Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied Florastraat, Boven-Leeuwen, Gemeente West Maas en Waal G. M. H. Benerink
Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied Florastraat, Boven-Leeuwen, Gemeente West Maas en Waal G. M. H. Benerink
Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied Florastraat, Boven-Leeuwen, Gemeente West Maas en Waal G. M. H. Benerink SOB Research, Instituut voor Archeologisch en Aardkundig Onderzoek © SOB Research Heinenoord, maart 2010 ISBN/EAN: 978-90-5801-816-8 Projectnummer: 1727-1003
Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied Florastraat, Boven-Leeuwen, Gemeente West Maas en Waal Inhoud 1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Inleiding Planontwikkeling Archeologisch onderzoek Opdrachtverlening Doel van het onderzoek Fasering Onderzoeksteam
3 3 3 3 4 4 5
2. 2.1 2.2 2.3 2.4
Onderzoekssysteem: gehanteerde methoden en technieken Bureauonderzoek Archeologisch verwachtingsmodel Veldonderzoek Uitwerking en rapportage
7 7 7 7 8
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Resultaten archeologisch bureauonderzoek Geologische en geomorfologische gegevens Archeologische gegevens Historische gegevens Luchtfoto´s Actueel Hoogtebestand Nederland Archeologisch verwachtingsmodel
9 9 12 13 16 17 17
4. 4.1 4.2 4.3 4.4
Resultaten veldonderzoek Inleiding Booronderzoek IVO Geologische opbouw Archeologische Indicatoren
19 19 19 19 21
5.
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
23
Literatuur
25
Verklarende woordenlijst
27
Bijlage 1:
Administratieve gegevens
29
Bijlage 2:
Archeologische en geologische tijdschaal
31
Bijlage 3:
Overzicht voor het Holocene gebied van de gebruikelijke lithostratigrafische indeling en de vertaling naar de lithostratigrafie naar De Mulder et. Al, 2003
33
Overzicht Boorgegevens Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied Florastraat, Boven-Leeuwen, Gemeente West Maas en Waal
35
SOB Research: Gegevens
43
Bijlage 4:
Bijlage 5:
2
1. Inleiding 1.1. Planontwikkeling Aanleiding tot het archeologisch onderzoek vormt een bestemmingsplanwijziging voor nieuwe woningbouwontwikkeling op een terrein aan de Florastraat te Boven-Leeuwen (Gemeente West Maas en Waal). Op het terrein worden twee seniorenwoningen en drie starterswoningen gebouwd, daarnaast worden twee vrije kavels uitgeven met een woonbestemming. Ook zullen enkele garageboxen worden gerealiseerd. Het plangebied beslaat een oppervlakte van circa 2850 vierkante meter.
Afbeelding 1. Ligging van het onderzoeksgebied (rode stip) in Nederland.
1.2 Archeologisch onderzoek Ter plaatse van het plangebied wordt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) een zone weergegeven met een hoge trefkans op archeologische sporen. Als gevolg van de voorgenomen bodemingrepen (graafwerkzaamheden) kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden worden aangetast. Op basis van het vigerende landelijke (Monumentenwet 1988/ Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de KNA 3.1) en het provinciale beleid, zal daarom een verantwoorde afweging moeten worden gemaakt van de in het geding zijnde archeologische belangen. Door de Gemeente West Maas en Waal is dan ook besloten dat in het kader van de planprocedure een archeologisch bureauonderzoek en een verkennend archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.
1.3 Opdrachtverlening Op basis van het door SOB Research opgestelde plan van aanpak (Aanvraag “Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied Florastraat, Boven-Leeuwen, Gemeente West Maas en Waal”, d.d. 2 februari 2010) heeft J&J Adviseurs b.v. aan SOB Research opdracht verleend om een Archeologisch Bureauonderzoek en een IVO door middel van Grondboringen (verkennend) uit te voeren. De afbakening van het onderzoeksgebied was gelijk aan de afbakening van het plangebied, zoals deze is aangegeven door de opdrachtgever (zie Afbeelding 3 en Afbeelding 4).
3
Afbeelding 2. Ligging van het onderzoeksgebied (rood omkaderd) geprojecteerd op een uitsnede van de Topografische Kaart. Schaal 1: 10.000.
1.4 Doel van het onderzoek Het onderzoek was gericht op de volgende aandachtspunten: •
De geologie en de landschapsgeschiedenis ter plaatse van het onderzoeksgebied, in relatie tot de bewoningsmogelijkheden in het verleden;
•
De intactheid van de bodem ter plaatse van het onderzoeksgebied
•
De kans op de aanwezigheid van archeologische waarden ter plaatse van het onderzoeksgebied:
•
De mate waarin mogelijk aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden door de uit te voeren werkzaamheden met aantasting kunnen worden bedreigd.
4
1.5 Fasering Na de opdrachtverlening is er een begin gemaakt met het onderzoek. Eerst is gewerkt aan de voorbereiding (de uitvoering van het Archeologisch Bureauonderzoek en het opstellen van het daarop gebaseerde archeologisch verwachtingsmodel) en de planning van het onderzoek. Hierbij zijn diverse bronnen geraadpleegd om al aanwezige archeologische, historische, geologische en luchtfotoinformatie zoveel mogelijk te kunnen benutten. Vervolgens is op 24 maart 2010 een archeologisch veldonderzoek uitgevoerd. Dit veldonderzoek bestond uit een verkennend booronderzoek. Tenslotte is, op basis van de verkregen gegevens, een overzicht samengesteld van de aangetroffen archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden. De verkregen gegevens, de daaraan verbonden conclusies, alsook de op basis hiervan tot stand gekomen adviezen zijn uitgewerkt in het nu voorliggende eindrapport.
1.6 Onderzoeksteam Het onderzoek werd uitgevoerd door: G. M. H. Benerink J. Ras
projectcoördinatie, veldwerk, gegevensverwerking, rapportage wetenschappelijke toetsing
Afbeelding 3. De ligging van het onderzoeksgebied (rood omkaderd) geprojecteerd op een uitsnede van de Kadastrale Kaart. Kaartschaal 1: 2.500. ©Topografische Dienst, Emmen [2010].
5
Afbeelding 4. Het plangebied met de toekomstige situatie op een tekening geleverd door de opdrachtgever.
6
2. Onderzoekssysteem: gehanteerde methoden en technieken 2.1 Bureauonderzoek Het doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische waarden binnen het plangebied. Op basis van deze verworven informatie wordt een archeologische verwachting voor het plangebied opgesteld en wordt een beslissing genomen over het al dan niet uitvoeren van een inventariserend veldonderzoek en de wijze waarop dit moet worden uitgevoerd. In het kader van het bureauonderzoek zijn diverse bronnen geraadpleegd, met als doel gebruik te maken van de in deze archieven beschikbare of alsnog destilleerbare informatie over de landschaps- en bewoningsgeschiedenis van het gebied. Onder meer zijn daarbij kaartmateriaal van de Topografische Dienst, kaartmateriaal van TNO-NITG en Archis2, de online archeologische databank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, geraadpleegd. Daarnaast werd er over het onderzoeksgebied en de directe omgeving nadere archeologische en historische informatie vergaard uit meerdere bronnen.
