WERKEN AAN EEN VEILIGE SCHOOL Veiligheidsplan
CBS Het Startblok Tubadreef 101 3845 CZ Harderwijk tel.: 0341-430921 email:
[email protected] website: www.cbshetstartblok.nl CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 1
Hoofdstuk 1. Inleiding Kinderen tussen de vier en twaalf jaar, brengen per week ongeveer 28 uur op de basisschool door. Tijdens deze uren gebeurt er ontzettend veel! De kinderen leren lezen, schrijven en rekenen, maar er wordt ook geknutseld, gesport en gespeeld. Vooral bij laatstgenoemde activiteiten zit een ongeluk in een klein hoekje. Een kind kan bijvoorbeeld in zijn vinger snijden of uit het klimrek vallen. Het is logisch dat een school zich tegen dit soort ongelukken probeert te wapenen. Zoals de titel al zegt wordt er op Het Startblok gewerkt aan „een veilige school‟. Veilige scholen zijn scholen waar leerlingen, ouders en onderwijspersoneel zich veilig voelen, maar ook veilig zíjn. In deze nota willen wij aangeven op elke wijze het Startblok een veilige school wil zijn. De nota geeft een beschrijving van het beleid dat de school voert om een veilige school te creëren. Het is een zogenaamd “levend document”. Dat wil zeggen dat dit document regelmatig onderwerp van gesprek dient te zijn op personeelsvergaderingen en gesprekken met de ouders. Regelmatig zal, waar nodig, het document aangepast en/of aangevuld dienen te worden. We spreken over fysieke veiligheid en sociale veiligheid.
§1.1. Wat wordt verstaan onder een fysiek veilige school. Een veilige school heeft natuurlijk een goed onderhouden gebouw, waar traptreden niet los liggen en de inrichting van de lokalen geen gevaar oplevert voor kinderen. Op het schoolplein staan veilige speeltoestellen. Leerlingen en docenten weten wat ze moeten doen bij brand en de school oefent regelmatig het ontruimingsplan. Vluchtwegen zijn vrij van obstakels. Ook heeft een veilige school een veiligheidscoördinator die toeziet op regelmatige inspecties van het schoolgebouw en het schoolplein. De veiligheidscoördinator is de spin in het web van het veiligheidsbeleid. Dat beleid is natuurlijk up to date en de school heeft instrumenten om het beleid te controleren. Het Startblok werkt samen met ouders, GGD, brandweer, de Arbo-dienst en de gemeente. In hoofdstuk 2.2. staat beschreven welke maatregelen zijn genomen om Het Startblok een fysiek veilige school te laten zijn.
§1.2. Wat wordt onder een sociaal veilige school verstaan. Veiligheid betekent je veilig voelen, het gevoel hebben dat je er mag zijn en dat er op een bepaalde manier met je wordt omgegaan. De zorg voor een goede omgang met elkaar wordt onder andere ingevuld door het vergroten van de sociale competentie van de leerlingen. Goed met elkaar omgaan moet je kunnen of leren. Je moet weten wat wel en wat niet de bedoeling is, maar je moet ook bepaalde vaardigheden heb-
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 2
ben, sociaal competent zijn. Natuurlijk leren kinderen dit voor een deel thuis, en voor een deel op school. In een veilig klimaat in de klas krijgen de leerlingen de ruimte om te ontdekken wat ze zelf kunnen en om daar plezier aan te beleven, de ruimte om relaties te leggen en gewaardeerd en gerespecteerd te worden en de ruimte om zelf taken uit te voeren, alleen of samen met anderen en zo nodig geholpen door anderen. De kern van veiligheid in de omgang met elkaar ligt in respect: respectvol omgaan met elkaar. En dat betekent ook dat leerlingen leren dat ze elkaar niet moeten hinderen, pijn doen of schade berokkenen. Maar dit geldt natuurlijk evenzeer voor leerkrachten, schoolleiding en ouders.
Hoofdstuk 2: Indeling van deze nota. Deze nota bestaat uit 5 gedeelten. Hoofdstuk 3: De fysiek veilige school. Dit hoofdstuk bevat alle maatregelen die genomen zijn om het Startblok daadwerkelijk een fysiek veilige school te laten zijn. Het gaat hier met name om bouwtechnische aanpassingen, brandbeveiligingsmaatregelen, ontruimingsplan, e.d. Hoofdstuk 4: De sociaal veilige school. Dit hoofdstuk geeft informatie over het beleid dat Het Startblok voert om een sociaal veilige school te creëren. Dit hoofdstuk bevat o.a. een paragraaf over het pedagogisch gedrag, anti-pestprotocol en protocol kindermishandeling. Hoofdstuk 5: Bijlagen
Hoofdstuk 3: De fysiek veilige school. De locatie waar de leerlingen onderwijs krijgen moet voldoen aan de wettelijke veiligheidseisen § 3.1. Hoe ziet een fysiek veilige school eruit? Een veilige school heeft natuurlijk een goed onderhouden gebouw, waar traptreden niet los liggen en de inrichting van de lokalen geen gevaar oplevert voor kinderen. Op het schoolplein staan veilige speeltoestellen. Leerlingen en docenten weten wat ze moeten doen bij brand en de school oefent regelmatig het ontruimingsplan. Vluchtwegen zijn vrij van obstakels. Ook heeft een veilige school een veiligheidscoördinator die toeziet op regelmatige inspecties van het schoolgebouw en het schoolplein. § 3.2.Wat zijn de wettelijke eisen aan schoolgebouwen? Scholen hebben te maken met huisvestingseisen uit de volgende regelgeving: - de Arbo-wet. De eisen daarin zijn onder andere gericht op een verantwoorde inrichting van het gebouw, omgang met gevaarlijke stoffen, brandveiligheid en algemene veiligheid. - het landelijk Bouwbesluit van het Ministerie van VROM. Dat richt zich op regels voor nieuwbouw en verbouw, maar ook op bestaande gebouwen. Ook voor schoolgebouwen zijn er regels opgenomen. - De gemeentelijke bouwverordening: De richtlijnen daarin verschillen per gemeente.
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 3
3.3. Borging - Minstens één keer per jaar wordt door de bevoegde instanties gecontroleerd of voldaan wordt aan alle veiligheidseisen. - De school beschikt over een ontruimingsplan. 3.4. Rapportage: - Logboek incidenten. Van alle ongelukken waarbij medische handeling noodzakelijk was wordt in het logboek hier melding van gemaakt. - Logboek onderhoud speeltoestel. De speeltoestellen worden elk jaar geïnspecteerd door een daartoe bevoegde instantie. de resultaten worden vermeld in het logboek. - Risico, Inventarisatie, Evaluatie (=R, I en E) rapportage. De Arbo dienst stelt een onderzoek in naar de veiligheid in en rondom de school. De aanbevelingen in het rapport worden na overleg met de bovenschoolse directeur, waar mogelijk opgevolgd.
