H O E OV E R L EE F I K E E N TR A N SITI E ? P RO J E C T VE RS L A G O VE R E R V AR I NGE N VA N J O NGE R E N M ET A DH D E N/ OF AU T I S M E B I J T RA NS IT IE V AN M ID DE L B AAR - NA AR B E ROE P S ON DE RW IJ S
I N S T I T U U T
| H O G E S C H O O L
O P L E I D I N G
| V E R P L E E G K U N D E
M I N O R
| Z O R G V O O R K I N D E N J E U G D M E T S P E C I F I E K E Z O R G B E H O E F T E N
B E G E L E I D E N D
D O C E N T
O P D R AC H T G E V E R
| A N N E L I E S
E Y S I N K
| DA N I Ë L L A
K R I J G E R
| S T I C H T I N G S T U D E N T E N
| B O
| M E L I S S A | B R I T T
B U R G T
| 0 8 4 0 6 7 9
VA N
E E R E N
K N O P S VA N
J A N UA R I
D E
A N D E R S
| 0 8 4 7 1 4 4 | 0 8 5 1 8 3 9
K O S T E R
| E V E L I N E | 1 9
H O E Z O
S M E E T S - VA N
B A M B AC H
| R E B E C C A
DA T U M
R O T T E R DA M
| 0 8 5 1 2 9 6 D E R
2 0 1 5
L I N G E N
| 0 8 5 5 2 4 3
VOORWOORD Het projectverslag omtrent het projectvoorstel en de literatuurstudie ‘Ervaringen bij transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs’ is tot stand gekomen in samenspraak met stichting Hoezo Anders. Het product is een opdracht van de minor ‘Zorg voor kind en jeugd met specifieke zorgbehoeften’ van Hogeschool Rotterdam. Wij hebben met veel plezier en interesse aan dit project gewerkt. Bij deze worden stichting Hoezo Anders, begeleidend docent en medestudenten ontzettend bedankt voor hun medewerking, geduld en feedback op dit product.
19 januari 2015, Rotterdam
Bo Bambach Rebecca van Eeren Melissa Knops Britt Koster Eveline van der Lingen
2
INHOUD Hoofdstuk I
| Samenvatting | Summary
Blz. 4 Blz. 5
Hoofdstuk II
| Inleiding
Blz. 6
Hoofdstuk III | Methode/werkwijze
Blz. 9
Hoofdstuk IV | Resultaten
Blz. 11
| Resultaten literatuurstudie | Resultaten online enquête
Blz. 11 Blz. 13
Hoofdstuk V | Conclusie(s)
Blz. 15
Hoofdstuk VI | Discussie
Blz. 17
Literatuur
Blz. 19
Bijlagen
| 1 Literatuurstudie | 2 Enquête | 3 Resultaten enquête
Blz. 21 Blz. 27 Blz. 32
3
I. SAMENVATTING Dit projectverslag, voor de minor ‘Zorg voor Kind en Jeugd’, is tot stand gekomen naar aanleiding van een project afkomstig van stichting Hoezo Anders. Deze stichting richt zich zoveel mogelijk op jongeren met een niet-zichtbare beperking of chronische ziekte en wil hen helpen om makkelijker hun weg te vinden in de maatschappij. Stichting Hoezo Anders wil graag bereiken dat deze jongeren meer bekendheid en begrip krijgen en probeert hen te inspireren en hun dromen te realiseren (Stichting Hoezo Anders, z.d.). Het project van deze stichting, waaraan binnen de minor is gewerkt, specificeert zich op de niet-zichtbare aandoeningen ADHD en autisme. Hieronder volgen de bijbehorende vraag- en doelstelling. VRAAGSTELLING
Wat zijn de ervaringen van jongeren met ADHD en/of autisme bij een transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs? DOELSTELLING
Voor vrijdag 23 januari 2015 is door de projectgroep van de minor ‘Zorg voor Kind en Jeugd’ onderzocht wat de ervaring is van jongeren met ADHD en/of autisme bij transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs met behulp van een literatuurstudie en de resultaten uit kwantitatief onderzoek. Om deze vraagstelling te beantwoorden en de doelstelling te behalen, is er gezocht naar betrouwbare en relevante literatuur in verschillende databanken, zoals PubMed, Cinahl, Cochrane en Google Scholar. Daarnaast is er een kwantitatief onderzoek gedaan om de ervaringen van jongeren met ADHD en/of autisme op het gebied van transitie van het middelbaar- naar beroepsonderwijs te achterhalen. Met behulp van Google Drive is er een online enquête opgesteld met ja/nee- en meerkeuzevragen waardoor een groot aantal jongeren met ADHD en/of autisme konden worden bevraagd over zijn/haar ervaringen. De enquête is door de opdrachtgever gestuurd naar andere stichtingen, namelijk: NVA, Balans, NSGK en Leven met Autisme. Daarnaast is de enquête geplaatst op de website en Facebook van stichting Hoezo Anders. Door middel van die link konden de desbetreffende lezers de vijf minuten durende enquête online invullen. Het belangrijkste en opvallendste resultaat is dat er in de online enquête maar 2% van de respondenten gebruik heeft gemaakt van de begeleiding van een maatschappelijk werker in de transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs, terwijl in de literatuur een maatschappelijk werker als een zeer belangrijk persoon wordt gezien voor de begeleiding tijdens deze transitie. Ook bleek uit de literatuur dat de kinderarts en verpleegkundige studenten goed kunnen helpen tijdens deze transitie op onder andere het psychische vlak. Uit de enquête blijkt dat hier naast de maatschappelijk werker ook geen gebruik van wordt gemaakt. Vooral de ouders, SLC/SLB of decaan bieden het grootste deel van de ontvangen begeleiding. Een belangrijke aanbeveling is om meer begrip te hebben voor de studenten met ADHD en/of autisme en een luisterend oor te krijgen van zowel de mentor/SLC/SLB als het gehele docenten team. Daarnaast wordt aangegeven dat er behoefte is aan persoonlijke begeleiding welke gegeven zou kunnen worden door een buddy. Deze buddy zou in het eerste studiejaar gekoppeld kunnen worden aan de student en zij kunnen vervolgens ook de communicatie verzorgen naar de mentor/SLC/SLB. 4
I. SUMMARY This paper, which belongs to the minor ‘Care for infants and youngsters’, is written for a project came from a dutch foundation named ‘Hoezo Anders’. This foundation focuses on youngsters with invisible limitations or a chronic disease to help them finding their way in the community. ‘Hoezo Anders’ wants to achieve more publicity and comprehension for these youngsters. Besides that they want to inspire and help them realize there dreams. The project which is given by this foundation specifies itself to the invisible limitations of ADHD and autism. The following thesis's will gave the definition of the problem and the objective where to this paper belongs. DEFINITION OF THE PROBLEM
What are the experiences of youngsters with ADHD and/or autism during a transition from secondary school to vocational education? THE OBJECTIVE
Before 23th of january 2015, research has been done to the experiences of youngsters with ADHD and/or autism during a transition from secondary school to vocational education. This research will be accomplished by a group of students who are responsible for the project with the help of a literature study and the results coming from quantitative research. To answer the above mentioned question and to achieve to objective, there is done a literature study. They searches for reliable and relevant literature in several databases, like PubMed, Cinahl, Cochrane and Google Scholar. Besides that there have been done a quantitative research to query the experiences of the youngsters with ADHD or autism during their transition from secondary school to vocational education. Using Google Drive there is made an online survey consisting of yes/no- and multiple choice questions which will take around 5 minutes. Due to the online survey they reached a large group of people. This because of the foundation who send the link of the online survey to several other foundations who are having the same focus, like ‘NVA’, ‘Balans’, ‘NSGK’ en ‘Leven met Autisme’. The link is also placed on the website of ‘Hoezo Anders’ and their Facebook page. The most important and remarkable result is that 2% of the respondents are using or used the accompaniment of a social worker during their transition. This instead of what is said in the literature where social workers are very important and include the biggest part of the accompaniment. The literature showed us also the importance of a paediatrician and nurse to help the youngsters on a psychological level, but the survey showed us that the respondents are not using these professionals for any accompaniment. Mainly their using their own parents and their tutor or dean for some help and coaching during the transition. An important recommendation from the students with ADHD and/or autism is to have more comprehension and they are being heard from both of their mentor/SLC/SLB and their other teachers. Besides that, they pointed out needing some personal accompaniment which can be given by a buddy. This buddy can be connected to the student in their first college year. This buddy can support the student for example in their communication to their mentor/SLC/SLB to make sure they understand each other right.
