146
jaargang 38
TijdschrifT voor ZorgadminisTraTie en informaTie
apr 2012 een kwartaaluitgave van de vereniging voor Zorgadministratie en informatie
e health bij dementie Speerpunt medicatieveiligheid en de rol van de ziekenhuiSapotheker
routine outcome monitoring in de ggz: nog veel werk
viecuri dot proof?
Medische registratie op z’n kop
Vossius Consultancy ontzorgt ook de Medische Registratie bij o.a.: - Het leveren van extra capaciteit bij het medisch coderen. - Projectondersteuning en opzet invoering CBV registratie. - Het maken van procesanalyses en het verhogen van de efficiency. - Het inzicht geven in proces en uitkomsten. Vossius Consultancy richt zich op procesverbetering en ondersteuning aan zorginstellingen op het raakvlak van proces, ICT en financiën. Het is een no-nonsense organisatie waarbij een advies of verbetering ook daadwerkelijk wordt doorgevoerd.
verbeteren en versnellen. Vanzelfsprekend is Vossius Consultancy ook volledig op de hoogte van huidige en toekomstige ontwikkelingen, wetten en eisen die gelden in de Nederlandse zorg en wat dat betekent voor onze klanten.
Vossius Consultancy beschikt over grote deskundigheid op het gebied van financiële en administratieve applicaties die in zorginstellingen gebruikt worden. Daarnaast voorzien wij klanten ook van praktische hulpmiddelen die (administratieve) processen
Geïnteresseerd? Bel ons: 020-345 31 37 Email ons:
[email protected] Volg ons op twitter: @vossiusontzorgt & op LinkedIn.
K eizer Ka r e l w e g 1 3 2 | 1185 H Z A m s t e lv e e n | k v k 3421188 9 | i n fo @vo ssi u sco n su l tan cy.n l
tijdschriftvoor ZorgAdministrAtie en informAtie nr. 146 April 2012 EEn kwartaaluitgavE van dE nvMa vErEniging voor ZorgadMinistratiE En inforMatiE, jaargang 38
redactie NtMa Hoofdredactie Han Runnenberg redactie-secretariaat Erik Noordhuis redactiemedewerkers Matthieu Dekker Erik Noordhuis Frans van Tilburg Aart van Winkoop redactie-adres Erik Noordhuis Rivierduinen Postbus 405 2300 AK Leiden E-mail:
Viecuri DOT Proof?
[email protected]
aan dit nummer werkte mee Herman Pieterse
pAg.
4
pAg.
14
copyrigHt 2012 Overname van artikelen is in alle gevallen mogelijk in overleg met de redactie abonnementen Leden van de NVMA ontvangen NTMA gratis. Voor niet-leden bedraagt het abonnementsgeld €26,– per jaar, los nummer €9,–. Een abonnement kan op elk gewenst tijdstip ingaan. Abonnementen kunnen alleen schriftelijk tot uiterlijk 2 maanden voor het beëindigen van het lopende abonnement worden opgezegd. Bij niet tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch voor een jaar verlengd. Lezersservice Opgave abonnement en adreswijziging bij: Bureau NVMA Alkmaar E mail:
[email protected]
E HEaltH bij dEmEntiE
vormgeving & productie DesignPeople, Amsterdam/Sittard uitgever NVMA, Hoorn, www.nvma.nl druk Marcelis Dékavé Alkmaar fotografie Richard Lotte, Zwolle advertentie-coördinatie Telefoon 072 - 5483916 Telefax 072 - 5482170 Telefoon Telefax
071 - 8906610 0252 - 531995
distributie NIC.Oud Direct-mail, Heerhugowaard ISSN 1381-3072
ABC van informatiebeveiliging, Awareness, balance, commitment pAg.
26
D OT Help voor tea m u kla staa eindelijk contractafspraken ar! t
en nu snel factureren? wij helpen u verder!
De afspraken met zorgverzekeraars zijn gemaakt? Dan kunt u nu aan de slag met ‘grouperen’ en factureren. Vanuit de Grouper krijgt u niet alleen te declareren producten terug, maar ook uitval. Het verwerken van deze uitval is helemaal nieuw. Q-Consult kan u helpen bij het analyseren en oplossen hiervan. U kunt denken aan: • Snel achterhalen van de oorzaken van uitval en aandragen van oplossingen; • Verbeteren van registratieprocessen die uitval of suboptimale declaratie veroorzaken; • Opstellen van werkinstructies voor het oplossen van fouten, zodat uw eigen medewerkers daar snel mee aan de slag kunnen. Dit kan eventueel in combinatie met talenten van Q-talent; slimme, jonge medewerkers die door ons getraind zijn om snel uw uitval te verwerken. Talenten zijn flexibel inzetbaar voor een aantrekkelijk tarief. Zij worden begeleid door een ervaren adviseur van Q-Consult. Verslag intervisiereeks DOT In het eerste kwartaal van 2012 hebben deelnemers uit diverse ziekenhuizen ervaringen uitgewisseld over de gevolgen van de invoering van DOT. Liquiditeit, managementinformatie, onderhandelingen en transitiemodel waren enkele van de besproken thema’s. Geïnteresseerd in de bevindingen? De verslagen en presentaties vindt u op www.qconsult.nl/curatievezorg. Meer weten? Q-Consult helpt u graag met een goede werking van DOT. Geïnteresseerd in de mogelijkheden? Neem dan contact met ons op. Contact
[email protected] 026 383 05 65 www.qconsult.nl
at
inhoud ntmA April 2012 Viecuri DOT Proof?
4
Routine outcome monitoring in de GGZ: nog veel werk
8
Nicole Kessels-Theeuwen
Frans Zitman
E Health bij dementie
14
Speerpunt medicatieveiligheid en de rol van de ziekenhuisapotheker
18
Waarom zouden wij in hemelsnaam investeren in informatiebeveiliging?
24
ABC van informatiebeveiliging, Awareness, Balance, Commitment
26
Allgeier gaat geheel nieuwe fase in met no care en maakt papierloze zorg nu echt mogelijk
30
11 lange termijn BI- trends in de gezondheidszorg
34
SKZB informatie
39
NVMA informatiepagina
40
A.W. Sikkes, S.A.M. Lemstra
Paul de Wolf
Column Sam Sterk
Hossein Nabavi, Jaap van der Kamp
Hans Hollaers
Hans ter Brake, Ivo Cerfontaine, Gerjan Prins, David Fremeijer
AgendA
sKZB
Training: Zorgadministrateur van de toekomst in ziekenhuizen Training: Uw Zorgadministratie klaar voor DOT? Training: Zorgadministrateur van de toekomst in de GGZ Training: DOT in de praktijk Training: Werken als AO/IC medewerker
13 16 17 25 40
Adverteerders
congres pAtient empowerment
Vossius Consultancy, Q-Consult (2), i-Fourc (12), Allgeier Scanfactory (22), Studelta (25), Jalema (29), Allgeier Medical Viewer (32),CHS (38), Marcelis Dékavé (41)
De Stichting bevordert de kwaliteit van de beroepsuitoefening van zorgadministratieve functionarissen. Meer informatie op pagina 39.
27 september 2012 o.l.v. Frits Huffnagel. Met de nieuwste ontwikkelingen van social media in de zorg,noteer vast in uw agenda. Vanaf 20 mei 2012 alle programma-informatie over het congres op www.nvma.nl
nieuw! Opleiding Zorgadministratie, kijk voor informatie op.nvma.nl
3
D r s . Ni co le Kessels- Theeuw e N
Op 1 januari 2012 is DOT, DBC’s Op weg naar TransparanTie, lanDelijk en Dus OOk Binnen VieCuri ingeVOerD. DOT is heT VereenVOuDigD en inziChTelijk DeClara iesysTeem meT DBC-zOrgprODuCTen Die speCialisme OVersTijgenD zijn en raT BeTer aansluiTen Bij inTernaT erna iOnale ClassifiCaT ernaT a ies, VVan ruim 30.000 DBC’s aT naar 4.400 DBC-zOrgprODuCTen. in 2010 is er Binnen VieCuri een prOjeCTOrganisaT rganisa ie DOT OpgezeT OnDer leiDing rganisaT V De raaD VVan BesTuur en De VOOrziTTer Vereniging meDisChe sTaf. Van sT een aanTTal meDisCh speCialisTen en managers BeDrijfsVOering is naasT meDewerkers V De sTaf Van sT DiensTen (m.n. zOrgaDminisTraT ra ie, planning & COnTrOl, finanCiën & raT aDminisTraT ra ie) nauw BeTrOkken Bij De VOOrBe-reiDingen Van raT V De implemenTa TaT Ta aTie VVan DOT. in een speCiaal VOOr heT prOjeCT OpgeriChTe klankBOrDgrOep meT enkele meDisCh speCialisTen en (pOli)klinisChe uniThOOfDen werD regelmaT regelma ig geTOeTsT Of De VOOrgenOmen aCTies Vanui V T De prOjeCTgrOep en werkgrOepen epen prak prakTisCh TOepasBaar waren. OOk werD De klankBOrDgrOep ingezeT Om Te sparren OVer heT implemenTa TaT Ta aTieTrajeCT VVan DOT. De DBC-zOrgprODuCTen kOmen Via een VeranDerD aDminisTraT ra ief prOCes VVan regiraT sTreren en afleiDen en (in plaa plaaTs Van V Vali V Deren) TOT sTan T D. De Tan regisTraT ra ie VVan DBC-suBTrajeCTen aan De BrOn VeranDerT raT nauwelijks. eChTer De juisTheiD, TijDigheiD en VOlleDigheiD V De BrOnregisTraT Van ra ie (DiagnOsen en zOrgaCTiViTeiTen) raT wOrDT in DOT TijDperk nòg Belangrijker. Op Basis Van V De BrOnregisTraT ra ie wOrDen alle DBC-zOrgprODuCTen afgeleiD. raT Figuur 1: 1: Projectstructuur VieCuri
sAmenvAtting Vanuit een projectorganisatie DOT (DBC’s op weg naar Transparantie) is er binnen VieCuri de afgelopen twee jaar volop en hard gewerkt om DOT op een succesvolle wijze binnen VieCuri te implementeren. Vanaf 1 januari jl. is DOT, conform planning, binnen VieCuri ingevoerd. In dit artikel wordt uitgelegd welke stappen de diverse wekgroepen DOT de afgelopen 2 jaar heeft gezet om DOT proof te zijn. Aan een aantal activiteiten wordt uiteraard nog gewerkt. Deze zijn opgenomen in de reguliere werkzaamheden van de betreffende afdelingen.
processen Binnen VieCuri is in 2010 de werkgroep Processen gestart met het optimaliseren van de bronregistratie. Middels overzichten die inzicht gaven in de juistheid, tijdigheid en volledigheid van registratie zijn alle (poli)klinieken, functieafdelingen en deelsystemen (denk aan o.a. OK, diagnostiek) geanalyseerd wat betreft de bronregistratie en zijn verbeterpunten in kaart gebracht en uitgevoerd. Tevens zijn per specialisme dossierstudies gedaan waarbij de zorgactiviteiten geregistreerd in het (digitaal) medisch dossier op volledigheid zijn getoetst met het ZIS. Al met al is de conclusie getrokken dat onze bronregistratie goed op orde is. Wij maken al enkele jaren gebruik van Value Care, een dienst die controles biedt ter optimalisatie van de bronregistratie, waar ook nog 4
volop DOT controles worden ontwikkeld (denk aan bijvoorbeeld controles op afsluitregels). Met behulp van Value Care heeft VieCuri al enkele jaren de mogelijkheid om hiaten of onvolledigheid in de bronregistratie op te sporen en te verbeteren. Met het oog op DOT, en daardoor de nog grotere afhankelijkheid van de bronregistratie, hebben wij dan ook intern besloten om middels Value Care de controles op de bronregistratie te blijven toepassen en ook om mee te werken aan de ontwikkelingen van DOT gerelateerde controles. Deze bevindingen heeft VieCuri ook doen besluiten om géén gebruik te maken van de registratie van het verwachte zorgproduct, naast het feit dat de administratieve belasting voor de
, s e N ior AD vi seur / Pro jec Tl e iD e r DoT v ie cu r i M e Disc h c eN Tr u M, veN l o
VieCuri DOT prOOf? medisch specialist aan de voorkant en zorgadministratie aan de achterkant (werklijsten) niet aanvaardbaar was. Onze insteek was namelijk dat als het verwacht zorgroduct wordt vastgelegd dit vooral in het begin van DOT zou leiden tot grote werklijsten (verwacht zorgproduct wijkt af van afgeleid zorgproduct). Dit heeft er vooral mee te maken dat de medisch specialist nog onvoldoende bekend is met de (te verwachten) zorgproducten. Bovendien is onze mening dat wanneer er gebruik wordt gemaakt van het verwacht zorgproduct deze administratieve actie nooit eindigt in de huidige systematiek. De tijd die hiermee gepaard gaat willen wij efficiënter benutten en zetten wij in om, naast de Value Care controles, volop steekproeven uit te voeren op reeds afgeleide zorgproducten. Het aantal
steekproeven wordt in eerste instantie ingezet op 10% per specialisme en zal in de loop van de tijd worden afgebouwd naar een aanvaardbaar niveau. Daar waar nodig wordt het aantal uiteraard uitgebreid. Voordeel van deze systematiek is dat niet alleen het afgeleide zorgproduct op juistheid wordt getoetst maar dat ook de juistheid (parallelliteit, diagnose) en de tijdigheid (openen en sluiten) van het subtraject wordt beoordeeld, met behulp van het medisch dossier (papier en digitaal) en de landelijke registratieregels. Dit controleproces is veel minder aan de orde bij het verwerken van werklijsten verwacht zorgproduct versus afgeleid zorgproduct. Het proces van registreren-samenvatten-afleiden-declareren (RSAD) is ook in kaart gebracht 5
samen met een risicomatrix met beheersmaatregelen zodat de Interne Controle hierop afgestemd kan worden. Momenteel zijn we met de uitwerking bezig van de interne controle in DOT tijdperk, mede gebaseerd op de alternatieve kaderregeling, waarvan het convenant in december 2011 landelijk is getekend door de partijen. Met onze accountant is afgesproken dat wij steekproeven uitvoeren zowel op de in 2012 gefactureerde DBC’s (in 2011 geopend) àls de in 2012 gefactureerde zorgproducten elk met een betrouwbaarheidsniveau van 97% waarbij niet meer dan 3% van het gefactureerde bedrag onjuist mag zijn. Voor de DBC’s voldoen wij hier al enkele jaren ruimschoots aan. De werkgroep Processen heeft zich daarnaast gericht op de analyse van de landelijke registratieregels en de effecten hiervan op de registratie in het ZIS. mAnAgementinformAtie & mArKeting De werkgroep Managementinformatie & Marketing is in eerste instantie gestart met een DOT Effecten Analyse, hiervoor is de DEA gebruikt van Casemix. De belangrijkste zorgproduct(groep)en en knooppunten zijn per specialisme in kaart gebracht en er is een vergelijking gemaakt, qua casemixverschillen met de benchmark. Om binnen VieCuri meer inzicht te krijgen in de boomstructuur is per specialisme van de belangrijkste zorgproductgroepen een samenvatting gemaakt, zie figuur 2. We hebben van ruim 70 zorgproductgroepen op deze manier in kaart gebracht. De medisch specialisten ervaren deze overzichten als zeer zinvol en overzichtelijk. Tevens wordt er een goed beeld verkregen van de belangrijkste knooppunten per boom.
