Downloaded from UvA-DARE, the institutional repository of the University of Amsterdam (UvA) http://hdl.handle.net/11245/2.76090
File ID Filename Version
uvapub:76090 Samenvatting in het Nederlands unknown
SOURCE (OR PART OF THE FOLLOWING SOURCE): Type PhD thesis Title Reading between the lines: Old Germanic and early Christian views on abortion Author(s) M.J. Elsakkers Faculty FGw: Instituut voor Cultuur en Geschiedenis (ICG, tot 2014) Year 2010
FULL BIBLIOGRAPHIC DETAILS: http://hdl.handle.net/11245/1.327030
Copyright It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content licence (like Creative Commons). UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (http://dare.uva.nl) (pagedate: 2015-07-10)
Samenvatting
535
SAMENVATTING IN HET NEDERLANDS Het onderwerp van dit onderzoek is vroegmiddeleeuwse abortus. Het doel van mijn studie was om na te gaan of vrouwen in het vroegmiddeleeuwse Germaanse Westen abortus hadden kunnen plegen of pleegden, als zij te maken kregen met een ongewenste of ongelegen zwangerschap. Mijn voornaamste bron was het Oudgermaans recht, dat wil zeggen, de wetten van de Germaanse of ‘barbaarse’ stammen die zich in West-Europa vestigden: de Visigoten, de Oostgoten, de Salische en Ripuarische Franken, de Bourgondiërs, Angelsaksen, Langobarden, Alamannen, Beieren en de gentes ultra Rhenum, de stammen die zich buiten de Romeinse limes vestigden (de Friezen, Saksen, Thuringen en de Chamaven of Hamaland-Franken). Als aanvullende bronnen bestudeerde ik vroegmiddeleeuwse christelijke teksten en klassieke en vroegmiddeleeuwse geneeskundige teksten; deze bronnen werden gekozen vanwege hun ‘praktische’ bruikbaarheid. Net als de Oudgermaanse wetten hebben preken, boeteboeken en receptenboeken met het leven van alledag te maken. Veel van deze teksten werden vermoedelijk neergeschreven of bedacht naar aanleiding van concrete situaties of omdat ze nuttig werden gevonden. Ze kunnen daarom aanwijzingen bevatten òf en hoe abortus werd gepleegd in vroegmiddeleeuws WestEuropa. De methode van onderzoek was ‘close reading’, omdat het met deze methode gemakkelijker is signalen op te pikken van wijzigingen of aanpassingen, verwarring of vervorming van de teksten. Men kan zich dan concentreren op de woorden die gebruikt worden om de foetus, de methoden en de actoren in de verboden en veroordelingen van abortus te beschrijven. Ik heb geprobeerd om te ontdekken wat de teksten zelf te vertellen hebben over vrouwen en abortus in het vroegmiddeleeuwse Westen, en om, als het ware, ‘tussen de regels door’ te lezen. Deel één bevat elf artikelen die gaan over vrouwen en abortus in het vroegmiddeleeuwse Germaanse Westen; de meeste zijn al eerder verschenen (I-VII, IX). Het eerste artikel, “Genre Hopping: Aristotelian Criteria for Abortion in Germania” (I), behandelt de vroegmiddeleeuwse ‘erfenis’ van het Aristotelische - en Augustiniaanse abortuscriterium ‘gevormd - ongevormd’, en de verschillende tekstgenres die dit criterium toepasten. De artikelen II-IV gaan in op de vroegmiddeleeuwse Visigotische en Salische wetten over (gewelddadige) abortus en vergiftiging. Het vijfde artikel (V) gaat over seksueel geweld in de vier vroegmiddeleeuwse Germaanse wetten die door Karel de Grote zijn uitgevaardigd voor de gentes ultra Rhenum. Twee artikelen over het Oudfries recht (VI-VII) zijn toegevoegd. Artikel VI behandelt het unieke, Oudfriese abortuscriterium ‘haar en nagels’ dat wordt gebruikt om onderscheid te maken tussen vroege en late abortus. Artikel VII biedt een nieuwe verklaring