II. INLEIDING In het vierde leerjaar van een HBO studie aan de Hogeschool Rotterdam wordt er een minor gevolgd gedurende het eerste semester. In dit eerste semester wordt er door de minor gewerkt aan de algemene HBO competenties, ofwel de Dublin descriptoren. Dit omvat de onderdelen kennis & inzicht, kennis & inzicht toepassen, oordeelsvorming en communicatie & leervaardigheden. Deze competenties en Dublin descriptoren worden ook nagestreefd gedurende de opleiding tot verpleegkundige. Alle studenten hebben de keuze om een minor te volgen ter verdieping van hun persoonlijke ontwikkeling. Dit kan betekenen dat er binnen hun eigen vakgebied een minor gevold wordt, maar deze gelegenheid kan ook aangegrepen worden om buiten hun vakgebied kennis op te doen. Dit projectvoorstel is gebaseerd op de minor ‘Zorg voor kind en jeugd’. Het centrale doel van deze minor wordt door de Hogeschool Rotterdam (2014/2015) als volgt geformuleerd: De student doet tijdens de minor kennis en inzichten op wat betreft de actuele gezondheid(sbedreigingen) voor kinderen en jongeren, het belang van preventie binnen deze zorg en de rol van zelfmanagement en participatie. De student past deze kennis toe in de verschillende minorproducten en bij het uitvoeren van een project in de praktijk van de zorg voor kinderen en jongeren. Omdat de zorg multidisciplinair is werken de studenten samen met verschillende disciplines. (p. 2) Voor deze minor hebben enkele externe opdrachtengevers projecten aangeleverd. Dit projectvoorstel is tot stand gekomen naar aanleiding van een project afkomstig van stichting Hoezo Anders. Deze stichting richt zich zoveel mogelijk op jongeren met een niet-zichtbare beperking of chronische ziekte en wil hen helpen om makkelijker hun weg te vinden in de maatschappij. Stichting Hoezo Anders wil graag bereiken dat deze jongeren meer bekendheid en begrip krijgen en probeert hen te inspireren en hun dromen te realiseren (Stichting Hoezo Anders, z.d.). De belangen van deze stichting sluiten dus naadloos aan op de doelen die voor de minor gesteld zijn. De visie van stichting Hoezo Anders luidt: Iedere jongere verdient z’n eigen proces en z’n zoektocht en het is goed te weten dat er een plek is waar je niet anders bent. Waar je niets hoeft uit te leggen. Waar je antwoorden vindt, waar je echt iets mee kunt. Waar je jongeren vindt die zich net als jij niet altijd begrepen voel(d)en en daar geen genoegen meenemen. Je vindt er jongeren die keihard werken om hun dromen waar te maken. Jongeren die het verschil willen en kunnen maken omdat ze inmiddels weten wat hun talenten zijn. Hoezo Anders faciliteert en is dé plek waar je geïnspireerd wordt om je eigen verantwoordelijkheid te nemen op een krachtige manier voor je eigen toekomst (Stichting Hoezo Anders, z.d.). De missie van stichting Hoezo Anders volgt: Jongeren inspireren hun droom waar te maken, ze informeren hoe ze hun opleiding met succes kunnen afmaken en ze ondersteunen hoe ze passend werk kunnen vinden, krijgen en houden. Hoezo Anders focust op wat zij wel kunnen, faciliteert zodat zij het zelf kunnen doen, en creëert meer begrip in de maatschappij voor hun behoeften en wensen (Stichting Hoezo Anders, z.d.). 6
Het project van de stichting specificeert zich op de niet-zichtbare aandoeningen ADHD en autisme. De vraag- en doelstelling die hieruit voortvloeien: VRAAGSTELLING
Wat zijn de ervaringen van jongeren met ADHD en/of autisme bij een transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs? DOELSTELLING
Voor vrijdag 23 januari 2015 is door de projectgroep van de minor ‘Zorg voor Kind en Jeugd’ onderzocht wat de ervaring is van jongeren met ADHD en/of autisme bij transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs met behulp van een literatuurstudie en de resultaten uit kwantitatief onderzoek. Eerst volgt een korte uitleg over beide aandoeningen: ADHD staat voor Attention Deficit/Hyperactivity Disorder. Het is één van de meest voorkomende ontwikkelingsstoornissen. De symptomen van ADHD hebben een grote invloed op het sociaal functioneren (Arnett, Macdonald & Pennington, 2013). Enkele symptomen zijn bijvoorbeeld hyperactiviteit en impulsiviteit. Het helpen van jongeren met ADHD bevat voor hulpverleners een uitgebreide aanpak. Een uitgebreid behandelingsprogramma met betrekking tot het individu, thuis en school is van essentieel belang. Elke comorbiditeit moet worden aangepakt (Laver-Bradbury, 2012). Autisme is volgens Kennedy & Binns (2014) een levenslange ontwikkelingsstoornis en treft de individuele communicatie, welke betrekking heeft op de omgeving en de mensen om hen heen. Kinderen en jongeren (0-18 jaar) met autisme vinden veranderingen moeilijk en kunnen uitdagend gedrag vertonen als reactie op nieuwe situaties. Boven alles is het van belang duidelijk en direct te zijn bij de ondersteuning van jongeren met autisme om hen te helpen te begrijpen wat er gebeurt en eventuele stress te minimaliseren. Het is daarom van belang dat hulpverleners zorgen voor een ondersteunende en flexibele omgeving die rekening houden met de behoefte van de jongeren (Puttick, 2012). Een transitie is volgens Wells (2014) iets wat verandert van een bepaalde vorm of staat naar een andere. Een voorbeeld hierbij is bijvoorbeeld de transitie van de pubertijd naar de volwassenheid of zoals in de hoofdvraag de overgang van middelbaar- naar beroepsonderwijs. Uit onderzoek van Rising et al. (2014) is gebleken dat er geen specifieke factor aan te schrijven valt voor het succesvol uitvoeren van een transitie binnen school. Factoren als goed voelen, bezorgd of bang zijn, goede nachtrust of de mogelijkheid tot goede concentratie zijn verschillend en afhankelijk van leeftijd en geslacht. Hieruit kan worden opgemaakt dat jongeren die een transitie maken die daarbij geen ADHD of autisme hebben, ook niet vanzelfsprekend een soepele transitie zullen doormaken.
7
Het project is van belang voor de verpleegkundige beroepspraktijk gezien het feit dat kinderen en jongeren met een chronische aandoening een trend in de zorg zijn. Zo schrijft ook de Raad voor Gezondheidsonderzoek (2010): Meer onderzoek naar ziekte bij jongeren is dringend gewenst, met name om twee redenen. Ten eerste zal het aantal jongeren met een chronische ziekte in Nederland de komende decennia toenemen, evenals het aantal volwassenen met een chronische ziekte die wortelt in de kindertijd. Dat komt vooral door nieuwe levensreddende behandelingen: behandelingen die niet leiden tot volledige genezing, maar tot een milder, chronisch ziektebeeld, en behandelingen die zelf op latere leeftijd chronische ziekten teweegbrengen. (p.10) Uit bovenstaand citaat kan worden gehaald dat het van belang is dit onderzoek naar de ervaring van kinderen en jongeren met autisme en/of ADHD in de transitie van middelbaarnaar beroepsonderwijs te doen, omdat zij zullen gaan participeren in de werkende samenleving. Wanneer uit dit onderzoek blijkt dat zich hier knelpunten in voordoen, kan hier op worden ingespeeld om deze transitie beter te laten verlopen. Dit onderzoek heeft dan ook een preventieve waarde voor de maatschappij. Door middel van literatuur- en praktijkonderzoek kan ook onderzocht worden wat verpleegkundigen kunnen betekenen voor deze jongeren tijdens de transitie van middelbaarnaar beroepsonderwijs. In hoofdstuk III wordt de opzet en uitvoering van het project beschreven samen met een beschrijving van de methodes waarmee gegevens voor het project zijn verzameld en verwerkt. In hoofdstuk IV worden zowel de resultaten van de literatuurstudie als van de enquête beschreven. In hoofdstuk V worden de conclusie(s) die voortkomen uit de literatuurstudie en enquête gesteld en volgt in hoofdstuk VI een discussie waarin in bod komt hoe de resultaten van het project geïnterpreteerd worden in relatie tot de literatuur. Ook de interpretatie van de resultaten van de opzet en uitvoering van het project worden besproken. Daarnaast worden enkele discussiepunten en beperkingen van het project en onderzoek beschreven.