2.2 Archeologisch verwachtingsmodel Op basis van het bureauonderzoek is een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Hierbij gaat het vooral om een gespecificeerde verwachting ten aanzien van de mogelijk aanwezige archeologische vondstcomplexen (mogelijke aard, gaafheid en ouderdom) en de relatie (mogelijke diepteligging en context) met de geologische ondergrond. Op basis van het archeologisch verwachtingsmodel is het onderzoeksplan voor het veldonderzoek uitgewerkt.
2.3 Veldonderzoek 2.3.1 Booronderzoek Op basis van het onderzoeksplan is het booronderzoek op het terrein uitgevoerd. Ten einde het op basis van de informatie van het bureauonderzoek opgestelde archeologische verwachtingsmodel te kunnen toetsen, is gekozen voor de uitvoering van een veldonderzoek door middel van grondboringen. Ten grondslag aan deze keuze ligt het gegeven dat relevante archeologische niveaus mogelijk door sediment zijn afgedekt, waardoor het opsporen van archeologische vindplaatsen door middel van een oppervlaktekartering niet mogelijk was. De uitvoering van grondboringen was daarom in dit geval de minst destructieve methode, waarmee met voldoende betrouwbaarheid de kans op de aan- of afwezigheid van archeologische waarden kon worden aangetoond. Door middel van boringen kan de mate van intactheid van het geologisch profiel worden bepaald en kan inzicht worden verkregen in de geologische opbouw van een gebied. Dit is vooral van belang omdat de bewoningsmogelijkheden in Nederland tot de Romeinse tijd volledig afhankelijk waren van de landschappelijke situatie. Ook voor wat betreft de Romeinse tijd en de Middeleeuwen is er, ondanks de toegenomen mogelijkheden om door middel van bedijking, afdamming of kanalisering het landschap vorm te geven, nog steeds sprake van een sterke relatie tussen het natuurlijke landschap en de mogelijkheden tot bewoning. Soms kan de stratigrafie, de aard, de dikte, de omvang en de ouderdom van de archeologisch interessante grondlagen aan de hand van de boringen globaal worden bepaald en verder in kaart worden gebracht. Soms kunnen ook direct al archeologische indicatoren worden getraceerd. Indicatoren voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen zijn onder meer de aanwezigheid van houtskool, verbrand bot, aardewerkfragmenten, potgruis, vuursteen, puin of verstoorde grondlagen.
7
2.3.2 Oppervlaktekartering Bij een oppervlaktekartering wordt een terrein onderzocht op de aanwezigheid van archeologische vondsten aan het oppervlak. In gebieden waar archeologisch belangrijke lagen relatief dicht aan het oppervlak liggen (er is dan geen sprake van omvangrijke sedimentvorming op deze lagen) kan het uitvoeren van een oppervlaktekartering zinvol zijn. Vooral vers geploegde akkers lenen zich voor deze onderzoeksmethodiek. Binnen het onderzoeksgebied is, vanwege de aanwezige begroeiing met gras geen oppervlaktekartering uitgevoerd. Wel zijn een aantal molshopen onderzocht op het voorkomen van archeologische indicatoren.
2.4 Uitwerking en rapportage Na het veldonderzoek zijn de onderzoeksgegevens uitgewerkt en geanalyseerd. Hierbij is voortdurend sprake geweest van een terugkoppeling naar de uitkomsten van het bureauonderzoek (toetsing archeologisch verwachtingsmodel). Ter afronding van het archeologisch onderzoek is het nu voorliggende eindrapport samengesteld.
8
3. Resultaten archiefonderzoek 3.1 Geologische en geomorfologische gegevens Voor het verkrijgen van inzicht in de geologische opbouw van het onderzoeksgebied en de directe omgeving daarvan kon gebruik worden gemaakt van de Geologische Kaart van Nederland 1: 50.000, Blad Tiel Oost (39O), van de Bodemkaart van Nederland (Alterra) en van de Geomorfologische kaart van Nederland (Alterra). Een nadeel bij het gebruik is de relatieve grofschaligheid van deze kaarten; de informatie is niet bedoeld en ook niet bruikbaar voor een beoordeling op perceelniveau. Wel bieden de kaarten kaders voor een globale inschatting van de geologische en paleogeografische situatie.
Afbeelding 5. De ligging van het onderzoeksgebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitvergrote uitsnede van de Geologische Kaart van Nederland, Blad 39 Oost Tiel. Schaal 1: 25.000. Bron: Rijks Geologische Dienst.
9
Afbeelding 6. De ligging van het onderzoeksgebied (blauwe stip), geprojecteerd op een uitvergrote uitsnede van de Geological-Geomorphological map of the Rhine-Meuse delta. Schaal 1: 25.000. Bron: Berendsen en Stouthamer, 2001.
Ter plaatse van het grootste deel van het onderzoeksgebied wordt op de Geologische Kaart een zone weergegeven met code o-k/o, verticaal gestreept (zie Afbeelding 5). Dit betekent dat ter plaatse oeverafzettingen op kom- en oeverafzettingen kunnen worden aangetroffen. In het uiterste zuidwesten van het onderzoeksgebied ligt mogelijk een zone met code o-g en verticaal gestreept, geulafzettingen afgedekt door oeverafzettingen. De top van de zandige afzettingen van de Formatie van Kreftenheye kan, volgens de Bijkaart ‘Zanddiepte’ van de Geologische Kaart van Nederland, Blad 39 Oost Tiel, tussen 4 en 5 meter beneden maaiveld worden verwacht. Zie Bijlage 3 voor een vertaling van de gebruikte stratigrafie naar de stratigrafie zoals deze wordt beschreven in De Mulder, et al, 2003. Het onderzoeksgebied ligt, op basis van de Geological-Geomorphological map of the Rhine-Meuse delta (Berendsen en Stouthamer, 2001) aan de rand van de Leeuwen-stroomgordel (zie Afbeelding 6). Dit is een relict van een geul die actief zou zijn geweest tussen 3000 en 2000 BP. Deze stroomgordel wordt slechts ten dele aangeduid op de Geologische Kaart (zie Afbeelding 5). Voor wat betreft de door de Mulder et al (de Mulder et al, 2003) voorgestelde nieuwe lithostratigrafie dient het volgende opgemerkt te worden. SOB Research is van mening dat deze nieuwe lithostratigrafische terminologie in het geheel geen meerwaarde biedt voor wat betreft de koppeling tussen archeologie en geologie. Integendeel: met name in het Holocene gebied gaan hiermee mogelijkheden voor een dergelijke koppeling verloren. Daarnaast is er geen goede koppeling mogelijk tussen reeds decennia lang uitgevoerd archeologisch onderzoek en de nieuwe voorgestelde lithostratigrafische terminologie. Tevens ontbreken ook geologische kaarten, waarbij deze terminologie is gehanteerd, zodat een betrouwbare presentatie niet mogelijk is. Het is vanuit haar eigen kwaliteitsborging dat SOB Research, zeker voor wat betreft het Holocene deel van Nederland, de gangbare lithostratigrafie toepast en vooralsnog zal blijven toepassen. Ter plaatse van het onderzoeksgebied wordt op de Bodemkaart (zie Afbeelding 7) een zone weergegeven als ‘kalkhoudende ooivaaggronden, lichte zavel’. Ter plaatse van het onderzoeksgebied wordt op de Geomorfologische Kaart van Alterra (zie Afbeelding 8) een ongekarteerde zone weergegeven als ‘bebouwing’. De omgeving van deze zone wordt aangeduid als ‘Rivier oeverwal’.
