 jaar
Bron: BP (2008)
Olieconsumptie is niet uitsluitend aan demografische factoren onderhevig. In de wereldoliemarkt geleid door een aanbodeconomie is de olieconsumptie in landen met de meeste inwoners het laagst per hoofd van de bevolking. Olieconsumptie wordt door sociaal-culturele en economische factoren bepaald. Terwijl Saoedi-Arabië de grootste olieproducent ter wereld is, 10
voert de VS de lijst aan van olieconsumenten. In de VS, nog geen 5% van de absolute wereld bevolking, is de olieconsumptie gelijk aan 24 vaten per capita, hetgeen 25% van de totale absolute wereld consumptie is. Het verbruik in China en India die samen de helft van de wereldpopulatie herbergen is de olieconsumptie maar 2 respectievelijk 1 vat per capita. Deze economieën in opkomst rechtvaardigden een inhaalslag van de olieconsumptie, door hun 2 onderontwikkeling in de afgelopen decennia. De beoogde economische inhaalslag in deze sterk bevolkte landen zal de vraag naar olie exorbitant doen toenemen. Met haar ruim 104 duizend inwoners is de olieconsumptie van Aruba 20 vaten per capita. De onderstaande grafiek toont de ontwikkeling van de wereldbevolking. Figuur 8: Wereldbevolkingsgroei
Bron: United Nations Population Division
1.2. Aruba - microniveau Onze energiebehoefte dekken we voor 99% met olie. Aruba is volledig afhankelijk van de conventionele buitenlandse oliewinning uit fossiele bronnen. Aruba heeft geen eigen conventionele energiebronnen, zoals gas of kolen. Aruba importeert de benodigde olie om in haar energiebehoefte te voorzien. Olieproducten zijn derhalve onmisbaar voor onze transportindustrie, zowel te land, op zee, als in de lucht. 1.2.1 Elektriciteitsverbruik Elektriciteit is een essentieel onderdeel van ons leven. Daarom dient het aanbod in overeenstemming te zijn met de vraag, ook als de kosten voor de gebruikers blijven toenemen. Het Water- en Energiebedrijf (WEB) Aruba N.V. en de N.V. Elektriciteitsmaatschappij Aruba (ELMAR) leveren goederen van openbaar nut aan de Arubaanse bevolking. WEB is belast met het drinkbaar maken van het zeewater. Elektrische stroom wordt tijdens dit proces opgewekt door op stookolie draaiende turbines. Het WEB koopt jaarlijks gemiddeld bijna 365 miljoen liters (of 2.3 miljoen vaten) stookolie voor brandstof. Hiervan is 30% tot 40% voor het opwekken van elektriciteit bestemd. De opgewekte elektrische stroom wordt aan de elektriciteitsvoorzieningmaatschappij, ELMAR, verkocht die op zijn beurt de elektrische stroom aan de op het net aangesloten afnemers distribueert. De totale elektrische stroomopwekkingscapaciteit van de stoomturbines bedraagt ongeveer 184 MW. Daarnaast beschikt het WEB over drie 8 MW Recips generatoren, een 22 MW gasturbine die als reserve dient en een 6.5 MW op diesel draaiende generator voor spoedgevallen. Dus een potentieel totaal van 236.2 MW elektriciteitsvoorzieningscapaciteit. De door ELMAR aan de verbruiker geleverde elektrische stroom, is een driefasig systeem 127/220 volt, met een frequentie van 60 Hz. Zowel WEB N.V. als N.V.ELMAR zijn privaatrechtelijke entiteiten en eigendom van de holding Utilities Aruba N.V. Hiervan is het Land enige aandeelhouder.
2
Hesse & van der Linde, Oil turbulence in the next decade. An Essay on High Oil Prices in a Supply-contrained world, Clingendael International Energy Programme (2008)
11
Tabel 1: Elektriciteit Totale energieproductie (MWh)
2008
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
n.a.
808333
824649
841844
865753
910466
909512
935067
913607
Geleverde energie (MWh)
644348
673611
690129
701577
729790
759336
761635
781073
764291
Aansluitingen
36,448
37,404
36,448
39,004
39,806
40,765
41,502
42,419
41,589
Aantal gebruikers/klanten
32,062
33,147
32,062
34,802
35,733
36,737
37,630
38,495
39,207
Afgenomen energie (MWh)*)
680000
710000
710000
710000
710000
720000
720000
730000
710000
Verbruik per aansluiting (MWh)
18.7
19.0
19.5
18.2
17.8
17.7
17.3
17.2
17.2
Bron: CBA (2009), WEB Aruba N.V., N.V. ELMAR *) afgerond
Het door de ELMAR geleverde energie (kWh) en het aantal klanten lopen met elkaar in de pas. In de periode 2000-2007 namen deze indicatoren met bijna 20% toe en liepen hiermee in de pas met de bevolkingstoename over dezelfde periode. Het verschil tussen het aantal verbruikers en aansluitingen wordt veroorzaakt doordat een klant verschillende aansluitingen (kWh-meters) op zijn naam kan hebben. Het gemiddeld energieverbruik per aansluiting over de periode 2000-2008 neemt af. Dit terwijl de bevolking toenam en er meer verblijfsaccommodaties zijn gebouwd. Het huishoudelijk elektriciteitsverbruik in die periode is gedaald van gemiddeld 800 naar bijna 650 kWh. Dit is voornamelijk te wijten aan de stijgende elektriciteitsprijzen en zuiniger elektriciteitsverbruik, i.c. de hogere brandstofclausule, die aan de verbruikers is doorberekend. Figuur 9: Elektriciteit
125
Groei 2000=100
120
Geleverd vermogen
115 Aansluitingen
110 105
Afgenomen vermogen
100 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
95 Verbruik per aansluiting
90 Jaar
3
De afgenomen elektriciteit , of netto elektriciteitsverbruik, van een land weerspiegelt de economische ontwikkeling. De afgenomen energie groeit in de periode 2000-2008 nauwelijks en er is zelfs sprake van een zekere stabiliteit in deze indicator. De discrepantie tussen de geleverde energie en de werkelijk afgenomen energie op Aruba neemt toe. Het verschil tussen het door de ELMAR klanten afgenomen energie en het door het energiebedrijf WEB aan ELMAR geleverde energie is het netverlies van de ELMAR transport- en distributienetten. Een hoog netverlies geeft blijk van een inefficiënt distributienet. Het aantal verblijfsaccommodaties is in de periode 2000-2008 toegenomen. Deze zijn allemaal op hetzelfde elektriciteitsnet aangesloten. De groei van de afgenomen elektriciteit hoort in dat geval evenredig met de reële groei van het BBP te lopen. Het tegenovergestelde vertaalt zich in een economische stagnatie.
3
Afgenomen vermogen = Geleverde Vermogen + Elektriciteitsimport – Elektriciteitsexport – Distributieverlies. Bron: US Energy Information Administration 2006: Net Electricity Consumption By Country 1986-2005 (2007)
12
De stabiliteit in het afgenomen vermogen in de periode 2000-2008 afgezet tegen de reële groei van het BBP toont de stagnatie van de economische ontwikkeling van Aruba aan. De zeer hoge brandstofprijzen in de tweede helft van 2008 leidden echter toe dat het verbruik per aansluiting noodgedwongen afnam. 1.2.2. Waterverbruik Het Water- en Energiebedrijf (WEB) Aruba N.V. heeft tot taak de productie van elektrische energie, alsmede de productie en totale distributie van drinkwater.4 De distributie van de elektrische energie is voorbehouden aan NV ELMAR. Het bouwen, aanleggen of in gebruik hebben van inrichtingen voor het opwekken van elektriciteit en productie van drinkwater en de distributie van beide is voorbehouden aan ondernemers aan wie een concessie daartoe is verleend, in dit geval aan WEB en ELMAR.5 Door de kleinschaligheid van het eiland is het normaal dat water en elektriciteit werden geleverd door openbare nutsbedrijven. Op internationaal niveau zijn de ooit zo rustige nutssectoren een decennium in het woelige vaarwater gekomen van privatisering en liberalisering.6 Hun alleenheerschappij op het openbare net wordt doorbroken wanneer andere leveranciers worden toegelaten. Drinkwater en water voor industrieel gebruik worden uit zeewater geproduceerd. Dit wordt gedaan door het WEB waar het ontzoutingsproces plaatsvindt. WEB is kortgeleden door de toepassing van omgekeerde osmose een nieuwe fase ingegaan voor de productie van drinkwater. De opgestelde productiecapaciteit staat tegenwoordig op ca. 42.000 metrische ton per dag, terwijl het dagelijks gebruik op 37.000 metrische ton per dag ligt. De productiecapaciteit wordt door zeven ontzoutingseenheden tot stand gebracht. Sinds 2006 wordt een deel van het drinkwater door middel van de energie-arme membraantechnologie vervaardigd. Door het proces van omgekeerde osmose wordt rond de 10 duizend metrische ton water per dag drinkbaar gemaakt. Water dat bij WEB wordt geproduceerd en gedeponeerd in acht waterreservoirs, elk met een capaciteit van 12.500 metrische ton. Door een pompend systeem gaat het water naar reservoirs die bij de volgende plaatsen zijn gevestigd: Seroe Preto, Savaneta, Mondi Fierno, Urataca, Jaburibari, Alto Vista en de haven van Oranjestad. Stookolie voor het opwekken van stroom wordt door de WEB bij de nabijgelegen olieraffinaderij aangeschaft. De kosten hiervan vormen het leeuwendeel van de totale productiekosten van het water- en energiebedrijf. Hierdoor is het water- en energiebedrijf aan fluctuaties en schommelingen op de wereldoliemarkt onderhevig. De onrust en onzekerheid over de olieprijs die uit de politieke discussie naar voren komt, kan worden aangeduid als een worsteling met het vraagstuk van de bescherming van publieke belangen. In alle gevallen lijkt men pas op de plaats te willen maken als publieke belangen in het gedrang dreigen te geraken. Het publieke belang in het kader van de water- en energievoorziening dient zoveel mogelijk van olie onafhankelijk te worden. Tabel 2: Water 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
-
12,966
13,011
13,250
13,122
13,521
13,530
-
-
Aansluitingen
30,225
31,218
31,952
32,786
33,626
34,905
35,989
36,824
37,925
Verbruik (x 1000 m3)
11,029
11,353
11,374
11,718
11,438
11,399
11,474
11,750
11,445
364
356
357
340
327
319
319
302
Afzet
365 Vebruik per aansluiting (in m3) Bron: CBA (2009); WEB Aruba N.V.
2008
Het verschil tussen het afgezette volume en het waterverbruik is het gevolg van waterlevering aan de raffinaderij en het distributieverlies. Het saldo afgezette volume minus het waterverbruik is in de periode 2001-2006 vrijwel stabiel gebleven. Alleen in 2005 nam dit saldo met 25% toe vergeleken met het voorgaande jaar. De tabel en onderstaande grafische voorstelling geven weer dat het waterverbruik en het aantal aansluitingen niet evenredig zijn gegroeid. Het waterverbruik is in 2007 vergeleken met 4
AB 1993 no. 5 AB 1991 no. GT 82 TU Delft, Nutsbedrijven door M&C, Intreerede van prof.mr.dr. H.D. Stout: "Weerbare waarden. Borging van publieke belangen in nutssectoren" (2007)
5 6
13
het basisjaar 2000 met ruim 2% toegenomen. Het aantal aansluitingen is vergeleken met het jaar 2000 met bijna 22% toegenomen en loopt in de pas met de bevolkingstoename over dezelfde periode. Uit de grafiek is op te maken dat ondanks de bevolkingsgroei het waterverbruik per aansluiting afneemt. Het laatste zou een gevolg zijn van het bewustwordingsproces binnen de Arubaanse maatschappij met betrekking tot de invloed van de oliewereldmarktprijs op de waterproductie op Aruba. Immers is het tarief per kubieke meter water tweemaal zo duur in 2008 als in het jaar 2000. Figuur 10: Water
130 Aansluitingen
Groei 2000=100
120
110 Waterverbruik
100 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
90 Verbruik per aansluiting
80 Jaar
Het waterverbruik onder de huishoudens is meer dan de helft van het totale verbruik. Grootverbruikers zijn de hotelsector, de raffinaderij en de groot- en kleinhandel. Het waterverbruik over de periode 2000-2008 nam jaarlijks gemiddeld met minder dan 1% toe. In dezelfde periode zijn er ruim 1000 verblijfsaccommodaties bijgekomen en de bevolking groeide jaarlijks met 3%. Ruim 85% van de waterconsumptie is voor menselijk verbruik. Door deze consumptieverdeling kan worden gesteld, dat de waterprijs het verbruik omlaag heeft gedrukt na een vrijwel constant verbruik tot het jaar 2003. Tabel 3: Waterverbruik naar huishoudens en bedrijven 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
Verbruik (1000 m3)
11,029
11,353
11,374
11,718
11,438
11,399
11,474
11,750
Huishouden
55%
54%
55%
57%
55%
53%
55%
55%
Hotelsector
20%
20%
19%
19%
20%
20%
20%
20%
Handel
10%
10%
10%
10%
10%
10%
10%
10%
Overige
1%
1%
1%
1%
2%
1%
1%
1%
Overheid
2%
2%
2%
2%
2%
2%
2%
2%
Valero
12%
12%
13%
10%
11%
14%
12%
12%
1.2.3. Gasverbruik Het gasgebruik beslaat rond 1% van de energiebehoefte van Aruba. Gas wordt voornamelijk huishoudelijk gebruikt en geleverd door een particulier bedrijf, de Aruba Gas Supply Company Ltd. (ARUGAS), dat recentelijk door AIB Bank is overgenomen. Het huishoudelijk gebruik van gas varieert tussen kooktoestellen, boilers en geisers en droogtrommels.