8
III. METHODE/WERKWIJZE In dit hoofdstuk wordt de opzet en uitvoering van het project beschreven samen met een beschrijving van de methodes waarmee gegevens voor het project zijn verzameld en verwerkt. De probleemstelling en deelvragen voor het project zijn in overleg met de opdrachtgever opgesteld. Aan de hand van de goedgekeurde hoofd- en deelvragen is er gezocht naar betrouwbare en relevante literatuur in verschillende databanken, zoals PubMed, Cinahl, Cochrane en Google Scholar. Bij het zoeken naar literatuur wordt er aan de hand van de hoofdvragen en deelvragen, gebruik gemaakt van verschillende zoektermen. Deze zoektermen zijn er om tot relevante informatie te komen. De voornaamste zoektermen zijn; jongeren, autisme, ADHD, middelbaar- en beroepsonderwijs, transitie en methode. Hierbij zijn in de literatuurstudie de synoniemen en de Engelse vertaling toegevoegd zodat er een breder zoekveld wordt gecreëerd voor de verschillende databanken. De inclusiecriteria die voor deze literatuurstudie in acht zijn genomen, zijn: - ADHD/ ADHD - Autisme/ Autism - Transitie/ Transition - Jongeren/ Adolescents - Middelbaaronderwijs/ Secundary education - Beroepsonderwijs/ Vocational - De onderzoeken (evidence based literatuur) zijn niet ouder dan vijf jaar, mits er in de gezochte literatuur geen bronnen zijn gevonden die recenter zijn - Taal publicatie: Nederlands en Engels De exclusiecriteria: - Andere aandoeningen - Volwassenen/ Adults - Bronnen ouder dan vijf jaar, mits er in de gezochte literatuur geen bronnen zijn gevonden die recenter zijn Om de hoofdvraag te beantwoorden werd er niet alleen gebruik gemaakt van literatuur. Er is ook gebruik gemaakt van kwantitatief onderzoek om ervaringen van jongeren met ADHD en/of autisme op het gebied van transitie van het middelbaar- naar beroepsonderwijs te onderzoeken. Door middel van online enquêtes kon een groot aantal jongeren met ADHD of autisme worden ondervraagd over zijn/haar ervaringen. Er is gebruik gemaakt van het programma Google Drive om de enquête op te stellen en te analyseren. Er is hiervoor gekozen, omdat met een relatief geringe investering een groot aantal jongeren kunnen worden ondervraagd. Mondelinge interviews kunnen namelijk zowel betreft uitvoering als analyse arbeidsintensief zijn en er kunnen daardoor slechts een beperkt aantal interviews gehouden worden (Grol & Wensing, 2011). Stichting Hoezo Anders heeft de enquête verstuurd naar andere stichtingen, namelijk: NVA, Balans, NSGK en Leven met Autisme. Daarnaast is de enquête geplaatst op de website en Facebook van stichting Hoezo Anders. In de online enquête worden vragen gesteld die de jongeren makkelijk kunnen beantwoorden door middel van ja/nee vragen, meerkeuzeantwoorden en beoordelingsschalen. De persoonlijke gegevens blijven anoniem. De enquête nam maximaal vijf minuten in beslag, zodat jongeren weinig tijd kwijt waren aan het invullen van deze 9
enquête en de respons op deze manier zo groot mogelijk kon zijn. De online enquête is 9 december 2014 verzonden naar stichting Hoezo Anders en stichting Hoezo Anders heeft de enquête op Facebook geplaatst en verzonden naar de stichtingen NVA, Balans, NSGK en Leven met autisme. Op 15 en 23 december is er een herinnering verstuurd vanuit stichting Hoezo Anders naar de verschillende stichtingen en opnieuw geplaatst op de Facebook van stichting Hoezo Anders, om de respons te vergroten. Het e-mailcontact met de opdrachtgever van stichting Hoezo Anders is te vinden in bijlage 4. De online enquête is 5 januari 2015 gesloten. In totaal zijn er 50 reacties ontvangen op de online enquête. De gegevens zijn via Google drive verwerkt in tabellen, diagrammen en procenten, zodat de resultaten overzichtelijk worden gepresenteerd. De uitkomsten van de enquête worden gebruikt voor het onderzoek en zullen in een artikel worden gepubliceerd op de website van stichting Hoezo Anders.
10
III. RESULTATEN In dit hoofdstuk worden de resultaten van de literatuurstudie en de online enquête die is ingevuld door jongeren met ADHD en/of autisme beschreven waardoor de achtergrond van de vraagstelling en de vraagstelling zelf (zie pagina 6) beantwoord worden. RESULTATEN LITERATUURSTUDIE
Om de literatuurstudie van voldoende kwantiteit te voorzien is deze gebaseerd op relevante, internationale en recente bronnen. De deelvragen die worden beantwoord zijn: Hoeveel jongeren met ADHD en/of autisme maken naar schatting de transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs? Welke problemen doen zich voor bij jongeren met ADHD en/of autisme bij de transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs? Welke begeleidingsmethodes worden er gebruikt voor een soepele transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs? Er wordt van elke deelvraag een samenvatting gegeven van de gevonden antwoorden in de literatuur. In bijlage 1 is de volledige literatuurstudie te vinden. OMVANG POPULATIE
Uit de literatuur komt naar voren dat er naar schatting 13.000 jongeren (in de leeftijd van 1317 jaar) met ADHD zijn in Nederland. Dit is ongeveer 3%-5% van de jongeren onder de 16 jaar en 1%-3% zijn jongvolwassen. Met betrekking tot autisme is dit één op de 1000, wat ongeveer 5000 jongeren (tot 20 jaar) betekend. Op de vraag hoeveel jongeren hiervan naar schatting de transitie maken van het middelbaar- naar beroepsonderwijs kan geen antwoord worden gegeven. Er zijn geen exacte aantallen bekend voorkomend uit de literatuur die is onderzocht. In de enquête onder de jongeren met autisme en/of ADHD zal worden gevraagd of er een transitie in onderwijs gemaakt is en welke specifieke transitie dit dan is geweest. PROBLEMEN
Als de studenten met ADHD en/of autisme de transitie door maken van middelbaar- naar beroepsonderwijs ondervinden zij veel problemen. Er is op het beroepsonderwijs veel minder begeleiding dan zij gewend waren. De jongeren met ADHD of autisme moeten ineens zelfstandig werken, er moet verantwoordelijkheid worden genomen en er zal moeten worden samengewerkt met andere studenten. Autistische jongeren blijken het lastig te vinden verantwoordelijkheid te krijgen voor het eigen leerproces en om te gaan met de sociale interacties die hier bij komen kijken. Ook lopen zij vaak aan tegen gedragsproblemen, emotionele problemen en problemen met hyperactiviteit. Studenten met ADHD hebben vooral moeilijkheden met het verlies van ouderlijk toezicht, verlies van structuur en de vrijheid die ze krijgen. In de enquête wordt uitgevraagd welke specifieke problemen zij ondervonden gedurende deze transitie. BEGELEIDINGSMETHODE
Om de transitie van het middelbaar- naar het beroepsonderwijs soepel te laten verlopen zijn goede begeleidingsmethodes erg belangrijk. Ten eerste zouden maatschappelijk werkers de jongeren kunnen helpen door de begeleiding vooral te richten op de sociale en communicatieve vaardigheden van de jongeren. Maatschappelijk werkers kunnen de jongeren helpen bij de combinatie van werk en studie, de verplichtingen van het huiswerk 11
maken en ze kunnen zelfs helpen bij het regelen van een huisvesting. Verder kunnen de maatschappelijk werkers de jongeren bekend maken met de middelen die op de school aanwezig zijn en zij kan hen helpen bij de veranderingen en ontwikkelingen. Voor de autistische studenten zou een zomerprogramma erg kunnen helpen, hierdoor zouden zij alvast kunnen wennen aan de nieuwe omgeving. De studenten met ADHD kunnen in deze transitie begeleidt worden door kinderartsen. Kinderartsen kunnen helpen hun mogelijkheden te beoordelen en nagaan welke ondersteuning zij nodig hebben. Het is ook een belangrijke taak van de kinderartsen om te bespreken hoe het innemen van medicijnen verbeteringen kan opbrengen in andere aspecten van het dagelijks leven. Naast de maatschappelijk werker en de kinderarts kan de verpleegkundige iets betekenen op het psychisch- en sociale vlak. Bij jongeren met autisme kan de verpleegkundige een coachende rol aannemen in de gezinssituatie en tijdens de transitie. Het is belangrijk dat de begeleiding gericht is op wat de studenten kunnen en niet op wat deze studenten niet kunnen. In de enquête wordt uitgevraagd of deze jongeren begeleiding hebben gehad tijdens hun transitie en zo ja, wat voor soort begeleiding en hoe zij deze begeleiding hebben ervaren. Uit de conclusie van de deelvragen blijkt dat de literatuurstudie van belangrijke invloed was om de deelvragen te kunnen beantwoorden. Door de literatuurstudie is er een opzet voor het project gemaakt en is er kennis opgedaan over wat er te vinden is in de literatuur en om te onderzoeken of de literatuur overeenkomst met ervaringen van jongeren die deze transitie hebben doorgemaakt. Deze ervaringen worden door middel van een online enquête onderzocht. In de literatuur wordt beschreven dat jongeren met ADHD en/of autisme vaak problemen ervaren tijdens de transitie. Zij ervaren vooral problemen met het hebben van meer verantwoording, het krijgen van meer zelfstandigheid, verandering in dagelijkse structuur, concentratieproblemen. In de enquête wordt uitgevraagd of deze jongeren ook te maken hebben gehad met deze problemen. In de literatuur komt qua begeleidingsmethodes naar voren dat vooral maatschappelijk werkers en kinderartsen een grote rol kunnen spelen in deze begeleiding tijdens de transitie. In de enquête wordt uitgevraagd of deze disciplines daadwerkelijk een rol spelen en wat voor soort begeleiding zij hebben ontvangen.