Figuur 2: boomstructuur 131999 uitgewerkt voor Orthopedie
De financiële impact analyse (FIA) is met name gebruikt om de begroting voor 2012 te bepalen. Doelstelling is om de financiële impact in de begroting zichtbaar te hebben en gedurende 2012 in de realisatie maandelijks te kunnen monitoren. Voor wat betreft het honorariumdeel van de medisch specialisten is er een collectief
medisch specialisten gevormd die aan de slag zijn gegaan met het budgetbeheersmodel. Dit valt buiten de projectorganisatie DOT. Momenteel zijn we volop bezig met de onderhandelingen met de zorgverzekeraars over de tarieven voor 2012. Voor het bepalen van de verkoopprijzen is mede gebruik gemaakt van de tools van Casemix. Bij de onderhandelingen wordt vanuit onze grootste zorgverzekeraars vooral ingestoken op totale schadelast. Er zijn voorstellen gedaan die mede gebaseerd zijn op de uitkomsten van analyses op diagnoseniveau (data 2009) waarbij VieCuri is vergeleken met benchmark ziekenhuizen. Het vergt de nodige tijd en inspanning om de uitkomsten van deze analyses te verklaren of te weerleggen. VieCuri kan daarbij wel gebruik maken van ook recentere data om trendontwikkelingen weer te geven. Ook de input van medisch specialisten is in deze van zeer groot belang. Het onderhandelen in DOT tijdperk is niet meer te vergelijken met het onderhandelen voor die tijd. Het wordt zeer betreurd dat zorgverzekeraars in principe afzien van bevoorschotting, en alleen die instellingen die door de overgang naar DOT / Prestatiebekostiging in financiële problemen komen willen bevoorschotten. Dit legt extra druk op de ziekenhuizen waardoor de onderhandelingen niet in evenwicht kunnen plaatsvinden. grouperen en fActurering Met ondersteuning van ICT is vanuit applicatiebeheer en de afdeling Financiën & Administratie het proces van grouperen en declareren in DOT tijdperk in kaart gebracht. Er is volop getest met het communiceren met de grouper en het analyseren van retourinformatie. Dit laatste begint nu in 2012 pas echt concreet te worden nu er met productiedata gegrouperd kan worden. De verwerking van uitval vindt binnen VieCuri deels centraal en deels decentraal plaats, dit is specialisme afhankelijk. Met de huidige resultaten van de grouper worden de medewerkers opgeleid hoe om te gaan met afsluit-, ZIS-, en grouperfouten. Uiteraard zijn deze medewerkers ook nog het hele jaar belast met het verwerken van de DBC validatiefouten. Er vindt nog veel bijsturing plaats vanuit het ZIS, onze ICT leverancier (Chipsoft) levert regelmatig hotfixen uit met aangepaste instellingen / tabellen en ook landelijk komen er geregeld updates of nieuwe informatie. Het machtigingenportaal werkt nog niet volledig naar wens wat betreft de retourinformatie vanuit VeCozo. Wel voorkomt deze nieuwe manier van machtigingen aanvragen een hoop papierwerk! De ketentest met onze grootste zorgverzekeraar is naar wens uitgevoerd, zodra de tarieven bekend zijn kunnen we ook echt gaan declareren! dot hAndBoeK VieCuri heeft een DOT handboek gemaakt om specialisten en medewerkers te ondersteunen. Dit DOT handboek geeft richtlijnen voor de registratie van DBC subtrajecten en is vóór
6
kerst 2011 beschikbaar gesteld op intranet. Het handboek bestaat uit een aantal hoofdstukken: - Algemeen gedeelte over de wijzigingen van de inhoudelijke registratie van trajecten en zorgactiviteiten en de nieuwe sluitregels. In het handboek zijn uitsluitend alle relevante wijzigingen beschreven die gelden voor het specialisme. - Specifiek per specialisme: een aantal specialismen kent uitzonderingen op de algemene regels. Hierin staan de diagnosewijzigingen, machtigingen, parallelliteitregels benoemd samen met registratietips die voort komen uit de uitvalanalyse en boomanalyse. Ook de overzichten van de uitwerking van de belangrijkste zorgproductgroepen is in dit hoofdstuk verwerkt. Dit wordt weergegeven in een bondige samenvatting van bomen waaruit blijkt dat DOT geen zwart gat is maar herhaalde patronen bevat. Bovendien zijn de belangrijkste zorgproducten per specialisme beperkt en goed herkenbaar. - De (nieuwe) registratie in het ZIS. - (Landelijke) achtergrondinformatie van DOT met links naar websites en de zorgproductenviewer. informAtie en communicAtie Vanuit de projectorganisatie is met regelmaat een nieuwsbrief DOT verspreid binnen VieCuri met de stand van zaken implementatie DOT. Maar ondanks deze informatie merkten we, vooral bij de medisch specialisten, dat er rond de zomer 2011 onrust heerste over de impact van de veranderingen aan de bron. We hebben in dat kader onze informatie- en communicatie traject een boost gegeven om die onrust weg te nemen. Alle vakgroepen, inclusief arts-assistenten, hebben eind 2011 ieder 2 bijeenkomsten bijgewoond waarin de nieuwe systematiek en registratiewijze is toegelicht. Het handboek algemeen en per specialisme is uitgebreid besproken en ook is inhoudelijk de desbetreffende DOT productstructuur toegelicht van de belangrijkste zorgproductgroepen. Dit waren zeer verhelderende bijeenkomsten wat door alle partijen als zeer positief is ervaren. Uit deze bijeenkomsten zijn ook weer vragen gekomen die landelijk of intern zijn uitgezet en vervolgens zijn teruggekoppeld naar de vakgroepen. Ook zijn er grote groepen medisch secretariaten van de (poli)klinieken en functieafdelingen opgeleid. Bij deze gebruikers is vooral stil gestaan bij het belang van een goede bronregistratie. De bijeenkomsten zijn vooral effectief geweest in de bewustwording van tijdig, juist en volledig vastleggen van de activiteiten die bij de patiënt plaatsvinden. Via verschillende communicatiemiddelen zijn (en worden ook nu nog) medewerkers op de hoogte gehouden van de laatste ontwikkelingen van DOT. Ook alle ervaringen van gebruikers wordt door de projectorganisatie met de hele organisatie gedeeld. Wij maken hierbij gebruik van middelen als intranet, een eigen DOT site, artikelen in het personeelsblad van VieCuri en informatiebulletins per mail. Ook wordt per
vakgroep in 2012 elk kwartaal een DOT overleg gepland waar zowel op de registratie in DOT tijdperk wordt ingegaan en de financiële stand van zaken. Begin 2012 zijn binnen VieCuri DOT gebakjes uitgedeeld aan alle medewerkers. Uiteraard werden deze gebakje enthousiast ontvangen en was dit ook een goede gelegenheid om in huis nogmaals bekendheid te geven aan DOT en vragen aan de bron meteen te beantwoorden. Alle medisch specialisten en hun secretariaat hebben bovendien een memoblokhouder ontvangen waarop de belangrijkste wijzigingen die DOT met zich meebrengt opgedrukt staan. Deze zijn per specialisme ontwikkeld. Actueel Er wordt momenteel nog volop gewerkt aan het afronden en optimaliseren van de activiteiten uit de werkgroepen, zoals: - specifieke vragen over wat te registreren bij bepaalde verwijzers (ook landelijk een belangrijk aandachtspunt bij ZN); - retourinformatie analyseren en uitval oplossen; - optimaal gebruik van het machtigingenportaal; - managementinformatie verder ontwikkelen; - onderhandelingen Zorgverzekeraars; - monitoren opbrengsten; Uiteraard zijn deze en terugkomende activiteiten geborgd binnen VieCuri in de reguliere werkzaamheden van de desbetreffende afdelingen. tot slot De praktijk leert dat nu de medisch specialisten echt aan de slag zijn met DOT er toch nog onduidelijkheden bestaan, soms binnen VieCuri zelf maar ook landelijk. Het is belangrijk dat dit ook landelijk gemeld wordt bij de betreffende partijen zodat helderheid verschaft kan worden en/of wijzigingen in de productstructuur. VieCuri is nauw betrokken in een samenwerkingsverband van Chipsoftziekenhuizen waar veel informatie met elkaar gedeeld wordt en er ook constructief wordt samengewerkt met Chipsoft. Niet elk ziekenhuis hoeft zo het wiel uit te vinden! Er zijn nog steeds zaken die beter kunnen en er zullen nog steeds zaken zijn die we niet hebben voorzien maar als VieCuri zijn we trots op het de bereikte resultaten in het implementatietraject van DOT. We durven gerust te zeggen dat we DOT proof zijn! viecuri in het Kort 2 locaties ziekenhuis / ZBC Vitaal 462 bedden 2792 medewerkers (1960 FTE) 170 medisch specialisten (152 FTE) 155.147 EPB’s 22.635 klinische opnamen 27.230 dagbehandelingen ZIS: EZIS 5.1 van Chipsoft ten tijde van de overgang naar DOT. Vanaf medio mei 2012 EZIS 5.2. 7
c s f s r d w p m d h m l e
Routine outcome monitoRing in de ggZ nog veel werk FRans Zitman, emeRitus hoogleRaaR psychiatRie, lumc, leiden
8
D t O v d o R m v g
H m g I 2 d D m h
e Z k
Op 5 juli 2010 ondertekenden GGZ Nederland en Zorgverzekeraars Nederland een akkoord om de kwaliteit van de zorg te verbeteren. Kern van dat akkoord is de invoering van Routine Outcome Monitoring (ROM) bij de behandeling van alle 800.000 patiënten in de GGZ. De partijen richtten de Stichting Benchmark GGZ (SBG) op als een zogenaamde ‘trusted third party’. De GGZ-instellingen leveren daar data die ze met ROM hebben verzameld aan. SBG zorgt er vervolgens voor dat de zorgverzekeraars de ROM-gegevens krijgen die zijn afgesproken, en niet meer. SBG begint bescheiden met weinig gegevens, maar er is een gestage groei voorzien. Minister Schippers is enthousiast over deze ontwikkeling. Ze vindt ROM in het kader van haar streven om prestatiebekostiging in de zorg in te voeren zelfs een voorbeeld voor de somatische zorg1. Het past ook in haar concept van ‘performance management’, het sturen op uitkomstmaten, waarover ze op 10 februari 2012 een brief naar de Tweede Kamer stuurde 2. Die brief is weer een reactie op het rapport ‘Sturen op Gezondheidsdoelen’ van de Raad voor Volksgezondheid3. In dat rapport wordt ROM ook als voorbeeld genoemd. De passage erover wordt als volgt afgesloten: ‘.. met ROM wordt in de GGZ één gegevensbron, de uitkomstmeting, gebruikt voor sturing op het microniveau (individuele behandeling), het mesoniveau (zorginkoop, leren binnen de instelling) en macroniveau (inzicht in relevantie en effectiviteit GGZ, wetenschappelijk onderzoek).’
methode om als vast onderdeel van de gewone patiëntenzorg het resultaat van de behandeling in maat en getal vast te leggen. Simpel gezegd komt het er op neer dat de ernst van de klachten tenminste tweemaal, aan het begin en aan het eind van de behandeling, gemeten wordt en dat het verschil van die twee het resultaat is. Psychische klachten (en gedragsproblemen) worden gekwantificeerd met vragenlijsten. Per vraag wordt daarin een klacht of symptoom beschreven waarvan de ernst moet worden gescoord, op een schaal van bijvoorbeeld afwezig tot zeer ernstig met stappen er tussenin. Iedere stap correspondeert met een getal, bijvoorbeeld van nul (afwezig) tot 5 (zeer ernstig). De somscore van alle vragen in de lijst wordt gebruikt als maat voor de ernst van de klachten. Van de meeste vragenlijsten zijn normscores beschikbaar waarmee de scores van de patiënt kunnen worden vergeleken met verschillende groepen patiënten en de algemene bevolking. Van nogal wat instrumenten zijn die gegevens er niet allemaal. Dat was reden voor Normquest, een Leids onderzoek naar normscores in een populatie van huisartspatiënten5. Er zijn zelfrapportageschalen die door de patiënt zelf worden ingevuld, en beoordelingsschalen, die door een psychiater, psycholoog of, zoals o.a. bij Rivierduinen het geval is, een speciaal daarin getrainde testverpleegkundige worden ingevuld. Bij ernstige psychiatrische ziekten als schizofrenie worden vooral beoordelingsschalen
De GGZ ontwikkelt Routine Outcome Monitoring (ROM), een methode om het behandelingsresultaat van alledaagse patiëntenzorg te meten. Hulpverleners kunnen er de zorg voor individuele patiënten mee verbeteren en het management kan er mee sturen. Overheid en zorgverzekeraars willen ROM inzetten voor benchmarking en performance management. ROM biedt ook unieke kansen voor wetenschappelijk onderzoek naar ‘real-life’ patiënten. In dit artikel wordt besproken wat er nog moet gebeuren voordat ROM al deze functies kan vervullen. Het moet nog uitkristalliseren uit welke set vragenlijsten ROM moet en kan bestaan. ROM moet beter en op een gestandaardiseerde manier worden geïntegreerd in de zorg en EPD-gegevens moeten kunnen worden toegevoegd aan ROM-databestanden. Ook zal er veel aandacht moeten worden besteed aan de opvattingen over ROM onder behandelaren. Bevorderd moet worden dat bestuurders, managers en, last but not least, behandelaren formuleren wat ze willen dat ROM hen levert en in welke vorm. De resultaten daarvan zullen hun weerslag moeten krijgen op de inhoud en uitvoering van ROM. Dat kost allemaal tijd en het kost geld. Het is de vraag of de GGZ het eerste heeft en het tweede krijgt in deze economisch slechte tijden.
Het is een uitstekende samenvatting van wat met ROM allemaal mogelijk is, maar het is nog geen realiteit. In GGZ Rivierduinen en het LUMC zijn we in 2002 met ROM begonnen, juist vanwege al deze in het citaat beschreven mogelijkheden. De resultaten daarvan bij patiënten met stemmings-, angst- en somatoforme stoornissen hebben we recent beschreven4. Ik zal dat hier niet opnieuw doen, maar me richten op de problemen die nog moeten worden opgelost voordat ROM kan worden ingezet voor de doelen die in het rapport ‘Sturen op Gezondheidsdoelen’ worden genoemd. Ik begin met een korte beschrijving van ROM. wAt is rom? Routine Outcome Monitoring (ROM) is een
gebruikt, bij ziekten als depressies en angststoornissen is ook zelfrapportage mogelijk. Het afnemen van zelfrapportageschalen is minder arbeidsintensief en dus goedkoper dan observatielijsten, daarom hebben zelfrapportageschalen de voorkeur. Voor de vergelijkbaarheid van metingen is standaardisering van groot belang. Dat betekent niet alleen dat bij alle metingen dezelfde vragenlijsten moeten worden gebruikt, het betekent ook dat ze zoveel mogelijk op dezelfde manier moeten worden afgenomen. Vroeger moesten vragenlijsten op papier worden ingevuld en moesten scores met de hand worden berekend. Dat stond grootschalig gebruik in de weg. Computers hebben daarin verandering gebracht: ze maakten het proces simpeler en minder foutgevoelig. In 9
o.a. Rivierduinen en het LUMC wordt gebruik gemaakt van een touchscreen om de vragen in te vullen. Bovendien komt de volgende vraag pas als de vorige is beantwoord. Dat leidt tot minder ‘missings’. De software berekent ook de somscores en geeft interpretaties, bijvoorbeeld: ‘de score van de patiënt is significant verbeterd vergeleken met de eerste meting, er zijn vergeleken met zijn normgroep (gebaseerd op leeftijd, geslacht, opleiding) nog lichte klachten’. De behandelaar bespreekt de resultaten dan met de patiënt. De software slaat de data ook op en maakt ze toegankelijk voor benchmarking en wetenschappelijk onderzoek. De privacy van de patiënt moet daarbij natuurlijk goed geregeld zijn. Verschillende bedrijven brengen web-based software voor ROM op de markt. Voor vrijwel ieder aspect van de zorg bestaat een keur aan vragenlijsten. Voor het stellen van psychiatrische diagnoses (overigens niet overal onderdeel van ROM) kost de MINI-plus de minste tijd en heeft daardoor de voorkeur. Voor wat betreft de klachten zijn er specifieke, stoornisgebonden vragenlijsten en generieke of algemene. Een voorbeeld van de eerste is de Zung Depressie Schaal en van de tweede de Brief Symptom Inventory (BSI). Beide soorten kunnen gebruikt worden om het behandelresultaat te meten, maar de stoornisspecifieke zijn over het algemeen gevoeliger voor verandering. Daarnaast kunnen nog schalen worden toegevoegd die de algemene gezondheidstoestand meten als de SF-36 en de cliënttevredenheid zoals de Consumer Quality Index (CQ-I). Het behoeft geen betoog dat alle vragenlijsten voldoende betrouwbaar en valide moeten zijn. Op nogal wat vragenlijsten rust copyright. Dat betekent dat per afname een soms aanzienlijk bedrag moet worden betaald aan de uitgever. Daarom streven GGZ-instellingen er naar zoveel mogelijk ‘vrije’, maar wel betrouwbare en valide, lijsten te gebruiken. De afdeling psychiatrie van het LUMC heeft in verband daarmee een nieuwe generieke vragenlijst ontwikkeld voor patiënten met stemmings-, angst-, en somatoforme stoornissen, de 48-item Symptom Questionnaire (SQ-48) die ze gratis ter beschikking stelt. De afdeling ontwikkelde die lijst door hem enige tijd te laten ‘meelopen’ met ROM. wAt moet er nog geBeuren? Voordat ROM-gegevens bruikbaar zijn op zowel micro-, meso-, als macroniveau moet er nog het nodige gebeuren. Zonder uitputtend te zijn zal ik hieronder enkele in mijn ogen belangrijke punten bespreken. Welke set vragenlijsten Kun je met één vragenlijst benchmarken? Je kunt er wel mee constateren dat bijvoorbeeld depressieve patiënten in centrum A minder opknappen dan in centrum B. Maar betekent dat dan dat er in centrum A slechter gewerkt wordt en dat het financieel moet worden gekort? Dat is te kort door de bocht. Misschien zijn de patiënten in centrum A wel moeilijker te behandelen doordat bij hen comorbiditeit vaker voorkomt of doordat ze al langer ziek zijn. Die ene vragenlijst verschaft daarover geen gege10
