ERF GO E D E D U C A T I E E E N
B E L E I D S H A N D R E I K I N G
ERFGOEDEDUCATIE EEN BELEIDSHANDREIKING Een uitgave van Stichting Erfgoed Actueel, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Overleg Provinciale Erfgoedinstellingen (OPEN). De beleidshandreiking Erfgoededucatie kwam mede tot stand met steun van het Cultuurfonds Bank Nederlandse Gemeenten en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
‘OPEN’ Overleg Provinciale Erfgoedinstellingen Nederland
VOORWOORD Erfgoed is een zo vanzelfsprekend element in onze leefomgeving, dat we er vaak niet meer bij stilstaan dat het ons iets te vertellen heeft. Erfgoed is niet alleen een tastbare afdruk van onze cultuurhistorie, maar heeft als gedeeld verleden ook gevoelswaarde en een zeker samenbindend vermogen. Niet voor niets begint deze uitgave met de vaststelling: ‘Elke gemeente heeft erfgoed’. Het vanzelfsprekende, de ons omringende wereld uitlichten en toelichten, is een belangrijk uitgangspunt in deze beleidshandreiking Erfgoededucatie. Deze handreiking zal verduidelijken wat ‘erfgoededucatie’ inhoudt en wat je er als gemeente zoal mee kunt. Bij het begrip ‘educatie’ wordt vaak meteen aan het onderwijs gedacht. Er is in deze handreiking dan ook ruime aandacht voor mogelijkheden die scholen hebben om het ons omringende erfgoed te gebruiken voor inspirerende cultuureducatie en als activerend hulpmiddel in gewone schoolvakken. Ook de gemeente heeft hierin een belangrijke, stimulerende rol. Maar… er is meer. Onderwijs is een onderdeel van een doorlopend proces om (meer) mensen bij cultuur te betrekken. Erfgoededucatie heeft daarom ook een duidelijke functie om een breed publiek van alle leeftijden ‘buitenschools’ kennis te laten maken met de vele facetten van erfgoed. Deze handreiking is ontwikkeld om gemeenten te ondersteunen bij het vormgeven van een lokaal aanbod van erfgoededucatie. Waar niet alleen het onderwijs mee aan de slag kan, maar dat ook een eyeopener is voor beleidsmakers op terreinen als welzijn, economie, toerisme en ruimtelijke ontwikkeling. Naast een schets van de praktijk, geïllustreerd door aansprekende voorbeelden uit gemeenten die er al volop werk van maken, biedt de uitgave een stappenplan voor het ontwikkelen van lokaal erfgoededucatiebeleid. De voorliggende publicatie is, kortom, een ‘pluktuin’ waaruit u zonder al teveel inspanning de ingrediënten oogst voor het realiseren van een doordacht gemeentelijk beleid op het gebied van erfgoededucatie. Van harte aanbevolen!
Richard Hermans, directeur Stichting Erfgoed Actueel
INLEIDING Elke gemeente heeft erfgoed. In de gebouwde omgeving maken monumenten en ruimtelijke patronen het verleden zichtbaar. Objecten in musea tonen een staalkaart van menselijke kunst en cultuur. Archieven vormen het geheugen van een plaats en de bodem draagt allerlei sporen van menselijke activiteit. Elke plaats heeft orale tradities en gebruiken die van generatie op generatie worden doorgegeven. Nieuwe inwoners uit alle windstreken brengen hun eigen erfgoed in. In het behoud en beheer van erfgoed – dat wat we de moeite waard vinden om te bewaren en door te geven – neemt de gemeente een belangrijke plaats in. Bemoeienis met erfgoededucatie is er veel minder, maar daar begint verandering in te komen. Steeds meer gemeenten zien in dat erfgoededucatie het lokaal aanwezige erfgoed letterlijk toegankelijk kan maken voor inwoners van alle leeftijden en uit alle lagen van de bevolking. Dit strookt met het door Rijk, provincies en gemeenten gedragen beleid dat meer mensen moeten ‘meedoen’ aan kunst en cultuur. De basis daarvoor wordt gelegd door cultuureducatie in het onderwijs. Leren met en door erfgoed blijkt bovendien een goed hulpmiddel in het gewone onderwijsprogramma. Maar ook buitenschools moeten kinderen, jongeren en volwassenen de kans krijgen kunst en erfgoed te leren ontdekken en waarderen. Daarnaast groeit het inzicht dat erfgoed als tastbaar verleden kan bijdragen aan het ontwikkelen van historisch besef, begrip van waarden en tradities en waardering voor de eigen leefomgeving. In die zin kan erfgoededucatie een – zij het bescheiden – bijdrage leveren aan meer algemene maatschappelijke doelstellingen als sociale binding en burgers betrekken bij de ruimtelijke ontwikkeling van hun woonplaats. Met een heldere, aantrekkelijke presentatie van erfgoed voor toeristen en recreanten kan erfgoededucatie ook in de economische dynamiek van een gemeente een rol spelen. Kortom: erfgoededucatie raakt aan tal van gemeentelijke beleidsterreinen. De grootste uitdaging voor gemeenten is lokaal en vaak ook regionaal de krachten te bundelen, zodat de gezamenlijke inspanning vanuit het erfgoedveld en andere betrokken sectoren een duidelijke meerwaarde krijgt voor het onderwijs, de eigen inwoners en bezoekers van buiten. De beleidshandreiking Erfgoededucatie ondersteunt gemeenten daarbij, als hulpmiddel voor het ontwikkelen van een samenhangend, gemeentelijk erfgoededucatiebeleid. Dat begint met het formuleren van een eigen visie op erfgoededucatie en loopt via een doordachte analyse van vraag en erfgoedaanbod naar het optimaal inzetten en evalueren van beleidsinstrumenten. Dit in samenwerking met het lokale erfgoedveld en ondersteunende instellingen zoals erfgoedhuizen, met oog voor zowel landelijk beleid als ontwikkelingen in de regio. Erfgoed vertelt het verhaal van een gemeente. Met deze handreiking kunnen lokale overheden dat verhaal een plaats geven in de beleidspraktijk van vandaag en morgen. De beleidshandreiking Erfgoededucatie is een initiatief van Stichting Erfgoed Actueel, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Overleg Provinciale Erfgoedinstellingen Nederland (OPEN). De uitgave kwam mede tot stand met steun van het Cultuurfonds Bank Nederlandse Gemeenten en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
LEESWIJZER De beleidshandreiking Erfgoededucatie biedt bestuurders en beleidsmedewerkers van gemeenten inzicht in het belang van erfgoededucatie op lokaal niveau, met speciale aandacht voor de rol van de gemeente daarin. Behalve een handzaam naslagwerk om in te bladeren, is deze uitgave vooral een praktische handleiding voor het ontwikkelen van een zelfstandig, samenhangend gemeentelijk beleid voor erfgoededucatie. De handreiking behandelt erfgoededucatie in al haar facetten, voortdurend toegespitst op de gemeentelijke praktijk. Wat is erfgoed eigenlijk [hoofdstuk 1] en wat verstaan we precies onder erfgoededucatie? [hoofdstuk 2]. Hoe raakt erfgoededucatie aan beleidsterreinen als cultuur, onderwijs, welzijn, economie en ruimtelijke ontwikkeling? Kortom, welk belang heeft een gemeente bij erfgoededucatiebeleid? [hoofdstuk 3] Zijn er actuele ontwikkelingen waar beleidsmakers zich rekenschap van moeten geven? [hoofdstuk 4] Wat kan een gemeente doen om erfgoededucatie in het onderwijs te stimuleren [hoofdstuk 5] en wat zijn de mogelijkheden buitenschools en voor een breed publiek van eigen inwoners en bezoekers? [hoofdstuk 6] Naast tal van kleinere praktijkillustraties is in deze handreiking een aantal voorbeelden opgenomen van erfgoededucatie die ook andere gemeenten kunnen inspireren. Het gaat zowel om praktijkvoorbeelden van erfgoededucatie in het primair en voortgezet onderwijs [5.] als om situaties waarbij erfgoededucatie is ingezet voor jongerenactiviteiten buitenschools, als hulpmiddel van integratie, voor het versterken van het toeristisch product en als element in ruimtelijke ontwikkeling. [6.] In het laatste hoofdstuk [7.] krijgt de theorie van de erfgoededucatie een praktische uitwerking. In dit praktijkdeel van de handreiking komen alle stappen aan de orde die een gemeente doorloopt bij het vormgeven van een eigen erfgoededucatiebeleid. Per onderwerp wordt terugverwezen naar de toelichting in de voorafgaande hoofdstukken. Hoe ontwikkel je een visie? Wie zijn mijn potentiële samenwerkingspartners? Waaraan moet ik denken bij het in kaart brengen van de lokale situatie en hoe kom je tot concrete doelstellingen? Welke beleidsinstrumenten kun je inzetten en hoe evalueer je resultaat? In dit hoofdstuk zijn ook voorbeelden opgenomen van actueel erfgoededucatiebeleid in een kleine, middelgrote en grotere gemeente. ‘Erfgoededucatiebeleid in tien stappen’ biedt een samenvatting van het praktijkdeel van de handreiking. [bijlage 1] De overige bijlagen bevatten informatie over ondersteunende organisaties voor (erfgoed)educatie, waaronder de provinciale erfgoedinstellingen verenigd in OPEN [bijlage 2] over fondsen voor cultuur(educatie) [bijlage 3] en tot slot een overzicht van handige websites [bijlage 4]. De voor deze handreiking geraadpleegde literatuur vindt u in bijlage 5.
Verwijzingen in de tekst naar een ander hoofdstuk/paragraaf zijn aangegeven als [1.1]. Het teken ∆ maakt u attent op een praktijkvoorbeeld over een bepaald onderwerp.
BEGRIPPENKADER Cultuur staat in de meest ruime betekenis van het woord voor alles wat door menselijk handelen is gemaakt. Een andere omschrijving is: de leefstijl van een samenleving. Deze leefstijl - de vorm, inhoud en geestelijke gerichtheid van menselijk handelen - is niet eenduidig maar veeleer een dynamisch samenspel van subculturen. Wanneer in beleidstermen over cultuur gesproken wordt, wordt hieronder doorgaans verstaan: de podiumkunsten (muziek, theater en dans), de beeldende kunsten, de audiovisuele media, de bibliotheken, het cultureel erfgoed, de amateurkunst en kunst- en cultuureducatie.1 Ook vormgeving en bouwkunst kunnen hiertoe worden gerekend. Cultureel erfgoed omvat overblijfselen uit het verleden die een samenleving belangrijk vindt om te bewaren en te beschermen. Daartoe rekenen we voorwerpen in musea, archeologische sporen en vondsten, documenten en beeldmateriaal in archieven, monumenten en de gebouwde omgeving, natuurmonumenten en landschappen, industrieel erfgoed en mobiel erfgoed. Ook immaterieel erfgoed, zoals verhalen, taaluitingen, tradities en gebruiken, behoort hiertoe. In deze publicatie gebruiken we meestal de enkele term erfgoed, omdat dit steeds meer het standaardbegrip wordt. Cultuureducatie is in de beleidstermen van het ministerie van OCW de verzamelnaam voor kunsteducatie, erfgoededucatie en media-educatie. Soms wordt literatuureducatie daarbij apart vermeld. Erfgoededucatie omvat een breed spectrum aan activiteiten voor allerlei publieksgroepen, die zowel kennis en begrip als beleving van erfgoed tot doel hebben. Erfgoededucatie is ook: leren over, door en met erfgoed. Kunsteducatie is leren over, door en met kunst. Ook het leren beoordelen, genieten en zelf beoefenen van kunst hoort daarbij. Kunsteducatie omvat de disciplines: beeldende kunst, dans, literatuur, muziek, theater en audiovisuele kunst. Ook toegepaste kunsten en wereldcultuur maken hier onderdeel van uit. Media-educatie gaat over het leren interpreteren van de inhoud van media, het bepalen door welke belangen of waardesystemen deze worden gestuurd en het bewust worden van de plaats en rol van media in het persoonlijke en maatschappelijke leven. Maar ook het zelf gebruiken van deze media en het zelf vervaardigen van (digitale) audiovisuele producties is onderdeel van media-educatie. Onder professionele erfgoedinstellingen verstaan wij in deze handreiking instellingen met betaalde beroepskrachten. Dit om ze te onderscheiden van vrijwilligersorganisaties zoals historische verenigingen of heemkundekringen, hoewel een aantal daarvan beslist professioneel werkt.
1 Wijn, C. (2003) Gemeentelijk cultuurbeleid – een handleiding
Inhoudsopgave
Voorwoord Inleiding Leeswijzer Begrippenkader
1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Elke gemeente heeft erfgoed Wat is erfgoed? Veranderlijk en verschillend Overal aanwezig, altijd dichtbij Erfgoed lééft! Beleid, behoud en beheer > Erfgoed in gemeenten, per sector musea, archieven, archeologie, monumenten en de gebouwde omgeving, industrieel erfgoed, mobiel erfgoed, immaterieel erfgoed 2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Wat is erfgoededucatie? Begrip en beleving Cultuureducatie en inpasbaar omgevingsonderwijs Buitenschools en voor een breed publiek Ontstaansgeschiedenis Taakverdeling erfgoededucatie Plaats van erfgoededucatie
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
Erfgoededucatie in gemeentelijk beleid Samenhang in verscheidenheid Wet- en regelgeving Erfgoed in gemeentelijk cultuurbeleid Landelijk stimuleringsbeleid cultuureducatie/-participatie Kwaliteitsslag erfgoedinstellingen Maatschappelijke functie: identiteit, binding en betrokkenheid Citymarketing en cultureel profiel Cultuurtoerisme en stedelijke economie Rol in ruimtelijke ontwikkeling
4. 4.1 4.2 4.3 4.4
Trends en ontwikkelingen In de erfgoedsector Sociaal-culturele ontwikkelingen Fysieke omgeving Ontwikkelingen in het onderwijs
5. 5.1 5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.1.4 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.3 5.3.1 5.3.2 5.4 5.4.1 5.4.2 5.4.3
Erfgoededucatie in het onderwijs Rijk stimuleert doorlopende leerlijn cultuureducatie Cultuureducatie in het basisonderwijs Voortgezet onderwijs: cultuurvouchers en CKV Cultuurprofielscholen Nieuw fonds voor cultuureducatie Erfgoed inpasbaar in het reguliere onderwijsprogramma Meer erfgoed in nieuwe kerndoelen basisonderwijs Erfgoed in de nieuwe onderbouw voortgezet onderwijs Erfgoed in de tweede fase voortgezet onderwijs Erfgoed, ook praktisch in het vmbo Erfgoed is goed bereikbaar In de fysieke omgeving (Digitale) schatkamers vol materiaal Huidig gemeentelijk beleid Erfgoed op het cultuurmenu Erfgoededucatie is Actieplandoelstelling Netwerkvorming
6. 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7
Buitenschools en voor een breed publiek Van Brede School tot buurthuis Sociale cohesie en civil society Activiteiten voor ouderen Erfgoed van en voor migranten Zichtbaar maken van erfgoed Erfgoed voor toerisme en recreatie Cultuurhistorie in ruimtelijke ontwikkeling
7. 7.1 7.2 7.2.1 7.2.2 7.3 7.4 7.5 7.5.1 7.5.2 7.5.3 7.5.4 7.5.5 7.6 7.7 7.8 7.9 7.10
Erfgoededucatiebeleid in de praktijk Inleiding Visie op erfgoededucatie Inventarisatie van aanbod en vraag Erfgoed(educatie)aanbod Vraagzijde: doelgroepen Formuleren van (output-)doelstellingen Positie, rol en organisatie gemeente Strategie en instrumenten Netwerken voor erfgoededucatie Facilitaire en personele ondersteuning Deskundigheidbevordering lokaal erfgoedveld Ondersteunen van marketing en publiciteit Subsidies (Externe) Financiën Draagvlak creëren Uitvoering Monitoring en evaluatie Breed bruikbare erfgoedthema’s
Bijlagen: 1. 2. 3. 4. 5.
Erfgoededucatiebeleid in tien stappen Adressen Fondsen Handige websites Geraadpleegde literatuur
ELKE GEMEENTE
HEEFT ERFGOED Voorwerpen, gebouwen en documenten van vroeger, de grond waarop we bouwen, taal, tradities en gebruiken vertellen samen het verhaal van een plaats. Een verhaal dat nooit af is, maar altijd tot de verbeelding spreekt. Erfgoed is er in soorten en maten, in elke gemeente, en heeft betekenis voor inwoners van vandaag en morgen.
1.1
Wat is erfgoed?
Cultureel erfgoed, dat zegt niet iedereen wat. En wie er wat over wil zeggen, kan kiezen uit verschillende definities met telkens iets andere accenten. Een goed bruikbare omschrijving van cultureel erfgoed is: ‘Overblijfselen uit het verleden die een samenleving belangrijk vindt om te bewaren en te beschermen.’ Dat kunnen voorwerpen zijn in musea, archeologische vondsten, documenten in archieven, monumenten, stads- en dorpsgezichten en zelfs landschappen. Maar ook verhalen, taal, tradities en gebruiken. Niet alles wat oud is, krijgt meteen het predicaat erfgoed. Het gaat er immers om wat we als samenleving willen bewaren en wat niet. Bij zo’n waardeoordeel spelen allerlei afwegingen een rol die naar plaats en tijd verschillen. Het antwoord op dergelijke vragen zal altijd worden ingekleurd door de heersende cultuur, vandaar de aanduiding ‘cultureel’ erfgoed. Daarnaast speelt ook de spreekwoordelijke ‘zeef van de tijd’ een rol. Wanneer je op enige afstand staat, zie je beter hoe bijzonder bepaalde overblijfselen zijn. Erfgoed zegt ten slotte ook iets over ‘erven’: dat wat we meekrijgen van voorgaande generaties. En soms krijgt erfgoed extra waarde als symbool voor of baken in de tijd. Erfgoed valt niet helemaal samen met de (cultuur)geschiedenis, maar is een tastbaar deel daarvan. Omdat elke generatie haar eigen keuzes maakt, is cultureel erfgoed een dynamisch gegeven. Erfgoed kent dus geen voor langere tijd geldende, vast omschreven inhoud. Het heeft verschillende functies en betekenissen. Goed beschouwd vertelt cultureel erfgoed ons wie we zijn en hoe we zo werden. Het maakt ons door collectieve herinnering bewust van onze identiteit. In deze publicatie gebruiken we meestal de enkele term ‘erfgoed’, omdat dit steeds meer het standaardbegrip wordt.
1.2
Veranderlijk en verschillend
Erfgoed in Nederland heeft vele verschijningsvormen. Van stokoud tot meer recent, van ‘hard’ (gebouwen en voorwerpen) tot ‘zacht’ (tradities, verhalen), van zeldzaam tot wijdverbreid. Niet alleen 17e eeuwse grachtenpanden en de handgeschreven brief van Willem van Oranje, maar ook de Rietveldstoel, de huwelijksakte van het arbeidersmeisje en de boerenzoon en die fabriek uit de jaren vijftig. Van het unicum van de Nachtwacht tot het gemeengoed van de familiestamboom. Herkenbaar bewaard binnen de muren van musea en archiefinstellingen, te zien als monument, gemarkeerd door archeologische vindplaatsen, maar ook in onvermoede en triviale verschijningsvormen. Zoals bedrijfsarchieven, een stadspark of de oude foto van een dagelijks tafereel. Erfgoed is voortdurend in verandering en ontwikkeling. Zo zijn industrieel erfgoed en mobiel erfgoed relatief nieuwe categorieën. Ook voor de cultuurhistorische waarde van landschappen is meer aandacht. Steeds meer belangstelling is er ook voor immaterieel erfgoed. Dit niet-stoffelijke erfgoed omvat onder meer orale tradities (mythen, sprookjes) en taal (zegswijzen), ambachten, gebruiken, rituelen en volkscultuur. Met de komst van grote groepen migranten gaat ook hun erfgoed deel uitmaken van het Nederlandse. Een groot deel van dit erfgoed van elders is immaterieel van aard.2 Met de introductie van culturele planologie is erfgoed eveneens een rol gaan spelen in de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en daarmee in de kwaliteit van onze leefomgeving.
1.3
Overal aanwezig, altijd dichtbij
2 DOCA Bureaus (2005) Immaterieel
Erfgoed is overal om ons heen. Sommige zaken behoren tot het plaatselijke erfgoed – een stand-
cultureel erfgoed in Nederland (p. 9)
beeld, een markant marktplein, het jaagpad langs het kanaal – of tot de culturele erfenis van een streek. Naast lokaal en regionaal erfgoed is er erfgoed dat van nationale betekenis is omdat het kenmerkend en belangrijk is voor de (wordings)geschiedenis van Nederland en de Nederlanders. Neem de schilderijen van Rembrandt, zeekaarten uit de tijd van de VOC en vroeg industrieel design. Ook bevindt zich op het Nederlands grondgebied erfgoed dat voorkomt op de UNESCO-lijst van beschermd werelderfgoed, die 830 monumenten uit de hele wereld telt. We hebben het dan over het voormalig eiland Schokland, de Stelling van Amsterdam, het molencomplex bij Kinderdijk, het Ir. D.F. Wouda gemaal in Lemmer, de droogmakerij De Beemster, het Rietveld-Schröder huis in Utrecht en de historische binnenstad van Willemstad op Curaçao. Gemeentelijk erfgoed is niet synoniem met een roemrijk verleden of uitsluitend verbonden met historische figuren en gebeurtenissen. Erfgoed omvat juist talloze, tastbare herinneringen aan gewone mensen en alledaagse dingen. In elke gemeente is erfgoed aanwezig om het verhaal van die plaats te vertellen en te verduidelijken. In steden met een rijke historische binnenstad zoals Zutphen en Maastricht, maar ook in jonge gemeenten als Almere of Nieuwegein, in dorpen op het platteland van Zeeland tot Groningen en in industriesteden als Eindhoven en Emmen.
1.4
Erfgoed lééft
Belangstelling voor erfgoed is er zeker. In het onderwijs is cultuureducatie, waartoe ook de kennismaking met erfgoed behoort, een niet meer weg te denken onderdeel van opleidingen. De jaarlijkse Open Monumentendagen zijn met ca. 900.000 bezoekers een van de grootste culturele manifestaties van Nederland. Ook het Museumweekend trekt ongeveer een miljoen bezoekers, terwijl de Landelijke Archievendag, voor het eerst georganiseerd in 2004, een steeds grotere bekendheid krijgt. Maar ook de archeologie spreekt sterk tot de verbeelding. De opgravingen van Romeinse schepen in Woerden en de Utrechtse nieuwbouwwijk Leidsche Rijn waren voorpaginanieuws en brachten duizenden belangstellenden op de been. Vooral de belangstelling voor erfgoed in de eigen omgeving is groot. Steeds meer mensen houden zich bezig met de geschiedenis van de eigen familie, straat, gemeente of regio. Erfgoed is een sector waarin veel vrijwilligers actief zijn, bijvoorbeeld in kleinere musea en oudheidkamers of als stadsgids. Voor anderen is bezig zijn met cultuurhistorie een plezierige en interessante vrijetijdsbesteding. Naast lokale heemkundekringen zijn er talloze historische verenigingen die de geschiedenis van hun dorp, stad of streek in kaart brengen. Met de stijgende interesse voor het stamboomonderzoek groeit ook het aantal genealogische verenigingen. Naast audiovisueel materiaal en boeken, variërend van dialectwoordenboeken tot historische atlassen, is er steeds meer informatie over (lokaal) erfgoed beschikbaar op websites, zowel ingericht door professionele instellingen als door amateur-historici. Voor een deel past de aandacht voor erfgoed binnen de toegenomen belangstelling voor geschiedenis. Onder invloed van migratie en globalisering is er een reflex om de eigen cultuur te omkaderen en groeit de behoefte aan een breder historisch perspectief. Daarin past ook de roep om een ‘canon van Nederland’: een overdraagbare compilatie van wat wij als wezenlijke kennis van ons gemeenschappelijke verleden beschouwen. Behalve als baken voor historisch besef en ijkpunt voor gedeelde identiteit heeft erfgoed een belangrijke betekenis op zich. Omdat we het mooi vinden of omdat het ons even het gevoel geeft dat we het verleden kunnen aanraken.
1.5
Beleid, behoud en beheer
Er is een zekere taakverdeling tussen overheden ten aanzien van cultureel erfgoed. Het Rijk (ministerie van OCW) verzorgt de infrastructuur rond erfgoedcollecties met de instandhouding van rijksinstellingen, zoals rijksmusea, de rijksdiensten en landelijke ondersteunende instituten. Ook is het Rijk verantwoordelijk voor het toezicht (Erfgoedinspectie). Provincies richten zich met name op ondersteuning van het erfgoedveld. Gemeenten zorgen voor instandhouding en ontsluiting van erfgoed op lokaal niveau. De directie Cultureel Erfgoed van het ministerie van OCW houdt zich vooral bezig met beheer, toegang en gebruik van erfgoed. Voor de verschillende sectoren van cultureel erfgoed – monumenten, musea, archieven en archeologie – zijn er drie rijksdiensten die ressorteren onder het Directoraat-Generaal Cultuur en Media: de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (een fusie van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg), het Instituut Collectie Nederland (ICN) en het Nationaal Archief (NA). De voorheen zelfstandige koepelorganisaties voor archieven, monumenten en
10
archeologie (DIVA, NCM en SNA) bundelen vanaf 2007 hun krachten in één nieuwe organisatie onder de naam Stichting Erfgoed Nederland. Deze fusie komt voort uit het besluit van de rijksoverheid om de ondersteuningsstructuur in de cultuursector te herzien. Ondersteunende taken worden in de toekomst zo goed mogelijk gebundeld en ‘branchetaken’, zoals belangenbehartiging, worden niet langer gesubsidieerd. De Museumvereniging brengt haar museale besteltaken onder in de erfgoedbrede stichting. Ook stichting Erfgoed Actueel gaat deel uitmaken van deze nieuwe organisatie. Op het gebied van landschapsbeheer zijn de belangrijkste instellingen Staatsbosbeheer, de Nederlandse Landschappen en Landschapsbeheer Nederland, terwijl IVN Nederland een educatietaak heeft voor een breed publiek. Daarnaast kent ons land tal van, veelal kleinere, organisaties die landelijk, provinciaal of lokaal ijveren voor het behoud en beheer van specifiek erfgoed, variërend van vuurtorens tot torenuurwerken. Zestig organisaties op het terrein van industrieel erfgoed zijn verenigd in FIEN, de Federatie Industrieel Erfgoed. Tot de landelijk werkende organisaties behoren onder meer de Nederlandse Kastelenstichting en de Vereniging de Hollandsche Molen.
Erfgoed omvat….. • Voorwerpen die bewaard worden door musea, oudheidkamers en universiteiten. • Originele documenten, foto’s en films, plattegronden, tekeningen e.d. in archieven. • Materiële restanten van menselijke activiteit, archeologische vindplaatsen. • Monumenten en de gebouwde omgeving (gevelstenen, straatnamen, straatmeubilair, stad- en dorpsgezichten enz.). • Industrieel erfgoed (fabrieken, schoorstenen, machines enz.). • Inrichting van het landschap en natuurmonumenten. •Mobiel erfgoed in de categorieën water, lucht, rails en weg. • Immaterieel erfgoed (verhalen, uitdrukkingen, ambachten, tradities en gebruiken enz.).
ERFGOED IN GEMEENTEN, PER SECTOR 3 Definitie International Council Of Museums (ICOM): ‘Een museum is een permanente instelling ten dienste van de gemeenschap en haar ontwikkeling, toegankelijk voor het publiek, niet gericht op het maken van winst, die de materiële getuigenissen van de mens en zijn omgeving verwerft, behoudt, wetenschappelijk onderzoekt, presenteert en hierover informeert voor doeleinden van studie, educatie en genoegen. (Nederlandse versie, 1974) 4 Jansen, I. (2004) Handreiking museumbeleid voor gemeenten
Materieel erfgoed Musea Volgens de nieuwe Britse museumdefinitie, die ook in Nederland terrein wint op de zogenaamde ICOM-definitie3, is een museum: ‘Een onderdeel van het collectieve geheugen van de maatschappij. Een museum verwerft, documenteert en behoudt objecten en andere getuigenissen van de mens en diens omgeving en informeert daarover. Het museum ontwikkelt en bevordert kennis en biedt belevingen die alle zintuigen aanspreken. Het museum is toegankelijk voor het publiek en levert een bijdrage aan de maatschappij (...)’ .4 Nederland heeft de hoogste museumdichtheid ter wereld: voor iedere inwoner is er binnen een straal van vijftig kilometer een museum in de buurt. Het exacte aantal is moeilijk vast te stellen, omdat de naam ‘museum’ niet beschermd is. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) telde er 828 bij het tweejaarlijks onderzoek in 2003. In het Nederlands Museumregister, dat een vastge-
11
stelde reeks criteria hanteert waren per september 2006 355 musea opgenomen. De Nederlandse Museumvereniging telde dat jaar 441 leden. Volgens gegevens van het CBS beheert iets meer dan de helft van alle musea een collectie op het gebied van geschiedenis. Daarna volgen de collecties van bedrijfsmatige en technische aard, musea met een collectie beeldende kunst, natuurhistorische en volkenkundige collecties. Uit onderzoek is gebleken dat kleine musea een bijzondere rol hebben in de spreiding en diversiteit van het publieksbereik.5 Omdat ze laagdrempeliger zijn dan grote musea trekken ze meer senioren, laagopgeleiden en mensen uit de directe omgeving. De meeste musea worden beheerd door stichtingen, verenigingen, onderwijsinstellingen, bedrijven en particulieren. Er zijn 21 verzelfstandigde rijksmusea. Ruim honderd musea vallen onder beheer van gemeenten en provincies, terwijl een veelvoud daarvan wordt gesubsidieerd. Bij de gemeenten gaat het jaarlijks om ongeveer € 167 miljoen subsidie. Musea die de geschiedenis van hun stad of regio laten zien, besteden steeds meer aandacht aan de eigentijdse geschiedenis. Het gaat daarbij niet alleen om presentaties van voor stad of streek actuele onderwerpen, maar ook om het verzamelen van objecten uit het heden en recente verleden.6 Met name het cultureel erfgoed van minderheden is voor musea een nieuw werkterrein dat volop in beweging is. Een toenemend aantal musea beschikt over een eigen website, waarop bezoekers op verschillende manieren hun weg kunnen zoeken in de collecties. Wie binnen de Nederlandse musea een specifieke collectie zoekt (dinosaurussen, landbouwwerktuigen) kijkt op www.musip.nl , de site van het Museum Inventarisatie Project. Archieven Archiefstukken zijn niet alleen handgeschreven of gedrukte documenten, maar ook tekeningen, kaarten, prenten, afbeeldingen, foto’s en filmmateriaal, geluidsbanden en elektronische informatiedragers. Er zijn verschillende soorten archiefdiensten: overheidsarchieven en particuliere archieven, zoals kerkarchieven, waterschapsarchieven, bedrijfsarchieven enzovoorts. Veel gemeenten beschikken over een eigen gemeentearchief. Dit bevat een schat aan informatie over het verleden van mensen in hun leefomgeving. Zo bewaart de Burgerlijke Stand gegevens over één persoon (geboorte, huwelijk, overlijden) en registreert het Bevolkingsregister onder meer alle bewoners op één adres. In principe zijn gemeentearchieven vrij toegankelijk en is het raadplegen van archiefmateriaal gratis. Voor kopieën of prints van originele stukken moet uiteraard wel worden betaald. Om de toegankelijkheid voor het publiek te vergroten werkt men in de archiefwereld aan digitalisering van de collecties, zodat originele documenten - voorzien van contextinformatie - makkelijk opvraagbaar worden. Steeds vaker worden ook digitale afbeeldingen van oorspronkelijke stukken gemaakt en ter inzage gegeven om kwetsbaar materiaal te behouden. Kleinere gemeenten werken vaak (noodgedwongen) samen binnen een streekarchief. Er zijn ook gemeenten zonder eigen archief, die gebruik maken van een reizende streekarchivaris. In een rijksarchief, te vinden in elke provinciehoofdstad, worden gegevens van de provinciale overheid en de rijksinstellingen in de provincie bewaard. De grootste openbare archiefinstelling is het Nationaal Archief in Den Haag. (www.nationaalarchief.nl). De kring van Archivarissen in Nederland (KVAN) bundelt de beroepsgroep. Archeologie Elke dag worden er in de Nederlandse bodem voorwerpen gevonden die lang geleden zijn gemaakt, in onbruik zijn geraakt en vergeten. Aan de hand van deze materiële resten van vroegere menselijke activiteiten proberen archeologen inzicht te krijgen in de manier waarop mensen in vroegere tijden leefden. Materiële resten zijn bijvoorbeeld (vaak) aardewerk, werktuigen, wapens, munten of bakstenen, maar kunnen ook overblijfselen van mensen zelf zijn, zoals skeletten of de asresten van verbrande botten. Het kunnen ook overblijfselen zijn van dieren of planten waarmee mensen iets te maken hebben gehad: botten van prooidieren of vee, stuifmeel van graan dat is gezaaid. Vaak zien archeologen verkleuringen in de grond waar mensen bijvoorbeeld ooit palen hebben geslagen of een sloot hebben gegraven. Behalve resten en patronen onder de grond die door opgravingen aan het licht komen, kunnen archeologische objecten ook zichtbaar in het landschap aanwezig zijn: denk aan grafheuvels en hunebedden. Elke provincie heeft een provinciaal archeoloog/archeologisch beleidsmedewerker. Bijna veertig gemeenten in Nederland beschikken daarnaast over een eigen gemeentelijke archeoloog, verenigd in het Convent van Gemeentelijke Archeologen in Nederland. Amateurarcheologen zijn verenigd in allerlei lokale, regionale en landelijk georganiseerde verenigingen, waarvan de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN) de grootste is. Presentaties van opgravingen voor het publiek zijn de laatste jaren steeds belangrijker geworden. Voor de vele belangstellenden zijn er onder meer tijdelijke tentoonstellingen van recente opgra-
12
5 Ranshuysen, L. (2001) Onderzoek Cultuurdeelname 6 Jansen, I. (2004) Handreiking museumbeleid voor gemeenten
vingen, maar ook rondleidingen door depots en een aantal informatieve websites zoals www.archeos.nl. Soms is het werk van archeologen te volgen via een webcam. Monumenten en de gebouwde omgeving Een monument is een gebouw of object, meestal ouder dan vijftig jaar, dat van algemeen belang is vanwege schoonheid, cultuurhistorische waarde of betekenis voor de wetenschap: het laat zien hoe er vroeger werd gebouwd of geleefd. Nederland telt ca. 50.000 monumenten, in soorten en maten. De grootste categorie vormen de woonhuizen, gevolgd door andere gebouwen als kastelen, kerken, boerderijen, molens, cafés, fabrieken, flats en ensembles van gebouwen (hofjes, stads- en dorpsgezichten, wijken). Ook andere objecten kunnen van monumentale waarde zijn: verdedigingswerken, stadsmuren, bruggen, fonteinen, (oorlogs)gedenktekens, terwijl ook parken, (natuur)landschap of een boomgaard dit predicaat kunnen krijgen. Er zijn rijksmonumenten -van nationaal belang, naast provinciale en gemeentelijke monumenten, die onlosmakelijk verbonden zijn met de plaats waar ze staan. Naast de overheid houden ook circa 900 particuliere organisaties zich bezig met behoud, herstel en onderhoud van monumenten. Ongeveer veertig procent daarvan richt zich op een bepaalde categorie monumenten (vuurtorens, industriële monumenten enz.). Sommige monumenten krijgen een nieuwe functie (kantoor, horeca, kunstwerkplaats), andere zijn toegankelijk voor publiek, maar een groot aantal kan alleen op aanvraag of voor een speciale gelegenheid worden opengesteld. Industrieel erfgoed Getuigen van voorbije fasen in de ontwikkeling van bedrijf en techniek vallen onder de noemer ‘industrieel erfgoed’. Naast gebouwen (pakhuizen, vemen, gasfabrieken, watertorens, sluizen, stuwen, winkels, beursgebouwen enz.) omvat dit roerende zaken als machines en apparatuur, vervoersmiddelen en restanten van infrastructuur zoals vaarwegen, havens, verkeerswegen, spoor- en tramwegen en vliegvelden. Ook bedrijfsarchieven en beeld- en geluidscollecties kunnen industrieel erfgoed zijn. In de jaren negentig zijn vele honderden objecten aangewezen als rijksmonument. Ook gemeenten hebben industriële gebouwen of objecten tot lokaal monument verklaard. De Federatie Industrieel Erfgoed (FIEN) fungeert als koepel voor een zestigtal organisaties, die vaak drijven op enthousiaste vrijwilligers. In deze heterogene groep bevinden zich lokale en regionale organisaties die zich op een bepaalde stad of een bepaalde streek richten, maar ook categoriale, die zich bijvoorbeeld richten op gemalen, watertorens, schepen of trams (www.industrieel-erfgoed.nl). Mobiel erfgoed Mobiel erfgoed omvat allerlei historische transportmiddelen. Er zijn vier sectoren: water, rail, weg en lucht. Denk dus behalve aan oude auto’s en stadsbussen aan vissersschepen, veerboten, trams, treinen en vliegtuigen. Musea en organisaties van particuliere eigenaren op het gebied van het mobiel erfgoed zijn verenigd in de stichting Mobiele Collectie Nederland (MCN). Immaterieel erfgoed Overal waar mensen samenleven ontstaat immaterieel erfgoed. De UNESCO verstaat onder immaterieel erfgoed: ‘De beoefening, de voorstellingen, de expressie, de kennis en de vakkennis – inclusief de bijbehorende instrumenten, voorwerpen, artefacten en ruimtes – die gemeenschappen, groepen en soms individuen erkennen als onderdeel van hun cultureel erfgoed. Immaterieel erfgoed openbaart zich – onder andere – in de volgende domeinen: orale tradities, uitingen en taal, de podiumkunsten, sociale praktijken, rituelen en feestelijke gebeurtenissen, kennis en praktijken rond de natuur en het universum en het traditionele ambacht.’ 7 Kennis over dit ‘niet tastbare’ erfgoed is binnen gemeenten vaak aanwezig bij (oudere) inwoners en meer specifiek bij historische verenigingen, oudheidkamers en heemkundekringen, maar ook bij fanfares en andere muziekverenigingen, folkloristische dansgroepen en beoefenaars van oude ambachten. Het nationale museum voor de cultuur van ons dagelijks leven is het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem. Landelijke instellingen die actief zijn op het terrein van het immaterieel erfgoed zijn het Meertens Instituut (wetenschappelijk onderzoek) en het Nederlands Centrum voor Volkscultuur (NCV). Het NCV ondersteunt het veld en geeft, onder meer via een website met kennisdatabank (www.volkscultuur.nl) en tal van publicaties, voorlichting aan het grote publiek. Steeds meer belangstelling is er voor erfgoed van migranten in Nederland, dat (hier) grotendeels immaterieel van aard is. 7 UNESCO (2003) Conventie voor het behoud van immaterieel erfgoed
13
WAT IS
14
ERFGOEDEDUCATIE? Cultureel bewustzijn, historisch besef, overdracht van waarden en tradities en een krachtige leeromgeving. Over dit alles praten we als we het over erfgoededucatie hebben. In het onderwijs staat erfgoededucatie zowel voor cultuureducatie als voor goed inpasbaar omgevingsonderwijs. Maar ook daarbuiten heeft erfgoededucatie betekenis. Voor jongeren en voor een volwassen publiek, voor autochtonen en nieuwe inwoners, voor leken en kenners.