12
RESULTATEN ONLINE ENQUÊTE
Er is gebruik gemaakt van het programma Google Drive om de enquête op te stellen en te analyseren. De enquête en de volledige resultaten zijn te vinden in bijlage 2 en 3. Er is gebruik gemaakt van het netwerk van de stichting Hoezo Anders. Stichting Hoezo Anders heeft de enquête verstuurd naar andere stichtingen, namelijk: NVA, Balans, NSGK en Leven met Autisme. Daarnaast is de enquête geplaatst op de website en Facebook van stichting Hoezo Anders. De respons is 50 enquêtes, waarvan 20% personen met ADHD, 58% personen met autisme en 22% met beide aandoeningen. Van de 50 ingevulde enquêtes is 53% vrouwelijk en 47% mannelijk. Het huidige opleidingsniveau is voornamelijk MBO of HBO. Opvallend is dat 53% van de respondenten ouder is dan 20 jaar (tabel 1). Gezien de resultaten van de enquête hebben de respondenten van 30 jaar en ouder pas op latere leeftijd een diagnose gehad en gaan daarna studeren. Tabel 1: Verkregen uit Google Drive
16 17 18 15 19 20 Overig
2 4 8 0 4 6 27
4% 8% 16% 0% 8% 12% 53%
Uit de enquête blijkt dat de transitie vooral als spannend, moeilijk en stressvol wordt ervaren. Het merendeel heeft op zijn/haar nieuwe opleiding haar/zijn aandoening bekend gemaakt, namelijk 55% bij haar/zijn mentor, SLB of SLC. 27% van de respondenten geeft aan dat niemand op zijn/haar nieuwe opleiding weet van de aandoening(en). Dit kan te maken hebben met het feit dat de diagnose bij aanvang van de studie nog niet gesteld was. BEGELEIDING
Het grootste deel van de respondenten heeft begeleiding gehad van zijn/haar ouders tijdens de transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs, namelijk 51%. 27% van zijn/haar mentor, SLB of SLC en 27% van niemand. Wat voor begeleiding er is gegeven is verschillend, namelijk begeleiding bij huiswerk en planning, begeleiding bij sociale en communicatieve vaardigheden en begeleiding bij kennismaking met nieuwe school en omgeving. De respondenten werd ook gevraagd wat voor cijfer zij gaven aan de geboden begeleiding op een schaal van 1 tot 10, waarvan 1 zeer slecht en 10 zeer goed was. Opvallend is dat 22% van de respondenten een 1 tot 5 geeft. Hierbij valt op dat deze respondenten vaker aan de start van de transitie niet kenbaar hebben gemaakt dat zij een aandoening hebben. Hierdoor lopen zij eventuele vroege begeleiding mis en beïnvloed dit hun studieloopbaan. Wel geeft 22% hun begeleiders een 7, 20% een 8 en zelfs 10% een 9 of hoger.
13
PROBLEMEN
In de enquête werd ook het onderwerp ‘problemen’ uitgevraagd. Zo gaf 78% van de respondenten aan problemen te hebben ervaren tijdens de transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs. 51% gaf aan dat de verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces en concentratieproblemen tijdens school en het maken van huiswerk voornamelijk de transitie zouden bemoeilijken. Verder vindt ook de helft van de respondenten dat hun dagelijkse structuur dusdanig is veranderd dat zij problemen ondervinden met de transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs. Ook vindt 45% het erg lastig om nieuwe vriendschappen te sluiten. VOORZIENINGEN
Uit de enquête blijkt dat 33% gebruik maakt van zijn/haar mentor/SLB/SLC als voorziening voor hulp vanuit school. 27% maakt van geen enkele voorziening gebruik en uit de resultaten valt te herleiden dat drie respondenten vroegtijdig gestopt zijn met de opleiding. Opvallend is dat slechts 2% gebruik maakt van een maatschappelijk werker (tabel 2). Tabel 2: Verkregen uit Google Drive
Niemand Kinderarts Maatschappelijk werk Decaan Mentor / SLB / SLC Docent Ouders / familie Vrienden Overig
14 0 1 4 14 7 26 1 11
27% 0% 2% 8% 27% 14% 51% 2% 22% INPUT RESPONDENTEN
Op de vraag aan wat voor begeleiding behoefte zou zijn, maar welke niet is aangeboden op school of in de enquête zelf, kwamen gevarieerde antwoorden. Veel respondenten zijn van mening dat een buddy in het eerste studiejaar van de nieuwe opleiding de transitie zou versoepelen. Verder werd er gesproken over meer begrip en een luisterend oor van zowel de mentor /SLC/ SLB als het gehele docenten team.
14
V. CONCLUSIE(S) In dit hoofdstuk zal kort antwoord gegeven worden op de eerder genoemde deelvragen en op de hoofdvraag. Ook zal er een verband gelegd worden tussen de literatuurstudie en het kwantitatief onderzoek. Vervolgens worden aanbevelingen gedaan naar aanleiding van het onderzoek. Deelvraag 1 betrof de omvang van de jongeren met ADHD en/of autisme welke naar schatting de transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs maken. In de literatuurstudie kwam naar voren dat er geen exacte cijfers van bekend zijn. Om wel antwoord op deze vraag te kunnen geven is deze in het kwantitatief onderzoek opgenomen. Hieruit bleek dat van de 50 respondenten 100% een transitie in het onderwijs heeft gemaakt. Het huidige opleidingsniveau is voornamelijk MBO of HBO. Deelvraag 2 omvatte de problematiek die zich bij de jongeren met ADHD en/of autisme tijdens de transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs voordeed. Na literatuuronderzoek gedaan te hebben bleken autistische jongeren het lastig te vinden om verantwoordelijkheid te krijgen voor het eigen leerproces en om te gaan met de sociale interacties. Ook lopen zij vaak aan tegen gedragsproblemen, emotionele problemen en problemen met hyperactiviteit. Studenten met ADHD hebben vooral moeilijkheden met het verlies van ouderlijk toezicht, verlies van structuur en de vrijheid die ze krijgen. Uit de enquête bleek dat 78% van de respondenten problemen te hebben ervaren tijdens de transitie. Hier kwamen zowel de verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces en concentratieproblemen tijdens school en het maken van huiswerk naar voren. Verder blijkt dat de verandering van de dagelijkse structuur en het sluiten van vriendschappen problemen kunnen vormen. Ook geven de respondenten aan niet het gevoel te hebben ‘gehoord’ te worden door zowel hun mentor/SLB/SLC als het gehele docenten team. In deelvraag 3 stonden de begeleidingsmethodes die gebruikt worden voor een soepele transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs centraal. Uit de literatuurstudie bleek dat maatschappelijk werkers de jongeren kunnen helpen door de begeleiding vooral te richten op de sociale en communicatieve vaardigheden van de jongeren. Uit het kwantitatieve onderzoek bleek echter dat slechts 2% van de respondenten daadwerkelijk gebruik maakt van een maatschappelijk werker. Ook kinderartsen en verpleegkundigen zouden volgens de literatuur een effectieve toevoeging hebben op de begeleiding van de jongeren met ADHD en autisme. Beide worden door de respondenten niet genoemd als effectieve begeleiders. Wel denken de respondenten in het kwalitatieve onderzoek baat te hebben bij een zogeheten ‘buddy’. Deze buddy kan in het eerste studiejaar een persoonlijke begeleider zijn van de jongeren en hen de wegwijs maken op de nieuwe school. Als deze buddy een goede communicatie heeft met de mentor/SLC/SLB van de jongeren, kunnen ook zowel de mentor/SLC/SLB als het gehele docenten team beter op de hoogte zijn van de situatie van de jongeren. Op deze manier neemt dit ook een gedeelte van de problematiek, te herleiden uit deelvraag 2, weg.