voor het woord bobbaburg. Dit woord komt voor in een wetsartikel over het verwonden van en geweld plegen tegen een klein kind dat eerder werd beschouwd als een artikel over abortus; het woord bobbaburg wordt nu geïnterpreteerd als ‘babydraagzak’, dit wil zeggen, een sjaal of kledingstuk waarin een moeder een kind kan vervoeren. Het achtste artikel, “Anglo-Saxon Laws on Poisoning: an Invitation to Further Investigation” (VIII), is de weerslag van mijn zoektocht naar Oudengelse wetten over vergiftiging en abortus. Het bevat een overzicht van de Oudengelse wetten die mogelijk over vergiftiging gaan. “The Early Medieval Latin and Vernacular Vocabulary of Abortion and Embryology” (artikel IX) gaat over de bronnen van de embryologische termen waarmee vroege en late abortus in de Oudgermaanse wetten, bij de Kerkvaders en in de vroegmiddeleeuwse boeteboeken werden aangeduid. Het tiende artikel behandelt laatantieke en vroegmiddeleeuwse tekstuele resten van de Hippocratische Eed (X), en het laatste artikel, “Proicit, Purgat et Sanat: Emmenagogues and Purgatives
Samenvatting
536
for Women’s Diseases in Early Medieval Recipe Books” (XI), bevat een steekproef met vroegmiddeleeuwse recepten over de klachten en ziektes die in verband werden gebracht met het uitblijven van de menstruatie en die werden geacht deze te genezen. Er wordt voorzichtig gesuggereerd dat deze emmenagogen (menstruatie bevorderende middelen) en purgatieven mogelijk ook konden worden gebruikt als abortiva. Deel twee bevat een overzicht van de voornaamste bronnen die zijn bestudeerd plus enige slotconclusies. Het eerste hoofdstuk is een overzicht van de Oudgermaanse wetten over abortus. Het vat de artikelen over de Oudgermaanse abortuswetten samen die in deel één staan, voegt de wetten toe die niet in deel 1 behandeld zijn en geeft een overzicht en bespreking van de Oudgermaanse abortuswetten. Hoofdstuk twee bevat een korte schets van de belangrijkste laatantieke en vroegmiddeleeuwse christelijke teksten over abortus. Dit hoofdstuk wordt gevolgd door een studie van de bepalingen over abortus in de vroegmiddeleeuwse boeteboeken (hoofdstuk drie). Een samenvatting van de resultaten van mijn onderzoek is te vinden in hoofdstuk vier. Ik heb geprobeerd om na te gaan hoe abortus werd gepleegd, waarom het werd gedaan, wie er kennis over bezat, wie ervoor verantwoordelijk was en wie verantwoordelijk werd gehouden. De teksten die zijn bestudeerd geven aan dat we een onderscheid moeten maken tussen gewelddadige abortus, dat wil zeggen, onvrijwillige abortus die door een derde wordt veroorzaakt, en vrijwillige abortus door de moeder. Vrijwillige abortus werd gepleegd om een ongewenste zwangerschap te onderbreken of werd gehanteerd als een methode van anticonceptie. Zowel vrijwillige als gewelddadige abortus vonden plaats en beide werden bestraft, maar niet altijd op dezelfde wijze en in dezelfde mate. Sommige teksten veroordelen abortus, andere veroordelen alleen vergiftiging. In het Romeins recht wordt het verschaffen van abortiva bestraft, omdat abortiva werden geclassificeerd als gevaarlijke vergiften. De Romeinse wet op vergiftigen is uitgevaardigd om mensen te behoeden voor de vergiftigingsdood, niet om het ongeboren leven te beschermen. De klassieke wereld had een wetenschappelijke interesse in de foetus en zijn ontwikkeling, maar had geen gewetensbezwaren tegen het beëindigen van een zwangerschap. Men was niet in de foetus geïnteresseerd, tenzij erfenis of vermogen op het spel stonden. Het christendom daarentegen bekommert