2.1
Begrip en beleving
Erfgoededucatie omvat een breed spectrum aan activiteiten voor allerlei publieksgroepen, die zowel ‘kennis en begrip’ als ‘beleving’ van erfgoed tot doel hebben. Erfgoed krijgt betekenis in de context waarin het wordt gepresenteerd. Een museumobject of een oude akte krijgt bijvoorbeeld meer zeggingskracht als je iets te weten komt over de achtergrond of uniciteit daarvan. Om erfgoed te kunnen beleven moeten de verhalen die het met zich meedraagt op een voor mensen aansprekende en herkenbare manier worden gepresenteerd. Dat kan op heel verschillende manieren, (thematisch, inzoomend) gebruikmakend van verschillende didactische vormen (doe-activiteit, lespakket, rondleiding) en media (brochure, 3D-presentatie, film). Erfgoededucatie maakt jong en oud attent op de aanwezigheid van het verleden in het heden. Als je op de uitkijktoren van een kasteel staat, besef je dat anderen hier honderden jaren vóór jou ook al naar beneden keken. En na een historische rondleiding in je eigen woonplaats fiets je toch met een andere blik langs vertrouwde gebouwen: op dit plein vond een oproer plaats, daar zijn middeleeuwse potscherven gevonden en bij dat huizenblok begon het akkerland al. Erfgoededucatie trekt een lijn van verleden naar heden en andersom en is daarmee een instrument voor het ontwikkelen van historisch besef. Gebeurtenissen van vandaag zijn op die manier in een breder perspectief te plaatsen. Erfgoed draagt als collectief bewaard verleden informatie aan voor antwoorden op de vraag naar identiteit: ‘wie ben ik’ en ‘wat vinden wij als samenleving belangrijk om te bewaren en door te geven’. Door informatie over en duiding van overblijfselen uit het verleden ontstaat ook (meer) begrip en respect voor dat wat we cultuur noemen. Mensen van nu worden zich zo bewust van de waarde van cultuurbehoud voor de toekomst. De kracht van erfgoededucatie is dat erfgoed ‘echt’ is en ‘dichtbij’ staat, omdat het deel uitmaakt van onze directe leefomgeving en daarin betekenis krijgt. Erfgoed haakt in op zowel cognitie als emotie en doet ook een sterk appèl op de zintuigen. Erfgoed kun je aanraken, zien en horen, ruiken en soms zelfs proeven. Ook mensen die meer moeite hebben met abstraheren kunnen er goed mee uit de voeten. Anderen zet de kennismaking met erfgoed aan om verder te lezen en te leren.
Erfgoededucatie verschaft context Vrijwel iedere gemeente heeft een collectie historisch glas. Herdenkingsroemers bijvoorbeeld en glaskunst, zoals gebrandschilderde ramen in kerken en openbare gebouwen. Het Nederlandse bezit aan middeleeuws gebrandschilderd glas is ten opzichte van andere Europese landen heel beperkt. In de loop van de zestiende eeuw werden namelijk veel kostbare kerkramen vernield tijdens oorlogen en godsdiensttwisten. De belangstelling voor de glasschilderkunst taande en aan het eind van de 18e eeuw waren er bijna geen glazeniers meer te vinden. Het toenemende gebruik van emailverf leidde tot kwaliteitsverlies. Hoewel het de glasschilder in staat stelde gedetailleerdere voorstellingen op het glas te schilderen, zonder daarbij gebruik te hoeven maken van loodstrips, gaf de emailverf veel minder intense kleureffecten en bladderde het snel af. Beschadigde kerkramen werden dichtgemaakt met gewoon vensterglas en bijgeschilderd met olieverf. In de negentiende eeuw ontstond er nieuwe belangstelling voor oude ambachten, waaronder het glasschilderen. Dit manifesteerde zich in stromingen als art nouveau en neogotiek, die gebrandschilderd glas gebruikten als decoratie van kerken en wereldlijke gebouwen.
15
2.2. Cultuureducatie en inpasbaar omgevingsonderwijs Erfgoededucatie is een onderdeel van cultuureducatie binnen het onderwijs, dat tot doel heeft leerlingen tijdens hun schoolcarrière in contact te brengen met kunst en cultuur. Op die manier leren ze het veelzijdige aanbod aan cultuur te ontdekken, begrijpen en waarderen. Het ontwikkelen van kennis en beoordelingsvermogen op dit vlak draagt bij aan persoonlijke ontplooiing en is in die zin ook belangrijk voor de samenleving als geheel. Bovendien legt cultuureducatie de basis voor actieve en receptieve cultuurparticipatie in het latere leven. Daarnaast is erfgoededucatie, dat een sterke informatiecomponent heeft, voor scholen goed in te passen in het reguliere lesprogramma, aansluitend op verplichte kerndoelen en gehanteerde methoden. Vooral onderwerpen in vakken als geschiedenis en aardrijkskunde, maatschappijleer en Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV) zijn voor leerlingen te verduidelijken door erfgoedopdrachten in de eigen omgeving. De praktijk wijst uit dat erfgoed door zijn veelzijdigheid als ‘betekenisrijke context’ ook een verhelderende bijdrage kan leveren aan op het eerste gezicht misschien minder voor de hand liggende vakken, zoals techniek, economie, algemene natuurwetenschappen of taal. Theorie die verklaard wordt aan de hand van de wereld om je heen is opeens een stuk leuker en begrijpelijker. Als natuurlijke vorm van omgevingsonderwijs past erfgoed in het streven binnen het onderwijs om voor kennisoverdracht en het ontwikkelen van vaardigheden aan te sluiten bij de leefwereld van de leerling. Uiteraard is niet alle omgevingsonderwijs – bijvoorbeeld het determineren van planten in de omgeving van de school – ook erfgoededucatie. Omgekeerd is erfgoededucatie niet per definitie aan de omgeving gebonden. Belangrijk nationaal en internationaal erfgoed bevindt zich vaker niet dan wel in de omgeving van een school. Zo is een excursie vanuit Leeuwarden naar de Deltawerken in Zeeland of het Openluchtmuseum in Arnhem geen omgevingsonderwijs, maar wèl erfgoededucatie. [Zie verder 5.]
2.3
Buitenschools en voor een breed publiek
De toevoeging ‘educatie’ doet misschien vermoeden dat erfgoed uitsluitend of vooral binnen het onderwijs een functie heeft. Erfgoededucatie kent echter ook allerlei buitenschoolse varianten en bestrijkt het hele spectrum van enthousiasmeren voor een eerste kennismaking met erfgoed tot verdieping en duiding daarvan, variërend van rondleiding tot website. Zo kan educatief aanbod van erfgoedinstellingen uit de eigen omgeving bijvoorbeeld een plaats krijgen binnen de Brede School of in de vrijetijdsbesteding van jongeren. Erfgoededucatie is bovendien niet alleen goed besteed aan kinderen en jongeren, maar ook bedoeld om volwassenen oog te laten krijgen voor erfgoed en (cultuur)historie, of hen in staat te stellen hun kennis daarvan te verdiepen. Als deel van het gemeenschappelijke verleden moet erfgoed voor alle inwoners van een gemeente letterlijk en figuurlijk toegankelijk zijn, ook voor diegenen die uit zichzelf niet zo snel een museum of andere erfgoedinstelling bezoeken. Erfgoededucatie kan illustreren dat geschiedenis niet één afgerond verhaal is en verschillende interpretaties kent. Erfgoededucatie kan verduidelijken dat we een gedeelde verantwoordelijkheid hebben voor onze leefomgeving en aanzetten tot nadenken over wat we willen behouden. Erfgoededucatie kan het hoe en waarom van overgeleverde tradities verklaren: de manier waarop we elkaar begroeten, een kopje koffie drinken of Sinterklaas vieren. Begrip van ‘onze manieren’ en aandacht voor het erfgoed dat zij op hun beurt meebrengen, kan ertoe bijdragen dat ook nieuwkomers zich in een gemeente thuis voelen. In die zin kan erfgoededucatie meehelpen om de band van inwoners met hun woonplaats en met elkaar te verstevigen, een bijdrage leveren aan de integratie van nieuwe Nederlanders en burgers aanzetten tot meedenken over ruimtelijke ontwikkeling. [Zie verder 6.]
2.4
Ontstaansgeschiedenis
Cultuureducatie is in de beleidstermen van het ministerie van OCW de verzamelnaam voor kunst-educatie, erfgoededucatie en media-educatie. Soms wordt literatuureducatie daarbij apart vermeld. Vergeleken met kunsteducatie is erfgoededucatie voor sommige overheden en organisaties vrijwel onbekend terrein. Dat is deels te verklaren uit de reflex bij cultuur eerder te denken aan podiumkunsten dan aan cultuurhistorie, maar ook toe te schrijven aan een andere ontstaansgeschiedenis. Daarom een korte terugblik. Toen het ministerie van OCW met de beleidsnotitie ‘Cultuur en School’ in 1996 cultuureducatie in
16
het onderwijs krachtig aanduwde, stond kunsteducatie al goeddeels op de kaart. Vanaf het eind van de jaren zeventig van de vorige eeuw waren er op grote schaal regionale en lokale centra voor kunstzinnige vorming opgericht, die het (primair) onderwijs als belangrijk werkgebied hadden. Deze sector professionaliseerde zich in de jaren daarna met onder meer gecertificeerde opleidingen en een landelijk ondersteuningsapparaat. Toen de introductie van cultuurvouchers en het nieuwe vak Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV) in het voortgezet onderwijs [5.] de behoefte aan bemiddeling en expertise van intermediaire organisaties voor buitenschools cultuuraanbod snel deed groeien, was van enige infrastructuur in erfgoededucatie echter nog nauwelijks sprake. Erfgoedinstellingen opereerden veelal solitair. De grotere musea hadden de draai naar het onderwijs als doelgroep voor een deel al gemaakt, maar archieven waren in de regel nog gericht op behoud en beheer en de archeologie was een wereld apart. Om een brug te slaan tussen onderwijs en erfgoedveld werd daarom in 1997 Erfgoed Actueel opgericht. Dit expertisecentrum opereerde aanvankelijk als een onderdeel van het ministerie van OCW en vervolgens als zelfstandige stichting. Het ministerie maakte destijds een belangrijke keuze. De gedachte was dat erfgoededucatie op eigen kracht, binnen een zelfstandige infrastructuur, meer kansen zou krijgen om zich volwaardig te ontwikkelen. Bovendien zijn er inhoudelijke en praktische verschillen tussen kunst – en erfgoededucatie.
2.5
Taakverdeling erfgoededucatie
In betrekkelijk korte tijd is voor erfgoededucatie een infrastructuur ontstaan die lijkt op die van de kunsteducatie.8 Vanuit deze infrastructuur worden projecten opgezet voor erfgoededucatie buiten schoolverband en voor een breed publiek. Landelijk Op landelijk niveau stimuleert de Stichting Erfgoed Nederland vanaf 2007 het gebruik van cultureel erfgoed in het onderwijs, onder meer door deskundigheidsbevordering en advisering van de erfgoedsector en het opzetten en onderhouden van netwerken. De stichting Erfgoed Actueel die genoemde taken voorheen verzorgde is in deze nieuwe stichting opgegaan. Publieksvoorlichting over immaterieel erfgoed berust bij het Nederlands Centrum voor Volkscultuur, dat hierin ook het veld ondersteunt. Digitaal Erfgoed Nederland (DEN) werkt aan het opzetten van een nationale digitale infrastructuur voor erfgoed en ondersteunt erfgoedinstellingen bij het digitaal toegankelijk maken van collecties. Provinciaal De meeste provincies voeren een actief erfgoedbeleid, bijvoorbeeld op het gebied van ruimtelijke planvorming (culturele planologie). Ook richten zij zich op ondersteuning van erfgoedbeheerders en –instellingen met advies-op-maat, deskundigheidsbevordering, informatie en voorlichting. Deze taken zijn veelal neergelegd bij provinciale erfgoedinstellingen. Soms zijn deze activiteiten door decentralisatie op provinciaal niveau terecht gekomen. Zo zijn er allerlei vormen ontstaan van provinciale consulentschappen, monumentenwachten, steunpunten monumentenzorg en archeologie, Regionaal Historische Centra enzovoort. De structuren verschillen per provincie, maar de laatste jaren is sprake van een toenemende clustering tot grotere samenwerkingsverbanden. In een aantal gevallen heten deze ‘Erfgoedhuis’. Soms is alle dienstverlening onder één dak gebracht, zoals in Zeeland en Zuid-Holland, soms vindt de ondersteuning vanuit meer instellingen plaats. Vrijwel alle erfgoeddisciplines worden zo op een of andere wijze bediend. Bijna alle provinciale erfgoedinstellingen zien erfgoededucatie als een speerpunt in hun activiteiten en spelen een toenemende rol in de ontwikkeling en verspreiding daarvan. Zij richten zich daarbij onder meer op bemiddeling, voorlichting, deskundigheidsbevordering, kwaliteitszorg en begeleiding ten behoeve van scholen en plaatselijke erfgoedinstellingen. Naast provinciale erfgoedinstellingen heeft ook een aantal provinciale steunfunctie-instellingen op het gebied van kunstzinnige vorming erfgoededucatie in het pakket. In 2005 is het Overleg Provinciale Erfgoedinstellingen Nederland (OPEN) opgericht. Deze vereniging heeft tot doel de ondersteuning van erfgoed in elke provincie te verstevigen en uit te breiden (zie kader pagina 18). Lokaal Op lokaal niveau is erfgoededucatie professioneel opgepakt door (grotere) musea, archiefdiensten, monumenten- en archeologische organisaties. Tussen deze instellingen ontstaan op lokaal en regionaal niveau steeds meer vormen van samenwerking, waarbij vaak ook bibliotheken en
17
8 Cultuurnetwerk Nederland (2005) Cultuur + Educatie 12. Erfgoedonderwijs in onderwijsleersituaties (p.36-38)
andersoortige culturele instellingen worden betrokken. Een aantal plaatselijk werkende centra voor de kunsten fungeert ook als intermediair tussen onderwijs en erfgoedinstellingen. In veel gemeenten zijn oudheidkundige of historische verenigingen en heemkundekringen actief. De hierbij aangesloten vrijwilligers zijn vaak bereid anderen te laten delen in hun kennis van en enthousiasme voor lokaal erfgoed en cultuurhistorie.
Overleg Provinciale Erfgoedinstellingen Nederland (OPEN) Erfgoedhuizen of vergelijkbare provinciale erfgoedinstellingen richten zich op de ondersteuning van beheerders en gebruikers van erfgoed. Zij bedienen grote en verschillende klantengroepen. Musea bijvoorbeeld kunnen rekenen op de steun van vakexperts (consulenten) op het gebied van registratie, documentatie, behoud, beheer en ontsluiting van collecties. Dat geldt ook voor de archieven en beoefenaars van de geschiedenis (historische verenigingen). Gemeenten worden ondersteund in de ontwikkeling en uitvoering van beleid op het gebied van monumentenzorg en archeologie door de Steunpunten Monumentenzorg en Archeologie. De Monumentenwacht voorziet monumentenbeheerders van onderhoudsadviezen. De meeste provinciale erfgoedinstellingen hebben een afdeling erfgoededucatie die scholen en erfgoedinstellingen met elkaar in contact brengt en begeleidt bij het verzorgen van erfgoededucatie. Provinciale erfgoedinstellingen verzorgen tal van publicaties, waaronder handleidingen voor professionals en vrijwilligers. Ook digitaal zijn provinciale erfgoedinstellingen actief: zij ontwikkelen en beheren provinciale websites en databanken, die zich richten op bredere ontsluiting van erfgoed. Hierin nemen afzonderlijke erfgoedbeheerders met hun objecten of collecties deel. Ten slotte zijn provinciale erfgoedinstellingen ook steeds vaker organisator. Bijvoorbeeld van provinciale evenementen binnen themajaren als ‘Het Jaar van het Kasteel’, of van cultuurtoeristische projecten. Provinciale erfgoedinstellingen die meer dan één erfgoeddiscipline ondersteunen hebben zich verenigd in ‘OPEN’, Overleg Provinciale Erfgoedinstellingen Nederland. Voor een overzicht van de hierbij aangesloten instellingen zie bijlage 2.
Erfgoededucatie is… een breed palet aan activiteiten gericht op kennis, begrip en beleving van erfgoed.
Erfgoededucatie heeft betekenis… • in het onderwijs: zowel cultuureducatie als omgevingsonderwijs. • buiten het klaslokaal, voor een breed publiek van alle leeftijden.
Erfgoededucatie … • draagt bij aan kennis en begrip van cultuur en daarmee aan cultureel bewustzijn. • voorziet overblijfselen uit het verleden van context en verklaring. • ontwikkelt historisch besef door een relatie te leggen tussen heden en verleden. • biedt een kader voor (collectieve) identiteit. • draagt bij aan aandacht en respect voor de eigen leefomgeving.
18
19
ERFGOEDEDUCATIE IN
20
GEMEENTELIJK BELEID Elke gemeente heeft erfgoed, dat zowel intrinsieke als instrumentele waarde heeft. Bestuurlijk is dit erfgoed zichtbaar in de wettelijke verantwoordelijkheid voor behoud en beheer en als factor in het autonome, gemeentelijke cultuurbeleid. Cultuureducatie en –participatie zijn hierin belangrijke aandachtspunten, die ook lokale erfgoedinstellingen raken. Erfgoed is verweven met lokale identiteit en geeft contour aan het culturele profiel van een plaats. Daarmee kan het ook een rol krijgen op het gebied van welzijn, toerisme en economie en ruimtelijke ontwikkeling. Om al deze belangen recht te doen is een samenhangend beleid voor erfgoededucatie onmisbaar.
3.1
Samenhang in verscheidenheid
De verantwoordelijkheden van gemeenten voor behoud en beheer van erfgoed zijn vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving. Daarnaast krijgt erfgoed aandacht binnen het autonome cultuurbeleid van de gemeente. Het cultuurbeleid geeft richting aan de aard en omvang van het cultuuraanbod, onder meer door het inzetten van subsidie-instrumenten. Tot cultuurbeleid hoort ook het bevorderen van de cultuurparticipatie van inwoners. Onder invloed van landelijke stimuleringsprogramma’s als Cultuur en School en het Actieplan Cultuurbereik ligt het accent daarbij sterk op cultuureducatie voor jongeren en is er meer aandacht gekomen voor cultuurdeelname van nieuwe publieksgroepen, waaronder allochtonen. Gemeenten hebben daarnaast bemoeienis met het erfgoedveld omdat zij subsidies verstrekken aan lokale erfgoedinstellingen en –organisaties. In deze sector staan kwesties als kwaliteitsverbetering en een meer publieksgericht aanbod hoog op de agenda. Kunst en erfgoed hebben binnen de samenleving op de eerste plaats een waarde op zich. Daarnaast groeit het inzicht dat kunst en cultuur, vanuit eigen kracht, ook een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan diverse andere gemeentelijke beleidsterreinen. Zowel waar het gaat om stedelijk belang (stedelijke economie, ruimtelijke ontwikkeling) als om maatschappelijk belang (sociale cohesie, jongerenbeleid, integratie). Een gemeente die het plaatselijke erfgoed hiervoor wil inzetten, krijgt zeker te maken met erfgoededucatie. In die zin zijn er voor de cultuurambtenaar raakvlakken met gemeentelijke afdelingen en diensten als onderwijs, welzijn, ruimtelijke ordening, stadsontwikkeling, monumentenzorg, economische zaken (toerisme) en gemeentevoorlichting.
3.2
Wet- en regelgeving
Op het terrein van erfgoed hebben gemeenten te maken met de volgende wet- en regelgeving: • Museumwet (1925), gericht op de opheffing of wijziging – in het algemeen belang – van bij erfstelling of legaat gestelde voorwaarden. • Wet tot behoud van cultuurbezit (1985), beschermt voorwerpen en verzamelingen die voor Nederland van groot (cultuurhistorisch of wetenschappelijk) belang zijn tegen uitvoer naar het buitenland. • Monumentenwet (1988), gericht op de bescherming van het onroerend Nederlands cultuurbezit. De Monumentenwet heeft betrekking op rijksmonumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten. Daarnaast kunnen ook provincie en gemeente monumenten aanwijzen. Provinciale en gemeentelijke monumenten zijn via de Woningwet ‘beschermd’, omdat voor alle ingrepen een bouwvergunning verplicht is. Sommige gemeenten wijzen bovendien nog karakteristieke panden (met bijzondere inwendige details) en beeldbepalende panden (van belang voor het stadsbeeld) aan. • Verdrag van Malta (1992), beschermt het archeologisch erfgoed in de bodem en de inbedding daarvan in de ruimtelijke ontwikkeling. De implementatie van dit Europese verdrag in Nederlandse wetgeving leidde tot een wijziging van de Monumentenwet 1988. Vooruitlopend daarop is er wel al regelgeving ´in de geest´ van Malta. Dit geldt bijvoorbeeld voor projecten waarbij een Milieu Effect Rapportage (MER), verplicht is, bij bestemmingsplanwijzigingen en bij ontgrondingen. Sommige gemeenten werken al volgens de Malta-norm, zoals bij de aanleg van Vinex-locaties [4.3]. • Algemene wet bestuursrecht (1992), is als wettelijk kader voor alle subsidieverstrekking het
21
belangrijkste beleidsinstrument op het gebied van cultuur. Gemeenten ondersteunen erfgoedinstellingen (vooral musea) op hun grondgebied vaak met structurele en/of incidentele subsidies. Musea kunnen bijvoorbeeld bestaan als gemeentelijke dienst of als zelfstandige, volledig door de gemeente gesubsidieerde stichting. Subsidies kunnen bestaan uit een jaarlijkse exploitatiebijdrage of uit de specifieke financiering van huisvesting of medewerkers. Incidentele subsidies worden bijvoorbeeld afgegeven voor speciale projecten of voor nieuwbouw of renovatie. • Wet op specifiek cultuurbeleid (1993), regelt onder meer het verstrekken van specifieke uitkeringen door het rijk ten behoeve van cultuuruitingen. Ook de landelijke Cultuurnotasystematiek is hierin verankerd. Erfgoededucatie is een van de aandachtspunten binnen een aantal van deze doeluitkeringen [3.4]. •A rchiefwet (1995), regelt verantwoordelijkheden van overheden voor hun archiefbescheiden.
3.3
Erfgoed in gemeentelijk cultuurbeleid
Om gemeenten houvast te bieden bij het vormgeven van hun cultuurbeleid is een model ontwikkeld dat culturele infrastructuur en het bijbehorende beleid opdeelt in drie ringen, die gerelateerd zijn aan het inwonersaantal.9 Aan het ringenmodel is af te lezen wat er verwacht zou mogen worden van een gemeente met minder dan 30.000 inwoners, tussen de 30.000 en 90.000 inwoners en gemeenten met meer dan 90.000 inwoners. Het bijbehorende cultuurbeleid is dan respectievelijk kernachtig, uitgebreid of alomvattend. Bij elke omvang zien we erfgoed als aandachtspunt van cultuurbeleid terug. Grote gemeenten met een alomvattend cultuuraanbod (de derde ring in het model) leggen hun erfgoedbeleid meestal vast in een cultuurnota. Soms is er een aparte erfgoedof museumnota. Kleine en middelgrote gemeenten verwoorden de zorg voor erfgoed in een algemene gemeentelijke nota. De culturele infrastructuur van gemeenten in ringen
9 Wijn. C (2003) Gemeentelijk cultuurbeleid - een handleiding
22
Erfgoed in de vorm van (en/of ) monumenten, oudheidkamers10, archieven en archeologie wordt al in de kleinste gemeenten aanwezig verondersteld. Voor gemeenten met meer dan 30.000 inwoners komt daar een natuur- of cultuurhistorisch museum bij, terwijl in de grootste gemeenten ook een kunstmuseum zou moeten staan. Uiteraard is het model slechts een handreiking. Er zijn kleine gemeenten die meer voorzieningen hebben dan het model veronderstelt en gemeenten die wat dit betreft minder goed bedeeld zijn. Sommige plaatsen beschikken nu eenmaal niet over noemenswaardige monumenten, veel kleinere gemeenten zijn aangewezen op een streekarchivaris, een oudheidkamer vind je niet overal en het bodemarchief is niet altijd zichtbaar te maken. In dat geval kunnen bijvoorbeeld gevelstenen of straatnamen iets over de geschiedenis van de plaats prijsgeven. Of anders het stratenpatroon, het aanwezige groen en het omringende landschap. Verder is er overal waar mensen samenleven, sprake van immaterieel erfgoed, zoals verhalen die van generatie op generatie overgaan, plaatselijke feesten, gebruiken en zegswijzen. Veel gemeenten kennen bovendien een actieve heemkundekring of historische vereniging waar veel informatie over lokale aardrijkskunde en de cultuurhistorie van de omgeving is verzameld.
Netto uitgaven van Rijk, provincies en gemeenten aan kunst en cultuur in 2004 In milj. €
BeroepsAmateur Accomodatie Scheppend uitvoerend
Gemeente
56
Provincie
10
Rijk
195
33 2
14
Muzische en cult. vorming
Overige
Totaal
261
28
206
110
694
5
9
10
37
73
0
67
33
33
342
Uitgaven cultuurbeheer en –verspreiding provincies en gemeenten in het jaar 2004 In milj. € Gemeente
Musea
Monumenten
167
89
Provincie
25
35
Rijk
164
109
Bibliotheken
Archieven
Totaal
383
52
691
41
1
102
69
5
347
* Cultuureducatie is niet duidelijk gerubriceerd in de overheidsuitgaven. Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek
3.4 Landelijk stimuleringsbeleid cultuureducatie en-participatie Op basis van algemene nota’s zoals de vierjaarlijkse Cultuurnota kan het Rijk besluiten bepaalde activiteiten te stimuleren. Dit gebeurt met name via de landelijke fondsen en door middel van cultuurprogramma’s met diverse partijen, zoals de medeoverheden. In deze paragraaf een aantal voor erfgoededucatie relevante voorbeelden: • Cultuur en School Erfgoededucatie is sinds 1996 als onderdeel van cultuureducatie verankerd in het project Cultuur en School, gericht op cultuureducatie voor het voortgezet onderwijs, waarin het rijk samenwerkt met provincies en gemeenten. [5.1] De decentrale middelen voor Cultuur en School die in het Actieplan 2001-2004 geoormerkt waren, vormen in de periode 2005-2008 een integraal onderdeel van het tweede Actieplan Cultuurbereik. Wel is deelnemende gemeenten en provincies expliciet aanbevolen hun activiteiten in het kader van Cultuur en School voort te zetten en uit te breiden. Cultuur en Schoolbeleid zal ook na 2008 worden voortgezet, maar mogelijk in een andere vorm.
23
10 Oudheidkamer: musea doorgaans grotendeels gedreven door vrijwilligers die zich bezighouden met oudheidkundige aspecten van stad of streek. Vaak is de oudheidkamer verbonden aan een historische vereniging of heemkundekring. In: Jansen, I. (2004) Handreiking museumbeleid voor gemeenten
• Regeling Versterking Cultuureducatie in het primair onderwijs 2004-2007 Omdat het nadrukkelijk de bedoeling is cultuureducatie te verankeren in het primair onderwijs hebben de Staatssecretaris van OCW, het IPO en de VNG over dit onderwerp een aanvullende bestuurlijke afspraak gemaakt voor de periode 2004-2007. Het gaat hierbij vooral om netwerkvorming en het verder ontwikkelen van een infrastructuur voor cultuureducatie, gericht op de vraag van de basisscholen. [5.1.1] • Actieplan Cultuurbereik 2005-2008 In het kader van het tweede Actieplan Cultuurbereik spannen het Rijk, provincies en de dertig grote gemeenten zich in om ‘(...) het cultureel bewustzijn van burgers te versterken door het vergroten van zowel het publieksbereik als de actieve participatie in kunst en cultuur’. Kleinere gemeenten kunnen via hun provincie aan het Actieplan deelnemen. In het beleidskader wordt over erfgoededucatie opgemerkt: ‘Gezien de relatieve achterstand op het gebied van erfgoededucatie wil het Actieplan bevorderen dat gemeenten en provincies zorgen voor een adequate infrastructuur voor erfgoededucatie, waar scholen en culturele instellingen van gebruik kunnen maken.’ 11 Gewezen wordt op de rol die de provinciale erfgoedhuizen hierbij kunnen spelen. Vrijwel alle Actieplan-deelnemers zetten opnieuw in op cultuureducatie; zeven Actieplan-gemeenten kozen voor een specifieke doelstelling op het gebied van erfgoededucatie en acht combineerden keuzes voor kunst- en erfgoededucatie. Doelstellingen voor erfgoededucatie worden binnen het Actieplan op verschillende manieren uitgewerkt. Gemeenten kiezen bijvoorbeeld voor het versterken van het aanbod van erfgoededucatieve programma’s, voor specifieke projecten als museum- of archeologieprojecten of voor een groter aantal deelnemende leerlingen.12 Het is niet bekend of er na 2008 een stimuleringsprogramma zoals het Actieplan komt. Programmatische samenwerking tussen verschillende overheden zal waarschijnlijk worden gecontinueerd.
3.5
Kwaliteitsslag erfgoedinstellingen
Zoals alle culturele instellingen hebben ook musea en andere erfgoedinstellingen te maken met een hoger verwachtingspatroon bij publiek, onderwijs, overheden en subsidiënten dan voorheen. Ze moeten in hun aanbod bijvoorbeeld aansluiten op de behoeften van scholen en door gerichte programmering en activiteiten ook nieuw en ander publiek zien te trekken. Daarbij zijn ze in concurrentie met een explosief gegroeid aanbod van andere vormen van vrijetijdsbesteding, variërend van funshoppen tot thuis een dvd bekijken. Eenmaal binnen, stelt de bezoeker van tegenwoordig ook hogere eisen aan informatie en presentatie dan voorheen. Dit alles vraagt een omslag naar een meer publieksgerichte werkwijze: meer oog voor (doelgroep) – marketing en publiciteit, adequate toepassing van nieuwe media, een vraaggericht educatieaanbod en aangepaste programmering. Erfgoedinstellingen werken al aan het verbeteren van kwaliteit en toegankelijkheid, onder meer via het museumregister en het archievenhandvest. Behalve erfgoedhuizen en andere ondersteunende instellingen kunnen ook gemeenten de plaatselijke erfgoedinstellingen met raad en daad bijstaan om een kwaliteitsslag te maken en publieksvriendelijker te werken. Bijvoorbeeld door het initiatief te nemen voor een netwerk waarin ervaringen en expertise worden gedeeld en goed geoutilleerde erfgoedinstellingen kleinere instellingen met veel vrijwilligers op de goede weg helpen.
3.6 Maatschappelijke functie: identiteit, binding en betrokkenheid
11 Ministerie van OCW (2005) Actieplan 2005-2008. Informatie voor gemeenten en provincies 12 Bureau Driessen, (2006) Actieplan II, Nulanalyse en nulmeting 13 Cachet, E.A. e.a. (2003) Culturele identiteit van Nederlandse Gemeenten
Erfgoed is verweven met de lokale identiteit van een dorp, stad of streek: een optelsom van (authentieke en bedachte) elementen die inwoners en buitenstaanders specifiek bij die plaats vinden horen. Onderzoek van de Erasmus Universiteit beschrijft ‘de persoonlijkheid van een gemeente’ als een optelsom van statische elementen (ligging en geschiedenis) en semi-statische elementen (omvang, uiterlijk en innerlijk). Inkleurende elementen waarin de identiteit van een plaats tot uitdrukking komt zijn symboliek, gedrag en communicatie.13 Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw is de belangstelling voor de identiteit van de lokale gemeenschap sterk toegenomen. Enerzijds vanuit het besef dat er veel verloren dreigt te gaan nu lokale en regionale culturen in steeds sneller tempo terrein verliezen aan (inter)nationale cultuur. Anderzijds omdat er vanuit de sector toerisme en recreatie grote belangstelling is voor allerlei aspecten van lokale cultuur (muziek, ambachten, monumenten). En ten slotte omdat denken in termen van ‘wij en ons’ binnen een gemeente een bindend element tussen inwoners kan zijn. Daarbij moeten we wel bedenken dat identiteit geen statisch gegeven is maar, net als het erfgoed dat daar uitdrukking aan geeft, verandert onder invloed van tijd, omstandigheden en de instroom
24
van mensen met een andere culturele bagage. Zo heeft het vooroorlogse Rotterdam weinig meer van doen met de multiculturele metropool van nu en wonen in traditionele plattelandsgemeenten steeds meer mensen ‘van buiten’. Cultuurbeleid is bij uitstek een middel waarmee de gemeente de eigen identiteit van de lokale gemeenschap tot uitdrukking kan laten komen.14 Dit met de kanttekening dat het benadrukken van lokale identiteit niet mag leiden tot een verkokering die het zicht op de buitenwereld beneemt en een wij/zij gevoel creëert dat impliciet en onbedoeld andere groepen uitsluit. Het gaat om het gebruiken van wat was, voor nu en de toekomst.15 Erfgoededucatie is in dat verband een goed instrument om eigenheid te verklaren en tegelijkertijd het gemeenschappelijke aan te tonen, ‘nieuw’ erfgoed van migranten aandacht te geven en (inter)nationale verbanden aan te brengen. Erfgoededucatie kan inwoners een reden geven om trots te zijn op de eigen omgeving en er zuinig(er) mee om te gaan. Het kan mensen van verschillende generaties en culturele afkomst laten ervaren wat hen bindt en wederzijds begrip bevorderen. Op deze manier kan erfgoededucatie, in samenhang met andere beleidsinstrumenten, binnen de gemeente een bijdrage leveren aan het bevorderen van de leefbaarheid en een goed sociaal klimaat [6.1-6.4].
3.7
Citymarketing en cultureel profiel
In steden en dorpen die steeds meer op elkaar gaan lijken, met dezelfde winkelcentra, bushokjes en bedrijventerreinen, kan erfgoed gemeenten een herkenbaar eigen gezicht bieden. Onderscheidend vermogen is belangrijk voor een stad of dorp: city- of placemarketing draait om het onderstrepen van specifieke plaatselijke kwaliteiten. Kunst en erfgoed wordt een belangrijke plaats toegekend in de aantrekkingskracht van een plaats voor potentiële inwoners, bezoekers en (in mindere mate) bedrijven en andere mogelijke werkgevers. Cultuur kan immers de kwaliteit van het leven in een gemeente - wonen, werken en recreëren - verbeteren en ertoe bijdragen dat mensen zich er thuis voelen. In die zin hebben culturele voorzieningen, waaronder musea, voor de grotere gemeenten een belangrijke economische betekenis.16 Om te voorkomen dat het gepromote imago niet overeenstemt met de manier waarop inwoners hun woonplaats beleven, is het van belang dat gemeenten zich rekenschap geven van hun culturele identiteit. Culturele identiteit wortelt in de lokale cultuurhistorie en bestaat uit elementen van de algemene identiteit die kunst en cultureel erfgoed omvatten. Een aanbeveling uit het eerder geciteerde onderzoek van de Erasmus Universiteit luidt dat gemeenten bij het bepalen van hun culturele identiteit allereerst moeten nagaan of de plaatselijke geschiedenis daarvoor bouwstenen aandraagt. Zoals belangwekkende historische gebeurtenissen, - gebouwen of - personen, een museaal topstuk, archeologische vondsten of ander erfgoed. Op dit fundament kan elke gemeente voortbouwen met andere elementen die de culturele identiteit versterken.17 Uiteindelijk maakt elke gemeente hierin een eigen keuze. Adviesbureau Berenschot dat in 2002 een onderzoek verrichtte naar de culturele profielen van zestien middelgrote gemeenten in Nederland meende dat de gemeente pas als zij de basis, de qualifiers, op orde heeft, kan onderzoeken op welke onderdelen een onderscheidend profiel mogelijk is, oftewel winners kan identificeren.18 Uit het onderzoek bleek dat gemeenten kansen laten liggen omdat zij eerder geneigd zijn zwakke punten te versterken dan voort te bouwen op sterke punten.