15
Concluderend op de hoofdvraag ‘Wat is de ervaring van jongeren met ADHD en/of autisme bij transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs?’ kan gezegd worden dat de respondenten van de enquête de transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs als lastig en moeilijk hebben ervaren. De respondenten ondervinden gedurende de transitie voornamelijk problemen met de verandering van hun dagelijkse structuur en de eigen verantwoordelijkheid voor het leerproces. Ook hebben zij veelal concentratieproblemen tijdens school of het maken van huiswerk. De respondenten hebben over het algemeen wel begeleiding gevraagd en gekregen. Zo werden zij begeleid met hun huiswerk en planning en bij de kennismaking met de nieuwe school en de omgeving. De gemiddelde beoordeling van de verkregen begeleiding is een 6,8 waarbij 52% een 7 of hoger geeft. AANBEVELINGEN
Uit de resultaten van de enquête blijkt dat de respondenten baat hebben bij begeleiding van hun ouders en mentor/SLB/SLC, maar zij vinden wel dat zowel mentor/SLB/SLC als het gehele docenten team van hun opleiding beter op de hoogte zou kunnen zijn van hun situatie. Een luisterend oor en betere begeleiding kan volgens de respondenten leiden tot een optimale transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs. De respondenten geven ook aan dat zij behoeften hebben aan een buddy. Deze buddy kan een student uit een hoger leerjaar van de opleiding zijn. De buddy kan de persoonlijke begeleider van de jongere worden en zo de jongere wegwijs maken op de nieuwe school, hem/haar ondersteunen met het inplannen van huiswerk en voor een goede communicatie met de mentor/SLB/SLC zorgen. Op deze manier is zowel de mentor/SLB/SLC als het gehele docenten team op de hoogte van de situatie van de jongere. Zo ontstaat er een persoonlijk vangnet voor de jongere en zal de transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs soepeler verlopen.
16
VI. DISCUSSIE In dit hoofdstuk komt aan bod hoe de resultaten van het project geïnterpreteerd worden in relatie tot de literatuur. Ook de interpretatie van de resultaten van de opzet en uitvoering van het project worden besproken. Daarnaast worden enkele discussiepunten en beperkingen van het project en onderzoek beschreven. De resultaten van het project zijn in het vorige hoofdstuk kort omgeschreven. Hierin worden de resultaten van het literatuuronderzoek vergeleken met de resultaten van de online enquête. Naar aanleiding van de literatuurstudie werden verwachtingen gesteld aan de uitkomsten van de enquête. De literatuurstudie liet namelijk zien dat de jongeren in de transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs vooral hulp kregen van maatschappelijk werk en dat dit een goede begeleidingsmethode is. De uitkomsten van de enquête laten echter zien dat maatschappelijk werk helemaal niet van toepassing is geweest bij deze doelgroep. Ook de begeleiding van een kinderarts aan jongeren tijdens de transitie is in de literatuur gevonden maar in de enquête niet teruggezien. Een nieuw inzicht, wat na het houden van de enquête naar voren kwam en niet naar aanleiding van de literatuurstudie, is het inzetten van buddy’s. Deze buddy kan een student uit een hoger leerjaar van de opleiding zijn. De buddy kan de persoonlijke begeleider van de jongere worden en zo de jongere wegwijs maken op de nieuwe school, hem/haar ondersteunen met het inplannen van huiswerk en voor een goede communicatie met de mentor/SLB/SLC zorgen. Op deze manier is zowel de mentor/SLB/SLC als het gehele docenten team op de hoogte van de situatie van de jongere. Zo ontstaat er een persoonlijk vangnet voor de jongere en zal de transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs soepeler verlopen. Deze begeleidingsmethode is gevonden via de respondenten van de enquête, iets wat van tevoren niet verwacht werd. De opzet en uitvoering van het project zijn van tevoren opgesteld. De projectgroep heeft zich goed gehouden aan vooraf opgestelde doelen en deadlines. Producten zijn op tijd ingeleverd en de enquêtes zijn op tijd online verstuurd. De resultaten hiervan zijn dus in lijn met de verwachtingen en vooraf opgestelde planning. De gehele projectgroep interpreteert dit als het feit dat er goed aan de afspraken is gehouden en een ieder de eigen taken gedaan heeft, net als het feit dat de samenwerking goed gegaan is. Het grootste discussiepunt wat kan worden besproken naar aanleiding van dit project is de vraag of de resultaten van het praktijkonderzoek betrouwbaar zijn. Er zijn door het hele land online enquêtes verspreid maar er zijn slechts 50 reacties op de enquête gekomen. Dat is relatief gezien erg weinig, als nagegaan wordt dat er in heel Nederland zo’n 11000 jongeren met autisme en 13000 jongeren met ADHD in de leeftijd tot 20 jaar zijn (Meijer & Verhulst, 2006). Hierdoor kunnen de resultaten van de online enquête een vertekend beeld geven. Daarnaast zijn er onder de respondenten veel oudere volwassenen. De transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs hebben zij lang geleden meegemaakt en het kan zijn dat een deel van de huidige voorzieningen er op dat moment nog niet was. Dat zorgt ervoor dat zij er op dat moment natuurlijk ook geen gebruik van konden maken wat resulteert in andere antwoorden op de enquête in relatie tot de literatuur dan dat verwacht werd.
17
Een beperking van het praktijkonderzoek is de tijd en de doelgroep. De tijd die beschikbaar was om het praktijkonderzoek in uit te voeren was relatief gezien niet erg veel. In slechts een aantal weken moesten er zoveel mogelijk online enquêtes ingevuld worden. Daarnaast vielen die weken ook nog eens in de periode tijdens en rondom de feestdagen waardoor respondenten vaak andere bezigheden hebben en het invullen van een enquête verder doorschuiven en wellicht vergeten in te vullen. Ook is het lastig om voor de doelgroep (jongeren met ADHD en autisme) een goede enquête te maken. Dit omdat er rekening gehouden moest worden met het denkniveau en de tijd waarin deze doelgroep aandacht kan hebben voor het invullen voor een enquête. Als de vragen te moeilijk zijn zullen zij snel geen zin meer hebben in het invullen en als het teveel tijd in beslag neemt zullen zij te snel afgeleid zijn. Toch was een online enquête wel de meest prettige manier om onderzoek mee te doen omdat mondelinge interviews te veel tijd in beslag zouden nemen en het erg veel tijd zou kosten om deze uit te werken, tijd die er niet was. Ook spreekt het de jongeren meer aan om online vragen in te vullen dan om in gesprek te gaan met iemand. Daarnaast neemt een online enquête minder tijd van de jongeren in beslag dan een papieren vragenlijst of een persoonlijk interview. Er zijn verschillende punten die aanbevolen kunnen worden voor een eventueel vervolgonderzoek. Als eerste punt kan worden aangedragen dat er meer uitgevraagd kan worden over de begeleidingsmethodes. Daar kunnen meer kwalitatieve onderzoeken naar gedaan worden. Door middel van de enquêtes zijn er begeleidingsmethodes gevonden die niet in de literatuurstudie naar voren kwamen. Wellicht levert kwalitatief onderzoek nog meer nieuwe inzichten op wat betreft begeleidingsmethodes. Daarnaast zou er de volgende keer een duidelijkere doelgroep aangeschreven kunnen worden. De verspreiding van de enquête verliep nu via social media waardoor er een heel breed scala aan respondenten kwam. De verwachting was van tevoren echter dat de respondenten op dat moment in de transitiefase zaten of anders deze transitie net doorgemaakt hadden. De respondenten die nu gereageerd hadden waren echter al vele malen ouder. Daarom is het voor een vervolgonderzoek effectiever om de juiste doelgroep via andere manieren te benaderen.