Hoofdstuk 4: De sociaal veilige school. § 4.1. Pedagogisch klimaat van basisschool Het Startblok § 4.2. Anti-pestbeleid § 4.3. Protocol kindermishandeling Doel: Een zodanig pedagogisch klimaat scheppen dat kinderen zich veilig kunnen voelen. Deze paragraaf kent vier hoofdstukken: 4.1.1.Preventieve maatregelen; maatregelen die de school neemt om ongewenst gedrag te voorkomen. 4.1.2. Signalering van ongewenst gedrag 4.1.3. Bestrijding; maatregelen die de school neemt om het ongewenste gedrag te stoppen. 4.1.4. Borging; maatregelen die de school neemt om te voorkomen dat het ongewenste gedrag opnieuw optreedt.
§4.1.1. Preventieve maatregelen; Maatregelen die de school neemt om een veilig pedagogisch klimaat voor de kinderen te scheppen. . Om dit te bereiken zijn er verschillende afspraken gemaakt: - Pleinregels. Tijdens de pauzes en een kwartier vóór de aanvang van de school is er pleinwacht aanwezig. De pleinwacht ziet erop toe dat de kinderen op plezierige manier met elkaar kunnen spelen. Als je geplaagd wordt moet je dit melden bij de pleinwacht. Kinderen mogen nooit zelf voor rechter spelen of terugplagen. - Pleinwacht. Alle leerkrachten lopen tijdens de ochtendpauze buiten om toe te zien hoe gespeeld wordt en of er kinderen zijn die “buiten de groep” dreigen te vallen.
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 4
-
gedragsregels. Vanaf groep 3 hangt in elke klas een lijst met gedragsregels. leerkrachten blijven tijdens de lesuren in het lokaal. Door middel van klassengesprekken wordt gesproken over goede omgangsvormen en worden sociale vaardigheden geoefend. Ouders zullen gewezen worden op hun verantwoordelijkheid om ongewenst gedrag te melden op school. Ouders dienen geïnformeerd te worden over de wijze waarop de school omgaat met de problematiek. Volgen van het programma: STOP = STOP. Zie bijlage.. Naar aanleiding van een sociogram kan blijken of een ll buiten een groep staat. Getracht wordt deze geïsoleerde positie op te heffen; de wijze waarop is afhankelijk van de situatie.
§4.1. 2 Signalering van ongewenst gedrag. Door middel van onderstaande informatiekanalen wordt de school geïnformeerd over ongewenst gedrag: - Observaties tijdens de lesuren, voor- en na schooltijd en tijdens de pauzes - Door middel van het afnemen van een sociogram. - Informatie van ouders - Informatie van leerlingen - Informatie van collega‟s § 4.1.3 Bestrijding; Maatregelen die de school neemt als gedragsregels overtreden worden. Bij ongewenst gedrag zal de leerkracht op de volgende wijze handelen: Elke klacht, elk signaal om aandacht nemen we serieus. Onderzocht wordt wat de reden van het pestgedrag is. -
-
Elke keer, als hier aanleiding voor is, wordt gewezen op de gedragsregels die in de klas ophangen zijn. (zie Het normale lesrooster wordt dan onderbroken en in de klas wordt eerst gesproken over actuele gebeurtenissen. Na informatie van: gepeste leerling, ouders, medeleerlingen of collega‟s en/of door eigen observaties wordt op de volgende wijze gehandeld: onderzoeken wat de aard van het probleem is informeren bij pester, gepeste en meeloper(s) trachten de vrede te herstellen. bij bewust ontoelaatbaar gedrag , dit gedrag corrigeren mbv beargumenteerde disciplinaire maatregelen. De wijze van handelen is afhankelijk van de situatie. bij herhaald ongewenst gedrag worden de ouders geïnformeerd. afhankelijk van de aard van het probleem kan overwogen leerling(en) aan te melden bij het Zorg Advies Team (Z.A.T.)
§ 4.1.4. Borging van gemaakte afspraken Enkele weken na een ernstige calamiteit wordt er bij de ouders en bij de leerlingen geïnformeerd hoe de situatie nu is. Zijn de afspraken nagekomen?
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 5
Een verslag van het gebeuren + de informatie die aan ouders is verstrekt, bevindt zich in het leerlingendossier.
§ 4.2. Anti-pestbeleid. In Nederland worden gemiddeld 400.000 kinderen gepest. Een constatering waar wij vanuit onze identiteit als school niet aan voorbij mogen gaan. Pesten is zeer slecht voor sociaal-emotionele ontwikkeling van het slachtoffer. Deze paragraaf geeft aan welk beleid CBS Het Startblok voert ten aanzien van het voorkomen en bestrijden van pesten. § 4.2.1. Pesten: 1. definitie 2. pesten, plagen en ruziemaken 3. signalen die op pesten kunnen duiden § 4.2.2: Voorkomen pestgedrag 1. pedagogisch klimaat 2. sociaal emotionele ontwikkeling 3. gedragsregels 4. pleinregels § 4.2.3: Aanpak pestgedrag 1. Stop-stop methode 2. klachtenprotocol § 4.2.4: Ouderbetrokkenheid § 4.2.5: Borging
§ 4.2.1: Pesten 4.2.1.1. Definitie pesten Pesten is (psychisch, fysiek of seksueel) systematisch geweld van een leerling of een groep leerlingen ten opzichte van één of meer klasgenoten, die niet meer in staat is/zijn zichzelf te verdedigen. 4.2.1.2. Plagen, pesten en ruziemaken Er bestaat een verschil tussen pesten, plagen en ruziemaken Je kunt van plagen spreken, als beide partijen even sterk zijn, en er niet echt gesproken kan worden van een slachtoffer en een dader. De plager heeft niet de intentie om de geplaagde te beschadigen. Een ruzie is een conflict tussen mensen over een bepaalde zaak. Bijvoorbeeld over spelregels bij het knikkeren, of over het feit of er nu wel of niet voor het “echie” werd
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 6
gespeeld. Als een ruzie is uitgepraat kunnen de voormalige ruziemakers vaak weer samen door één deur. Bij pestgedrag gaat het niet om een zaak waar een conflict over is ontstaan, maar om het beschadigen van een persoon. Bij pesten is er een duidelijke slachtofferrol en daderrol. 4.2.1.3. Signalen die op pesten kunnen duiden Zonder dat een kind letterlijk zegt dat het gepest wordt, kunnen de onderstaande signalen op pesten duiden: 1. vaak alleen staan in de pauze; 2. tijdens de pauze bij de pleinwacht gaan staan; 3. een spel is “toevallig” steeds net begonnen als hij of zij erbij komt; 4. vaak alleen met jongere kinderen speelt; 5. niet naar buiten wil op school; 6. zuchten, piepen en steunen van andere kinderen, als het betreffende kind een idee oppert, dat wel geaccepteerd zou worden indien een ander kind dat idee aangedragen zou hebben; 7. veel geroddel in de groep; 8. als andere kinderen zich negatief uitlaten over familieleden van dat kind; 9. indien andere kinderen alles maar stom vinden van het betreffende kind, m.b.t. kleding, haardracht, keuze van de rugzak, enz.; 10. als andere kinderen negatiever reageren op een fout van het kind, dan dat ze doen bij hun andere klasgenoten; 11. het kind niet meer naar school wil, of aangeeft zich ziek te voelen: 12. bepaalde kleren niet meer aan wil hebben naar school, de club, of..; 13. gauw boos of prikkelbaar is; 14. niet meer buiten wil spelen en zich opsluit in huis; 15. indien het kind niet (meer) wordt uitgenodigd op partijtjes van klasgenoten.