3.8
Cultuurtoerisme en stedelijke economie
Een goed aanbod aan culturele voorzieningen en activiteiten trekt dagjesmensen en toeristen aan. Erfgoed kan daarin een factor van belang zijn. Gemeenten met een historische binnenstad, bijzondere musea of monumenten, cultuurhistorische festivals of ander interessant erfgoed hebben wat dat betreft een streepje voor. Toeristen maken immers ook gebruik van de plaatselijke horeca, winkelen wat in de omgeving en blijven soms overnachten. De aanwezigheid van erfgoed(instellingen) heeft dan een positieve spin-off op het lokale bedrijfsleven en is daarmee een factor in de plaatselijke economie. In onderzoek naar de relatie tussen ruimtelijke ontwikkeling en toerisme en recreatie in kleine monumentale stadjes bleek dat erfgoed binnen deze gemeenten zowel direct wordt ingezet voor toerisme, als indirect wordt gebruikt als decor voor evenementen en attracties.19 Niet dat toerisme en erfgoed in alle gevallen harmonieus samengaan. Ontwikkelingswensen vanuit toerisme/recreatie – bijvoorbeeld openstelling van monumenten en recreatief gebruik van terreinen – staan soms haaks op de eisen voor behoud en beheer van erfgoedsites en kan de leefbaarheid in (binnen)stad of dorp onder druk zetten.
25
14 Wijn, C. (2003) Gemeentelijk cultuurbeleid – een handleiding ( p.54) 15 IPO (2005) Kiezen in cultuurbeleid (p. 10) 16 Hoefnagels, D. (2000) Bestuursrecht: de relatie tussen musea en de overheid. In: Jansen, I (2004) Handreiking museumbeleid voor gemeenten 17 Cachet, E.A. e.a. (2003) Culturele identiteit van Nederlandse gemeenten 18 Drenth, B. e.a. (2002) Cultuurprofielen
Voor Nederland als geheel is historisch erfgoed een belangrijk onderdeel van het nationale toeristische product, dat wordt geafficheerd om internationaal toerisme aan te trekken en de eigen inwoners te verlokken tot een (korte) vakantie in eigen land. Om bezoekers erfgoed daadwerkelijk te laten ’beleven’ is een creatieve en herkenbare (re)presentatie daarvan van belang.20 Erfgoedinstellingen leveren daarin niet alleen een inhoudelijke bijdrage, maar kunnen bijvoorbeeld de plaatselijke VVV ook voorzien van ideeën en informatie voor wandel– en fietsroutes en wervingsbrochures. Het verbinden van verschillende historische elementen in een gemeente tot een integraal, erfgoedbreed verhaal over de geschiedenis van de omgeving kan een uitstapje extra interessant maken en uitnodigen tot herhaalbezoek. [6.6]
3.9
Rol in ruimtelijke ontwikkeling
Erfgoed maakt deel uit van het directe leefmilieu in een buurt of (deel)gemeente. Beheerstaken op dit gebied worden door de bevolking nauwlettend gevolgd. Ingrepen in de bebouwde omgeving of omliggend groen roepen vaak sterke reacties op. Maar niet alles wat oud is kan en moet bewaard blijven. Zo hebben veel Nederlandse gemeenten wijken die aan renovatie of herbouw toe zijn, met name wederopbouwbuurten met een groot aanbod van goedkope huurwoningen. Wel wordt het erfgoed van een bepaalde plek steeds vaker meegenomen in plannen voor stadsuitbreiding, nieuwbouw of renovatie van een wijk of herinrichting van het landschap. De ontwikkeling om cultuurhistorie in te zetten voor ruimtelijke ontwikkeling is door de rijksoverheid gestimuleerd. Zo was ‘culturele planologie’ een specifieke doelstelling binnen het eerste Actieplan Cultuurbereik. Van groot belang was ook de beleidsnota Belvedere (1999), die erfgoed zowel een rol geeft bij het definiëren en bewaken van ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit, als bij de invulling van ontwikkelingsgerichte planologie. De bedoeling is dat lokale cultuurhistorie als inspiratiebron ruimtelijke veranderingsprocessen verrijkt. Daarbij ligt het accent sterker op ontwikkeling dan puur op behoud.21 We noemen hier ook het Actieprogramma Ruimte en Cultuur dat Belvederebeleid verbindt met architectuurbeleid en de Cultuurimpuls ISV(2) die daarvan onderdeel vormt [4.3]. Steeds vaker ook krijgen (industriële) monumenten binnen de gemeente een andere bestemming: als cultureel podium, kinderdagverblijf, atelier, verzamelgebouw voor creatieve industrie of horecagelegenheid. Via internet krijgen inwoners steeds meer mogelijkheden om besluitvormingsprocedures te volgen. Bij een aantal gemeente zijn kadastergegevens, (status van) bestemmingsplannen en trajectinformatie al met een muisklik onder handbereik. Om het verleden een plaats te geven in de toekomst is, naast samenwerking tussen verschillende vakdisciplines, ook actieve inbreng van inwoners van groot belang. Erfgoedorganisaties kunnen op dit vlak behulpzaam zijn, onder meer door het aandragen van methodieken, historische gegevens en beeldmateriaal. Uit oogpunt van cultuurbehoud is erfgoededucatie onmisbaar om achtergrond en context te geven aan ingrepen in de fysieke omgeving en hergebruik van historische gebouwen of (landschap)structuren. [6.6]
Argumenten voor een samenhangend erfgoededucatiebeleid: • Elke gemeente heeft erfgoed. • Erfgoed heeft intrinsieke en instrumentele waarde voor gemeentelijk beleid. • Verantwoordelijkheden voor behoud en beheer van erfgoed zijn bij wet vastgelegd. • Erfgoed is een factor in autonoom gemeentelijk cultuurbeleid. • Erfgoed speelt een rol in cultuureducatie en het stimuleren van cultuurparticipatie. • Erfgoed is verweven met lokale identiteit en het fundament voor een cultureel profiel. • Erfgoed is inzetbaar voor stedelijk belang (toerisme en economie, ruimtelijke ontwikkeling) en maatschappelijk belang (sociale cohesie, integratie).
19 DSP Groep (2004) Erfgoed en toerisme. Een spannend akkoord 20 Stelling erfgoedkoepels in: Erfgoed voor Toerisme (2003) 21 Ministerie van OCW (2003) brochure Culturele Planologie
26
27
TRENDS EN
28
ONTWIKKELINGEN 4.1
IN DE ERFGOEDSECTOR
Digitale ontsluiting van erfgoed De digitale ontsluiting van erfgoed, die mede dankzij overheidssteun de laatste jaren goed op gang komt, betekent dat erfgoed beter toegankelijk wordt voor een breed publiek. Als een eerste kennismaking of voor kennisverdieping. Musea, archieven, foto- en filminstituten, Regionaal Historische Centra en bibliotheken presenteren steeds vaker gedeelten van hun collecties via internet. Erfgoedobjecten zijn zo van historische context te voorzien of binnen bepaalde thema’s te plaatsen. De gebruiker kan bijvoorbeeld vanuit huis een online catalogus raadplegen en/of rechtstreeks toegang krijgen tot cultuurhistorische bronnen en objecten. Digitale kennismaking kan ertoe leiden dat mensen de stap maken naar de erfgoedinstelling zelf, bijvoorbeeld om daar die prachtige vaas of dat middeleeuwse handschrift met eigen ogen te bekijken. Overigens heeft niet elke erfgoedinstelling al een eigen website; vooral de kleinere ontbreekt het daartoe vaak aan expertise en financiën. Binnen de erfgoedinstelling zelf kunnen virtuele presentaties een bezoek vereenvoudigen of verrijken en bezoekers een blik bieden op niet geëxposeerd materiaal. Ook archeologische opgravingen zijn via een webcam voor een groot publiek open te stellen. Deels uit oogpunt van behoud, deels om kwetsbaar materiaal toch voor gebruik beschikbaar te maken, gaan veel instellingen er toe over delen van hun verzameling over te zetten op digitale bestanden. Samenwerking Regionaal Historische Centra Het beleid van de overheid is er sinds enkele jaren op gericht (collecties van) archieven voor een breder en groter publiek toegankelijk te maken. Het ministerie van OCW stimuleert daartoe bovengemeentelijke samenwerking tussen archieven onderling en met andere cultuurhistorische publieksinstellingen zoals bibliotheken. Deze nieuwe samenwerkingsverbanden worden ‘Regionaal Historische Centra’ (RHC’s) genoemd. Het ministerie streeft ernaar dat in ieder geval in elke provinciehoofdstad het daar aanwezige rijksarchief opgaat in of deelneemt aan een RHC. Een RHC verstrekt niet alleen informatie over de eigen collectie, maar ook over andere bronnen in de regio. Omdat een RHC een breder publiek wil bereiken, is er aandacht voor nieuwe doelgroepen, zoals het onderwijs. Een belangrijk aandachtspunt is ook het digitaal beschikbaar maken van bronnen. In Utrecht, Zuid-Holland, Zeeland, Overijssel, Gelderland, Friesland, Groningen en Flevoland zijn al RHC’s gerealiseerd. In de andere provincies lopen RHC-trajecten. (www.minocw.nl/rhc) Dagelijks leven en oral history Steeds meer mensen hebben belangstelling voor geschiedenis. Meer dan naar politieke ontwikkelingen en historische figuren gaat daarbij de interesse uit naar het dagelijks leven in vroeger eeuwen. Wonen, werken, kleding, voedsel, bouwen, feesten... hoe ging dat? Juist deze geschiedenis van gewone mensen en hun dagelijkse dingen is bij uitstek het terrein van de erfgoededucatie. Een tweede belangrijke ontwikkeling is de aandacht voor oral history: mondeling overgedragen verhalen en gebeurtenissen. Het gaat hierbij om persoonlijke ervaringen of herinneringen die de geschiedenisboeken meestal niet halen. Vaak is er een zeker gevoel van urgentie: om oral history voor latere generaties te kunnen bewaren moet deze worden opgetekend zolang er mensen zijn die over een bepaalde periode of gebeurtenis kunnen vertellen. Dit geldt bijvoorbeeld voor mensen die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt, maar evengoed voor de eerste generatie migranten. Living history In erfgoededucatie en cultuurtoerisme wordt volop geëxperimenteerd met vormen van levende geschiedenis. De hedendaagse (cultuur)consument verwacht namelijk naast informatie vooral ‘beleving’. Het naspelen (re-enactment) van historische gebeurtenissen is populair en zelfs een sterk groeiende vorm van vrijetijdsbesteding. Op een aantal plaatsen is living history een onderdeel van het totale programma, zoals op het VOC-schip de Batavia in Lelystad en in geschiedenispark Archeon in Alphen aan den Rijn. Utrecht had in 2005 de primeur van het eerste grote living history festival; 150 acteurs brachten als chirurgijns en kruidenvrouwtjes de stad terug naar de ‘medische prehistorie’. Het Landelijk Platform voor Levende Geschiedenis (www.lplg.nl) is een overkoepelend orgaan voor Nederlandse verenigingen die zich bezighouden met levende geschiedenis en het naspelen
29
van historische gebeurtenissen. Onderwerpen variëren van de Vikingen en de Romeinse tijd tot Napoleontische veldslagen en de Tweede Wereldoorlog. Bij veel verenigingen speelt het militaire aspect een hoofdrol, maar ook het dagelijks leven krijgt veel aandacht. De grootste clubs tellen ruim 100 leden, andere bestaan uit een handvol mensen. Alle verenigingen maken werk van presentaties voor het publiek, zoals educatieve voorstellingen op scholen en in musea, demonstraties van handwerk, muzikale uitvoeringen en het naspelen van veldslagen.
4.2
SOCIAAL-CULTURELE ONTWIKKELINGEN
Canon van Nederland In opdracht van de minister van OCW presenteerde een commissie onder leiding van prof. dr. Frits van Oostrom in oktober 2006 een Canon van Nederland. Dat gebeurde op advies van de Onderwijsraad die constateerde dat de (chronologische) historische kennis van Nederlanders te wensen overliet. Dit zou deels te wijten zijn aan het geringe aantal lesuren geschiedenis binnen het onderwijs, dat tegenwoordig bovendien meer gericht is op vaardigheden dan op parate kennis. Kortom, er zou behoefte zijn aan een compilatie van ‘die waardevolle onderdelen van onze cultuur en geschiedenis die we via het onderwijs aan nieuwe generaties willen doorgeven.’22 Of zoals de commissie-Van Oostrom het formuleerde: ‘Het geheel van belangrijke personen, teksten, kunstwerken, voorwerpen, verschijnselen en processen die samen laten zien hoe Nederland zich ontwikkeld heeft tot het land waarin we nu leven. Niet alleen de positieve verhalen, zoals die over de Gouden Eeuw, maar ook de zwarte bladzijden van het koloniale verleden (www.decanonvannederland.nl). Behalve in het onderwijs zou een canon een functie kunnen hebben als inspiratiebron voor (erfgoed)instellingen als musea en als hulpmiddel bij inburgering van nieuwe Nederlanders. De canoncommissie heeft het verhaal van Nederland in vijftig ‘vensters’ ingedeeld: hoofdpersonen, gebeurtenissen of thema’s aan de hand waarvan een breder verschijnsel wordt behandeld. Vanuit daaruit wordt vertakt en doorverwezen. De canon, die begint met de Hunebedden en besluit met de euro, is een vertrekpunt: op een speciale website kan iedereen zijn bijdrage toevoegen. Twee aanbevelingen uit het rapport dat de feitelijke canon vergezelde, richten zich direct op provincies en gemeenten. Met nadruk adviseert de commissie initiatieven te ondernemen gericht op de ontwikkeling van een lokale canon en ziet daar een rol voor de Stichting Erfgoed Nederland en de VNG. Daarnaast beveelt de commissie de samenwerking tussen scholen en instellingen op lokaal niveau te bevorderen. (www.decanonvannederland.nl en www.entoen.nu ) Aandacht voor culturele diversiteit Het Actieplan Cultuurbereik 2001-2004 zette culturele diversiteit op de agenda van overheden en culturele instellingen. Het feit dat Nederland zich heeft ontwikkeld tot een multiculturele samenleving zou ook tot uiting moeten komen in een hogere cultuurparticipatie van allochtone inwoners en ‘kleuring’ van het personeelsbestand van culturele instellingen. Als mogelijkheden om nieuwe publieksgroepen over de drempel te trekken, werden onder meer genoemd: in programmering meer aansluiten op behoeften van inwoners met een andere culturele bagage, confrontatie met cultuur buiten de muren van de gevestigde instellingen en een doelgroepgerichte benadering in marketing en publiciteit. Cultuureducatie in het onderwijs en daarbuiten zou een eerste stap zijn om allochtone jongeren voor cultuur te interesseren. Op het gebied van erfgoed vertaalt culturele diversiteit zich onder meer in aandacht voor het erfgoed van allochtone bevolkingsgroepen en voor hun bijdrage aan de Nederlandse cultuur. [6.4]
22 Onderwijsraad (2005) De stand van educatief Nederland
Huis voor de Culturele Dialoog Het kabinet Balkenende heeft in juni 2006 op voorstel van de staatssecretarissen van BuZa en OCW ingestemd met het driejarige pilot-programma ‘Huis voor de Culturele Dialoog’. Doel van het Huis is de dialoog tussen groepen oude en nieuwe Nederlanders te intensiveren, waarbij kunst en cultuur een zeer belangrijke rol spelen. Ook de VNG vindt dit een belangrijk item. Het Huis zal zich profileren via optimaal gebruik van nieuwe media en kwalitatief hoogstaande artistieke presentaties. Hiertoe zal het Huis onder meer verbindingen leggen met herkomstlanden van migranten en contacten onderhouden met vergelijkbare initiatieven in Europa. In de pilot-fase ligt het zwaartepunt bij programmering op bestaande locaties, waarbij het Huis voornamelijk als platform en netwerk fungeert. Een landelijke regiekamer van het Huis, vooralsnog in Rotterdam, accentueert dat het om een nationaal initiatief gaat en biedt landelijke coördinatie. In het najaar van 2006 wordt het Huis officieel gelanceerd via een nationaal programma dat in eerste instantie ruimte biedt aan de initiatieven van de vier grote steden (G4), maar zich in een
30
volgend stadium ook op andere gemeenten zal richten. Voor de pilot ‘Huis voor de Culturele Dialoog’ is voorzien in een subsidiebedrag van € 5 miljoen voor de periode 2006-2008. Cultuureducatie en sociale cohesie Maatschappelijke ontwikkelingen als individualisering, globalisering en toenemende culturele diversiteit in bevolkingssamenstelling leiden tot zorgen over het gebrek aan maatschappelijke binding. Sociale cohesie is dan ook steeds vaker een expliciete doelstelling van overheidsbeleid, zowel landelijk als lokaal. De definitie die het best aansluit bij actuele beleidsbedoelingen luidt: ‘De mate waarin mensen in gedrag en beleving uitdrukking geven aan hun betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden in hun persoonlijke leven, als burger in de maatschappij en als lid van de samenleving.23 ’ In veel publicaties wordt ‘sociale cohesie’ verbonden met het begrip goed ‘burgerschap’ (citizenship), als een set individuele competenties die noodzakelijk zijn voor het realiseren van sociale samenhang. Naast onderwijs kunnen ook kunst- en erfgoededucatie volgens beleidsmakers een bijdrage leveren aan sociale cohesie, vooral door sociale uitsluiting van specifieke groepen te voorkomen. Harde gegevens over de effecten van cultuureducatie op sociale cohesie ontbreken echter nog. Wel concludeerden museumdirecteuren, programmamakers en deelnemers in een verkennende publicatie dat via cultuureducatie nieuwe doelgroepen worden bereikt en dat de resultaten – hoewel bescheiden – positief zijn. ‘Deelnemers beleven meer plezier aan kunst en cultuur, ontdekken een zinvolle vrijetijdsbesteding, ontwikkelen meer zelfvertrouwen en verwerven grotere sociale vaardigheden. De ontmoeting van groepen met een andere culturele achtergrond of uit een andere leeftijdsgroep levert nieuwe inzichten en contacten op (...).24 Invulling voor civil society Civil society is een steeds vaker terugkerend begrip in nationaal en lokaal overheidsbeleid. Het betekent letterlijk vertaald: de beschaafde samenleving. De ‘civil society’ is in veel definities ook dat deel van de samenleving dat niet wordt beheerst door de markt of de overheid. In Nederland staat de term vaak voor allerhande initiatieven en activiteiten die vanuit de samenleving zelf worden opgezet. Verschillende wetenschappers benadrukken het belang van de civil society voor sociale cohesie. Binnen de civil society zouden mensen zich (opnieuw) inzetten voor gemeenschappelijke waarden en normen. Gemeenten in Nederland bezinnen zich op dit moment hoe ze een goede invulling kunnen geven aan het begrip civil society. Voorbeelden daarvan zijn: werken aan leefbaarheid en sociale samenhang in buurt en wijk, bevorderen van sociale participatie en vrijwilligerswerk door mensen met een uitkering. In dergelijke projecten kan ook erfgoededucatie een rol spelen. (www.vngnetwerken.nl)
4.3
FYSIEKE OMGEVING
Verdrag van Malta beschermt bodemarchief Hoewel bij opgravingen soms bijzondere voorwerpen gevonden worden, betekent dit ook de vernietiging van ‘bodemarchief’. Beter is het om dit erfgoed te behouden en het ‘mee te nemen’ in ruimtelijke ontwikkelingsprocessen. Dit is een belangrijk uitgangspunt van het Europese Verdrag van Valetta uit 1992 (Malta), dat Nederland heeft ondertekend. Praktische uitwerking van Malta is dat (verwachte) archeologische waarden voor een bepaald gebied in kaart moeten worden gebracht bij ruimtelijke plannen als bestemmingsplannen en ontgrondingen. Het Verdrag van Malta introduceert ook, analoog aan de milieuwetgeving, het zogeheten veroorzakerprincipe: de ‘bodemverstoorder’ betaalt. Wie de bodem in wil op een plek waar archeologische waarden worden vermoed, moet in ieder geval het archeologisch vooronderzoek betalen. De uitkomsten van dat onderzoek zijn bepalend voor de verdere gang van zaken. Dat kan inhouden dat de geplande werkzaamheden gewoon kunnen plaatsvinden, of dat de bodemverstoorder een opgraving moet financieren. Terreinbeheerders, bouwers en andere (grond)ontwikkelaars zijn zich door Malta meer bewust van de mogelijke waarde van archeologische resten in de bodem. Toegankelijke publieksinformatie vergroot daarbij het draagvlak voor archeologie als onderdeel van onze cultuurhistorie. Belvedere: behoud door ontwikkeling Cultuurhistorische kwaliteiten kunnen fungeren als een inspiratiebron en kwaliteitsimpuls voor
31
23 Schnabel. P. (2000) in : Kamp van der, M. & Ottevanger, D. (2003) Cultuureducatie en sociale cohesie. Een verkennend onderzoek (p.16) 24 Cultuurnetwerk Nederland/Museumvereniging: Blauwdruk- Vier musea en social inclusion (p.32 )
ruimtelijke opgaven. Denk bijvoorbeeld aan waterbeheer, stadsvernieuwing en reconstructie van het landelijk gebied. Erfgoed kan op haar beurt gebaat zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen. Deze kunnen erfgoed in een nieuwe context plaatsen, een nieuwe (woon/werk) functie bieden of een economische impuls geven voor behoud en beheer. De denk- en werkwijze ‘behoud door ontwikkeling’ kreeg in 1999 zijn beslag in de beleidsnota Belvedere, een initiatief van vier ministeries (VROM, OCW, LNV en V&W). De nota was bedoeld om beleidsmakers, marktpartijen en cultuurhistorische- en ruimtelijke beroepsgroepen te inspireren in provinciaal en lokaal beleid, bij concrete ontwerpopgaven en ruimtelijke plannen. Ondersteuning kwam er ook, in de vorm van een projectbureau en een subsidieregeling (www.belvedere.nl). Als voorbeeld van toepassing van het Belvedèrebeleid lanceerde het rijk de Nieuwe Hollandse Waterlinie als nationaal project. Actieprogramma Ruimte en Cultuur In het Actieprogramma Ruimte en Cultuur (ARC) worden het architectuurbeleid en het Belvederebeleid voor de periode 2005-2008 gebundeld. Zeven departementen (OCW, VROM, LNV, V&W, BuZa, EZ en Defensie) werken daarbij samen. Het is de bedoeling dat het Actieprogramma opdrachtgevers, zoals decentrale overheden en marktpartijen, stimuleert tot kwalitatief hoogwaardige ruimtelijke ontwikkelingen. Vroegtijdig inschakelen van ontwerpers en speciale aandacht voor cultuurhistorische kwaliteit vormen de basis. Het Actieprogramma voorziet in stimuleringsmaatregelen, kennisontwikkeling, investeringsbudgetten en een betere toepassing van wettelijke instrumenten, zoals Welstand en de Wet op de architectentitel. Daarnaast zijn dertien uitvoeringsprojecten benoemd, variërend van het gebruik van bedrijventerreinen tot de problematiek van waterberging. Een belangrijke rol is weggelegd voor rijksgesubsidieerde architectuur- en erfgoedinstellingen. Cultuurimpuls ISV: de krachtige stad Een van de maatregelen die plaatsvinden in het kader van het Actieprogramma Ruimte en Cultuur is de Cultuurimpuls in het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing 2005-2009. De Cultuurimpuls ISV(2) houdt in dat cultuur en cultuurhistorie worden ingezet bij stedelijke vernieuwingsprocessen. Aan de hand van een meerjaren ontwikkelingsplan zijn met de dertig grote gemeenten afspraken gemaakt over de inbreng van cultuur en cultuurhistorie in de herstructurering van de (naoorlogse) wijken. Prestatieafspraken met de betrokken gemeenten zijn vastgelegd in convenanten met het Rijk.
4.4
Ontwikkelingen in het onderwijs
Een aantal actuele ontwikkelingen in het onderwijs wordt beschreven in hoofdstuk 5. Het gaat om de impuls vanuit het ministerie van OCW om cultuureducatie te verankeren in het primair onderwijs, de implicaties van de nieuwe kerndoelen in het primair onderwijs, de invoering van de tien tijdvakken van De Rooij in het geschiedenisonderwijs, nieuwe kerndoelen en de introductie van leergebieden in de onderbouw van het voortgezet onderwijs en de ontwikkeling van cultuurprofielscholen.
32
33
ERFGOEDEDUCATIE
34
IN HET ONDERWIJS Erfgoededucatie is een onlosmakelijk deel van cultuureducatie dat voor scholen hoog op de agenda staat. Daarnaast is erfgoed een goed instrument om ‘gewone lesstof’ te verduidelijken, omdat het een herkenbare relatie legt met de leefomgeving van leerlingen. Voor elke vorm van erfgoededucatie in het onderwijs is samenwerking en afstemming tussen scholen en erfgoedinstellingen van cruciaal belang. Gemeenten kunnen daarbij een rol van betekenis spelen.
5.1
Rijk stimuleert doorlopende leerlijn cultuureducatie
In 1996 initieerde het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) het project Cultuur en School. Dit heeft tot doel leerlingen van elke leeftijd en elk schoolniveau in aanraking te brengen met kunst en cultuur. Van jongs af aan, in een (te ontwikkelen) doorlopende leerlijn van basisschool tot eindexamen voortgezet onderwijs. In dit stimuleringsbeleid zijn gemeenten en provincies belangrijke partners. Zij stellen zich onder meer tot taak structurele samenwerkingsrelaties tussen culturele (erfgoed-)instellingen en scholen tot stand te brengen, informatie goed toegankelijk te maken en de ontwikkeling van ‘vraaggestuurd’ aanbod te stimuleren. Het belang van cultuureducatie werd in 2006 opnieuw onderstreept door het gezamenlijke advies ‘Onderwijs in cultuur’ van de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur. Dit bevat aanbevelingen om de positie van cultuureducatie in het primair en voortgezet onderwijs verder te verstevigen. De raden meldden de minister en staatssecretaris van OCW daarin onder meer dat zij educatie als een van de kerntaken van culturele instellingen beschouwen. Uit het advies: ‘ Gezien het belang van cultuur voor de samenleving is het belangrijk dat ieder individu onbelemmerd toegang heeft tot het culturele aanbod. Cultuureducatie kan burgers toerusten met de benodigde culturele competenties, zodat zij naar eigen keuze kunnen participeren in het culturele leven.25 Omdat structurele aandacht voor cultuureducatie in het onderwijs in feite begint bij kennis en enthousiasme van leerkrachten, wordt er al vanaf 2001 aan gewerkt om kunst- en erfgoededucatie in het curriculum van de pabo’s te verankeren. Daarnaast is een leergang ‘cultuurcoördinator in het primair onderwijs’ in ontwikkeling. Een cursus ‘intern cultuurcoördinator’ is nu al beschikbaar voor leerkrachten in het primair onderwijs en educatief medewerkers van culturele instellingen. Aangespoord door het succes van het project Cultuur en School–Pabo, startte in schooljaar 2004-2005 een pilot om ook bij lerarenopleidingen in het hoger en universitair onderwijs structurele aandacht voor cultuureducatie te bewerkstelligen. In dit kader ontwikkelen een aantal lerarenopleidingen plannen om studenten te leren duurzame relaties te creëren tussen scholen en culturele instellingen. Voor de verbreding van dit project Cultuur en School-Lerarenopleidingen VO heeft het ministerie van OCW extra middelen beschikbaar gesteld voor de periode 2005-2008. Beide projecten worden begeleid door Cultuurnetwerk Nederland en Erfgoed Actueel.
5.1.1
Cultuureducatie in het basisonderwijs
Vanaf het schooljaar 2004-2005 ontvangt een toenemend aantal basisscholen van het ministerie van OCW een schoolgebonden budget voor cultuureducatie van € 10,90 per leerling. Doel van deze regeling is dat cultuureducatie een vaste plaats krijgt in het lesprogramma van de basisscholen. De extra financiële steun moet basisscholen in staat stellen een eigen visie op cultuureducatie te ontwikkelen en deze, in samenwerking met hun culturele omgeving, te vertalen in een concrete vraag naar activiteiten. Om scholen die pas sinds kort meedoen hiervoor meer tijd te gunnen, besloot de minister van OCW de Regeling Versterking Cultuureducatie in het primair onderwijs 2004-2007 met een jaar te verlengen. Het geoormerkte budget voor cultuureducatie blijft nu van kracht tot het schooljaar 2008-2009.26 Na die datum zal bedoelde bijdrage deel uitmaken van de overeengekomen lumpsum financiering, die scholen de vrije keus laat in de besteding van hun financiële middelen. Om de doelstelling van de Regeling te realiseren maakten het ministerie van OCW, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) een aanvullende bestuurlijke afspraak. Ook dit flankerende beleid is met een jaar verlengd. Dat houdt in dat de dertig grote gemeenten en alle provincies nog tot 2008 jaarlijks een geoormerkte bijdrage ontvangen voor het stimuleren van netwerkvorming en het ondersteunen van scholen en culturele (erfgoed)instellingen bij het ontwikkelen van visie en vraaggestuurd aanbod.
35
25 Onderwijsraad, Raad voor Cultuur (2006) Onderwijs in Cultuur 25 Ministerie van OCW (2006) Voortgangsrapportage Cultuur en School
In regio’s met relatief weinig culturele instellingen zijn de provincies verantwoordelijk voor de gewenste afstemming tussen vraag en aanbod. Een (tijdelijk) projectbureau van het ministerie coördineert de landelijke activiteiten in het kader van de Regeling, zoals deskundigheidsbevordering en kennisoverdracht. In het Innovatieplatform Primair Onderwijs, opgericht in 2006, zijn alle relevante projecten op het gebied van innovatie in het primair onderwijs samengebracht. Hieronder VTB (Verbreding Techniek Basisonderwijs), Teamonderwijs op maat en Kennisnet. Ook cultuureducatie is hier als project vertegenwoordigd.
5.1.2 Voortgezet onderwijs: cultuurvouchers en CKV Het ministerie van OCW stimuleert cultuureducatie in het voorgezet onderwijs met de uitgifte van CKV-vouchers. In de onderbouw van het voorgezet onderwijs worden deze cultuurvouchers, ter waarde van € 5,75 per leerling per jaar, klassikaal gebruikt. De vouchers zijn breed inzetbaar: voor reguliere kunstvakken, maar ook voor culturele activiteiten gekoppeld aan vakken als geschiedenis, biologie of aardrijkskunde en voor vakoverstijgende projecten. Ook zijn de vouchers te gebruiken voor de ontwikkeling van projecten in samenwerking met een erfgoed- of andere culturele instelling. Voor leerlingen in de tweede fase vmbo, havo en vwo zijn CKV-vouchers a € 22,50 beschikbaar, individueel te besteden voor het bezoeken van culturele instellingen en deelnemen aan culturele activiteiten in het kader van het vak CKV. Het systeem van cultuurvouchers zal in schooljaar 2008-2009 worden vervangen door een bredere cultuurkaart voor jongeren. Het is de bedoeling dat deze ‘cultuurchipknip voor jongeren’ een open systeem wordt, zodat ook andere partijen zoals gemeenten, private sponsors of ouders het tegoed kunnen opwaarderen. Het vak Culturele en Kunstzinnige Vorming werd in het schooljaar 1999-2000 ingevoerd in de tweede fase van het voortgezet onderwijs. CKV is verplicht voor alle leerlingen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Vwo-leerlingen met een klassieke taal in hun pakket volgen het vak Klassieke Culturele Vorming (KCV). Vanaf 2007 kunnen ook andere leerlingen hiervoor kiezen. De invulling van CKV/KCV verschilt van school tot school, maar ‘cultuurdeelname’ is altijd een expliciet doel. Een aantal erfgoedinstellingen heeft, naast het gewone educatieve aanbod, een speciaal aanbod voor CKV ontwikkeld.27
Hoe past erfgoed binnen cultuureducatie? Erfgoed biedt leerlingen op de eerste plaats zicht op elementen die wij samen ‘cultuur’ noemen, variërend van kunstuitingen en architectuur tot dagelijkse voorwerpen, sociale gebruiken, verhalen en tradities. Meer specifiek kan het een kapstok zijn voor lessen over kunstgeschiedenis, waarbij leerlingen in hun eigen omgeving bepaalde (bouw)stijlkenmerken leren herkennen of aan de hand van museumobjecten begrippen uit de beeldende kunst leren hanteren. Het gaat bij erfgoededucatie ook om het ontwikkelen van cultureel bewustzijn. Contact met erfgoed leidt veelal tot meer waardering voor de eigen omgeving en creëert draagvlak voor cultuurbehoud. Cultuureducatie is niet alleen onderwijs over, maar ook door en met cultuur. In dat laatste geval is erfgoed het instrument om bepaalde kennis of competenties te verwerven. Een monument bijvoorbeeld biedt leerlingen méér dan een blik op de architectuurgeschiedenis; het vertelt ook iets over de maatschappij waarin het een plaats kreeg en kan een kapstok zijn voor wiskunde (verhoudingen) en geografie (streekgebonden materiaal).
5.1.3 Cultuurprofielscholen
27Ministerie van OCW (2006) Voortgangsrapportage Cultuur en School
In het kader van Cultuur en School heeft het ministerie van OCW sinds 2004 een twintigtal scholen voor voortgezet onderwijs de mogelijkheid geboden zich te ontwikkelen tot ‘cultuurprofielschool’. Een school kan zich op cultuurgebied profileren door kunst en erfgoed inhoudelijk te integreren in het curriculum en/of actief te werken aan talentontwikkeling. Ook het bevorderen van de samenwerking tussen het vmbo en het mbo-kunstvakonderwijs en samenwerking met het hbo-kunstvakonderwijs valt onder deze noemer. Nog eens twintig ‘voorhoedescholen’ op het gebied van cultuureducatie hebben gefungeerd als referentieschool voor de cultuurprofielscho-
36
len. Na 2005 zal het Rijk de ontwikkeling van cultuurprofielscholen blijven stimuleren, ditmaal via gerichte ondersteuning van initiatief vanuit het veld (helpdesk, keurmerk e.d.)28 (www.kpcgroep. nl/cultuurprofielscholen).
5.1.4 Nieuwe middelen voor cultuureducatie Vanaf augustus 2006 kunnen zowel culturele instellingen als scholen fondsgelden aanvragen in het kader van een speciale regeling voor cultuureducatie in het primair en voortgezet onderwijs. Dit extra geld is ondergebracht bij de Mondriaan Stichting en het Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten. Gezamenlijk steunen deze fondsen voorbeeldstellende educatieve projecten op het gebied van alle kunstdisciplines en erfgoed. Subsidievoorwaarden zijn: samenwerking tussen culturele instellingen en scholen voor primair of voortgezet onderwijs en een project van landelijk belang.
Erfgoededucatie: product van lokale samenwerking Om basisscholen en erfgoedaanbieders binnen een gemeente om de tafel te krijgen ging in 2004 ‘ Erfgoed à la Carte’ van start, een landelijk stimuleringsproject van Erfgoed Actueel, opgezet in samenwerking met SLO. Kern van het concept is het creëren of verstevigen van samenwerkingsverbanden tussen basisscholen en erfgoedinstellingen. Dit als solide basis voor het lokaal ontwikkelen en verankeren van een doorgaande leerlijn erfgoededucatie in het primair onderwijs. Trekkers en penvoerders van de plaatsgebonden projecten zijn onderwijsbegeleidingsdiensten, erfgoedhuizen, maar ook gemeenten. In 2005 gingen verspreid over het land 15 samenwerkingsverbanden van start. De verwachting is dat deze zo nuttig blijken dat ze ook als de stimuleringssubsidie van Erfgoed à la Carte na 2007 eindigt overeind zullen blijven. ∆ Zie ‘Reizen in de Tijd Een project met een vergelijkbare doelstelling wordt onder de naam Erfgoedspoor verzorgd door het Erfgoedhuis Zuid-Holland. Het Erfgoedhuis legt contact met basisscholen en erfgoedinstellingen binnen een gemeente om uiteindelijk te komen tot meerjarenafspraken over een aanbod waarin alle partijen zich kunnen vinden. Eindresultaat is een programma waarbij elke leeftijdsgroep van de basisschool een ander erfgoedproject in de eigen omgeving doet. Dat samenwerking binnen een gemeente ‘werkt’, blijkt ook uit het succes van het al langer lopende project Museum & School voor basisscholen in de regio Leiden. Gekoppeld aan een voorbereidende en afsluitende les op school bezoeken leerlingen elk schooljaar een andere instelling, waardoor ze bij het verlaten van de basisschool kennis hebben gemaakt met een breed aanbod aan erfgoed. Museum & School Leiden is, in een andere vorm, ook beschikbaar voor het voortgezet onderwijs. (www.museumgroep.nl) Op basis van het Leidse model zijn op verschillende plaatsen in Nederland soortgelijke programma’s ontwikkeld, waaraan naast musea ook andere erfgoedinstellingen deelnemen.