18
LITERATUUR Arnett, A.B., Macdonald, B. & Peddington, B.E. (2013). Cognitive and behavioral indicators of ADHD symptoms prior to school age. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 54(12),1284-94. doi: 10.1111/jcpp.12104 Bergeijk, E. van. (2010). Ten Questions to Ask When Exploring Post Secondary Educational Options for Students on the Autism Spectrum. Exceptional Parent, 40(9), 16-7. Centraal Bureau voor Statistiek. (2010) Trendrapport 2010 Landelijke Jeugdmonitor. Den Haag/Heerlen. Geraadpleegd op 24 oktober 2014, van http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/54606223-8C98-4A66-8941-D2A968C65EC8/0/2010g93.pdf Charman, T., Ricketts, J., Dockrell, J.E., Lindsay, G.& Palikara, O. (2014). Emotional and behavioural problems in children with language impairments and children with autism spectrum disorders. Geraadpleegd op 15 december 2014, van http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/25039810 Dente, C.L. & Coles, K.P. (2012). Ecological Approaches to Transition Planning for Students with Autism and Asperger’s Syndrome. Children & Schools, 34(1), 27-36. Elder, J.H. & D’Alessandro, T. (2009). Supporting families of children with autism spectrum disorders: questions parents ask and what nurses need to know. Pediatric nursing, 35(4), 240-5, 253. Groot, S.M. de. (2009). De rol van de SPV in de ééndags diagnostiek ADHD. VenVN-SPV, 23-29. Grol, R. & Wensing, M. (2011). Implementatie. Effectieve verbetering van patiëntenzorg. Amsterdam: Reed Business Education. Hoek, J. van, Schloen, N., Gorp, S. van, Houtkamp, R., & Meens, E. (2014). Wegwijzer voor begeleiders en docenten van studenten met autisme. Antwerpen - Apeldoorn: Garant. Hogeschool Rotterdam. 2014-1015. Studiehandleiding minorproduct zorg voor kind en jongeren met specifieke zorgbehoeften, eerste kwartaal Kennedy, B. & Binns, F. (2014). Communicating and managing children and young people with autism and extensive burn injury. Wounds UK, 10(3): 60-5. Laver-Bradburry, C. (2012). The treatment of ADHD in children and young people. British Journal of School Nursing, 7(2): 71-5 Li-Grining, C.P. & Durlak, J.A. (2014). The design and implementation of early childhood intervention programs: informing efforts to address risk and promote resilience. Journal of
19
prevention & intervention in the communit, 42(4), 243-7. doi: 10.1080/10852352.2014.943640 Meaux, J.B, Green, A., Broussard, L. (2009). ADHD in the college student: a block in he road. Journal of Psychiatric & Mental Health Nursing, 16(3), 248-56. Meijer, S. & Verhulst, F.C. (2006). Hoe vaak komt ADHD voor? Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven:RIVM. Geraadpleegd op 23 oktober 2014, van http://www.nationaalkompas.nl> Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheidstoestand\Ziekten en aandoeningen\Psychische stoornissen\ADHD, 19 juni 2006 Meijer, S. & Verhulst, F.C. (2006). Hoe vaal komt autisme voor en hoeveel mensen sterven eraan? Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven:RIVM. Geraadpleegd op 23 oktober 2014, van http://www.nationaalkompas.nl> Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheidstoestand\Ziekten en aandoeningen\Psychische stoornissen\Autisme, 19 juni 2006. Puttick, L. (2012). Supporting pupils with autism and minimising anxiety. British Journal of School Nursing, 7(9): 448-9 Quin, P.O. (2013). ENSURING COLLEGE SUCCESS FOR STUDENTS WITH ADHD. Contemporary Pediatrics, 30(8), 14-20. Raad voor gezondheidsonderzoek. Kind en ziekte: onderzoek voor gezondheid. 2010. Rising, M., Olofsson, N., Asplund, K. & Kristiansen, L. (2014). Transitions in the Swedisch school system and the impact on student's positive self reported-health. BMC Public Health. BioMed Central Stichting Hoezo Anders (z.d.) Geraadpleegd op 2 oktober 2014, van http://www.hoezoanders.nl/onze-missie/ Wells, C.J. (2014) Longman Dictionary of Contemporary English. Pearson ELT
20
BIJLAGE 1
|
LITERATUURSTUDIE OMVANG POPULATIE In dit hoofdstuk wordt de uitkomst beschreven van de literatuurstudie. Deze uitkomsten zullen per deelvraag worden toegelicht. Er zijn naar schatting 13.000 jongeren met ADHD in Nederland. Deze jongeren bevinden zich in de leeftijd van 13 tot 17 jaar. Wanneer dit omgerekend wordt, betekent dit dat ongeveer 3% tot 5% van de jongeren onder de 16 jaar lijdt aan ADHD. Bij de jongvolwassenen onder ons is dit zo'n 1% tot 3%. Deze laatste schattingen zijn gebaseerd op onderzoeken uit het buitenland. In de afgelopen twintig jaar is in Nederland het aantal kinderen met ADHD niet of nauwelijks toegenomen (Meijer & Verhulst, 2006). Ook de schattingen van het aantal jongeren met autisme zijn voornamelijk gebaseerd op onderzoek vanuit het buitenland. Op basis hiervan kan worden aangenomen dat één op de 1000 kinderen autisme heeft. Dit betekent dat er in Nederland zo'n 5000 jongeren (met de leeftijd tot 20 jaar) autisme hebben. Dit aantal geldt voor het autismespectrum stoornis. Wanneer er gekeken wordt naar alle autismespectrum stoornissen, waarbij bijvoorbeeld ook PDD-NOS wordt meegerekend, loopt dit aantal op tot minstens 11000 (Meijer & Verhulst, 2006). Volgens de Jeugdmonitor van 2012 zaten er in 2009, 444.000 jeugdigen op het middelbaaronderwijs. Voor het hoger beroepsonderwijs was dit 302.000 (Centraal Bureau voor Statistiek, 2010). In de onderzochte literatuur zijn geen onderzoeken naar voren gekomen waarin wordt gekeken naar welk percentage van deze jongeren ADHD of autisme hebben. Concluderend kan worden gezegd dat er dus geen exacte aantallen bekend zijn voorkomend uit de literatuur die is onderzocht. Op de vraag hoeveel jongeren met ADHD en/of autisme naar schatting de transitie maken van het middelbaar- naar beroepsonderwijs kan hierdoor geen antwoord worden gegeven.
21
II. PROBLEMEN Door de kenmerken van ADHD en autisme die eerder in de inleiding genoemd zijn kan de transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs moeilijker verlopen. Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar welke problemen zij ondervinden. Deze problemen zullen in dit hoofdstuk besproken worden. Wanneer studenten van het middelbaaronderwijs naar het HBO gaan is dit een hele verandering. Er moet zelfstandig gewerkt worden, eigen verantwoordelijkheid genomen worden en er staat samenwerking op het programma. Voor studenten zonder autisme of ADHD is dit al een hele onderneming, laat staan voor studenten met autisme of ADHD. Meestal komen de studenten van een kleinere school en hebben extra begeleiding gehad. Op het middelbaaronderwijs ontvangen de scholen vaak een leerlinggebonden financiering (LGF) om deze studenten te begeleiden. Dit LGF is niet beschikbaar voor het hoger beroepsonderwijs. Hierdoor ondervinden studenten die naar het HBO gaan problemen in de begeleiding, omdat daar dus geen budget meer voor is (van Hoek, Schloen, van Gorp, Houtkamp, & Meens, 2014). Studenten met autisme worden in de transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs geconfronteerd met unieke uitdagingen, slechte sociale en communicatieve vaardigheden. Er is meer verantwoordelijkheid nodig voor het eigen leerproces en sociale interacties zijn noodzakelijk (Dente & Cole, 2012). Ook kunnen studenten met autisme tegen het feit aan lopen dat zij merken dat ze anders zijn dan andere studenten en presteren ze minder goed op school dan niet-autistische studenten (Li-Grining & Durlak, 2014). Een ander onderzoek toont ook aan dat studenten met autisme meer problemen hebben op de reguliere scholen dan de studenten zonder deze beperking. Uit dit onderzoek blijkt dat studenten met autisme meer gedragsproblemen, emotionele problemen en problemen met hyperactiviteit ondervinden (Charman, Ricketts, Dockrell, Lindsay, Palikara, 2014). Studenten met ADHD hebben ook vaak moeilijkheden in de overgang van middelbaar- naar beroepsonderwijs. Verlies van ouderlijk toezicht, structuur en de vrijheid die ze nu krijgen op het college kan risico gedrag met zich meebrengen (Meaux, Green & Broussard, 2009). Studenten met ADHD hebben weinig tot geen ervaring in het omgaan met de moeilijkere cursussen en de vrijheid en verantwoordelijkheden die zij zullen tegenkomen op de hogeschool. Colleges die worden gegeven op de hogeschool zijn problematisch verschillend van de middelbare school en zonder volwassenen die proberen te helpen met het structureren van het leven van de ADHD’er wordt de uitdaging alleen maar groter (Quinn, 2013). In 2009 is door Meaux, Green en Broussard een studie uitgevoerd om de belemmerde en bevorderende factoren van omgaan met de transitie vast te stellen. In deze studie zijn 15 studenten (18-21 jaar) met de diagnose ADHD voorafgaand aan de middelbare school geïnterviewd.
22
De belemmerende factoren waren: - Weinig concentratie - Impulsiviteit - Snel afgeleid - Verslavend gedrag - Moeilijk in slaap kunnen komen - Moeilijk op tijd uit bed kunnen komen De bevorderende factoren: - Steun van ouders en vrienden - Alarminstellingen - Herinneringen Hieronder is schematisch een overzicht weergegeven van de veranderingen die studenten met ADHD en autisme doormaken bij de transitie van het middelbaar- naar het beroepsonderwijs. Middelbaaronderwijs Gestructureerde omgeving en activiteiten Ouders/school regelen behoeftes die de student nodig heeft. School is verplicht om aan de meeste behoeftes te voldoen. Ouder betrokkenheid Regelmatige school-ouder communicatie Hoge leraar betrokkenheid/verantwoordelijkheid Kan hulp en docenten bieden
Beroepsonderwijs Ongestructureerd Student moet behoeftes aangeven Er worden ‘redelijke’ accommodaties aangeboden Ouders worden weinig betrokken Weinig communicatie Hoge student betrokkenheid/verantwoordelijkheid Niet verplicht om deze te bieden
(Dente & Cole, 2012). Geconcludeerd kan worden dat jongeren met autisme die de transitie maken van middelbaar- naar beroepsonderwijs vooral aanlopen tegen unieke uitdagingen, slechte sociale- en communicatieve vaardigheden, gedragsproblemen, emotionele problemen en problemen met hyperactiviteit. Ze krijgen nu meer persoonlijke verantwoordelijkheid en zelfstandigheid. Studenten met ADHD hebben vooral moeilijkheden met het verlies van ouderlijk toezicht, verlies van structuur en de vrijheid die ze krijgen in het beroepsonderwijs.