14
Totaal wordt jaarlijks gemiddeld 8.6 miljoen kilogram kookgas geïmporteerd uit de VS, Trinidad en Venezuela. Hiervan wordt bijna 60% voor commerciële doeleinden gebruikt en 40% voor huishoudelijk gebruik. 1.2.4. Vervoer Zowel het totale motorrijtuigenpark als het aantal personenauto’s hebben in de periode 20002008 een groei van 23% gekend. De onderstaande tabel geeft het aantal auto’s per vierkante kilometer weer. Deze indicator toont eveneens een groei van 23% in de periode 2000-2008. In 2008 behaalt de autodichtheid hetzelfde niveau als in 2005. Hoewel de investeringen in de wegeninfrastructuur of het aantal kilometerweg een dergelijke groei niet hebben kunnen evenaren, ondervindt de groei van het motorrijtuigenpark tot 2006 een stijgende trend. Vanaf 2006 neemt de trend af; het motorrijtuigenpark neemt in de periode 2006-2008 met meer dan 3% af. Deze afname is veroorzaakt door de verhoging van de invoerrechten op bepaalde motorrijtuigen die voorheen onder een gunstiger belaste categorie vielen. De invoering van de BBO speelt ook een rol in de afname van het motorrijtuigenpark tot groot ongenoegen van de autoleveranciers. De autobranche heeft in in het jaar 2006-2007 een evenredig verlies van gemiddeld 3% geleden. Tabel 4: Motorrijtuigenpark Inwoners Bevolkingsdichtheid per km2
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
506
515
522
535
551
568
575
581
589
Auto’s Personenauto's
39995
41168
42802
45217
47031
49521
51680
50211
49372
Huurauto's
3389
3484
3324
3419
3486
3514
3727
3506
3603
Overheidsdienstwagens
447
459
520
498
533
549
526
526
518
Overige
149
152
152
148
149
160
163
159
154
Motorfietsen
669
772
960
1191
1275
1499
1573
1482
1604
Vrachtwagens
804
810
804
828
861
907
1001
1002
1013
Bussen en touringcars
254
262
268
265
271
299
287
267
279
Taxi’s
400
400
398
400
400
398
399
371
367
Totaal motorrijtuigenpark
46107
47507
49228
51966
54006
56847
59356
57524
56910
Autodichtheid7 Bron: CBS (2008)
256
264
273
289
300
316
330
320
316
Figuur 11: Autodichtheid 130
Autodichtheid
125
Groei 2000=100
120
115
Bevolkingsdichtheid
110
105
100 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Jaar
Autogebruik is mede door het warme klimaat en de staat van de wegeninfrastructuur onontbeerlijk. Daarnaast is het openbaar vervoer ondoelmatig en nogal onbetrouwbaar. De afhan7
Motorrijtuigenpark per vierkante kilometer
15
kelijkheid van het oliederivaat benzine staat in het verlengde van de afhankelijkheid van eigen vervoer. Olie en overige geïmporteerde oliederivaten voorzien het vervoer op Aruba van brandstof, zowel ter land, op zee als in de lucht. De prijs voor de brandstofproducten wordt door de overheid gereguleerd. De prijsbepaling door de overheid houdt met een aantal componenten rekening zoals de benzineprijs op de wereldmarkt als afgeleide van de olieprijs. Daarnaast vormen vracht- en verzekeringskosten die met de import van benzine zijn gemoeid, een component. Ondanks de stijgende benzineprijs, is het autoverbruik niet afgenomen. Het motorrijtuigenpark neemt sneller toe dan de bevolking, waardoor er meer auto’s per 2 km zijn. 1.3. Operationalisering: het vervolg van het rapport Het eerste hoofdstuk van de energienota heeft het volumeprobleem van fossiele energiebronnen en de gevolgen ervan op macro- en microniveau weergegeven. Het tweede hoofdstuk laat de ontwikkelingen op langere termijn zien en geeft de urgentie van de recente ontwikkelingen op de oliemarkt door voorzienings(on)zekerheid aan. Daarna wordt het negatieve effect op de Arubaanse economie en het levensonderhoud toegelicht. Het derde hoofdstuk geeft als intermezzo de kansen voor Aruba weer, waarbij de opties en het belang van het nemen van strategische keuzes wordt onderstreept. Dit onderdeel geeft de maatschappelijke meerwaarde van een degelijk energiebeleid aan. Hierna worden in het vierde hoofdstuk de toepassingen voor elektriciteit-, watervoorziening en vervoer van de beschikbare opties gepresenteerd. Deze energienota wordt afgesloten met de beleidsagenda, actiepunten en aanbevelingen tot het jaar 2020. Deze actiepunten dienen de negatieve effecten te ontkrachten en de urgentie te bedaren.
16
Hoofdstuk 2: Ontwikkeling olieprijs De olieprijs bereikte de afgelopen jaren recordhoogten en zal door de opkomst van nieuwe economieën als China en India hoog blijven. Door de structureel hogere olieprijs blijven de brandstofprijzen voor vervoer (benzine, diesel en kerosine) en het opwekken van energie (stookolie) hoog. De kosten van het opwekken van elektriciteit op Aruba zijn direct aan de olieprijs gerelateerd. Deze prijsstijgingen worden uiteindelijk aan de bedrijven en consumenten doorberekend, met name in de brandstofclausule. 2.1. Fundamentele ontwikkelingen oliemarkt Na 2001 is de olieprijs alsmaar gestegen. De speculaties in 2007 dat een vat olie de $50 zou bereiken zijn meteen achterhaald. Eind 2007 passeerde de olieprijs de $100 en brak hiermee nieuwe records. Sindsdien neemt de olieprijs toe en de prijs van een vat olie heeft de $150grens gepasseerd. In de tweede helft van 2008 daalde de olieprijs weer naar het niveau van eind 2007. De volgende grafiek toont aan dat de olieprijs een bodem in 2009 heeft van $ 35 per vat. Figuur 12: Ontwikkeling olieprijs per vat 160
140
120
100
80
60
40
20
Ja 5 n96 Ju l-9 Ja 6 n97 Ju l-9 Ja 7 n98 Ju l-9 Ja 8 n99 Ju l-9 Ja 9 n00 Ju l-0 Ja 0 n01 Ju l-0 Ja 1 n02 Ju l-0 Ja 2 n03 Ju l-0 Ja 3 n04 Ju l-0 Ja 4 n05 Ju l-0 Ja 5 n06 Ju l-0 Ja 6 n07 Ju l-0 Ja 7 n08 Ju l-0 Ja 8 n09
l-9
Ju
Ja n
-9 5
0
Bron: Energy Information Administration (www.eia.gov)
Evenals in andere Westerse economieën veroorzaakt een sterk stijgende olieprijs ook op Aruba een inflatoir effect en een prijseffect in alle sectoren van de economie. Daardoor is dit effect van de olieprijs in alle lagen van de maatschappij voelbaar en drukt het andere bestedingen weg. In het bestaan van mensen blijft energie een basisbehoefte. Het opvangen van schokeffecten van de olieprijs dwingt tot aanpassingen in de bestedingen van economieën, bedrijven en particulieren.
17
Figuur 13: Olieprijs geschoond voor inflatie
Bron: Clingendael International Energy Programme (2008)
De officiële prijs in 1970 voor een vat Saoedische olie ligt vast op 1,80 dollar volgens de cijfers van het Amerikaanse ministerie van Energie. Het embargo van de OPEC tijdens de Yom Kippoeroorlog van 1973 leidt tot de eerste oliecrisis en de prijs komt boven de 10 dollar. De Iraanse revolutie luidt in 1979 de tweede oliecrisis in. Een vat kost dan meer dan 20 dollar. Als gevolg van de aanslagen van 11 september 2001 in New York scheert de olieprijs langs de 30 dollargrens. In 2004 bereikt de olie een prijs van 40 dollar per vat en stijgt verder naar 50 dollar, toen er twijfel over de olievoorraden rees op de financiële markten. In 2005 gaat de prijs naar 60 dollar. De orkaan Katrina treft de olie-installaties in de Golf van Mexico en de prijs breekt door de 70 dollargrens. De dalende oliereserves in Amerika stuwen de prijs in 2007 voorbij de 80 dollar. Eind november 2007 daalt de prijs tot onder de 90 dollar per vat. Maar op 2 januari 2008 noteert de olieprijs voor de eerste maal boven de 100 dollar per vat. De geringe oliereserves in Amerika, de historisch zwakke dollar, de Chinese groei en de OPEC die de productie niet verhoogt, stuwen de prijzen omhoog. De olieprijs is gekoppeld aan de Amerikaanse dollar, die als internationale munteenheid wordt beschouwd. De olieprijs is in principe altijd hoger dan de dollarwaarde. In uitzonderlijke gevallen kan door louter monetaire redenen de dollarprijs tot boven de olieprijs rijzen. Ondanks incidentele prijsdalingen, blijft de algemene trend van de olieprijs stijgend. De sporadische prijsdalingen worden veroorzaakt door andere factoren die buiten het volumeprobleem staan. De dalende dollarwaarde en de vrees voor een economische recessie in de VS hebben on8 langs ertoe geleid dat het vat olie in prijs afnam. Amerika is vooralsnog de grootste oliecon9 sument. Een aantal factoren hebben de olieprijsstijgingen veroorzaakt, waaronder een sterk toenemende vraag in de economieën in ontwikkeling en geen groei in de productie van de OPEC 10 landen sinds 2005. Naast de machtspolitiek tussen OPEC en niet-OPEC landen vormen een viertal elementen de samenstelling van de olieprijs. De marginale kosten voor de productie van een vat vormen de eerste component van de olieprijs. De vraag-en-aanbod-dynamiek aan de hand van een toenemende vraag en een steeds beperkender en onzeker aanbod vormen de tweede component van de olieprijs. De derde component van de olieprijs is de zogenaamde ‘risicopremie’. In deze component worden de risico’s in de geopolitieke verhoudingen en het risico voor onverwachte aanbodbeperkingen inbegrepen. Recente voorbeelden hiervan zijn de zwakkere dollarkoers veroorzaakt door de hypotheek- en bankcrises in de VS. Het laatste en vierde component van de olieprijs bestaat uit de onzekerheid over oliereserves. Het internationale urgentiegevoel door het volumeprobleem wordt eveneens in de olieprijs 11 weerspiegeld.