5.2
Erfgoed inpasbaar in het reguliere onderwijsprogramma
Erfgoededucatie is in feite altijd ‘cultuureducatie’, maar heeft daarnaast ook een functie in het onderwijs als het ontwikkelen van cultureel bewustzijn en cultuurparticipatie niet het hoofddoel zijn. Werken met erfgoed kan lesstof verdiepen en verduidelijken door een relatie te leggen met tastbare objecten, patronen en verhalen uit het verleden in de directe omgeving van de leerling (omgevingsonderwijs). Zo is het mogelijk aan de hand van lokaal erfgoed – historische foto’s van het centrum, oude gebruikvoorwerpen, een op het oog nietszeggend heuveltje – een link te leggen met leerstof in het boek. Dat geldt bijvoorbeeld voor geschiedenis waar erfgoed een goede kapstok is voor onderwijs volgens de tien tijdvakken van De Rooij (zie kader), voor aardrijkskunde, maatschappijleer en beeldende vorming. Maar ook in vakken als taal, natuur en milieu, economie, techniek en verzorging kan erfgoed een opstapje zijn naar nieuwe kennis en het oefenen van vaardigheden. Daarnaast biedt erfgoededucatie veel mogelijkheden voor projecten en vakoverstijgend onderwijs. Erfgoededucatie komt niet bovenop het al volle lesprogramma, maar is vaak lesstofvervangend
37
inpasbaar en sluit aan bij (nieuwe) kerndoelen en methoden in het basis- en voortgezet onderwijs. In lijn met actuele onderwijsvernieuwingen nodigt erfgoededucatie uit tot onderzoekend en ervaringsgericht leren, tot samenwerken in groepjes en het ontwikkelen van vaardigheden, bijvoorbeeld in presentatie en ICT-gebruik. Centraal staat de aansluiting op de leefwereld van de leerling. Dat geldt zowel voor het primair als voor het voortgezet onderwijs, zowel voor de onderbouw als voor de tweede fase vmbo en havo/vwo. Gemeenten hebben uiteraard geen bemoeienis met inhoud of didactiek van lesprogramma’s. Wel kan de (cultuur)ambtenaar erfgoedinstellingen stimuleren om, in overleg met scholen in de omgeving, erfgoedaanbod voor het onderwijs te ontwikkelen. De gemeente kan het ontstaan van netwerken stimuleren of binnen bestaande netwerken voor cultuureducatie de aandacht van scholen vestigen op de bruikbare inbreng van erfgoed in het ‘gewone’ onderwijsprogramma.
De geschiedenis in tien tijdvakken Het geschiedenisonderwijs verandert. Om kennis en begrip van het verleden te bevorderen worden voortaan in alle onderwijstypen tien vast omschreven perioden als kapstok gebruikt. De Oudheid heet voortaan ‘de tijd van Grieken en Romeinen’, de Middeleeuwen gaan verder als ‘de tijd van monniken en ridders (500-1000) en de ‘tijd van staten en steden’ (1000 -1500). De tien tijdvakken worden vaak in een adem genoemd met de commissie De Rooij, die het voorstel in 2001 lanceerde. Achterliggend doel was ‘meer begrijpen zonder jaartallen te stampen’. Kennis van het verleden vraagt naast feitenkennis ook training in verklaring, beeldvorming en meningsvorming, meende de commissie, die daarmee met een compromis kwam in de roep om hetzij ’meer feitenkennis’ dan wel ‘meer vaardigheden’. De tien tijdvakken, waaraan ‘de Tweede Wereldoorlog’ als aandachtsgebied is toegevoegd, zijn heel globaal omschreven aan de hand van een aantal kenmerkende aspecten die leerlingen moeten (her)kennen. Kenmerken voor ‘de tijd van computer en televisie (1950 -2000)’ zijn bijvoorbeeld: dekolonisatie, verdeling van de wereld in twee ideologische blokken, eenwording van Europa, toenemende westerse welvaart en de ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen. Voor scholen en docenten is er dus veel ruimte voor een eigen invulling.
5.2.1
Meer erfgoed in nieuwe kerndoelen basisonderwijs
Met ingang van augustus 2006 heeft het primair onderwijs te maken met herziene kerndoelen, die voor elk leergebied aangeven wat er in elk geval aan bod moet komen. In vergelijking met voorheen is het aantal kerndoelen tot vrijwel de helft teruggebracht en heeft werken met erfgoed een nadrukkelijker plaats gekregen in het curriculum. De open omschrijving van de 58 kerndoelen laat scholen en leerkrachten veel ruimte voor een eigen invulling. Het gaat namelijk om streefdoelen, waarbij geen uitspraken worden gedaan over didactiek. De kerndoelen zijn ingedeeld in zeven leergebieden: Nederlands, Engels, Fries, Rekenen en Wiskunde, Oriëntatie op jezelf en de wereld, Kunstzinnige oriëntatie en Bewegingsonderwijs). Binnen het leergebied Kunstzinnige oriëntatie is erfgoed specifiek als kerndoel opgenomen, maar ook binnen het leergebied ‘Oriëntatie op jezelf en de wereld’ staat de deur voor erfgoededucatie wagenwijd open. Laatstgenoemd leergebied omvat vier vak(overstijgende)-onderdelen: mens en samenleving, natuur en techniek, tijd (geschiedenis) en ruimte (aardrijkskunde). In het onderdeel tijd is erfgoed als volgt als kerndoel opgenomen: ‘leerlingen leren (…) gebruik te maken van historische bronnen, zoals aanwezig in ons cultureel erfgoed (…).’ (www.kerndoelen.kennisnet.nl) ∆ Zie ‘Leven in de middeleeuwse stad’
38
doorgaande leerlijn primair onderwijs Erfgoed à la Carte
REIZEN IN DE TIJD gemeente Tiel
In het kader van ‘Erfgoed a la Carte’ nam de gemeente Tiel het voortouw om bij basisscholen en culturele instellingen de belangstelling te peilen voor een gezamenlijk te ontwikkelen erfgoedproject. Het tastbare resultaat van dit initiatief heet ‘Reizen in de Tijd’: een veelzijdig erfgoedprogramma in een doorlopende leerlijn voor leerlingen van negen basisscholen en twee scholen voor speciaal onderwijs. Dit kon vorm krijgen nadat alle partijen het na een serie inventariserende gesprekken eens werden over een inhoudelijk raamwerk, dat vervolgens op bestuursniveau werd bekrachtigd. Van begin af aan werd er rekening mee gehouden dat het project niet alleen de leerlingen moest aanspreken, maar ook hun leerkrachten. Coördinatie was in handen van onderwijsbegeleidingsdienst Marant Educatieve diensten. ‘Reizen in de tijd’ is opgebouwd rond thematische lesbrieven - één voor elke leeftijdsgroep - die in opklimmende moeilijkheidsgraad vanuit de lokale cultuurhistorie invulling geven aan het kerndoel ‘Oriëntatie op jezelf en je omgeving’. Een thema wordt ingeleid door liedjes, (voorlees)boeken en audiovisueel materiaal uit een bijbehorende leskist. Daarop volgt een ‘ontdekking’: een excursie in het Streekmuseum, het oude stadhuis of op een andere historische locatie in de stad. Ook het Stadsarchief en de bibliotheek doen mee bij het samenstellen van de lesbrieven. Centrum voor de kunsten De Plantage begeleidt tot slot de workshops waarin leerlingen de opgedane ervaringen creatief verwerken. Via deze reeks gaan de kleutergroepen zich bijvoorbeeld bezighouden met het thema ‘Wie ben ik?’. Iedereen ziet er anders uit, leren ze: kijk maar naar je handen. Ook hoe je die handen gebruikt in rituelen als bidden of begroeten zegt iets over je. Een handafdruk maken met eitempera, ‘verf van vroeger’ besluit het spelen met verschillen en overeenkomsten. Groep 8 kijkt een stuk verder om zich heen. Binnen het thema ‘Geweest, geworden!’ bekijken de leerlingen foto’s van het in puin geschoten Tiel van vlak na de oorlog. Herkennen ze deze plekken? Met deze foto’s en die van de huidige situatie gaan ze op pad om de locaties met eigen ogen te bekijken en nu zichzelf tegen deze achtergrond te fotograferen. Een maquette van de geplande stadsontwikkeling maakt de cirkel van verleden, heden en toekomst rond. Bij het verlaten van de basisschool neemt iedere leerling zijn eigen Reizenboek mee, waarin acht jaar erfgoedbeleving, variërend van Tielse perentaart en rapmuziek tot historische wandversiering en wederopbouw is vastgelegd. Meer informatie: www.erfgoedalacarte.nl.
middenbouw basisonderwijs
LEVEN IN DE MIDDELEEUWSE STAD gemeenten in Utrecht/Gelderland Aan de hand van tastbare overblijfselen in hun stad en in het plaatselijke museum leren basisschoolleerlingen over het ontstaan van en het leven in de middeleeuwse stad. Ze ontdekken daarbij hoe het verleden – in de vorm van monumenten, straatnamen en stadsstructuur – hun woonplaats heeft gevormd tot wat deze nu is. Dit project, dat ‘Bouwen aan de Stad’ heet, is inmiddels in vijf Utrechtse gemeenten voor het onderwijs beschikbaar. Het concept, ontwikkeld door Erfgoedhuis Utrecht, is door Erfgoededucatie Gelderland als ‘Leven in de middeleeuwse stad’ vertaald naar de situatie in zeven Gelderse gemeenten. In elke plaats participeren erfgoedinstellingen als musea, archieven en soms ook heemkundekringen of historische verenigingen. Thema’s die in het project aan de orde komen, zijn onder meer: bouwen, brandgevaar, ‘verstening’, dagelijks leven, wonen, werken, kleding, eten, verdedigen en de middeleeuwse standenmaatschappij. Een verhaal met een leeftijdsgenoot als hoofdpersoon neemt leerlingen mee terug naar de Middeleeuwen. Na een voorbereidingsles op school bezoeken de leerlingen het historisch museum in hun stad, waar zij objecten onderzoeken die in het verhaal aan de orde komen. Na de museumles volgt nog een bezoek aan een monument in de stad dat met het verhaal te maken heeft of een korte stadswandeling met middeleeuwse herkenningspunten. Leerlingen ervaren op die manier
39
dat de geschiedenis van de stad op veel plaatsen nog herkenbaar aanwezig is. De verwerkingslessen vormen een logische eenheid met het aanbod op locatie. Zo ondervinden leerlingen bijvoorbeeld dat historische bronnen gebonden zijn aan tijd, plaats en standpunt en (dus) tegenstrijdig kunnen zijn. Een goed gevulde leskist met een duidelijke handleiding over leerdoelen, lesopzet en gebruik van de materialen maakt het onderwijsproject kant-en-klaar voor gebruik door docenten. In de leskist bevinden zich onder meer replica’s van objecten en - afhankelijk van de lokale situatie - documenten, beeld- en geluidsmateriaal en een ‘standen- of Middeleeuwenspel’. In principe kan het project op de basisschool de hele lesstof over de middeleeuwse stad vervangen. Meer informatie: www.erfgoedhuis-utrecht.nl.
5.2.2
Erfgoed in nieuwe onderbouw voortgezet onderwijs
Vanaf schooljaar 2006-2007 geldt voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs een nieuwe wet- en regelgeving. Scholen krijgen hierdoor meer beleidsvrijheid en het grote aantal kerndoelen is fors teruggebracht. In plaats van een uniform basisprogramma schrijft het rijk 58 richtinggevende kerndoelen in zeven leergebieden (of domeinen) voor: Nederlands, Engels, Wiskunde, Mens en Natuur, Mens en Maatschappij, Bewegen en Sport en Kunst en Cultuur. De school moet minstens tweederde van de verplichte lestijd in de eerste twee jaar besteden aan kerndoelen en leergebieden; een derde van de tijd is beschikbaar voor maatwerk en eigen keuzes. Scholen kunnen besluiten vakken volledig te integreren in een leergebied, maar verplicht is dat niet. Vakken als geschiedenis en aardrijkskunde kunnen binnen een leergebied afzonderlijk blijven bestaan, zo lang maar voldaan wordt aan de voorgeschreven, globale kerndoelen van de nieuwe onderbouw. De bedoeling is wel dat de verschillende vakken binnen een leergebied inhoudelijk meer op elkaar worden afgestemd, bijvoorbeeld in de vorm van projecten. Voor erfgoededucatie lijkt de introductie van leergebieden een positieve ontwikkeling: de ervaring leert dat ‘denken vanuit erfgoed’ een goed bindmiddel tussen verschillende vakken kan zijn. ∆ Zie ‘Streetwise’
5.2.3 Erfgoed in de tweede fase voortgezet onderwijs Erfgoededucatie gaat op een natuurlijke manier samen met de onderzoekende, zelfstandige werkwijze die in de tweede fase van het voortgezet onderwijs van leerlingen wordt verwacht. Na de derde klas havo/vwo kunnen leerlingen een keuze maken uit vier profielen. Werken met erfgoed biedt veel mogelijkheden binnen de profielen ‘cultuur en maatschappij’ en ‘economie en maatschappij’ , maar heeft ook aangrijpingspunten voor ‘natuur en techniek’ en ‘natuur en gezondheid’. Ieder profiel kent een gemeenschappelijk deel (voor alle leerlingen gelijk), een deel specifiek voor het profiel en een vrij deel. Het schoolexamen (havo en vwo) omvat onder meer een profielwerkstuk. Voor deze uitgebreide praktische opdracht, waarbij het gaat om integratie van kennis, inzicht en vaardigheden biedt erfgoed een rijkdom aan thema’s, invalshoeken en werkmethoden. Vooral musea en grotere erfgoedinstellingen bieden bovenbouwleerlingen opstapjes en verwijzingen naar (werk)materiaal en onderwerpen. ∆ Zie ‘Plan je eigen ruimte’
5.2.4 Erfgoed, ook praktisch in het vmbo Het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo), waarin het vroegere lager beroepsonderwijs (lbo) en de mavo zijn opgegaan, telt circa 60 % van de Nederlandse leerlingen in het voorgezet onderwijs. Na twee jaar kiest de leerling voor een van de vier leerwegen (theoretische, gemengde, kaderberoeps- of de basisberoepsgerichte leerweg). Het inzetten van erfgoed als ‘krachtige leeromgeving’ in de onderbouw van het vmbo, in de leerwegen of specifiek binnen CKV-vmbo leidt tot een manier van werken die aanslaat bij de veelal praktische ingestelde leerlingen. Geen leerboeken, maar leren vanuit de eigen omgeving. Niet alleen lezen, maar vooral zien, ervaren en doen. Ook docenten, die vaak op zoek zijn naar een realistische context voor theoretische (vak)kennis of ‘leren werken’ projecten biedt erfgoededucatie uitkomst. In de beroepsgerichte leerwegen is het mogelijk leerlingen aan de hand van erfgoedprojecten vakkennis over te dragen waarbij al doende een beroep wordt gedaan op gewenste vaardigheden als samenwerken en een zelfstandige, actieve (werk)houding. Op die manier bouwden leerlingen van een afdeling metaaltechniek een moderne replica van een Romeinse strijdwagen. Werken met erfgoed kan vmbo-leerlingen ook in een museum brengen voor zelfstandig onder-
40
zoek. Een bezoek waartoe ze van huis uit minder worden gestimuleerd dan havo/vwo-leerlingen. In 2005 noemde het Sociaal Cultureel Planbureau cultuureducatie een mogelijke factor in de lichte toename in het museumbezoek van allochtonen.29 Het gegeven dat het vmbo relatief veel jongeren van allochtone afkomst telt, kan voor een school een extra aanleiding zijn om aandacht te geven aan het stimuleren van maatschappelijke betrokkenheid. Zowel de cultuurhistorische omgeving van de school als het erfgoed van nieuwe Nederlanders bieden aanknopingspunten om daarover gesprekken op gang te krijgen en te werken aan begrip voor de eigenheid én het gemeenschappelijke van verschillende culturen.
VMBO-sporen In 2001 richtte Erfgoed Actueel het netwerk ‘Cultureel Erfgoed in de leerwegen’ op met als doel erfgoedprojecten te ontwikkelen voor het vmbo en daarvoor contacten aan te gaan met culturele instellingen in de omgeving. In 2004 kreeg dit vmbo-netwerk een vervolg in het project Sporen, dat inmiddels vier provinciale vmbo-netwerken omvat (Limburg, Overijssel, Gelderland, Zuid-Holland). In 2005 volgde het Kleurrijke Spoor, gevormd door vmbo-scholen in Amsterdam en Rotterdam. Alle gerealiseerde producten zijn ook voor anderen beschikbaar, onder meer via internet. Coördinatie van de vmbo-sporen berust bij het provinciale erfgoedhuis of een erfgoedinstelling in de provincie. ∆ Zie ‘Zeven Erfgoedsporen in Dedemsvaart’
5.3
Erfgoed is goed bereikbaar in de fysieke omgeving
Cultuureducatie speelt zich voor een groot deel ‘op locatie’, buiten de school af. Uit oogpunt van kosten, tijd en logistiek richten scholen zich daarbij bij voorkeur op cultureel aanbod in de eigen regio. In dit opzicht biedt erfgoededucatie het praktische voordeel dat je er niet (ver) voor hoeft te reizen, omdat leerlingen ermee aan de slag kunnen in de directe omgeving van de school. Niet elke gemeente beschikt over culturele voorzieningen als een poppodium of een schouwburg, maar erfgoed is er altijd! [1.3]
Schatkamers vol materiaal Scholen bepalen zelf hoe en met welk doel zij erfgoed binnen het reguliere onderwijs willen inzetten. Als vakoverstijgend thema (de stad), binnen een schoolvak (archiefonderzoek) of leergebied (maatschappelijke en economische aspecten van ruilverkaveling) of voor het stimuleren van maatschappelijke betrokkenheid en ‘burgerschapsvorming’ (hoe is onze democratie vanuit het verleden gegroeid). Voor ‘leren met en van erfgoed’ is er voor het onderwijs op elk niveau en leeftijdsgroep een breed palet aan educatieve projecten, lesmateriaal en leskisten, losse excursies en meerjarige programma’s beschikbaar. Deze zijn, meestal in overleg met het onderwijs, ontwikkeld als landelijk voorbeeldproject door erfgoedkoepels en/of Erfgoed Actueel, door provinciale erfgoedhuizen, maar ook in groten getale door individuele musea en andere erfgoedinstellingen overal in het land. Steeds meer leerlingenmateriaal en handleidingen voor docenten zijn tegenwoordig op internet te vinden, variërend van onderwerpsuggesties voor lessen en werkstukken, digitale collecties en archiefbestanden tot complete lespakketten, los of als voorbereiding op een bezoek aan een erfgoedinstelling. Via de website www.cultuurwijs.nl van Digitaal Erfgoed Nederland (DEN) kunnen leerlingen en docenten snel de weg vinden naar tal van thema’s en digitaal aanbod van erfgoed(instellingen). Websites die informatie over erfgoed bevatten zijn, gerangschikt naar provincie, op te zoeken in ‘Het Blauwe Boekje’ van Erfgoed Actueel.
5.4
Huidig gemeentelijk beleid
In grotere gemeenten behoort cultuureducatie tot de taken van een afdeling Cultuur die, bijvoorbeeld met Welzijn en Onderwijs, veelal onderdeel uitmaakt van een grotere sectie. In kleinere gemeenten is cultuur(educatie) vaak de verantwoordelijkheid van een enkele ambtenaar die daarnaast nog andere taken heeft. In de praktijk bekostigen veel gemeenten cultuureducatie-activiteiten voor het onderwijs, bijvoorbeeld in de vorm van een cultuurmenu, terwijl zij daarnaast erfgoedinstellingen subsidiëren. Onder invloed van het Actieplan Cultuurbereik gaan echter steeds meer gemeenten over tot een meer integraal beleid. [Zie praktijkvoorbeelden van gemeentelijk erfgoededucatiebeleid in hoofdstuk 7.] Een goede eerste stap op deze bredere weg is netwerkvorming binnen gemeenten.
41
29 Sociaal en Cultureel Planbureau (2005) Cultuurminnaars en cultuurmijders. Trends in de belangstelling voor kunsten en cultureel erfgoed
Voor het ontwikkelen en uitvoeren van cultuureducatiebeleid kunnen gemeenten een beroep doen op daarvoor geëquipeerde (intermediaire) organisaties. Afhankelijk van de lokale situatie zijn dat onderwijsbegeleidingsdiensten, provinciale erfgoedhuizen of centra voor de kunsten. In een kleine plaats kan ook een grotere culturele (erfgoed)instelling een voortrekkersrol vervullen.
5.4.1
Erfgoed op het cultuurmenu
In veel plaatsen worden culturele activiteiten voor het onderwijs structureel aangeboden onder de titel ‘kunstmenu’ of ‘cultureel menu’. In het primair onderwijs maakt 90% van de scholen gebruik van een dergelijk pakket, waarbij de gemeente een deel van de kosten draagt. Een kunst- of cultuurmenu is een samenhangend programma dat leerlingen in opeenvolgende schooljaren in contact brengt met verschillende cultuurdisciplines, meestal in combinatie met een voorbereidende les of afsluitend werkstuk. Het aanbod wordt bepaald in overleg met de cultuurinstellingen in de regio en/of geregeld via een bemiddelende instantie. Per gemeente verschilt de inspraak van de scholen.30 Steeds vaker staat er naast kunst (theatervoorstellingen, concerten, tentoonstellingen) ook erfgoed op het programma. Leerlingen bezoeken dan bijvoorbeeld het archief of een historisch museum, gaan een monument van binnen bekijken of komen meer te weten over het werk van de stadsarcheoloog.
5.4.2
Erfgoededucatie is Actieplandoelstelling
Oorspronkelijk richtten gemeenten zich vrijwel uitsluitend op cultuureducatie buiten schoolverband, maar inmiddels is ook cultuureducatie in het onderwijs voor veel gemeenten een speerpunt in cultuurbeleid. Het merendeel van de dertig grote gemeenten die deelnemen aan het tweede Actieplan Cultuurbereik in 2005 -2008 formuleerde een outputdoelstelling op het gebied van culturele activiteiten voor jongeren, terwijl cultuureducatie en erfgoed eveneens hoog scoorden.31 Ook provincies kozen voor deze doelstellingen en onderschrijven daarmee het belang van cultuureducatie. Sommigen stimuleren dit uitsluitend binnen de kaders van het Actieplan, andere maken cultuureducatie en bereik van jongeren tot speerpunt van hun hele cultuurbeleid.32 Een aantal gemeenten stemt het beleid voor cultuureducatie af op dat van de provincies, die ieder hun eigen accenten leggen.
5.4.3
30 www. cultuurnetwerk.nl. Begrippen en definities 31 Bureau Driessen (2006) Actieplan II, Nulanalyse en nulmeting 32 Cultuurnetwerk Nederland (2005) Zicht op…gemeentelijk en provinciaal cultuurbeleid 33 Wijn, C. (2003) Gemeentelijk cultuurbeleid - een handleiding. 34 Hagenaars, P. De luwte van beleid en praktijk: het lokaal bestel voor cultuureducatie. In: Cultuurnetwerk Nederland (2005) Zicht op…gemeentelijk en provinciaal cultuureducatiebeleid.
Netwerkvorming
Bij het vormgeven van beleid op het gebied van cultuureducatie hebben gemeenten op de eerste plaats te maken met het aanbod en het beleid van lokale culturele voorzieningen en met het aantal en soort scholen binnen hun gebied.33 Directe beleidsruimte om de inhoud van kunst- en cultuuronderwijs van scholen te beïnvloeden is er voor de gemeenteambtenaar niet. De school is daarin immers autonoom. Mogelijkheden voor gemeenten om onderwijs ‘met en over cultuur’ te stimuleren liggen met name op het gebied van subsidie(voorwaarden) aan culturele instellingen en bij het initiëren en faciliteren van netwerken waarin gemeente, onderwijs en culturele instellingen samenwerken om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. Dergelijke netwerken komen in steeds meer plaatsen van de grond als podium om kennis en ervaring uit te wisselen en in goed overleg werkafspraken te maken. Zowel scholen als culturele instellingen hebben de beleidsmatige steun van gemeenten hard nodig om – gelet op de gewenste continuïteit – te komen tot een krachtige lokale infrastructuur voor cultuureducatie, waarin plaats is voor inhoudelijke samenwerking, samenhang en cultuureducatieve onderwijsinnovatie.34 In kleinere plaatsen waar niet voldoende erfgoedinstellingen aanwezig zijn om een lokaal programma te realiseren voor het onderwijs, ligt samenwerking tussen vraag en aanbod in een regionaal of provinciaal programma voor de hand. Ook kan het pakket bestaan uit een mix van lokaal erfgoed en belangrijk regionaal of provinciaal erfgoed.
Erfgoededucatie binnen het onderwijs • Voor alle leeftijdsgroepen in basisonderwijs, vmbo en havo/vwo. • Onderdeel van cultuureducatie. • Maar ook inpasbaar in het gewone lesprogramma. • Vorm van omgevingseducatie. • Zet aan tot onderzoekend, ervaringsgericht leren. • Biedt krachtige, betekenisrijke context. • Veel mogelijkheden voor projecten en vakoverstijgend onderwijs.
42
groep 7 primair onderwijs
DE KERSTVLOED VAN 1717 gemeenten Noord- en Oost-Groningen De geschiedenis van de bewoners van Noord-Groningen is altijd nauw verbonden geweest met het hen omringende water. Het landschap, dat al sinds 600 voor Chr. wordt bewoond, is voortdurend aan verandering onderhevig, óók door toedoen van de mens. Het project ‘De kerstvloed van 1717’ is ontwikkeld om deze eeuwenlange geschiedenis voor basisschoolleerlingen te verduidelijken. Centraal staat de situatie rondom Pieterburen tijdens de rampzalige Kerstvloed die grote delen van de Groninger kustbedijking wegsloeg. Dit gegeven maakt het project interessant voor alle scholen in Noord- en Oost-Groningen. Het project werd ontwikkeld door Projectbureau Erfgoededucatie Groningen in opdracht van Stichting het Groninger Landschap, Stichting Oude Groninger Kerken, Museumhuis Groningen en Groninger Archieven. Aan de hand van de hoofdpersoon Martje, worden de leerlingen teruggevoerd naar de historische dijkdoorbraak, de gevolgen daarvan voor het dagelijkse leven en de inpoldering die daarop volgde. Naast twee lessen in de klas is voorzien in excursies in de omgeving. Het lespakket zelf bestaat uit een verzamelmap met een docentenhandleiding, opdrachtbladen, het verhaal over Martje, een cd met een website over haar omgeving en een hoorspel. Leerlingen maken onder meer gebruik van oude kaarten, ooggetuigenverslagen en foto’s. Al doende komen kerndoelen uit verschillende vakken aan bod. Doordat kinderen nagelaten sporen van de geschiedenis leren zien, wint hun eigen omgeving aan betekenis.
Cultuur en natuur versterken elkaar Vanuit de gedachte dat het landschap de belangrijkste culturele verworvenheid van de provincie is – zie het bovenstaande voorbeeld – hebben het Museumhuis Groningen, Natuurmuseum Groningen en IVN Nederland de handen in elkaar geslagen voor een integratie van natuur- en cultuureducatie. Doel van ‘De kathedraal van het landschap’, zoals de samenwerkingsfilosofie is gedoopt, is te komen tot vormen van omgevingseducatie met evenveel aandacht voor cultuur als voor natuur. De gedachte is dat cultuur en natuur geen tegenpolen zijn – ingrijpen van de mens kan ook positief uitpakken – maar elkaar kunnen versterken. De samenwerkingspartners zullen dit concept de komende jaren verder uitwerken in concrete projecten en netwerkverbanden. Meer informatie:
[email protected].
onderbouw voortgezet onderwijs vmbo-netwerk Sporen
ZEVEN ERFGOEDSPOREN gemeente Dedemsvaart Enthousiast gemaakt door een studiereis naar Groot-Brittannië, waar erfgoededucatie binnen en buiten het onderwijs al is ingeburgerd, zetten docenten van scholengemeenschap Van der Capellen maar liefst zeven erfgoedsporen uit in Dedemsvaart en omstreken voor de onderbouw van vmbo en havo/vwo. Verrassend veel erfgoedinstellingen, variërend van historische dorpsverenigingen tot de Stichting Fabrieksschoorstenen, wilden meedenken over bruikbare onderwerpen. Uiteindelijk bleek er onder meer voldoende ‘lesstof’ te vinden over de tbs-inrichting Veldzicht, de voorbeeldtuinen van Mien Ruys, het naburige Rietveldhuis en het Reest- en Vechtdal. Bij de aftrap van het project werden deze erfgoedthema’s in dramavorm op zeven karren gepresenteerd aan alle leerlingen, docenten, dorpsbewoners en media. Alle brugklassers hadden daarbij een functie, van decorbouwer tot acteur. Met de bedoeling elk jaar een erfgoedspoor helemaal uit te werken, werd begonnen met een projectweek die in het teken stond van het industriële erfgoed op loopafstand van de school: de kalkovens en de enige nog werkende gashouder in Nederland. Docenten van vrijwel alle vakken, van CKV tot natuur- en scheikunde, schreven mee aan een variëteit van lessen en opdrachten. Over het meten en bouwen van de gashouder ging het, over de functie, de rol in de lokale economie. Ook kregen de leerlingen de opdracht om met argumenten welke locatie de beste
43
was voor gasdistributie. Daarvoor moesten leerlingen zelfstandig op onderzoek uit, zowel op het terrein zelf als in het archief. Anderen kregen de opdracht bewoners van een verzorgingstehuis te enquêteren over vroeger, de antwoorden in een grafiek uit te zetten en daar een powerpointpresentatie van te maken. Onder professionele leiding oefenden de leerlingen in het vertellen van verhalen, schreven ze gedichtjes in dialect en kookten ze gerechten naar historische streekrecepten. Er werden foto’s van locaties vroeger en nu vergeleken, een krant gemaakt en een website in werking gesteld. Om de ouders te laten delen in hun nieuwe kennis over hun woonplaats richtten de leerlingen een veelzijdige expositie over hun activiteiten in. Bij de volgende sporenprojecten zullen dergelijke presentaties, met medewerking van de plaatselijke middenstandvereniging, een breder publiek krijgen dat zo al winkelend verhalen rond het lokale erfgoed cadeau krijgt. Ook de website van de gemeente zal er werk van maken, nu de burgemeester zichzelf tot ambassadeur van het erfgoedproject heeft benoemd.
onderbouw havo/vwo
STREETWISE gemeenten Zuid-Holland Het project Streetwise stelt havo/vwo-leerlingen in Zuid-Holland in staat te achterhalen wie rond 1900 woonden en werkten in een hen bekende straat. Ze bezoeken daarvoor het archief in hun woonplaats waar ze onder meer in het Bevolkingsregister gegevens verzamelen over toenmalige bewoners. Zo stuiten ze bijvoorbeeld op oude beroepen die uit het straatbeeld verdwenen zijn, zoals de melkventer, de dienstbode en de lorrenboer. Al doende ontdekken leerlingen hoe het gemeentearchief werkt en welke bronnen je er kunt napluizen om de geschiedenis van een straat, plaats, sportvereniging of bedrijf te reconstrueren. Streetwise, dat sinds 2005 via de onderwijsbrochure van het Erfgoedhuis Zuid-Holland wordt aangeboden aan alle havo/vwo scholen in de provincie, kwam tot stand dankzij intensieve samenwerking met de gemeentelijke archiefdiensten en streekarchieven in Zuid-Holland. Een praktische handleiding, ontwikkeld door het Erfgoedhuis ondersteunt de archiefdiensten in de uitvoering van het onderbouwproject. In overleg met de docent selecteert het archief voor het onderzoek geschikte straten in de omgeving van de school. Meestal zowel een ‘rijke’ als een ‘arme’ straat, om de leefomstandigheden aan het begin van de 20e eeuw te kunnen vergelijken. De archivaris zorgt er voor dat een deel van het bronnenmateriaal al gebruiksklaar ligt en dat aanvullende informatie over de buurt/straat aanwezig is. Oude foto’s bijvoorbeeld of kopieën uit boeken over dat tijdvak. Leerlingen leren microfiches lezen, maar mogen ook een kijkje nemen in het archiefdepot en krijgen een aantal bijzondere bronnen onder ogen. Streetwise leert jongeren vragen te stellen, planmatig informatie op te zoeken, te ordenen en te verwerken. Het programma voorziet in een voorbereidende les en een afsluitende les waarin leerlingenduo’s hun eindconclusies aan elkaar presenteren. Zowel leerlingen en docenten als deelnemende archiefinstellingen zijn enthousiast over het resultaat. Het onderzoek dat leerlingen in hun eigen omgeving uitvoeren concretiseert als het ware hun schoolkennis. Dat ‘slechte woon- en leefomstandigheden voor arbeiders een voedingsbodem waren voor de Sociale Kwestie’ begrijpen ze beter als ze plattegronden van de krappe behuizingen hebben gezien. Inzage in een gezinsbudget uit die tijd maakt duidelijk dat alle gezinsleden moesten werken om te kunnen rondkomen. Dit in schril contrast met gegoede burgers die er volgens hun boedelinventaris warmpjes bijzaten. Streetwise sluit, lesstofvervangend, aan op de kerndoelen van het vak aardrijkskunde (stedelijke en landelijke gebieden) en economie (arbeid en productie). Door in de onderbouw kennis te maken met archiefonderzoek kunnen leerlingen in de tweede fase, bijvoorbeeld voor het vak CKV of hun profielwerkstuk, zelfstandig de geschiedenis induiken. Meer informatie: www.erfgoedhuis-zh.nl
44
tweede fase havo/vwo
PLAN JE EIGEN RUIMTE landelijk format ‘Plan je eigen ruimte’ is een landelijk format van Erfgoed Actueel om leerlingen uit de tweede fase havo/vwo als ruimtelijk ontwerpers plannen te laten maken voor de toekomst van hun woonomgeving, rekening houdend met de daarin aanwezige cultuurhistorische elementen. Het project sluit aan bij de nieuwe eindtermen aardrijkskunde (praktische opdracht), maar kan vanuit aardrijkskunde ook vakoverstijgend worden ingezet (CKV, geschiedenis, biologie, economie, Nederlands) of de grondvorm leveren voor een profielwerkstuk. Erfgoedinstellingen zoals erfgoedhuizen, maar ook archieven, archeologische diensten, historische kringen en musea zijn een regionaal/lokaal coördinerende taak toebedacht. Voor een optimale combinatie van vakkennis en didactische kennis is samenwerking tussen erfgoedinstellingen en deelnemende scholen/docenten van essentieel belang. In de praktijk houdt ‘Plan je eigen ruimte’ in dat leerlingen in groepjes, onder supervisie van een docent, zelfstandig onderzoek doen naar een inrichtingsvraagstuk in hun omgeving. In Zeeland draait het daarbij bijvoorbeeld om de vraag: Hoe kunnen Zeeuwse dorpen organisch groeien met behoud van hun oorspronkelijke karakter? En in Utrecht is de puzzel hoe de Grebbelinie als herkenbaar element in het landschap behouden kan blijven, nu steeds meer ruimte opgaat aan wonen, werken en recreëren. In sommige regio’s zoals in de Gooi-, Vecht-, en -Eemstreek, Utrecht en Zeeland worden leerlingen in hun onderzoek al ondersteund door een of meer erfgoedinstellingen die provinciale en lokale bronnen, zoals streekplannen, krantenartikelen, archiefstukken, kaarten en cultuurhistorische documenten via een website toegankelijk hebben gemaakt. Om te bedenken op welke manier de cultuurhistorie kan worden ingepast in de ruimtelijke inrichting maken leerlingen een werkplan en houden ze een logboek bij van hun activiteiten. Om tot een afgewogen oplossing te komen bezoeken ze het gebied in kwestie meerdere malen, maar ze gaan ook naar het archief en andere culturele en gemeentelijke instellingen die informatie over de ontwikkelingshistorie kunnen leveren. In hun onderzoek wegen de leerlingen verschillende tegenstrijdige belangen tegen elkaar af, nemen kennis van wet- en regelgeving en presenteren ten slotte een eigen standpunt over de toekomst van ‘hun’ gebied. Al doende krijgen ze oog voor kenmerkende patronen in hun eigen omgeving en leren ze hoe ook zij de verantwoordelijkheid kunnen nemen voor de kwaliteit van de (her)inrichting daarvan. Leidraad daarbij is steeds de Belvedere-gedachte ‘behoud door ontwikkeling’, met andere woorden: zet geen stolp over het verleden, maar pas cultuurhistorische elementen organisch in ruimtelijke ontwikkeling in. Op den duur moeten leerlingen in heel Nederland gebruik kunnen maken van regionale versies en plaatselijke voorbeelden van ‘Plan je eigen ruimte’, dat daartoe in 2006 werd gelanceerd door stichting Erfgoed Actueel. Meer informatie: www.planjeeigenruimte.nl
45
ERFGOEDEDUCATIE
46
BUITENSCHOOLS EN VOOR EEN BREED PUBLIEK
De nabijheid en veelzijdigheid van erfgoed maakt erfgoededucatie heel geschikt voor toepassing buiten het klaslokaal. Erfgoededucatie is op uiteenlopende locaties inzetbaar, variërend van de Brede School tot buurthuizen. Erfgoededucatie kan invulling geven aan persoonlijke ontplooiing en vrijetijdsbesteding, maar ook een instrument zijn voor maatschappelijke participatie, sociale binding en integratie. Het kan bijdragen aan de kwaliteitsverbetering van het toeristisch product en inwoners actief betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingsprocessen.
6.1
Van Brede School tot buurthuis
Niet iedereen krijgt kunst en cultuur met de paplepel ingegoten. Buitenschoolse activiteiten op het gebied van erfgoededucatie bieden mensen ruimte voor persoonlijke ontwikkeling en/of het verdiepen van kennis en vaardigheden. In die zin past het in het streven van de overheid naar ‘een leven lang leren’. Daarnaast is bezig zijn met het verleden voor veel mensen gewoon een leuke vorm van vrijetijdsbesteding. Buitenschoolse cultuureducatie valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Dit aanbod concentreert zich nu nog grotendeels op kunsteducatie, aangeboden door creativiteitscentra en muziekscholen. Erfgoededucatie heeft wat dat betreft minder vanzelfsprekende podia voor actieve cultuurparticipatie, maar mogelijkheden zijn er zeker. Organisaties voor buitenschoolse activiteiten en erfgoedinstellingen denken bij samenwerking nog niet zo snel aan elkaar, omdat ze onbekend zijn met elkaars werkterrein en mogelijkheden. De gemeente kan op dit vlak een nuttige brugfunctie vervullen. Om inspiratie te bieden zetten we een aantal mogelijkheden op een rijtje.