§ 4.2.2: Voorkomen pestgedrag 4.2.2.1.Pedagogisch klimaat Een klimaat waar een kind zich veilig voelt is een vereiste voor een goede sociaal emotionele ontwikkeling. De leerkracht zal een “iedereen – mag – er – zijn “ gevoel moeten bewerkstelligen. Dit zal preventief werken m.b.t. het pesten en maakt van de school een goed pedagogisch instituut. 4.2.2.2. Sociaal emotionele ontwikkeling IN de groepen 1 en 2 wordt gebruik gemaakt van de methode: Een doos vol gevoelens, voor sociaal emotionele ontwikkeling. Verder wordt gebruik gemaakt van de Eggo-kaarten. Deze kaartten brengen de sociaal emotionele ontwikkeling van het kind in beeld. .
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 7
4.2.2.3. Gedragsregels In elk lokaal hangen, goed zichtbaar, de gedragsregels. Wij schelden niemand uit en gebruiken geen scheld- of vloekwoorden Wij blijven van elkaar af. Wij blijven van elkaars spullen af. Wij zeggen geen lelijke dingen over elkaar en tegen elkaar. Wij luisteren naar elkaar. Lachen is gezond, maar ….. wij lachen elkaar niet uit. Wij zijn en doen eerlijk tegen elkaar. Samen spelen is fijn, dus iedereen mag meedoen. Word je gepest, praat er met de juf/meester over. Indien hier aanleiding toe is wordt gewezen op deze omgangsregels door middel van b.v. een klassengesprek. 4.2.2.4. Pleinwacht/pleinregels Pleinwacht: Een kwartier vóór aanvang van de school en tijdens de pauze is de pleinwacht aanwezig. In geval van ziekte zorgt de directie voor vervanging. Pleinregels: Tijdens de pauze zijn er geen kinderen in de klaslokalen. Alle leerlingen blijven op het plein. Zijn de kinderen eenmaal buiten dan mogen zij niet meer naar binnen om iets op te halen, zonder toestemming van de pleinwacht. Samenspelen: Uitgangspunt is spelen met leerlingen van je eigen leeftijd/groep. Met toestemming van beide partijen is spelen met leerlingen uit een andere groep ook toegestaan. Fietsen: Er wordt niet gefietst op het plein. Alleen kinderen die ver van school wonen mogen met de fiets komen. Pesten: Indien een leerling geplaagd/gepest wordt, meldt hij/zij dit direct aan de pleinwacht. Pleinwacht neemt passende maatregelen en meldt dit zonodig bij de groepsleerkracht.
§ 4.2.3: Aanpak pestgedrag 4.2.3.1 Stop=stop methode Deze methode houdt in dat leerlingen de volgende afspraak hebben gemaakt: “Als je wilt dat een ander stopt met “iets” wat jij niet wilt, dan zeg je “stop”, de ander moet dan direct stoppen. Een kind en ook een leerkracht kan met de stopmethode duidelijk de grens aangeven. Tot hier en niet verder. Daarnaast is ook overduidelijk indien iemand in overtreding is, dus door een stop heen gaat. Dit voorkomt een hoop heen en weer gepraat. STOP = STOP Indien een stopmaatregel overtreden wordt zijn er een aantal mogelijkheden om conflicten op te lossen en pesten te voorkomen. Zie voor een beschrijving van deze methode de bijlage “STOP=STOP” CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 8
4.2.3.2 Klachtenprotocol Deze paragraaf geeft aan hoe de school handelt bij een binnengekomen klacht van leerling, ouder of leerkracht.
↓
Binnenkomende klacht over pestgedrag. ↓
↓
Kind Ouder Leerkracht Indien de stopmaatregel is overtreden Leerkracht signaleert pestgedrag ↓ ↓ ↓ 1. Leerkracht praat met gepes- 1. Ouder praat met groepsleer1. Leerkracht gaat praten met te leerl. en probeert helder te kracht. Leerkracht probeert helder pester en probeert helder te krijgen wat er is gebeurd te krijgen wat er is gebeurd krijgen wat er is gebeurd. ↓ ↓ ↓ 2. Leerkracht praat met pester
2.Leerkracht gaat praten met het kind van de ouder.
↓
↓
3. Leerkracht maakt afspraken met pester en gepeste om herhaling te voorkomen; gebruik wordt gemaakt van de stop=stop methode. ↓
3. Leerkracht gaat praten met de pester en/of de groep
4. Indien pestgedrag doorgaat, melden bij de directie.
4. Leerkracht probeert het pestgedrag op te lossen.
↓
↓
↓
5. Gesprek aangaan met ouder(s) van pester om aan te geven dat het pesten moet stoppen ↓
5. Melder van de klacht wordt geinformeerd.
6. Afspraken maken om pestgedrag te stoppen met pester, gepeste en ouder(s)
6. Na één week wordt bij melder geïnformeerd of herhaling is voorgekomen. Afgesproken wordt om bij herhaling direct de school te bellen.
↓
2. Leerkracht maakt afspraken met pester en gepeste om herhaling te voorkomen; gebruik wordt gemaakt van de stop=stop methode. ↓ 3. Indien pestgedrag doorgaat, melden bij de directie.