10
Afbeelding 7. De ligging van het onderzoeksgebied (blauw omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de Bodemkaart van Nederland. Bron: Alterra/Archis2.
Afbeelding 8. De ligging van het onderzoeksgebied (blauw omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de Geomorfologische Kaart van Nederland. Bron: Alterra/Archis2.
11
3.2 Archeologische gegevens Voor een overzicht van reeds bestaande kennis ten aanzien van archeologische vindplaatsen binnen en in de directe omgeving van het onderzoeksgebied werd Archis2, de online archeologische databank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed geraadpleegd (zie Afbeelding 9). Op de Archeologische Monumentenkaart van Gelderland (AMK; Den Haag/Amersfoort: 1994) worden ter plaatse van het onderzoeksgebied geen terreinen met een archeologische status aangegeven. Wel worden in de nabije omgeving van Boven-Leeuwen enkele monumenten weergegeven. Ten oosten van het onderzoeksgebied wordt een kasteelterrein van het Huis te Leeuwen aangegeven (Monumentnummer 3.655). Even ten zuiden wordt een terrein aangegeven waar mogelijk een nederzetting uit de Late IJzertijd/Romeinse Tijd ligt (Monumentnummer 3.619). Ten zuidoosten worden nog een drietal terreinen weergegeven als nederzettingsterreinen uit het Neolithicum/Bronstijd Monumentnummers 3.656, 3.666 en 11.369) en eveneens een terrein met een versterkt huis uit de Late Middeleeuwen/Nieuwe Tijd (Monumentnummer 3.647). Ten westen van het onderzoeksgebied worden ten slotte nog een terrein aangegeven met een cultuurlaag uit de Late IJzertijd/Romeinse Tijd (Monumentnummer 12.231) en een terrein met een middeleeuwse akkerlaag (Monumentnummer 3.618). In Archis2, de online archeologische databank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, zijn geen gegevens bekend van vondsten, die ter plaatse van het onderzoeksgebied zouden zijn gedaan. In de omgeving van het onderzoeksgebied zijn archeologische vondsten vanaf het Mesolithicum tot en met de Late Middeleeuwen gedaan. De vroegste sporen van bewoning werden aangetroffen op een donk ten zuidwesten van de bebouwde kom van Boven-Leeuwen. Sporen uit de Romeinse Tijd en de Vroege- en Late Middeleeuwen werden verspreid in en rondom Boven-Leeuwen aangetroffen, met name op de oude stroomrug. Het onderzoeksgebied wordt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden aangeduid met een hoge trefkans op archeologische resten. Bij een booronderzoek uitgevoerd door de Steekproef aan de overzijde van de Florastraat, net ten noordoosten van het onderzoeksgebied Onderzoeksmeldingsnummer 19.118), zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.
12
Afbeelding 9. De ligging van in Archis2 geregistreerde waarnemingen (geel, genummerd), vondstmeldingen (blauw, genummerd) en monumenten (rood omkaderd) in de (directe) omgeving van het onderzoeksgebied (paars omkaderd). Onderzoeksmeldingen zijn blauw omkaderd. Bron: Archis2.
3.3 Historische gegevens In het kader van de analyse van historisch kaartmateriaal werden onder meer het Kadastrale Minuutplan uit 1811 - 1832 (bron: www.watwaswaar.nl), de Topografische Kaart uit 1900 (bron: Archis2) en de Topografische Kaarten uit 1890, 1932, 1966, 1977 en 1985 geraadpleegd (bron: watwaswaar.nl). Op de Kadastrale Kaart uit 1811-1832 (zie Afbeelding 10) is het onderzoeksgebied duidelijk weergegeven. Hierop is te zien dat het onderzoeksgebied toen onbebouwd was. Wel grensde het in het noordoosten aan een boerderij. Aan het eind van de 19e eeuw is de situatie nog altijd onveranderd. Het onderzoeksgebied was onbebouwd en ook de aangrenzende boerderij was nog aanwezig (zie Afbeelding 11). Op de Topografische Kaart uit 1966 is voor het eerst bebouwing weergegeven direct ten zuiden van het onderzoeksgebied (niet in dit rapport afgebeeld). Volgens de kaart van 1977 (zie Afbeelding 12) is het onderzoeksgebied nog steeds als onbebouwd weergegeven. Wel is te zien dat de bebouwing rondom aardig is toegenomen en ook is ten oosten van het onderzoeksgebied een eerste aanzet genomen met de ontwikkeling van het huidige stratenpatroon. Op de Topografische Kaart van 1985 (niet in dit rapport afgebeeld) wordt ten slotte voor het eerst de huidige situatie weergegeven. Het onderzoeksgebied is dus vanaf het begin van de 19e eeuw tot nu altijd onbebouwd geweest. Er kunnen vanwege het ontbreken van duidelijk kaarten geen uitspraken worden gedaan over eventuele aanwezige bebouwing binnen het onderzoeksgebied voorafgaand aan het begin van de 19e eeuw.
13
Afbeelding 10. De ligging van het onderzoeksgebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de Kadastrale Kaart uit 1811 – 1832. Schaal: 1:5.000. Bron: www.watwaswaar.nl.
14
Afbeelding 11. De ligging van het onderzoeksgebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitvergrote uitsnede van de Topografische Kaart uit 1890. Schaal 1: 10.000. Bron: www.watwaswaar.nl.
15
Afbeelding 12. De ligging van het onderzoeksgebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitvergrote uitsnede van de Topografische Kaart uit 1977. Schaal 1: 10.000. Bron: www.watwaswaar.nl.
3.4 Luchtfoto’s In het kader van het onderzoek werden geen luchtfoto’s geraadpleegd. Het onderzoeksgebied maakt immers deel uit van het bebouwde gebied, zodat er geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische sporen zichtbaar zouden zijn.
16
3.5 Actueel Hoogtebestand Nederland Tijdens het onderzoek werd het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) geraadpleegd (zie Afbeelding 13). Op basis van de AHN kan worden aangenomen dat het onderzoeksgebied ter plaatse van een relatief hoog liggende zone ligt (geel). Deze hooggelegen zones houden waarschijnlijk verband met de aanwezigheid van de Leeuwen-stroomgordel, zoals deze is weergegeven op de Geologische Kaart (zie Afbeelding 5). De oranje zones rondom het onderzoeksgebied worden veroorzaakt door de aanwezige bebouwing.