•
Erfgoedinstellingen
Musea, monumenten, archieven en andere erfgoedinstellingen bieden een waaier van activiteiten voor verschillende doelgroepen. Het aanbod is afhankelijk van de collectie, mogelijkheden en omvang van de instelling. Zo zijn er kinderactiviteiten variërend van ontdektochten en creatieve workshops tot hands-on activiteiten en digitale projecten. Een aantal musea beschikt over een speciaal kindermuseum (Zuiderzeemuseum, Joods Historisch Museum, Wereldmuseum, Tropenmuseum). Voor volwassenen zijn er onder meer lezingen, rondleidingen, cursussen en workshops.
•
Brede School
De praktijk leert dat welzijnsinstellingen over het algemeen actief betrokken zijn bij de invulling van de Brede School, maar culturele instellingen veel minder. Uitkomst van een enquête onder deze groep naar de toekomst van de BS was onder meer dat erfgoededucatie een belangrijke rol kan spelen bij informeel leren in de directe omgeving en bijdraagt aan een goede worteling van kinderen. Ook hier geldt: wie al jong erfgoedinstellingen bezoekt, zal later gemakkelijker uit zichzelf een museum of archief binnenstappen. Omdat erfgoededucatie meestal een beroep doet op samenwerking met anderen (presentaties, onderzoek) is de ervaring dat jongeren zo spelenderwijs sociale vaardigheden opdoen. Dat is belangrijk, alleen al omdat er een sterke relatie lijkt te bestaan tussen de ontwikkeling van sociale competenties van jongeren en sociale cohesie, met het eerste als noodzakelijke voorwaarde voor het andere.35 De Brede School blijkt ook een prima podium voor intergenerationele (erfgoed)projecten, waarin jong en oud samenwerken.36 Elke Brede School voorziet bovendien in vrijetijdsbesteding, met een aanbod van culturele activiteiten, waaronder bibliotheekbezoek, kunstbeoefening, sport en ict. In dit rijtje hoort ook een bezoek aan erfgoed(instellingen) thuis. 35 Kamp, van der M. & Ottevanger (2003) Cultuureducatie en sociale cohesie. Een verkennend onderzoek 36 Idem
47
Sluitende dagopvang Alle scholen voor primair onderwijs zijn vanaf schooljaar 2007-2008 verplicht hun leerlingen een sluitende dagopvang te bieden als de ouders daarom verzoeken. Scholen kunnen dit organiseren door samen te werken met lokale organisaties. De Brede School is een van de vormen om invulling te geven aan de sluitende dagopvang. Een Brede School kenmerkt zich door een samenhangend geheel van laagdrempelige voorzieningen voor kinderen en hun ouders, met de school als middelpunt. Doel is kinderen meer ontplooiingskansen te bieden en ouders te ondersteunen in de combinatie zorg en werk. Oorspronkelijk stond de bestrijding van onderwijsachterstanden centraal, tegenwoordig is er meer aandacht voor het bevorderen van sociale competenties en sociale binding. Verder heeft de Brede School in toenemende mate een functie als basisvoorziening in de wijk. In 2005 waren er circa 600 Brede Scholen in 300 gemeenten; in 2010 moet dat aantal verdubbeld zijn. De meeste gemeenten betalen de Brede School uit eigen middelen aangevuld met bijdragen van het Rijk, provincies en instellingen. Het aanbod van Brede Scholen is te verdelen in vier clusters: doorgaande educatieve lijnen (Verlengde Schooldag), vrijetijdsbesteding, gezin en opvoeding en extra zorg. Bijna overal heeft het eerste cluster prioriteit. In 60% van de gemeenten heeft de Brede School een aanbod op het gebied van kunst en cultuur. De bibliotheek is bij ruim de helft van de Brede Scholen een actieve samenwerkingspartner, centra voor de kunsten bij ongeveer een kwart daarvan.37 (www.bredeschool.nl)
•
Volksuniversiteiten
Verspreid over het hele land bieden ruim honderd volksuniversiteiten een breed pakket aan cursussen aan, waaronder programma’s over kunst en cultuur. Voor educatie op locatie – aantrekkelijk voor cursisten – kan worden samengewerkt met plaatselijke erfgoedinstellingen. Een aantal volksuniversiteiten biedt een introductie in de genealogie; samenwerking met het archief ligt dan voor de hand. De meeste volksuniversiteiten hebben naast cursussen een jaarprogramma met losse activiteiten waarop iedereen kan inschrijven. Een goede setting voor bijvoorbeeld lezingen over de geschiedenis van de eigen omgeving of voor streekgebonden podiumkunsten.
•
Openbare Bibliotheken
De Openbare Bibliotheek (OB) is de meest laagdrempelige culturele voorziening in Nederland. Vrijwel alle gemeenten beschikken over een bibliotheekinstelling met een of meer vestigingen. In 2002 telden de bibliotheken 4,3 miljoen gebruikers, vrijwel gelijk verdeeld over jongeren tot 18 jaar en volwassenen. De gemeentelijke subsidie bedroeg dat jaar ruim 350 miljoen euro en stijgt nog steeds. Dat de OB een goede instap biedt om de aandacht voor de eigen cultuurhistorie te vergroten, bewijzen de vele erfgoedprojecten waarbij de bibliotheek als ontdekplek of expositieruimte betrokken is. Erfgoed staat vaak ook op het activiteitenprogramma van de bibliotheek dat (tegen betaling) ook voor niet-leden toegankelijk is. De bibliotheken zijn sinds 2002 bezig met een vernieuwingsoperatie. Dit proces is met extra middelen van het Rijk geïntensiveerd en met twee jaar verlengd tot en met 2007. De bedoeling is dat bibliotheken naast de uitleenfunctie nieuwe vormen van dienstverlening ontwikkelen en daarvoor bijvoorbeeld verbindingen aangaan met archieven, het onderwijs en culturele instellingen. Cultuurhistorie en erfgoed deel gaan uitmaken van het basispakket. (www.bibliotheekvernieuwing.nl) Een treffend voorbeeld van erfgoededucatie in de OB vormen de Historische Informatiepunten (HIP’s), die informatie aanbieden over de historie van een stad of streek. HIP’s zijn in het kader van het archiefconvenant 2002-2006 opgezet in een aantal Overijsselse bibliotheken door het gemeente- of streekarchief ter plaatse. Omdat HIP’s een succes zijn, is binnen de archiefsector het plan opgevat om deze formule ook op andere plaatsen in Nederland te implementeren.
•
37 Oberon onderzoeksbureau (Jaarbericht 2005) Brede Scholen in Nederland
Centra voor de kunsten
In 2006 telde Nederland 230 centra voor de kunsten: lokale instellingen voor kunsteducatie. Centra voor de kunsten worden merendeels door gemeenten gesubsidieerd. Ze zijn onder te verdelen in creativiteitscentra, muziekscholen of combinaties daarvan. Een aparte categorie vormen de jeugdtheaterscholen. Samenwerking tussen erfgoedinstellingen en centra voor de kunsten - in de praktijk twee gescheiden werelden - kan mooie resultaten opleveren, zo leert de ervaring in het onderwijs.
48
Erfgoedprojecten bevatten vaak een element van creatieve verwerking van de opgedane ervaringen (dans, literatuur, drama, beeldende kunst of audiovisueel). Interessant was het Torentjesproject in Almelo. Een toren van een oude textielfabriek inspireerde leerlingen om zelf torentjes te maken en die, gevuld met eigen kunstwerkjes, in de omliggende wijk te plaatsen. Het project werd begeleid door een kunstenaar, nadat de scholieren in erfgoedinstellingen van alles over het thema te weten waren gekomen. Op deze manier zijn collecties van erfgoedinstellingen en lokaal erfgoed voor centra van de kunsten te gebruiken als inspiratiebron. Bijvoorbeeld voor theaterprojecten (legenden) of beeldende vorming (tekenen en schilderen van stads- en dorpsgezichten).
•
Vrijetijdsactiviteiten jongeren
Om kinderen en jongeren te bereiken is aandacht voor hun vrijetijdsbesteding onontbeerlijk. Sterk op informatieoverdracht gerichte projecten of materialen zijn dan uiteraard niet geschikt. Juist voor deze doelgroep heeft erfgoededucatie als voordeel dat beleving belangrijk is. Naast cognitie wordt een appèl gedaan op zintuigen en emoties. Dat het mogelijk is jongeren van verschillende culturele afkomst buiten school enthousiast te maken voor erfgoed, bewijst het succes van het landelijk beschikbare project ∆ Zie: Verover je eigen Monument. Dit format werd in 2006 verbreed tot ‘Verover je eigen omgeving’. Erfgoededucatie kan worden ingepast in verschillende soorten naschoolse activiteiten die voor kinderen en jongeren worden georganiseerd. Denk bijvoorbeeld aan: naschoolse opvang (naar het monument om de hoek), scouting (landschapsontwikkeling), jeugdtheatergroepen en creativiteitcursussen (eigen omgeving als inspiratiebron) en jongerenactiviteiten in buurt en wijkcentra
•
Buurt- en wijkcentra, gemeenschapshuizen
De wijk wordt een steeds belangrijker werkgebied voor culturele instellingen. Om nieuwe publieksgroepen in contact te brengen met erfgoed(instellingen) komen dus ook buurt- en wijkcentra en gemeenschapshuizen in beeld. Buurthuizen trekken veel jongeren van verschillende culturele achtergronden. Vaker jongens dan meisjes en meer vmbo-leerlingen dan havo/vwo leerlingen.38 Daarnaast is het buurthuis, dat vaak laagdrempelige, betaalbare cursussen en activiteiten aanbiedt, ook een belangrijke ontmoetingsplek voor allochtone vrouwen en oudere buurtbewoners. Dit biedt legio mogelijkheden voor erfgoededucatie. Denk aan een erfgoedwandeling in eigen wijk of kleine exposities over de geschiedenis van de omgeving, samengesteld voor en door buurtbewoners. Om zoiets van de grond te krijgen zal de gemeente de samenwerking moeten stimuleren tussen erfgoedinstellingen en welzijnswerk of sociaal-cultureel werk, dat erop gericht is mensen te begeleiden bij het inrichten van hun sociale en culturele leven. Actueel in wijkgericht werken is het bevorderen van contact en samenwerking tussen verschillende generaties. Dit heeft tot doel de leefbaarheid en de sociale binding in de wijk te verbeteren. Zo stimuleert het Centrum Sociaal Beleid van het NIWZ intergenerationeel buurtbeleid in het kader van het nationaal stimuleringsbeleid ‘De buurt voor alle leeftijden’. Kunst- en erfgoedinstellingen zijn tot dusver niet of nauwelijks bij deze intergenerationele projecten betrokken. Een gemiste kans, omdat erfgoededucatie op dit vlak veel invalshoeken biedt en naadloos aansluit bij de aanpak die draait om ervaringen delen. Vele goede praktijkvoorbeelden komen uit Groot-Brittannië. Ouderen vertellen jongeren bijvoorbeeld over hun werk (mijnen, fabrieken, visserij e.d.) dat vroeger het beeld van hun woonplaats bepaalde. Jongeren interviewen oudere buurtbewoners over de vroegere functie van historische locaties of maken samen met hen een plan voor de herinrichting van de buurt, waarbij erfgoed een plaats krijgt in nieuwe ontwikkelingen.
38 Buurthuizen Jeugdmonitor (2004)
jongeren 13 - 18 jaar
VEROVER JE EIGEN MONUMENT/OMGEVING landelijk format Jongeren niet geïnteresseerd in monumenten? Zeker wel! Voorwaarde is dat zij op hun eigen manier ‘contact kunnen maken’ met monumentaal erfgoed in hun woonplaats. En dat is precies de formule van ‘Verover je eigen monument’, een project van het VSB fonds voor groepen jongeren van 13 tot en met 18 jaar, dat zowel binnen als buiten schoolverband overal in Nederland uit te voeren is.
49
Het initiatief tot deelname komt van jongerenwerkers – bijvoorbeeld verbonden aan scouting, buurtcentra of jeugdtheatergroepen – leerkrachten of erfgoedinstellingen, maar de uitwerking is helemaal in handen van de jongeren zelf. Na een rondleiding in het gekozen monument krijgen ze vragen als: ‘Wat voor associaties roept dit op?’ En: ‘Welke verhalen of invalshoeken spreken jullie het meest aan?’ Daarop is het aan de jongeren om, op basis van hun gevoelens, ideeën en fantasieën, een eigen verhaal over het monument te maken dat ook andere jongeren aanspreekt. Voor de uiteindelijke presentatie moeten ze dus ook leeftijdsgenoten zien te interesseren. De ervaring leert dat dit uitstekend lukt. De akoestiek van de Catharinakerk in Doetinchem inspireerde jongeren bijvoorbeeld tot een muziekshow, waarbij verschillende geluiden van voetstappen de leidraad vormden voor historische verhalen over het gebouw. Ook leuk voor buurtbewoners die, geïnformeerd door op de markt uitgedeelde flyers, massaal op de voorstelling afkwamen. In Gouda werd het oude Spaarders(zwem)bad het toneel van de Griekse tragedie ‘Troje aan Zee’. Het Purmerends Museum werd als tijdmachine het decor voor een interactief toneelspel waarin het verleden herleefde en het Hilversums sanatoriumcomplex Zonnestraal werd het podium voor dans, oude films, theater en beeldhouwwerk. De sleutel om een monument voor jongeren interessant te maken is het creëren van ‘positieve emoties’ en ‘persoonlijke binding’. Omdat het monumentenproject veel weerklank vindt bij jongeren van verschillende schoolniveaus en afkomst – het verhaalelement blijkt juist allochtone jongeren sterk aan te spreken – is het VSB-project medio 2006 verbreed tot ‘Verover je eigen omgeving’. Om jongeren in staat te stellen elementen uit hun eigen woonplaats te veroveren, variërend van een natuurmonument tot een architecturaal hoogstandje, is een netwerkorganisatie tot stand gebracht met organisaties als Staatsbosbeheer, Rijkswaterstaat en erfgoedinstellingen. Ook in dit geval geldt dat jongeren worden aangemoedigd een deel van de kosten, deels in natura, gefinancierd te krijgen. Het is dus mogelijk dat ze voor een kleine subsidie aankloppen bij de gemeente. Inspirerende voorbeelden en een stappenplan voor jongeren en hun begeleiders zijn te vinden op de website waar ook ondersteunend materiaal kan worden aangevraagd. Meer informatie: www.veroverjeeigenmonument.nl.
migratiegeschiedenis
WERKEN, WERKEN, WERKEN! pilot gemeente Tilburg De verhalen van de zogeheten gastarbeiders, die vanaf het begin van de jaren zestig in steeds grotere getale naar Nederland werden gehaald om hier de industrie draaiende te houden, vormen een wezenlijk onderdeel van de Nederlandse geschiedenis. Ze kwamen om te werken en te sparen voor een beter bestaan. De meeste van hen gingen uiteindelijk niet terug, maar lieten hun gezinnen overkomen. In Tilburg, werden op 25 oktober 1963 de eerste twaalf Turken door de harmonie van het station gehaald om mee te helpen in de toen nog florerende textielindustrie. Inmiddels telt de gemeente ruim 30.000 niet-westerse allochtonen op een bevolking van 200.000 inwoners. In 2002 ging in Tilburg een pilotproject migratiegeschiedenis van start in opdracht van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur (NCV). Hiervoor werd samenwerking gezocht met het Nederlands Textielmuseum, het Regionaal Historisch Centrum en cultureel centrum CiST. Onderzoekers speurden naar bruikbare archiefstukken in Tilburg en omliggende gemeenten, maar ook naar foto’s en andere tastbare persoonlijke herinneringen van allochtonen en autochtone Tilburgers. Belangrijk element was uiteraard het optekenen van oral history aan de hand van een groot aantal interviews, zowel met voormalige gastarbeiders als met de mensen om hen heen. De tentoonstelling die hieruit voortkwam werd onder meer opgesteld op een goed bezochte warenmarkt in het centrum van de stad. Zo konden niet alleen oorspronkelijke Tilburgers maar ook (jonge) allochtonen zelf kennisnemen van dit bijzondere hoofdstuk waarmee een gezamenlijke geschiedenis begon. Daarnaast werd het onderwerp voor een breed publiek toegankelijk gemaakt met het boek ‘Werken, Werken, Werken’ waarin behalve een overzicht van de multiculturele geschiedenis van Tilburg, veel persoonlijke verhalen, portretfoto’s en ander historisch beeldmateriaal is opgenomen.
50
De pilot vormde een onderdeel van een groter project waarmee het NCV wil laten zien hoe historische verenigingen migratiegeschiedenis in de lokale geschiedenis kunnen integreren. Achterliggend doel is ertoe bij te dragen dat de huidige discussies over de multiculturele samenleving meer in historisch perspectief geplaatst worden. De resultaten van het project zijn vertaald naar een reizende tentoonstelling. Het NCV heeft twintig reizende tentoonstellingen te huur voor musea, bibliotheken, scholen en andere belangstellenden. Het gaat om basistentoonstellingen, die bijvoorbeeld te gebruiken zijn als algemeen kader voor een eigen expositie. Onderwerpen zijn onder meer: gebruiken rond zwangerschap, geboorte en huwelijk, boerenleven in Nederland, kermis, winterfeesten en sport. Meer informatie: www.volkscultuur.nl.
6.2
Sociale cohesie en civil society
Eén van de voorwaarden voor sociale cohesie is het voorkomen dat bepaalde groepen in de bevolking maatschappelijk worden uitgesloten. Dit impliceert dat ook culturele instellingen – maar zij niet alleen – actie moeten nemen om brede groepen in de samenleving te bereiken. In beleidsnota’s worden allochtonen het meest genoemd als risicogroep voor sociale uitsluiting, maar ook ouderen, gehandicapten, school drop-outs, werklozen en lager opgeleiden lopen soms kans de aansluiting met de maatschappij te verliezen. Sinds het Actieplan Cultuurbereik 2001-2004 zijn er allerlei initiatieven ontwikkeld om cultuurparticipatie en sociale participatie met elkaar te verbinden. Duidelijk is dat erfgoedinstellingen en andere culturele organisaties hiervoor nieuwe wegen moeten zoeken en samenwerking moeten aangaan met andere maatschappelijke sectoren. Daarbij blijken onderwijsinstellingen, het (koepel)welzijnswerk en wijkaccountmanagers een betrouwbare bron van informatie over behoeften en mogelijkheden van specifieke doelgroepen.39 Landelijke bekendheid kreeg het project Blauwdruk. Onder deze titel experimenteerden vier Nederlandse musea met nieuwe manieren om mensen bij het museum te betrekken die daar normaal gesproken nooit komen. Belangrijk onderdeel van de werkwijze was de samenwerking met maatschappelijke en culturele instellingen en kennisuitwisseling tussen de musea onderling. Elk museum pakte het op eigen wijze aan. Museum Jan Cunen (Oss) bracht het museum letterlijk het schoolgebouw in, Zcala (Den Haag) werkte met ambassadeurs uit de doelgroep aan een ‘andere’ programmering en het Noord-Brabants Natuurmuseum (Tilburg) en het Amsterdams Historisch Museum trokken de wijk in. Het AHM richtte i.s.m. Buurtonline (een zogeheten ‘digitaal trapveld’)40 een website in met verhalen van buurtbewoners. Deze werden opgetekend door een hiervoor kortdurend geschoolde groep vrijwilligers die een dwarsdoorsnede van de buurtbevolking vormde. (www.geheugenvanoost.nl) De ervaring van de vier Blauwdruk-musea was dat outreach-activiteiten erg arbeidsintensief zijn, maar wel vruchten afwerpen. Voorbeelden zijn tentoonstellingen in winkels en wijkcentra en diverse ict-projecten voor buurtbewoners. De laatste jaren wordt het belang van de civil society en sociaal kapitaal meer en meer erkend. In de civil society zijn burgers lid van verschillende netwerken en werken zij op vrijwillige basis samen aan de ontwikkeling van de samenleving. Gemeenten vertalen dit begrip als een moderne vorm van maatschappelijk middenveld. De civil society is van belang omdat dit de omgeving is waarin de burger zich vrijwillig organiseert en zijn talenten tot ontwikkeling kan brengen. Denk hierbij aan kleinschalige burgerinitiatieven zoals buurtverenigingen, zorggroepen, bewonersorganisaties en internetgroeperingen. Ook de erfgoedsector is bij uitstek een terrein waar met veel vrijwilligers en weinig geld veel wordt bereikt. Daarnaast kan de gemeente langs andere weg een bijdrage leveren aan de civil society. Namelijk door een goed klimaat te scheppen voor creativiteit en culturele ontplooiing.41 Daarbij kunnen ook erfgoedinstellingen de helpende hand bieden.
39 Kamp van der, M. & Ottevanger, D. (2003) Cultuureducatie en sociale cohesie. Een verkennend onderzoek 40 Een digitaal trapveld is een locatie waar voornamelijk ouderen, vrouwen, werkzoekenden en nieuwkomers gratis of voor een gering bedrag leren omgaan
6.3
met ict. Doel is een dreigende digitale
Activiteiten voor ouderen
kloof te voorkomen. Uit: Cultuurnetwerk
Bij alle aandacht voor cultuureducatie voor jongeren, moeten we niet vergeten dat Nederland een groeiend aantal senioren kent. Voor een deel betreft het actieve cultuurgenieters die de weg naar erfgoedinstellingen wel weten te vinden. Verder zijn pensioengerechtigde inwoners vaak actief als vrijwilliger, bijvoorbeeld als rondleider, stadsgids of bij demonstraties van oude ambachten.
51
Nederland/Museumvereniging 2003) Blauwdruk-vier musea en sociale cohesie. (p.78) 41 VNG (2006) rapport ‘Wil tot verschil’
Voor veel andere ouderen kan een eerste bezoek aan een erfgoedinstelling, een verrassend uitje zijn. Doordat veel ouderen nog lang zelfstandig wonen, wordt er op lokaal niveau een sterker beroep gedaan op de drieslag wonen, zorg en welzijn. Met name voor het bevorderen van welzijn ontvangen gemeenten weinig extra middelen. Wel komen hiervoor steeds meer gerichte projecten beschikbaar. Een daarvan heet ‘Op zoek naar zin’, waarbij herinneringen aan het eigen leven het uitgangspunt vormen voor creatieve reminiscentie. Ook erfgoedinstellingen kunnen hierbij een rol spelen. Andere geschikte projecten worden aangeboden door het Nederlands Platform Ouderen en Europa (NPOE), dat streeft naar behoud en verspreiding van bij ouderen aanwezige kennis en ervaring. Een van de projecten werd overgenomen door de Stichting Tijdgeest in Amsterdam. Deze stichting stelt zich ten doel informatie uit het dagelijkse leven in de vorige eeuw te verzamelen en als cultureel erfgoed toegankelijk te maken voor volgende generaties (www.tijdgeest.nl). Uitgangspunt is ook hier de techniek van de reminiscentie, een methode waarbij mensen in groepen of individueel worden aangezet tot het ophalen en beschouwen van herinneringen aan de hand van foto’s, voorwerpen en geluiden. Met het verzamelen van verhalen, beeldmateriaal, documenten en voorwerpen bouwt de stichting aan een community archive, dat op den duur breed toegankelijk zal zijn.
6.4
Erfgoed voor en van migranten
Het multiculturele debat kent twee beeldbepalende elementen: culturele diversiteit en integratie.42 Voor beide biedt erfgoededucatie handvatten. Uitgangspunt bij culturele diversiteit is steeds verschillen uitleggen en overeenkomsten zoeken. Achterliggende gedachte is dat kennisnemen van elkaars culturele praktijken en creativiteit leidt tot meer begrip en wederzijds respect. Een beknopte schets van de praktijk:
•
Kennismaken met Nederlands erfgoed
Erfgoed in de eigen omgeving blijkt een simpel, maar doeltreffend middel om allochtone inwoners meer inzicht te geven in Nederland en de Nederlanders. Het is een goede kapstok voor kennis van cultuurhistorie van Nederland en de nieuwe woonplaats. Verder is het mogelijk aan de hand van erfgoed een aantal algemene waarden en normen te verduidelijken die Nederlanders verbindt.43 Principes als rechtstaat, democratie, scheiding van kerk en staat, vrijheid van meningsuiting, godsdienstvrijheid, gelijke behandeling van man en vrouw staan bijvoorbeeld niet ter discussie. Pluspunt van erfgoededucatie daarbij is dat het zich ook kan bedienen van niet-talige middelen. Kennismaken met Nederland gebeurt op dit moment tijdens inburgeringcursussen, integratiecursussen cultuur en lessen Nederlands als tweede taal (NT2). Deze bieden cursisten behalve taalonderwijs ook maatschappelijke oriëntatie. In Rotterdam en de provincie Utrecht werden, in samenwerking met een ROC, museumlessen voor NT2-cursisten ontwikkeld. Hierbij vormt de cultuurhistorie van de nieuwe woonplaats het vertrekpunt voor nadere kennismaking met de Nederlandse samenleving.
•
Migratiegeschiedenis
Aan het eind van de jaren ’70 van de vorige eeuw komen voor het eerst grote groepen niet-westerse allochtonen als ‘gastarbeiders’ naar Nederland. Het verhaal over hun komst is niet alleen belangrijk erfgoed voor de migranten in kwestie, maar als gemeenschappelijk verleden ook voor autochtone Nederlanders. Op het vlak van migratiegeschiedenis worden in Nederland steeds meer initiatieven ontplooid. Zo verzamelt Imagine IC in Amsterdam voor een breed publiek persoonlijke verhalen over migratiegeschiedenis en eigentijdse culturele diversiteit, gebruikmakend van oral history en ict. In Deventer is migratiegeschiedenis in beeld gebracht aan de hand van het verhaal van de blikfabriek Thomassen & Drijver, indertijd een belangrijke werkgever voor zowel allochtone en autochtone inwoners. ‘Deventer Blik’ is uitgewerkt in tien deelprojecten, waaronder een theaterproductie, een wetenschappelijk historisch onderzoek, een kinderboek, een filmdocumentaire en een expositie (www.sied.nl/deventerblik). Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur (NCV) realiseerde in 2002 een pilotproject migratiegeschiedenis in Tilburg, waarvan de resultaten zijn vertaald naar een reizende basistentoonstelling. ∆ Zie ‘Werken, werken, werken’. 42 Baarle, Y. (2004) Divers, cultuurbeleid in een multiculturele samenleving 43 Idem
•
Herinnering aan herkomst
Langetermijndoelstelling van projecten gericht op erfgoed van migranten is materiaal te verza-
52
melen dat latere generaties in staat stelt hun wortels te leren kennen. Een doelstelling op korte termijn is autochtone Nederlanders kennis te laten maken met de achtergronden van hun nieuwe land- en stadsgenoten. Het is ook de bedoeling dat migranten zich op die manier ‘gezien’ en gewaardeerd voelen. Een voorbeeld dat op dit gebied school maakte is ‘Generaties Later; Turkse Dordtenaren’. In Dordrecht is het Stadsarchief al enige jaren actief om egodocumenten, geluid- en beeldmateriaal van nieuwkomers te verzamelen. Maar daar is het niet bij gebleven. In het dorp Kayapinar, waar veel Turkse inwoners van Dordrecht vandaan komen, legden onderzoekers in interviews en foto’s het dagelijks leven in het dorp en de invloed van de migratie op de lokale samenleving vast. In 2004 volgde het project ‘Nos Tesoro, Onze schatten’ om persoonlijke herinneringen van Caribische Nederlanders vast te leggen voor later. Via www.gemeentearchiefdordrecht.nl zijn teksten en beelden toegankelijk voor eigen inwoners en andere belangstellenden.
6.5
Eventueel hier foto!
Zichtbaar maken van erfgoed
Voor een groeiend aantal gemeenten staat ‘zichtbaar maken van het lokale erfgoed’ hoog op de agenda. Dit blijkt ook uit de nulanalyse van het tweede Actieplan Cultuurbereik.44 Het gaat daarbij zowel om aandacht voor collecties van plaatselijke erfgoedinstellingen, als om het herkenbaar presenteren van andere overblijfselen uit het verleden. Doel daarvan is bewoners een tastbare band met het verleden te geven en het publieksbereik van lokaal erfgoed te vergroten. Soms gaat het expliciet om visuele verrijking van de omgeving. We noemen hier een aantal mogelijkheden in relatie tot erfgoededucatie: • Cultuurhistorie een plaats geven op de gemeentelijke website. Bij voorkeur met directe links naar gemeente- of streekarchief, musea en monumenten. Ook uitleg over de herkomst van straatnamen is een idee. In veel provincies zijn inmiddels historische websites, databanken of speciale erfgoedsites (Gelderland/Utrecht). • E en (foto)rubriek in gemeenteblad of gemeentepagina in huis-aan-huisblad over het verleden van de gemeente, met bijdragen van bewoners. •B oeken, dvd’s en ict-presentaties over stadsgeschiedenis, -gebruiken en taal. Voorbeelden zijn ‘Goed getaold’, waarin Tilburgs dialect wordt verklaard in een sociaal-historische context en ‘Flevolandse Geschiedenis in meer dan 100 verhalen’, dat zowel een reisverslag van een Romeinse geschiedschrijver bevat als interviews met eerste bewoners van het nieuwe land. Op www.cartago.nl is het Digitaal Oorkondenboek Groningen en Drenthe met 15.000 oorkondes tot 1600 beschikbaar gekomen voor een groot publiek. • Een lokaal erfgoedinformatiecentrum, bijvoorbeeld i.s.m. de openbare bibliotheek. • Aanbrengen van monumentenschildjes. • Plaatsen van informatiepanelen in de openbare ruimte. • Aanbrengen van landmarks. De gemeente Almere gaat haar inwoners vertrouwd maken met de archeologische geschiedenis van de stad door herkenningstekens te plaatsen bij middeleeuwse scheepswrakken in de bodem, iets wat velen niet verwachten in deze nieuwe stad. • Erfgoed exposeren en ‘verbeelden’ in de openbare ruimte. • Digitale, culturele biografie van stad of dorp, waarbij inwoners en verenigingen hun eigen verhalen kunnen toevoegen (Maastricht). Via een andere aanpak is dit ook de opzet van ‘Het geheugen van de wijk’ in Amsterdam (www.geheugenvanoost.nl) en Rotterdam. • Erfgoed als inspiratiebron voor andere kunstuitingen.
6.6
Erfgoed voor toerisme en recreatie
Zoals eerder aangestipt, kan het voor een gemeente rendabel zijn om het lokale erfgoed (beter) in te zetten voor toeristisch-recreatieve doeleinden. [3.7] Wil een gemeente of individuele erfgoedinstelling aantrekkelijk zijn voor bezoekers, dan is er méér nodig dan puur de aanwezigheid van een historische dorpskern of waardevolle collectie. De vrijetijdsconsument is verwend, wil variatie en kwaliteit en kan kiezen uit een groot aantal concurrerende mogelijkheden. ‘Beleving’ is een kernwoord. Nostalgie en zoeken naar authenticiteit volgen direct daarop. Mogelijkheden om erfgoed bij bezoekers onder de aandacht te brengen variëren van een stadswandeling met gids tot multimedia spektakels en opvoeringen van levende geschiedenis. [4.1] ict-toepassingen maken het mogelijk thuis voorpret te hebben of na te genieten van de erfgoedontdekkingen. Beproefde middelen voor erfgoededucatie in toerisme en recreatie zijn wandel- en fietsroutes. De populaire NS-wandelingen bevatten bijvoorbeeld naast landschapsbeschrijvingen veel begelei-
53
44 Bureau Driessen (2006) Actieplan II, Nulanalyse en nulmeting
dende erfgoedinformatie. In steeds meer gemeenten maakt de traditionele brochure overigens plaats voor moderne wegwijsmiddelen. Zo kent Den Haag een archeologische wandelroute waarbij informatie over archeologische vondsten via de mobiele telefoon kan worden opgevraagd en bieden Naarden-Vesting en Nijmegen een GSM-wandeling langs historische locaties. Zutphen had de landelijke primeur van een iPod-stadswandeling. In Rotterdam navigeert GPS wandelaars feilloos langs een kunst- en architectuurroute. Een aantal gemeenten past bewust verschillende vormen van erfgoededucatie toe om stad of dorp te profileren als cultuurhistorische trekpleister voor toeristen en recreanten. ∆ Zie ‘Groenlo profileert zich als vestingstad’ . Voor elk type presentatie is het belangrijk dat er een verhaallijn is. Bezoekers zijn niet geïnteresseerd in een droge opsomming van informatie, hoe cultuurhistorisch verantwoord ook. Een actuele aanpak is verschillende erfgoedelementen en instellingen te presenteren als onderdelen van een samenhangend verhaal dat een gemeente over zichzelf wil vertellen. Een integrale aanpak biedt bezoekers een handvat om de gemeente te verkennen, waarbij ze en passant ook kleinere erfgoedinstellingen en minder bekend erfgoed tegenkomen. Vergeet daarbij het immateriële erfgoed van de gemeente niet. Festivals, processies, oogstfeesten, paasvuren, klederdrachtdagen, historische nijverheid: het zijn allemaal grote publiekstrekkers. Ook het toeristische bedrijfsleven kan in een totaalaanbod een partner zijn. Zo verwerken recreatieparken regelmatig erfgoedelementen uit de omgeving in hun inrichting en activiteitenaanbod. Door monumenten, archeologische plaatsen of cultuurhistorisch landschap en museumobjecten met elkaar in verband te brengen ontstaat een meerwaarde, die herhalingsbezoek bevordert. Daarbij is het zaak de beoogde publieksgroep(en) in het oog te houden. Wie kinderen wil boeien, kiest een ander perspectief dan wie de echte cultuurtoerist wil plezieren.
6.7
Cultuurhistorie in ruimtelijke ontwikkeling
Erfgoed geeft een stad of dorp een herkenbaar gezicht en draagt bij aan de identiteit die mensen ontlenen aan een plek. Daarnaast stijgt de vraag naar woon- en werkmilieus met een ‘eigen karakter’, in reactie op de toenemende eenvormigheid van onze leefomgeving. Zoals gezegd, hebben een aantal landelijke stimuleringsprogramma’s als het Actieplan Cultuurbereik en Belvedere culturele planologie definitief op de agenda gezet. [4.3] Inbreng van cultuurhistorische kwaliteiten in lokale ruimtelijke ontwikkelingsprocessen vraagt om samenwerking tussen verschillende gemeentelijke sectoren, zoals Monumentenzorg, Ruimtelijke Ordening en Publieke Werken en inbreng van verschillende vakdisciplines (planoloog, stedenbouwkundige, architecten e.d.). Ook bewoners dienen tijdig bij de planvorming betrokken te worden. Mogelijkheden voor inbreng van bewoners zijn: enquêtes, diepte-interviews, inspraakavonden, een interactieve website en werkvormen waarbij inwoners verhalen, foto’s en ander (beeld)materiaal ‘van vroeger’ kunnen inbrengen.
Cultuurhistorische waardenkaart Naast provincies laten ook steeds meer gemeenten een cultuurhistorische waardenkaart ontwikkelen. Met een helder overzicht in handen kan de gemeente bij ruimtelijke vraagstukken veel beter bepalen welke cultuurhistorische elementen zij in stand wil houden en welke eventueel kunnen wijken voor een nieuwe bestemming. Een dergelijk toetsingskader voorkomt (kritiek op) ad hoc beslissingen. De gemeenten Duiven gaf bijvoorbeeld opdracht voor een cultuurhistorische analyse, toen een nieuwbouwplan voor het centrum op verzet stuitte. Alle kadastrale panden en percelen van de gemeente werden onderzocht om een beeld te krijgen van de ontwikkeling in de tijd. Daarbij werd gelet op de ontwikkeling van de infrastructuur in weg en water, de belangrijke historische panden en hun functies, de arbeidshistorie en de herkenbaarheid van de oorspronkelijke functies. De cultuurhistorische analyse vormde samen met een schetsboek van gemeentelijke monumenten, opgesteld door de Historische Kring in Duiven, weer de basis voor een lesbrief voor de basisschool.48
48 Erfgoed Actueel (2005) Oud Nieuws nr. 3: Gemeenten brengen cultuurhistorie in kaart
Een van de kernthema’s van Belvedere is ‘stedelijke ontwikkeling’. Erfgoededucatie speelt hierin een rol bij de voorbereiding en uitvoering van fysieke ingrepen door overblijfselen uit het verleden van achtergrond en context te voorzien. Op deze manier is bij bewoners en private partijen als woningcorporaties en projectontwikkelaars draagvlak te creëren voor ‘behoud door ontwikkeling’. Actuele aandachtspunten in de ruimtelijke ontwikkeling van gemeenten zijn:
54
•
Binnenstedelijke ontwikkelingen
Veel Nederlandse steden hebben historische centra. Steeds vaker is hier herinrichting noodzakelijk om ruimte te scheppen voor economische bedrijvigheid, verkeer of woonruimte. Historische objecten en structuren (bebouwing, bodem, stratenpatroon, openbare ruimte, waterpartijen e.d.) kunnen dan functioneel of als inspiratiebron worden ingezet voor nieuwe ontwikkelingen. ∆ Zie ‘Romeinen in de parkeergarage’ .
•
Historische complexen of structuren
Functionaliteit is belangrijk voor het behoud van historische gebouwen, zoals woonhuizen, forten of fabriekstorens. Hergebruik van historische gebouwen is een taak van monumentenzorg. Het voordeel van gebiedsgerichte herontwikkeling zoals Belvedere voorstaat, is dat de kosten van renovatie vaak deels te compenseren zijn met de opbrengsten van nieuwbouw. Actueel is het herstellen van oude waterlopen in de stad (Binnen-Dieze Den Bosch, singelstructuur Utrecht).