↓ 4. Gesprek aangaan met ouder(s) van pester om aan te geven dat het pesten moet stoppen ↓ 5. Afspraken maken om pestgedrag te stoppen met pester, gepeste en ouder(s) ↓ 6. Indien pesten doorgaat, verwijzen naar preventieteam of eventueel overgaan tot schorsing
↓ 7. Indien pesten doorgaat, verwijzen naar preventieteam of eventueel overgaan tot schorsing
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 9
§ 4.2.4: Betrokkenheid van ouders Ouders worden op de volgende manier betrokken bij het bestrijden van pestgedrag. 4.2.4.1. Actieve betrokkenheid zoals beschreven is in het klachtenprotocol 4.2.4.2. Informatie over het anti-pestbeleid 4.2.4.1. Actieve betrokkenheid. In het klachtenprotocol is aangegeven wanneer en hoe ouders betrokken zijn bij de bestrijding van pestgedrag. Ouders wordt o.a. door middel van de nieuwsbrief gewezen op het belang gesignaleerd pestgedrag direct op school te melden. 4.2.4.2. informatie over anti-pestbeleid ouderbrief Ouders worden d.m.v een speciale Nieuwsbrief geïnformeerd over het beleid. Zie bijlage.
§ 4.3. Protocol kindermishandeling Verantwoording Dit protocol is ontwikkeld door de afdelingen PR & Voorlichting van AMK Noord Holland en AMK Amsterdam. Diverse instellingen hebben hun bijdrage geleverd aan het ontwikkelen van het protocol. Team van CBS Het Startblok heeft het protocol aangepast voor eigen organisatie. 4.3.1. Inleiding
Protocol kindermishandeling Dit protocol geeft richtlijnen in signaleren en handelen bij een vermoeden van kindermishandeling. Het protocol richt zich op beroepskrachten die op CBS Het Startblok werken met kinderen van 0 tot 12 jaar.
Waarom een protocol? Een protocol kindermishandeling geeft antwoord op vragen als: Wanneer spreek je van kindermishandeling? Hoe kan je het herkennen? Wat moet je doen? Wie is waarvoor verantwoordelijk? Bij wie kun je terecht? Kun je anoniem melden? Hoe ga je in gesprek met ouders1? Bij een vermoeden van kindermishandeling is het belangrijk dat op zorgvuldige en eenduidige wijze gehandeld wordt. Een protocol kindermishandeling biedt houvast in het maken van keuzes. Tevens is een protocol een essentieel onderdeel van het beleid van de instellingen. Duidelijkheid over de verdeling van verantwoordelijkheden is een voorwaarde voor het in gebruik stellen van het protocol. Daarnaast hebben beroepskrachten basiskennis en –vaardigheden nodig om op een juiste manier om te gaan met (een vermoeden van) kindermishandeling.
Hoe werkt dit protocol? 1
Met ouder wordt in dit protocol ook opvoeder of verzorger bedoeld
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 10
Het stroomdiagram op blz. 12 geeft een overzicht over mogelijk te nemen stappen. Deze stappen worden alle toegelicht. In de bijlagen van dit protocol staat aanvullende informatie over signaleren, gespreksvoering en relevante instellingen. In dit protocol wordt het uitgangspunt gehanteerd dat het belang van het kind altijd voorop staat. Ook indien een situatie van belangentegenstelling tussen ouder en kind ontstaat.
4.3.2. Verdeling verantwoordelijkheden Bij gebruik van dit protocol moet duidelijk zijn wie binnen de instelling waarvoor verantwoordelijk is.
Verantwoordelijkheden directie
Opnemen van het protocol kindermishandeling in het kwaliteitsbeleid van de instelling Informeren van ouders en beroepskrachten over dit beleid Benoemen van één of meerdere contactpersonen kindermishandeling en een vervanger Steunen van alle beroepskrachten in hun handelen volgens het protocol Zorg dragen voor voldoende deskundigheid bij beroepskrachten over signaleren en omgaan met (vermoedens van) kindermishandeling Eindverantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van het protocol
Verantwoordelijkheden contactpersoon kindermishandeling2 Voorlopig is de directeur tevens contactpersoon.
Herkennen van signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling Functioneren als vraagbaak binnen de instelling voor algemene informatie over (het protocol) kindermishandeling Overleg plegen met de beroepskracht die zorg heeft over een kind. Indien nodig overleggen met andere beroepskrachten Kennis hebben van de handelwijze volgens het protocol Vaststellen van taken van een ieder (wie doet wat wanneer) Zonodig contact op (laten) nemen met het AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling) voor advies of melding Waken voor de veiligheid van het kind bij het nemen van beslissingen Toezien op zorgvuldige omgang met de privacy van het betreffende gezin Verslaglegging Informeren van de leidinggevende Afsluiten van het protocol Evalueren van de genomen stappen Bijhouden van de sociale kaart Periodiek bijstellen van het protocol
Verantwoordelijkheden leerkracht
2
Herkennen van signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling Overleg plegen met de contactpersoon kindermishandeling bij zorg over een kind aan de hand van waargenomen signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling Uitvoeren van afspraken die zijn voortgekomen uit het overleg met de contactpersoon kindermishandeling, zoals observeren, een gesprek met de ouders, of het contact opnemen met externe instellingen
De contactpersoon kindermishandeling is een persoon binnen de instelling die als aanspreekpunt fungeert voor iedere medewerker die een vermoeden heeft van kindermishandeling.
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 11
Bespreken van de resultaten van deze ondernomen stappen met de contactpersoon kindermishandeling
De directie, de contactpersoon kindermishandeling en de leerkracht zijn niet verantwoordelijk voor: Vaststellen of er al dan niet sprake is van kindermishandeling Verlenen van professionele hulp aan ouders of kinderen (begeleiding, therapie) 4.3.3. Definitie Kindermishandeling Onder kindermishandeling wordt verstaan: “Elke vorm van voor de minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel” (Voorstel wet tot wijziging van de wet op de jeugdhulpverlening) De definitie omvat verschillende vormen van kindermishandeling: 1 Lichamelijke mishandeling: Het toebrengen van verwondingen zoals kneuzingen, blauwe plekken, snij-, brand-, of schaafwonden, botbreuken, hersenletsel. Deze verwondingen kunnen ontstaan door slaan, schoppen, knijpen, door elkaar schudden, branden, snijden, krabben, verstikking. 2
Lichamelijke verwaarlozing: Aan het kind onthouden wat het voor zijn lichamelijke gezondheid en ontwikkeling nodig heeft, zoals goede voeding, voldoende kleding, voldoende slaap, goede hygiëne en benodigde medische verzorging.
3
Psychische of emotionele mishandeling: Stelselmatig vernederen, kleineren, pesten, bang maken, bedreigen met geweld, achterstellen, het verbieden met anderen om te gaan, eisen stellen waaraan het kind niet kan voldoen. Ook getuige zijn van huiselijk geweld valt hieronder.