zich om de bescherming en het behoud van leven, inclusief het leven van de foetus. Het beschouwt abortus als moord op het ongeboren leven. Het Aristotelische onderscheid tussen een ‘gevormde’ en een ‘ongevormde’ foetus is te vinden in de Septuagint versie van de Bijbelse wet op abortus en in de geschriften van de meeste westerse Kerkvaders. Late abortus wordt beschouwd als moord, omdat de foetus ‘gevormd’ of ‘bezield’ was; vroegtijdige abortus is een minder ernstige zonde, omdat de foetus nog niet herkenbaar was als een menselijk wezen. Slechts één Oudgermaanse wet bestraft vrijwillige abortus door de moeder, de andere wetten bestraffen alleen medeplichtigheid, dat wil zeggen, het verschaffen van abortiva, die net als in het Romeins recht als vergiften werden beschouwd. Het Oudgermaans recht inzake gewelddadige abortus bestraft het veroorzaken van een miskraam als moord of als een ernstige verwonding vergelijkbaar met amputatie. Sommige van de wereldlijke wetten maken ook gebruik van het Aristotelische criterium voor abortus. Als mijn suggestie dat de Oudgermaanse wetten over gewelddadige abortus ook kunnen worden geherinterpreteerd wordt gevolgd, dan kan het wereldlijk recht ook vrijwillige abortus bestraffen. Het gebruik van het Aristotelische criterium in het wereldlijk en geestelijk recht kan worden gezien als een ‘ontsnappingsclausule’ voor vrouwen die abortus overwegen, omdat vroegtijdige abortus als een minder zwaar vergrijp wordt bestraft. De verschillende teksten bieden geenszins een consistent plaatje van vroegmiddeleeuwse abortus. Als we kijken naar de standpunten en meningen over abortus en de bestraffing ervan in onze eigen tijd, zien we dat deze op-
Samenvatting
537
vattingen om de zoveel jaren fluctueren. De heersende opvattingen zijn soms streng en compromisloos, en tegen abortus ongeacht de omstandigheden, maar een paar jaar later kunnen de algemene opvattingen milder en toleranter zijn. Wereldlijke en geestelijke wetten worden regelmatig gewijzigd onder invloed van de heersende politieke, morele en religieuze opvattingen. Hetzelfde geldt waarschijnlijk ook voor de West-Europese samenleving in de vroegmiddeleeuwse periode. Omdat deze periode zo’n zes eeuwen duurt en een enorm geografisch gebied beslaat, moeten we niet proberen om consistentie te lezen in de vroegmiddeleeuwse teksten over abortus, noch moeten we verwachten of wensen dat deze wetten consistent zijn. Één ding is echter wel duidelijk. Er zijn zo veel veroordelingen en verboden op abortus in de wereldlijke en geestelijke wetten, de geschriften van de Kerkvaders en vooral de teksten van het ‘praktische’ christendom - de preken en boeteboeken - dat men niet kan ontkennen dat abortus voorkwam. De redenen dat vrouwen abortus pleegden verschillen niet significant van de redenen van vandaag de dag, en er bestond blijkbaar een breed scala van abortusmethoden die konden worden gebruikt. De methode van abortus die in de meeste Oudgermaanse wetten en in de christelijke teksten genoemd wordt is het abortieve drankje. Men vraagt zich dan af wat voor recepten er waren voor deze drankjes en of ze gemakkelijk te bereiden waren. Om die reden is de steekproef met laatantieke en vroegmiddeleeuwse recepten in artikel XI toegevoegd. We kunnen natuurlijk niet nagaan welke abortieve recepten er gebruikt werden. Veel medische vroegmiddeleeuwse handschriften zijn verloren geraakt of vernietigd; bovendien hebben recepten die deel uitmaakten van de mondelinge traditie - bijna per definitie - de tand des tijds niet