•
Herstructurering naoorlogse wijken
Eén van de grootste ruimtelijke opgaven van dit moment is de herstructurering van woongebieden. Om te voldoen aan de hedendaagse eisen gaat een derde van de nationale woningvoorraad op de schop. Richtlijn daarbij is de integrale aanpak van het Grotestedenbeleid (GSB), waarin sociale, economische en fysieke vernieuwing worden ingezet als oplossing voor grootstedelijke problematiek. Vooral naoorlogse wijken worden gezien als kwalitatief slecht, onveilig en onaantrekkelijk. Maar radicale sloop en nieuwbouw doet geen recht aan de cultuurhistorische waarde van deze oude buurten en de behoeften van bewoners. Ook in wederopbouwwijken wordt daarom zoveel mogelijk materieel erfgoed (monumenten, stedenbouwkundige structuren) en immaterieel erfgoed (gebeurtenissen, verhalen, ontwerpfilosofieën) ingeweven in vernieuwing. Een voorbeeld daarvan is de Philipswijk in Eindhoven.
•
Stedelijke uitbreiding
Op diverse plaatsen is al geëxperimenteerd met het benutten van erfgoed in stedelijke uitbreidingsgebieden. Bekend voorbeeld is de Vinex-wijk Leidsche Rijn bij Utrecht, waar op grote schaal vondsten uit de Romeinse tijd en elementen van het oude landschap in het nieuwe stadsdeel worden opgenomen. De komende jaren worden de grote Vinexlocaties afgebouwd. Zoals blijkt uit de Nota Ruimte (2005), wijst het Rijk daarna voor stedelijke ontwikkeling zogenaamde ‘bundelinggebieden’ aan. Provincies leggen de grenzen van deze gebieden vast in streekplannen. Het accent ligt op bebouwing, maar ook voor water, natuur, recreatie, sport en landbouw moet ruimte beschikbaar blijven. Rekening houden met cultuur en cultuurhistorie is daarbij een randvoorwaarde.
erfgoed voor toerisme
GROENLO PROFILEERT ZICH ALS VESTINGSTAD gemeente Oost Gelre De noodzaak tot een stevige impuls voor de stedelijke economie bracht Groenlo (gemeente Oost Gelre) ertoe haar verleden als vestingstadje te laten herleven en zo de attractiewaarde voor toeristen te vergroten. Daarbij had de gemeente vooral de vele gezinnen met kinderen op het oog die gedurende het jaar een (korte) vakantie doorbrengen in een nabijgelegen recreatieoord. Als bijzonder wapenfeit kon in stelling worden gebracht dat ‘Grolle’ in de 17e eeuw als toenmalig Spaans bastion langdurig is belegerd door prins Frederik Hendrik van Oranje-Nassau. Het beleidsvoornemen om Groenlo te profileren als vestingstad vertaalde de gemeente voor de periode 2004-2007 naar drie grote, samenhangende projecten: het behouden en deels reconstrueren van vestingwerken, de restauratie van de middeleeuwse Oude Calixtuskerk en het deels reconstrueren van de Circumvallatielinie. Dit is de – voor Europa unieke – insluitinglinie die Stedendwinger Frederik Hendrik in een straal van drie kilometer rond Groenlo liet aanleggen om het stadje tot overgave te brengen. Een archeologisch bureau kreeg samen met een landschapsarchitect de opdracht voor het onderzoek naar zichtbare overblijfselen en het aanbrengen van passende landmarks langs een ‘tachtigjarige oorlog fietsroute’. In de toekomst zal de historische linie, die vanuit de lucht het mooist te zien is, ook via GPS in beeld worden gebracht.
55
Kern van de projectaanpak was de bezoeker context en vooral ‘beleving’ te bieden. Na het succes van de heropvoering van de Slag bij Grolle (2005), waaraan vele vrijwilligers uit verschillende landen deelnamen, heeft Groenlo zelfs de stille ambitie om dé living history stad van Europa te worden. Om de verschillende onderdelen van het masterplan te kunnen uitvoeren, werd subsidie aangevraagd bij onder meer de Europese Unie en de provincie Gelderland. De grootste uitdaging was te komen tot één groot, samenhangend verhaal, waarin alle verschillende onderdelen op zijn plaats zouden vallen en voorzieningen binnen de muren zouden verwijzen naar de Linie en omgekeerd. Daartoe werd een werkgroep ingesteld van de monumenten en musea die zich bevinden aan een speciaal ontwikkelde toeristische wandelroute die in Groenlo begint en eindigt in het voormalige schootsveld. Daaraan liggen onder meer het stads(historisch)museum en de VVV, de Oude Calixtuskerk - waar een spectaculaire presentatie van de belegering is gepland -, de restanten van de vestingmuren, het gerestaureerde kanon en de stadsboerderij waar bezoekers een beeld krijgen van het leven in een bezette stad. Re-enactment zal er ook zijn buiten de muren, in Openluchtmuseum Erve Kots, dat toont hoe het er aan toeging op het platteland waar het leger zich ophield. Kinderen – de belangrijkste doelgroep – zullen onderweg allerlei elementen herkennen uit ‘Bregje’, een special voor dit doel geschreven kinderboek. Het goed bewaken van de beeldkwaliteit van het vestingstadproject bleef tijdens het ontwikkelingsproces voortdurend een punt van aandacht. Ook het enthousiasme van vrijwilligers uit de eigen bevolking moest in balans komen met de gewenste professionele performance. Daarnaast was het niet altijd gemakkelijk om met al die verschillende erfgoedinstellingen tot een gezamenlijk eindresultaat te komen, reden om ook een beroep te doen op de expertise van de Stichting Gelders Erfgoed. Maar uiteindelijk is aan alle voorwaarden voldaan om Groenlo de komende jaren te laten groeien in haar historische rol als vestingstad. Meer informatie: www.circumvallatielinie.nl. Aan de ontsluiting van een vestingstad als toeristisch product is een aantal eisen verbonden. In samenwerking met de Nederlandse Vereniging Vestingsteden is hiertoe een product- en processtandaard ontwikkeld, waaraan steden moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een lidmaatschap. Meer informatie: www.vestingsteden.nl.
erfgoed in ruimtelijke ontwikkeling
ROMEINEN IN DE PARKEERGARAGE gemeente Woerden In de nieuwe ondergrondse parkeergarage in het centrum van Woerden en het Kerkplein daarboven herleeft de Romeinse tijd. Tijdens het archeologische onderzoek van Hoochwoert (20022004) - de locatie waar de gemeente plannen had voor een stadsplein, 9.000 m2 winkelruimte, 86 woningen en genoemde parkeergarage – kwam vast te staan dat zich hier de resten van een Romeinse legerplaats bevonden. Tot de vondsten behoorden onder meer een mantelspeld in de vorm van een kikker en een Romeins schip, de Woerden 7. Uitgangspunt bij de verdere ontwikkeling van Hoochwoert was het behoud van de archeologische monumenten. In de plannen zijn ideeën verwerkt van bewoners, de gemeente, de betrokken archeologen en de projectontwikkelaar. De Castellumgarage, die eind 2006 in gebruik genomen wordt, weerspiegelt het Romeinse verleden van Woerden zoals dat op deze plek is aangetroffen. Met de lift naar beneden betekent afdalen in de tijd, via de Middeleeuwen naar de Romeinse tijd. De garage is onderverdeeld in vier compartimenten, waar de auto aan de hand van kleurgebruik en symbolen (helm, schild, kikkerspeld en kruik) snel terug te vinden is. Op de parkeerdekken zelf komen foto’s en schilderijen van Romeinse vondsten, zoals sieraden, schepen en scherven. De Woerden 7 wordt in de vorm van foto’s en opgravingstekeningen teruggebracht op de plaats waar het schip circa 1800 jaar geleden is gezonken. Op die manier loop je in de parkeergarage als het ware dwars door het laadruim van het schip. Onder het Kerkplein wordt de fundering van de castellummuur en het poortgebouw zichtbaar
56
gemaakt door op een grote fotowand met de oorspronkelijke bodemopbouw de onderkant van de wal af te beelden. Hierin is ook de brandlaag van de Bataafse opstand (69 na Chr.) duidelijk te zien. Op de muur staat ook het ontdekspel Laurens van Laurium, de Romeinse soldaat. Bovengronds wordt de contour van het castellum in de bestrating teruggebracht. De vroegere muur van de legerplaats is herkenbaar aan een granieten band die enkele locaties met elkaar verbindt. Middels tekst en afbeeldingen komen wandelaars te weten waar ze het vroegere castellum ‘binnengaan’. De poortgebouwen in en om het Kerkplein ten slotte worden gemarkeerd met lichtgevende putten, waarin origineel Romeins bouwmateriaal en scherven zijn gestort. Op het Kerkplein zelf komt de Romeinen Strip, een twintig meter lang beeldverhaal over de Woerden 7 en andere schepen, de Romeinen, de toenmalige handel en de Bataafse opstand. Dit biedt volop inspiratie voor een boeiende geschiedenisles op locatie! Meer informatie: www.woerden7.nl.
57
Erfgoededucatiebeleid
58
in de praktijk Aan de hand van een stappenplan schetsen we in dit deel van de handreiking de ontwikkeling van lokaal beleid voor erfgoededucatie. Welke ambities een gemeente op dit vlak ook heeft, sleutelbegrippen zijn en blijven: stimuleren en samenwerken. Achtereenvolgens komen in dit hoofdstuk aan de orde: • Visie op erfgoededucatie. • Inventarisatie van erfgoed(educatie)aanbod en vraag. • Formuleren van (output-)doelstellingen. • Positie, rol en organisatie gemeenten. • Strategie en instrumenten. • (Externe) Financiën. • Draagvlak creëren. • Monitoring en evaluatie. • Breed bruikbare erfgoedthema’s. De samenvatting van dit hoofdstuk vindt u in bijlage 1.
Inleiding Een lokaal beleid voor erfgoededucatie begint met een plan waarin de gemeente haar visie en voornemens uiteenzet. Analyse van vraag (wat wil de gemeente ermee?) en aanbod (wat is er aanwezig?) monden uit in doelstellingen (wat willen we wanneer bereiken?). Deze doelstellingen worden vertaald naar een beleidsstrategie en een instrumentarium (hoe en met welke middelen denken we dit te bereiken?), waarbij ook kosten en financiering in beeld komen. Ten slotte wordt aandacht besteed aan de wijze van evaluatie (hoe meten we of het beleid effect heeft gesorteerd?). Belangrijk is er van meet af aan rekening mee te houden dat erfgoededucatie op verschillende gemeentelijke beleidsterreinen een rol kan spelen. Op gebied van cultuur en onderwijs (cultuureducatie), maar ook op het gebied van welzijn (denk aan jeugd- of achterstandenbeleid en inburgeringstrajecten), op het gebied van ruimtelijke ordening en stedelijke vernieuwing (inweven erfgoed) en economische zaken (erfgoed als toeristische trekker). Dit vraagt om input en afstemming tussen beleidsmedewerkers van verschillende gemeentelijke afdelingen. Erfgoededucatiebeleid is geen document dat achter een bureautafel tot stand komt. Een gemeente zal de lokaal (regionaal) aanwezige expertise moeten benutten. Dat begint al bij het verzamelen van gegevens bij plaatselijke erfgoedorganisaties. Het inschakelen van betrokkenen uit het erfgoedveld zal tegelijkertijd het draagvlak voor het uiteindelijke beleid vergroten. Belangrijk, omdat de gemeente voor een geslaagde uitvoering daarvan in sterke mate afhankelijk is van medewerking en mogelijkheden van de lokale erfgoedsector. Een beleidsplan voor erfgoededucatie zal vrijwel altijd deel uitmaken van een groter, samenhangend beleidsplan. Bijvoorbeeld van de gemeentelijke cultuurnota of van het beleid voor cultuureducatie dat daarvan een onderdeel is. Het kan ook een hoofdstuk zijn in een gemeentelijk erfgoedbeleidsplan. In kleinere gemeenten, die geen specifieke cultuurnota uitbrengen kan erfgoededucatiebeleid deel uitmaken van de welzijnsnota of van een algemeen, gemeentelijk beleidsplan. Een gemeentelijk beleidsplan voor erfgoededucatie heeft meerdere functies: • Signaal aan inwoners, de sector en andere beleidspartners dat de gemeente belang hecht aan het plaatselijke erfgoed. • Bevestiging van de waarde van erfgoededucatie voor een of meer beleidsterreinen. • Basis voor transparante en consequente beleidskeuzes in de toekomst. • Communicatiemiddel richting andere overheden, het erfgoedveld en (potentiële) samenwerkingspartners. In dit hoofdstuk zijn voorbeelden opgenomen van erfgoededucatie in het beleid van een kleine (Sint-Oedenrode), een middelgrote (Nieuwegein) en een grote gemeente (Ede).
59
7.1
Visie op erfgoededucatie
Elke gemeente heeft erfgoed. Aard en omvang daarvan zijn uiteraard bepalend voor de mogelijkheden die een gemeente met erfgoededucatie heeft. Voor een gemeentebestuurder is het echter op de eerste plaats van belang duidelijk voor ogen te hebben vanuit welke motieven de gemeente werk wil maken van erfgoededucatie. Deze motieven bepalen immers voor een groot deel de richting van het te ontwikkelen beleid. De ambities die de gemeente ten aanzien van erfgoededucatie heeft, bepalen bovendien hoe breed of diepgaand de inventarisatie van lokale vraag en het erfgoedaanbod moet zijn. Motieven voor erfgoededucatie zijn niet los te zien van de visie op ‘cultuur’ (infrastructuur, educatie, profiel, publieksbereik) en de ambities van de gemeente in haar totaliteit. Welke kwesties krijgen prioriteit binnen gemeentelijk beleid? Welke lokale ontwikkelingen spelen mee? Hecht de gemeente aan aansluiting bij provinciaal en landelijk beleid? Zijn er mogelijkheden voor samenwerking tussen gemeenten in de regio? Het onderstaande schema biedt u een handvat voor het formuleren van een gemeentelijke visie op erfgoededucatie.
Wij zetten erfgoededucatie in voor: Cultuurbereik
• Omdat erfgoed als cultuuruiting een intrinsieke waarde heeft om inwoners en bezoekers betere ‘toegang’ te geven tot (erfgoed)instellingen.
• Om draagvlak te creëren voor cultuurbehoud en beheer.
• Als bijdrage aan persoonlijke ontplooiing van burgers.
Onderwijs/jeugdbeleid
• Om kinderen en jongeren in hun eigen omgeving culturele bagage (kunst en erfgoed) te laten opbouwen.
• Kennismaken nu is een investering in bezoekers aan lokale erfgoedinstellingen later.
• Omdat het in lijn is met landelijk cultuureducatiebeleid.
• Omdat het een krachtig hulpmiddel is in leersituaties.
Binding/betrokkenheid
• Om jong en oud te laten wortelen in hun eigen omgeving.
• Zodat inwoners respect en waardering krijgen voor de eigen omgeving.
• Om de onderlinge band van inwoners te versterken.
• Om nieuwkomers zich thuis te laten voelen.
• Voor meer begrip en waardering voor allochtone inwoners om culturele participatie en daarmee sociale participatie van specifieke groepen inwoners te bevorderen.
Ruimtelijke ontwikkeling
• Omdat erfgoed meebepalend is voor de kwaliteit van de leefomgeving.
• Om burgers te betrekken bij beleidsvorming.
Economie/toerisme
• Omdat erfgoed belangrijk is voor het culturele profiel en het vestigingsklimaat. • Om het toeristisch-recreatieve product te versterken.
60
ERFGOEDPLAN SINT-OEDENRODE Identiteit als vertrekpunt voor beleidsvorming Vanuit de overtuiging dat de eigenheid van Sint-Oedenrode wortelt in haar geschiedenis en de verbondenheid met de landelijke omgeving, besloot deze Brabantse gemeente (ca. 17.000 inwoners) cultuurhistorie een grotere rol te geven in gemeentelijk beleid. In 2005 verscheen daarom een veelomvattend Erfgoedplan. Het plan bevat zowel een inventarisatie van het aanwezige erfgoed als een visie op de rol die erfgoed kan spelen in ruimtelijke ordening, toerisme, recreatie en het educatief beleid. Het project, uitgevoerd door een adviesbureau, werd begeleid door een interdisciplinaire ambtelijke werkgroep. Daarnaast werd een klankbordgroep van externe deskundigen ingesteld met vertegenwoordigers van verschillende plaatselijke erfgoedorganisaties. Behalve aan roerend erfgoed is in de uitgebreide inventarisatie veel aandacht besteed aan de markante landschapstypen en natuurgebieden rond de rivier de Dommel, die bepalend is voor het karakter van ‘Rooi’. Belangrijke informatiebron was de cultuurhistorische waardenkaart van de Provincie Noord-Brabant. Als kader voor toekomstig erfgoedbeleid is geschetst wat er op verschillende bestuurlijke niveaus al over erfgoed is vastgelegd. Op basis van deze inventarisatie kon de gemeente keuzes maken bij het ontwikkelen van een integraal erfgoedbeleid. Richtinggevende vraag daarbij was: ‘Welke overblijfselen zijn daadwerkelijk verbonden met de identiteit van onze gemeente?’ Voor de beleidsuitvoering is de samenwerking tussen betrokken gemeentelijke afdelingen rond het onderwerp erfgoed geïntensiveerd. De verantwoordelijkheid voor het erfgoedbeleid is gelegd bij de afdeling Samenlevingszaken, die ook het aanspreekpunt ‘naar buiten’ is. Het Erfgoedplan van Sint-Oedenrode zet nadrukkelijk in op erfgoededucatie. De gemeente ziet het als haar taak kennis over het plaatselijke erfgoed over te dragen aan haar inwoners. Doel is inwoners meer bewust te maken van het unieke karakter van de eigen leefomgeving en draagvlak te creëren voor erfgoedbehoud. Dit gebeurt enerzijds door het erfgoed te ontsluiten en ‘beleefbaar’ te maken, anderzijds door structurele communicatie over erfgoed en -projecten. Een aantal elementen uit het Erfgoedplan: • Ontwikkelen van diverse onderwijsprojecten, waaronder ‘Cultureel Erfgoed Beleven’ in samenwerking met basisscholen, de Heemkundige Kring, Stichting Roois Cultureel Erfgoed, Bibliotheek Meierij en Erfgoededucatie Noord-Brabant. Bij de uitvoering zijn tal van maatschappelijke organisaties betrokken. • Lesbrief plus minitentoonstelling voor de basisschool over de vondst van een bijzonder sieraad uit de Griekse Oudheid in het centrum van de gemeente. • Een publieksversie van het erfgoed(plan) op de gemeentelijke website en een reeks cultuurhistorische publicaties. • Erfgoed ontsluiten via korte en lange afstandroutes met bewegwijzering voor wandelaars en fietsers. Dit in overleg met regiogemeenten en de VVV. • Aantrekkelijke en informatieve erfgoed(rust)punten langs genoemde routes. • Archeologische structuren van belangrijke gebouwen zichtbaar maken in het straatbeeld, bijvoorbeeld door markerende bestrating of pantserglazen vensters. • Het plaatsen van zo’n 40 veldpoorten in het gebied van de gemeenten Boxtel, Schijndel en Sint-Oedenrode. Dit in samenwerking met plaatselijke Heemkundekringen en leerlingen van het vmbo. • Organiseren van openluchtevenementen als theatervoorstellingen, lezingen en koffieconcerten tegen het decor van naburige kastelen. • Een kunstproject van de kunststichting Sint-Oedenrode rond het gegeven van zeven slotjes in de omgeving. • Jaarlijkse erfgoedprijs voor particulieren die zich bijzonder hebben ingezet voor behoud van erfgoed in de gemeente. Meer informatie: www.sint-oedenrode.nl.
61
7.2
Inventarisatie van aanbod en vraag
Elke gemeente die beleid voor erfgoededucatie wil ontwikkelen of bijstellen zal zicht moeten hebben op het aanwezige erfgoed en de organisaties die zich daarmee bezighouden. Wat zijn de sterke punten van het erfgoedaanbod als geheel? Welke punten zou de gemeente willen versterken? Welke rol speelt educatie daarbij? Wat is er op dit gebied al aanwezig? Het ringenmodel van Wijn47 biedt daarbij een referentiekader waarmee een gemeente kan beoordelen in hoeverre erfgoedvoorzieningen aanwezig (zouden moeten) zijn. [3.3] Daarbij zal de gemeente ook rekening moeten houden met haar directe omgeving. Welk verzorgingsgebied (denk aan scholen) wil de gemeente met erfgoededucatie bedienen? Maar ook: hoe staat het met ander erfgoedaanbod in de regio? Welke aanknopingspunten zijn er voor samenwerking met omringende gemeenten? Hoe diepgaand dit verkennende onderzoek moet zijn – quickscan of uitputtende inventarisatie – is mede afhankelijk van de manier waarop de gemeente erfgoededucatie wil inzetten. [7.1]
7.2.1
Erfgoed(educatie)aanbod
Bij het inventariseren van het materiële en immateriële erfgoed ter plaatse dient de gemeente ook alle organisaties in kaart te brengen die zich hiermee bezighouden. Dus niet alleen de instellingen waarmee de gemeente een subsidierelatie onderhoudt, maar ook private initiatieven, zoals waardevolle particuliere collecties en historische verenigingen. [Voor een beschrijving van erfgoedsectoren zie hoofdstuk 1.] Het omschrijven van de subsidierelatie (huisvesting, eigendom collectie, projectsubsidie e.d.) biedt een eerste inzicht in de relatie die de gemeente met de erfgoedsector onderhoudt. Inventarisatie van het lokale erfgoedaanbod wijst ook uit voor welke erfgoedelementen de gemeente zelf de verantwoordelijkheid draagt (stads/dorpsgezicht, bodemsporen, bestrating, ruimtelijke structuur, vestingmuren e.d.). Om te kunnen beoordelen welke mogelijkheden er zijn om publieksgroepen bij het erfgoedaanbod te betrekken volstaat het niet om aan te geven of een bepaald type erfgoed(instelling) wel of niet aanwezig is. De fysieke kwaliteit (onderhoud en faciliteiten), de interne organisatie (omvang, professionaliteit), het publieksbereik en eventuele knelpunten zullen in een sterkte/zwakte analyse meegenomen moeten worden. Voor een gemeente en haar inwoners is het van groot belang dat de eigen geschiedenis wordt bewaard en gedocumenteerd. Dat kan in een museum zijn, bij archieven, een Regionaal Historisch Centrum, bij historische verenigingen e.d. Een inventarisatie geeft inzicht in leemten en overlap en in mogelijkheden voor samenwerking, afstemming en profilering op dit gebied. Immaterieel erfgoed zal vaak de lastigste, want minst grijpbare categorie zijn. Toch komt hierin de lokaal beleefde identiteit waarschijnlijk het sterkst tot uitdrukking. Denk in ieder geval aan verhalen, taal, tradities en gebruiken. Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur adviseert gemeenten die meer inzicht willen hebben in het plaatselijke immateriële erfgoed de eigen inwoners er zelf naar te vragen, bijvoorbeeld via krant of website. Wat vinden inwoners op dit vlak karakteristiek voor hun woonplaats? Wat willen ze graag behouden?
47 Wijn, C (2003) Gemeentelijk cultuurbeleid - een handleiding
Aanbod erfgoededucatie
Het plaatselijke erfgoedaanbod is uiteraard niet synoniem met het aanbod aan erfgoededucatie. Gegevens over dit aanbod zijn over het algemeen opgenomen in jaarverslagen van erfgoedinstellingen. Praktischer is om de betrokken organisaties er gericht naar te vragen. Ook kan deze vraag voor een gemeentelijk beleidsmedewerker een goede gelegenheid zijn om op locatie kennis te maken. Is de lokale erfgoedsector niet al te groot, dan kan het educatieaanbod in een eerste (netwerk)overleg aan de orde komen. [7.5.1] Het bestaande aanbod aan erfgoededucatie is uit te zetten in een matrix, uitgesplitst naar erfgoed(instelling) belangrijkste doelgroepen en/of type aanbod (leskist, lezingen, kinderactiviteiten, demonstraties, cursussen, informatiepanelen in de openbare ruimte et cetera). Sterke punten, witte vlekken en overlap zijn op die manier snel zichtbaar te maken. Dit geeft een eerste indruk van ontbrekende elementen en mogelijkheden om elkaar aan te vullen of te versterken. Daarnaast zijn er een aantal vragen van praktische en organisatorische aard: • In welke mate maken scholen of andere publieksgroepen gebruik van bepaald aanbod? • Is de accommodatie toereikend: is er bijvoorbeeld ruimte om groepen te ontvangen? • Zijn er professionele krachten voor erfgoededucatie (concept en begeleiding)? • Is er financiële ruimte voor educatieve activiteiten?
62
Ook gaat de gemeente na of er al sprake is van samenwerking op het gebied van erfgoededucatie: Is er samenwerking tussen erfgoedinstellingen onderling, met andere culturele instellingen, of met instellingen op andere beleidsterreinen? Zijn er (structurele) contacten met het onderwijs? Wordt er samengewerkt met een ondersteunende instelling (erfgoedhuis, centrum voor de kunsten, onderwijsbegeleidingsdienst, provinciaal museumconsulent e.d.)?
Cultuurparticipatie Algemeen wordt onderkend dat de cultuurparticipatie van jongeren, laag opgeleiden en niet-westerse allochtonen lager ligt dan die van andere publieksgroepen. Musea trekken bijvoorbeeld op dit moment vooral hoger opgeleide, cultureel actieve, oudere autochtonen. Van de 2 miljoen jongeren tussen de 15-25 jaar neemt slechts 10% regelmatig deel aan een culturele activiteit.48 Om jongeren buiten school te verleiden tot een bezoek aan een erfgoedinstelling is het nodig aansluiting te vinden bij hun belevingswereld. [6.1] In ‘Divers cultuurbeleid in een multiculturele samenleving’, een handreiking voor gemeenten vervaardigd in opdracht van de VNG, wordt onderkend dat de grootste belemmering voor cultuurdeelname van allochtonen een gebrekkige sociaal-culturele participatie is.49 Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) meet dit laatste af aan vier criteria: sociale contacten, culturele oriëntatie, beheersing van de Nederlandse taal en identificatie met de eigen groep . Daarnaast werpen kunst en cultuur hun eigen drempels op. Kansen om dit patroon te doorbreken liggen vooral in het verhogen van het opleidingsniveau en bij een doorgaande leerlijn voor cultuureducatie. Ook het scheppen van nieuw cultureel aanbod voor verschillende bevolkingsgroepen en mogelijkheden voor interculturele ontmoetingen zijn relevant. Vertaald naar erfgoededucatie betekent dit specifieke aandacht voor erfgoed van migranten en ruimte voor wederzijdse kennismaking op cultuurhistorisch gebied.
7.2.2
Vraagzijde: doelgroepen
Bij het ontwikkelen van haar beleid zal de gemeente, behalve in het aanbod, inzicht moeten hebben in de doelgroepen die haar bij erfgoededucatie voor ogen staan. We onderscheiden daarbij drie hoofdgroepen: onderwijs, eigen inwoners en toeristen/recreanten. Bepaal de omvang van de doelgroep(en) allereerst op basis van sociaal-demografische gegevens over de bevolking en het verzorgingsgebied van het lokale erfgoed. • Onderwijs Erfgoed wordt vaak eerst en vooral ingezet in het onderwijs. De gemeente zal daarvoor een overzicht willen hebben van de (type) onderwijsinstellingen binnen de gemeente of regio: basisscholen, vmbo, havo/vwo, hbo/wo, beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (BVE). De inbreng van scholen is immers van doorslaggevend belang voor het ontwikkelen van adequate erfgoededucatieprogramma’s voor verschillende leeftijdsgroepen in het onderwijs. • Eigen inwoners Zoals toegelicht in hoofdstuk 6, kan erfgoededucatie voor eigen inwoners verschillende functies hebben, variërend van cultuureducatie en vrijetijdsbesteding tot sociale cohesie, integratie en ondersteuning bij ruimtelijke ontwikkelingsprocessen. Welke gegevens over de eigen bevolking voor het beleidsplan verzameld moeten worden, is dus afhankelijk van het terrein waarop de gemeente erfgoededucatie wil inzetten. Is bijvoorbeeld ‘integratie’ aangemerkt als een belangrijk doel van erfgoededucatie dan zal de gemeente sociaaldemografische gegevens paraat moeten hebben over grote allochtone bevolkingsgroepen in de gemeente. Om een indruk te krijgen van het aantal potentieel te bereiken jongeren is het raadzaam te bekijken hoeveel jongeren gebruik maken van het aanbod van culturele voorzieningen zoals een centrum voor de kunsten. • Toeristen/recreanten Een gemeente die met erfgoededucatie haar toeristisch product wil versterken, zal ook het jaarlijks aantal (verblijfs)toeristen willen weten en informatie willen hebben over bezoekersaantallen en publieksgroepen van de belangrijkste erfgoedinstellingen (gezinnen, senioren e.d.).
48 Ranshuysen, L. (2005) Onzichtbare drempels, een analyse van het publiekspotentieel van Nederlandse musea 49 Baarle, Y. (2004) Divers, cultuurbeleid
in een multiculturele samenleving
63
Doelgroepenbeleid
50 Bureau Promotie Podiumkunsten (2005) Jong en Grijpbaar. Uitkomsten van experimenten met jongerenmarketing in de theatersector 51 Drents Archief/Twynstra Gudde (2005) Verleiden met Verleden. Het archief op zoek naar nieuwe doelgroepen 52 Sociaal en Cultureel Planbureau (2003) Snuffelen en graven. Over doelgroepen en digitaal toegankelijke archieven
Wat willen wij voor welke bezoekers betekenen en hoe organiseren we dat? Kort samengevat is dat de kern van doelgroepenbeleid. Voor de eigen inwoners van een gemeente kijken we naar een traditionele indeling op basis van demografische kenmerken, opleiding en welstandsniveau. Als gevolg van de grote diversiteit in leefstijlen die in ons land is ontstaan is het denken in brede, goed te onderscheiden doelgroepen weinig effectief meer als beleids- en marketinginstrument. Jongeren functioneren binnen tal van subculturen en ook senioren zijn er in soorten. Allochtonen, die in Nederland circa 160 verschillende culturele achtergronden vertegenwoordigen zijn evenmin aanspreekbaar als één groep. Publieksgroepen worden daarom, zo ver nuttig en noodzakelijk, verder onderverdeeld in kleinere categorieën. Bij het ontwikkelen van beleid kan dan rekening worden gehouden met specifieke behoeften en meest geschikte communicatiemiddelen. Om tot een doelgroepensegmentatie te komen, werken instellingen en onderzoekers in de praktijk met heel verschillende typologieën. Zo noemt het rapport ‘Jong en Grijpbaar’ bijvoorbeeld negen criteria om het jongerenpubliek in te delen (pubers/adolescenten/jongvolwassenen - trendsetters/trendvolgers, schoollovers/schoolhaters - citykids/plattelandsjochies, et cetera).50 Bij erfgoedbezoek spelen ook belangstelling en ervaring mee. Een daarop toegespitste classificatie werd gepresenteerd in het rapport ‘Verleiden met Verleden’, dat de eindresultaten van de Marketingpilot Noordelijke Provincies (2005) bevat.51 Het indelingscriterium is hier ‘het gemeenschappelijk consumptiegedrag in de vorm van de vraag naar erfgoedinformatie’. Daarop zijn vijf doelgroepen gebaseerd: (erfgoed)snackers, ondiepe gravers, diepgravers, intermediairs en educators. Deze zijn beschreven met een eigen profiel, kernbehoeften en een basis-serviceconcept. Zo zijn erfgoedsnackers vaak te vinden bij cultuurhistorische topevenementen en ondiepe gravers goed te bereiken via internet. De SCP-publicatie ‘Snuffelen en graven’ die verslag doet van nader onderzoek naar digitaal toegankelijke archieven, hanteert een indeling op basis van aanwezige cognities, zoekgedrag en betrokkenheid. Het rapport biedt ook enkele praktische richtlijnen voor doelgroepenbeleid. Voor een specifieke aanpak in educatieaanbod of communicatie daarover moet een doelgroep onder meer groot genoeg zijn, homogeen zijn (qua kennis, interesse, herkomst e.d.) en over langere tijd stabiel. In genoemd rapport wordt ook geconstateerd dat er weliswaar sprake is van een grotere interesse in het verleden, maar dat nog weinig bekend is naar welke soort onderwerpen de belangstelling uitgaat. Een gemeente of lokale erfgoedinstelling zou daar gericht onderzoek naar kunnen doen.52
ERFGOEDPROGRAMMA NIEUWEGEIN Behoud door ontwikkeling In de eerste nota Cultuurbehoud (1996) van Nieuwegein werd vastgesteld dat er, na een periode van explosieve bevolkingsgroei (ca. 61.500 inwoners), meer aandacht nodig was voor kwaliteit en identiteit van de stad. Nieuwegein is behalve ‘jong en dynamisch’, ook goed bedeeld met erfgoed, doordat de voormalige dorpskernen Vreeswijk en Jutphaas in deze gemeente opgingen. Voortbouwend op de resultaten van de eerste erfgoednota formuleerde Nieuwegein haar ambities voor de periode 2006-2010. Om een integrale benadering van erfgoed te bewerkstelligen kwam de nota tot stand in samenwerking tussen de afdelingen cultuur, toerisme en onderwijs. Centrale doelstelling bleef ‘behoud door ontwikkeling van cultuurhistorische waarden’. Nevendoel is het versterken van de eigen cultuurhistorische identiteit, vanuit het idee dat erfgoed de gemeenschapszin kan versterken. Daarnaast is het de bedoeling dat erfgoed en toerisme elkaar wederzijds gaan versterken. Om de betrokkenheid van inwoners bij het plaatselijke erfgoed te vergroten, zal gewerkt worden aan een betere toegankelijkheid en herkenbaarheid daarvan. Vertrekpunt daarbij is dat erfgoed meer kan en moet zijn dan de som der delen: meerwaarde ontstaat door onderlinge samenhang en samenwerking. Vanuit een sterke, herkenbare eigen rol zal de gemeente samenwerking zoeken met andere overheden en partners in het veld. Het accent ligt de komende jaren op grotere projecten en thema’s. Versnippering in kleinere subsidiestromen wordt tegengegaan. Nieuwegein zal aansluiten bij provinciale ontwikkelingen, vooral omdat de omvang en organisatie van lokale erfgoedinstel-
64
lingen (veel vrijwilligers) een zelfstandige kwaliteitsslag bemoeilijken. De gemeente onderkent de sterke belangstelling voor erfgoed in het onderwijs en streeft naar structurele inbedding van erfgoededucatie in het lesprogramma. Het totale erfgoedplan krijgt een gefaseerde uitvoering; voor sommige onderdelen moet gaandeweg financiële dekking worden gezocht. Een aantal elementen uit het plan: • Opname erfgoed in het curriculum van het primair onderwijs als onderdeel van het Kunstmenu. • Erfgoed structureel tot onderdeel van de Cultuurdagen voor het voortgezet onderwijs maken. • Monumentenschildjes en informatieborden bij monumenten, zoals de Hollandse Waterlinie. • Bewegwijzering naar erfgoedinstellingen. • Vaarroute rondvaartboten langs historische instellingen. • Verbeteren van de informatievoorziening rond archeologie via de gemeentelijke website. • Ontwikkeling van websites van de historische musea. • Educatieve projecten in samenwerking met het onderwijs, bijvoorbeeld een gebruiksvriendelijke website, tentoonstellingen, publicaties, en cursussen voor geïnteresseerde burgers in het gemeentearchief ontwikkelen. • Digitaliseren van de gemeentelijke beeldcollectie. • Publieksgerichte projecten opstarten waarin historische instellingen samenwerken met andere culturele disciplines. Meer informatie: www.nieuwegein.nl
7.3
Formuleren van (output)doelstellingen
Op basis van een visie op erfgoededucatie en inventarisatie van de lokale situatie kan de gemeente zich een aantal concrete doelen voor erfgoededucatie stellen. Welke resultaten willen we precies bereiken? Daarbij zullen keuzes moeten worden gemaakt. Menskracht en middelen stellen nu eenmaal grenzen aan mogelijkheden. Dat geldt zowel voor de gemeentelijke organisatie als voor de erfgoedinstellingen die betrokken worden bij de beleidsuitvoering. Een te groot verschil in het ambitieniveau van de gemeente en dat van de lokale erfgoedsector zal aan beide kanten tot teleurstelling leiden. Daarbij is het goed te bedenken dat het meestal niet (alleen) gaat om méér educatieactiviteiten, maar vooral om beter maatwerk in erfgoededucatie. Meestal krijgt een beleid voor erfgoededucatie gestalte in een gefaseerde aanpak binnen een meerjarenprogramma. Op steeds meer beleidsterreinen wordt gewerkt met toetsbare (output)doelstellingen. Deze doelstellingen kunnen zowel in kwantitatieve termen (bezoekersaantallen/aantal bereikte leerlingen, bezoekfrequentie e.d.) als in kwalitatieve termen beschreven worden. Voordeel van werken met toetsbare outputdoelstellingen is dat beter te evalueren is of en welke resultaten zijn bereikt. Consequentie is dat al bij de beleidsontwikkeling moet worden nagedacht hoe de gemeente zal nagaan of een doelstelling is bereikt (outputindicator) en op welke manier dat gemeten zal worden (meetinstrument). Een gemeente die kiest voor erfgoededucatie in het onderwijs zou de volgende outputdoelstellingen kunnen formuleren: • Alle leerlingen van het primair onderwijs hebben tijdens hun schoolloopbaan minimaal twee keer (onderbouw + bovenbouw) een erfgoedinstelling in de gemeente bezocht. •In 200x is een lokaal netwerk voor erfgoededucatie tot stand gekomen waarin erfgoedinstellingen en basisscholen structureel samenwerken. •D e gemeente ondersteunt het ontwikkelen van een doorgaande leerlijn voor erfgoededucatie, die in 200x gerealiseerd moet zijn. In het eerste voorbeeld is de outputindicator ‘het aantal malen dat basisschoolleerlingen in onderbouw en bovenbouw een erfgoedinstelling hebben bezocht’. Het meetinstrument bijvoorbeeld: een scholenenquête of het jaarverslag van erfgoedinstellingen. Veel voorkomende outputdoelstellingen bij gemeenten die deelnemen aan het Actieplan Cultuurbereik 2005-2008 zijn ‘erfgoed inzetten voor cultuureducatie in het onderwijs’ en ’het vergroten van de zichtbaarheid van het lokale erfgoed’.53 [6.5] 53 Bureau Driessen (2006) Actieplan II, Nulanalyse en nulmeting
65
7.4
Positie, rol en organisatie gemeente
Als ambities en analyse zijn vertaald in doelstellingen, komen we bij de uitvoering in de praktijk: hoe denkt de gemeente haar doelen te verwezenlijken? Daarbij dienen de volgende vragen aan bod te komen: • Welke rol wil de gemeente spelen om de doelstellingen te realiseren? • Welke relatie onderhoudt de gemeente met het erfgoedveld? [7.4.1] • Wie houden zich binnen de gemeente bestuurlijk en ambtelijk met erfgoed bezig? • Waar brengt de gemeente erfgoededucatie intern onder? De antwoorden hierop verduidelijken welke positie de gemeente inneemt ten opzichte van andere actoren (erfgoedinstellingen, ondersteunende instellingen, provinciale en landelijke infrastructuur), de verantwoordelijkheid die zij wil dragen en de wijze waarop de gemeente het beleid intern wil organiseren. We hebben het dan over het begrip ‘regie voeren’. Hieronder verstaan we het gedrag van de gemeente die met relevante actoren lokale maatschappelijke processen probeert te sturen in de door haar wenselijk geachte richting, ongeacht de mate van zeggenschap van de gemeente over die actoren.54
Rol en verantwoordelijkheid
Een gemeente die erfgoed(educatie) vooral wil benutten om de toeristische aantrekkingskracht te vergroten, zal een andere rol en verantwoordelijkheid hebben dan een gemeente die erfgoedinstellingen en scholen met elkaar in contact wil brengen om cultuureducatie in het onderwijs te stimuleren. Vaak vervullen gemeenten een combinatie van een aantal rollen bij het regisseren van erfgoededucatiebeleid. Welke rol de gemeente ook kiest, overleg en afstemming met het lokale erfgoedveld is een voorwaarde om tot resultaat te komen. In erfgoededucatie zal de gemeente overigens altijd meer een procesverantwoordelijkheid dragen (stimuleren van educatief aanbod) dan een productverantwoordelijkheid (erfgoedpagina op gemeentelijke website).