vens. Er is aanvullende informatie nodig, die wat comorbiditeit betreft uit andere vragenlijsten gehaald moet worden en wat ziekteduur betreft uit het Elektronisch Patiëntendossier (EPD). Dit zijn maar twee voorbeelden. Er spelen meer factoren een rol. Benchmarken met één vragenlijst kan dus niet. Je zult eerst zorgvuldig, bijvoorbeeld aan de hand van al verzamelde ROM-data, moeten analyseren welke combinatie van vragenlijsten en andere gegevens nodig zijn om tot verantwoorde uitspraken te komen. Bovendien zul je bij de managers en de zorgverzekeraars moeten nagaan aan welke uitspraken ze behoefte hebben. Mijn ervaring is dat ze het niet eenvoudig vinden om hun vragen te ‘vertalen’ in op ROM-data gebaseerde uitspraken. In een dialoog met onderzoekers zal dat stap voor stap moeten gebeuren. Om misverstanden te voorkómen merk ik in dit kader nog op dat de set vragenlijsten per ziektebeeld zal verschillen. De omvang van ROM Er zitten uiteraard beperkingen aan de omvang die de set vragenlijsten kan hebben. De eerste beperking ligt bij de patiënten: hoeveel ROM verdragen ze? Mijn ervaring is: veel meer dan je zou denken. Bij wetenschappelijk onderzoek komt die vraag ook geregeld aan de orde en steeds weer blijken mensen meer aan te kunnen dan verwacht. Ook in de somatische zorg ondergaan patiënten langdurige, soms erg belastende, lichamelijk onderzoeken over het algemeen zonder al te veel protest. Daar worden die onderzoeken als onvermijdelijk gepresenteerd. De vraag is of dat bij ROM ook gebeurt (en als zodanig ervaren wordt). Een tweede beperking ligt in de kosten: tijd kost geld. Er is grote behoefte het aantal vragenlijsten tot een minimum te reduceren. Gelukkig zijn er, voordat vanwege de kosten daadwerkelijk op het aantal vragenlijsten moet worden gekort, nog andere, efficiency verhogende maatregelen: zoveel mogelijk zelfrapportagelijsten, groepsgewijze afname van zelfrapportagelijsten en het gebruik van ingekorte versies. Op het laatste ga ik wat verder in. Van nogal wat vragenlijsten kunnen ingekorte versies worden gemaakt zonder dat de betrouwbaarheid en validiteit er onder lijdt, zie bijvoorbeeld6. Een meer geïndividualiseerde inkorting wordt bereikt met Computerized Adaptive Testing (CAT). Op basis van scores van een grote groep patiënten die de lijst al eerder invulden voorspelt de computer na iedere vraag die een patiënt beantwoordt hoe hoog de uiteindelijke somscore zal zijn en berekent hij de foutenmarge van die voorspelling. Als die marge voldoende klein is, leveren volgende vragen geen zinvolle extra informatie meer op en kan gestopt worden. Bij CAT wordt de volgorde van de vragen bepaald door de bijdrage die ze leveren aan verkleining van de foutenmarge. Recent is aangetoond dat CAT inderdaad kan worden toegepast bij in ROM gebruikte vragenlijsten7. Kiezen uit vergelijkbare lijsten Voor de meeste aspecten die gemeten worden is meer dan één betrouwbare en gevalideerde vragenlijst beschikbaar. Soms meten twee lijsten hetzelfde aspect, maar net weer op een andere manier. Soms meten ze naast dat ene
aspect ook nog andere, maar verschillen ze in het palet dat ze meten. Welke lijst kies je dan? Soms zijn de kosten doorslaggevend of is het de lengte van de lijst. Soms speelt de ervaring die met een lijst is opgedaan een rol. De keuze kan een prestigekwestie worden. Men dient zich in zulke gevallen te bedenken dat geen enkele lijst perfect is. Het is beter is dat iedereen dezelfde lijst gebruikt dan dat centra gaan verschillen in de lijst die ze gebruiken. Dat laatste bemoeilijkt immers de vergelijkbaarheid. Helaas lukt dat niet altijd. Dekkingsgraad ROM moet bij het grootste deel van de patiënten worden afgenomen. Dat lukt nog nergens. In Rivierduinen, de GGZ-instelling die het langst met ROM bezig is, krijgt weliswaar ongeveer 80% van de patiënten met stemmings- of angststoornissen of somatoforme stoornissen een eerste ROM, maar slechts 50% een tweede. Helaas wordt niet geregistreerd wanneer die is afgenomen in de loop van de behandeling (zie verderop). Hoe meer uitval hoe meer kans op vertekening van de resultaten. Als bijvoorbeeld in centrum A de meest zieke patiënten niet meededen aan de beginmeting dan zijn de gemiddelde beginscores daar minder ernstig dan in centrum B dat wel alles op alles zette om ook de meest ernstig zieke patiënten te laten meedoen. De conclusie kan dan ten onrechte zijn dat de zorgzwaarte in het centrum A geringer is. Ook verschillen in het percentage patiënten met een eindmeting kunnen de interpretatie van de resultaten bemoeilijken. Zo kunnen patiënten het nut van een eindmeting niet meer zien en wegblijven omdat ze toch geen baat bij de behandeling hadden of juist omdat ze zo zijn opgeknapt. Als centra verschillen in de mix van die twee mogelijkheden dan zijn de resultaten niet goed meer vergelijkbaar. Je zult dus moeten weten waarom een eindmeting ontbreekt. Tijdstip van de metingen Het spreekt voor zich dat de beginmeting wordt uitgevoerd vóórdat met de behandeling is begonnen (al gebeurt dat niet altijd). Het lijkt logisch om het onderdeel van de intake te maken, al was het maar omdat de hulpverlener dan ook zelf van de beginmeting gebruik kan maken bij zijn diagnostiek. Voorwaarde is dan wel dat de behandeling kort na de intake begint, anders kunnen de klachten voor de behandeling start al weer veranderd zijn. In de beginfase van ROM in Leiden bleek dat er grote verschillen in het tijdstip van de eerste meting ten opzichte van het tijdstip van de intake waren. Pas na aanpassing van het intakeprotocol verdwenen die. Ook centra verschillen onderling in hun intakeprotocollen en het moment waarop ROM wordt uitgevoerd. Dat vermindert uiteraard de vergelijkbaarheid van hun resultaten. En de vervolgmeting? Veel psychiatrische behandelingen verlopen in stappen: eerst wordt de eenvoudigste bewezen effectieve behandeling uitgevoerd en, bij uitblijven van succes, de volgende, wat ingewikkelder stap (in jargon: evidence based, stepped care). Voor de klinische praktijk heeft ROM het meeste nut als vervolgmetingen steeds zouden plaatsvinden voordat met een volgende stap
in de behandeling wordt begonnen. Logis tiek is dat echter bij mijn weten nog nergens gerealiseerd. In veel centra wordt een tweede meting na drie maanden nagestreefd omdat dat zo ongeveer de tijd is waarop bij de meeste psychiatrische ziekten de eerste behandeling dient te zijn afgerond. Die meting kan dan echter ook nog in de eerste behandeling vallen als de uitvoering ervan vertraagd is, of al in de tweede. De vraag is dan wat het resultaat, omschreven als verschil tussen de eerste en de vervolgmeting, dan precies betekent. Ook is de vraag welke vervolgmeting je neemt als er bij een patiënt verschillende hebben plaatsgevonden. Als centra verschillen in hun praktijk op dit gebied dan worden ook daardoor behandelresultaten moeilijk vergelijkbaar. Koppeling aan EPD Wat gemakkelijk vergeten wordt is dat koppeling aan data uit het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD) absoluut noodzakelijk is voor benchmarking. Ik bedoel hier niet alleen dat de uitkomsten van ROM zichtbaar moeten zijn in het EPD (dat is vaak al wel het geval), maar vooral dat gegevens uit het EPD geïntegreerd met ROMdata gebruikt kunnen worden voor analyses die bijvoorbeeld voor benchmarking nodig zijn. ROM alleen geeft immers wel behandelresultaten, maar verstrekt geen of slechts summiere gegevens over de aard van de behandeling. Bovendien zijn gegevens over anamnese, ziektegeschiedenis en levensgeschiedenis ook van groot belang voor een juiste interpretatie van de resultaten en die staan ook (vrijwel) niet in ROM. Om gegevens uit het EPD bruikbaar te maken voor benchmarking zullen die gegevens veel meer aan de hand van keuzemenu’s moeten worden ingevuld. Dat vergt veel ontwikkelingswerk. Met keuzemenu’s werken vergt ook een andere instelling van de behandelaren. Motivatie van behandelaren en patiënten Voor de introductie van ROM werden in de GGZ nauwelijks vragenlijsten gebruikt. Het oordeel over het resultaat van een behandeling werd gebaseerd op de klinische indruk van de behandelaar, meestal zonder dat systematisch van expliciete criteria gebruik werd gemaakt. Men zou verwachten dat de clinici blij waren met ROM. Dat is echter niet algemeen het geval. In gesprekken komen verschillende argumenten naar voren. Er is twijfel of subjectieve ervaringen van patiënten überhaupt wel in getallen zijn uit te drukken. Ik ben daar elders uitvoerig op ingegaan8. Men weet niet hoe de resultaten in te passen in de zorg. Het gevoel het allemaal voor anderen te doen overheerst. Men vindt ROM te tijdrovend of te belastend voor patiënten. Ook wordt ROM als concurrent van het eigen oordeel beleefd of als een aantasting van de autonomie. Soms ook als kritiek: heb ik het dan niet goed gedaan? Ook voordat de zorgverzekeraars en het ministerie interesse hadden in ROM, speelde de angst voor de gevolgen van (ondoordachte) benchmarking binnen de eigen organisatie al een rol. Nu is dat nog meer het geval. Het ligt voor de hand dat behandelaren die zelf twijfels hebben over het nut van ROM of het zelfs een gevaar vinden, hun patiënten niet goed zullen kunnen motiveren om er aan mee te doen. ROM 11
Ik ben meteen gevallen voor I-FourC
h d w l d d
c R G d v z z v d e l m d o g m R m d b h h v i m d d
Als specialist op het gebied van digitalisering biedt I-FourC een unieke combinatie van Scan Services, Hoogwaardig Archiefbeheer en ondersteunende ICT oplossingen waarbij alles draait om het elimineren van papier en het optimaliseren van uw documentstromen. Wilt u weten wat I-FourC voor uw specifieke situatie kan betekenen, welke producten en diensten in het portfolio van I-FourC voor u interessant zijn, of vrijblijvend een gesprek met één van onze adviseurs aangaan? Neemt u dan contact op met I-FourC.
Papierloos vanaf dag één www.i-fourc.com NTMA_185x270.indd 1
I-FourC Technologies Charles Ruysstraat 12 5953 NM Reuver T +31 (0)77 750 11 00
[email protected] www.i-fourc.com
14-02-12 12:27
heeft zijn belofte een hulpmiddel bij de behandeling van individuele patiënten te zijn nog niet waargemaakt. In nauw overleg met behandelaars en patiënten zal ROM verder moeten worden ontwikkeld tot het een vorm en inhoud heeft die hen beter aanspreekt dan nu het geval is. conclusie ROM kan belangrijke bijdragen leveren in de GGZ op micro-. meso- en macroniveau. Ze kan de kwaliteit van de zorg verbeteren, de efficiency verhogen en ze maakt wetenschappelijk onderzoek mogelijk met ‘real life’ patiënten dat op zichzelf weer kan bijdragen aan betere kwaliteit van zorg. Het is echter onjuist om te denken dat ROM daar nu al klaar voor is. Integendeel, er is nog veel te doen. Er moet nog uitkristalliseren welke instrumenten deel dienen uit te maken van de set vragenlijsten en hoe groot die set moet en kan zijn. ROM moet beter en op een gestandaardiseerde manier worden geïntegreerd in de zorg en EPD-gegevens moeten kunnen worden toegevoegd aan ROM-databestanden. Ook zal er veel aandacht moeten worden besteed aan de motivatie van de behandelaren. Bevorderd moet worden dat bestuurders, managers en, last but not least, hulpverleners formuleren wat ze willen dat ROM hen levert en in welke vorm. De resultaten daarvan zullen hun weerslag moeten krijgen op de inhoud en uitvoering van ROM. Dat kost allemaal tijd en het kost geld. Het is zeer de vraag of de GGZ het eerste heeft en het tweede krijgt in deze economisch slechte tijden.
referenties 1 van Delft S, Langelaan M. Minister Edith Schippers: die dbc’s moeten weg. Interview in PSY 1/2012 2 http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/vws/ documenten-en-publicaties/kamerstukken/2012/02/10/kamerbrief-met-reactie-op-rvzadvies-sturen-op-gezondheidsdoelen.html 3 http://rvz.net/uploads/docs/Advies_-_Sturen_op_ gezondheidsdoelen.pdf 4 Zitman FG. ROM bij stemmings-, angst- en somatoforme stoornissen; bemoedigende resultaten. Tijfdschrift voor Psychiatrie 2012;54:173-177 5 Schulte-van Maaren YW, Carlier IV, Giltay EJ, van Noorden MS, de Waal MW, van der Wee NJ, Zitman FG. Reference values for mental health assessment intsruments: objections and methods of the Leiden Routine Outcome Monitoring Study. J Eval Clin Pract 2012 online prepublication 6 Wardenaar KJ, van Veen T, Giltay EJ, de Beurs E, Penninx BW, Zitman FG. Development and validation of a 30-item short adaptation of the Mood and anxiety Symptoms Questionnaire (MASQ). Psychiatry Res 2010;179:101-106 7 Smits N, Zitman FG, Cuijpers P, den Hollander ME, Carlier IV, A proof of principle for using adaptive testing in Routine Outcome Monitoring: the efficiency of the Mood and Anxiety Symptoms Questionnaire -Anhedonic Depression CAT. BMC. Med.Res.Methodol., 2012, 4. 8 Zitman FG. Achteraf bekeken. Afscheidsrede. https://sites.google.com/site/franszitman/
13
training de zOrgadmInIsTraTeUr van de TOekOmsT In zIekenhUIzen Ingrijpende veranderingen als DOT, invoering van LBZ en interne vragen over registratie en opbrengsten zorgen ervoor dat het administratieve en het primaire proces steeds dichter bij elkaar komen. De zorgadministratie wordt in deze nieuwe situatie niet alleen verantwoordelijk voor het ver verwerken van de registratie, maar ook voor het adviseren van de verschillende registratiemogelijkheden. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de rol van de zorgadministrateur? De zorgadministrateur gaat de afdelingen proactief benaderen. Samen met de medische professional, financiën en ICT vraagt de zorgadministratie zich af welke gegevens je moet registreren, welke je wilt registreren en welke mogelijkheden daartoe zijn.
De zorgadministratie faciliteert daarbij dus het primaire proces en adviseert over de registratiemethode. Maar hoe doe je dit? Waar vind je relevante informatie? Hoe ga je met deze informatie naar een afdeling? Wat communiceer je dan? Hoe zorg je ervoor dat men wat doet met jouw advies? Want uiteindelijk gaat het erom dat u uw baan met net zoveel plezier blijft doen als voorheen! Na afloop van de training - heeft u een gedegen basiskennis (DBC/DOT) voor uw functie - weet u welke bronnen u kunt raadplegen om tot een gedegen advies te komen - kunt u effectieve adviesgesprekken voeren
- bent u in staat vertrouwen en geloofwaardigheid als adviseur op te bouwen - kunt u op een constructieve wijze samenwerken met uw interne opdrachtgevers - gaat u effectiever om met weerstand en lastige situaties
Voor wie is deze training bedoeld? Zorgadministrateurs, medewerkers medische administratie, stafmedewerkers die zich bezighouden met het zorgadministratieproces, unitondersteuners. Van deelnemers wordt verwacht dat zij (basis)kennis hebben van medische terminologie.
Duur: 2 Dagen | 4 en 11 oktober | utrecht
inschrijven op nvma.nl
dr. a.W. lEmstra, alzHEimErcEntrum Vumc, amstErdam
e Health bij dementie
14
wAt is dementie? Dementie is een veelvoorkomend probleem bij ouderen en veel van de lezers zullen iemand in zijn of haar naaste omgeving met dementie kennen. Dementie wordt gekenmerkt door een geleidelijke achteruitgang in de cognitieve functies, zoals het geheugen, taal en planning. Er treden problemen op in het dagelijks functioneren en uiteindelijk wordt iemand met dementie in zijn dagelijks leven volledig afhankelijk van anderen. In 2001 werd geschat dat er wereldwijd 24.3 miljoen patiënten met dementie waren. Door de toenemende vergrijzing wordt dementie een steeds groter maatschappelijk probleem; men verwacht dat het aantal mensen met dementie explosief zal toenemen tot een geschatte 90.3 miljoen in 2040.2
topklinisch centrum, komen vooral patiënten bij wie het stellen van de diagnose lastig is, bijvoorbeeld bij jongere patiënten. Hoewel de ziekte van Alzheimer vooral op latere leeftijd voorkomt, zijn er ook patiënten die de ziekte krijgen terwijl ze jonger dan 65 jaar zijn. Er wordt in dergelijke gevallen niet snel aan dementie gedacht, en deze patiënten leggen vaak een langdurig traject in de gezondheidszorg af. Het Alzheimercentrum VUmc heeft zich gespecialiseerd in dementie op jonge leeftijd. Bij wetenschappelijk onderzoek in deze patiëntengroep is bijvoorbeeld gebleken dat bij deze jongere patiënten ook andere stoornissen dan geheugenstoornissen op de voorgrond kunnen staan.3
Dementie wordt veroorzaakt door verschillende hersenziektes. De ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende oorzaak van dementie, waarbij geheugenstoornissen vaak op de voorgrond staan. In de hersenen worden enkele typische veranderingen gezien, zoals de ophoping van het eiwit Amyloid-beta en de vorming van kluwen in de hersencellen (neurofibrillaire tangles), die ervoor zorgen dat hersenweefsel verloren gaat. De diagnose kan met zekerheid worden gesteld als deze neuropathologische veranderingen in het brein worden aangetoond, iets wat enkel mogelijk is na het overlijden van de patiënt.