4
Psychische of emotionele verwaarlozing: Aan het kind onthouden wat het voor zijn geestelijke gezondheid en ontwikkeling nodig heeft: aandacht, respect, veiligheid, scholing, contact, warmte, liefde, genegenheid en bevestiging.
5
Seksueel misbruik: Seksuele handelingen bij of met het kind, die niet passen bij leeftijd of ontwikkeling, òf seksuele handelingen waaraan het kind zich niet kan onttrekken. Dit gaat van het
betasten van het lichaam tot verkrachting en komt voor bij kinderen van alle leeftijden. Ook het tonen van pornografisch materiaal aan een kind, valt onder seksueel misbruik. 4.3.4. Signaleren van kindermishandeling
Zorg over een kind Kinderen die mishandeld worden, kunnen veel verschillende signalen laten zien. Deze signalen kunnen wijzen op kindermishandeling, maar kunnen ook een andere oorzaak hebben zo-
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 12
als een scheiding of een sterfgeval. Bij signaleren gaat het in de eerste plaats om de zorg die je hebt over een kind, waarvoor je geen geruststellende verklaring kan vinden. Kindermishandeling is één van de mogelijke oorzaken. Het is niet aan de beroepskracht om vast te stellen dat er sprake is van kindermishandeling. Het gaat om een vermoeden van kindermishandeling. Meestal zullen mishandelde kinderen of degene die hen mishandelt niet uit zichzelf over de situatie vertellen. Het is nodig dat belangrijke personen in de omgeving van het kind de verantwoordelijkheid nemen om situaties van kindermishandeling bespreekbaar te maken of te stoppen.
Objectief signaleren Het is belangrijk dat je objectief signaleert. Dat wil zeggen dat je concrete, feitelijke zorgen beschrijft en dat je niet gaat interpreteren. Bijvoorbeeld: „Stefan heeft een blauwe plek op zijn bovenarm‟ in plaats van „Stefan wordt door zijn vader geslagen‟. In bijlage I is een lijst met signalen opgenomen die kunnen wijzen op kindermishandeling.
Eigen deskundigheid Als beroepskracht heb je kennis van de ontwikkeling van kinderen. Je bent bij uitstek de deskundige in het signaleren van (plotseling) afwijkend gedrag. Vertrouw op je gevoel en kennis dat er iets aan de hand is. Wanneer je zorg hebt over een kind is het belangrijk daar iets mee te doen. In het volgende hoofdstuk worden verschillende handelingsmogelijkheden beschreven.
4.3.5. Wat te doen bij (een vermoeden van) kindermishandeling 1. Leerkracht inventariseert de signalen die wijzen op vermoedelijke kindermishandeling. 2. Leerling wordt besproken in een personeelsvergadering. 3. Leerling wordt anoniem besproken met de School Maatschappelijk Werker. 4. Contact met ouders wordt opgenomen. Gespreksonderwerp: School maakt
zich zorgen. De gesignaleerde gebeurtenissen worden met ouders bespoken . 5. Gesprek met ouders wordt besproken op een leerlingenbespreking. Tijdens die leerlingenbespreking wordt vastgesteld welke stappen men gaat zetten voor mogelijke hulpverlening. 6. Plan van aanpak wordt met ouders besproken. 7. Indien ouders niet voldoende medewerking verlenen zal melding gemaakt worden bij het AMK. Dit wordt de ouders gemeld. 4.3.6. Afsluiten, Nazorg en Evaluatie Indien de zorg over het kind is verdwenen of als passende hulp is gevonden, sluit de contactpersoon kindermishandeling het protocol af. Indien een melding is gedaan bij het AMK wil dat nog niet zeggen dat de situatie voor het kind op korte termijn aanzienlijk verbetert. Ook wanneer er hulpverlening op gang is gekomen wil dat niet zeggen dat de problemen direct opgelost zijn. Blijf indien mogelijk beschikbaar voor het kind en neem weer contact op met ouders, het AMK, of de hulpverleningsinstelling, als je de indruk hebt dat er te weinig verbeteringen optreden of als de situatie verslechtert. Ten slotte evalueert de contactpersoon kindermishandeling het protocol op werkzaamheid, zorgvuldigheid en volledigheid. Daar waar nodig wordt het protocol herzien en bijgesteld. Hierbij kunnen de regionale preventieteams ondersteuning bieden.
4.3.7. Verslaglegging
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 13
Verslaglegging is voor een goede uitvoering van het protocol noodzakelijk. Zorgvuldige verslaglegging geeft helderheid over de afspraken en de verdeling van verantwoordelijkheden. Daarnaast kan je op basis van de verslaglegging de gevolgde werkwijze evalueren en hierover verantwoording afleggen. In de verslaglegging staat in ieder geval: De signalen (objectieve beschrijvingen). Alle besluiten en afspraken die worden genomen. De namen, datum, chronologie en tijdsduur. Wie neemt welke taken op zich? Wie draagt welke verantwoordelijkheid? De termijn dat het verslag bewaard wordt (maak hierover vaste afspraken!). Let erop dat ouders recht hebben op inzage van het verslag van hun kind. Houd hier rekening mee tijdens het schrijven van het verslag. Schrijf dus alleen wat je feitelijk hebt waargenomen. Zorg dat de gegevens die in het verslag staan, bekend zijn bij ouders. Let erop dat de verslaglegging op een veilige plaats wordt opgeborgen.
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 14
Bijlagen: 1. Signalen van kindermishandeling Bij het gebruik van deze informatie is enige voorzichtigheid geboden. Het opmerken van één of enkele signalen hoeft geen grond te zijn voor een vermoeden van kindermishandeling. Een andere oorzaak is ook mogelijk. Daarbij is de hieronder gepresenteerde signalenlijst niet uitputtend. Ook andere signalen kunnen wijzen op kindermishandeling.