Interne organisatie Het moet zowel intern als voor externe partners duidelijk zijn waar het erfgoededucatiebeleid binnen de gemeente is ondergebracht, zowel bestuurlijk als ambtelijk. Niet elke gemeente heeft een aparte afdeling cultuur. Ook als dat wel het geval is, ressorteren erfgoedsectoren als monumentenzorg en archeologie vaak onder verschillende afdelingen. In middelgrote en grote gemeenten komt daar vaak bij dat meerdere ambtenaren betrokken zijn bij eenzelfde beleidsthema. Daarnaast heeft erfgoededucatie, zoals gezegd, raakvlakken met diverse beleidsterreinen. [3.1] Over het algemeen zal erfgoededucatiebeleid worden ingebed in cultuur(educatie)beleid. Toch is dit vooral afhankelijk van het terrein waarop de gemeente erfgoededucatie wil inzetten. Krijgt erfgoededucatie bijvoorbeeld een functie in de versterking van het toeristisch product dan zal het eerder tot de portefeuille van de wethouder voor Economische Zaken behoren. Gezien de verschillende invalshoeken voor erfgoededucatie is een gemeentelijke werk- of projectgroep aan te bevelen. In dat geval moet een ambtelijk projectleider worden aangewezen, die als aanspreekpunt fungeert en in– en extern de vinger aan de pols houdt. Erfgoededucatie is binnen veel gemeenten een onbekend begrip. Houd er dus rekening mee dat vaak ook intern zendingswerk nodig is om collega’s te overtuigen van het intrinsieke en instrumentele belang van erfgoededucatie. [3.]
54 Berenschot (2003) Gemeentelijke regie in de sociale sector. In: DSP-groep (2005) POP met beleid. Handreiking voor gemeenten
66
Erfgoed motor voor Continu Cultuur in Ede Ontmoeting van traditie en trend Beeld plaatsen van huisjes pag. 24 en 25 van CD Continu Cultuur (Bij drukkerij Zwaan laten doen mits mogelijk)!
Uitgangspunt voor het nieuwe cultuurbeleid van de gemeente Ede – met meer dan 100.000 inwoners één van de 25 grootste gemeenten van Nederland – was dat hierin de kenmerkende eigenschappen van de stad tot uiting moesten komen. Naast het landelijke karakter, het sterk gegroeide inwonertal, het kralensnoer van kleinere gemeenschappen en de bloeiende amateurkunst is dat ook de grote rijkdom aan cultureel erfgoed. Vrijwilligers vervullen op dit gebied een belangrijke ondersteunende rol, bijvoorbeeld in het onderhoud en de presentatie van archeologisch erfgoed, de oudheidkamer en een aantal musea. Een tweede uitgangspunt voor het cultuurbeleid van Ede is ‘samenhang en samenwerking’. Met particulieren, met de Provincie Gelderland en gemeenten in de regio, met het onderwijs (cultuureducatie), maar ook tussen de gemeentelijke taakvelden cultuur, ruimtelijke ordening en toerisme en economie. Zo zullen monumentenzorg en archeologie van begin af aan nauw worden betrokken bij herontwikkelingsprojecten, zoals het kazernecomplex en het terrein van de voormalige ENKA-fabriek in Ede-Oost. De fraai vormgegeven cultuurnota Continu Cultuur Traditie en Trend Kunst en Cultuur Ede 2006-2009 bevat zes terreinen die de komende jaren extra accent krijgen. Input voor deze keuzes kreeg de afdeling Cultuur uit een expertmeeting, de Raadscommissie Maatschappelijke Zaken, bestuurders van (culturele) organisaties en van beleidsambtenaren van de gemeentelijke sectoren. Enkele kernpunten zijn: •Het buitengebied met oude cultuurlandschappen en archeologische monumenten krijgt een belangrijke plaats in toekomstig cultuurbeleid. Gedacht wordt aan een bezoekerscentrum met archeologische informatie en –exposities als vertrekpunt voor toeristische routes. Met het Kröller Müller Museum worden arrangementen ontwikkeld om het contact met de bevolking van Ede te verstevigen en de toeristische activiteit een impuls te geven. Voor kinderen zullen kunstenaars korte, ‘zintuiglijke’ routes in het buitengebied ontwikkelen. • De erfgoedkernen Bospoort en Ede-Oost zullen plaats gaan bieden aan hedendaagse culturele voorzieningen. • Van de dertien (!) musea wordt samenhang en samenwerking gevraagd, mogelijk ook door inhoudelijke afstemming in collectie en educatie. ‘Belang voor de geschiedenis van de eigen streek’ en ‘publieksbereik’ tellen mee in subsidietoekenning. • Om inwoners en toeristen bewust te maken van de unieke combinatie van een modern stedelijk centrum met erfgoedkernen en het natuurgebied rondom Huis Kernhem komen er aantrekkelijke wandel- en fietsroutes. • De amateurkunst is belangrijk voor de hele culturele infrastructuur. Met geldelijke steun geeft de gemeente uitdrukking aan haar waardering voor de inzet van de vele vrijwilligers. • De inzet op cultuureducatie is: accent op erfgoed, vraaggestuurd aanbod, aantrekkelijke presentatievormen, duurzame relatie met onderwijs (mogelijk ook met volwasseneneducatie) en een actieve samenwerking met erfgoedinstellingen, waarbij het gemeentearchief als trekker fungeert. Meer informatie: www.ede.nl.
67
Mogelijke rollen
Omschrijving55
Initiatior
De gemeente neemt het voortouw, bouwt op of verder uit Begint planontwikkeling, treedt in overleg met actoren in het veld.
Voorbeeld
Initiatief nemen tot erfgoededucatiebeleid; opstarten en deelnemen in netwerk erfgoedinstellingen en onderwijs (∆ Tiel) Facilitator
De gemeente schept goede randvoorwaarden, het veld voert uit. Ondersteunen en organiseren staan centraal. Secretariële ondersteuning voor netwerk(en)
Stimulator De gemeente deelt prikkels uit aan het veld, bijvoorbeeld door middel van subsidies of andere stimuli tot het leveren van bepaalde prestaties. Prestatieverplichting in subsidiecontract, bijv. voor samenwerking, ontwikkelen vernieuwende activiteit, doelgroepbeleid e.d. Beslisser De gemeente toont zich als beslisser bestuurlijk betrokken. Maakt keuze en weegt varianten tegen elkaar af. Welke educatievoorzieningen dienen te worden uitgebouwd, met financiële steun van de gemeente (∆ Nieuwegein) Entrepreneur De gemeente is op zoek naar verbetering en vernieuwing en zet daartoe acties in gang. Brengt partijen bij elkaar en verdeelt taken.
Gemeente neemt de verantwoordelijkheid op zich om tot resultaat te komen (∆ Groenlo, Sint-Oedenrode)
7.5
Strategie en instrumenten
Hoe bereikt de gemeente, gegeven de rol die ze wenst te spelen, de doelstellingen die voor erfgoededucatie zijn gesteld? Oftewel, welke beleidsstrategie voert de gemeente en welke middelen zet zij daarbij in? Onderstaand een aantal instrumenten op een rijtje. Een toelichting daarop treft u op de volgende pagina’s. • Opzetten, begeleiden en uitbouwen van lokale netwerken voor erfgoededucatie. • Facilitaire en personele ondersteuning. • Deskundigheidsbevordering lokaal erfgoedveld. • Ondersteunen van marketing en publiciteit. • Structurele of incidentele subsidie voor erfgoededucatie.
7.5.1
Netwerken voor erfgoededucatie
Het belang van erfgoededucatie als cultuureducatie en als hulpmiddel bij meerdere schoolvakken wordt algemeen onderschreven. Het ministerie van OCW stimuleert dit beleid op verschillende manieren. [5.] Van gemeenten wordt op dit vlak met name verwacht dat zij het voortouw nemen bij het realiseren van een lokale infrastructuur voor erfgoededucatie.
55 Vrij naar beschrijving in DSP-groep (2005) POP met beleid. Handreiking voor gemeenten
Het is efficiënt om in de voorbereidende fase verkennende gesprekken te voeren met organisaties/personen die een sleutelrol vervullen in het lokale erfgoedveld of op het vlak van cultuureducatie. Daarbij werkt het beter om eerst vooroverleg te plannen met lokale erfgoedinstellingen, voordat derden zoals vertegenwoordigers uit het onderwijs aanschuiven. Erfgoed bestrijkt immers een breed terrein, waardoor verschillende instellingen/personen elkaar vaak niet of nauwelijks kennen. Zo zal het gemeentearchief bijvoorbeeld niet op de hoogte zijn van het doen en laten van archeologische diensten en omgekeerd. Kennismaken met elkaars collectie en werkwijze is dan een noodzakelijke eerste stap op weg naar een samenhangend aanbod in erfgoededucatie. Een aantal gemeenten werkt al met een model van nauwe samenwerking tussen erfgoedinstellingen, soms zelfs onder een directie. Zo zijn in Gouda en Leeuwarden archieven,
68
musea en bibliotheek organisatorisch samengegaan (www.goudanet.nl, www.tresoar.nl). Bekend voorbeeld is ook CODA in Apeldoorn waar deze instellingen letterlijk onder een dak zijn samengebracht (www.coda-apeldoorn.nl). Uiteindelijk is het de bedoeling alle belangrijke erfgoedaanbieders om de tafel te krijgen met organisaties die beoogde doelgroepen vertegenwoordigen, zoals het onderwijs of migranten. Afhankelijk van de omvang van de gemeente en het terrein waarop erfgoededucatie zijn beslag moet krijgen, kan het nodig zijn verschillende netwerken op te bouwen. Primair en voortgezet onderwijs hebben bijvoorbeeld elk hun eigen behoeften op het gebied van erfgoededucatie. Voor erfgoededucatie op andere beleidsterreinen dan het onderwijs kan meestal worden volstaan met het instellen van een (tijdelijke) projectgroep. Bij de voorbereiding, conceptontwikkeling en organisatie van erfgoededucatie kan de gemeente de hulp inroepen van een ondersteunende instelling, zoals een erfgoedhuis of een onderwijsbegeleidingsdienst. Soms is het nodig een adviesbureau met specifieke expertise in te schakelen, bijvoorbeeld op het terrein van archeologie(visualisatie) of multimediagebruik.
Gemeente heeft brugfunctie
Hoewel kunsteducatie en erfgoededucatie twee loten aan eenzelfde stam zijn, hebben we te maken met twee zelfstandige sectoren, met elk eigen doelstellingen en werkwijze. De relatief jonge sector erfgoededucatie is vaak beducht voor overheersing door het meer gesettelde kunsteducatie en omgekeerd leeft erfgoed binnen de kunstsector niet of nauwelijks. Toch leert de ervaring in het onderwijs dat kruisbestuiving goede resultaten kan opleveren. Als belanghebbende partij kan de gemeente hierin een stimulerende rol vervullen. Behalve in gezamenlijke projecten [zie 6.1] kunnen kunst- en erfgoedinstellingen bijvoorbeeld constructief samenwerken binnen een zogenaamd ‘cultuurmenu’ voor de basisschool. Hierbij maken leerlingen binnen een korte tijdsperiode kennis met culturele instellingen. Een zo divers mogelijk aanbod is een verrijking voor leerlingen en scholen en werkt eerder stimulerend dan kannibaliserend op elkaar.
Partners in netwerken/projectgroepen erfgoededucatie Gemeente. Erfgoedinstellingen, inclusief niet gesubsidieerde instellingen. (Cultuur)historische vereniging, heemkundekring, e.d. Bibliotheek. centrum voor de kunsten. erfgoedhuis/ provinciale steunfunctie-instelling. Vertegenwoordigers primair onderwijs (intern cultuurcoördinator). Vertegenwoordigers voortgezet onderwijs (ckv-coördinator, docenten geschiedenis). ROC (mbo en volwasseneneducatie). Onderwijsbegeleidingsdienst. Buurt- of wijkcentra, gemeenschapshuizen. Jongeren- en ouderenorganisaties. Sociaal-cultureel werk. Migrantenorganisaties. Volksuniversiteit. Archeoloog (gemeentelijk/provinciaal), archeologisch adviesbureau. Projectontwikkelaar. Landschapsorganisaties/ landschapsarchitect. Planologen. VVV. Toeristisch bedrijfsleven (hotel, vakantiepark, attractieparken). Lokale media (krant, rtv)
69
Samenwerking tussen erfgoedinstellingen en scholen is door landelijk stimuleringsbeleid en inspanningen van Erfgoed Actueel en erfgoedhuizen volop in ontwikkeling. [zie 5.] Maar samenwerking van erfgoedinstellingen met andere sectoren zoals buitenschoolse organisaties, sociaal-cultureel werk, migrantenorganisaties of recreatieondernemers is men over en weer nog niet gewend. Zoals in deze handreiking is beschreven [zie 6.], is er juist op dit vlak veel winst te behalen. Ook hier kan de gemeente een goede brugfunctie vervullen.
Functies van een netwerk De belangrijkste functies van een netwerk voor erfgoededucatie zijn het structuraliseren van samenwerking en het uitwisselen van ervaringen (good practises) en expertise (hoe pak je zoiets aan?) Op die manier is te voorkomen dat goede projecten eenmalig blijven of dat een instelling opnieuw het wiel probeert uit te vinden dat een ander al lang gebruikt. Doordat ook vertegenwoordigers van de vraagzijde bij het netwerk voor erfgoededucatie betrokken zijn (scholen, toeristisch bedrijfsleven, migrantenorganisaties) wordt bewerkstelligd dat hun behoeften en wensen worden meegenomen in de ontwikkeling van een vraaggericht aanbod. Binnen een netwerk vindt inhoudelijke planontwikkeling plaats en worden afspraken gemaakt voor praktische uitvoering. Voordeel is ook dat externe deskundigheid gezamenlijk kan worden ingeschakeld en benut. Marketing en publiciteit kunnen gezamenlijk worden opgepakt en ook systemen voor monitoring en evaluatie zijn in overleg op te zetten. Bovendien is samenwerking tussen culturele instellingen en vertegenwoordigers van de vraagzijde een sterk pluspunt bij het aanvragen van externe financiering bij andere overheden, fondsen of het bedrijfsleven. Om ervoor te zorgen dat onderling uitgewerkte plannen daadwerkelijk worden omgezet in concrete acties is het aan te bevelen de afspraken ook bestuurlijk te laten bekrachtigen door de betrokken organisaties (bijvoorbeeld schooldirecties en erfgoedinstellingen). Een netwerk waarbinnen sluitende afspraken worden gemaakt over vorm en omvang van erfgoededucatie kan binnen een erfgoedinstelling een hefboomfunctie hebben om educatie intern op de agenda te krijgen. Niet elke erfgoedinstelling is namelijk even ver in het ontwikkelen van educatieve programma’s. Een klein museum bijvoorbeeld heeft een zekere doorstroom nodig om programma’s voor het onderwijs rendabel te maken. De gemeente kan dan binnen het netwerk stimuleren dat de loop er in komt, bijvoorbeeld door partijen onderling harde afspraken te laten maken over het aantal te ontvangen leerlingen per jaar.
Projectontwikkeling Initiatief – Definitie - Ontwerp en Planning – Voorbereiding – Pilot/Test - Uitvoering - Evaluatie
7.5.2 Facilitaire en personele ondersteuning Facilitaire ondersteuning kan onder meer bestaan uit het bieden van benodigd materiaal en middelen en accommodatie voor (netwerk)overleg. Hiertoe rekenen we ook de informatie- en verwijsfunctie van de gemeenten voor erfgoedinstellingen en betrokken partners, zoals scholen. Zo kan de gemeente verwijzen naar ondersteunende organisaties en mogelijkheden voor externe financiering (fondsen). Verder kan de gemeente erfgoedinstellingen attenderen op mogelijkheden voor het organiseren van erfgoedactiviteiten buiten de muren van de erfgoedinstellingen en behulpzaam zijn bij het aanvragen van eventueel daarvoor noodzakelijke vergunningen. Denk bijvoorbeeld aan exposities in gemeentelijke instellingen of (living history) manifestaties in de openbare ruimte. De gemeente kan erfgoedinstellingen of netwerken personele ondersteuning bieden op organisatorisch, administratief–secretarieel of inhoudelijk (marketing, publiciteit) terrein. Dit kan variëren van het aanstellen van een (tijdelijk) projectleider voor een netwerk of groter evenement tot gerichte advisering door een beleidsambtenaar of het binnen de gemeente laten voeren van het secretariaat van een erfgoednetwerk.
7.5.3 Deskundigheidsbevordering lokaal erfgoedveld In de erfgoedsector is de afgelopen jaren veel veranderd. Musea, archieven, monumentenorganisaties en archeologen zijn meer gaan samenwerken, zowel op lokaal en provinciaal als op landelijk niveau. De bewustwording van hun taken op het gebied van publieksbereik en onderwijs is sterk toegenomen, soms afgedwongen door prikkels van de overheid, maar vaak als een onderdeel van een proces van professionalisering. Lange tijd hebben erfgoedinstellingen educatieve producten op de markt gebracht zonder zich vooraf op de hoogte te stellen van de wensen van het onderwijs of andere doelgroepen. De laatste jaren maakt die aanbodgerichte houding steeds meer plaats voor een vraaggerichte opstelling.
70
Hoewel de ontwikkeling in erfgoededucatie hard gaat, is in kleinere erfgoedinstellingen niet altijd de expertise aanwezig om de collectie te vertalen naar een breed publiek of in educatieprojecten voor het onderwijs. Het accent ligt hier vaak meer op behoud en beheer en er wordt veel met vrijwilligers gewerkt. Daarnaast hebben erfgoedinstellingen te maken met omstandigheden die soms haaks lijken te staan op de eisen van moderne educatieve projecten. Zo zijn veel conservatoren sterk gericht op ‘volledigheid’ en cultuurhistorisch verantwoorde presentaties en spelen er zaken als beveiliging van waardevolle objecten, angst voor beschadiging (monument) en voorwaarden van gebouweigenaren (bijvoorbeeld een kerkgenootschap) een rol. Om de professionaliteit op educatief gebied te versterken, kan de gemeente overwegen een functionaris aan te stellen voor meerdere erfgoedinstellingen tegelijk of om een dergelijke constructie financieel te ondersteunen. Ook is het mogelijk, een grotere gesubsidieerde erfgoedinstelling te verzoeken kleinere instellingen behulpzaam te zijn, in het belang van het totaalaanbod. Zoals eerder beschreven is ook het uitwisselen van good practises binnen een netwerk voor erfgoedinstellingen een goede steun in de rug. [7.5.1] Verder kan de gemeente de weg wijzen naar lokale, provinciale (erfgoedhuis) of landelijke instellingen die ondersteuning bieden in de vorm van persoonlijk advies, handreikingen, projectformats, trainingen, et cetera. Zo bestaan er handleidingen en checklists om erfgoedmedewerkers voor te bereiden op het bezoek van schoolgroepen, die zich nu eenmaal anders gedragen dan rustige cultuurgenieters. Sommige erfgoedhuizen, waaronder Erfgoedhuis Drenthe, organiseren educatiecursussen voor leden van historische verenigingen. De gemeente kan erfgoedinstellingen ook op andere manieren ondersteunen om publieksvriendelijke presentaties te maken. Bijvoorbeeld door ze in contact te brengen met lokale theatermakers (presentaties, living history), kunstenaars (inrichten van expositie) en de creatieve industrie in de gemeente (multimediamakers en ict). Daarnaast kan de gemeente ondersteuning bieden om ’erfgoed buiten de (instellings)muren’ te presenteren. Voorbeelden daarvan zijn: aanhaken bij lokale festivals, exposities in het stadskantoor/gemeentehuis, de bibliotheek en presentaties in de openbare ruimte. Ook blijkt lokaal erfgoed voor makers en publiek vaak een verrassend decor voor een podiumoptreden (muziek, dans, theater). Ten slotte kan de gemeente bemiddelen bij het werven van vrijwilligers of het regelen van stageplaatsen voor jongeren in erfgoedinstellingen. Dit kan goed aansluiten op gemeentelijke doelstellingen voor maatschappelijke participatie.
7.5.4
Ondersteunen van marketing en publiciteit
Wat geldt voor educatie, gaat ook op voor kennis op het terrein van marketing en publiciteit. Vooral kleinere erfgoedinstellingen ontbreekt het op dit gebied aan ervaring. Gebrek aan financiële middelen is een tweede obstakel. [7.6.2] Er is voor gemeenten een relatief eenvoudige manier om de erfgoedsector effectief te ondersteunen bij het informeren van potentieel publiek. Namelijk informatieverstrekking via de (eigen) media, zoals de gemeentelijke website, de gemeentepagina in de lokale krant/huis-aan-huisblad, het gemeentelijke informatieblad en de gemeentegids. Deze media bevatten doorgaans allerlei activiteiten op het gebied van sport, welzijn, onderwijs én cultuur. Dit vereist uiteraard intern overleg met de gemeentelijke afdeling voorlichting. Voor de promotie van erfgoed(projecten) valt verder te denken aan samenwerking met lokale en regionale radio en tv-zenders, die een goed bereik hebben. Deze media hebben over het algemeen veel belangstelling voor de plaatselijke en regionale cultuurhistorie. De publicatie ‘Onzichtbare drempels’ van onderzoeksbureau Ranshuysen bevat zowel aanbevelingen voor betere communicatie met de bezoeker binnen musea als observaties over promotie in het algemeen die ook voor andere erfgoedinstellingen interessant zijn. Zo meldt de onderzoekster dat de verstrekte informatie vaak een intellectuele drempel opwerpt en te weinig wordt verspreid via laagdrempelige instellingen zoals de VVV. Persoonlijke communicatie met de bezoeker is van groot belang, ook in de vorm van living history, eerder nog dan ict. Uitgekiend prijsbeleid, zoals selectieve gratis entree en korting lijkt noodzakelijk, terwijl bezoekers aan de andere kant grote bereidheid tonen om te betalen voor aanvullende diensten. Promotie van de instelling als geheel is essentieel om de niet-ervaren bezoeker te trekken; gerichte tentoonstellings- en evenementenpromotie blijkt vooral van belang voor de ervaren bezoeker.56
7.5.5
Subsidies
Subsidies vormen voor gemeenten een belangrijk beleidsinstrument. In de erfgoedsector gaat het dan meestal om huisvesting-, exploitatie-, of projectsubsidies. Ook voor het stimuleren van erfgoededucatie kunnen structurele of incidentele subsidies worden toegekend. Denkbaar is dat de gemeente ‘educatie’ en/of ‘lokale samenwerking’ expliciet als voorwaarde in een subsidiecon-
71
56 Ranshuysen, L. (2005) Onzichtbare drempels, een analyse van het publiekspotentieel van Nederlandse musea
tract opneemt. Leg afspraken over subsidiëring altijd duidelijk vast, zodat erfgoedinstellingen of netwerken exact weten welke tegenprestatie er van ze wordt verwacht. Een mogelijke financiële prikkel is ook het instellen van een jaarlijkse prijs voor het beste of meest vernieuwende educatieproject. Van dergelijke prijzen gaat tevens een wervende werking uit, omdat het erfgoed, erfgoedinstelling of evenement in de schijnwerpers zet. Enkele mogelijke subsidievormen zijn: Structurele subsidies Huisvesting, exploitatie, (educatie)activiteiten e.d. Programmeringsubsidie Programmeren op een lokaal thema of voor specifieke publieksgroepen zoals jongeren en migranten. Project en activiteitensubsidies Voor nieuwe projecten, als bijdrage voor activiteiten tijdens Open Monumentendagen, e.d. maar ook voor het onderhouden van netwerken. Festival en evenementensubsidies Bijvoorbeeld voor living history, streekfestival e.d. Scholingssubsidies Deskundigheidsbevordering van beroepskrachten en vrijwilligers. Ook: scholing in traditionele ambachten, kunsten en vaardigheden.
Investeringssubsidies, ruimte en faciliteiten Van verschillende kanten is erop gewezen dat de gevraagde investering in mensuren een groot obstakel is voor het realiseren van samenwerkingsverbanden tussen erfgoedinstellingen en scholen. Tijd is geld. Gemeenten gaan er soms vanuit dat zij op dit vlak geen enkele ondersteuning meer hoeven te bieden, omdat scholen van het Rijk rechtstreeks geld voor cultuureducatie ontvangen. Dit gaat echter alleen op voor basisscholen (Regeling Versterking Cultuureducatie in het po). Scholen en leerlingen voor voortgezet onderwijs ontvangen uitsluitend CKV-vouchers voor de entree tot culturele instellingen. In de financiering van overleg en het gezamenlijk ontwikkelen van maatprojecten en bijbehorend materiaal is niet voorzien. Ook erfgoedinstellingen ontvangen voor dit doel geen extra subsidie. Als een financiële tegemoetkoming voor samenwerking niet tot de mogelijkheden behoort, kan de gemeente op een andere manier voor enige ontlasting zorgen. Bijvoorbeeld door de secretariaatsfunctie voor het netwerk vervullen (uitnodiging, agenda, verslag e.d.) en/of personele inzet te regelen voor organisatorische werkzaamheden, zoals het opstellen van een roulatierooster voor schoolbezoeken.
7.6
(Externe) Financiën
De kosten van een gemeentelijk beleid voor erfgoededucatie zijn uiteraard afhankelijk van de aard en reikwijdte van de gestelde doelen. Welk deel daarvan rechtstreeks of via subsidies voor rekening van de gemeente komt, hangt samen met de rol en de verantwoordelijkheid die de gemeente in de beleidsuitvoering op zich neemt. Ook de financiële draagkracht van betrokken erfgoedinstellingen en andere samenwerkingspartners speelt een rol, evenals mogelijke financiële steun van andere overheden, fondsen of het plaatselijke bedrijfsleven. Bij erfgoededucatieprogramma’s draait het behalve om ontwikkelingskosten ook om blijvende kosten voor zaken als personele begeleiding en dergelijke (zie kader). De gemeente zal er op voorhand over moeten nadenken of, hoeveel en hoe lang zij structureel wil bijdragen om een en ander in de lucht te houden.
Kostenopbouw erfgoededucatie • Ontwikkelkosten • Productiekosten • Personele kosten • Projectkosten • Promotie en publiciteit • Monitoring en evaluatie
(concept, plan van uitvoering) (educatief materiaal: flyer, leskist, 3d presentatie, website, e.d.) (ontwikkelen en uitvoeren; begeleiden van groepen) (netwerk: secretariaat, reiskosten, begeleiding)
72
Voor erfgoededucatie (en -netwerken) kunnen de gemeente, netwerken en/of de betrokken instellingen ook een beroep doen op bestaande subsidieregelingen van het Rijk, zoals het Actieplan Cultuurbereik en Erfgoed à la Carte, de provincie, regionaal werkende cultuurorganisaties en een aantal fondsen [zie bijlage 3]. Soms zal ook het lokale/regionale bedrijfsleven een bijdrage willen leveren. Daarnaast zijn er binnen de gemeente subsidiebudgetten die óók voor erfgoededucatie te benutten zijn. Beleidsmedewerkers met erfgoededucatie in hun pakket doen er goed aan deze mogelijkheden buiten hun eigen sector te inventariseren. Denk aan: • Ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk (rondleiders, ambachtdemonstraties). • Interculturele activiteiten (living history). • Jeugdbeleid. • Achterstandenbeleid. • Inburgering. • Stedelijke vernieuwing en plattelandsontwikkeling. • Amateurkunst en culturele producties (streektheater, -muziek, -dans). • Gemeentepromotie (versterken cultureel profiel; aantrekken toeristen). • (Evenementenbeleid).
7.7
Draagvlak creëren
Na het consulteren van de erfgoedsector en andere belanghebbenden in oriënterende gesprekken en expertmeetings verstrijkt er enige tijd voordat er een kant-en-klaar plan voor nieuw erfgoededucatiebeleid op tafel ligt. Om medewerking voor de uitvoering daarvan te krijgen is het noodzakelijk voor dit conceptbeleid draagvlak te creëren. De verantwoordelijke beleidsambtenaren gaan dus na of het voorgenomen erfgoededucatiebeleid lokaal op steun kan rekenen. Dat wil zeggen: binnen de gemeente zelf (bestuurlijk/ambtelijk), bij het lokale erfgoedveld en andere (ondersteunende) organisaties die bij de uitvoering betrokken zullen zijn, maar ook van belangrijke doelgroepen zoals scholen. Denk hierbij aan: keuze van speerpunten, doelstellingen, route om deze te bereiken, haalbaarheid, werkzaamheid, belasting voor instellingen e.d. Soms dient een lokaal plan ook te worden afgestemd met gemeenten in de regio, de provincie of het rijk. Op basis van deze in- en externe toetsing kan het erfgoededucatieplan waar nodig nog worden bijgesteld. Vervolgens kan het erfgoededucatiebeleid bestuurlijk worden vastgesteld door B&W (mandaat) en zo nodig ook door de gemeenteraad.
7.8
Uitvoering
De manier waarop het erfgoededucatiebeleid in de praktijk handen en voeten krijgt is een proces op zich. De mate waarin de gemeente daarbij betrokken is hangt onder meer af van de rol die de lokale overheid zich in dit traject aanmeet. [7.4] Een paar simpele aandachtspunten: • Zorg dat het nieuwe beleid ‘leeft’: genereer aandacht voor het erfgoededucatieplan binnen het gemeentelijk apparaat, bij de eigen inwoners en belangrijke doelgroepen daarin, bij het lokale erfgoedveld en andere betrokken organisaties. • F ormuleer project(deel)plan(nen) op basis van het erfgoededucatiebeleid. Maak hiervoor financiële middelen vrij en regel personele inzet. • Maak afspraken met beoogde samenwerkingspartners. • Houd de gekozen positie de uitvoering van het beleid op koers en stuur zo nodig bij.
7.9
Monitoring en evaluatie
Elke gemeente die serieus werk maakt van erfgoededucatiebeleid zal ook willen weten of de inspanningen resultaat heeft opgeleverd. Om tijdig te kunnen bijsturen is het verstandig tussentijds de vinger aan de pols te houden (monitoring, tussentijdse evaluatie). De wijze van evaluatie dient al bij de start van het traject te worden vastgelegd. Om resultaten goed te kunnen meten, moeten doelstellingen vooraf toetsbaar zijn opgesteld. We hebben het dan over een effectevaluatie, waarbij behaalde resultaten worden afgezet tegen vooraf gestelde doelen. Procesevaluatie dient om na te gaan hoe resultaten tot stand zijn gekomen. Daartoe wordt het complete beleidstraject nagelopen om inzicht te krijgen in succesfactoren en knelpunten, samenwerking tussen betrokken partijen, externe omstandigheden enzovoorts. Beleidsevaluatie omvat meestal een combinatie van effectevaluatie en procesevaluatie, zodat het behaalde resultaat kan worden afgewogen tegen de geleverde inspanningen. Om te kunnen
73
beoordelen in hoeverre de geregistreerde resultaten zijn toe te schrijven aan het gevoerde beleid gaat de gemeente na of er mogelijk andere invloeden in het spel waren. Is er in de beleidsperiode sprake geweest van externe factoren die mogelijk een positieve (jubileumjaar) dan wel negatieve (bestuurswisseling) uitwerking hebben gehad? De gemeente zal voor de evaluatie van erfgoededucatieprojecten goeddeels terugvallen op gegevens die erfgoedinstellingen en andere betrokkenen aanleveren. Over de wijze van evalueren dienen dus vooraf afspraken te worden gemaakt. Kleinere erfgoedinstellingen, waar evaluatie vaak niet verder gaat dan het turven van het aantal bezoekers voor het jaarverslag en het neerleggen van een gastenboek, zullen hierbij beslist ondersteuning nodig hebben. Methodieken die de gemeente zelf kan toepassen zijn bijvoorbeeld enquêtes onder scholen, bezoekers (of juist niet-bezoekers), analyse van gegevens van erfgoedinstellingen (programmering, projecten, bezoekcijfers) en gestructureerde interviews met betrokken instellingen.
foto ‘wonen’ via Cees!
Het opzetten van een goede evaluatie is een vak apart. Voor culturele instellingen, maar ook voor gemeenten is het vaak een lastige klus. Zo blijkt uit de nulanalyse van het tweede Actieplan Cultuurbereik dat het werken met outputdoelstellingen niet altijd van een leien dakje gaat. Soms is de verkeerde outputindicator gekozen (en wordt dus niet gemeten of de doelstelling is behaald), soms het verkeerde meetinstrument (en wordt iets anders gemeten dan men denkt te meten). Meer informatie over dit onderwerp vindt u onder meer op www.cultuurbereik.nl. Bedenk ten slotte dat niet alle positieve (proces)resultaten in cijfers te vangen zijn. Bij cultuur blijft het altijd gaan om ‘tellen’ en ‘vertellen’.
7.10 Breed bruikbare erfgoedthema’s Elke stad of dorp heeft een eigen cultuurhistorie en uniek erfgoed. In een aantal gevallen delen gemeenten eenzelfde type erfgoed. Denk aan vestingsteden, de Hanzesteden, Romeinse resten (Limes)57, de Tachtigjarige Oorlog, de Hollandse Waterlinie en de Tweede Wereldoorlog. Een dergelijk thema is dan op verschillende plaatsen in het land bruikbaar in erfgoededucatie. Daarnaast zijn er erfgoedthema’s waar vrijwel elke stad of dorp mee uit de voeten kan, zoals ‘leven en werken’. Een thematische aanpak biedt de mogelijkheid scholieren of andere publieksgroepen op een aansprekende manier met erfgoed in contact te brengen. Bijkomend voordeel is dat de gemeenten hierbij kunnen profiteren van ervaringen en good practises die elders zijn opgedaan. Voorbeelden van projecten zijn onder meer te vinden in het projectloket van Cultuurnetwerk Nederland (www.cultuurnetwerk.nl/projectloket) en op websites van erfgoedhuizen en (grotere) erfgoedinstellingen.
57 Het Rijk, de provincies Gelderland, Utrecht en Zuid-Holland, de steden Nijmegen en Utrecht en de Stadsregio Arnhem-Nijmegen (KAN) richtten in 2005 de Romeinse Limes Alliantie op. De door hen ondertekende Limes Codex is een bestuurlijke intentieverklaring waarin de initiatiefnemers afspraken maken voor het ontwikkelen van een gezamenlijke aanpak voor de Limes, de noordelijke grens van het voormalige Romeinse Rijk.
74
Onderstaand enkele suggesties voor breed inzetbare erfgoedthema’s. De toelichting daarbij is heel globaal en uitsluitend bedoeld om een denkrichting aan te geven.
De stad/ het dorp Bouwen en wonen
Cultuurhistorie/ ruimtelijke ontwikkeling. De Middeleeuwse stad. Eigen straat/ buurt. Straten, paden en pleinen (functie, patroon, namen). Materialen, vormen, woondichtheid, oppervlakte, architectuur. Leefgemeenschappen (klooster/burcht/hofstede).