23
III. BEGELEIDINGSMETHODE Om de kans op een positieve transitie te vergroten moeten hulpverleners de studenten voorbereiden op de overgang. Er zijn verschillende begeleidingsmethodes en hulpverleners die zowel studenten met autisme als ADHD kunnen helpen met de transitie van middelbaarnaar beroepsonderwijs. Nu worden studenten met ADHD en autisme op middelbare scholen vaak geholpen bij sociale vaardigheden en zelfzorg competenties, maar deze blijken tekort te doen. Scholen die hiervoor maatschappelijk werkers gebruiken zijn meer succesvol. Door hun professionele opleiding en ecologische oriëntatie zijn maatschappelijk werkers voor jongeren met autisme geschikt om als casemanager (coach) te helpen in de beoordeling, planning en de interventies die nodig zijn om de overgang van middelbaar- naar beroepsonderwijs soepeler te laten verlopen. Maatschappelijk werkers zijn in staat om onderwijs en sociale ondersteuning te bieden in dit proces (Dente & Coles, 2012). Maatschappelijk werkers kunnen de jongeren helpen bij de combinatie van werk en studie, de verplichtingen van het huiswerk maken en ze kunnen zelfs helpen bij het regelen van een huisvestiging. Ze kunnen de studenten identificeren met middelen die op de school aanwezig zijn en die hun kan helpen bij de veranderingen en ontwikkelingen. Voorafgaand het nieuwe schooljaar kunnen bijvoorbeeld zomerprogramma’s volgens van Bergeijk (2010) een uitstekende manier zijn om te wennen aan de nieuwe omgeving. De recente interventies zijn gericht op vroegtijdige interventies: een integrale, intensieve aanpak, gericht op het onderwijs en betrokken ouders. Maatschappelijk werkers kunnen emotionele ondersteuning bieden en het gezin helpen met strategieën om potentiële problemen die zich kunnen voordoen aan te pakken (Dente & Coles, 2012). kinderartsen kunnen ook een rol spelen in het bijstaan van patiënten met ADHD in de transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs (Quinn, 2013). Veel jongeren met ADHD begrijpen de waarde van een hbo-opleiding op het gebied van een hoger inkomen en zelfs een betere gezondheid als het leven vordert. De meeste zijn er echter niet van bewust dat het nodig is om hun handicap bespreekbaar te maken en de nodige middelen te vragen/ontvangen op school om te kunnen af studeren (Quinn, 2013). Kinderartsen kunnen helpen hun mogelijkheden te beoordelen en nagaan welke ondersteuning zij nodig hebben. De kinderartsen kunnen de studenten met ADHD aanmoedigen tot: - Gespecialiseerde hulp in het onderwijs: Gespecialiseerde diensten bieden ondersteuning voor studievaardigheden. Daarnaast kunnen docenten beschikbaar zijn om te helpen met de inhoud van verschillende onderwerpen. - Toegang tot academische accommodaties - ADHD coaching: moeilijkheden met time management en planning worden besproken en studenten worden hierin gecoacht (Quinn, 2013). Het is ook een belangrijke taak van de kinderartsen om te bespreken hoe het innemen van medicijnen verbeteringen kan opbrengen in andere aspecten van het dagelijks leven, zoals organisatie, time management, en relaties, in aanvulling op het onderwijs. Er moet bepaald 24
worden of er gestart moet worden met medicatietherapie en anders of de huidige medicatie effectief is. Het is belangrijk dat studenten aangemoedigd worden om hun medicatie consequent in te nemen, zodat het effectief is voor het studeren en het is een cruciaal belang voor een succesvolle overgang (Quinn, 2013). Naast de maatschappelijk werker en de kinderarts kan de verpleegkundige vooral iets betekenen op het psychisch- sociale vlak. Wanneer jongeren met ADHD in hun kindertijd geen of weinig begeleiding hebben gehad komen zij op latere leeftijd in de problemen. Dit komt voornamelijk door veel schooluitval, weinig of geen vrienden, het onderpresteren op het werk en het betrokken raken bij antisociale activiteiten. Een groot deel van deze jongeren komen terug in de jeugd-GGZ of volwassenen-GGZ met dubbeldiagnoses zoals ADHD en een verslaving. De sociaal psychiatrisch verpleegkundige (SVP) helpt deze jongeren met het op een rijtje krijgen van hun problemen en ze terug te helpen in de maatschappij (De Groot, 2009). Bij jongeren met autisme kan de verpleegkundige meer een coachende rol aannemen. Vooral in de gezinssituatie kan de verpleegkundige begeleiding bieden. Dit kan zij doen door in een crisissituatie het normale gezinsleven weer proberen terug te brengen. Door de behoeftes van broers en zussen te combineren met de jongere met autisme en door samen met de jongeren en de ouders plannen te maken voor de toekomst. Ook het plannen en begeleiden van transities van de jongeren kan de rol van de verpleegkundige zijn (Elder & D’Allesandro, 2009). Tijdens deze verschillende begeleidingsmogelijkheden is het voor zowel autisme als ADHD studenten belangrijk dat de begeleiding niet gericht wordt op wat deze studenten niet kunnen maar juist op wat ze wel kunnen. In ‘Wegwijzer voor begeleiders en docenten van studenten met autisme’ staat het volgende: Diederik Weve, ingenieur bij Shell, ervaringsdeskundige en lid van de werkgroep Vanuit autisme bekeken – een landelijke werkgroep die in 2012 door de staatssecretaris van VWS is gestart – stelt dat het gaat om ‘normaliseren’ van autisme. Hij bedoelt daarmee dat de samenleving gevraagd wordt om het bijzondere van autisme te omarmen en gewoon te maken, zodat iedereen zijn eigen plek kan innemen in onze maatschappij (van Hoek, Schloen, van Gorp, Houtkamp, & Meens, 2014). Daarmee wordt dus eigenlijk gezegd dat ook studenten met autisme of AHDH gewoon mee kunnen in de maatschappij alleen hebben zij soms een andere benadering nodig. De begeleiding moet gericht worden op positiviteit en mogelijkheden. Geconcludeerd kan worden dat goede begeleidingsmethodes erg belangrijk zijn tijdens deze transitie. Ten eerste kunnen maatschappelijk werkers de jongeren met autisme een goede begeleiding geven, die zich richt op de sociale en communicatieve vaardigheden van de jongeren. Voor de autistische studenten zou een zomerprogramma kunnen helpen, hierdoor zouden de jongeren alvast kunnen wennen aan de nieuwe omgeving. De studenten met ADHD kunnen in deze transitie begeleidt worden door kinderartsen. Kinderartsen kunnen helpen hun mogelijkheden te beoordelen en nagaan welke ondersteuning zij nodig hebben. Het is ook een belangrijke taak van de kinderartsen om te bespreken hoe het innemen van 25
medicijnen verbeteringen kan opbrengen in andere aspecten van het dagelijks leven. Naast de maatschappelijk werker en de kinderarts kan de verpleegkundige vooral iets betekenen op het psychisch- sociale vlak. Bij jongeren met autisme kan de verpleegkundige meer een coachende rol aannemen in de gezinssituatie en tijdens de transitie. Tijdens de begeleiding die de jongeren met ADHD of autisme doormaken in deze transitie is het belangrijk dat de begeleiding gericht is op wat de studenten kunnen en niet op wat deze studenten niet kunnen.
26
BIJLAGE 2 ENQUÊTE
27
|
28
29
30
31
BIJLAGE 3
|
RESULTAAT ENQUÊTE Vraag 1: Met welke aandoening(en) ben jij bekend? Zoals figuur 1 laat zien heeft 43% van de deelnemers aan de enquête ADHD en 78% Autisme. Onder de deelnemers zitten ook personen die beide aandoeningen hebben.
ADHD
22
43%
Autisme
40
78%
Figuur 1: Percentage aantal deelnemers met ADHD en/of Autisme
Vraag 2 : Wat is je leeftijd? Wat je kunt opmaken uit figuur 2 is dat meer dan de helft van de ondervraagden ouder is dan 20 jaar. Uit de gegevens blijkt dat de gemiddelde leeftijd daarvan 28 jaar is. Jonger dan 16 behoort hierbij niet tot de mogelijkheden gezien de enquête alleen ingevuld kon worden wanneer de transitie is gemaakt van middelbaar- naar beroepsonderwijs. Deze transitie is op een leeftijd jonger dan 16 jaar niet mogelijk.