Dementie treft niet alleen de patiënt, maar ook zijn of haar naaste omgeving. Door de toenemende afhankelijkheid doen patiënten een steeds groter beroep op hun mantelzorgers. Een inventarisatie in Nederland in 2007 liet zien dat het merendeel van de mantelzorgers samen met de patiënt thuis woont (64%) en dat vrijwel alle mantelzorgers (94%) problemen ervaart met de zorg voor de patiënt.4 Het risico op overbelasting is groot en kan leiden tot negatieve effecten op de gezondheid van de mantelzorger en uitval uit het arbeidsproces.5 Overbelasting is tevens één van de belangrijkste oorzaken voor plaatsing in een verpleeghuis.6
In de tussentijd kan er op basis van de klinische verschijnselen en aanvullend onderzoek wel een waarschijnlijkheidsdiagnose van de ziekte van Alzheimer worden gesteld. In het Alzheimercentrum VUmc, een topreferent en
wAArom een pAtiëntenportAAl? Hoewel met medicatie tijdelijk verlichting van de klachten kan worden bereikt, blijven niet-medicamenteuze interventies de primaire behandeling bij dementie. Patiënten met dementie en
dr. s.a.m. sikkEs, alzHEimErcEntrum Vumc, amstErdam
EHealth voor patiënten met dementie: de meeste mensen zullen even vreemd opkijken bij deze combinatie. EHealth heeft de afgelopen jaren een vlucht genomen bij chronische aandoeningen zoals depressie en diabetes, en zorgverzekeraars stimuleren de ontwikkeling van nieuwe eHealth toepassingen.1 Ook bij dementie zijn er tal van toepassingen gerealiseerd, zoals GPs hulpmiddelen, een touchscreen voor in huis en apps met tips over het omgaan met dementie. in het alzheimercentrum van het Vu medisch centrum is er in de afgelopen twee jaar gewerkt aan een nieuwe eHealth toepassing voor patiënten en mantelzorgers: een patiëntenportaal. dit portaal werd op 17 januari 2012 officieel geopend.
hun naasten hebben te maken met een ziekte die ingrijpende gevolgen op hun leven heeft. De gevolgen van dementie zorgen vaak voor een hoop onbegrip van de omgeving en kunnen tot uitsluiting van het maatschappelijke leven leiden. Op het gebied van ICT zijn de mogelijkheden legio, maar deze worden nog weinig toegepast in de zorg. Een digitaal patiëntenportaal kan ruimte bieden voor verbetering van de informatievoorziening en communicatie, wat leidt tot meer autonomie van patiënt en mantelzorger. Communiceren op afstand en online vragen stellen behoren tot de mogelijkheden. Via communities zijn groepen die dezelfde interesses hebben in staat om elkaar te vinden en ervaringen uit te wisselen. Het Alzheimercentrum VUmc is een landelijk expertisecentrum en het merendeel van de patiënten komt van buiten de regio. Met behulp van communicatie op afstand kan de landelijke positie van het Alzheimercentrum versterkt worden en wordt er ingespeeld op een duidelijke behoefte van patiënten en hun naasten. Het internetgebruik onder ouderen behoort in Nederland tot het hoogste binnen de Europese Unie en in geen enkel land is het verschil tussen jongere en oudere internetgebruikers zo klein.7 Een patiëntenportaal via internet is dan ook een haalbare optie in Nederland. In het kader van zorginnovatie werd in 2010 gestart met de ontwikkeling van het patiëntenportaal, het Digitaal Alzheimer Centrum (DAC). Een werkgroep werd opgezet om het proces van ontwikkeling te begeleiden, bestaande uit vormgevers, behandelaars, patiënten en
mantelzorgers. Er werd een bijeenkomst voor patiënten en mantelzorgers belegd om de wensen en behoeftes in kaart te brengen (zie figuur 1 voor een overzicht). Op basis hiervan werden drie hoofddoelen van het DAC opgesteld; informatievoorziening, lotgenotencontact en contact met de behandelaar. Omdat de doelgroep bestaat uit mensen met cognitieve problemen, was een vereiste dat het portaal voor deze mensen toegankelijk zou zijn en hier is door de vormgevers rekening mee gehouden in kleurgebruik, lettertype en navigatiestructuur. Er zijn verschillende succesfactoren geïdentificeerd voor patiëntportalen, en wat betreft functionaliteiten van een portaal vallen ‘contact met de behandelaar’ en ‘informatievoorziening’ daaronder.8 Beide zijn in het DAC ingebouwd. Voor het contact met de behandelaar is behalve beveiligde e-mail een optie voor een videospreekuur ingebouwd. De informatievoorziening is uitgebreid op het DAC, met zowel ziektespecifieke als praktische informatie. Een zoekactie in Google naar ‘dementie’ (16/2/2012) levert maar liefst 1.540.000 resultaten op en het is niet voor iedereen duidelijk welke bronnen betrouwbaar zijn en welke niet. In het DAC is uitgebreide informatie over dementie opgenomen, medische termen worden uitgelegd en er zijn enkele animaties gemaakt over de meest voorkomende vormen van dementie. Een voorbeeld van een soortgelijke animatie, over de ziekte van Alzheimer, is te bekijken via YouTube op http:// youtu.be/9Wv9jrk-gXc. Het inzien van patiënteninformatie is een andere relevante functionaliteit van het portaal. Dit 15
Figuur 1. Behoeftes patiënten, mantelzorgers en zorgverleners patiëntenportaal
Figuur 2. Screenshot van het Digitaal Alzheimer Centrum (DAC)
gedeelte is beveiligd achter DigiD, samen met de mogelijkheid tot het maken van een afspraak en de contactmogelijkheden met de behandelaar. In Figuur 2 ziet u een screenshot van het portaal, met daarin een overzicht van de functionaliteiten van het portaal. Patiënten kunnen de medische correspondentie inzien en het uitslaggesprek terugluisteren. Om gebruik te kunnen maken van de deskun-
digheid van de doelgroep, is in het DAC ook een Community ingebouwd. Doordat patiënten en mantelzorgers vaak jarenlang met dementie leven, zijn zij dè experts als het gaat om omgaan met dementie in het dagelijks leven. Via de Community kunnen ervaringen gedeeld worden, bijvoorbeeld over hulpmiddelen in huis. De functionaliteiten binnen de Community omvatten een forum, chat-optie, een foto- en videogalerie, een dagboek en vriendenzoekfunctie. In het
16
training UW zOrgadmInIsTraTIe klaar vOOr dOT? BasisopleidinG voor medewerkers zorGadministratie, polimedewerkers, medisch secretaresses en nieuw instromende dBc-consulenten Vanaf 2012 is DOT ingevoerd en registreert en factureert uw ziekenhuis DBC-zorgproducten. De gevolgen van DOT voor uw organisatie zijn groot! Voor een ziekenhuis is het dus van groot belang goed opgeleide DOT-experts te hebben.
Q-Academy organiseert in samenwerking met de NVMA dit voorjaar de basisopleiding Uw zorgadministratie klaar voor DOT? Deze opleiding is bedoeld voor medewerkers zorgadministratie, polimedewerkers, medisch secretaresses en nieuw instromende DBC-consulenten die snel thuis willen zijn in de DOT-materie. Deze opleiding is praktisch en interactief van aard en geeft u de juiste kennis en handvatten om de nieuwe taken rond DOT uit te voeren! Desgewenst kunt u eigen praktijksituaties inbrengen.
Medewerkers van de zorgadministratie zijn vanaf januari 2012 raadgever binnen de organisatie voor alle vragen over DOT. Vragen over de nieuwe productstructuur, specialismenspecifieke registratieregels, parallelle trajecten in DOT en aanvragen van machtigingen. Daarnaast gaan zij aan de slag met de uitval van de grouper. Ze lossen zelf de uitval op of zij ondersteunen de registreerders met het oplossen van deze uitval. Hiervoor is specifieke DOTkennis nodig!
- bent u op de hoogte van de nieuwe registratieregels DOT - bent u in staat om de uitval uit de grouper te analyseren en op te (laten) lossen
Na afloop van de training - heeft u inzicht in de DOT-systematiek - heeft u inzicht in de gevolgen van DOT voor uw organisatie - heeft u inzicht in de gevolgen van DOT voor uw eigen werkzaamheden
Voor wie is deze training bedoeld? Medewerkers in de ziekenhuiszorg die registeren of als DOT-‘vraagbaak’ gaan dienen voor registeerders. Denk hierbij aan medewerkers zorgadministratie, DBC/DOT-consulenten/coördinatoren/-medewerkers, medisch secretaresses, polimedewerkers en ondersteuners voor de registratie.
Duur: 1 Dag | 24 september 2012 | utrecht
inschrijven op nvma.nl
bijzonder voor patiënten met zeldzame vormen van dementie en jongere patiënten van het Alzheimercentrum, kan de Community naar verwachting veel informatie en steun bieden die op bestaande websites niet gevonden kan worden. wAt Brengt de toeKomst? Op 8 februari 2012 verscheen een rapport waarin werd gepleit dat eHealth tot een kostenbesparing van maar liefst 1 miljard kan leiden.9 Bij dementie zal een mogelijke kostenbesparing door eHealth zich voornamelijk uiten in het voorkomen van overbelasting bij mantelzorgers, wat voortijdige opname in het verpleeghuis kan voorkomen. Dit zullen wij in de komende tijd onderzoeken. EHealth is echter geen wondermiddel. Uit onderzoek bij diabetici naar het gebruik van een patiëntenportaal blijkt dat het gebruik gerelateerd is aan de leeftijd, opleiding en de verwachtingen van patiënten.10 Een belangrijke taak voor behandelaars is dan ook om mensen te stimuleren om gebruik te maken van het portaal. Concluderend verwachten wij dat het digitale patiëntenportaal inspeelt op de behoefte van patiënten met dementie en hun mantelzorgers om meer grip te krijgen op het ziekteproces. ontwiKKeling en finAnciering Het DAC is ontwikkeld in samenwerking met Vital Health, Ketting Partners, Helden ontwerp, Noordbeek en patiënten en mantelzorgers. De ontwikkeling van het DAC is gefinancierd door het Innovatiefonds Zorgverzekeraars.
referenties 1 Zorgverzekeraars: eHealth sneller invoeren. ZN Journaal 2012. 2 Alzheimer’s Disease International. World Alzheimer Report 2009. Website 2011Available from: URL: http://www.alz.co.uk/research/worldreport/ 3 Koedam ELGE, Lauffer V, van der Vlies AE, Van der Flier WM, Scheltens P, Pijnenburg YAL: EarlyVersus Late-Onset Alzheimer’s Disease: More than Age Alone. Journal of Alzheimers Disease 2010;19:1401-1408. 4 Peeters J, van Beek S, Francke A. Problemen en wensen van mantelzorgers van mensen met dementie: resultaten van de monitor van het Landelijk Dementieprogramma. 2007. 5 Vitaliano PP, Zhang JP, Scanlan JM: Is caregiving hazardous to one’s physical health? A meta-analysis. Psychological Bulletin 2003;129:946-972. 6 Yaffe K, Fox P, Newcomer R, Sands L, Lindquist K, Dane K, Covinsky KE: Patient and Caregiver characteristics and nursing home placement in patients with dementia. Jama-Journal of the American Medical Association 2002;287:20902097. 7 Ouderen maken inhaalslag op het internet. cbs nl 2012 [cited 2011 Feb 17];Available from: URL: http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/vrije-tijdcultuur/publicaties/artikelen/archief/2011/20113537-wm.htm 8 Pluut B, Boschker E, Minderhout M. de succesfactoren van patientportalen: een verkenning. Nictiz en Zenc; 2011. Report No.: 11098. 9 Notenboom A, Blankers I, Goudriaan R, Groot W. E-health en zelfmanagement: een panacee voor
arbeidstekorten en kostenoverschrijdingen in de zorg? Aarts De Jong Wilms Goudriaan Public Economics bv (APE); 2012. Report No.: Ape rapport nr. 906. 10 Cho AH, Arar NH, Edelman DE, Hartwell PH, Oddone EZ, Yancy WS: Do Diabetic Veterans Use the Internet? Self-Reported Usage, Skills, and Interest in Using My HealtheVet Web Portal. Telemedicine Journal and E-Health 2010;16:595-602.
17
training de zOrgadmInIsTraTeUr van de TOekOmsT In de ggz Ingrijpende veranderingen als prestatiebekostiging (DBC’s, ZZP’s, DBBC’s) en interne vragen over registratie en opbrengsten zorgen ervoor dat het administratieve proces verandert. Het administratieve en het primaire proces komen steeds dichter bij elkaar en uw medewerkers moeten van steeds meer verschillende systemen kennis hebben. In deze nieuwe situatie krijgt de zorgadministratie steeds meer een adviserende functie.
De zorgadministratie faciliteert daarbij dus het primaire proces en adviseert over de registratie. Een tweedaagse training die praktisch en interactief van aard is. Vanuit de theorie gaat u aan de slag met oefeningen en cases, waarbij de twee trainers garant staan voor het creëren van een veilige leeromgeving. Tevens kunt u eigen (lastige) praktijksituaties inbrengen.
Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de rol van de zorgadministrateur? De zorgadministrateur gaat de afdelingen proactief benaderen. Samen met behandelaars, afdeling financiën en ICT vraagt de zorgadministratie zich af welke gegevens je moet registreren en welke mogelijkheden daartoe zijn.
Voor wie is deze training bedoeld? Functionarissen in de GGZ: Zorgadministrateurs, key-users, medewerkers secretariaat administratie, stafmedewerkers die zich bezighouden met het zorgadministratieproces, unitondersteuners. Van deelnemers wordt verwacht dat zij basiskennis hebben van registratie.
Na afloop van de training - heeft u een gedegen basiskennis (DBC GGZ, ZZP, DBBC’s) voor uw functie - weet u welke bronnen u kunt raadplegen om tot een gedegen advies te komen - kunt u effectieve adviesgesprekken voeren
- bent u in staat vertrouwen en geloofwaardigheid als adviseur op te bouwen - kunt u op een constructieve wijze samenwerken met uw interne opdrachtgevers - gaat u effectiever om met weerstand en lastige situaties
Duur: 2 Dagen | 5 en 12 juni 2012 | utrecht
inschrijven op nvma.nl
Pa u l dE W Olf, zi EkE nHu i s a P O t H Ek E r a P O tH EEk H a a G s E ziEk En H ui zE n , l Oc ati E riViE rd ui n En
sPEErPunt mEdicatiEVEiliGHEid En dE rOl Van dE ziEkEnHuisaPOtHEkEr Binnen het veiligheidsdenken in de zorg, met name in de ziekenhuizen en zorginstellingen als verpleeghuiszorg en geestelijke gezondheidszorg (ggZ), is medicatieveiligheid de laatste jaren een belangrijk speerpunt geworden. Dit artikel beschrijft de rol van de Inspectie voor de gezondheidszorg (IgZ) in deze en de ontwikkelingen in de farmaceutische patiëntenzorg vanuit het perspectief van de ggZ. Paul de wolf is verantwoordelijk als ziekenhuisapotheker voor de farmaceutische patiëntenzorg voor klinisch opgenomen patiënten bij de ggZ instelling rivierduinen.