Energie
Water, veen, kolen, elektriciteitsmasten, gasovens.
Feest
Jaarmarkt, processie, kermis, oogstfeest, carnaval.
Historische gebeurtenissen
Belegering, rampen, bloeiperioden, aankomst/vestiging van...
Industrialisatie
industrieel erfgoed, verandering in grondgebruik, verbindingen.
Kunstwerk
lokale handvaardigheid (aardewerk, houtbewerking, kantklossen). kunst in openbare ruimte/architectuur/ornamenten.
Landschap/grondgebruik
Ingrepen en inrichting (ontginning, afgraving, demping, beplanting, ophoging).
Leven en werken
In een bepaald tijdvak. Traditionele nijverheid (van zilversmeden tot leerlooien) Thuiswerk vroeger en nu. Lokale (agrarische) bedrijfstak in (inter)nationaal perspectief.
Lokale verhalen en legenden Markante figuren
Schilders, schrijvers, veldheren, kloosterlingen.
Migratie
instroom van nieuwe inwoners door de tijden heen. Migratiegeschiedenis allochtone bevolkingsgroepen.
Religie
Gebouwen, objecten, rituelen.
Tradities en gebruiken
Geboorte, huwelijk en dood, begroeting e.d. In vergelijking met allochtone bevolkingsgroepen.
Transport
(Water)wegen, vervoermiddelen, bewegwijzering, reistijd.
Verdedigingswerken
Forten, bunkers, verdedigingslinies, water.
Water(management)
Stoomgemalen, polders, molens, dijken.
75
Bijlage 1 ERFGOEDEDUCATIEBELEID IN TIEN STAPPEN Externe factoren
Landelijk
Cultuurnota Stimuleringsbeleid Cultuur en School Actieplan Cultuurbereik Belvedere/ Cultuur en Ruimte
Erfgoededucatiebeleid
Intrinsieke factoren Omvang en aard van lokaal aanwezig erfgoed Aanwezigheid van professionele erfgoedinstellingen en overige betrokken (erfgoed-) organisaties Lokale ervaring met cultuureducatie in het algemeen en erfgoededucatie in het bijzonder
Invulling Cultuur en School/Actieplan Cultuurbereik Provinciale speerpunten erfgoed(educatie)beleid Regionale samenwerking Provinciaal Speerpunten in algemeen gemeentelijk beleid Gemeentelijk cultuurbeleid Vraag vanuit eigen bevolking, onderwijs, Economie/toerisme Lokaal Beschikbare (financiële) middelen
Stap 1
Visie
De gemeente hecht belang aan erfgoededucatie als instrument voor:
Cultuurbereik Onderwijs/Jeugdbeleid Binding/Betrokkenheid Ruimtelijke ontwikkeling Economie/Toerisme
Input:
Algemeen gemeentelijk beleid, cultuurbeleid
Stap 2
Inventarisatie erfgoed(educatie) en- vraag
[zie 7.1]
[zie 7.2]
Inventariseer het lokale aanbod in erfgoed(educatie): • Aard en omvang van erfgoed, erfgoedinstellingen en –organisaties in de gemeente • Fysieke en algemene publiekstoegankelijkheid • Bestaand aanbod op gebied van erfgoededucatie • Samenwerking tussen erfgoedinstellingen onderling en met andere (culturele, ondersteunende) organisaties, - met het onderwijs of instellingen op andere beleidsterreinen Inventariseer de vraag naar erfgoed(educatie) bij: • Eigen inwoners, onderwijsinstellingen, toeristen/recreanten of (een) subgroep(en) daarin Creëer al doende draagvlak voor nieuw beleid [zie ook stap 7]
Input: Beschikbare kerngegevens (Opdracht tot) cultuurhistorische waardenkaart Overleg met andere gemeentelijke afdelingen (Economie/RO enz.) Overleg met lokale erfgoedinstellingen, overige betrokken -organisaties Kerngegevens en oriënterend overleg met vertegenwoordigers van doelgroepen, die op basis van stap 1 als ‘belangrijk’ worden aangemerkt
76
Stap 3
Doelstellingen
[zie 7.3]
Formuleer (output-)doelstellingen op basis van lokale mogelijkheden en ambities, rekening houdend met intrinsieke en externe invloedsfactoren
Druk (output-)doelstellingen uit in: kwantitatieve termen, zoals deelnemersaantallen, frequentie van activiteit enz. en/of kwalitatieve termen: bereikte samenwerking, gerealiseerde ontwikkeling enz.
Leg vast wanneer en hoe de gemeente zal evalueren of haar doelstellingen zijn gerealiseerd [zie stap 9] Input: Intern ambtelijk overleg Overleg met lokale erfgoedinstellingen, overige betrokken organisaties, doelgroepen Vraag eventueel advies van een ondersteunende instelling als een erfgoedhuis
Stap 4
Positie en interne organisatie gemeente
[zie 7.4]
Ga na of de gemeente in erfgoededucatiebeleid initiator-facilitator-stimulator-beslisser-entrepreneur-of een combinatie daarvan wil zijn
Stel vast wie binnen de gemeente verantwoordelijk wordt voor erfgoededucatiebeleid: bestuurlijk: wethouder Cultuur (en) Welzijn, Economie, anders ambtelijk: benoemen gemeentelijk projectleider instellen gemeentelijke projectgroep(en)
Stap 5
Strategie en instrumenten
De keuze voor een strategie is afhankelijk van: • Draagkracht en professionaliteit van erfgoedinstellingen en overige betrokken (erfgoed-)organisaties [stap 2] • Organisatiegraad en toegankelijkheid van doelgroepen [stap 2] • Geformuleerde doelstellingen [stap 3] • Benodigde middelen/ontwikkelingen om doelstellingen te kunnen realiseren • Gekozen positie en verantwoordelijkheid van de gemeente [stap 4] • Financiële en personele mogelijkheden van de gemeente [stap 6]
Mogelijke beleidsinstrumenten:
• Stimuleren van lokale netwerken voor erfgoededucatie • Facilitaire en personele ondersteuning • Deskundigheidsbevordering totaal erfgoedveld • Ondersteunen van marketing en publiciteit • Subsidies
Stap 6
(Externe) Financiën
Maak een kostenbegroting, gespecificeerd naar doelstelling(en) per periode
Formuleer de kostendekking: welke bijdrage is te verwachten van: de gemeente -uit welke budget(ten)?-, andere overheden, erfgoedinstellingen, overige (erfgoed)organisaties, externe financiers (fondsen, bedrijfsleven)
77
[zie 7.5 ]
[zie 7.6]
Stap 7
Draagvlak
[zie 7.7]
Ga na of het voorgenomen erfgoededucatiebeleid lokaal op steun kan rekenen van: gemeente intern , lokale erfgoedinstellingen en overige (erfgoed-)organisaties, belangrijke doelgroepen (bijv. scholen). [zie ook stap 1 t/m 3 ] Informeer zo nodig ook bij gemeenten in de regio/provincie/Rijk Stel het erfgoededucatieplan op basis van de toetsing zo nodig bij. Laat het voorgenomen erfgoededucatiebeleid bestuurlijk vaststellen door B&W (mandaat) en zo nodig ook door de gemeenteraad
Stap 8
Uitvoering
[zie 7.8]
Genereer aandacht voor nieuw erfgoededucatiebeleid binnen het gemeentelijk apparaat, bij eigen inwoners en andere belanghebbenden, erfgoedinstellingen en overige (erfgoed-)organisaties. Formuleer project(deel)plan(nen) op basis van het erfgoededucatiebeleid Maak hiervoor financiële middelen vrij en regel personele inzet Maak afspraken met beoogde samenwerkingspartners Houd op basis van de gekozen positie de uitvoering op koers en stuur zo nodig bij
Stap 9 Monitoring en evaluatie
[zie 7.9]
Monitor de uitvoering van het erfgoededucatiebeleid. Gebeurt er wat er is afgesproken? Zijn er knelpunten of onvoorziene omstandigheden die om tussentijds ingrijpen vragen? Bepaal ten slotte of de voor erfgoededucatie gestelde doelen zijn behaald? Dit aan de hand van vooraf bepaalde outputindicatoren en meetinstrumenten [zie stap 3] Ga na op welke manier en tegen welke (financiële) inspanning dat is gebeurd Wat waren de sterke punten en/of zwakke schakels? Welke elementen verdienen in een volgende beleidsperiode voortzetting, bijstelling of een tweede kans? Dit levert:
Stap 10
Bouwstenen voor nieuw beleid!
78
Bijlage 2 ADRESSEN ONDERSTEUNENDE ORGANISATIES Ondersteuning erfgoededucatie Stichting Erfgoed Actueel Stichting Erfgoed Actueel opereert op het kruispunt van erfgoed- en onderwijsinstellingen, overheden, media en maatschappij en zet zich in voor het verhogen van de waardering voor het erfgoed door het stimuleren van erfgoededucatie. Stichting Erfgoed Actueel gaat in 2007 op in de Stichting Erfgoed Nederland, samen met de koepelorganisaties voor archieven (DIVA), archeologie (SNA) en monumenten (NCM). De Museumvereniging brengt haar branchetaken in. Erfgoed Nederland zal zich inzetten voor de versterking van de maatschappelijke positie, het belang en de betekenis van het cultureel erfgoed als geheel (inclusief erfgoededucatie) en van de deelsectoren (archeologie, archieven, monumenten en musea). Mogelijk volgt een adreswijziging. Herengracht 474, 1017 CA Amsterdam tel. 020-4270880 www.erfgoedactueel.nl Overleg Provinciale Erfgoedinstellingen Nederland (OPEN) Erfgoedhuizen en vergelijkbare organisaties zijn sinds 2005 verenigd in OPEN, Overleg Provinciale Erfgoedinstellingen Nederland. Deze instellingen bedienen grote en verschillende klantengroepen, waaronder gemeenten, erfgoedinstellingen en het onderwijs. Erfgoededucatie is voor vrijwel alle provinciale erfgoedinstellingen een speerpunt van activiteit. Contactadres: Erfgoedhuis Zuid-Holland
Provinciale erfgoedinstellingen Friesland Museumfederatie Fryslân Turfmarkt 12 b, 8911 KT Leeuwarden tel. 058-2139185 www.museumfederatiefryslan.nl
Gelderland Stichting Gelders Erfgoed Postbus 4040, 7200 BA Zutphen tel. 0575-511826 www.gelderserfgoed.nl
Groningen Museumhuis Groningen (ook voor: Het Groninger Molenhuis) Lopende Diep 8, 9712 NW Groningen tel. 050-3130052 www.museumhuisgroningen.nl
Flevoland Nieuw Land Erfgoedcentrum Postbus 73, 8200 AB Lelystad tel. 0320-260799 www.nieuwlanderfgoedcentrum.nl
Brabantse Museumstichting Postbus 1325, 5200 BJ ‘s-Hertogenbosch tel. 073-6156262 www.erfgoedbrabant.nl
Utrecht Erfgoedhuis Utrecht Herenstraat 28, 3512 KD Utrecht tel. 030-2343880 www.erfgoed-utrecht.nl
Zeeland Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland Postbus 49, 4330 AA Middelburg tel. 0118-670870 www.scez.nl
Noord-Holland Stichting Museaal en Historisch Perspectief Noord-Holland Postbus 205, 2000 AE Haarlem tel. 023-5531498 www.mhp-nh.nl
Limburg Huis voor de Kunsten Limburg Postbus 203, 6040 EA Roermond tel. 0475-399299 www.hklimburg.nl
Drenthe Drents Plateau Postbus 117, 9400 AC Assen tel. 0592-305930 www.drentsplateau.nl Overijssel Stichting Kunst en Cultuur Overijssel Postbus 1229, 8001 BE Zwolle tel.038-4225030 www.kco.nl Het Oversticht Postbus 531, 8001 BE Zwolle tel. 038-4213257 www.oversticht.nl
Zuid-Holland Erfgoedhuis Zuid-Holland Postbus 3092, 2601 DB Delft tel. 015-2154350 www.erfgoedhuis-zh.nl
79
Noord-Brabant Stichting Brabantse Regionale Geschiedbeoefening Postbus 1325, 5200 BJ ‘s-Hertogenbosch tel. 073-6156262 www.erfgoedbrabant.nl
Limburgs Museum Afd. Erfgoedprojecten & Ondersteuning Keulsepoort 5, 5911 BX Venlo tel. 077-3522112 www.limburgsmuseum.nl www.cultuureducatielimburg.nl www.sam-limburg.nl
Ondersteuning cultuureducatie Cultuur en School Het project Cultuur en School van het ministerie van OCW heeft als doel om meer onderwijs mèt en over cultuur te realiseren. Om dit te stimuleren werkt het ministerie samen met gemeenten en provincies, culturele instellingen en onderwijs organisaties. www.cultuurbereik.nl geeft informatie over Cultuur en School en Actieplan Cultuurbereik. www.cultuurplein.nl is een landelijk (ondersteunend) informatiepunt over cultuur en onderwijs.
Vereniging Digitiaal Erfgoed Nederland (DEN) Digitaal Erfgoed Nederland is het nationale kennisplatform voor ict en instellingen voor cultureel erfgoed. DEN bevordert door digitale ontsluiting de toegankelijkheid en educatief gebruik van erfgoed. Postbus 90407, 2509 LK Den Haag tel. 070-3140343 www.den.nl; www.cultuurwijs.nl, www.cultuurwijzer.nl Museumvereniging De Museumvereniging heeft als doel de belangenbehartiging en de professionalisering van haar leden, evenals het bevorderen van het museumbezoek. Postbus 2975, 1000 CZ Amsterdam tel. 020-5512900 www.museumvereniging.nl
Cultuurnetwerk Nederland Cultuurnetwerk Nederland is het landelijk expertisecentrum voor cultuureducatie dat tot taak heeft kennis en informatie over theorie, beleid en praktijk van cultuureducatie te verzamelen en door onderzoek uit te breiden. Postbus 61, 3500 AB Utrecht tel.: 030-2361200 www.cultuurnetwerk.nl CJP CJP verspreidt in opdracht van het ministerie van OCW de CKV vouchers voor scholen en scholieren. Culturele instellingen kunnen bij het CJP een aanvraag indienen om CKV-acceptant te worden. Verder geeft CJP de CJP kortingspas uit, informeert docenten en verzamelt data over het gebruik van de CKV vouchers. Postbus 3572, 1001 AJ Amsterdam tel. 020-5210220 www.cjp.nl Onderwijsbegeleidingsdiensten Er zijn circa veertig onderwijsbegeleidingsdiensten (OBD’s) in Nederland, verenigd in de landelijke organisatie EDventure. EDventure houdt zich bezig met integrale onderwijsadvisering en heeft betrekking op onderwijsontwikkeling, schoolontwikkeling, onderwijs aan kinderen met problemen, leermiddelenadvies en advies aan gemeenten en besturen. Parkstraat 83, 2514 JG Den Haag tel. 070-3538222 www.edventure.nl
Landelijke organisaties erfgoedveld Stichting Erfgoed Nederland (SEN) Herengracht 474, 1017 CA Amsterdam tel. 020-4270880 Zie verder onder Stichting Erfgoed Actueel Nederlands Centrum voor Volkscultuur Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur is het landelijk instituut voor de cultuur van het dagelijks leven en het immaterieel erfgoed. Postbus 13113, 3507 LC Utrecht tel. 030-2760244 www.volkscultuur.nl
Instituut Collectie Nederland (ICN) Het Instituut Collectie Nederland is een kennisinstituut voor beheer en behoud van roerend cultureel erfgoed. Het ICN heeft vier kerntaken: het adviseren over beheer en behoud van collecties, het verrichten van onderzoek, het opleiden van restauratoren en het beheren van de ICN collectie. Postbus 76709, 1070 KA Amsterdam tel. 020-3054545 www.icn.nl Nationaal Archief Het Nationaal Archief beheert de archieven van de landelijke overheid en van personen die van nationaal belang zijn geweest. Het NA fungeert als rijksdienst voor de gehele archiefsector Postbus 90520, 2509 LM Den Haag tel. 070-3315400 www.nationaalarchief.nl Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) De Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten is, in samenwerking met andere partijen, verantwoordelijk voor de zorg voor het Nederlandse erfgoed boven en onder de grond en onder water. Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort tel. 033-4217421 www.racm.nl Federatie Industrieel Erfgoed Nederland (FIEN) Federatie Industrieel Erfgoed Nederland is een platform voor organisaties en vrijwilligers die zich bezighouden met industrieel erfgoed in de breedste zin. Zomervaart 206/F, 2033 DN Haarlem tel. 023 5353624 www.industrieel-erfgoed.nl
80
Bijlage 3 FONDSEN Onderstaand een overzicht van landelijke fondsen die activiteiten ondersteunen op het gebied van cultuur(educatie). Meer informatie treft u op www.erfgoedactueel.nl Meest compleet is het Fondsenboek, uitgegeven door de Vereniging van Fondsen in Nederland (FIN), in samenwerking met Walburg Pers.
Stichting Mobiele Collectie Nederland (MCN) Musea en koepelorganisaties op het gebied van mobiel erfgoed hebben zich verenigd in de stichting Mobiele Collectie Nederland (MCN). MCN stelt zich tot doel bij te dragen aan behoud en presentatie van een evenwichtig samengestelde collectie mobiel erfgoed. Pelikaanweg 50, 8218 PG Lelystad tel. 0320-289840 www.mobiel-erfgoed.nl
Cultuurfonds Bank Nederlandse Gemeenten Het fonds ondersteunt activiteiten op het gebied van kunst en cultuur, die financieel door minimaal twee gemeenten mogelijk worden gemaakt en die van betekenis zijn voor het gemeentelijk beleid. Het stimuleren van jong talent is een speerpunt. Koninginnegracht 2, Den Haag Postbus 30305, 2500 GH Den Haag tel. 070 -3750523 www.bng.nl
Anno Anno heeft de opdracht het historisch besef in Nederland te vergroten. De organisatie doet dit door geschiedenis toegankelijk te maken voor een breed en nieuw publiek en het onderwijs, door inzet van evenementen - zoals de Week van de Geschiedenis - en media. Postbus 11641, 2502 AP Den Haag tel. 070-3154090 www.anno.nl
Mondriaan Stichting De Mondriaan Stichting is het stimuleringsfonds voor beeldende kunst en vormgeving en cultureel erfgoed. Doel is de belangstelling voor en vraag naar hedendaagse beeldende kunst en vormgeving en cultureel erfgoed te vergroten. Instellingen, bedrijven en overheden kunnen onder meer aanvragen indienen voor publieksprojecten, cultureel erfgoed van minderheden en het zichtbaar maken van collecties. Jacob Obrechtstraat 56, 1017 KN Amsterdam tel. 020-6762032 www.mondriaanfoundation.nl
Overheid Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag tel. 070-4123456 www.minocw.nl Interprovinciaal Overleg (IPO) Het Interprovinciaal Overleg is de koepelorganisatie van de twaalf provincies. IPO-C, de commissie cultuur, is het overlegorgaan voor culturele zaken. Postbus 16107, 2500 BC Den Haag tel. 070-8881212 www.ipo.nl
Prins Bernhard Cultuurfonds Dit fonds ondersteunt projecten op het gebied van cultuur en natuurbehoud met financiële bijdragen, opdrachten, prijzen en beurzen. Het meedoen en laten meedoen aan alle facetten van cultuurbeoefening is een van de onderdelen waarop het fonds ondersteuning geeft. Naast het landelijke bureau in Amsterdam heeft het fonds provinciale afdelingen. Herengracht 476, Amsterdam Postbus 19750, 1000 GT Amsterdam tel. 020-5206130 www.cultuurfonds.nl
Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) De Vereniging van Nederlandse Gemeenten behartigt belangen, verleent diensten en heeft een platformfunctie voor alle gemeenten. Daarnaast voert de VNG, vaak samen met departementen of maatschappelijke organisaties, projecten uit die een gemeentelijk belang dienen. Postbus 30435, 2500 GK Den Haag tel. 070-3738393 www.vng.nl
Stichting DOEN De stichting ondersteunt onder meer cultuurprojecten, vanuit het oogpunt dat deze een bijdrage kunnen leveren aan een betere samenleving. Bij de beoordeling voor ondersteuning hecht de stichting waarde aan: cultuurparticipatie, talentontwikkeling, marketing, cultuur & economie en maatschappelijke betrokkenheid. Postbus 75621, 1070 AP Amsterdam tel. 020- 5737333 www.doen.nl
Inspectie Erfgoedinspectie Landelijke inspectie van de erfgoedsector, exclusief gemeentearchieven. Postbus 16478 (IPC 3500) 2500 BL Den Haag www.erfgoedinspectie.nl
VSBfonds Het VSB fonds ondersteunt projecten op het gebied van kunst en cultuur, gericht op cultuurparticipatie (culturele diversiteit, verrijking en vernieuwing) en cultuureducatie (educatieve methoden en intercultureel onderwijs). Postbus 16, 3500 AA Utrecht tel. 030- 2303300 www.vsbfonds.nl
Koepel van provinciale archiefinspecteurs t.b.v. de gemeentearchieven www.lopai.nl
81
Bijlage 4 HANDIGE WEBSITES Cultuur(educatie) www.minocw.nl/cultuur ministerie van OCW, cultuur algemeen www.belvedere.nu site van projectbureau Belvedere met informatie over cultuurhistorie en ruimtelijke ordening www.cultuurnetwerk.nl portaal over cultuureducatie met informatie over cultuur, erfgoed en kunst in relatie tot onderwijs en educatie www.cultuurplein.nl ondersteunt docent, manager en culturele instelling bij culturele activiteiten in de onderwijspraktijk
www.sporen.nl netwerkproject van Erfgoed Actueel gericht op het vmbo www.slo.nl nationaal expertisecentrum voor leerplanontwikkeling
Musea www.museum.nl actueel overzicht van Nederlandse musea en tentoonstellingen www.museumserver.nl platform van de Nederlandse musea op internet www.musip.nl site Museum Inventarisatie Project: zoeken naar collecties
www.cultuurbereik.nl informatie over het Actieplan Cultuurbereik en Cultuur en School, gericht op gemeenten en provincies
www.museumweekend.nl site van het jaarlijkse Museumweekend in april
wwww.cultuurwijzer.nl op deze site bieden monumenten, archeologische diensten, musea, bibliotheken en archieven samen hun informatie aan
www.museumvereniging.nl het museumresgister is te vinden op deze site
www.culturalgovernance.nl aanbevelingen voor goed bestuur in culturele instellingen
Onderwijs www.kerndoelen.kennisnet.nl informatie over nieuwe kerndoelen primair onderwijs www.minocw.nl op zoekterm informatie over kerndoelen/leergebieden onderbouw en tweede fase voortgezet onderwijs www.minocw.nl/vmbo algemene informatie over het vmbo www.bredeschool.nl overheidssite over de Brede School www.kpcgroep.nl overzicht van cultuurprofielscholen www.cultuurwijs.nl portal voor collecties, tentoonstellingen en informatie van musea en archieven, gericht op het onderwijs www.erfgoedactueel.nl site van de landelijke stichting met informatie over erfgoededucatie en projecten rond erfgoededucatie www.planjeeigenruimte.nl project van Erfgoed Actueel voor tweede fase havo/vwo over cultuurhistorie en ruimtelijke ordening
Archieven www.nationaalarchief.nl overzicht van de archieven van de landelijke overheid en belangrijke personen. www.archiefnet.nl zoekservice voor websites van archiefdiensten in binnen- en buitenland www.beeldbank.nationaalarchief.nl beeldbank met foto´s van gebeurtenissen uit de periode 1880-1990 www.archievendag.nl site van de jaarlijkse landelijke Archievendag in oktober www.kvan.nl kring van Archivarissen in Nederland
Archeologie www.archeologienet.nl site met veel informatie over archeologische monumenten, periodes en cultuurlandschappen www.archeos.nl onderwijssite; toont de geschiedenis van de prehistorie tot en met de Middeleeuwen aan de hand van archeologische opgravingen www.gemeente-archeologen.nl convent van gemeentelijke archeologen in Nederland
82
Monumenten www.openmonumentendag.nl site jaarlijkse Open Monumentendagen in september
www.geheugenvannederland.nl digitale verzameling van Nederlandse illustraties, foto’s, teksten, films en audiofragmenten. Heeft ook een onderwijsbeeldbank
www.heemschut.nl site van de Bond Heemschut www.monumentenwacht.nl site Monumentenwacht www.hollandsewaterlinie.nl site over de voormalige militaire verdedigingslinie die zich uitstrekt van de voormalige Zuiderzee bij Muiden tot aan de Biesbosch www.limes.nl informatie over de Nederlandse Limes www.veroverjeeigenmonument.nl project dat jongeren interesseert voor monumenten. Krijgt uitbreiding naar ‘Verover je eigen omgeving’
Immaterieel erfgoed www.volkscultuur.nl site van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur met informatie over de cultuur van het dagelijks leven en het immaterieel erfgoed www.verhalenbank.nl zoekmachine voor historische en hedendaagse sprookjes, sagen, legenden e.d. inclusief onderwijsmateriaal
Geschiedenis www.anno.nl organisatie die geschiedenis toegankelijk maakt voor een breed publiek en het onderwijs, d.m.v. evenementen en media www.weekvandegeschiedenis.nl jaarlijkse geschiedenisweek in oktober, georganiseerd door Anno www.entoen.nu site van Canon van Nederland www.geschiedenis.nl historisch nieuws, jaartallenlijst, informatie over historische figuren en gebeurtenissen en informatie voor het onderwijs www.historischhuis.nl site van het Historisch platform met o.a. links naar 3500 geschiedenis-websites en een wegwijzer naar alle historische organisaties in Nederland.
83
Bijlage 5 GERAADPLEEGDE LITERATUUR Baarle, Y. van (2004) Divers, cultuurbeleid in een multiculturele samenleving. Een handreiking aan gemeenten. Den Haag: VNG Uitgeverij
Erfgoed Actueel (2005) symposiumverslag Erfgoed en integratie. Amsterdam Erfgoed Actueel (2005/2006) diverse uitgaven Oud Nieuws. Amsterdam
Bureau Driesen Sociaal Wetenschappelijk Onderzoek [Kersten, O. Silfhout, W.J. van, Driessen, F.M.] (2006) Actieplan II, Nulanalyse en nulmeting. Utrecht
Erfgoed Actueel (2006) Het Blauwe Boekje, online erfgoedinformatie voor educatieve toepassingen. Amsterdam
Bureau Promotie Podiumkunsten (2005) Jong en Grijpbaar. Uitkomsten van experimenten met jongerenmarketing in de theatersector. Amsterdam
Ginkel, E. van/Cruysheer, A. (2003) Archeologie Presenteren: ervaringen, voorbeelden, adviezen, kosten. Archeologie Leidraad 2. College voor de Archeologische kwaliteit
Cultuurfonds Bank Nederlandse Gemeenten en Kunstgebouw (2005) congresverslag Kunst, cultuur en gemeenschapszin. Den Haag/Rijswijk
Grever, M., Gerding, M., Strouken, I., Blokker jr, J. (2005) Zijn regionale canons wenselijk? In: Oud Nieuws 1. Amsterdam: Erfgoed Actueel
Cultuurnetwerk Nederland/Museumvereniging (2005) Blauwdruk. Vier musea en social inclusion. Amsterdam: Museumvereniging
Hoekstra, W.(2004) Laat de geschiedenis van uw omgeving zien! Handleiding voor het ontwikkelen van producten ter bevordering van het cultuurtoerisme. Utrecht: Nederlands Centrum voor Volkscultuur i.s.m. Stichting Kunst en Cultuur Overijssel
Cultuurnetwerk Nederland (2005) Zicht op…gemeentelijk en provinciaal cultuureducatiebeleid. Achtergronden, literatuur en websites. Utrecht Cultuurnetwerk Nederland, Erfgoed Actueel en Stichting Lezen (2005) Debatverslag De (nationale) culturele canon en het voortgezet onderwijs. Utrecht/Amsterdam
Holthuis, P. (2004) artikel ‘Inspiratie voor erfgoededucatie op school’. Amsterdam: Erfgoed Actueel Interprovinciaal Overleg [Van Deyck-Hofmeester, C., Raijmakers, W.J. (2005) De provincies. Kiezen in Cultuurbeleid. Den Haag
Cultuurnetwerk Nederland (2005) Erfgoededucatie in onderwijsleersituaties Cultuur + Educatie 12. Utrecht Cachet, E.A./Kroes Willems, M./Richards, G. (2003) Culturele identiteit van Nederlandse gemeenten. Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam
Jansen, I. (2004) Handreiking museumbeleid voor gemeenten. Amsterdam/Den Haag: Een gezamenlijke uitgave van de Nederlandse Museumvereniging, het Landelijk Contact van Museumconsulenten en de Vereniging Nederlandse Gemeenten
DOCA Bureaus [Muskens, G.] (2005) Immaterieel cultureel erfgoed in Nederland. Rapportage op basis van interviews met 33 deskundigen, in opdracht van het ministerie van OCW, Directie Cultureel Erfgoed
Kamp, M. van der/Ottevanger, D. (2003) Cultuureducatie en sociale cohesie. Een verkennend onderzoek. Cultuur + Educatie 6. Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland
Drenth,B.,Hansen, H., Munster, O. van (2002) Cultuurprofielen. Utrecht: Berenschot
Ministerie van OCW (2002) Cultuurbeleid in Nederland. Den Haag
Drents Archief/Twynstra Gudde (2005), Verleiden met Verleden. Het archief op zoek naar nieuwe doelgroepen, (Marketingpilot Noordelijke Archieven). Assen/Amersfoort DSP-groep [Alters, H.J. Mier, P., Vercraeye. H] (2004) Erfgoed en toerisme, een spannend akkoord. Verkennend onderzoek in opdracht van Projectbureau Belvedere. Amsterdam DSP-groep [Lagendijk, E., Zoutman, R.] (2005) Pop met beleid, handreiking voor gemeenten. Amsterdam/Tilburg: POPNL
Ministerie van OCW (2003) brochure Culturele Planologie. Den Haag Ministerie van OCW (2005) Actieplan Cultuurbereik 20052008, Informatie voor gemeenten en provincies. Den Haag Ministerie van OCW (2005) Versterking Cultuureducatie in het primair onderwijs 2004-2007. Informatie voor gemeenten en provincies. Den Haag
84
Ministerie van OCW (2006) Voortgangsrapportage Cultuur en School. Den Haag NCM/SNA/NMV/DIVA/DEN (2003) Erfgoed voor toerisme, een visie van de gezamenlijke erfgoedkoepels op erfgoed en cultuurtoerisme. Amsterdam: Stichting Nationaal Contact Monumenten Oberon onderzoeksbureau (2005) Brede Scholen in Nederland, Jaarbericht 2005. Utrecht
Zwaal, P. van der, Snyders, M.(red.) (2001) Van buiten leren, Ervaringen met het gebruik van cultureel erfgoed als externe leeromgeving in het voortgezet onderwijs Leuven/ Apeldoorn: Garant Zwaal, P. van der (red.) (2003) Buitenkansen Cultureel erfgoed in de leerwegen VMBO-serie Wisselwerk.13 Antwerpen/Apeldoorn: Garant
Raad voor Cultuur (april 2005) Het tekort van het teveel. Over de rijksverantwoordelijkheid voor cultureel erfgoed, deel I. Den Haag Raad voor Cultuur/Onderwijsraad (advies april 2006) Onderwijs in Cultuur. Versterking van cultuureducatie in primair en voortgezet onderwijs. Den Haag Ranshuysen, L. (2001) Onderzoek cultuurdeelname. Rotterdam: Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen Ranshuysen, L. (2005) Onzichtbare drempels, een analyse van het publiekspotentieel voor Nederlandse musea. Rotterdam: Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen Riessen, M. van/Manen, I. van (2006) Omgevingsonderwijs. Van project naar praktijk. Assen: van Gorcum Sociaal en Cultureel Planbureau [Broek, A. van den/Huysmans, F./De Haan, B.] (2005) Cultuurminnaars en cultuurmijders. Trends in de belangstelling voor kunsten en cultureel erfgoed. Den Haag
Sociaal en Cultureel Planbureau [Wubs, H./ Huysmans, F.] (2006) Snuffelen en graven. Over doelgroepen en digitaal toegankelijke archieven. Den Haag Schatkamers voor Scholieren. Cultureel erfgoed en onderwijs (1999) Amsterdam/Enschede: Erfgoed Actueel en SLO Spapens, P. en Stads, J. (2005) Folklore is onvoltooid verleden tijd. Utrecht: Nederlands Centrum voor Volkscultuur, Utrecht Stads, J./Spapens, P./Doremalen, van H. (2003) Werken, werken, werken! De geschiedenis van de gastarbeiders in Tilburg en omstreken 1963-1975. Utrecht: Nederlands Centrum voor Volkscultuur Vereniging van Nederlandse Gemeenten [A.A.M. Horrevorts] (2006). Wil tot verschil: gemeenten in 2015. Den Haag Wijn, C. (2003) Gemeentelijk cultuurbeleid - een handleiding. Den Haag: VNG uitgeverij
85
COLOFON Deze uitgave kwam tot stand met medewerking van: Informatie en/of tekstbijdragen: Peter van Beek hoofd afdeling Gemeentearchief, gemeente Ede Paula Colenbrander beleidsmedewerker Directie Cultureel Erfgoed, ministerie van OCW Maria Grever hoogleraar Theorie van geschiedenis en historiografie, Erasmus Universiteit Rotterdam Cees Hageman projectleider Erfgoed Actueel Lydia Jongmans sr. beleidsmedewerker cultuur en media VNG Jan Jaap Knol hoofd Cultuurbereik, projectleider Cultuur en School, ministerie van OCW Daniel Kruithof programmanager maatschappelijke opvang en civil society, VNG Joost Kuggeleijn beleidsmedewerker Cultuur en School, ministerie van OCW Huub Kurstjens toetsdeskundige geschiedenis en staatsinrichting, afd. VO-VMBO, CITO Andries Ponsteen directeur Erfgoedhuis Zuid-Holland; voorzitter OPEN Florielle Ruepert projectleider Erfgoed Actueel Ineke Stroucken directeur Nederlands Centrum voor Volkscultuur Herbert Teeselink docent vmbo, SG Reggesteyn, Nijverdal Liesbeth Tonckens consulent publiekstaken & erfgoededucatie, Stichting Gelders Erfgoed Jeroen van der Vliet beleidsmedewerker Stichting voor de Nederlandse Archeologie (SNA) Peter Wester voorzitter Vereniging van docenten in Geschiedenis en Staatsinrichting in Nederland (VGN) Peter van der Zwaal medewerker Cordys onderwijstrajecten Interviews praktijkvoorbeelden: Mieke van den Besselaar adviseur Marant Educatieve Dienst Piet de Boer Nederlands Centrum voor Volkscultuur Roeli Broekhuis directeur Museumhuis Groningen Alice Duiven projectleider Erfgoed Actueel Marian van Genne, Giny Jans docenten SG Van der Capellen Tom Hazenberg Hazenberg Archeologisch Advies-bureau Hiske Land beleidsmedewerker Erfgoedhuis Utrecht Thea de Langen hoofd afdeling erfgoededucatie Erfgoedhuis Zuid-Holland Theo van Oeffelt projectleider Verover je eigen monument Ronald Verspiek projectleider gemeente Oost Gelre Clemens Kerstholt afdeling Samenlevingszaken, gemeente Sint-Oedenrode Volkert Münzebrock beleidsmedewerker cultuur, gemeente Nieuwegein Eveline Scherpenzeel afdeling Maatschappelijke Voorzieningen en Projecten, gemeente Ede Redactiecommissie Theo Beker curriculum adviseur, SLO Cees Hageman projectleider Erfgoed Actueel / handreiking Lydia Jongmans sr. beleidsmedewerker cultuur en media VNG Andries Ponsteen directeur Erfgoedhuis Zuid-Holland; voorzitter OPEN Liesbeth Tonckens consulent publiekstaken & erfgoededucatie, Stichting Gelders Erfgoed Leescommissie Mieke van den Besselaar adviseur Marant Educatieve Dienst Karin Eetgerink beleidsmedewerker cultuur, gemeente Tiel Patrick Vlegels beleidsmedewerker cultuur, gemeente Haarlem Wim Hupperetz hoofd erfgoedprojecten en ondersteuning, Limburgs Musuem Riet de Leeuw beleidsmedewerker Directie Cultureel Erfgoed, ministerie van OCW
86
Auteur Marja van der Putten Fotografie Erfgoed Actueel Hazenberg Archeologisch Adviesbureau Gemeenten Ede, Groenlo, Nieuwegein en Sint-Oedenrode Museumhuis Groningen Erfgoedhuis Utrecht Erfgoedhuis Zuid-Holland Stichting voor de Nederlandse Archeologie Roald van der Meer Jean-Paul Mombers Vormgeving Made by Mombers, Jean-Paul Mombers Drukwerk Zwaan Printmedia Oplage 2.250 Amsterdam, oktober 2006 © Stichting Erfgoed Actueel Over de auteur Drs. Marja van der Putten (1956) schrijft als freelance journalist over wetenschap en cultuur (o.a. Het Parool, NWO Hypothese) en begeleidt projecten op dit terrein. Zij heeft haar sporen verdiend in de wetenschapscommunicatie met onder meer de organisatie van publieksevenementen, ontwerpwedstrijden en theatervoorstellingen. Voor Erfgoed Actueel was zij o.a. betrokken bij het erfgoedbrede onderwijsproject CKV-vouchers voor de onderbouw en de communicatie van Erfgoed à la Carte. In opdracht van het ministerie van OCW, IPO en VNG was zij enkele jaren communicatiemanager voor het Actieplan Cultuurbereik. Daarnaast is zij gespecialiseerd in het breed toegankelijk maken van (beleids)publicaties van overheid en non-profitorganisaties (Sduprijs 2001).
87
88