Afbeelding 13. De positie van het onderzoeksgebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN 2007). De blauwe en groene zones betreffen lager gelegen gedeelten, de gele, oranje en rode zones betreffen hoger gelegen delen. (c) AHN - www.ahn.nl
3.6 Archeologisch verwachtingsmodel Op basis van de beschikbare geologische, archeologische en historische gegevens kan worden ingeschat dat er binnen het onderzoeksgebied archeologische sporen uit de Prehistorie tot en met de Nieuwe Tijd kunnen worden aangetroffen. Ter plaatse van het onderzoeksgebied bevinden zich op basis van de geologische gegevens oeverafzettingen op kom- en oeverafzettingen. In het zuidwesten van het onderzoeksgebied zijn mogelijk oeverafzettingen op geulafzettingen aanwezig. Volgens de Geological-Geomorphological map of the Rhine-Meuse delta zou dit de Leeuwen-stroomgordel moeten zijn met een datering tussen 3000 en 2000 BP. De top van de Formatie van Kreftenheye kan op een diepte tussen 4 en 5 meter beneden maaiveld worden aangetroffen. Ter plaatse van het grootste deel van het onderzoeksgebied kunnen dus archeologische vindplaatsen uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe Tijd worden aangetroffen in de oever- en komafzettingen tot een diepte van circa 5 meter beneden maaiveld. Op de zandafzettingen van de Formatie van Kreftenheye kunnen archeologische resten uit het Laat-Paleolithicum en het Mesolithicum worden verwacht. Vanwege de diepere ligging van de top van deze afzettingen, kunnen deze in het kader van het onderzoek buiten beschouwing worden gelaten. Op de mogelijk aanwezige geulafzettingen van de Leeuwen-stroomgordel in het zuidwesten van het onderzoeksgebied kunnen archeologische vindplaatsen vanaf de Late IJzertijd/Romeinse Tijd worden verwacht. Volgens het historisch kaartmateriaal is er in ieder geval vanaf het begin van de 19e eeuw geen bebouwing geweest binnen het onderzoeksgebied.
17
Voor de vindplaatsen geldt dat het complextype divers is, het kan gaan om nederzettingsterreinen, activiteitenzones, grafvelden, maar ook om een akkerlaag. De omvang van de mogelijk aan te treffen archeologische sporen is op dit moment nog niet bekend. Archeologische vindplaatsen kunnen herkend worden aan de hand van de aanwezigheid van een bewoningsniveau of een akkerlaag, door middel van vuursteen, fragmenten aardewerk, houtskool of bijvoorbeeld botmateriaal. In hoeverre het bodemprofiel (en daarmee mogelijk archeologische resten) nog intact aanwezig zal zijn is niet bekend. Dit geldt ook voor de invloed van post-depositionele processen op het aanwezige bodemarchief.
18
4. Resultaten veldonderzoek 4.1 Inleiding Het onderzoeksgebied ligt in het noordelijk deel van de bebouwde kom van het dorp Boven-Leeuwen, circa 100 meter ten zuiden van de Waalbanddijk. Het is een braakliggend terrein begroeid met gras en deels omgeven door bomen. Het terrein wordt ingesloten door omringende bebouwing. Het onderzoeksgebied was ten tijde van het veldonderzoek in gebruik als grasveld/speelveld. Het noordelijke terrein is in het recente verleden in gebruik geweest als paardenbak. Het maaiveld lag op een hoogte tussen 6.40 meter + NAP en 6.70 meter +NAP.
4.2 Booronderzoek IVO Binnen het onderzoeksgebied zijn de boringen uitgevoerd met een gelijkmatige verspreiding over het terrein. In totaal werden tijdens het IVO vier boringen uitgevoerd tot een diepte tussen 3.00 en 4.00 meter beneden het maaiveld. Per boorpunt is tot op een diepte van 1.30 meter beneden het maaiveld geboord met een edelmanboor met een diameter van 7 centimeter. Vervolgens zijn de boringen verdiept met een gutsboor met een diameter van 3 centimeter. Bij iedere afzonderlijke boring werden de in de boring te onderscheiden geologische afzettingen en archeologische sporen ten opzichte van het maaiveld ingemeten. De locatie van de boringen is bepaald met gebruikmaking van een meetlint en ingemeten ten opzichte van de bestaande bebouwing. De bijbehorende hoogteliggingen van het maaiveld werden ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil (NAP) bepaald met behulp van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). De AHN kent een onnauwkeurigheid van 6 tot 10 centimeter (zie Bijlage 4).
4.3 Geologische opbouw Op basis van de gegevens van het booronderzoek kan worden gesteld dat ter plaatse van het onderzoeksgebied sprake is van een verstoorde bovenlaag, bestaand uit zand, op een natuurlijk profiel van Afzettingen van Tiel en Afzettingen van Gorkum, bestaand uit (kleiig) zand en (zandige) klei. In de dieper gelegen Gorkum-afzettingen werden vaak nog plantenresten en organische of venige zones waargenomen. De verstoorde bovenlaag bestaat uit een bouwvoor van circa 0.2 meter en daaronder een licht heterogene laag zand, oftewel vergraven Tiel-Afzettingen. De top van de onverstoorde Afzettingen van Tiel werd aangetroffen op een diepte tussen 5.54 meter +NAP (Boring nr.: 4) en 6.00 meter +NAP (Boring nr.: 2). De top van de Afzettingen van Gorkum werd aangetroffen op een diepte tussen 3.75 meter +NAP (Boring nr.: 2) en 4.42 meter +NAP (Boring nr.: 1). De afzettingen van de Formatie van Kreftenheye zijn niet bereikt bij het uitvoeren van de boringen. In Boring nr.: 4 op het meest noordelijk gelegen perceel werd direct onder het maaiveld een 0.6 meter dikke laag grof zand met puinbrokjes aangetroffen. Volgens een bewoner aan de naastliggende straat is ter plaatse van dit terrein een paardenbak geweest. Dit verklaart het aanwezige grofkorrelige zand met puinbrokjes en de daaronder liggende vergraven laag. De aanwezige zandlagen in de boringen geven aan dat het onderzoeksgebied zich dicht aan de rand van de stroomgordel bevindt, maar de stroomrug zelf is in de boringen niet waargenomen. Deze zal zich waarschijnlijk meer naar het zuidwesten bevinden. Het gaat in alle gevallen om oeverafzettingen. De bovenste lagen klei van de Afzettingen van Gorkum kunnen als komafzettingen worden geïnterpreteerd. Onder deze komafzettingen zijn in de Boringen nr.: 1, 3 en 4 nog zandige afzettingen waargenomen, waarschijnlijk ook weer oeverafzettingen.
19
De bodemopbouw in het onderzoeksgebied is dus te interpreteren als oeverafzettingen van Tiel met daaronder oudere kom- en oeverafzettingen van Gorkum. Dit komt goed overeen met de situatie die in het archeologisch verwachtingsmodel is geschetst op basis van de Geologische Kaart.
Afbeelding 14. De positie van de boorpunten van het IVO (in blauw), geprojecteerd op een uitsnede van de Kadastrale Kaart. Het onderzoeksgebied is rood omkaderd. Schaal 1: 1000. ©Topografische Dienst Kadaster, Emmen [2010].
20
Afbeelding 15. Grafische weergave van de boringen. Groen: verstoord. Lichtbruin: Afzettingen van Tiel. Blauw: Afzettingen van Gorkum. Bruin: venige zone.
4.4 Archeologische indicatoren In alle boringen werden archeologische indicatoren aangetroffen. Het gaat hierbij om puinbrokjes en – spikkels en kiezels die in de bouwvoor en de vergraven bovenlaag van de Tiel-afzettingen werden aangetroffen en te relateren zijn aan het landgebruik in het (sub-)recente verleden. Daarnaast werd in Boring nr.: 3 in de top van de vergraven Tiel-afzettingen een wandfragment van geglazuurd roodbakkend aardewerk aangetroffen, te dateren in de Nieuwe Tijd (1650-1850). In de diepere onverstoorde lagen werden geen archeologische niveaus of indicatoren waargenomen.