8
FD, ‘Olieprijs keldert door recessievrees’ (2008) en Grote daling olieconsumptie VS ANP (2008) http://www.nytimes.com/interactive/2007/11/06/business/20071107_WINNERSLOSERS_GRAPHIC.html# EIA, Annual Energy Outlook 2008, DOE/EIA-0383, Washington DC (2008) 11 Hesse & van der Line, Oil turbulence in the next decade. An Essay on High Oil Prices in a Supply-contrained world, Clingendael International Energy Programme (2008) 9
10
18
Figuur 14: Voorspellingen wereldolieprijs (2000-2030) 800
600 Groei 200 = 100
Olieprijs
400
200
0 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018 2020 2022 2024 2026 2028 2030 Jaar
Bron: EIA, Annual Energy Outlook 2008
Het Amerikaanse Energieagentschap verwacht dat de schommelingen in de olieprijs tot een tijdelijke daling zullen leiden na het hoogtepunt waar de wereld zich nu in bevindt. De daling zal worden veroorzaakt door het herstel in de Amerikaanse economie en de rust op de aandelenmarkten. Desondanks zijn internationale instellingen ervan overtuigd dat de olieprijs de stijgende trend aanhoudt. Het Amerikaanse agentschap verwacht dat de olieprijs in 2030 rond de 200 dollar per vat zal liggen. Over de periode 2000-2030 betekent dit een groei van meer dan 600%. Gedurende de periode 2010-2030 betekent die een jaarlijkse olieprijsstijging van bijna 6%. Ondanks de tijdelijke prijsdaling door vraaguitval, koerst de wereld af op een ernstig tekort aan olie na 2010. Olievelden raken sneller uitgeput dan gedacht en investeringen in het opsporen en ontginnen van nieuwe velden blijven achter bij wat nodig is.12 Gegeven de ontwikkelingen naar een toekomstige kanteling van een aanbodeconomie naar een vraageconomie kan op lange termijn worden vastgesteld dat de olieprijs de stijgende tendens zal aanhouden. De toenemende marginale kosten, onzekerheid over oliereserves en een toenemende vraag bepalen de tendens op lange termijn. Productiekosten en investeringen zullen toenemen om bestaande oliereserves uit te putten. Hierdoor zal steeds een steeds duurder vat olie worden vervaardigd. Het schaarste-effect en het volumeprobleem worden versterkt door de onzekerheid over de afnemende oliereserves. Door opkomende economieen zoals China en India zal de vraag blijven toenemen, ondanks de vraagstabilisatie in de westerse wereld. Op Aruba omvatten elektriciteit, water en benzineverbruik de energiecomponent. De prijs voor het gebruik van elektriciteit bestaat uit twee componenten: het tarief per kWh en de branstofclausule. Het ELMAR-tarief per kWh komt tot stand aan de hand van de productiekosten van WEB en de distributiekosten van ELMAR. De brandstofclausule wordt door WEB bepaald aan de hand van de gemiddelde stookolieprijs van de voorgaande maand. De brandstofclausule wordt aan ELMAR doorberekend. ELMAR brengt de brandstofclausule, vermeerderd met het netverlies in rekening aan de verbruiker. De brandstofclausule is aan schommelingen op de wereldoliemarkt onderhevig, waardoor het zeer regelmatig aangepast conform de geldende olieprijs. De ELMAR hanteert voor grootverbruikers andere tarieven dan voor huishoudens en overige bedrijven of instellingen. Het tarief voor deze grootverbruikers is gebaseerd op de lastendruk op het vermogen, het verbruik en de brandstofclausule. De brandstof die door WEB wordt gebruikt (USGC # 6, 3% S) is in de periode 2000-2008 zeer fors gestegen door de hoge internationale olieprijzen. Als gevolg hiervan is de brandstofclausule dezelfde periode met meer dat 375% toegenomen. Het door ELMAR aan de verbuiker doorberekende brandstofclausule steeg in die periode van gemiddeld 8,5 cent per kWh tot 38,5 cent per kWh in augustus 2008. Door een onveranderd elektriciteitstarief per kWh aan 12
NRC Handelsblad, IEA: Ernstig tekort aan olie na 2010, 12 november 2008
19
de hand van de productie- en distributiekosten is de totale elektriciteitsprijs naar beneden gedrukt, waardoor de stijging minder fors was. De elektriciteitsprijs steeg van gemiddeld 25 cent per kWh naar 55 cent per kWh. Als onderdeel van de consumentenprijsindex is het gewicht van de elektriciteitsprijs in de periode 2000-2008 in augustus met 115% toegenomen. Het watertarief wordt samengesteld door een getrapt tarievensysteem per verbruikte kubieke meter. Voor de consument is de waterprijs eveneens met 116% toegenomen in de periode 2000-2008. Zowel het elektriciteit- als het watertarief zijn in de periode 2000-2008 meer van verdubbeld. Het drukkend effect van de tarieven verklaart het afnemend netto elektriciteits- en waterverbruik per aansluiting in figuur 8 respectievelijk figuur 9.
De kosten van energie nemen jaarlijks structureel toe. In 2002 gaf Aruba rond AWG 203 miljoen uit aan brandstof. Meer dan de helft hiervan bestond uit de bekostiging van benzine voor vervoer. WEB gaf in 2002 rond AWG 68 miljoen uit aan stookolie. Het gebruik van diesel, kerosine en kookgas bedroeg in 2002 ruim AWG 36 miljoen. In 2007 zijn de kosten van brandstof bijna verdubbeld tot AWG 435 miljoen, waarvan AWG 217 miljoen voor het opwekken van elektriciteit was bestemd. Voorts werd AWG 156 miljoen uitgegeven voor benzine voor vervoer, AWG 62 miljoen voor diesel, kerosine en kookgas. In vergelijking met 2002 betekende dit voor WEB een brandstofkostenstijging van 220%, terwijl automobilisten in 2007 bijna 60% meer aan benzine hebben uitgegeven dan in 2002. De kosten van diesel, kerosine en kookgas zijn in vergelijking met het jaar 2002 verdubbeld. In 2008 verwachten analisten dat ruim AWG 645 miljoen aan energie zal worden uitgegeven. In één jaar tijd betekent dit een toename van bijna 50%. 2.2. Inflatiebepalende factoren De inflatie op Aruba ligt sinds 1992 structureel boven het prijsniveau van de USA. Dit verschil kan niet aan externe factoren als de olieprijs worden toegeschreven. De interne factoren omvatten voornamelijk een stijging aan consumptieve uitgaven en toename van de geldhoeveelheid. Deze toename is veroorzaakt door loonruimte overschrijdende loonaanpassingen en 13 toenemende meeropbrengst tot 2000. Het effect van de invoering van het BBO-pakket heeft in 2007 de afstand tot het prijsniveau van de VS in een versnelling gebracht. De belastingen en de lonen stijgen sneller dan het inkomen per inwoner. Door de kleinschaligheid en eenzijdigheid van de Arubaanse economie hebben externe factoren zoals olieprijsstijgingen of prijsfluctuaties van importgoederen in principe een inflatoir effect op de lokale prijzen.
13
Met ingang van 1 januari 2007 heeft de regering een cumulatieve belasting op bedrijfsomzetten (BBO) van 3% ingevoerd. Tegelijk met de invoering van deze indirecte belasting zijn een vijftal beleidsmaatregelen getroffen. Bij de invoering van de BBO zijn de tarieven in de loon- en inkomstenbelasting verlaagd vanwege het verwachte koopkrachtverlies in de CPI. Daarnaast zijn de invoerrechten verlaagd nadat die eerst per 1 juli 2006 waren opgetrokken. De uitkeringen van de onderstand en de AOV zijn bij de invoering van de BBO met 3,1% verhoogd. Het wettelijk minimumloon is per 1 januari 2007 met 7,4% verhoogd. Voorafgaande aan de invoering van het BBO-pakket zijn per 1 juli 2006 de invoerrechten verhoogd. Tevens verhoogde de regering per 1 januari 2006 het minimumloon met 6,7% en de AOV met 3,8%. Bron: FESCA, Publicatie 2008-1: BBO-pakket en Inflatie (2008)
20
Figuur 15: Olieprijs en inflatie Aruba en USA 1985-2010 400
350
olieprijs
300
cpi aruba
Groei 1985 = 100
250
200
cpi usa
150
100
50
20 09
20 07
20 05
20 03
20 01
19 99
19 97
19 95
19 93
19 91
19 89
19 87
19 85
0
Jaar
Door de relatief ‘goedkopere’ olie in de periode 1986-2000 drukte de lagere prijs van de energie de inflatie op Aruba. Het jaar 2000, dat een keerpunt in de economische groei van Aruba vormde, werd de Arubaanse economie niet langer door een ‘goedkope’ olie ondersteund. Na het jaar 2000 vond het laatste hoogtepunt in olieaanbod plaats en sindsdien nam het gestaag af. Sindsdien volgt de olieprijs een opwaartse trend. Prijstechnisch was Aruba in het voordeel vóór het jaar 2000 en daarna niet meer. Het laatste is in de bovenstaande grafiek weergegeven wanneer vóór het jaar 2000 de olieprijs en de inflatie van Aruba zich onafhankelijk van elkaar ontwikkelden. Figuur 16: Regionale inflatie 1998-2007
Uit de onderstaande grafische weergave is af te leiden dat de water- en elektriciteitsprijzen de toenemende trend van de olieprijs volgen. Tot het jaar 2005 is de water- en elektriciteitsprijs op Aruba vrijwel constant gebleven, terwijl na het jaar 2005 de forse olieprijsstijging de wateren elektriciteitsprijs omhoog duwde. Na 2007 neemt de elektriciteitsprijs sterker toe dan de waterprijs. De minder forse prijsstijging van drinkwater is veroorzaakt door de gedeeltelijke toepassing van energie-arme membraantechnologie in het ontzoutingsproces. Voorheen werd drinkwater volledig door middel van distillatie vervaardigd, een proces dat werd gevoed door stookolie. Hierdoor was de waterprijs 21
volledig afhankelijk van de wereldolieprijs. De onafhankelijkheid van olie door de toepassing van een alternatieve energiebron heeft een gunstig effect op de ontwikkeling van de waterprijs. Nader in deze deelstudie zal omgekeerde osmose worden besproken. Figuur 17: Tarieven WEB en ELMAR 1996-2010 500.0 450.0 400.0
Groei 1996 = 100
350.0 300.0
olieprijs waterprijs
250.0
cpi aruba
200.0
electriciteitsprijs
150.0 100.0 50.0 0.0 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Jaar
2.2.1. Consumenten Door schommelingen van de olieprijs op de wereldmarkt neemt de energiecomponent in de consumentenprijsindex aan invloed toe. Het toenemende gewicht van de energiecomponent van de consumentenprijsindex neemt toe en drukt hiermee de andere componenten weg bij een gemiddeld inkomen. De prijs van de energiecomponent is in de periode 2000-2008 gemiddeld met 113% toegenomen. Dit houdt in dat in de periode 2000-2008 elektriciteitsverbruik en waterlevering meer dan 115% duurder zijn geworden en de prijs van vervoerbrandstof met 108% is toegenomen. Door het hogere prijsniveau en de druk van brandstofkosten op het gemiddelde inkomen van Aruba, drukken deze de overige componenten omlaag. Internationale energievooruitzichten wijzen erop dat de olieprijs in 2030 zal vervijfvoudigen vergeleken met het jaar 2000. De bovenstaande grafiek toont onze aanname aan dat de energiecomponent bestaande uit de water-, de benzine- en de elektriciteitsprijs de overige goederen en diensten wegdrukt. In de periode 2000-2010 zal de olieprijs jaarlijks gemiddeld met 10% toenemen. Na 2010 voorspellen internationale energieagentschappen een jaarlijkse gemiddelde stijging van 4.3%. De energiecomponent van de consumentenprijsindex zal een evenredige ontwikkeling ondergaan.