vAnZelfspreKende pAtiëntveiligheid Op het moment dat je als persoon iets mankeert doe je een beroep op de gezondheidszorg en vertrouw je op de best mogelijke zorg. Incidenten (soms met fatale afloop) hebben ons bewust gemaakt hoeveel schade kan optreden door tekortkomingen in het zorgproces. Dit is internationaal pas echt doorgedrongen na de publicatie van ‘To Err is Human’ (Vergissen is menselijk). Dit rapport van het Amerikaanse Institute of Medicine uit 1999 heeft wereldwijd het denken over patiëntveiligheid gestimuleerd. Het besef ‘Vermijdbare schade’ bleek veel vaker 18
voor te komen dan men dacht. Met een houding van ‘Een fout maken is menselijk’ of ‘De zorg is mensenwerk’ kom je niet meer weg. Er is een proces ontwikkeld van bewustwording en continu verbeteren van de patiëntveiligheid. Toch moeten de incidenten die optreden gezien worden tegen het licht van de veelheid aan handelingen die uitgevoerd worden, er gaat heel veel goed. Shell topman Rein Willems publiceerde in 2004, in opdracht van voormalig minister Hoogervorst van VWS, met het rapport ‘Hier werk je veilig, of je werkt hier niet. Sneller beter – de veiligheid in de zorg’. Hierin stonden de volgende 4 adviezen: Advies 1: Voer in alle ziekenhuizen
-
I o t n
n
-
een veiligheidsmanagementsysteem in; Advies 2: Maak ziekenhuisdirecties eindverantwoordelijk voor veiligheid; Advies 3: Laat zorgverzekeraars ook op kwaliteit en veiligheid inkopen; Advies 4: De overheid moet daadkracht en verantwoordelijkheid tonen. themA pAtiënt veiligheid igZ Het overheidsbeleid heeft er inmiddels toe geleid dat in de hele gezondheidszorg veiligheidsprogramma’s in gang gezet zijn, om het aantal vermijdbare fouten terug te dringen. Patiënten en cliënten moeten ervan uit kunnen gaan dat de zorg veilig is. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) houdt toezicht op de normen die beroepsgroepen zelf hebben vastgelegd. Uit het HARM-onderzoek (Hospital Admissions Related to Medication 2006) bleek dat in Nederland door problemen met geneesmiddelengebruik 19.000 mensen per jaar in ziekenhuizen worden opgenomen (spoedopname) waarvan er 1200 overlijden. Deze cijfers zijn niet direct te vertalen naar de GGZ, echter hebben wel mede geleid tot een overheidsbeleid met betrekking tot medicatieveiligheid ook voor de GGZ. De Inspectie en de veldpartijen vinden dat deze getallen drastisch omlaag moeten. Om dit te realiseren hebben de veldpartijen een actieplan opgesteld. In dit actieplan ‘‘voorkom schade, werk veilig’, zijn afspraken gemaakt om vanaf 2008, in vijf jaar tijd het aantal gevallen van onbedoelde, vermijdbare schade en overlijden met 50 procent te verminderen. Dit moet worden bereikt door in alle ziekenhuizen een Veiligheidsmanagementsysteem en verbeteracties te introduceren. De Inspectie houdt toezicht door middel van thematische Inspecties op de locaties en het volgen van de veiligheidsthema’s uit het actieplan met behulp van Veiligheidsindicatoren, de zogenaamde toezichtindicatoren patiëntveiligheid. Deze Veiligheidsindicatoren, die de Inspectie vraagt, zijn openbaar en bedoeld voor toezicht op en externe verantwoording van instellingen (http://www.zichtbarezorg.nl/). In 2011 is de Inspectie gestart met thematisch toezicht medicatieveiligheid in de GGZ, alle GGZ instellingen met langdurend klinisch opgenomen patiënten zijn bezocht. Het eerste rapport van de IGZ wordt naar verwachting in maart 2012 gepubliceerd. Vergelijkbaar is de visitatie met betrekking tot medicatieveiligheid bij verpleeghuizen, verzorgingshuizen, thuiszorg en de gehandicaptenzorg. De resultaten zijn gepubliceerd in het rapport: - medicatieveiligheid voor kwetsbare groepen in de langdurige zorg en zorg thuis onvoldoende; - verpleeghuizen en verzorgingshuizen moeten nog punten verbeteren; - gehandicaptenzorg en thuiszorg moeten snel veiliger (2010). Inspecteur-generaal Gerrit van der Wal heeft op 27 september 2010 in Nieuwegein in een toespraak over medicatieveiligheid en elektronische gegevensuitwisseling, gehouden op het
congres Medicatieveiligheid en ICT, afgekondigd dat vóór 1 januari 2012 bij hetvoorschrijven van medicatie gebruik moeten worden gemaakt van een Elektronisch Voorschrijfsysteem. verBeterthemA’s pAtiëntveiligheid Er zijn thema’s voor de ziekenhuizen geselecteerd waarop specifieke verbeteracties worden ingezet. Deze thema’s zijn; - voorkomen van wondinfecties na een operatie - voorkomen van lijnsepsis en behandeling van ernstige sepsis; - vroege herkenning en behandeling 19
van de vitaal bedreigde patiënt; medicatieverificatie bij opname en ontslag; kwetsbare ouderen; optimale zorg bij Acute Coronaire Syndromen; vroege herkenning en behandeling van pijn; high Risk Medicatie: klaarmaken en toedienen van parenteralia; - verwisseling van en bij patiënten; - voorkomen van nierinsufficiëntie bij intravasculair gebruik van jodiumhoudende contrastmiddelen met daaraan toegevoegd Veilige zorg voor zieke kinderen (www.vmszorg.nl). Ook GGZ Nederland heeft samen met de overheid een veiligheidsbeleid geformuleerd; ‘Veilige zorg ieders zorg’ met hierin de volgende 9 speerpunten: - Veiligheidsmanagementsysteem (VMS); - Veilig incidenten melden (VIM); - Agressie in de GGZ; - Somatische comorbiditeit; - SuÏcidepreventie; - Medicatieveiligheid; - Dwang en Drang; - Brandveiligheid; - Training en Opleiding (www.veiligezorgiederszorg.nl). Bij het thema medicatieveiligheid wordt gewerkt vanuit de volgende invalshoeken in de GGZ: implementatie van de Richtlijn Overdracht van medicatiegegevens, aansluiting op de Centrale Medicatiefouten Registratie (CMR) van de Nederlandse Vereniging Ziekenhuisapothekers (NVZA ) (www.medicatieveiligheid.info), verbetertrajecten medicatieveiligheid (begeleid door Vilans) en het beschrijven van goede praktijkvoorbeelden van medicatieveiligheid bij GGZinstellingen. -
de (ZieKenhuis)ApotheKer en medicAtieveiligheid De ziekenhuisapotheker is verantwoordelijk voor een veilig, efficiënt en doelmatig gebruik van geneesmiddelen; van voorschrijven tot toedienen. Het is niet alleen een zakelijke maar meer nog een professionele verantwoordelijkheid en daarom belast met het ontwerp en toezicht op het gehele medicatieproces. Bij het verbeteren van de medicatieveiligheid moet structureel worden gelet op de volgende risicocategorieën: risico geneesmiddelen, risicopatiënten en risicoprocessen respectievelijk –situaties. Risico geneesmiddelen zijn met name die geneesmiddelen die leiden tot bijvoorbeeld maagdarmbloedingen, elektrolytstoornis/ dehydratie, verminderde nierfunctie/hartfalen, fracturen, ontregeling/-uitlokking diabetes, verstopping van de darmen of vertraagde hartslag. Maar met name ook combinaties van middelen met psychofarmaca kunnen leiden tot grote risico’s. Risicopatiënten zijn vaak patiënten met een hoge leeftijd, meerdere geneesmiddelen tegelijk, meerdere aandoeningen tegelijk, verminderd bewustzijn, therapieontrouw, nierfunctiestoornis en/of minder zelfstandige woonsituatie dan thuis wonen. Risicoprocessen / –situaties zijn het opnemen of ontslaan van patiënten in het ziekenhuis respectievelijk klinische GGZ. Veelal ontbreekt 20
informatie en is moeilijk te achterhalen welke medicatie de patiënt nu gebruikt of zou moeten gebruiken. Overdracht van medicatiegegevens tussen zorgverleners loopt veelal niet eenvoudig. Toegespitst op de patiënt binnen de GGZ zijn complicerende factoren te benoemen t.o.v. een niet psychiatrische patiënt daar bijvoorbeeld verwardheid een rol kan spelen. Andere risico situaties zijn voorschrijven van medicatie, het voor toediening gereed maken van (injectie)medicatie op de afdeling en het uitzetten en toedienen van medicatie. verBetertrAjecten medicAtieveiligheid Ervaring leert dat medicatieveiligheid begint met bewustwording, wat is een ieders rol en taak in het medicatieproces. In gesprekken met diverse functionarissen uit de zorg bleek dat bij de beoordeling van medicatie meldingen (VIM) nauwelijks gerealiseerd werd, dat de ziekenhuisapotheker overzicht heeft over het gehele proces; verpleegkundigen of artsen keken niet verder dan tot daar waar ze invloed op hadden. Met name de ontwikkeling dat bij evaluatie van fouten (incidenten) niet alleen naar de menselijke factor wordt gekeken, maar veel meer op zoek wordt gegaan naar basisoorzaken en invloeden van omgevingsfactoren, levert meer aanknopingspunten voor verbeteren; ‘Welke factoren verleiden je om die fout te maken’. Het gaat dan ook niet meer om fouten of klachten maar signaleringen. Binnen Rivierduinen krijgt de ziekenhuisapotheker bij elke VIM melding een alert, waarna de mogelijkheid wordt genomen om aanvullende vragen vanuit zijn expertise te stellen aan de coördinator uit de VIM commissie. Dit kan dan aanleiding geven voor aanvullend onderzoek naar aanleiding van de betreffende melding. Landelijk is een Centrale Medicatie-incidenten Registratie (CMR) opgezet, waarin VIM meldingen vanuit ziekenhuizen, GGZ instellingen en openbare apothekers anoniem op een uniforme wijze worden doorgemeld. Hierdoor wordt inzicht verkregen in de wijze waarop fouten ontstaan en hoe deze leiden tot schade. Bij incidenten waarbij de kans op schade van het incident groot is, het incident een grote kans op herhaling heeft en grote educatieve waarde heeft, verstuurt de CMR organisatie zogenaamde alertmeldingen om snel op de hoogte te worden gesteld van alarmerende medicatie-incidenten. Deze methodiek zou ook binnen ziekenhuizen en GZZ instellingen van toegevoegde waarde kunnen zijn om nog meer van elkaars incidenten, maar zeker van de verbetervoorstellen naar aanleiding van deze incidenten te leren. De ziekenhuisapotheker heeft hierin een expert rol. Ook een prospectieve risico inventarisatie en evaluatie (PRI) van het medicatieproces geeft informatie voor verbetering van het medicatieproces. Binnen Rivierduinen is deze expertise verwerkt in de medicatieprotocollen op de afdeling. Werkinstructies hebben een belangrijke plaats bij het trainen en hertrainen van mensen, waarbij het van belang is gewezen te worden op hoe je moet handelen, maar met name waar de risico’s zitten. Een verpleegkundige die jaren lang ervaring heeft opgedaan in een algemeen
ziekenhuis zal, als zij gaat werken binnen de GGZ, specifiek gewezen moeten worden op de extra risico’s bij psychiatrische patiënten. Voor een cultuurverandering op de verpleegafdeling is het Vilans ‘Verbetertraject medicatieveiligheid op de afdeling in de GGZ’ een mooi voorbeeld. Met een multidisciplinair team (specialist/arts, ziekenhuisapotheker, teammanager, verpleegkundige, kwaliteitsfunctionaris en vertegenwoordiger van de cliëntenraad) is het medicatie proces geëvalueerd en zijn verbetervoorstellen doorgevoerd. Het aan de hand van checklists, bestaande procedures en voorschriften nalopen van de werkwijze op de afdeling worden verbeterpunten gesignaleerd. Middels een micro analyse van incidenten (3x per jaar gedurende 2 weken noteren van afwijkingen van de afgesproken regels op gele memo briefjes) ontstaat een beeld van wat er allemaal mis gaat en/of gecorrigeerd wordt op een afdeling. Vanuit het projectteam worden dan verbetervoorstellen voorgesteld. We gaan er vanuit dat de personen die dagelijks met de problemen geconfronteerd worden ook al nagedacht hebben over oplossingen. Het is opvallend hoeveel motivatie en positieve energie er vrij komt in de verbeterteams en welke reductie van fouten dit oplevert. veldnormen leiden tot verAnderingen in de Zorg Handreiking werkvoorraad en geneesmiddelendistributie op naam In 2007 is de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening vervangen door de Geneesmiddelenwet en regelt de productie, het in de handel brengen en de distributie van het geneesmiddel. Alleen apothekers, apotheekhoudende huisartsen en daartoe aangewezen personen en instanties mogen geneesmiddelen aan patiënten verstrekken. De werkwijze zoals zorginstellingen gebruikelijk is, waarbij verpleegkundigen geneesmiddelen uitzetten voor de patiënten, uit een niet op naam gestelde voorraad, wordt niet meer toegestaan. Ziekenhuisapothekers zijn van mening dat met deze werkwijze verantwoorde en doelmatige farmaceutische zorg kan worden geboden. Situaties waarbij patiënten kort zijn opgenomen in een zorginstelling en waarbij veel wijzigingen in de medicatie optreden kunnen goed worden opgevangen. Echter de Inspectie staat deze werkwijze niet meer toe en heeft de brancheorganisaties gevraagd een veldnorm op te stellen waaraan de Inspectie kan gaan toetsen. In 2011 hebben de brancheorganisaties GGZ Nederland, ActiZ en VGN de Handreiking Werkvoorraad Geneesmiddelen gepubliceerd. Deze handreiking beschrijft hoe instellingen om kunnen gaan met de samenstelling en beheer van een werkvoorraad van niet op naamgestelde medicatie. De IGZ zal vanaf 2012 de wet handhaven en zag 2011 als een implementatiejaar. Met de Inspectie is afgesproken dat in het najaar 2011 door alle brancheorganisaties een evaluatie wordt uitgevoerd. Ook de apothekersorganisaties KNMP en NVZA zullen de bevindingen in kaart brengen. De ervaring leert dat een geneesmiddelendistributie op naam, met name voor de verpleeghuiszorg, maar ook steeds meer voor de thuiszorg leidt tot het leveren van ATC
verpakte medicatie (Automatic Tablet Counting; ook wel bekend als ‘Baxter’). Hierbij worden wekelijks door een ATC machine de tabletten per patiënt, per dag en deeltijd in een zakje verpakt. Deze maatwerk verpakking brengt hogere kosten met zich mee, het bespaart tijd voor de verpleegkundige op een afdeling maar kan problemen opleveren bij wijzigen van medicatie. Binnen de GGZ is het daarom alleen geschikt voor die patiëntengroep die weinig geneesmiddelenmutaties kennen. Voor acute opname afdelingen is deze wekelijkse levering van ATC verpakking geen optie. Hiervoor zal de apotheek alle medicatie op naam gesteld in een doosje moeten leveren. Op een afdeling van 20 patiënten krijg je dan 20 verschillende doosjes op naam gesteld met slaapmiddelen of pijnstillers. Wanneer een patiënt ontslagen is moet de medicatie vernietigd worden of retour gestuurd aan de apotheek van de AWBZ instelling alwaar het gecontroleerd onder bepaalde voorwaarden hergebruikt kan worden. Een logisch gevolg is dat er door de apotheek meer leveringen op naam zullen worden gedaan dan in de oude situatie en dat de geneesmiddelenspillage groter zal zijn. Tevens vraagt het verwerken van een levering op naam meer tijd dan een levering niet op naam gesteld. Verpleging moet op het hart worden gedrukt geen schaduw voorraden aan te leggen voor het geval dat; dit zijn onbeheersbare voorraden waarbij de het risico op fouten groot is. De Inspectie is echter van mening dat ze hiermee de patiëntveiligheid dient. De verpleging van een acute opname komt vaker voor een situatie te staan dat ze veel moeite moet doen om de benodigde medicatie beschikbaar te krijgen. AWBZ instellingen zullen in deze tijd van bezuinigingen meer geld moeten uitgeven aan de geneesmiddelenvoorziening. Medicatieoverdracht in de keten De IGZ heeft in 2005 het initiatief genomen om de kennisorganisaties, beroepsgroepen, branche- en koepelorganisaties in de zorg uit te nodigen om mee te werken aan het opstellen van een richtlijn voor veilige overdracht van medicatiegegevens. De richtlijn ‘Overdracht van medicatiegegevens in de keten’ is in 2008 gepubliceerd (als concept) en per 1 januari 2011 van kracht. Het doel van de richtlijn is het voorkomen van fouten bij overdracht van medicatiegegevens en het vergroten van de patiëntveiligheid doordat zorgprofessionals elkaar op tijd en goed informeren. Het leggen van de focus op de overdrachtmomenten van medicatiegegevens leert dat er veel onacceptabel mis gaat. Software systemen zijn niet in staat gegevens elektronisch uit te wisselen, privacy wetgeving houdt uitwisseling van gegevens en een landelijk EPD tegen. De Inspectie staat op het standpunt dat als uitwisseling niet elektronisch kan, het eerst op papier en faxen geregeld moet worden. Het begrip actueel medicatie overzicht (AMO) vraagt nauwkeurig bijhouden van wijzigingen van medicatie in de software systemen. Overzichten van huisapotheken blijken meer afleveroverzichten dan een database die de actuele medicatie bijhoudt. Bijvoorbeeld bij een wijziging van een dosering door de huisarts zal de huisapotheek niet direct medicatie hoeven af te leveren omdat 21
ads133:Opmaak 1 28-09-08 16:58 Pagina 4
de patiënt nog medicatie thuis heeft. Ook is de patiënt vrij in het kiezen van de apotheek alwaar hij/zij de medicatie haalt en kan bij de drogist een grote hoeveelheid zelfzorgmiddelen ophalen. Toch zien we deze richtlijn als een kwaliteitsverbetering, die leidt tot veel regionale initiatieven. Standaarden worden ontwikkeld zoals bijvoorbeeld een model AMO lijst (Oria) waarna van de softwarehuizen geëist wordt, deze lijsten te kunnen leveren. Belangrijk hierbij is de informatie over welke medicatie gewijzigd, gestopt of gestart is tijdens een kortdurende opname in een zorginstelling. Artsen zullen, zeker bij polikliniekbezoeken, van de patiënt verwachten dat ze een AMO lijst van de apotheek bij zich hebben. Apothekers en apothekersassistenten krijgen een belangrijke rol in het beschikbaar stellen van deze AMO lijsten. In ziekenhuizen worden al opname (en ontslag) gesprekken gevoerd om de opname in het ziekenhuis voor te bereiden. Na de gesprekken met de anesthesist over de narcose zal de patiënt langs de apotheek gaan. De lijsten van de huisapotheek worden in een gesprek met de patiënt geverifieerd en opgenomen in de software van het ziekenhuis. Voor een klinische opname in de GGZ zal dit niet mogelijk zijn door de aard van de aandoening van de patiënt. Wel zal de informatie van de huisapotheek worden opgevraagd en samen met de opname medicatie worden beoordeeld door de apotheek. Bij ontslag moet binnen 24 uur uitwisseling van medicatiegegevens plaatsvinden aan de huisarts en huisapotheek. Een nieuwe rol voor de apothekersassistenten en apothekers. Elektronisch voorschrijven recepten De Inspectie accepteert geen handgeschreven recepten meer vanaf 1 januari 2012. Het implementeren van een elektronisch voorschrijf systeem lijkt een vanzelfsprekendheid, maar er zijn niet veel EVS programma’s beschikbaar voor ziekenhuizen. In de meeste ziekenhuizen wordt momenteel een EVS geïmplementeerd voor de klinische opnames. Voor het elektronisch voorschrijven van medicatie bij de poliklinische bezoeken volgen daarna. Uitwisselen van gegevens in het EPD en het samen brengen van de medicatiegegevens met de laboratorium gegevens is nog geen vanzelfsprekendheid. Tevens is in het land nog weinig ervaring met elektronische toedienregistratie (TRS) van medicatie of elektronische transmurale uitwisseling van gegevens in de ziekenhuizen. Er is nog een lange weg te gaan. Ook hier zal de rol van de apotheker en de apothekersassistenten veranderen. Nu is het de apothekersassistente
die de vertaling maakt van het handgeschreven geneesmiddel naar het artikel dat de apotheek levert aan de afdeling. Schrijffouten, aarzelingen en doorhalingen worden opgemerkt en waar nodig nagevraagd. Met een EVS zal de arts het juiste artikel moeten selecteren bij de juiste patiënt. Een verkeerde selectie zal niet direct door de apotheek worden opgemerkt. Wel krijgt de arts direct medicatie bewakingsmeldingen in beeld. Onderzoek leert dat de arts bij veel meldingen snel de meldingen negeert. De apotheker en apothekersassistenten behouden de controlerende taak. sAmenvAttend De laatste 10 jaar is er veel veranderd in het denken over patiëntveiligheid en veiligheid in de zorg. De Inspectie staat op het standpunt dat kennisorganisaties, beroepsgroepen, brancheen koepelorganisaties in de zorg samen komen tot veldnormen en richtlijnen. De Inspectie toetst en controleert of de afspraken die gemaakt zijn opgevolgd worden. Op verschillende veiligheidsthema’s worden initiatieven ontplooid om te komen tot verbeteringen in de zorg. Actuele onderwerpen die de (ziekenhuis)farmacie aan gaan, zijn verbeteren van de medicatieveiligheid op de afdeling, handreiking werkvoorraden en geneesmiddelendistributie op naam, medicatieoverdracht in de keten, elektronisch voorschrijven van medicatie. Verder ziet de Inspectie er tijdens bezoeken op toe dat dossiervorming op orde is. Besproken risico’s van een (medicamenteuze) behandeling en kansen op bijwerkingen moeten worden vastgelegd in het EPD. Verbetertrajecten op het gebied van medicatieveiligheid vraagt een steeds grotere samenwerking van de apotheker en de apothekersassistenten met verpleging en artsen. Ook veranderen de taken van de apotheker en apothekersassistenten naar een actieve rol dicht bij de verpleegafdelingen/patiënt. Voorbeelden hiervan zijn de opname en ontslag gesprekken maar ook het op de afdeling klaar maken van injectiespuiten door apothekersassistenten in het ziekenhuis en het multidisciplinair evalueren van de medicamenteuze behandeling door artsen, apothekers, verpleging en patiënten of diens vertegenwoordiger. Deze grotere investering (in geld) in de farmaceutische zorg zal de patiëntveiligheid verhogen en daarmee fouten voorkomen. De besparing zal moeten zitten in het minder herstellen van fouten, zodat de zorg voor meer mensen beschikbaar blijft.