16 17 18 15 19 20 Overig
2 4 8 0 4 6 27
4% 8% 16% 0% 8% 12% 53%
Figuur 2: Percentage leeftijd deelnemers
32
Vraag 3 : Wat is je geslacht? Onderstaande figuur, welke de verdeling toont met betrekking tot het geslacht van de deelnemers, laat zien dat dit een bijna even groot aantal is. Onder de deelnemers is 47% mannelijk en 53% vrouwelijk.
Mannelijk Vrouwelijk
24 27
47% 53%
Figuur 3: Percentage aantal mannelijke/vrouwelijke deelnemers
Vraag 4: Wat is je huidige opleidingsniveau? Het MBO en het HBO zijn de opleidingsniveaus die de meeste deelnemers op dit moment hebben. Dit zijn respectievelijk 37% en 35% van de deelnemers.
Vmbo / mavo Havo Vwo MBO HBO Overig
8 1 1 19 18 4
16% 2% 2% 37% 35% 8%
Figuur 4: Percentage aantal deelnemers per opleidingsniveau
33
Vraag 5: Heb je de transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs gemaakt of ga je deze binnenkort maken? Uit figuur 5 is zeer duidelijk te zien dat praktisch iedereen die de enquête heeft ingevuld de transitie ook daadwerkelijk gemaakt heeft, zo'n 98%.
Ja Nee
50 1
98% 2%
Figuur 5: Percentage aantal deelnemers die wel/niet de transitie hebben gemaakt
Vraag 6: Hoe heb je deze transitie ervaren? De ervaringen die zijn waargenomen tijdens het maken van de transitie zijn niet heel positief bevonden. De deelnemers hebben dit als zeer spannend (63%), stressvol (51%), moeilijk (49%), lastig (33%) en ingewikkeld ervaren. Tabel 1: Percentages van de bevindingen met betrekking tot de ervaring van de transitie
Makkelijk Soepel Prettig Spannend Moeilijk Vervelend Stressvol Lastig Ingewikkeld Overig
4 3 6 32 25 5 26 17 16 3
8% 6% 12% 63% 49% 10% 51% 33% 31% 6%
34
Vraag 7: Heb je aan iemand bij je nieuwe opleiding bekend gemaakt dat je ADHD en/of autisme hebt? Zo ja, aan wie? Tabel 2 laat zien dat meer dan de helft aan zijn of haar mentor / SLB / SLC heeft laten weten dat hij of zij ADHD/autisme heeft. Ook zijn hierin decaan (25%) en docent (29%) meegenomen. Ook toont de tabel dat weinig deelnemers aan hun vrienden verteld hebben dat zij ADHD/autisme hebben, dit is namelijk maar 12%. Tabel 2: Percentage aantal geïnformeerde op de opleiding
Niemand Decaan Docent Mentor / SLB / SLC Vrienden Overig
14 13 15 28 6 17
27% 25% 29% 55% 12% 33%
Vraag 8: Heb je van iemand begeleiding gehad tijdens de transitie van middelbaarnaar beroepsonderwijs? De begeleiding die ontvangen is door de deelnemers bestaat grotendeels uit dat van ouders en familie, namelijk 51%. Hierna volgt de mentor / SLB / SLC met 27%. Een groot deel geeft ook aan van niemand begeleiding gehad te hebben. De groep bestaat uit 27% van de deelnemers. Tabel 3: Percentage wie begeleiding geboden heeft
Niemand Kinderarts Maatschappelijk werk Decaan Mentor / SLB / SLC Docent Ouders / familie Vrienden Overig
14 0 1 4 14 7 26 1 11
27% 0% 2% 8% 27% 14% 51% 2% 22%
Vraag 9: Wat voor begeleiding heb je gehad? De ontvangen begeleiding door in tabel 3 aangegeven personen bevatte onder meer begeleiding bij huiswerk en planning. Daarnaast is er ook ondersteuning gegeven in sociale en communicatieve vaardigheden en bij het kennismaken met de nieuwe school en omgeving voor respectievelijk 25% en 31% van de deelnemers. Tabel 4: Percentage welke begeleiding ontvangen is
Begeleiding bij huiswerk en planning Begeleiding bij huisvesting Begeleiding bij sociale en communicatieve vaardigheden Begeleiding bij kennismaking met nieuwe school en omgeving Overig
35
19 2 13 16
37% 4% 25% 31%
12
24%
Vraag 10: Hoe heb je de begeleiding ervaren? De gekregen begeleiding is voor het grootste deel beoordeeld met een 7 (22%) en een 8 (20%). Tabel 5: Percentage per cijfer hoe de begeleiding ervaren is
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2 0 4 3 2 4 11 10 2 3
4% 0% 8% 6% 4% 8% 22% 20% 4% 6%
Vraag 11: Ben je tegen problemen aangelopen tijdens de transitie van middelbaarnaar beroepsonderwijs? In figuur 6 zijn de resultaten opgenomen van de vraag of er problemen zijn ondervonden tijdens de gemaakte transitie. Er is duidelijk te zien dat meer dan drie kwart van de deelnemers, ofwel 78%, tegen problemen is aangelopen.
Ja Nee
40 11
78% 22%
Figuur 6: Percentage aantal deelnemers dat wel/niet tegen problemen is aangelopen
36
Vraag 12: Tegen welke problemen ben je tijdens de transitie van middelbaar- naar beroepsonderwijs aangelopen? Problemen die zijn ondervonden door 78% van de deelnemers zijn onder andere problemen met de verantwoording voor het eigen leerproces en concentratieproblemen tijdens school en het maken van huiswerk. Hiernaast wordt ook aangegeven dat veranderingen van de dagelijkse structuur, het krijgen van meer zelfstandigheid en het sluiten van nieuwe vriendschappen als problemen zijn gezien tijdens de transitie. Tabel 6: Percentages tegen welke problemen zijn aangelopen
Geen Verandering van je dagelijkse structuur Het krijgen van meer zelfstandigheid Eigen verantwoording voor je eigen leerproces Moeite met het sluiten van nieuwe vriendschapen Concentratieproblemen tijdens school / huiswerk Overig
5 25 19 26 23
10% 49% 37% 51% 45%
26
51%
6
12%
Vraag 13: Maak je gebruik van voorzieningen op je huidige school? Tabel 7 toont dat 33% gebruik maakt van zijn of haar mentor / SLB / SLC als voorziening voor hulp vanuit de huidige school. Het overige deel welke 39% bevat geeft aan niet meer op een opleiding te zitten waardoor er geen gebruikt wordt gemaakt van de hier geboden voorzieningen. Tabel 7: Percentages gebruikte voorzieningen op de huidige school
Niets Decaan Mentor / SLB / SLC Docent Bijles ADHD coaching Autisme coaching Maatschappelijk werk Overig
14 8 17 4 3 3 7 1 20
27% 16% 33% 8% 6% 6% 14% 2% 39%
37
Vraag 14: Aan wat voor begeleiding heb je behoefte, maar wordt niet genoemd in de enquête of wordt niet aangeboden? Onderstaande punten zijn de gegeven antwoorden op bovenstaande vraag. Hieruit valt op te maken dat er onder de deelnemers die deze vraag hebben beantwoord geen eenduidig punt kan worden genoemd welke begeleiding gemist is. Er zijn veel verschillende punten benoemd waar begeleiding gewenst was geweest. Wat daardoor wel op te maken valt, is dat de begeleiding zeer individueel is afhankelijk is.
Hulp op de opleiding zelf in hoge frequentie, min 1 X per week
Structurele begeleiding vanuit school, erkenning door alle docenten en niet alleen de
mentor,. nu niets meer
Hulp bij verder zoeken naar een opleiding dat nog beter bij me past
Ik had destijds veel behoefte asn duidelijkheid vwb de opdrachten. Ze laten studenten 'zwemmen'. Zelf doceer ik nu aan de Hogeschool en nog steeds is dit voor veel studenten met bijv. ADHD een probleem.
Iemand die me helpt met plannen en organiseren aan een slb'er die je ondersteund op momenten dat je het moeilijk hebt en je er niet
uit komt. hij/zij hoort (vind ik) je dan even te ondersteunen zodat je erna weer verder an Luisterend oor
Ambulante begeleiding (is verlopen, door bezuinigingen)
wegwijs binnen een opleiding Stage vonden en houden
Een studenten buddie die je meeneemt de eerst tijd inje nieuwe school Iemand die bekend is met autisme Planningen en overzichten van verschillende vakken.
Overstapcoach meer begrip als de planning niet goed is verlopen.
Aan meer groei in de grote van een groep
Leren studeren en een vertrouwenspersoon / maatje
geen, lichte autisme
duidelijkheid
Hulp bij planning, rooster, etc. individueel coach
Planning, aansturing en motivering
het vertalen van toetsen. de vragen zijn te onduidelijk
Op het MBO dezelfde begeleiding krijgen als op de Havo
38