21
22
5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen Aanleiding tot het archeologisch onderzoek vormt het opstellen van een bestemmingsplanwijziging voor nieuwe woningbouwontwikkeling op een terrein aan de Florastraat te Boven-Leeuwen (Gemeente West Maas en Waal). Het plangebied beslaat een oppervlakte van circa 2850 vierkante meter. Als gevolg van de te voorziene bodemingrepen (graaf- en bouwwerkzaamheden) zouden mogelijk archeologisch relevante horizonten kunnen worden verstoord. Op basis van het vigerende landelijke (o.m. Monumentenwet 1988/ Wet op de archeologische monumentenzorg 2007) en de KNA 3.1) en het provinciale beleid moest daarom een verantwoorde inschatting en afweging worden gemaakt van de mogelijk in het geding zijnde archeologische belangen. Hiertoe is door SOB Research, in opdracht van J&J Adviseurs b.v., een Archeologisch Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen (IVOOverig) uitgevoerd. Dit met het doel om de geologische opbouw, de intactheid van de bodem en de kans op de aanwezigheid van archeologische en cultuurhistorische waarden vast te stellen. Op basis van het Archeologisch Bureauonderzoek, waarbij de beschikbare archeologische, historische en geologische informatie werd geraadpleegd en geanalyseerd, is een Archeologisch Verwachtingsmodel voor het onderzoeksgebied opgesteld. De toetsing van het Archeologisch Verwachtingsmodel heeft plaatsgevonden op basis van de resultaten van een Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen (IVO-Overig). Hierbij zijn 4 boringen uitgevoerd tot op een diepte van minimaal 3 meter beneden het maaiveld en maximaal 4 meter beneden het maaiveld. Op basis van de gegevens van het booronderzoek kan worden gesteld dat ter plaatse van het onderzoeksgebied sprake is van een verstoorde bovenlaag, bestaand uit zand, op een natuurlijk profiel van Afzettingen van Tiel en Afzettingen van Gorkum, bestaand uit (kleiig) zand en (zandige) klei. In de dieper gelegen Gorkum-afzettingen werden vaak nog plantenresten en organische of venige zones waargenomen. De aanwezige zandlagen in de boringen geven aan dat het onderzoeksgebied zich dicht bij de stroomgordel bevindt, maar de stroomrug zelf is in de boringen niet waargenomen. Deze zal zich meer naar het zuidwesten hebben bevonden. Het gaat in alle gevallen om oeverafzettingen. De bovenste lagen klei van de Afzettingen van Gorkum kunnen als komafzettingen worden geïnterpreteerd. Daaronder zijn in de Boringen nr.: 1, 3 en 4 nog zandige afzettingen waargenomen, waarschijnlijk ook weer oeverafzettingen. De bodemopbouw in het onderzoeksgebied is dus te interpreteren als oeverafzettingen van Tiel met daaronder oudere kom- en oeverafzettingen van Gorkum. Het aangetroffen geologisch profiel was op hoofdlijnen in overeenstemming met het profiel dat op basis van het Archeologisch Verwachtingsmodel kon worden verwacht. In het kader van de planontwikkeling zal ter plaatse van het onderzoeksgebied woningbouw worden gerealiseerd. Hierbij zal de bodem worden verstoord, door graafwerkzaamheden en door heiwerkzaamheden. Op basis van de onderzoeksresultaten kan het volgende worden aanbevolen. Er zijn geen aanwijzingen dat het bodemprofiel dusdanig verstoord is dat er geen kans meer zou bestaan op de aanwezigheid van archeologische waarden. Echter, er is geen stroomrug aangetoond binnen het onderzoeksgebied, alleen oever- en komafzettingen, en uit de boringen is niet gebleken dat zich binnen het onderzoeksgebied een archeologische vindplaats bevindt. Hierdoor kan de archeologische verwachting op het aantreffen van sporen als laag worden bestempeld. Daarom wordt een vervolgonderzoek binnen het onderzoeksgebied niet noodzakelijk geacht.
23
Ondanks de resultaten van het uitgevoerde archeologisch onderzoek is niettemin de kans aanwezig dat archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van de bouwplannen aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex. artikel 53 van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. Opdrachtgever verplicht de aannemers om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij de Gemeente West Maas en Waal.
24
Literatuur -
Berendsen, H. J. A., en E. Stouthamer: Palaeogeographic development of the Rhine-Meuse delta, The Netherlands; Assen: 2001
-
Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhof en T.E. Wong: De ondergrond van Nederland; Groningen: 2003
-
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS2); Amersfoort: 2010
-
Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB): De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, Tweede generatie; Amersfoort: 2000
-
Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB)/Provincie Gelderland: Archeologische Monumentenkaart Gelderland; Amersfoort/Den Haag: 1994
-
Rijks Geologische Dienst: De Geologische Kaart van Nederland 1: 50.000, Blad Tiel Oost (39 O); Haarlem: 1992
-
Rijks Geologische Dienst: Toelichtingen bij de Geologische Kaart van Nederland 1: 50.000 Blad Tiel Oost (39 O); Haarlem: 1994
-
SOB Research: Aanvraag “Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied Florastraat, Boven-Leeuwen, Gemeente West Maas en Waal”: Heinenoord: 2010
-
www.ahn.nl
-
www.watwaswaar.nl
25
26
Verklarende woordenlijst antropogeen
door menselijk handelen
C14 datering
bepaling van het gehalte aan radioactieve koolstof (C14) van organisch materiaal (hout, houtskool, schelpen, etc.) waaruit de ouderdom kan worden afgeleid. Deze ouderdom wordt opgegeven in jaren voor 1950 A.D.