Lichamelijke en gedragssignalen
Onverklaarbare blauwe plekken, schaafwonden, kneuzingen Slechte verzorging wat betreft kleding, hygiëne, voeding Onvoldoende geneeskundige/tandheelkundige zorg Ontwikkelingsachterstanden (motoriek, spraak, taal, emotioneel, cognitief) Psychosomatische klachten: buikpijn, hoofdpijn, misselijk etc. Vermoeidheid, lusteloosheid Extreem zenuwachtig, gespannen, angstig of boos Teruggetrokken gedrag Kind is bang voor de ouder Recidiverende urineweginfecties Plotselinge verandering in gedrag Niet zindelijk (vanaf 3 jaar) Klein voor de leeftijd Veel aandacht vragen op een vreemde manier Kind komt steeds bij andere artsen/ziekenhuizen Niet bij de leeftijd passende kennis van of omgang met seksualiteit Houterige manier van bewegen (benen, bekken „op slot‟) Seksueel overdraagbare aandoening Slaapproblemen Voeding/eetproblemen Angst of schrikreacties bij onverwacht lichamelijk contact Lichaam stijf houden bij optillen Angstig bij het verschonen Niet spelen met andere kinderen (vanaf 3 jaar) Afwijkend spel (ongebruikelijke thema‟s die kunnen wijzen op kindermishandeling) Snel straf verwachten Agressieve reacties naar andere kinderen Geen interesse in speelgoed/spel
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 15
Typische kinderopvangsignalen
Regelmatig te laat opgehaald Geen of weinig belangstelling van de ouders voor (belevenissen van) het kind Afwijkend gedrag van het kind bij het halen en brengen door ouders Zich niet willen uitkleden voor het slapen Kind wordt onverwacht uitgeschreven zonder afscheid
Typische schoolsignalen
Leerproblemen Taal- of spraakproblemen Plotselinge drastische terugval in schoolprestaties Faalangst Veel schoolverzuim Altijd heel vroeg op school zijn en na schooltijd op school blijven Geheugen- of concentratieproblemen Geen of weinig belangstelling van de ouders voor (de schoolprestaties van) het kind Angstig bij het omkleden (bv. gym, zwemmen) Afwijkend gedrag wanneer de ouders het kind van school halen Kind wordt onverwacht uitgeschreven zonder afscheid
Typische thuissignalen
II.
Onveilige behuizing Onhygiënische leefruimte Sociaal geïsoleerd Kind gedraagt zich anders als de ouders in de buurt zijn Gezin verhuist vaak Gezin wisselt vaak van huisarts of specialist Huwelijksproblemen van ouders Lichamelijk straffen is gangbaar Ouder schreeuwt naar een kind of scheldt het uit Ouder troost kind niet bij huilen Ouder reageert niet of nauwelijks op het kind Ouder komt afspraken niet na Ouder heeft irreële verwachtingen naar het kind
Aandachtspunten voor gesprek met ouders
Het kan heel lastig zijn om met ouders in gesprek te gaan wanneer je vermoedt dat hun kind mishandeld wordt. Toch zal een dergelijk gesprek nodig zijn voor een juiste beeldvorming. In zo'n gesprek kan bijvoorbeeld blijken dat er iets anders aan de hand is. Het kan ook net het duwtje zijn dat ouders nodig hebben om hulp te gaan zoeken. En in situaties waarin ouders terughoudend, defensief of agressief reageren, heb je een reden te meer om je ernstige zorgen te maken. CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 16
Daarnaast is het goed om jezelf de vraag te stellen: welke ouder vindt het nu vervelend dat iemand oog heeft voor zijn of haar kind? En houd rekening met het feit dat het kind ook door iemand anders dan de ouders mishandeld kan worden. Probeer in het gesprek met ouders de zorgen die je hebt te delen door naast de ouder te gaan staan in plaats tegenover de ouder. Let in het gesprek met ouders op de volgende punten: Maak het doel van het gesprek duidelijk Gebruik bij voorkeur niet het woord kindermishandeling Vertel de ouders wat er feitelijk is opgevallen aan het kind Vraag of ouders de zorg herkennen Vraag hoe ouders het kind thuis beleven Respecteer de (ervarings-)deskundigheid van ouders m.b.t. hun kind Spreek de ouders aan op hun verantwoordelijkheid als opvoeder Nodig de ouders uit om te praten door open vragen te stellen (wie, wat, waar, hoe, wanneer..) Praat vanuit jezelf (ik zie dat..) Wees eerlijk en open, pas op voor vrijblijvendheid Vraag hoe ouders de geuite zorgen beleven Leg afspraken en besluiten na afloop van het gesprek kort en zakelijk vast en geef de ouders hier een kopie van Kies in het gesprek die invalshoek die aansluit bij de specifieke cultuur en gewoonten van een gezin Wanneer je met ouders jouw zorg over hun kind wilt bespreken, kun je gebruik maken van ”hulpzinnen”.
Hieronder volgen enkele voorbeelden. Inleidende zinnen: - Ik wil met u praten over de verandering in het gedrag van uw kind - Ik maak me zorgen over uw kind, omdat….. - Er is een verandering ontstaan in de groep, sindsdien is uw kind….. De werkelijke boodschap: Vanuit het benoemen van feiten, kan die als volgt luiden:
-
-
Mij valt op…. , het lijkt of….. Ik merk, ik hoor, ik zie, ik denk……., Uw kind is de laatste tijd wat stiller (ongeconcentreerder, rumoeriger, drukker, afweziger, verdrietiger, boos, geheimzinniger) en daar maak ik me zorgen over Uw kind heeft de laatste tijd wat moeite met andere kinderen, mij valt op… Uw kind is de laatste tijd zo aanhankelijk en vraagt veel aandacht (heeft moeite met de regels). Hoe ervaart u dat zelf? … Weet u misschien wat de oorzaak hiervan kan zijn? Hoe gaat het bij u thuis? Is er iets gaande in de omgeving van uw kind (vriendjes, op straat, familie) Het lijkt of uw kind gepest wordt (of uitgescholden/ bang/ straf krijgt/ klem zit/ gedwongen wordt/ niet gelukkig is) en daar last van heeft, wat merkt u daarvan?