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
electra, water en benzine
2030
2028
2026
2024
2022
2020
2018
2016
2014
2012
2010
2008
2006
2004
2002
overige goederen en diensten
2000
% in cpi
Figuur 18: CPI en energiecomponent
Jaar
Bron: CBS CPI maandelijks (2000-2008)
22
Hoewel het gewicht van de energiecomponent in de inflatiesamenstelling toeneemt, zijn de interne factoren de oorzaak van de inflatie. FESCA heeft vastgesteld dat in de periode 20062008 het effect invoering van het BBO-pakket tot 7 procentpunten is opgelopen. Het inflatoire effect van deze interne factoren veroorzaakten de verhoogde jaarinflaties van 2007-2008. De consumentenprijsindex met uitzondering van de energiecomponent over de periode 20002008 is jaarlijks gemiddeld 4.5%. Aan de hand van de strekking van de aanbevelingen in ‘Economische Ontwikkeling van Aruba’ (2008), gaat FESCA uit van een raming van de consumentenprijsindex zonder energiecomponent na 2010 van 2.5%. Samengevat zal de totale inflatie in de periode 2000-2010 jaarlijkse gemiddeld met 4.5% toenemen. Wanneer de overheidsinvesteringen toenemen, loonruimteconforme loonaanpassingen plaatsvinden, een economiebrede kwaliteitsslag tot stand wordt gebracht en het effect van de BBO-pakket in de prijzen is opgenomen, zal de totale inflatie jaarlijks gemiddeld rond de 3.5% zijn. Deze gemiddelde jaarlijkse inflatie is evenredig aan de inflatie voor het economisch keerpunt in het jaar 2000. De afwijking met de autonome prijsstijging zal hierbij gering zijn. 2.2.2. Bedrijven De toenemende water-, benzine- en elektriciteitsprijs drijven de productie- en bedrijfskosten binnen de particuliere sector omhoog. Bedrijven berekenen hun kostenstijgingen door aan de consument in de prijs van overige goederen en diensten. Daarnaast kunnen interne factoren tot kostenstijging bij bedrijven leiden. Bedrijfskosten kunnen stijgen door hogere lonen of belastingen. Dertig procent van het totale waterverbruik respectievelijk elektriciteitsverbruik is ten behoeve van de hotels en overige bedrijven in de particuliere sector. De prijsstijgingen onder deze goederen van openbaar nut leiden op den duur tot een hogere door kosten aangevoerde inflatie. Voornamelijk in de voedingssector waar koeling essentieel is voor de instandhouding van de kwaliteit van het product hebben de hogere energieprijzen een kostaandrijvend effect op de prijs voor de consument. De industrie, voornamelijk bestaande uit de hotelsector, blijft niet gespaard voor de stijgende kosten van water- en elektriciteit. Hierdoor worden de hotels ertoe gedwongen om een energietoeslag in rekening te brengen. Dit laatste verhoogt het prijsniveau van Aruba, waardoor minder van het vakantiebudget van de toerist voor de economie overblijft. 2.3. Scenario 2020 Jaarlijks wordt op Aruba meer dan AWG 200 miljoen aan vloeibare brandstof geïmporteerd. De helft van de geïmporteerde brandstof is stookolie voornamelijk gebruikt voor het opwekken van elektriciteit en het vervaardigen van drinkbaar water bij het WEB. De productiekosten voor water en elektriciteit zijn in de periode 2000-2007 toegenomen en vervolgens aan de consument in rekening gebracht. De aankoop van stookolie vormt 60% van de productiekosten voor het opwekken van elektriciteit. Door de lage olieprijs tot het jaar 2000 en de korting op de stookolieaankoop door het WEB van de nabijgelegen raffinaderij tot 2006, is de consument niet aan de marktprikkel blootgesteld. De nadelige effecten hiervan worden door de consument en de Arubaanse economie nu gevoeld. De productiekosten per kilowattuur zijn niet elastisch genoeg om de olieprijsstijgingen optimaal te absorberen, waardoor elke schommeling op de wereldmarktprijs t voor de consument direct voelbaar is in het tarief van de energievoorzieningen. Elektriciteitsproductie op Aruba dient in de periode 2010-2020 te worden gediversifieerd, waarbij tenminste 40% van de benodigde elektriciteit op niet conventionele wijze dient te worden opgewekt. De door het WEB op te wekken elektriciteit dient in de periode 2010-2020 voor 60% met vaste en vloeibare fossiele brandstoffen plaats te vinden. De rest dient met behulp van wind en zon alternatief te worden opgewekt. Op de langere termijn drukken de lage kosten van windenergie de productiekosten van elektrische stroom opgewekt op conventionele wijze. Energiebesparingen gaan ook met deze transitie gepaard, waarbij de vraag aan elektrische stroom afneemt. Na deze transitieperiode en binnen twintig jaar zal de olie-
23
onafhankelijkheid van Aruba voor elektriciteitsproductie door niet conventionele methoden oplopen tot 50%. Door de marktwerking te volgen neemt het benzinegebruik af. Autofabrikanten zullen steeds meer benzineonafhankelijke vervoermiddelen op de markt brengen, waardoor de afname in benzinegebruik op Aruba vanzelfsprekend is. Het dieselverbruik zal niet dalen zolang er geen alternatieven op de markt komen. Het aandeel kerosine wordt voornamelijk voor de luchtvaartindustrie toegepast en blijft derhalve ook onveranderd.
24
Hoofdstuk 3: Kansen voor Aruba Onze energiebehoefte dekken we uitsluitend met olie. Andere landen streven diversificatie na om niet geheel van olie afhankelijk te zijn. Dit hoofdstuk beschrijft de stand van de ontwikkeling van alternatieve energievormen. Hierbij dient de bevolking en de overheid strategische keuzes te maken in het kader van de voor Aruba toepasbare opties. 3.1 Strategische keuzes Nieuwe en duurzame primaire energiebronnen hebben de capaciteit om de voor elektriciteitsproductie bestemde olie binnen twintig jaar voor tenminste de helft te vervangen. De overheid zal verschillende initiatieven moeten nemen om duurzame energie te bevorderen. Een beter gebruik van ‘nieuwe’ energie moet een eerste prioriteit van de overheid zijn. De technologische ontwikkeling van nieuwe en duurzame energie is volop in gang. Op Aruba ontbreken organisatorische mechanismen die de ontwikkeling van alternatieve energie kunnen ondersteunen in het raamwerk van een nationaal energiebeleid. Op Aruba bestaat overigens ook een gebrek aan informatie en financiële capaciteit. Daarbij is er maar een beperkt aantal technisch hoogopgeleide functionarissen aanwezig om de energietechnologie voor duurzame energie te leiden. Het internationale discours voor alternatief energiegebruik heeft op Aruba onvoldoende draagvlak. Aruba dient strategische keuzes te maken om het effect te minderen van de mate van instabiliteit van de energieprijzen en de onlosmakelijkheid hiervan in de Arubaanse huishoudens en economie. Tegelijkertijd kan geconstateerd worden dat een overgrote meerderheid van de energiebronnen geïmporteerd zijn. De waarborgstelling van energie moet een prioriteit van de overheid zijn. Het volume van de Arubaanse economie, gepaard gaande met een groeiende bevolking en het streven naar een hogere levensstandaard zijn de grootste uitdagingen bij de totstandkoming van duurzame energievoorzieningen. Geen enkele moderne economie is uiteindelijk duurzaam als ze onderhevig is aan het volumeprobleem en de eindigheid van natuurlijke, fossiele bronnen. Met behulp van de uit deze studie voortvloeiende toekomstvisie, kunnen we tegemoet komen aan onze toekomstige energie-eisen. Ondanks de kleinschaligheid zal aan de milieu-eisen ook nog op verantwoorde, milieuvriendelijke wijze worden voldaan. De industrieën, ngo’s, private investeerders en bedrijven, sociale partners, burgerlijke en maatschappelijke organisaties en de consument spelen allen een belangrijke rol in het ondersteunen van een breder draagvlak voor de ‘nieuwe’ energie. De verkregen onafhankelijkheid zal Aruba van het effect van de prijsvolatiliteit en de schaarste van het product ontdoen, resulterend in een duurzame prijsstabiliteit. De problemen die geassocieerd worden met het hoogtepunt van de olieproductie zullen niet tijdelijk zijn. Op midden en lange termijn verwachten experts dat een vat olie niet meer onder de lagere dollargrenzen komt, zoals vóór 2007. De uitdagingen bij het pieken van de olieprijs verdienen een onmiddellijke en serieuze aanpak; risico’s moeten compleet onderkend worden en beperking van de negatieve effecten zal bijtijds moeten plaatsvinden. Bij het wegblijven van een brede aanpak in het komende decennium, zal het probleem indringend worden en zeker niet tijdelijk. Een eerste stap in de goede richting is het bevorderen van energiebesparing. Vervolgens dient de overheid de energie-infrastructuur en -wetgeving te repareren en desnoods uit te breiden. Door meerdere aanbieders en gebruikers in de energieopwekking en –levering te incorporeren, zal de consument een waarborg hebben voor een betaalbare energieprijs. Hierbij heeft de overheid een sturende en stimulerende rol te vervullen. Tenslotte is een alternatieve energiebevoorrading ook ten dienste van de bescherming van het milieu. Zelfs met een succesvolle overschakeling naar niet-conventionele vormen van energie, zal de vraag naar energie in de toekomst toenemen. Door vooreerst tenminste voor 40% naar duurzame energiebronnen over te schakelen, kan de energieprijs van het alternatief het effect van de toenemende energieprijs van de fossiele bronnen dempen. Naast het doorbreken van de onafhankelijkheid van eindige fossiele bronnen, vergt de doorbraak in het vervoer de nodige inspanning. Het gebruik van ‘groene’ auto’s zal sterk moeten worden bevorderd om de onafhankelijkheid van benzine als brandstof te verkrijgen. Daar-
25
naast zal daarom een ambitieus beleid moeten worden gevoerd om het gebruik, het vertrouwen en de efficiëntie van het openbaar vervoer te bevorderen. Figuur 19: Gecombineerde elektriciteitsproductie Europa Het Duits energieconsortium Desertec wil €400 miljard investeren in milieuvriendelijke elektriciteitscentrales. Zonne-energie wordt door middel van zonnekrachtcentrales uit de Afrikaanse woestijnen gewonnen; windenergie wordt geleverd vanuit de Afrikaanse en Europese Westkusten; hydro-energie uit Noord-Europa, het Iberisch Schiereiland en het Nabije Oosten; en energie uit biomassa uit o.a. Oost-Europa. Met deze gecombineerde energieproductie wenst Desertec in 2050 minstens 15% van de Europese behoefte voorzien. In 2015 vangt de bouw van de eerste zonnecentrales aan. Naar analogie van deze gecombineerde energieproductie dient de elektriciteitsproductie op Aruba te zijn ingericht.
Bron: Desertec (2009) in NRC Handelsblad, ‘Zonnestroom voor Europa uit de Sahara’ (2009)
Dertig jaar geleden werd geconstateerd dat externe factoren achter de Arubaanse economie, zoals internationale gebeurtenissen en mondiale veranderingen, deze snel konden beïnvloeden. Daarom moet Aruba zich van een mogelijk negatief effect van deze externe factoren kunnen ontdoen. Een consistent beleid zal alle obstakels in kansen omzetten en het doorbreken van de afhankelijkheid van olie garanderen. Daarnaast moeten we onze percepties uitbreiden op het gebied van handel, investeringen en betrouwbare leveringen van energieinfrastructuur. Het waarborgen van energie vereist ook de voorbereiding van ons eiland voor het aanleggen van spoedvoorraden. Water- en elektriciteit zijn niet louter goederen van openbaar nut. Water- en elektriciteit hebben de status van basisbehoeften verworven. Arubanen met een laag inkomen zijn het meest kwetsbaar. Door middel van een afzonderlijk sociaal beleid kan het nadelig effect worden opgevangen. 3.2. Opties Na de strategische keuzes zijn een aantal opties beschikbaar om de afhankelijkheid van olie te doorbreken. 3.2.1. Windenergie De wind bevat veel energie. Deze energie komt van de zon. De zon verwarmt de aarde ongelijkmatig, daardoor ontstaan er drukverschillen die wind veroorzaken. Het waait natuurlijk niet overal even hard. Door bebouwing en beplanting is windkracht op het land onregelmatig en op zee continue. Omdat Aruba een eiland is omringd door zee met relatief weinig hoogbouw, reliëf en een kleine oppervlakte is het windklimaat hier gunstig. Gedurende de levensduur van de windmolen, die ongeveer 15 jaar is, wordt ongeveer 80 keer zoveel energie geproduceerd als nodig is om de turbine te bouwen, te installeren en te onderhouden. Tegenstanders van windenergie beweren vaak dat het veel duurder is dan gewone energie uit fossiele en nucleaire energiebronnen. Uit internationaal onderzoek is gebleken dat windenergie op goede windrijke locaties al een paar jaar goedkoper is dan gewone stroom. In Nederland is de kostprijs van windenergie ongeveer hetzelfde als die van conventionele energie. De verwachting is dat de kostprijs van windenergie in de toekomst nog verder kan dalen.