overleefd. Maar het bewijsmateriaal in de medische handschriften die we wel hebben biedt wel degelijk enige informatie. Zo zijn er verbazingwekkend weinig recepten voor abortiva. Dit lijkt inconsistent met de vele verwijzingen naar abortieve drankjes in de wetsteksten en de christelijke teksten. Sigerist merkte ook op dat het vreemd was dat er bijna geen abortiva te vinden waren in de receptenboeken die hij heeft uitgegeven, en hij opperde dat sommige van de recepten om een dode foetus uit te drijven, voor een moeilijke bevalling en voor het uitblijven van de menstruatie mogelijk konden worden aangeduid als ‘verschleierte Abortivmittel’. Hier heeft Sigerist waarschijnlijk gelijk in, en het lijkt mogelijk dat de ‘indicaties’ over abortus in deze - veelal oorspronkelijk Griekse - recepten weggelaten zijn, net zoals pessaria ook bijna geheel zijn weggelaten uit deze receptenboeken. De steekproef met recepten toont aan dat er een paar recepten voor abortiva waren en het lijkt niet onmogelijk dat sommige van de vele recepten voor emmenagogen en purgatieven ook konden worden gebruikt als abortiva. Het feit dat de wetten en de christelijke leer - maar ook geschreven medische teksten zoals recepten - in het Latijn werden geschreven maakt het voor ons moeilijker om te begrijpen hoe de normatieve en medische informatie over abortus is doorgegeven. De teksten over abortus die zijn overgeleverd waren alleen beschikbaar voor een ‘bovenlaag’ van geschoolde, grotendeels mannelijke, geletterden, en ze waren daarom relatief ontoegankelijk voor hun geïntendeerd publiek. Kennis uit de eerste hand van de Grieks-Romeinse recepten was beperkt tot de geletterde beoefenaren van de geneeskunde, apothekers, medisch geschoolde monniken en mogelijk ook sommige vroedvrouwen. Omdat maar weinig vrouwen geletterd waren, ligt het voor de hand dat ook het hardop voorlezen werd gebruikt om informatie over te brengen. Het is verder waarschijnlijk dat er een aparte orale traditie was waarin recepten en raadgevingen over gynaecologische zaken van vrouw tot vrouw werden doorgegeven en misschien ook via de plaatselijke kruidenkenner. Mondelinge recepten circuleerden waarschijnlijk generaties lang onder ongeletterden, halfgeletterden en geletterden. Het feit dat we relatief vroege Oudengelse vertalingen hebben van belangrijke medische teksten zoals het Oudengelse Herbarium geeft aan dat geletterde en
Samenvatting
538
orale medische tradities niet geheel onafhankelijk van elkaar functioneerden, ook al werd informatie over de methoden, de recepten en andere praktische zaken betreffende abortus voornamelijk mondeling doorgegeven. Wat de wetten betreft werden de ongeletterden waarschijnlijk periodiek op openbare rechtszittingen geïnformeerd via de wetsprekers of asegas. De geboden en regels van het christendom bereikten de ongeletterden waarschijnlijk op meer regelmatige basis, omdat ze werden overgebracht via de teksten van het praktische christendom, zoals de preken en boeteboeken. Hoewel abortus nu een relatief veilige procedure is, kan dit niet gezegd worden voor abortus in de middeleeuwen. Het was toen een riskante procedure. De herhaalde waarschuwingen in de wetten en christelijke teksten geven aan dat abortiva gevaarlijk en giftig konden zijn. Ze waren niet alleen dodelijk voor het ongeboren kind, maar mogelijk ook dodelijk voor de moeder. Zwanger zijn bracht waarschijnlijk al risico’s met zich mee, miskramen kwamen waarschijnlijk relatief vaak voor en het sterftecijfer onder moeders en pasgeborenen was hoog. Maar het