23
Waarom
c O l u M n
s a M
s t E R k
zouden We in hemelsnaam investeren in informatiebeveiliging?
24
van alle kanten krijgen we te horen hoe belangrijk het is dat onze informatie in het ziekenhuis wordt beveiligd. We hebben het zelfs gebracht tot een specifieke nederlandse standaard 7510. het is een hype aan het worden.vele ziekenhuizen gaan zelfs investeren in het accreditatieproces genaamd Joint Commission international1. de Joint Commission on accreditation of healthcare organizations is een internationale non-profit organisatie die zich tot doel heeft gesteld bij te dragen aan een voordurende verbetering van de veiligheid en de kwaliteit van de zorg verleend aan het publiek. zij doen dit onder andere door middel van het beschikbaar stellen van een accreditatiebewijs voor instellingen binnen de gezondheidszorg die voldoen aan de normen van de Joint Commision international: standards for hospitals2. een uitstekend initiatief, maar het kost handen vol geld en het is maar te hopen dat de mentaliteit van de zorgverleners gaat veranderen. Want, om maar met de deur in huis te vallen: de informatie van de patiënt kan niet worden beveiligd zolang de zorgverleners onderling het beroepsgeheim met voeten treden. recent hebben we weer een staaltje 19e eeuwse kasten mentaliteit meegemaakt. en public maakte een neurochirurg3 duidelijk dat binnen een zorginstelling alle zorgverleners alle nieuwtjes van vele patiënten met elkaar uitwisselen. het beroepsgeheim zou niet gelden voor collega’s? de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst wordt nog steeds niet goed begrepen door het leger zorgverleners. slechts leden van het behandelteam en anderen die om redenen van de zorg betrokken zijn hebben recht tot inzage in het medisch dossier. het is heel menselijk dat zorgverleners onderling de ditjes en datjes van de patiënten uitwisselen, maar het blijft wel een kwalijke zaak. en als klap op de vuurpijl worden medewerkers van een productiebedrijf met witte jas toegelaten tot een spoedeisende hulp van een universitair medisch centrum om zogenaamd met toestemming achteraf van de patiënten het grote publiek te informeren over het reilen en zeilen van een afdeling waar patiënten op leven en dood worden binnengebracht. hoe haal je het in je bolle hoofd? Welke jurist kan dat bedacht hebben? zijn patiënten die in getraumatiseerde toestand
aankomen bij een eerste hulp wel wilsbekwaam om terzake te kunnen beoordelen of zij erin willen toestemmen om de beelden uit te zenden? stiekum de behandeling observeren is al helemaal uit den boze. gelukkig heeft de samenleving direct ingegrepen en heeft de zorginstelling wel weer haar lesje geleerd. op naar de volgende blunder. interessant blijft ook nog de vraag of het observeren en filmen van patiënten op de spoedeisende hulp een onderzoek karakter zou hebben en wel dusdanig dat vooraf toestemming aan de lokale medisch ethische toetsingscommissie had moeten worden gevraagd, omdat op zijn minst kwetsbare patiënten worden gevraagd om medewerking te verlenen aan dit experiment dat tot doel had anderen te informeren? maar ja, dat is nog niet zo eenvoudig, want dan moet je je afvragen of het experiment een medisch-wetenschappelijke doelstelling heeft en of er sprake is van een interventie bij de deelnemers. het laatste is denk ik wel te bewijzen, maar het eerste argument zal reden zijn voor debat. genoeg hierover. alle investeringen in informatiebeveiliging gaan teniet als de zwakste schakel: de mens, de regels met voeten treedt. ik ben benieuwd of er een rechtzaak gaat komen waarin uiteindelijk een rechter een uitspraak zal doen over het inzagerecht van de Wgbo en het strikter hanteren van de regels rond het beroepsgeheim. zoals altijd blijft uw columnist de luis in de pels van elke zorginstelling. zou het leuk vinden als ik via de redactie van het ntma een reactie krijg van een lezer. sam sterk bron 1 http://www.jointcommissioninternational.org/ 2 http://www.kerteza.nl/normen-en-modellen/ joint-commision 3 http://pauwenwitteman.vara.nl/fragmentdetail.1548.0.html?&tx_ttnews%5btt_ news%5d=25438&tx_ttnews%5bbackPid%5d= 116&chash=a8b0afb6fcac9d06abe8439e121384bc
Your talent. Your future. Your world.
Jong talent biedt ondersteuning en innovatie Blijven projecten liggen? Heeft u openstaande functies? Onze talenten komen u graag versterken!
Oplossing voor Piekbelasting Uitvoering projecten Structurele instroom
Kijk voor meer informatie op:
www.Studelta.nl/Zorg
Of bel met Martijn van Rossum
06 - 24 69 11 12
training dOT In de prakTIjk verdiepinGstraininG Vanaf 2012 is DOT ingevoerd. U weet inmiddels dat de gevolgen van DOT voor uw organisatie groot kunnen zijn. Maar waar zitten de knelpunten? Hoe zorgt u dat uw registratie juist, volledig en tijdig is? Wat zijn de financiële risico’s en gevolgen voor uw organisatie en hoe houdt u deze beheersbaar? Wilt u uw organisatie goed voorbereiden op DOT? Q-Academy organiseert in samenwerking met de NVMA dit voorjaar de nieuwe verdiepingstraining ‘DOT in de praktijk’. Deze training gaat een stap verder dan alle basistrainingen en geeft u de juiste kennis en handvatten om het werken met DOT voor uw organisatie tot een succes te maken! De training is praktisch en interactief van aard. U kunt eigen praktijksituaties inbrengen. Basiskennis van DOT is bij deze training vereist.
Na afloop van de training - hebben deelnemers inzicht in de financiële risico’s van DOT - hebben deelnemers inzicht in de voor waarden en gevolgen van juiste, tijdige en volledige registratie - hebben deelnemers inzicht in de gevolgen van DOT voor AO/IC - zijn deelnemers in staat om met DOT te werken in relatie tot kostprijzen en begrotingen
- zijn deelnemers in staat aan te geven welke managementinformatie vereist is om te kunnen sturen met DOT - hebben deelnemers inzicht in de gevolgen van prestatiebekostiging - kennen deelnemers de kansen en risico’s voor het onderhandelen over het vergrote B-segment - hebben deelnemers inzicht in de werking van het transitiebedragmodel.
Voor wie is deze training bedoeld? Medewerkers in ziekenhuizen die te maken hebben met DOT. Deze medewerkers hebben een functie die raakvlakken heeft met de AO/IC (IC-functionarissen, medewerker AO/IC), DBC- consulenten, DBC-coördinatoren, DBC-medewerkers, DOT-projectleiders, hoofden zorgadministratie, zorgadministrateurs, financiële beleidsmedewerkers.
Duur: 1 Dag | 29 mei of 29 okt 2012 | utrecht
inschrijven op nvma.nl
ABC
VAn InfOrMATIeBeVeIlIgIng AwAreness, BAlAnCe, COMMITMenT 26
MeD. Drs. HosseIn naBavI (fOtO links), VOOrzittEr En OPricHtEr Van sticHtinG ibGz ( infOrmatiEbEVEiliGinG GEzOndHEidszOrG) En VOOrzittEr Van dE cOmmissiE infOrmatiEbEVEiliGinG Van nVma. Drs. JaaP van Der kaMP CIssP (fOtO rEcHts), adVisEur bij sticHtinG ibGz En infOrmatiEkundiGE bij GGz riViErduinEn.
I I D
c V m m e d h l o A
g
In De VOrIge Twee nTMA’s zIjn De A (AwAreness )en De B (BAlAnCe) VAn InfOrMATIeBeVeIlIgIng BeHAnDelD,. HeT VOOr u lIggenDe ArTIkel Is gewIjD AAn De DerDe leTTer VAn HeT ABC VAn InfOrMATIeBeVeIlIgIng, De C’COMMITMenT’. commitment Voor een juiste en effectieve invoering van informatiebeveiliging (IB) is het van belang dat alle medewerkers betrokkenen zijn. De mens vormt een van de belangrijkste schakels bij IB en ook de zwakste. Om commitment te verkrijgen is het nodig dat zorgverleners, medewerkers en leidinggevenden deelnemen aan het plannen en organiseren van IB – ieder op zijn eigen werkterrein. Als men zich betrokken voelt bij IB, voelt men
meer verantwoordelijk voor IB. De commitment van alle betrokkenen en hun overtuiging van het belang ervan maximaliseert de baten van IB en minimaliseert de kosten van invoering en onderhoud. Zorgen, problemen en ideeën van deelnemers moeten de nodige aandacht krijgen. Bewustwording en betrokkenheid van alle partijen is hier nodig om het commitment te vergroten. Een gemakkelijke stap om medewerkers te 27
ABC
betrekken bij informatiebeveiliging (IB) is het hangen van een papiertje bij het koffiezetautomaat of de printer waar medewerkers hun ideen, problemen en mogelijke risico’s bij kunnen schrijven. Maak IB bespreekbaar bijvoorbeeld tijdens de lunch of bij het koffie. Laat medewerkers weten dat IB niet gaat over dikke procedures en reglementen, maar over de praktijk van alledag. Eigenlijk was het er al. Om informatiebeveiliging (IB) bespreekbaar te maken is het van belang dat medewerkers zich niet bedreigd voelen door IB en door hun mogelijke fouten daarin. Fouten kunnen bespreekbaar gemaakt worden. Bespreekbaar betekent niet bestrafbaar. Verhoging van bewustwording, veiligheid en betrokkenheid van ieder medewerker bij IB zorgt voor hun commitment, zodat men zich de psychologische eigenaar van IB voelt. Bij het maken van informatiebeveiliging (IB) plannen is een balans tussen de kosten en baten van een juiste IB en de kosten van het niet hebben van IB noodzakelijk. Commitment van medewerkers verhoogt de baten en verlaagt de kosten van IB. Het moet iedereen duidelijkheid gemaakt worden: - Wat IB inhoudt (bij vorige delen van ABC IB al behandeld). - Wat het belang van is van IB (in dit stuk staat dit centraal). - Welke misverstanden er over IB bestaan (bij vorige delen van ABC IB al behandeld). het BelAng vAn informAtieBeveiliging voor de geZondheidsZorg IB is essentieel voor de kwaliteit van de zorg die een patiënt krijgt en dus de patiëntveiligheid. Om goede zorg te bieden moet een zorgverlener altijd beschikken over de juiste gegevens. Figuur 1 maakt dit duidelijk. Welk beroep in de medische sfeer men ook uitoefent, één ding staat vast: elk verstoring in de bovenstaande gegevensstroom kan lijden tot verkeerde medische beslissingen. Een dergelijke verstoring vormt een rechtstreekse bedreiging voor de patiëntveiligheid, de kwaliteit van de zorg en de continuïteit van de bedrijfsvoering / zorgverlening. Factoren die de zorg en behandeling compliceren en gevoeliger maken voor incidenten hebben niet alleen te maken met de aanwezigheid van ingewikkelde apparaten of procedures. Van groot belang zijn ook de manier waarop afzonderlijke handelingen zijn georganiseerd, de verhouding en communicatie tussen de leden van een team, vaardigheden van zorgverleners, etcetera. Dit brengt een complexe situatie van procedures en interacties. Deze Figuur 1
complexiteit kan veel risico’s met zich mee brengen. Een goede informatiebeveiliging vanuit een overall view vermindert de kans op organizational based errors. Minstens zo belangrijk is een goede informatiebeveiliging vanuit het viewpoint van elke zorgverlener, elke medewerker. Vanuit commitment bij alle betrokkenen groeit de informatieveiligheid naar welbewust gekozen niveaus. informAtieBeveiliging speelt een cruciAle rol Bij de continuïteit vAn een instelling De continuïteit van de bedrijfsvoering is niet alleen afhankelijk van het verlenen van verantwoorde zorg. Een gezondheidszorginstelling (groot of klein) werkt met diverse gegevens. Patiëntgegevens zijn de belangrijkste gegevens maar ook andere gegevens bijvoorbeeld financiële en medewerkergegevens zijn noodzakelijk voor het runnen van de instelling. Ook hier geldt dat elke verstoring in de gegevensstroom kan lijden tot verkeerde organisatorische beslissingen. Het bovenstaande leidt tot de conclucie dat IB een vanzelfsprekend activiteit is van elke organisatie (groot of klein), vooral in de zorg. Informatiebeveiliging is belangrijk voor de de continuïteit van de bedrijfsvoering / zorgverlening.