26
De fossiele brandstoffen zijn eindig en bij de omzetting naar energie door verbranding komen schadelijke stoffen, zoals CO2 vrij. Windenergie is niet schadelijk, het komt uit een schone bron. Het is niet onderhevig aan eindigheid of volume en is derhalve duurzaam. Na de recente oliecrises heeft windenergie in Europa en de Verenigde Staten een enorme impuls gekregen. Windenergie kan heel snel opgewekt worden. Een windmolenpark kan al in een paar maanden tot een half jaar gebouwd en in gebruik genomen worden. Windenergie kan op verschillende plaatsen worden opgewekt en de lokatie hiervan dient gekozen te worden aan de hand van het windstromen. Het laatste is essentieel ook gelet op de belasting op het distributienet. Hierdoor kan het distributieverlies beperkt worden. Eventuele toekomstige investeringen in het verbetering van het oorspronkelijk distributienet kunnen op de lange termijn geschoven worden. Het grootste nadeel van windenergie is dat de windmolens vaak niet in het landschap passen en soms voor geluidsoverlast kunnen zorgen. De windmolentechniek legt zich erop toe om steeds minder geluidsoverlast te veroorzaken Het uitzoeken van een geschikte plaats is essentieel voor de economie van windenergie. De stroom die uit wind wordt opgewekt is afhankelijk van de windsnelheid. Aruba heeft grote windsnelheden met veel volume die windenergie economisch erg aantrekkelijk maken. Windkracht wekt elektriciteit op door middel van een windturbine. De windenergie wordt door middel van een rotor aan de turbine opgevangen. De rotoroppervlakte bepaalt in grote mate de opbrengst van windenergie. Figuur 20: Opgesteld vermogen windenergie (wereld)
Bron: World Wind Energy Association (WWEA 1997-2010)
3.2.2. Zonne-energie Zonne-energie is nog volop in ontwikkeling. Er wordt van de technologie, de uitvoering en de kostprijs in de komende decennia nog veel vooruitgang verwacht. Zonnepanelen worden gebruikt in rekenmachientjes, maar ook in publieke elektriciteitsvoorzieningen. Op Aruba is volop zonlicht aanwezig. Voldoende om duizend keer in de elektriciteitsbehoefte te voorzien. Om zonne-energie optimaal te benutten zijn drie methodes ontwikkeld: passieve zonne-energie; actieve thermische zonne-energie; fotovoltaische zonne-energie. Passieve zonne-energie is het gebruik van zonne-energie zonder speciale apparatuur. Hierbij moet men denken aan de land- en tuinbouw. Actieve thermische zonne-energie wordt door middel van apparatuur geleid en voornamelijk gebruikt voor verwarming. Fotovoltaische zonne-energie is het proces waarbij zonnestralen energie opwekken. Apparatuur gebruikt bij de laatste twee methodes zijn zonnepanelen en zonnespiegels. De ontwikkeling van apparatuur voor actieve thermische zonne-energie en fotovoltaische zonne-energie is volop gaande. Zonnepanelen worden dunner, efficiënter en met steeds hoger vermogen gemaakt. Zonneenergie niet alleen voor kleinschalig huishoudelijk gebruik geschikt. De internationale trend is om zonne-energie eveneens voor grootschalige opwekking in energiecentrales toe te passen.
27
Elektriciteitsprijzen spelen een steeds grotere rol in de bepaling van de bedrijfskosten van grootverbruikers. Door het gebruik van zonne-energie in hotels en bedrijven kunnen het elektriciteitsverbruik en de stookkosten worden verminderd. Apparatuur voor het opwekken van zonne-energie maakt deel van de architectuur van het gebouw. Lagere bedrijfskosten bieden ruimte voor meer investeringen en lagere tarieven aan de consument. Het toepassen van zonne-energie in de economische sectoren vertaalt zich in hogere opbrengsten. In tegenstelling met windenergie, die veel ruimte en een ingewikkeld opstelling eist en ook geluidsoverlast met zich mee kan brengen, is zonne-energie, veel minder ingewikkeld op te stellen en waarbij weinig ruimte noodzakelijk is. 3.2.3. Thermische energie In een verbrandingsinstallatie wordt de warmte van de verbranding gebruikt om stoom te maken. Thermische energie ten behoeve van het opwekken van elektriciteit vindt door middel van vergassing plaats. De stoom drijft een stoomturbine of stoommachine aan die via een generator elektriciteit maakt. Veelal wordt in een dergelijke installatie ook warmte geleverd. De warmte kan worden gewonnen uit het retourcondensaat van de stoomturbine en eventueel uit de rookgassen van de verbrandingsketel.
28
Hoofdstuk 4: Toepassingen Primaire bronnen van energie zijn fossielen, nucleaire energie en duurzame energie. Nucleaire energie is vanwege de kleinschaligheid van Aruba niet van toepassing. Conventionele energie wordt uit fossiele bronnen, zoals kolen, stookolie en aardgas gewonnen. Zoals in de voorgaande hoofdstukken werd aangegeven zijn de vormen van fossiele energie onderhevig aan het volumeprobleem. Fossiele bronnen zijn eindig en daardoor kwetsbaar voor internationale machtspolitiek. Het alternatief is duurzame energie gewonnen uit oneindige natuurlijke bronnen, zoals zon, wind of water. Alternatieve energie bevindt zich in een beginstadium van ontwikkeling en is op korte termijn duurder dan conventionele energie. Het gaat niet om het zondermeer zoeken naar een alternatieve vorm van energie. Er dient een omslagpunt te bestaan waar de alternatieve vorm voordeliger wordt dan de conventionele vorm. Het omslagpunt tussen de alternatieve en conventionele vorm van energie is het moment waarop de kosten van de conventionele vorm de alternatieve vorm overschrijden. Vermogenscapaciteit Alle bronnen van energie hebben te maken met een vermogenscapaciteit of capaciteitsfactor. De vermogencapaciteit is de ratio van de werkelijk geproduceerde energie in een bepaalde tijdspanne. Het nominale vermogen is aangegeven op het naamplaatje van de energiegenerator. Om de werkelijk geproduceerde energie in een bepaalde tijdspanne te bepalen dient het nominale vermogen voor de vermogenscapaciteit te worden gecorrigeerd. Vermogenscapaciteit is niet aan effectiviteit van de energiegenerator gerelateerd. Effectiviteit is de ratio tussen energie-invoer en energie-uitvoer. Effectiviteit is gerelateerd aan energieverlies. De vermogencapaciteit is afhankelijk van de soort energiebron. Fossiele energiebronnen hebben de hoogste vermogenscapaciteit, maar toch niet 100%. Deze correctie met de vermogencapaciteit is nodig omdat de generator bij conventionele energieopwekking niet 24 uur per dag 365 dagen per jaar draait. In het kader van zonne-energie is de vermogenscapaciteit van de energiegenerator, cq het zonnepaneel, aan het aantal bruikbare zonuren gerelateerd. De vermogenscapaciteit van windmolens is onderhevig aan onregelmatige windvlagen. Windmolens De vermogenscapaciteit van windmolens varieert van 20%-40%. Vermogenscapaciteit van windmolens is op de ABC-eilanden rond 40%; in Nederland is de vermogenscapaciteit van windmolens rond 30%. De vermogenscapaciteit van een windmolen is sterk afhankelijke van de plaatsing. Zonnepanelen De fotovoltaische vermogenscapaciteit op Aruba is 33% (8 bruikbare zonuren van de 24 uur); in Nederland is het gemiddelde jaarlijks12.5% (jaarlijks gemiddeld 3 bruikbare zonuren van de 24 uur) Verbrandingsovens Verbrandingsovens hebben zowel een thermisch als een elektrisch vermogen. Het totale vermogen van verbrandingsovens is rond de 92% en 99%. Afhankelijk van de schaalgrootte zal het totale elektrische rendement tussen de 15 en 35% liggen.
4.1. Elektriciteitsgebruik Leven zonder elektriciteit is ondenkbaar. Wat voorheen als een luxe werd beschouwd, is tegenwoordig een levensbehoefte. De Arubaanse huishoudens gebruiken elektriciteit voor koeling, verlichting en huishoudelijke apparatuur. Zoals eerder is aangetoond neemt het gewicht van de elektriciteitsprijs in het gemiddelde inkomen van de Arubaanse huishoudens over de periode 2000-2008 met tenminste 83% toe. De stijgende tendens van de elektriciteitsprijs kent door de stijgende olieprijs op lange termijn geen rem. Burgers en overheden zijn na de olieprijspiek in 2008 over de hele wereld opzoek naar nieuwe of alternatieve energiebronnen. De elektriciteitsprijs op Aruba is medio 2008 inclusief brandstofclausule gestegen tot AWG 0,54 cent per kWh. Het gemiddelde verbruik per huishouden bedraagt gemiddeld 8000 kWh per jaar. In 2007 was het totale elektriciteitsverbruik op Aruba rond 781 MWh. 4.1.1. Windenergie Wind is de eerste bron van duurzame energie. Hutting Windenergy en Bright Capital Partners beginnen in 2009 met de aanleg van de eerste windmolens op het windmolenpark te Vader Piet. De WEB wordt de enige afnemer van het windmolenpark tegen vaste prijzen. De financiering van de verbinding tussen het windmolenpark en de bestaande elektriciteitsnet is
29
14
eveneens rond. Hiermee zet Aruba een eerste stap naar de onafhankelijk van olie. Het opwekken van elektrische stroom door windenergie is het meest efficiënt als dit op grote schaal gebeurt. Door de hoog oplopende elektriciteitskosten hebben verschillende huishoudens op Aruba particuliere windmolens op hun woonperceel geïnstalleerd. Het is echter op de lange termijn ondoelmatig en kosteninefficiënt wanneer elk woonperceel over een afzonderlijke windmolen beschikt. De kosten van elektriciteit die door windenergie gewonnen wordt zijn op internationaal niveau de laatste 20 jaar met meer dan 80% afgenomen. Toen de eerste windturbines in Nederland werden geïnstalleerd, kostte de elektriciteit verkregen door windenergie 55 cent per kWh. Dertig jaar na dato wekken de nieuwste windparken op perfecte locaties elektriciteit die minder dan 18 cent per kWh kost. De grote windturbines kunnen beschikken over een rotor met een diameter van 80 meter. Deze turbines kunnen worden gemonteerd op 80 meter hoge torens en kunnen tussen 1.5 tot 3.0 MW produceren. De kleinere windturbines voor ‘huishoudelijk gebruik’ beschikken over een rotor van 15 meter en worden opgesteld op torens met een hoogte van maximaal 35 meter. Hoe hoger het vermogen, hoe meer elektrische stroom ze kunnen leveren. 15 De opbrengst van de windturbine is daarom afhankelijk van de locatie en de hoeveelheid wind. De opbrengst van een windturbine bedraagt op Aruba ongeveer 1130 kilowattuur per vierkante meter rotoroppervlak. Vergeleken met de opbrengst in Nederland van 850 kWh per m2, is het gebruik van windenergie aantrekkelijk. Volledig overschakelen naar windenergie is niet mogelijk door de lagere vermogenscapaciteit. Door schaaleffecten zijn grotere windturbines kostenefficiënter dan de kleinere. Het laatste is te zien aan de door windenergie opgewekte elektriciteit door ‘huishoudelijke’ kleinere molens, en een windmolenpark bestaande uit 10 windmolens van 3 MW elk. De elektriciteitsprijs kan echter nog lager als turbines met een hoger nominaal vermogen worden aangelegd. Tabel 5: Opbrengst windmolen 2.5 kW
30 MW (extern beheer) 30000
30 MW (eigen beheer)
Nominaal vermogen (kW)
2.5
Opbrengst per jaar op Aruba (x 1000 kWh)
4.4 )
Aantal huishoudens a 8000 kWh p/j
1
+/- 19000
+/- 19000
Prijs AWG per jaar
40003)
28 miljoen
18 miljoen4)
Prijs elektriciteitsverbruik (per kWh in AWG)
0.913
0.178
0.116
1
30000 2
157680 )
2
157680 )
Productiekosten (per kW in AWG) 2.67 1.56 1.01 1) Vermogenscapaciteit 20% 2) Vermogenscapaciteit 60% 3) Inclusief annuïteiten voor 15 jaar tegen lening van 10%16 4) Inclusief annuïteiten voor 15 jaar tegen lening van 10% en onderhoudskosten twv 5% van de jaarlijkse aflossing Bron: Danish Wind Industry Association www.windpower.org; American Wind Energy Association www.awea.org; WEB Aruba NV