ondergaan van een abortus was vermoedelijk gevaarlijker dan het voldragen van een zwangerschap. Waarom, dan, werd er vrijwillige abortus gepleegd? Waarom namen vrouwen hun toevlucht tot abortus? De kerk veroordeelde het en verbood het in haar wetten en vond bovendien dat het moreel laakbaar was. De kerk stelde abortus op één lijn met moord en strafte het als een ernstige zonde. En of het wereldlijk recht abortus nu wel of niet strafte, de helpers en de leveranciers van abortiva hing in elk geval een straf boven het hoofd. Desalniettemin werden er abortussen uitgevoerd, ondanks de waarschuwingen over de giftigheid en de gezondheidsrisico’s, het gebrek aan een garantie op succes, en rationele en morele tegenwerpingen. Opties zoals infanticide, te vondeling leggen of het kind zomaar ergens achterlaten waren soms gewoon niet haalbaar, en een besluit tot abortus kon niet erg lang uitgesteld worden. Het leed, de angst dat de zwangerschap ontdekt zou worden en de vrees voor de consequenties waren waarschijnlijk stress verhogende factoren waardoor de druk op de vrouw nog verder toenam. Daardoor werden besluiten snel genomen, soms naïef, waarbij waarschuwingen, tegenwerpingen en verboden in de wind geslagen werden. In de meeste gevallen moet abortus daarom een laatste redmiddel zijn geweest. Wat de oorspronkelijke reden voor abortus ook was, het is duidelijk dat wanhoop een belangrijke factor was - en nog steeds is - bij het besluit om tot abortus over te gaan. Het is interessant dat sommige schrijvers van boeteboeken begaan zijn met arme vrouwen die tot abortus gedreven worden. Ze schijnen te begrijpen dat een vrouw die een kind verwacht waarvoor zij niet kan zorgen aan het einde van haar Latijn kan zijn. De vraag ‘hoe vaak werd abortus gepleegd’ is moeilijk te beantwoorden. Het bewijsmateriaal dat hier wordt gepresenteerd geeft aan dat abortus voorkwam, maar we moeten het niet overschatten of overdrijven. Het kan zeker niet wijdverbreid zijn geweest en het was ook niet zo gemakkelijk als tegenwoordig om een en ander te regelen. Dat het gebeurde is evident - en het gebeurde zo vaak dat de wereldlijke en geestelijke autoriteiten het opmerkten en veroordeelden. De vroegmiddeleeuwse teksten die in dit boek zijn bestudeerd wijzen erop dat vrouwen degenen waren die werden gestraft voor geboorteregeling, en dat zij ook verantwoordelijk waren voor de gezinsplanning - mannen worden zeer weinig genoemd. Vrouwen waren ook degenen die de verantwoordelijkheid op zich namen en in vele gevallen zou waarschijnlijk niemand anders dan de vrouw zelf en haar (vrouwelijke) helpers ooit te weten komen dat er een abortus was gepleegd. Het lijkt erop dat vindingrijke vrouwen wel wisten hoe hun lichaam functioneerde, ze wisten waarschijnlijk wel wat hun te doen stond en wie ze moesten raadplegen, als ze te maken hadden met een ongeplande of ongewenste zwangerschap.
Samenvatting
539
In de laatste twintig of dertig jaren zijn veel studies over middeleeuwse abortus verschenen. De studies in dit boek concentreren zich op bewijsmateriaal afkomstig uit diverse ‘praktische’ bronnen, met name het Oudgermaans recht. Met deze studie hoop ik een bijdrage te hebben geleverd aan de studie van abortus in het vroegmiddeleeuwse Westen; het is zeker niet het laatste woord op dit gebied. Ik hoop te hebben kunnen laten zien dat - of men nu vóór of tegen abortus is - de veroordelingen van en verboden op abortus in de vroegmiddeleeuwse wereldlijke en geestelijke teksten duidelijk aantonen dat abortus plaatsvond.
Samenvatting
540