commitment en het gemAK vAn iB Een goed beveiligingsbewustzijn bij elke medewerker bevordert de beschikbaarheid, integriteit en vertrouwelijkheid van informatie. Dit beïnvloedt de informatiehuishouding in positieve zin wat op zijn beurt de kwaliteit en het gemak van het werk positief beïnvloedt. Informatiebeveiliging is prettig. Helaas wordt IB vaak als een ingewikkelde en tijdsrovende bezigheid beschouwd ‘die toch niets te maken heeft met het primaire werkzaamheden (zorg)’. Niks is minder waar. Informatiebeveiliging is een business enabler. Voor een goed commitment is het van belang om de verplichte informatiebeveiliging te hoeden voor een reputatie als de zoveelste complicerende factor bij de werkzaamheden, bijvoorbeeld een behandeling. Het juiste systeemdenken maakt het werk van een zorgverlener juist eenvoudiger. De juiste manier zou moeten zijn om de informatiebeveiliging te beschouwen als een natuurlijk onderdeel van de gezondheidszorg met voordelen voor de uitvoerders en gebruikers. Het is goed om te reasliseren: Informatiebeveiliging is niet eng, gebrek aan IB is eng. Om de nadelige gevolgen van gebrekkige informatiebeveiliging te voorkomen en de volledige potentie aan voordelen te benutten pleiten wij voor een onderzoek naar de huidige stand van zaken van de informatiebeveiliging in de gezondheidszorg. commitment – verleden en toeKomst In den beginne was de zorgverlener een solist en ‘had zijn eigen winkeltje’. Deze zorgverlener had ook zijn eigen informatiebeveiliging en was daar verantwoordelijk voor, getuige de Eed van
28
H d v r i n H m s e w v v o g z g I o
Z l o g i e h t 7 b t v
Hippocrates. Op dit moment wordt de zorg om de patiënt heen uitgevoerd door een netwerk van zorgverleners, gefaciliteerd door organisatorische verbanden en ICT. Een groot deel van de informatievoorziening overstijgt het individueel niveau van de zorgverlener. Het verantwoordelijkheidsbesef, het commitment voor informatiebeveiliging, is echter blijven steken op het oude solistische niveau. Onze ervaring is dat de zorgverlener zich doorgaans wel degelijk beseft dat hij verantwoordelijk is voor zijn patiëntgegevens, maar zich er nog niet van bewust is dat dit commitment zich uitstrekt over zijn gehele zorgnetwerk. Een achterliggende oorzaak hiervan is dat de individuele zorgverlener doorgaans onvoldoende wordt gefaciliteerd door een eenduidig beleid en door ICT voorzieningen die optimaal zijn afgestemd op zijn werksituatie. Zes jaar geleden was er met de komst van het landelijk EPD en de plicht van de zorgorganisatie om zich te commiteren aan de eisen voor ‘een goed beheerd zorgsysteem’ even een opleving in het commitment vanuit Raden van Bestuur en directies. Na inzakking van dit onderwerp is het commitment voor IB bij de ziekenhuisdirecties verhoogd door de Wet bsn-z die de NEN 7510 een wettelijke status gaf en vooral met het bezoek van de Inspectie en het CBP aan een twintigtal ziekenhuizen. Het resultaat is dat in veel zorginstellingen informatiebeveiligingspro-
jecten zijn opgestart, al dan niet in een breder veiligheidsverband en dat er security officers zijn benoemd. Doordat de Inspectie en het CBP de druk langzaam opvoeren, komen er meer en meer informatiebeveiligingsprojecten van de grond en wordt IB een normaal onderwerp. Informatiebeveiliging is hygiëne. Het heeft even geduurd voordat de hygiëne, die in de loop van duizenden jaren door de mensheid ontwikkeld is, zich begon uit te breiden van de fysieke wereld naar de informatiemaatschappij. Als een informatiebeveiliging project goed wordt uitgevoerd, landt IB op de werkvloer. IB verplaatst zich dan van papier naar praktijk. IB gaat een eigen leven leiden. Elke zorgverlener voelt zich betrokken bij de gezamenlijke informatiebeveiliging en durft te acteren in de transparantie die het werken in een IB kwaliteitssysteem met zich meebrengt. Het resultaat zal zijn: een grensoverstijgend commitment bij elke zorgverlener onder het motto ‘think globally, act locally’. Dit was de laatste deel van ABC van informatiebeveiliging. Wij hoppen dat deze serie heeft bijgedragen aan het verbeteren en veraangenamen van IB. Mocht u vragen hebben naar aanleiding van deze serie, dan kunt u altijd een e-mail sturen naar
[email protected].
29
EXTERNE OPSLAG
U wilt toch ook niet dat uw medische gegevens op straat liggen? EXTERNE ARCHIEFOPSLAG
KIES DAN VOOR VEILIGE, EXTERNE OPSLAG BIJ JALEMA ARCHIEFSPECIALIST • Tot 15 jaar zorgeloos bewaren in het kader van de WGBO. • In een pand dat aan de archiefwet voldoet. • Opslag minstens zo veilig als in het eigen archief. • Kostenbesparend. • Concurrerend opslagtarief. • Informatie blijft op afstand snel en makkelijk toegankelijk. • Gecertificeerde vernietiging.
Reeds velen gingen u voor.
Jalema heeft meer dan 60 jaar ervaring in archiefoplossingen en 14 jaar in de opslag voor derden.
www. archiefs pecialist.com
AllgeIer AllgeIer gaaT gehee gaaT geheel nIeuwe nIeuwe fase In fase In mEt ‘nO carE’ mEt ‘nO en maakt papierloze carE’ Zorg en maakt nu éCHT papierloz mOGElijk Zorg nu éCHT Hans Hollaers
30
eel
n
Het Is De worstelIng van veel ZIekenHuIZen en ZorgInstellIngen: arCHIefkasten DIe uIt Hun voegen Barsten, PatIëntenDossIers DIe Door De Jaren Heen sleCHt leesBaar ZIJn geworDen, laat staan eenvouDIg en snel teruggevonDen kunnen worDen In De vele DossIerMaPPen DIe een ZIekenHuIs rIJk Is. BovenDIen worDt DeZe worstelIng Met De Dag groter, want elke nIeuwe PatIënt Brengt onHerroePelIJk een nIeuw DossIer Met ZICH Mee en nIeManD weet wat nu De eCHte kosten HIervan ZIJn. allgeIer levert vele tools voor De oPlossIng van DIt ProBleeM Maar gooIt Met ‘no Care’ toCH Het roer DrastIsCH oM.
t oze
pApierloZe Zorg De vraag of papierloze zorg wel mogelijk is, is zeer terecht. Het lijkt onbegonnen werk om de vele kilometers archief die in het gemiddelde ziekenhuis aanwezig zijn te digitaliseren. Tegen de tijd dat het oude archief eenmaal is gedigitaliseerd, hebben de nieuwe dossiers zich naar alle waarschijnlijkheid alweer opgestapeld. Om maar niet te spreken over de omvang van de logistieke operatie die het digitaliseren met zich meebrengt. Volgens Hans Hollaers, directeur van Allgeier, kan dit ook anders. Hij heeft in de loop der jaren veel ziekenhuizen en zorginstellingen begeleid bij het digitaliseren van het archief en het implementeren van Document Management Software. Hollaers vertelt: ‘We zijn in 1999 begonnen bij het Spaarne Ziekenhuis toen in Haarlem, nu in Hoofddorp. Dit ziekenhuis bevond zich op dat moment midden in de voorfase van een verhuizing en had op de nieuwe locatie geen papieren archief meer. Allgeier heeft toen drie hoog volume scanners en bijbehorende software geleverd, zodat het Spaarne zelf aan de slag kon. Met behulp van de MedicalViewer van Allgeier kan men de ingescande dossiers op een goede manier ordenen, opslaan en raadplegen vanaf de werkplek.’
vAn linKsAchter nAAr rechtsvoor scAnnen Inmiddels is Allgeier ruim zestig ziekenhuizen verder en tonen ook andere Europese ziekenhuizen interesse in de producten en diensten. De opgedane ervaring komt in de praktijk goed van pas. Hans Hollaers: ‘Daar waar ziekenhuizen ons in de beginperiode vooral benaderden om archieven van links naar rechts en van A tot Z in te scannen, worden we tegenwoordig steeds vaker gevraagd om met de klant mee te denken over de optimalisatie van werkprocessen. Zo hebben we bijvoorbeeld een intelligente workflow ontwikkeld. Is een patiënt al eens eerder geweest? Dan is ook zijn dossier al ingescand en op elke gewenste werkplek digitaal op te vragen. Bij 400.000 poli bezoeken, dus 800.000 dossierbewegingen per jaar bespaart deze workflow een hoop tijd, doordat niet langer handmatig naar dossiers hoeft te worden gezocht.’ verBorgen Kosten Dat tijd geld is en dat het niet langer zoeken naar dossiers een hoop tijd en geld bespaart, spreekt voor zich. Maar valt dit ook te kwantificeren? Hans Hollaers: ‘Bij 800.000 dossierbewegingen per jaar moet men rekening houden met circa 3,5 miljoen euro aan verborgen kosten. Dit zijn kosten die nergens in de begroting terug te vin31
ads133:Opmaak 1 28-09-08 16:58 Pagina 3
S
den zijn, maar die toch op het ziekenhuis budget drukken. Er zijn meerdere voorbeelden dat deze besparingen ook daadwerkelijk gerealiseerd zijn.’ Het zijn juist deze verborgen kosten die uiteindelijk tot het idee voor ScanFactory hebben geleid. ScanFactory is Allgeier’s nieuwste toepassing op het gebied van digitaliseren. Een totaaloplossing waarbij archieven op locatie bij de klant of in de scanfabriek van Allgeier in Zaventem (België) volgens een vaste, ISOgecertificeerde procedure worden gedigitaliseerd en waarbij Allgeier de klant al het werk uit handen neemt. Met ScanFactory lijkt hier een einde aan te komen. Zo heeft Allgeier inmiddels in het Groene Hart Ziekenhuis in Gouda ruim 8 kilometer archief gedigitaliseerd en hebben ook de ziekenhuizen in Alkmaar, Gent en Leeuwarden hun archief uitbesteed aan ScanFactory. Dit scheelt ziekenhuizen en zorginstellingen niet alleen een hoop werk, het biedt bovendien veel duidelijkheid. het roer om met ‘no cAre’ Toch wil Allgeier de komende jaren met ‘no care’ een nieuwe weg inslaan met een geheel nieuw bijkomend concept. Dat concept voorziet in de gehele ontzorging van het medisch archief voor de zorginstelling waarin alle (verborgen) kosten zijn opgenomen. In dat concept heeft het ziekenhuis geen omkijken meer naar alles wat met het medisch archief te maken heeft en neemt Allgeier de gehele problematiek meerjarig in beheer. En vooral: budget technisch weet men voor jaren waar men aan toe is met een vooraf overeengekomen eindresultaat en dat is in de gezondheidszorg niet onbelangrijk. Hans Hollaers licht toe: ‘We zijn hiermee in een nieuwe fase terechtgekomen, waarin we anders tegen de markt aankijken en de markt anders tegen ons. We bieden niet langer producten, maar
oplossingen. De klant legt bij ons zijn wens neer: zorg dat op moment X het dossier van patiënt A bij specialist B op de werkplek beschikbaar is. Wij zorgen er vervolgens voor dat dit geregeld wordt. Afspraken worden vastgelegd in een Service Level Agreement, waarbij we een vast bedrag per jaar rekenen voor alle logistiek: van software tot scanners, van personeel tot transport en van verwijsbrief tot digitaal dossier. De klant weet op deze manier tot op de euro nauwkeurig wat het beheren van zijn archief kost en wordt niet langer geconfronteerd met verborgen kosten.’ ‘Het fenomeen outsourcen is voor ziekenhuizen en zorginstellingen niet nieuw. Geen enkel ziekenhuis beheert tegenwoordig nog zelf het parkeerterrein, de televisies op de kamers of het eten in de kantine. Gek genoeg blijven de archieven in de meeste gevallen wel in eigen beheer,’ aldus Hollaers. tot op de lAAtste snipper Het archiveren van een gemiddeld ziekenhuisarchief neemt neemt een paar jaar in beslag. Daarna zijn alle dossiers volledig gedigitaliseerd en opgenomen in een Document Management Systeem, zodat ieder dossier op elke gewenst moment op iedere gewenste werkplek veilig kan worden opgevraagd. Papierloze zorg komt hiermee wel degelijk binnen handbereik. Tot op de laatste snipper.
ScanFactory digitaliseert dossiers van A tot Z.
33
kwaliteit, transparantie en kosten zijn drie onderwerpen die de berichtgeving over de nederlandse zorgsector domineren. zorgorganisaties willen weten hoe ze er voor staan. En, ze zijn op zoek naar informatie om de geboden zorg en de bedrijfsvoering te verbeteren. daarnaast vragen overheden, inspecties, zorgverzekeraars en patiënten steeds meer openheid en informatie. Om het gewenste overzicht en inzicht te verkrijgen, neemt de interesse in business intelligence (bi) toe. Pinkroccade Healthcare signaleert 11 trends in business intelligence voor gezondheidszorgorganisaties.
11
lanGE tErmijn bi-trEnds in dE dE GEzOndHEidszOrG GEzOndHEidszOrG Hans tEr brakE, dirEctEur markEtinG En stratEGiE iVO cErfOntainE msc, sEniOr PrOductmanaGEr tWin/bi ziEkEnHuizEn GErjan Prins msc, PrOductmanaGEr tWin/bi GGz daVid frEmEijEr msc, PrOductmanaGEr tWin/bi carE
34
2012
2013 2014 2015
2016 2017
2018
2019 35
1 ontstAAn vAn Business intelligence competence centers De afhankelijkheid van goede informatie neemt toe. In een BI Competence Center (BICC) worden alle competenties die nodig zijn voor prioriteren, ontwerpen, bouwen, onderhouden en beheren van BI bij elkaar gebracht. Het is een cross-functioneel team, eventueel als een aparte afdeling. Dit team vormt een brug tussen IT en zorgmanagement. Met behulp van een BICC is het mogelijk om de informatiestromen te professionaliseren en te voldoen aan de vraag naar informatie. 2 Agile Bi processen De ontwikkeling van BI verloopt vaak via de ‘watervalmethode’: een sequentiële aanpak met fasen als opstellen van business eisen, functioneel en technisch ontwerp, bouw, testen, integratie, beheer en onderhoud. Dit is een langdurig ontwikkelproces met kans op veel fouten. Door de overdrachtsmomenten tussen de diverse fasen ontstaan er bijvoorbeeld veel interpretatieverschillen tussen medewerkers. Door de lange doorlooptijd van het ontwikkeltraject zijn de wensen van het management meestal veranderd wanneer de oplossing beschikbaar komt. De watervalmethode is uit en ‘scrum’ is in! Scrum is een methode waarbij multidisciplinaire teams samen in korte sprints (iteraties) aan een werkende BI oplossing werken. Bij de watervalmethode heeft iedere fase specialisten. Bij scrum worden de experts uit de verschillende fasen bij elkaar in één team gezet en worden grote blokken werkzaamheden in deelstukjes geknipt die op korte termijn agile te realiseren zijn. Door het kort cyclische werken is de manager intensiever betrokken bij de ontwikkeling en kan er tijdig bijgestuurd worden op veranderende wensen. 3 self-service Business intelligence De derde trend in BI is Self Service BI (SSBI). Vaak wil men direct antwoorden op bepaalde vragen en voldoen ‘statische’ rapportageomgevingen niet snel genoeg in deze behoefte. Bedenk dat een groot gedeelte van de vragen eenmalig of enkele keren worden gesteld. Investeren in de bouw van rapportages is dan eigenlijk zonde. Leveranciers als Cognos, Microsoft en QlikTech reageren daarop, respectievelijk met Business Insight, PowerPivot en QlikView. Dit zijn zeer aantrekkelijke en krachtige producten, waarbij het voor managers mogelijk is, met weinig tot geen ondersteuning van BI-specialisten, zelf hun informatie te genereren. Hierdoor wordt sneller ingesprongen op veranderingen. De afstand tussen informatie-vraag en informatie-antwoord wordt daarmee een stuk kleiner. 4 Business intelligence gAAt upstreAm BI heeft de afgelopen jaren bijgedragen aan de ontsnapping uit de data gedreven informatievoorziening. Datakwaliteit, database modelleren 36
en extracties zijn van origine inherent aan informatievoorziening maar blijven bestaan. Nieuwe business intelligence tooling maakt het makkelijker om deze ‘BI onderkant’ in te regelen. De focus komt daarom ook meer op de juiste plek te liggen, namelijk ‘de informatie’. Data is zilver, maar informatie is goud. Informatie is niet alleen hot in de zorg, maar overal ter wereld. De missie van Google om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken is daarbij een goed voorbeeld. Maar we zien ook dat BI steeds meer analytisch of ‘intelligent’ ingezet wordt. Dat kan bijvoorbeeld via patroonherkenning, trendweergave of scenarioanalyses. Informatie omzetten in inzicht neemt daarom een grote vlucht in de zorg. 5 informAtie-integrAtie Integratie van informatie is altijd een competentie geweest in BI. Nu zorgorganisaties veel meer in processen zijn gaan denken is vaker informatie uit de verschillende onderliggende systemen nodig. Voorheen was de informatie redelijk afgebakend naar financieel, personeel en productie. Uit de afzonderlijke systemen levert dat weinig stuurinformatie. Het wordt bijvoorbeeld interessant als de productiestijging geanalyseerd kan worden door daar de personele inzet tegen af te zetten. Van informatie-integratie bestaan de volgende vormen: - (On)gestructureerde informatie: Veel zorgorganisaties beschikken over semi- of ongestructureerde informatie. Denk hierbij aan het patiëntdossier, MRI afbeeldingen, leverancierscontracten etc. Met behulp van BI tools wordt deze informatie in toenemende mate geïntegreerd met gestructureerde informatie. - Domein integratie: Integratie van informatie uit verschillende systemen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het integreren van gegevens uit een personeelssysteem met gegevens uit het EPD. Zo kunnen bijvoorbeeld verpleegafdelingen met elkaar vergeleken worden qua productiviteit: wat is de gemiddelde FTE inzet per verpleegdag. De trend om gegevens uit het EPD te integreren met informatie uit ERP systemen neemt snel en verder toe. - Fusies en samenwerkingsverbanden: Binnen de zorg zijn fusies en samenwerkingsverbanden, zowel horizontaal als verticaal, geen uitzondering. Bestuurders, managers en zorgverleners hebben steeds meer de behoefte om informatie uit de verschillende bedrijfsonderdelen met elkaar te verbinden en te integreren. 6 competitieve intelligence Volgens Michael Porter moeten met name ziekenhuizen zich specialiseren en onderscheiden om waarde te creëren. Het inzichtelijk maken van prestaties van concurrenten is een belangrijke succesfactor van BI. De huidige BI oplossingen zijn vaak intern gericht op transactiesystemen. De nieuwe BI-oplossingen richten zich steeds meer ‘naar buiten’.