Het vervolg:
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 17
Ik wil graag nog eens met u praten om te kijken of er verandering in het gedrag van uw kind heeft plaatsgevonden Vraag het AMK om advies of ondersteuning voor gespreksvoering met ouders. Kijk of een collega met jou het gesprek wil oefenen III. Aandachtspunten tijdens een gesprek met het kind
Een gesprek met het kind kan mogelijk extra informatie bieden over de situatie waarin het kind zich bevindt. Vanaf ongeveer 2 jaar is het mogelijk een gesprek(je) te voeren met het kind. Houd tijdens dit gesprek rekening met de leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind. Het is niet de bedoeling dat het kind ondervraagd wordt. Een gesprek met het kind heeft aanvullende informatie dan wel steunend contact tot doel, en mag niet in de plaats van het contact met de ouders komen. Naast het contact met het kind is het zeer belangrijk om met een open houding het contact met ouders aan te gaan. Tips voor het gesprek:
Voer het gesprek met een open houding. Sluit aan bij waar het kind op dat moment mee bezig is, bijvoorbeeld spel, een tekening of knutselen. Ga op dezelfde ooghoogte zitten als het kind en kies een rustig moment uit. Steun het kind en stel het op zijn gemak. Gebruik korte zinnen. Vraag belangstellend en betrokken, maar vul het verhaal niet in voor het kind. Begin met open vragen (Wat is er gebeurd? Wanneer is het gebeurd? Waar heb je pijn? Wie heeft dat gedaan?) en wissel deze af met gesloten vragen (Ben je gevallen? Heb je pijn? Ging je huilen? Vond je dat leuk of niet leuk?). Vraag niet verder, wanneer het kind niets wil of kan vertellen. Houd het tempo van het kind aan, niet alles hoeft in één gesprek. Laat het kind niet merken dat je van het verhaal schrikt Val de ouders (of andere belangrijke personen voor het kind) niet af, in verband met loyaliteitsgevoelens. Geef aan dat je niet geheim kan houden wat het kind vertelt. Leg uit dat je met anderen gaat kijken hoe je het kind het beste kan helpen. Leg het kind uit dat je het op de hoogte houdt van elke stap die jij neemt. Het kind moet nooit zelf de verantwoordelijkheid krijgen in de keuze van de te nemen stappen. Vertel het kind dat het heel knap is dat hij/zij het allemaal zo goed kan vertellen Let tijdens het gesprek goed op de non-verbale signalen van het kind. Stop het gesprek wanneer de aandacht bij het kind weg is.
IV Landelijke telefoonnumers:
Regionale preventieteams kindermishandeling (030-2306560) Advies en Meldpunt Kindermishandeling (tel. 0900-123 123 0) Korrelatie (0900-1450)
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 18
Kindertelefoon (0800-0432) Landelijk Bureau Slachtofferhulp (030-2340116) Kinderrechtswinkel (020-6260067) Transact (030-2300666) Bureau Jeugdzorg (0900-200 3004) NIZW/Expertisecentrum Kindermishandeling infolijn (030-2306560) Stichting Ambulante Fiom (073-6128821) Opvoedtelefoon (0900-8212205)
V.
Relevante websites www.jeugdinformatie.nl www.kindertelefoon.nl www.seksueelkindermisbruik.nl www.seksueelgeweld.nl www.huiselijkgeweld.nl
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 19
Bijlage VI Stop=Stop methode STOP=STOP methode. Onduidelijkheid ten aanzien van wat wél en wat niet is toegestaan en onduidelijkheid ten aanzien van pesten of plagen zijn meestal oorzaken van conflicten. Opmerkingen na een uit de hand gelopen plagerij als: “ik dacht dat hij het leuk vond” of “het was maar voor een geintje, en toen begon hij opeens raar te doen”, worden vaak gehoord. Om dit te voorkomen is onlangs de STOP=STOP methode ingevoerd. Op school is deze methode uitvoerig besproken en geoefend. Wat houdt deze methode in?
“Als je wilt dat een ander stopt met “iets”wat jij niet wilt, dan zeg je “stop!” de ander moet dan direct stoppen” Dit klinkt wellicht zo simpel in de oren dat u zich afvraagt of deze simpele afspraak wel werkt. Het antwoord is ook simpel ja! Afgelopen weken hebben we deze methode al eens toegepast en de resultaten waren hoopgevend. De stopmethode geeft duidelijk de grens aan: Tot hier en niet verder. Daarnaast is ook overduidelijk, wanneer iemand in overtreding is, dus door een stop heen gaat. Dit voorkomt een hoop heen en weer gepraat. STOP = STOP!
Voorbeelden: Marieke zit steeds aan het haar van Els te draaien. Els heeft daar genoeg van en zegt: “Blijf nou van mijn haar af”. Marieke gaat even later weer door, en dan zegt Els “Stop”. Marieke weet nu heel duidelijk, dat Els er genoeg van heeft, en als ze door gaat, dat Els dat kan melden bij de leerkracht. Want als je door een stop heen gaat heb je een probleem. Henk zit Jan-Willem een beetje te dollen over het verliefd zijn van Jan-Willem op Carla. Eerst vindt Jan-Willem dit niet zo erg, maar als Henk door blijft gaan zegt JanWillem “STOP!” Henk weet nu, dat wanneer hij doorgaat, dat Jan-Willem dit kan melden bij de pleinwacht. Met de stop-methode kan iedereen zijn of haar grens aangeven/duidelijk maken. Het geeft niet of je sterk, zwak, stoer, enz. bent. STOP=STOP!
Maar wat als de stopregel overtreden wordt:
Voorbeelden:
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 20
Henk zit Jan-Willem een beetje te dollen over het verliefd zijn van Jan-Willem op Carla. Eerst vindt Jan-Willem dit niet zo erg, maar als Henk door blijft gaan zegt Jan-Willem “STOP” Henk gaat na de “stop” van Jan-Willem door. Jan-Willem gaat nu naar de pleinwacht en vertelt dat Henk “door zijn stop is heen gegaan”. De leerkracht laat Henk komen en vraagt nog niet om uitleg, maar zegt alleen: “Jan-Willem zegt, dat jij door zijn stop bent heen gegaan”. Gaan jullie nu maar even bij de muur staan (of ergens anders) en praat het maar met elkaar uit. Als jullie eruit zijn, komen jullie je maar even melden. “Even later komen de twee jongens er weer aan en zeggen “het is opgelost”. De leerkracht vraagt ook aan Henk of hij het opgelost vindt, en als dat zo is, kunnen de beide jongens weer gaan spelen. De leerkracht vraagt bewust niet meer wat er gebeurd is, om een welles-nietes situatie te voorkomen. Opgelost is opgelost! Indien Henk en Jan-Willem er niet uitkomen, dan komt de leerkracht als bemiddelaar erbij. Hij vraagt niet wat er gebeurd is, maar vraagt aan Jan-Willem wanneer hij het probleem opgelost vindt. Dit kan de leerkracht ook aan Henk vragen. De zaak is pas opgelost als iedereen blij is, ook de leerkracht. Het zinnetje “als iedereen blij is”, houdt in, dat alle betrokkenen tevreden zijn, hetgeen je moet kunnen zien aan ontspannen en vrolijke uitdrukkingen op de gezichten.