differentiële klink
verschijnsel waarbij relatief hoog of laag liggende gebieden door geologische of fysische processen laag of hoog (andersom) komen te liggen. Ook wel omgekeerde klink of reliëfinversie genoemd
dy
organische afzetting, bestaande uit fijn verdeelde afgestorven plantenresten, in stilstaand water bezonken
erosie
verzamelnaam voor processen die het aardoppervlak aantasten en los materiaal afvoeren. Dit vindt voornamelijk plaats door wind, ijs en stromend water
estuarium
een min of meer trechtervormige monding van een rivier die binnen het bereik van getijdestromingen ligt
eutroof veen
veen dat in een voedselrijk milieu ontstaan is
fluviatiel
onder invloed van een rivier
geul
rivier- of kreekbedding
gorzenlandschap
gebied dat boven gemiddeld hoogwater ligt en pas bij de hoogste vloeden onderloopt
gyttja
organische afzetting, bestaande uit fijn verdeelde afgestorven plantenresten, in stilstaand water bezonken
Hollandveen
alle veenpakketten die gedurende het Holoceen zijn ontstaan met uitzondering van het basisveen. De definitie van ‘Hollandveen’ betreft dus in feite bijna alle veenpakketten die gedurende de afgelopen 8000 jaar zijn ontstaan
Holoceen
jongste geologisch tijdvak (vanaf de laatste IJstijd: circa 9000 jaar voor Chr. tot heden)
in situ
bewaard gebleven op de oorspronkelijke plaats. Dit met name met betrekking tot onverstoorde archeologische sporen en vondsten
klink
maaivelddaling van veen- en kleigronden door ontwatering, oxidatie van organisch materiaal en krimp
lagunair, lagune
ondiepe baai, beschermd tegen open zee door een strandwal of haf
marien
het milieu waar sedimentatie plaatsvindt die direct wordt beïnvloed door de zee
27
meanderen
zich bochtig door het landschap slingeren (van waterlopen)
mesotroof veen
veen, dat in matig voedselrijk milieu is ontstaan
modderklei
afzettingen in het perimariene gebied, bestaande uit kleiige venen en venige kleien
moernering
veenafgraving, hoofdzakelijk ten behoeve van zoutwinning en de winning van brandstof (turf)
oligotroof veen
veen, dat in voedselarm milieu is ontstaan
oxidatie
(traag) verbrandingsproces van organisch materiaal in reactie met zuurstof
perimarien
het milieu, waarin de sedimentatie wordt beïnvloed door de zee (via het rivieren kreekstelsel), maar waar mariene afzettingen van betekenis ontbreken
Pleistoceen
geologisch tijdperk dat ongeveer 2 miljoen jaar geleden begon. De tijd van de IJstijden, maar ook van gematigd warme perioden. Het Pleistoceen eindigt met het begin van het Holoceen
pollenanalyse
statistische studie van stuifmeelkorrels en sporen, die in sedimenten gevonden worden. Doel is onder meer milieureconstructie
regressiefase
periode waarin de zee-invloed afneemt (als gevolg van een daling van de zeespiegel of als gevolg van sluiting van strandwallencomplex) na een transgressiefase
sediment
afzetting gevormd door bezinksel of neerslag
sondeerijzer
lange, dunne metalen 'prikstok', die onder meer wordt gebruikt om antropogene sporen te op te sporen
stroomrug
restant van een door zand- en klei-afzettingen verlande, oude stroomgeul. Door differentiële klink meestal hoger gelegen dan de omgeving
transgressiefase
fase waarin de invloed van de zee zich in het binnenland uitbreidt (als gevolg van stijging van de zeespiegel of als gevolg van erosie van het strandwallencomplex)
verlandingsklei
klei die aan het einde van een transgressiefase wordt afgezet
28
Bijlage 1 Administratieve gegevens Projectnaam:
Opdrachtgever:
Uitvoerder:
Bevoegde Overheid:
Datum opdracht: Datum rapport: Plaats: Gemeente: Provincie: Toponiem: Huidig grondgebruik: Toekomstige situatie: Kaartblad: Geologie: Kadastrale gegevens: Geomorfologie: Bodemtype: Grondwatertrap: NAP-hoogte maaiveld: Coördinaten: Oppervlakte onderzoeksgebied: Kaart plangebied: CMA/ AMK-status: CAA -nr.: CMA -nr.: ARCHIS -monument nr.: ARCHIS -waarneming nr.: Onderzoeksmeldingsnummer:
Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied Florastraat, Boven-Leeuwen, Gemeente West Maas en Waal J&J Adviseurs b.v. Postbus 2154 6802 CD Arnhem Tel.: 026-4431161 Fax: 026-4451745 Contactpersoon: de heer T. Jansen E-mail:
[email protected] SOB Research Hofweg 13, Heinenoord Postbus 5060, 3274 ZK Heinenoord Tel.: 0186 604432 Fax: 0575 476139 E-mail:
[email protected] Gemeente West Maas en Waal Postbus 1 6658 ZG Beneden-Leeuwen Tel.: (0487) 59 95 00 Fax: (0487) 59 45 49 E-mail:
[email protected] 3 maart 2010 26 maart 2010 Boven-Leeuwen West Maas en Waal Gelderland Florastraat Groenstrook, grasveld Bebouwing, bestrating, tuinen 39G Oeverafzettingen op kom-en oeverafzettingen Boven-Leeuwen L 0782, L 0786 Rivier oeverwal (3K25) Kalkhoudende ooivaaggronden, lichte zavel (Rd10A) VI tussen 6.40 meter +NAP en 6.70 meter +NAP NW: 166.484/433.236 ZW: 166.472/433.149 NO: 166.552/433.204 ZO: 166.527/433.151 2850 vierkante meter zie Afbeelding 2 en Afbeelding 3 N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. 40.078
29
Deponering documentatie:
Deponering digitale documentatie:
Gelders Archeologisch Centrum G.M. Kam Museum Kamstraat 45 6522 GB Nijmegen Documentalist: de heer L. Swinkels tel: 024-3608805 e-depot (www.edna.nl)
30
Bijlage 2 Archeologische en geologische tijdschaal
Op het hierbij geboden overzicht worden de geologische en archeologische hoofdperioden weergegeven. De dateringen in de linkerkolom (voor en na Chr.) zijn gekalibreerd en geven de betrouwbaarste dateringen. Bron: ROB, 1988.
31
32
Bijlage 3 Overzicht voor het Holocene gebied van de gebruikelijke lithostratigrafische indeling en de vertaling naar de lithostratigrafie naar De Mulder et. Al, 2003 gebruikelijke terminologie
terminologie (naar De Mulder et al., 2003)
Afzettingen van Duinkerke 3(A, B)
Formatie Walcheren Formatie Walcheren Formatie Walcheren Formatie Walcheren
Afzettingen van Duinkerke 2 Afzettingen van Duinkerke 1 (A, B) Afzettingen van Duinkerke O
Hollandveen
van
Naaldwijk:
Laagpakket
van
van
Naaldwijk:
Laagpakket