H a e g d e d d
S m d i s v m d t
8 B c b i v a b
S h f s t t t w t e n a
9 i P v z p s d z i
D r i o t b
Vergelijkingsmateriaal als kiesbeter.nl, independer.nl en de AD top100 zijn maar enkele voorbeelden van ‘lijstjes’ waar zorgorganisaties met elkaar vergeleken worden. Jaarverslagen van zorgorganisaties, resultaten op zichtbare zorg en IGZ indicatoren zijn vanaf het internet te downloaden. Benchmarking tussen zorgorganisaties is steeds meer een feit. Zorgorganisaties vergelijken graag hun relatieve positie met die van concullega’s. 7 moBile intelligence Het gebruik van BI-functionaliteit via mobiele apparaten stijgt in 2013 naar 33%. Dit blijkt uit een Gartner onderzoek naar aanleiding van de groei van het gebruik van mobiele apparaten en de opkomst van mobiele software voor statistiek en analyse. Uit onderzoek blijkt daarnaast dat de zorg behoort tot de drie grootste sectoren die de iPad gebruiken. Steeds meer BI-tooling wordt geschikt voor mobiele apparaten. iPad, iPhone en Androiddevices worden steeds vaker ingezet om informatie te verkrijgen. Zorgorganisaties willen steeds vaker sturen op basis van actuele gegevens. Niet alleen voor directie en management, maar ook voor de werkvloer. Sneller reageren door medewerkers op actuele informatie leidt tot betere resultaten. 8 Bi in the cloud Business Intelligence met behulp van cloud computing is het via het internet op aanvraag beschikbaar stellen van informatie. Concepten in de ICT branche die eindigen met ‘as-a-service’ bedoelen vaak hetzelfde. Datawarehouse as-a-service (DWAAS) is hiervan een mooi voorbeeld. Steeds meer organisaties willen de zorg voor hun ICT-toepassingen uitbesteden aan gekwalificeerde partners. In geval van cloud computing staat de BI tooling en de daarbij behorende content niet op de computer van de gebruiker. Deze technologie kan goed gebruikt worden om data te integreren. Via een centraal datawarehouse wordt alle informatie, van bijvoorbeeld een fusie tussen diverse zorgorganisaties, geïntegreerd en opgeslagen. Middels een webbrowser kunnen gebruikers (stuur) informatie vervolgens te allen tijde opvragen vanuit alle denkbare locaties. 9 presteren met Business intelligence Prestatiebekostiging in de zorg wordt steeds verder doorgezet. Daar waar zorgorganisaties zich in het verleden richtten op het sturen op FB parameters, kosten en FTE is die diversiteit aan stuurindicatoren geëxplodeerd als gevolg van de behoefte aan inzicht in de kwaliteit van de zorg. Zo kent de ZiZo 2011 set 5400 vragen ( inclusief verificatievragen en tekst indicatoren). Daarmee zijn we er nog niet. Door de deregulering van de zorg en kortingen in de financiering is de behoefte van bestuurders en managers om grip te krijgen op hun eigen zorgorganisaties steeds groter geworden. De vraag om met behulp van indicatoren inzicht te verkrijgen in
processen om deze te verbeteren is groeiende. Daarbij worden er in steeds grotere mate indicatoren geformuleerd om de lange termijn strategie te monitoren. Het onderwerp performance management sluit hier goed bij aan. 10 user experience ‘If Disney ran your hospital’ is de titel van het inspirerende boek van Fred Lee waarin hij ingaat op de beleving van patiënten in de zorgsector. Het belevingsgericht denken treft niet alleen de patiëntenzorg. In de westerse landen is een trend gaande waarbij consumenten steeds meer geïnteresseerd raken in de ervaring met producten en diensten. Deze ontwikkeling heeft ook invloed op het gebruik van informatie en de aandacht voor de User Interface Design is daarmee ook groeiende. Hierdoor wordt de acceptatie van BI-oplossingen bij gebruikers vergroot. De BI oplossing moet makkelijk te leren zijn, makkelijk zijn in gebruik, informatie moet overzichtelijk gepresenteerd en gevisualiseerd kunnen worden en het moet gemakkelijk zijn om door de informatie te navigeren. Daarmee doen de woorden ‘informatie-cockpit’ of beter nog ‘informatieconsole’ hun entree in de IT. 11 sociAle mediA Sociale media als Twitter, LinkedIn en Facebook hebben de manier waarop mensen met elkaar in verbinding staan revolutionair veranderd. Sociale media zijn online platformen waar gebruikers-, vaak in dialoog, informatie met elkaar delen. In vaktermen heet dit User Generated Content. Het effectief delen van informatie binnen een zorgorganisatie vergroot het inzicht bij medewerkers en zorgt ervoor dat men sneller besluiten neemt. Sociale media functionaliteit worden daarom in steeds grotere mate opgenomen in BI tools. Rapportages kunnen hierdoor bijvoorbeeld nog makkelijker gepubliceerd worden en op dusdanige wijze dat geïnteresseerden in een organisatie ook eenvoudig op- en aanmerkingen kunnen plaatsen bij andermans rapportages en analyses. Hierdoor verloopt het besluitvormingsproces sneller, transparanter en kan men ook leren van elkaars besluiten. Bronnen - Computable:http://www.computable.nl/artikel/ict_ topics/business_intelligence/3753864/1277145/ mobiel-gebruik-bi-stijgt-naar-33-procent-in-2013. html?utm_source=Nieuwsbrief&utm_medium=Email&utm_campaign=Redactiemailing#ixzz1C8o6 un5U - Zorgvisie: http://www.zorgvisie.nl/ICT/ Gezondheidszorg-in-top3-iPadgebruikers.htm - Sven Arnauts, Pierre Dauffenbach, Jean-Paul Otte, Jean-Michel Franco, white paper Top 10 trends in Business Intelligence .
37
Beyond information
Experts op gebied van analytische software
CHS durft te ondernemen. CHS is jong, energiek en onafhankelijk. Met haar expertise op het gebied van analytische softwareheeft CHS de grondslag gelegd voor het standaard classificatiesysteem voor keuring van DBC’s (Cope-controle®) in de gezondheidszorg. CHS voorziet ziekenhuizen en zorgverzekeraars van dezelfde slimme en betrouwbare DBC controle software en stemt daarmee de financiële administraties optimaal op elkaar af. Dit verlicht de administratieve werklast, bevordert de werkrelatie tussen ziekenhuis en zorgverzekeraar en garandeert een zorgvuldige bewaking van de kosten. Voor meer informatie neemt u contact op met een van onze medewerkers op telefoonnummer 088-0107272.
> CHS B.V.
Regulierenring 2E 3981 LB Bunnik
T. +31 (0)88 010 72 72 F. +31 (0)88 010 72 22
[email protected] www.chs.nl
De Stichting KwaliteitSbevorDering ZorgaDminiStratieve beroepen Wanneer u werkzaam bent als Zorgadministrateur of Medisch Codeur kunt u zich laten inschrijven in het register van de SKZB. Een werkgever op zoek naar goed geschoold en ervaren personeel kan het register raadplegen op www.skzb.nl. Het doel van de SKZB is het bevorderen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening van zorgadministratieve functionarissen. Om dit te bewaken wordt een register in stand gehouden en voorlichting gegeven. Ook wordt samengewerkt met organisaties in gezondheidszorg, onderwijs en maatschappelijke dienstverlening. E.e.a. in nauwe afstemming met de NVMA. Daarnaast worden contacten onderhouden met instanties die bevoegd zijn tot het opleiden van zorgadmizorgadministratieve medewerkers en erkent de stichting nieuwe opleidingen.
en verlengingen van inschrijving. - Tevens verzorgen wij regelmatig artikelen en vermeldingen m.b.t. het register in NTMA Tijdschrift voor Zorgadministratie en Informatie en in eventuele andere relevante organen, zoals de nieuwsbrief van DHD Dutch Hospital Data. - Bij themadagen, congressen, etc. die door de NVMA of een verwante organisatie worden georganiseerd, verzorgen wij een stand. U kunt daar uw vragen en opmerkingen kwijt, maar ook de presentielijst tekenen, waardoor uw punten ‘automatisch’ in het register worden verwerkt.
SKZB De administratie van de SKZB wordt uitgevoerd door het Bureau SKZB en is per e-mail bereikbereikbaar via
[email protected]
wAArom wAA rom opnAme opnAme opnA me in het register vAn v vA An de sKZB? sKZB? - Inschrijving in het register, gevolgd door activiteiten voor behoud van registratie biedt waarborg voor de kwaliteit die nodig is voor de uitoefening van het beroep van zorgadzorgadministrateur of zorgcodeur (zie reglement op www.skzb.nl). - De ingeschrevene toont zijn/haar deskundigdeskundigheid op zorgadministratief gebied (bv. bij sollicitaties, in cv). - Verhoging van de marktwaarde van de beroepsgroep bevordert de kwaliteit van de werkzame zorgadministrateurs / zorgcodeurs. - SKZB beoordeelt opleidingen en nascholingen, geeft voorlichting en werkt samen met organisaties in gezondheidszorg, onderwijs en maatschappelijke dienstverlening. - De zorg heeft kwalitatief hoogwaardig personeel nodig i.v.m. de toenemende eisen aan de kwaliteit van de basisadministratie (DBC’s, DOT). - Bij accreditatie van zorginstellingen wordt steeds meer gekeken naar het percentage gekwalificeerd (lees geregistreerd) personeel. - Met een goed register heeft Nederland meer internationale aansluiting. wAArom een BureAu sKZB? - Het Bureau verwerkt alle verzoeken voor mutaties in de registergegevens of aanvulling van punten en ook de nieuwe inschrijvingen
mededelingen vAn het BureAu - Het register van de SKZB bestaat inmiddels ruim 5 jaar. Inmiddels kunnen diegenen die in 2006 zijn ingeschreven hun registratie verlenverlengen. - De NVMA transitiecursus ICD9/ICD10 is direct gekoppeld aan inschrijving bij SKZB, mits u verder qua opleiding en ervaring aan de voorwaarden voldoet. Uiteraard hebben we dan wel uw gegevens en handtekening nodig. Reeds geregistreerden ontvangen 12 PE punten. - Momenteel zijn wij bezig onze website geheel te vernieuwen. Aandachtspunten zijn o.a. de puntenpagina en de puntenverwerking en het doorgeven van mutaties via de site. Suggesties en wensen zijn van harte welkom op:
[email protected]. - SKZB heeft 6 punten toegekend aan het DHD symposium van 12 april 2012 met de titel: ‘Met de registratie van verrichtingen op het goede spoor?’ Gebruik van het verrichtingenbestand CBV heeft meerwaarde! - Bureau SKZB is recentelijk actief geweest in de promotie van SKZB bij de voorlichtingsmiddag in het VU medisch centrum in Amsterdam t.a.v. de nieuwe opleiding voor zorgadministrateurs bij de Amstel Academie. Ook in het technisch overleg hebben wij promotie gemaakt voor registratie in ons kwaliteitsregister. - Vergeet bij deelname aan congressen en symposia niet uw aanwezigheid bij SKZB te bevestigen via de presentielijsten bij de entree of in de zaal! Het Bureau SKZB wordt gevormd door mw. J.G. Muiselaar-Engel, RZA en mw. N.J. Wijnands. Postadres: Bureau SKZB, p/a VU medisch centrum t.a.v. N.J. Wijnands, ruimte PK 6X 192 Postbus 7057, 1007 MB Amsterdam
39
nvMa i n f o r m a t i e Commissie informatiebeveiliging Mevr. A. Hulshof- Buurman J. van der Kamp, secretaris C. de Keizer H. Nabavi, voorzitter J.J.N. van der Palen, adviseur G. Stroeve J. van der Wel
Het bestuur wordt terzijde gestaan door een aantal commissies.
Verkorte missie NVMA: De NVMA bevordert de kwaliteit van de zorgadministratie en -informatie en wil daarvoor een ontmoetingspunt zijn voor alle betrokkenen en belanghebbenden in de gezondheidszorg. Visie NVMA: Sturing van zorgprocessen bij verantwoorde aanwending van de middelen vereist geïntegreerde informatie, verkregen uit de gegevens van de zorgprocessen. De NVMA ziet het als haar taak om de zorgadministratie te bevorderen door verbetering van classificaties en coderingen en door standaardisatie en uniformering van begrippen. Zij streeft naar een register voor gekwalificeerd opgeleide medewerkers binnen de zorgadministratie. Bestuur NVMA Mevr. N. Steeman, secretaris Postbus 750 1782 GZ Den Helder
Financiële commissie Mevr. H. Baars J.D.A. de Lange PR commissie M.J.G.M. Dekker Rivierduinen Schuttersveld 9 Postbus 405 2300 AK Leiden
Congrescommissie M.J.G.M. Dekker P.J.M.M. Epping J. Runnenberg, voorzitter S.A.M. Schermer Voest, secretaris/penningmeester
M.J.G.M. Dekker, secretaris J. Runnenberg, voorzitter
Commissie Basisadministratie P.P. van Kempen, voorzitter mevr. C.M. van Osch J. Runnenberg mevr. N. Steeman mevr. A. Wolsink mevr. B.M.C. Quint
Redactie NTMA E.Noordhuis Rivierduinen Schuttersveld 9 Postbus 405 2300 AK Leiden
M.J.G.M. Dekker P.P. van Kempen T.G.R. Király H. Pieterse, voorzitter J. Runnenberg, vice-voorzitter, penningmeester Mevr. N. Steeman, secretaris W.A.M. Tromp E-mail:
[email protected] NVMA-site: www.nvma.nl Leden- en abonnementenadministratie:
[email protected]
Commissie Opleidingen W.A. Dekker M.A.M. van der Haagen R. Klap H. Pieterse W. Tromp, voorzitter M.J.S.M. Verhoeven
M.J.G.M. Dekker, voorzitter E. Noordhuis J. Runnenberg, hoofdredacteur F.W.J. van Tilburg A. van Winkoop
nog gEEn nvMa lid? suRf naaR www.nvMa.nl
training Werken als aO/IC-medeWerker ziekenhuizen en GGz
40
Een goed georganiseerde Administratieve Organisatie en Interne Controle (AO/IC) is belangrijk voor uw organisatie.
Om die reden organiseert de NVMA in samenwerking met Q-Academy de training “Werken als AO/IC medewerker”. Deze tweedaagse training bestaat uit de onderdelen: Administratieve Organisatie, interne controle functie, interne audits en vergroten van de vaardigheden. Hieronder volgt een toelichting op de verschillende onderdelen.
Voor u is het van belang dat u op de hoogte bent van de inhoud en de toepassing van de regeling AO/IC. Op deze manier zorgt u ervoor dat uw DBC’s juist, tijdig en volledig worden gefactureerd. Uw organisatie krijgt dus betaald voor wat zij doet en ook nog eens op tijd! Het risico van fout- en/of onderregistratie wordt geminimaliseerd en uw organisatie loopt geen rente-inkomsten mis. U en uw collega’s moeten goed op de hoogte zijn van uw taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. U moet weten hoe de verschillende taken ingevuld worden en wat hierbij de risico’s zijn.
Onderwerpen - Waaruit bestaat een goede AO/IC? - Hoe maakt u deze praktische procedure? - Is de juiste productie gefactureerd? - Wat is voor u de ideale controlemix?
- - - -
Wat moet u minimaal op orde hebben uit de regeling? Rol en functie van de medewerker AO/IC Wat is een steekproef? Wat is een interne audit?
Voor wie is deze training bedoeld? De training is gericht op medewerkers in ziekenhuizen en GGZ-instellingen die de rol van AO/IC medewerker vervullen in het kader van de AO/IC DBC. U kunt hierbij denken aan IC-functionarissen, medewerker AO/IC, hoofden medische- en zorgadministratie, zorgadministrateurs, hoofden medische registratie, DBC staf- en beleidsmedewerkers en financieel economische leidinggevenden en medewerkers.
Duur: 2 Dagen | 7 en 14 juni 2012 | utrecht
inschrijven op nvma.nl
nvma.nl