Bovenstaand overzicht geeft het kostenoverzicht van windenergie weer. Hoewel het op lange termijn prijsstabiliteit garandeert, is elektriciteit opgewekt door huishoudelijke windmolens nogal prijzig. De prijs van huishoudelijke windmolens varieert tussen de AWG 14- en AWG 17.5 duizend. Inclusief annuïteiten over 15 jaar tegen een lening bij een commerciële bank van 10%, kan de prijs voor elektriciteitsverbruik rond de AWG 0.91 per kWh betreffen. De productiekosten per kW zijn natuurlijk veel hoger door de kleine schaal. De opbrengst van een windmolenpark van 30 MW, ofwel 10 windmolens met een nominaal vermogen van 3 MW elk, kan gemiddeld 16000 huishoudens van elektrische stroom voorzien. Volgens de gepresenteerde plannen zal het WEB een windmolenpark in extern beheer laten aanleggen. Deze zal elektrische stroom voor 18 cent per kWh aan de gebruikers aanbieden. Terwijl de nominale prijs van het windmolenpark AWG 80 miljoen bedraagt, is de jaarlijkse 14
Amigoe, ‘Financieringverbinding windpark en elektriciteitsnet rond’, 9 mei 2009 www.awea.org 16 Windmolens vormen onderdeel van het onroerend goed, waardoor hypotheekvoorwaarden van toepassing kunnen zijn. Het betreffen echter lange termijn investeringen met een laag risico tegenover zekere inkomsten. Hierdoor kan de risico-opslag van 3% van de reguliere hypotheekrente van worden verdisconteerd. De aflossingsperiode is, evenals het gemiddelde levensduur van een windmolen, 15 jaar. 15
30
aflossing rond AWG 28 miljoen inclusief annuïteiten en onderhoudskosten over 15 jaar. De productiekosten bedragen dan AWG 1.56 per kW. Een windmolenpark in eigen beheer zal tot aanzienlijke prijsverlaging leiden vergeleken met het elektriciteitstarief opgewekt op conventionele wijze. In tegenstelling tot een windmolenpark in extern beheer, zal een windmolenpark in eigen beheer echter tot nog lagere productiekosten en een lagere prijs per verbruikt kWh leiden. In eigen beheer bedragen de jaarlijkse kosten inclusief annuïteiten en onderhoudskosten rond AWG 18 miljoen over 15 jaar. Het energiebedrijf zal dan rond 11 cent in rekening brengen per verbruikt kWh en de productiekosten zullen rond AWG 1.00 per opgewekt kW bedragen. Bij een windmolenpark in extern beheer zal de investeerder 7 cent voor elk verbruikt kWh verdienen. Een windmolenpark in eigen beheer is bijna de helft goedkoper dan inkoop van een windenergieconsortium als concessiehouder. De jaarlijkse opbrengst van het windmolenpark van 30 MW kan 20% van de benodigde elektriciteit op Aruba bedragen. Windenergie uitsluitend bestemd voor huishoudelijk gebruik zal voor ruim 35% in het elektriciteitsverbruik van de Arubaanse huishoudens kunnen voorzien. 4.1.2. Zonne-energie Zonlicht zelf kost natuurlijk niets, maar aanschaf en onderhoud van zonnepanelen vragen wel een investering. Het vermogen van een zonnecel uitgedrukt in Wattpiek (Wp) bepaalt hoeveel elektriciteit het zonnepaneel kan opwekken. Hoe hoger het vermogen, hoe groter de elektriciteitsopbrengst. De hoeveelheid stroom die zonnepanelen opwekken, hangt af van de hoeveelheid zonlicht en het nominaal vermogen van de zonnepanelen. Het nominaal vermogen wordt uitgedrukt in Wattpiek (Wp). Het aantal Wattpiek van een zonnepaneel is het vermogen dat een zonnepaneel levert als de zon er vol op schijnt. Als vuistregel geldt dat 1 m² aan zonnepanelen een 17 vermogen van ongeveer 100 Wp heeft. Figuur 21: zonuren Caribisch gebied
Bron: www.solar4power.com
Het vermogen wordt bepaald door het aantal zonuren. Hoe meer zonuren per dag, hoe kostenefficiënter het zonnepaneel is. In het Caribisch gebied is het aantal zonuren per dag hoger dan in Nederland en noordwest Europa. Tabel 6: Opbrengst zonnepanelen 3 zonnepanelen
6 zonnepanelen
Nominaal vermogen in Wattpiek
642 Wp
1080 Wp
12 zonnepanelen 2280 Wp
Opbrengst per jaar in kWh1)
1456 kWh
2448 kWh
5168 kWh
Percentage jaarlijks huishoudelijk verbruik
18%
30%
65%
Prijs in AWG per jaar2)
1600
2500
4900
Prijs per kWh (in AWG)
1.08
1.02
0.94
Productiekosten (per kW in AWG)
0.92
0.87
0.80
17
www.senternovem.nl
31
1) Opbrengst per jaar gebaseerd op 8 zonuren per dag 2) Inclusief annuïteiten voor 15 jaar tegen lening van 10%18
Het elektriciteitsverbruik van een huishouden op Aruba is rond 8000 kWh per jaar. De opbrengst van kleine driecellige zonnepanelen is 18% van het totale jaarlijkse elektriciteitsverbruik van een huishouden. Zes- en twaalfcellige zonnepanelen leveren 30% respectievelijk 65% van het jaarlijks huishoudelijk elektriciteitsverbruik. In tegenstelling tot windenergie is zonne-energie in mindere mate aan schaaleffecten onderhevig. De prijs per verbruikt kWh is gemiddeld AWG 1 ongeacht de grootte van het zonnepaneel. Het laatste is op basis van annuïteiten over 15 jaar tegen rentepercentage van 10%. De productiekosten per kW nemen echter wel af naarmate het zonnepaneel groter wordt. De prijs van elektriciteit uit zonne-energie is in principe hoger dan die van conventionele stroom. Gegeven de huidige verkoopprijzen van zonnepanelen ligt het omslagpunt van zonne-energie op het moment wanneer het tarief per kWh van op conventionele wijze opgewekte stroom de AWG 1 per kWh passeert. Stijging van de elektriciteitsprijs leidt tot verlaging van de kWh-prijs omdat de panelen zich sneller terugverdienen. Gegeven de prijzen van 2008 zal het omslagpunt van zonne-energie rond het jaar 2025 zijn. Om volledig afhankelijk van zonne-energie te zijn, heeft een gemiddeld huishouden met een jaarlijks verbruik van 8000 kWh een tweetal twaalfcellige zonnepanelen nodig. De jaarlijkse aflossing bedraagt rond AWG 800 per maand aan de hand van de aankoopprijzen in 2008. Het omslagpunt voor de prijs van elektriciteitsverbruik hierbij is AWG 0.73. Volgens analyses zal dit na 2016 plaatsvinden. Overtollig geproduceerde energie zou aan het distributienet kunnen worden teruggeleverd. Naast de aanleg van een windmolenpark door het WEB is de herziening van de aansluitingsvoorwaarden door de ELMAR de tweede stap naar de onafhankelijkheid van de op conventionele wijze opgewekte elektriciteit. Hiermee deelt ELMAR het urgentiegevoel door de toenemende elektriciteitsprijs door de internationale brandstofprijzen. De herziening van de aansluitingsvoorwaarden zal het voor huishoudens mogelijk zijn om op alternatieve wijze elektrische stroom kunnen opwekken. Hiermee is een eerste stap gezet in de richting van de volledige de openbaarheid van het elektriciteitsnetnet bevestigd. Maar het geeft de huishoudens ook de mogelijkheid om de onnodige thuis opgewekte energie door zonnepanelen of windmolens op het net als het ware terug te leveren tegen regulier tarief. De door de zonnepanelen of windmolens opgewekte stroom wordt in de woning gebruikt door elektrische apparaten die in werking zijn. Als meer wordt opgewekt dan op dat moment in huis wordt gebruikt, dient de overtollig opgewekte elektriciteit aan het elektriciteitsnet te kunnen worden teruggeleverd. Door de aanleg van een elektriciteitsmeter die de teruggeleverde kilowatturen registreert, kunnen huishoudens de meter doen ‘terugdraaien’. Op grote schaal drukt dit de elektriciteitsproductie van het WEB en draagt het bij aan de prijsstabilisatie van elektrische stroom. 19
4.1.3. Thermische energie In Europa worden thermische energiecentrales door hun hoogovens en industriële omvang gekenmerkt. Afvalverbranding levert zowel elektrisch als thermisch vermogen. Het laatste vormt echter het overgrote aandeel van het totale opgewekte vermogen. De capaciteitsfactor van verbrandingsovens ten behoeve van elektrisch vermogen ligt gemiddeld tussen 15% en 35%. Het overgrote deel van de energie dat bij verbranding vrijkomt is warmte. Thermische energie wordt voornamelijk voor het verwarmen gebruik. Deze functie is gegeven het klimaat van Aruba overbodig. Thermische energiecentrales komen in allerlei soorten en maten voor. Een hoge capaciteitsfactor bij het opwekken van elektrisch vermogen komen overeen met thermische centrales van industriële schaal. De investeringen hiervoor bedragen tussen de USD 200-600 miljoen. Deze grootschalige energiecentrales hebben een nominaal vermogen van rond de 200 MW, 18
Zonnepanelen vormen onderdeel van het onroerend goed, waardoor hypotheekvoorwaarden van toepassing kunnen zijn. Het betreffen echter lange termijn investeringen met een laag risico tegenover zekere inkomsten. Hierdoor kan de risico-opslag van 3% van de reguliere hypotheekrente van worden verdisconteerd. De aflossingsperiode is, evenals het gemiddelde levensduur van het zonnepaneel, 15 jaar. 19 Bron: www.senternovem.nl, www.verenigingafvalbedrijven.nl
32
waarvan 50 MW elektrisch vermogen bedraagt. Om dit vermogen te leveren is jaarlijks meer 20 dan 460,000 ton integraal afval nodig. Uitsluitend de biologisch afbreekbare fractie, de biomassa, van industrieel en huishoudelijke afvalstoffen worden als hernieuwbare energie beschouwd. Bij afval dient dus een opsplitsing gemaakt te worden voor de energie-inhoud naar hernieuwbare fractie. Tabel 7: Opbrengst thermische energie Thermische centrale (200 MW)
Thermische centrale (20 MW)
Integraal afval (x1000 kg)
460,000
46,000 3)
14,000 (30%)
Thermisch vermogen (in MW)
150
n.v.t.
n.v.t.
Elektrisch vermogen (in MW)
50
5
2
Opbrengst per jaar in 1000 kWh 1)
402,960
40322
12097
Gemiddelde prijs in AWG per jaar2)
50 miljoen
6 miljoen
6 miljoen
Prijs per kWh (in AWG)
0.124
0.147
0.489
+/- 33004) Productiekosten (per kW in AWG) +/- 250 +/- 9904) 1) Capaciteitsfactor gemiddeld 25% 2) Inclusief annuïteiten voor 15 jaar tegen lening van 10% 3) Het aantal wateraansluitingen is indicatief voor het aantal huishoudens. Een woning kan daarentegen over meerdere elektriciteitsaansluitingen beschikken (zie verschil tussen gebruikers en aansluitingen) 4) Uitsluitend elektrisch vermogen
De bovenstaande tabel is louter illustratief en voor de beeldvorming. Op Aruba wordt jaarlijks rond 46,000 ton huishoudelijk afval verwerkt. In het geval dat het totaal huishoudelijk afval integraal voor energieopwekking zou worden gebruikt, zou het een totaal vermogen van 20 MW leveren. Hiervan is 5 MW elektrisch vermogen. Doordat afvalscheiding niet plaatsvindt, is het integrale aandeel dat voor het opwekken van elektriciteit kan worden gebruikt niet nauwkeurig aan te geven. Het aandeel integraal huishoudelijk afval ligt lager dan het totaal geproduceerde afval per huishouden. Gesteld dat 30% en het totale huishoudelijk afvalvolume integraal zou kunnen worden gebruik, is deze dan nog ontoereikend om de productiekosten per geleverd kW omlaag te houden. De jaarlijkse opbrengst is dan goed voor het jaarlijks verbruik van één huishouden op Aruba. Het toepassen van thermisch vermogen voor verwarmingsdoeleinden drukt de productiekosten van elektriciteit opgewekt door thermische energie weg, waardoor productiekosten relatief lager liggen. Op Aruba zal de energieopwekking vrijwel uitsluitend voor elektriciteit zijn bestemd. De investeringen van een thermische centrale, zijn voornamelijk voor het opwekken van elektrisch vermogen van toepassing. Gegeven het geringe afvalvolume op Aruba zijn de productiekosten zeer hoog om uitsluitend elektriciteit door afvalverwerking op te wekken. Productiekosten kunnen echter worden verlaagd als de thermische centrales ook gas kan leveren. 4.1.4. Diepzee koeling21 Water is de derde klassieke bron van duurzame energie. Hydro-elektriciteit wordt op grote schaal opgewekt door middel van hydraulische turbines, hetzij door gebruik te maken van een hoogteverschil, hetzij door gebruik te maken van de stroomsnelheid van water. Door de kleinschaligheid van het eiland en het gebrek aan stromend water is waterkracht niet van toepassing als energiebron. Desalniettemin kan water in dit tropisch klimaat op een andere manier de afhankelijkheid aan elektrische stroom van grootverbruikers verminderen. De grootverbruikers zoals de hotelsector gebruiken elektriciteit voornamelijk voor koeling, verlichting en het laten draaien van zware machines. De laatste twee toepassingen zouden door wind- en zonne-energie kunnen worden teweeggebracht, inclusief teruglevering van overtollige energie aan het net. Water of ‘blauwe energie’ kan echter voor de hotelsector en andere grootgebruikers aan de zuidelijke kust van Aruba worden toegepast voor koeling.