van
van
Naaldwijk:
Laagpakket
van
van
Naaldwijk:
Laagpakket
van
Basisveen
Formatie van Nieuwkoop; Hollandveen Laagpakket Formatie van Nieuwkoop: Basisveen Laag
Afzettingen van Calais 4 Afzettingen van Calais 3 Afzettingen van Calais 2 Afzettingen van Calais 1
Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Wormer Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Wormer Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Wormer Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Wormer
Jonge Duin- en Strandafzettingen Oude Duin- en Standafzettingen
Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Schoorl Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Zandvoort
Formatie van Twente: dekzand
Formatie van Boxtel: Laagpakket van Wierden
Formatie van Kreftenheye: rivierduinen Formatie van Boxtel: Laagpakket van Delwijnen Formatie van Kreftenheye Formatie van Kreftenheye Formatie van Kreftenheye: Afzettingen van Formatie van Kreftenheye: Laag van Wijchen Wijchen Afzettingen van Tiel 3 Afzettingen van Tiel 2 Afzettingen van Tiel 1 (A, B) Afzettingen van Tiel O
Formatie van Echteld Formatie van Echteld Formatie van Echteld Formatie van Echteld
Afzettingen van Gorkum 4 Afzettingen van Gorkum 3 Afzettingen van Gorkum 2 Afzettingen van Gorkum 1
Formatie van Echteld Formatie van Echteld Formatie van Echteld Formatie van Echteld
33
34
Bijlage 4 Overzicht Boorgegevens Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied Florastraat, Boven-Leeuwen, Gemeente West Maas en Waal Boring: 1
Coördinaten:
X: 166527,2 Y: 433197,3
NAP: 6,66 Oxi/red: 0
Beschrijver: SB Boorder: SB
Datum:
24-03-2010
Opmerking: Diepte:
Grondsoort:
Kleur:
0,00 - 0,05 matig fijn zand, matig humeus
donker
Lithologie:
Horizont: Interpretatie:
bruin
Consistentie:
Graszode
0
Organische Inhoud:
Opmerking: Boortype: Diepte:
Edelman 7
Grondsoort:
Kleur:
0,05 - 0,20 matig fijn zand, matig humeus
donker
Lithologie: Opmerking: Boortype: Diepte:
Consistentie:
Grondsoort:
Opmerking: Boortype: Diepte:
Kleur:
bruin
heterogeen
Grondsoort:
Kleur:
licht
met kleibrokken
grijs
0
Organische Inhoud:
Horizont: Interpretatie:
Afz. van Tiel Vergraven
0
Organische Inhoud:
Horizont: Interpretatie:
bruin
Consistentie:
Afz. van Tiel 0
Organische Inhoud:
organische vlekjes Edelman 7
Grondsoort:
Opmerking: Boortype:
Vergraven
grijs bruin
Kleur:
Kleur:
0,85 - 1,10 klei, zwak lemig Lithologie:
Horizont: Interpretatie:
organische vlekjes, puinbrokje, kleine kiezels Edelman 7
Grondsoort:
Opmerking: Boortype: Diepte:
licht
Consistentie:
0,75 - 0,85 matig fijn zand Lithologie:
Organische Inhoud:
kleine kiezels, puinbrokjes Edelman 7
Lithologie:
Diepte:
0
grijs
Consistentie:
0,50 - 0,75 matig fijn zand, matig kleiïg
Opmerking: Boortype:
Bouwvoor
kiezels, puinspikkels Edelman 7
0,20 - 0,50 matig fijn zand, zwak kleiïg
Lithologie:
Horizont: Interpretatie:
bruin
licht
met roestvlekken
grijs
Horizont: Interpretatie:
bruin
Consistentie:
Afz. van Tiel Matig gerijpt
verticale zandband met fijn grind Edelman 7
35
Organische Inhoud:
Diepte:
Grondsoort:
Kleur:
1,10 - 1,65 klei, zwak lemig Lithologie:
Opmerking: Boortype: Diepte:
licht
naar onder zandig met roestvlekken
grijs
Consistentie:
Afz. van Tiel Matig gerijpt
Organische Inhoud:
organische vlekjes, enkele ijzerconcreties Edelman 7
Grondsoort:
Kleur:
1,65 - 2,08 matig fijn zand Lithologie:
Horizont: Interpretatie:
bruin
licht
met roestvlekken bovenin kleiig
grijs
Horizont: Interpretatie:
bruin
Consistentie:
Afz. van Tiel 0
Organische Inhoud:
Opmerking: Boortype: Diepte:
Guts 3
Grondsoort:
Kleur:
2,08 - 2,14 uiterst grof zand
licht
Lithologie:
grijs
Horizont: Interpretatie:
bruin
Consistentie:
Afz. van Tiel 0
Organische Inhoud:
Opmerking: Boortype: Diepte:
Guts 3
Grondsoort:
Kleur:
2,14 - 2,24 matig fijn zand Lithologie:
licht
met kleilaagjes
grijs
Horizont: Interpretatie:
bruin
Consistentie:
Afz. van Tiel 0
Organische Inhoud:
Opmerking: Boortype: Diepte:
Guts 3
Grondsoort:
Kleur:
2,24 - 2,40 klei Lithologie:
Horizont: Interpretatie:
grijs met siltlaagjes
Consistentie:
Afz. van Gorkum Matig gerijpt
Organische Inhoud:
Opmerking: Boortype: Diepte:
Guts 3
Grondsoort:
Kleur:
2,40 - 3,30 klei Lithologie:
blauw met humeuze bandjes
Horizont: Interpretatie:
grijs
Consistentie:
Afz. van Gorkum Matig gerijpt
Organische Inhoud:
plantenresten
Opmerking: Boortype: Diepte:
Guts 3
Grondsoort:
Kleur:
3,30 - 3,70 matig fijn zand, sterk kleiïg
Lithologie:
blauw
Horizont: Interpretatie:
grijs
Consistentie:
Afz. van Gorkum 0
Organische Inhoud:
Opmerking: Boortype:
Guts 3
36
plantenresten
Diepte:
Grondsoort:
Kleur:
3,70 - 3,73 zand Lithologie:
Consistentie:
Afz. van Gorkum 0
Organische Inhoud:
laagje ijzerconcretie Guts 3
Opmerking: Boortype: Diepte:
Horizont: Interpretatie:
bruin
Grondsoort:
Kleur:
3,73 - 4,00 matig fijn zand, sterk kleiïg
blauw
Lithologie:
Horizont: Interpretatie:
grijs
Consistentie:
Afz. van Gorkum 0
Organische Inhoud:
hout (algemeen)
Opmerking:
Guts 3
Boortype:
Boring: 2
Coördinaten:
X: 166518,9 Y: 433164,4
NAP: 6,5 Oxi/red: 0
Beschrijver: SB Boorder: SB
Datum:
24-03-2010
Opmerking: Diepte:
Grondsoort:
Kleur:
0,00 - 0,05 matig fijn zand, matig humeus
donker
Lithologie:
Horizont: Interpretatie:
bruin
Consistentie:
Graszode
0
Organische Inhoud:
Opmerking: Boortype: Diepte:
Edelman 7
Grondsoort:
Kleur:
0,05 - 0,15 matig fijn zand, matig humeus
donker
Lithologie: Opmerking: Boortype: Diepte:
Consistentie:
Bouwvoor
0
Organische Inhoud:
kiezels, puinspikkels Edelman 7
Grondsoort:
Kleur:
0,15 - 0,50 matig fijn zand
Lithologie:
Horizont: Interpretatie:
bruin
licht
heterogeen
bruin
Horizont: Interpretatie:
grijs
Consistentie:
Afz. van Tiel Vergraven 0
Organische Inhoud:
Opmerking: Boortype: Diepte:
Edelman 7
Grondsoort:
Kleur:
0,50 - 1,00 zeer grof zand
licht
Lithologie: Opmerking: Boortype:
bruin
Horizont: Interpretatie:
grijs
Consistentie:
Afz. van Tiel 0
Organische Inhoud:
organische vlekken Edelman 7
37
Diepte:
Grondsoort:
Kleur:
1,00 - 1,45 matig fijn zand
bruin
met roestvlekken naar onder kleiig
Lithologie:
Horizont: Interpretatie:
grijs
Consistentie:
Afz. van Tiel 0
Organische Inhoud:
Opmerking:
Edelman 7
Boortype: Diepte:
Grondsoort:
Kleur:
1,45 - 1,73 klei, zwak lemig met roestvlekken
Lithologie:
Grondsoort:
Kleur:
1,73 - 2,75 klei, matig lemig
licht
grijs
met roestvlekken
Lithologie:
Organische Inhoud:
Horizont: Interpretatie:
bruin
Consistentie:
Grondsoort:
Kleur:
2,75 - 3,00 klei
blauw
Lithologie:
Afz. van Tiel Matig gerijpt
Organische Inhoud:
Horizont: Interpretatie:
grijs
Consistentie:
Afz. van Gorkum Matig gerijpt
Organische Inhoud:
Coördinaten:
X: 166485,7 Y: 433160,1
NAP: 6,57 Oxi/red: 0
Beschrijver: SB Boorder: SB
Datum:
24-03-2010
Opmerking: Diepte:
Grondsoort:
Kleur:
0,00 - 0,05 matig fijn zand, matig humeus
donker
Lithologie:
Horizont: Interpretatie:
bruin
Consistentie:
Graszode
0
Organische Inhoud:
Opmerking: Boortype: Diepte:
Edelman 7
Grondsoort:
Kleur:
0,05 - 0,15 matig fijn zand, matig humeus Lithologie: Opmerking: Boortype:
plantenresten
organische vlekjes Guts 3
Opmerking: Boortype:
Boring: 3
Matig gerijpt
naar onder zwak siltig Guts 3
Opmerking: Boortype: Diepte:
Consistentie:
Afz. van Tiel
organische vlekjes Guts 3
Opmerking: Boortype: Diepte:
Horizont: Interpretatie:
grijs
donker
Horizont: Interpretatie:
bruin
Consistentie:
Bouwvoor
0
Organische Inhoud:
kiezel Edelman 7
38
Diepte:
Grondsoort:
Kleur:
0,15 - 0,60 matig fijn zand Lithologie:
Opmerking: Boortype: Diepte:
heterogeen naar onder kleiig
Consistentie:
Grondsoort:
Lithologie: Opmerking: Boortype:
Kleur:
licht
met roestvlekken
Vergraven 0
Organische Inhoud:
bruin
Horizont: Interpretatie:
grijs
Consistentie:
Afz. van Tiel Vergraven Matig gerijpt
Organische Inhoud:
enkele puinspikkel en fijne kiezels, op grens met volgende laag enige ijzerconcretie Edelman 7
Grondsoort:
Kleur:
0,95 - 1,65 klei, zwak zandig Lithologie:
Horizont: Interpretatie:
grijs
puinspikkels, aardewerkfragment Edelman 7
0,60 - 0,95 klei, zwak zandig
Diepte:
bruin
licht
met roestvlekken met zandlaagjes
bruin
Horizont: Interpretatie:
grijs
Consistentie:
Afz. van Tiel Sterk gerijpt
Organische Inhoud:
hout (algemeen)
Opmerking: Boortype: Diepte:
Edelman 7
Grondsoort:
Kleur:
1,65 - 2,10 klei, sterk lemig Lithologie:
licht
met roestvlekken met zandlaagjes
grijs
Horizont: Interpretatie:
bruin
Consistentie:
Afz. van Tiel Matig gerijpt
Organische Inhoud:
Opmerking: Boortype: Diepte:
Guts 3
Grondsoort:
Kleur:
2,10 - 2,22 klei Lithologie:
licht met roestvlekken
grijs
Horizont: Interpretatie:
bruin
Consistentie:
Afz. van Tiel Matig gerijpt
Organische Inhoud:
Opmerking: Boortype: Diepte:
Guts 3
Grondsoort:
Kleur:
2,22 - 2,40 klei
blauw
Lithologie:
Horizont: Interpretatie:
grijs
Consistentie:
Afz. van Gorkum Matig gerijpt
Organische Inhoud:
Opmerking: Boortype: Diepte:
Guts 3
Grondsoort:
Kleur:
2,40 - 2,55 klei
Horizont: Interpretatie:
grijs
Lithologie:
Consistentie:
Afz. van Gorkum Matig gerijpt
Opmerking: Boortype:
Guts 3
39
Organische Inhoud:
plantenresten
Diepte:
Grondsoort:
Kleur:
2,55 - 2,62 klei
zwart sterk venig
Lithologie:
Horizont: Interpretatie:
bruin
Consistentie:
Afz. van Gorkum 0
Organische Inhoud:
plantenresten
Opmerking:
Guts 3
Boortype: Diepte:
Grondsoort:
Kleur:
2,62 - 3,10 klei, zwak lemig naar onder zandig
Lithologie:
Horizont: Interpretatie:
grijs
Consistentie:
Afz. van Gorkum Matig gerijpt
Organische Inhoud:
plantenresten
organische vlekjes Guts 3
Opmerking: Boortype: Diepte:
blauw
Grondsoort:
Kleur:
3,10 - 3,80 matig fijn zand, matig kleiïg
blauw
Lithologie:
Horizont: Interpretatie:
grijs
Consistentie:
Afz. van Gorkum 0
Organische Inhoud:
plantenresten
Opmerking:
Guts 3
Boortype: Diepte:
Grondsoort:
Kleur:
3,80 - 4,00 klei, matig lemig bovenin zandig
Lithologie:
Coördinaten: Opmerking:
Diepte:
Horizont: Interpretatie:
grijs
Consistentie:
Afz. van Gorkum Matig gerijpt
Organische Inhoud:
organische vlekjes Guts 3
Opmerking: Boortype:
Boring: 4
blauw
X: 166493,4 Y: 433223,8
NAP: 6,49 Oxi/red: 0
Beschrijver: SB Boorder: SB
Datum:
24-03-2010
vanaf 355 liep het zand uit de guts en is de boring beëindigd
Grondsoort:
Kleur:
0,00 - 0,05 matig grof zand
Horizont: Interpretatie:
bruin
Lithologie:
Consistentie:
Graszode 0
Organische Inhoud:
Opmerking: Boortype: Diepte:
Edelman 7
Grondsoort:
Kleur:
0,05 - 0,60 matig grof zand
bruin
Lithologie: Opmerking: Boortype: Diepte:
Consistentie:
Grondsoort:
Opmerking: Boortype:
Opgebracht, (sub-)recent 0
Organische Inhoud:
puinbrokjes, fijne kiezels Edelman 7 Kleur:
0,60 - 0,95 klei, sterk zandig Lithologie:
Horizont: Interpretatie:
grijs
heterogeen
donker
Horizont: Interpretatie:
grijs Consistentie:
Vergraven 0
Organische Inhoud:
puinspikkels Edelman 7
40
Diepte:
Grondsoort:
Kleur:
0,95 - 2,65 klei, zwak zandig Lithologie:
licht
bovenin zandig
bruin
Horizont: Interpretatie:
grijs
Consistentie:
Afz. van Tiel Matig gerijpt
Organische Inhoud:
Opmerking: Boortype: Diepte:
Edelman 7
Grondsoort:
Kleur:
2,65 - 3,25 klei
Horizont: Interpretatie:
grijs
Lithologie:
Consistentie:
Afz. van Gorkum Matig gerijpt
Organische Inhoud:
Opmerking: Boortype: Diepte:
Guts 3
Grondsoort:
Kleur:
3,25 - 3,55 matig fijn zand, matig kleiïg
Lithologie: Opmerking: Boortype:
blauw
Horizont: Interpretatie:
grijs
Consistentie:
Afz. van Gorkum 0
Organische Inhoud:
organische vlekjes Guts 3
41
Bijlage 5 SOB Research: Gegevens
Naam: Bezoekadres:
SOB Research Instituut voor Archeologisch en Aardkundig Onderzoek B.V. Hofweg 13, Heinenoord
Postadres:
Postbus 5060 3274 ZK Heinenoord
Telefoon: Fax: E-Mail:
0186 604432 0575 476139
[email protected]
Directeur: Raad van Advies:
Jhr. J. E. van den Bosch J. van de Erve (Voorzitter) Prof. dr. ir. J. T. Fokkema (Vice-Voorzitter) J. van Kerchove (Secretaris)
Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam Inschrijvingsnummer Register: 24346983 BTW nummer: NL 8118.55.600.B.01 Bankrelatie: Rekeningcourant:
Rabobank Graafschap-Noord Nr.: 3543.43.181
43