20 21
www.afvalenergiebedrijf.nl Bron: Polytechnisch Ingenieursbureau (P.I.B.) N.V.
33
Ondanks de warme, tropische wateren die Aruba omringen, bereikt men op 700 meter diepte een temperatuur van ± 7 graden. Een 8 km lange pijplijn wordt geïnstalleerd vanuit de kust en zal een diepte van min of meer 800 meter bereiken. Het koude zeewater wordt dan gepompt in een speciaal waterstation. De lage temperaturen worden met behulp van een warmtewisselaar overgedragen aan een waterpijpinstallatie die door de hotels of groepen hotels aan de kust loopt. Deze ‘blauwe’ vorm van air-conditioning wordt al in Curaçao, Hawaii en Toronto toegepast, waar het koelingssysteem van het hele zakendistrict door de koude wateren van het Ontariomeer wordt verzorgd. Het gebruik van diepzeewater voor koeling kan grootverbruikers, zoals de hotels, 20% tot 50% aan elektriciteitskosten besparen bij de productie-eenheden bij WEB. Verder zal dit een enorme belastingvermindering teweegbrengen in het ELMAR distributienetten, Het elektriciteitsverbruik zal tot 10% kunnen verminderen. Hierdoor zal het netverlies een belangrijke verlaging kennen. 4.2 Watergebruik Evenals andere duurzame energiebronnen, ligt het zeewater letterlijk voor het oprapen rondom het eiland. Het drinkbaar maken van zeewater gebeurt door middel van distillatie die plaats vindt met als brandstof stookolie. Ontzouting is een van de duurste processen om drinkwater te vervaardigen. Het ontzoutingsproces van Aruba is sterk aan de olieprijs gerelateerd. De toepassing van omgekeerde osmose heeft de opwaartse trend in de waterprijs afgebroken. Het laatste bewijst dat het vervaardigen van drinkbaar water op alternatieve of energie-arme wijze loont. Omgekeerde osmose door middel van membraantechnologie dient tot de hele waterproductiecapaciteit te worden uitgebreid. De benodigde energie zou door middel van zonnepanelen kunnen worden opgewekt. Hiermee volgt Aruba de internationale trend. Door de volledige toepassing van membraantechnologie zal de waterproductie niet meer van de olieprijs afhankelijk zijn. Het hergebruik van water kan echter ook het verbruik van ‘schoon’ drinkwater verminderen. Het waterverbruik is in de periode 2000-2008 vrijwel constant gebleven. De bevolking is toegenomen, de verblijfsaccommodaties ook. De hoge prijs heeft het verbruik gedrukt. Door het aanleggen van een gesloten riolering- en zuiveringsysteem wordt het hergebruik van water mogelijk gemaakt, tenminste voor besproeiingsdoeleinden in huishoudens en eventueel voor land- en tuinbouwdoeleinden. Doordat het aandeel van de stookolie in de Arubaanse water- en energievoorziening aanzienlijk is, zijn de bedrijfskosten gevoelig voor olieprijsfluctuaties. Hogere bedrijfskosten worden aan de consument doorberekend in de prijs (het tarief) van het product. Door een gesloten rioleringssysteem aan te leggen kan het drinkwaterverbruik voor de huishoudens worden teruggedrongen, waardoor de consument zich tegen doorberekening in de watertarieven van de bedrijfskostenstijging als gevolg van olieprijsstijgingen kan beschermen. In 2020 zouden alle percelen aan een centraal rioleringssysteem moeten zijn aangesloten, waarbij zowel het huishoudelijk als het niet-huishoudelijk afvalwater wordt afgevoerd. Het volume hergebruikte afvalwater zal altijd minder zijn dat het geproduceerde en afhankelijk afgevoerde afvalwater. Het overschot gezuiverd water kan in het zeewater worden gestort zonder het zeewater en het onderwaterpark door vervuiling in gevaar te brengen. Het gezuiverde afvalwater dient echter zowel voor lozing als hergebruik voor irrigatie aan bepaalde internationale milieu-eisen te voldoen. 4.3 Vervoer 4.3.1. Particulier vervoer Door de toenemende olieprijs worden de transportkosten duurder. Over de periode 20002008 is de consumentenprijs van transportkosten, waaronder benzine, met 65% toegenomen en drukt hierbij andere componenten van de consumentenprijsindex weg. Onze afhankelijkheid van op benzine rijdende vervoermiddelen kunnen we verminderen door vervoermiddelen te gebruiken die niet op benzine of andere oliederivaten draaien. De markt biedt al opties.
34
Als reactie van de autofabrikanten op de consumentenvraag zijn hybride voertuigen ontwikkeld. Hybride auto’s worden gevoed zowel door conventionele aanvoer van benzine, als door een oplaadbare accu. Een hybride auto bestaat uit een verbrandingsmotor aangevuld met een elektromotor en een accu. In de accu wordt ook de energie opgeslagen die vrijkomt bij bijvoorbeeld het remmen. Bij lage snelheden neemt de elektromotor de taak van de benzinemotor over. Bij hogere snelheden en afstanden springt de benzinemotor bij. Dit alles zorgt ervoor dat een hybride auto ongeveer 25 procent minder brandstof verbruikt dan een reguliere auto. Op lange ritten is een brandstofmotor echter nog steeds voordeliger, maar gegeven de korte afstanden op Aruba zouden hybride auto’s hier ideaal zijn. De nieuwe generatie ‘plug-in’ hybride auto’s heeft een accu met een vermogen van tenminste 4 kWh. In tegenstelling tot de huidige massageproduceerde hybride wagens die een interne oplaadbron kennen, wordt de nieuwe generatie hybride elektrische auto’s door middel van een externe bron opgeladen: het stopcontact. Tabel 8: Hybride elektroauto’s
1
Benzine
Hybride1)
‘Plug-in’ hybride1)
Benzine per 100 km (liter)
8.0+
4.3
2.9 - 3.4
Elektriciteit per 100 km (kWh)
n.v.t.
n.v.t.2)
92
Prijs per 100 km (in AWG)
21+3)
11.2
60 (huidig tarief) 19-24 (tarief windenergie intern- extern)
) Toyota Prius, zowel in VS als EU bewezen de meest voordelige hybride wagen te zijn ) Conventionele hybride wagens hebben een intern oplaadbare elektromotor ) Gebaseerd op benzineprijs 23/08/2008: AWG 2.597 per liter Bron: www.fueleconomy.gov; www.greencarcongress.org 2 3
Wat voorheen een ‘hype’ was in Europa en de VS, krijgt nu een serieuze ondertoon. Naast de milieudiscussie over CO2-emmissie, is die aangewakkerd door torenhoge benzineprijzen en de recente fiscale voordelen door de aanschaf van hybride auto’s. De bovenstaande tabel toont aan dat hybride auto’s met intern oplaadbare elektromotoren het voordeligst zijn. Voor de kostenefficiëntie van de nieuwe generatie hybride elektrische auto’s dient de benodigde elektriciteit niet op conventioneel wijze, ofwel met stookolie, te worden opgewekt. Het opladen van een hybride elektro-auto met conventioneel opgewekte elektriciteit verschuift de afhankelijkheid van de olieprijs van brandstofverbruik voor voertuigen naar elektriciteitsverbruik. Dit vertaalt zich een hoge prijs per afgelegde afstand. De ‘plug-in’ hybrides zijn met de huidige elektriciteitstarieven zeer duur. Het afleggen van 100 kilometer in een ‘plug-in’ hybride auto zal rond de AWG 60 gaan kosten, terwijl een gemiddelde ‘conventionele’ familieauto voor ruim 20 gulden 100 kilometer rijdt. Het verbruik van elektriciteit opgewekt door windenergie zal tot een lager elektriciteitstarief leiden. Bij ‘plug-in’ hybride wagens zal de prijs per kWh de prijs per kilometer omlaag drukken en op den duur tot prijsstabiliteit leiden. Gegeven de huidige brandstofprijzen en het geschatte elektriciteitstarief zal het gebruik van een ‘plug-in’ hybride praktisch even duur zijn per 100 kilometer als een reguliere, volledig door benzine gevoede auto., Pas bij het bereiken van een stabiele elektriciteitsprijs, opgewekt door een combinatie van conventionele en niet-conventionele energiebronnen, kan de ‘plug-in’ hybride elektrische auto voordeliger zijn. Een windmolenpark in eigen beheer zal tot lagere elektriciteitstarieven leiden, waardoor het gebruik van ‘plug-in’ hybride auto’s voordeliger zal zijn. 4.3.2. Beroeps- en openbaar vervoer Het beroeps– en openbaar vervoer gebruikt brandstofintensieve vervoermiddelen. Het gebruik van deze vervoermiddelen is hoger dan dat van particuliere auto’s en bovendien worden vaak zwaardere handelingen verricht dan het louter mobiliseren. Door de samenstelling van de Arubaanse dienstverlenende economie bestaat het beroepsvervoer onder ander uit toeristenvervoer in bussen, transport van goederen in vrachtwagens en overige zware vervoermiddelen. Het openbaar vervoer op Aruba bestaat uit drie afzonderlijke markten: vervoer door de busonderneming Arubus, transport per taxi’s en het overig toeristenvervoer, en het personenvervoer door middel van particuliere minibussen. Het openbaar vervoer verricht door het overheidsbedrijf Arubus N.V. per bus wordt volledig door de overheid gesubsidieerd. Het tarief dat aan de passagier in rekening wordt gebracht is
35
bijna symbolisch en de prikkel voor de energieprijs is niet in opgenomen. In andere landen is het olie-onafhankelijk openbaar vervoer volledige elektrisch of elektromagnetisch. Hierbij moet men denken aan trams, trolleys, monorails en metro’s. Hiervoor is de bijbehorende infrastructuur, zoals rails en bovengrondskabels, van doorslaggevend belang. Door de kleinschaligheid van het eiland zijn de investeringen hiervoor te hoog. Aardgas en schone diesel bieden een optie om het beroeps- en openbaar vervoer met conventionele vervoersmiddelen te behouden. Het gebruik van aardgas als brandstof in bussen en overige zware vervoersmiddelen is milieuvriendelijker, maar de afhankelijkheid van fossiele energiebronnen blijft behouden. Door moderne technieken hebben motoren op schone diesel echter een veel lagere emissie dan die op aardgas. Autofabrikanten werken nu aan hybride motoren op diesel die zowel in het beroeps- als het openbaar vervoer kan bedienen. Naar verwachting zal de eerste hybride dieselmotor na 2015 zijn intrede op Aruba doen. Evenals olie zijn de fossiele brandstoffen aardgas en (schone) diesel onderhevig aan eindigheid (volumeprobleem) en internationale machtspolitiek. De geschiktheid van hybride elektromotoren voor beroepsvervoer is nu niet bekend. Ondanks het zwaarder brandstofgebruik, zijn de afgelegde routes van een bus vrijwel constant waardoor een optimaal energiemanagement mogelijk is.22 Taxi’s en minibussen betreffen particuliere auto’s bestemd voor het openbaar vervoer. Keuzes ter bevordering van de onafhankelijkheid van olie in het particulier vervoer zijn eveneens op taxi’s en minibussen van toepassing. In Londen en Amsterdam zijn sinds 2008 hybride ‘plug-in’ elektrotaxi’s in gebruik genomen. Deze hybride voertuigen rijden op een grote lithiumbatterij en zijn uitgerust met een benzinemotor voor noodgevallen. De nutsbedrijven zouden de oplaadpunten moeten verzorgen voor deze vormen van openbaar vervoer. Het gebruik van hybride voertuigen in het openbaar vervoer brengt zowel milieuvoordelen als een verminderde afhankelijkheid van benzine met zich mee.
22
Steinbuch, M. (28 oktober 2008). ‘Aardgas is schoon, dieselbus is schoner’. In: NRC Handelsblad
36
Hoofdstuk 5: Actieprogramma 2020 In het voorgaande is aangetoond dat een olieprijsstijging die structureel boven de inflatie van de andere goederen en diensten komt te liggen een toenemende invloed heeft op de bestedingen en de koopkracht van de bevolking. Het opvangen van schokeffecten van de olieprijs dwingt tot aanpassingen het energiegebruik. Het effect hiervan is in alle lagen van de maatschappij voelbaar. Om tot een actieprogramma te komen met eenduidige richtlijnen en aanbevelingen omtrent de onafhankelijkheid van olie, dient het prijseffect van het energiebeleid te worden geneutraliseerd. Het toenemende gewicht van de energiecomponent drukt de andere componenten van de consumentenprijsindex weg bij een gemiddeld inkomen. De druk op lage inkomens is groter omdat het besteedbaar inkomen beperkt is. Energiesubsidies zouden het gebruik van alternatieve energie bevorderen Door middel van de fiscaliteit kunnen de investeringskosten van de nieuwe energie worden opgevangen als investeringsaftrek. Beide onderwerpen staan echter los van het energiebeleid. 5.1 Diversificatie 2020 De doelstelling is dat in 2020 de elektriciteitsvoorziening tenminste voor 40% op alternatieve wijze plaatsvindt. Tot 2020 wordt alleen 60% van de benodigde elektriciteit op conventionele wijze, door middel van fossiele brandstof opgewekt. Door de stijgende olieprijs en de technische ontwikkelingen en toepassing van alternatieve opwekkers, kan de elektriciteitsproductie van Aruba over twintig jaar voor de helft van fossiele brandstoffen afhankelijk zijn. 5.1.1. Windenergie Een windmolenpark in eigen beheer zal tot lagere productiekosten en elektriciteitstarieven leiden. Door het windmolenpark in de directe nabijheid van het distributiebedrijf te hebben is efficiënter doordat het transportverlies wordt geminimaliseerd. De jaarlijkse opbrengst van een windmolenpark van 30 MW kan 20% van de benodigde elektriciteit op Aruba betekenen. Windenergie uitsluitend bestemd voor huishoudelijk gebruik zal voor ruim 35% in het elektriciteitsverbruik van de Arubaanse huishoudens kunnen voorzien. 5.1.2. Zonne-energie Om op een economisch verantwoorde manier minder afhankelijk te zijn van conventionele energie dienen huishoudens verantwoordelijkheid te dragen binnen het energievraagstuk. Huishoudens met meer dan drie airco’s dienen van zonnepanelen te zijn voorzien. Hiermee wordt de vraag naar elektrische stroom verminderd, waardoor dus minder dient te worden opgewekt. Zonnepanelen maken deel uit van het onroerend goed en kunnen door middel van een ‘milieuvriendelijke’ lening worden bekostigd. De opbrengst van kleine zonnepanelen staat voor tenminste 15% van het totale jaarlijkse elektriciteitsverbruik van een huishouden. De nieuwe elektriciteitsvoorschriften zijn direct van toepassing op nieuwbouw en dienen binnen 10 jaar voor bestaande huizen van toepassing te zijn. De potentie van zonne-energie is groter door de geografische ligging van Aruba. De toepassing van zonne-energie is echter volop in ontwikkeling en er wordt een doorbraak na 2020 verwacht. Deze doorbraak zal een hoger capaciteitsvermogen met zich meebrengen, gevolgd door massaproductie en –gebruik. 5.1.3. Thermische energiecentrales Verbrandingsovens voor het opwekken van elektriciteit kunnen op kleine schaal worden toegepast. Bedrijven die deze verbrandingsovens beheren dienen de opgewekte elektriciteit aan het openbaar net te leveren. Evenals bij ‘teruglevering’ van overtollige elektriciteit opgewekt door zonnepanelen of windmolens, dient het stroomnet van Aruba toegankelijk voor eenieder te zijn. Verbrandingsovens voor grootschalige opwekking van elektriciteit zijn door de kleinschaligheid niet rendabel.
37
5.1.4. Fossiele brandstoffen Het gebruik van fossiele brandstoffen is per definitie niet duurzaam. Fossiele brandstoffen kunnen op zeer lange termijn altijd door volumeproblemen en internationale machtspolitiek een prijsverhogend effect hebben.
Clean Coal Het gebruik van kolen voor het aandrijven van turbines is synoniem voor het begin van de industriële revolutie. Nieuwe technieken maken het echter mogelijk dat kolen een intrede doet in het opwekken van energie, zonder de nadelige milieueffecten. De samenstelling van de emissies zijn identiek aan de emissies van op stookolie draaiende turbines. Kolen is, vergeleken met stookolie, in ruime mate verkrijgbaar en voor een fractie van de kosten. In de afgelopen periode waarbij de olieprijs toenam, nam de prijs van kolen van $6 naar $9 per ton. Het voordeel van het hebben van door kolen aangedreven stoomgeneratoren is dat dezelfde turbines gebruikt kunnen worden zonder al te dure prijsaanpassingen.
Residu fuel oil Valero’s geraffineerde teer is een zwaardere brandstof dan de toegepaste stookolie. De ‘nr.6 brandstofolie’ kan vervangen worden door teer als olie voor het genereren van stoom, mits het op een verantwoorde wijze wordt gedaan en de nodige aanpassingen voor dit proces worden aangebracht. Het verbranden van teer is een bekende gestandaardiseerde technologie, waarbij de operationele economische kosten een overheersende,positieve rol spelen Marktprijzen voor teer kunnen variëren van 50% tot 30% minder dan de gewone nr.6 brandstofolie. Gebaseerd op een gemiddeld verbruik bij het WEB, zou teerverbranding als brandstof Afl.85 miljoen exclusief de kosten van een rookgaszuiveringsinstallatie per jaar goedkoper zijn dan de gewone nr.6 brandstofolie. Desalniettemin is deze optie een korte termijn oplossing, want de afhankelijkheid aan fossiele brandstoffen blijft.
Pet-coke Het gebruik van petroleum coke, beter bekend als pet-coke, is economisch een veel aantrekkelijker olieverbranding voor het genereren van stoom dan het verbranden van teer. Een ton brandstofolie, equivalent aan een ton coke, is tussen de 30 en 40 keer goedkoper dan de nr.6 brandstofolie. Gebaseerd op een gemiddeld verbruik bij het WEB, zou pet-coke-verbranding als brandstof Afl. 150 miljoen per jaar goedkoper zijn dan de gewone nr.6 brandstofolie. Het voordeel van het hebben van door pet-coke aangedreven stoomgeneratoren is dat steenkool (carbon) gebruikt kan worden zonder al te dure prijsaanpassingen.
5.2 Energiebesparingen 5.2.1. Huishoudens Spaarlampenactie. Door het vervangen van gloeilampen door spaarlampen kan energiebesparing worden bevorderd. Hierbij kan de ELMAR een doorslaggevende rol vervullen. Door kortingen op spaarlampen (bijvoorbeeld 10%) kan de aanschaf van spaarlampen worden bevorderd. De ELMAR betaalt aan de winkelier het verschil. Door de aanschaf van spaarlampen te bevorderen, wordt de aanschaf van gloeilampen ontmoedigd. Energielabels op elektrische apparatuur binnen twee jaar verplicht stellen op baiss van de energiestandaarden van de Verenigde Staten. Het laatste is op alle elektrische apparatuur van toepassing, inclusief huishoudelijke koeling. Hierbij wordt aan de markt overgelaten om de aanschaf van energielabel-dragende apparatuur te bevorderen. Milieulabels voor huizen kan tot stand worden gebracht door de bouwvoorschriften aan te vullen. Hierbij moet men denken aan zonnestralenwerende verf, daken, betonblokken, isolatie en ramen. Hiermee neemt de benodigde energie voor koeling af en dit is op de maandelijkse elektriciteitsnota te zien. De nieuwe bouwschriften zijn direct van toepassing op nieuwbouw en dienen binnen 10 jaar voor bestaande huizen van toepassing te zijn.
38
5.2.2. Vervoer De aanschaf van groene auto’s of hybride auto’s kan door middel van fiscaliteit worden bevorderd. Evenals in andere landen kunnen hybride auto’s aan minder invoerrechten onderhevig zijn. Na 2010 zullen hybride auto’s uit Japan en de VS op Aruba beschikbaar zijn. Het verlagen van de invoerrechten op deze alternatieve auto’s, impliceert dat de invoerrechten op benzine- en dieselauto’s omhoog gaat. Hybride auto’s gebruiken de helft van de benzine van reguliere auto’s. Beroepsvervoer en bussen van openbaar vervoer van hybride dieselmotoren en roetfilters voorzien 5.2.3. Industriële diepzee koeling Het gebruik van diepzeewater voor koeling kan grootverbruikers, zoals de hotels, 20% tot 50% aan elektriciteitskosten besparen. Dit betekent 10% minder elektriciteitsverbruik op Aruba 5.3. Sturende rol overheid Essentieel bij de toepassing van alternatieve vormen van energie is dat het elektriciteitsnet voor iedereen toegankelijk moet zijn. Openbaarheid is noodzakelijk voor teruglevering van overtollige zelfopgewekte elektriciteit door windmolens en zonnepanelen. De openbaarheid van het elektriciteitsnet biedt leveranciers van andere alternatieve vormen van energie de mogelijkheid eveneens elektriciteit aan het openbare net te leveren. Een afvalverwerkingsbedrijf zou in principe met behulp van verbrandingseenheden elektriciteit aan het openbare net kunnen leveren. Het aandeel van op alternatieve wijze opgewekte elektriciteit kan zowel door windenergie als door thermische energie en zonne-energie door teruglevering tot stand worden gebracht. De afdeling Energiezaken binnen het ministerie van Economische Zaken bereidt de wetgeving omtrent milieu- en energievraagstukken voor en draagt zorg voor het energiebeleid van de overheid. Het zal verantwoordelijkheden hebben in de algemene planning van energie, water en transport. Verder zal deze directie ook verantwoordelijkheden hebben in de algemene planning m.b.t. benzine, stookolie en de aanvoer van kookgas. Dit directoraat zal de concessies van water- en elektriciteitsaanvoer moeten beheren. De afdeling Energiezaken binnen het ministerie van Economische zaken zal het gebruik van nieuwe energiebronnen moeten bevorderen en ook het juiste raamwerk voor een eigen wetgeving hiervoor in elkaar moeten zetten. De afdeling zal ook de technologische ontwikkelingsprogramma’s voor wat betreft windenergie, zonne-energie, bio-brandstof en andere soorten energie moeten beheren. Verder zal het deze afdeling campagnes moeten opzetten en subsidieschema’s dienen te beheren, alsook accountantantsonderzoeken, om zo het verstandig gebruik van energie in huishoudens, in de overheidssector en bij bedrijven aan te moedigen. 5.4. Conclusie Het is het voornemen dat met het bovenstaande actieprogramma de elektriciteitsproductie op Aruba binnen tien jaar voor 40% onafhankelijk is van het zwarte goud. De prijs van aardolie op de wereldmarkt zal blijven toenemen. Door de lagere prijs van duurzame energiebronnen wordt de prijs van de hogere conventionele bronnen weggedrukt. De prijs van elektriciteit opgewekt door zowel conventionele als alternatieve energiebronnen, zal een stabiele prijs voor de consument tot stand brengen die de inflatie volgt. De marktwerking zal het benzine- en dieselgebruik door de opkomst van goedkopere alternatieven halveren. Door energiebesparingen in huishoudens en grootverbruikers zal de vraag naar elektrische stroom afnemen. Alleen al de toepassing van diepzeekoeling zal de totale elektriciteitsbehoefte met 10% doen afnemen. Door de daarnaast voorgestelde energiebesparingen zal de conventionele elektriciteitsbehoefte van Aruba over de komende 10 jaar totaal met 20% afnemen. WEB behoudt haar huidige een elektriciteitvoorzieningscapaciteit van ruim 236 MW. De jaarlijkse opbrengst van het windmolenpark van 30 MW kan 20% van de benodigde elektriciteit in
39
2008 leveren. In 2020 zal dit door de afnemende vraag 25% van de totale elektriciteitsbehoefte bedragen. De toepassing van zonnepanelen kan 15% van totale elektriciteitsbehoefte in 2020 opvangen. Gegeven de ontwikkeling van de techniek zal dit aandeel na 2020 zelfs toenemen. Het opwekken van de resterende benodigde elektriciteit zal door vloeibare en vaste fossiele brandstoffen plaatsvinden. De diversificatie van de energievoorziening op Aruba door een combinatie van conventionele en duurzame middelen zal prijsstabiliteit als gevolg hebben. Energievoorziening op Aruba zal in de komende 10 jaar zijn wat het van oudsher zou moeten zijn: betrouwbaar, betaalbaar en schoon.
40
© 2010 Fundacion Estudionan Social Cristian Aruba c/o F.E.S.C.A Av. Alo Tromp 56, Oranjestad, Aruba
[email protected] http://www.fesca.org