Indien een probleem moeilijk oplosbaar lijkt, zal vaak blijken, dat het niet alleen gaat om het huidige probleem, maar dat er al meer problemen zijn geweest (wrok) die niet goed zijn uitgepraat. De leerkracht kan dan met de jongens om tafel gaan zitten. Als dat niet op dat moment kan, maakt de leerkracht met de jongens een afspraak voor een probleemoplossend gesprek. U ziet, dat er niet automatisch straf volgt na „het door de stop heen gaan” Wat wordt gedaan als men “door een stop is heen gegaan”? 1. De benadeelde meldt zich bij de leerkracht met de klacht. 2. De leerkracht laat het kind, dat door de stop heen ging, bij zich komen. 3. De leerkracht geeft de kinderen de opdracht om hun probleem uit te praten, en als dat gelukt is, om dat even te melden. Ze hoeven verder niet te zeggen hoe ze het opgelost hebben, of wat het probleem was. 4. De kinderen komen weer bij de leerkracht en melden, dat ze er uit gekomen zijn, of dat ze er niet uitkomen. Als het ene kind meldt, dat ze er uit gekomen zijn, dan vraagt de leerkracht nog aan het andere kind of hij het probleem ook opgelost vindt. Zo ja, dan kunnen de kinderen weer gaan spelen, en als het andere kind het probleem nog niet opgelost vindt, dan moeten ze weer gaan praten. Indien de kinderen aangeven, dat ze er niet uitkomen, dan volgt punt 5. 5. Indien de kinderen er niet uitkomen, dan komt de leerkracht erbij en vraagt: “Wanneer is het probleem opgelost voor jou?” Dit vraagt de leerkracht aan beide kinderen (om de beurt). De leerkracht vraagt in dit stadium dus niet: “Wat is er gebeurd?” Vaak is het probleem nu opgelost. 6. Indien het probleem niet opgelost wordt en de kinderen toch precies willen vertellen wat er gebeurd is, dan is de kans groot dat de onderlinge strubbelingen, al ondergronds langer aan de gang zijn. De leerkracht maakt dan een afspraak voor een uitvoerig gesprek.
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 21
7. Het gesprek richt zich, nadat alle ellende van het verleden besproken is, op hoe het in de toekomst verder moet gaan. Als een kind blokkeert volgt punt 8. 8. Een kind kan gaan mokken of blokkeren, omdat het kind: verwacht dat de ander zich toch niet aan de afspraken houdt; een zwak zelfbeeld heeft; nog niet genoeg sociale vaardigheden in huis heeft, om problemen uit te praten; te veel in het gevoel blijft hangen; in het verleden “geleerd” heeft dat mokken extra aandacht geeft en / of met mokken vaak zijn zin krijgt. Als een kind verwacht, dat de ander zich toch niet aan zijn afspraak zal houden, dan kan de leerkracht proberen uit te vinden, waarom het kind dat verwacht. Heeft het kind weinig vertrouwen in alle kinderen of alleen in dat ene specifieke kind (en wellicht terecht). Het is belangrijk dat de leerkracht afspraken maakt, waarin beloning en sancties kunnen worden opgenomen.
Kinderen, die ervaren zijn met de stopmethode, doorlopen meestal de punten 1,2, 3 en 4, waarbij ze zich afmelden, omdat het probleem is opgelost. Dit bespaart enorm veel leerkrachttijd, want de leerkracht hoeft in feite niets te doen, en de kinderen worden steeds sociaal vaardiger en leren hun eigen problemen oplossen. Sommige ouders vinden, dat de leerkracht het probleem moet oplossen. Je onthoudt het kind daarmee de mogelijkheden, om vaardigheden aan te leren, om zelf problemen aan te pakken. Een ouder, die steeds voor het kind alle ruzies probeert op te lossen, is als een ouder, die bij zwemles van het kind, zelf het water induikt, waardoor het kind nooit leert zwemmen. U moet dit natuurlijk niet verwarren, met leerkrachten. die kinderen wegsturen met de opmerking of houding van: “niet zeuren, ik drink nu koffie.” Deze leerkrachten helpen de kinderen niet om hun sociale vaardigheden te ontwikkelen. Deze leerkrachten zijn als leerkrachten, die een kind bij het zwemmen direct in het diepe gooien en verwachten dat een kind direct kan zwemmen. Ook al geven de kinderen aan dat hun probleem is opgelost is extra waakzaamheid van de leerkracht geboden.
=
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 22
VII Gedragscode van Basisschool Het Startblok Inleiding De wijze waarop leerkrachten met leerlingen omgaan, hoe leerlingen onderling met elkaar omgaan, de omgang tussen leerkrachten onderling, het omgaan van leerkrachten met ouders bepaalt mede de cultuur en de sfeer op school. Het pedagogisch klimaat krijgt bij ons op school pas echt vorm als er duidelijke afspraken gemaakt worden. Afspraken die een bijdrage leveren aan een prettige sfeer waarin elkaar geen pijn of verdriet wordt gedaan en waarin we elkaar niet in een bepaalde positie dwingen. Deze afspraken worden weergegeven in de vorm van een gedragscode die van toepassing is op onze school, basisschool Het Startblok Bij het hanteren van de gedragscode van onze school vinden wij een aantal aandachtspunten belangrijk:
De gedragscode houdt niet in, dat gedrag wat niet in de regels is vastgelegd, automatisch wel toelaatbaar is. De gedragscode mag het spontane omgaan van alle betrokkenen met elkaar niet in de weg staan. Bij het vaststellen van de regels moet rekening gehouden worden met de aard en het sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau van de leerlingen.
Doelen en voordelen Doelen:
Het scheppen van een goed pedagogisch klimaat waarbinnen alle betrokkenen zich prettig en veilig voelen. Het bijdragen aan preventie van machtsmisbruik in ruime zin. Het bevorderen en bewaken van veiligheids-, gezondheids- en welzijnsaspecten voor alle betrokkenen bij hun werk op onze school. Het bewaken van de privacy van alle betrokkenen.
Voordelen:
Betrokkenen kunnen elkaar aanspreken op naleving van gezamenlijke gedragsregels. De school kan door middel van deze gedragsregels naar buiten toe, met name naar de ouders van de leerlingen, duidelijk maken hoe binnen de school betrokkenen omgaan met de hen toevertrouwde leerlingen.
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 23
Uitwerking van de gedragscode van basisschool Het Startblok Wij willen dat Het Startblok een plek is waar vooral kinderen, maar ook ouders en teamleden, zich veilig en gerespecteerd voelen, zichzelf kunnen zijn en er met plezier naar toe komen. Zo‟n schoolklimaat wordt gemaakt door de kinderen, de teamleden, de ouders en de schoolleiding. Het vraagt van iedereen een behoorlijke dosis inzet en de nodige tijd. Hier staat tegenover dat er geluisterd wordt naar elkaar en dat problemen worden uitgepraat. Men ervaart steun en belangstelling van de anderen. De goede sfeer heeft een positieve invloed op ieders functioneren en welbevinden. Kinderen vinden het fijn om naar school te gaan, leerkrachten hebben plezier in het werk en ouders vinden het prettig om daar waar het kan en nodig is, hulp te bieden. We vinden het belangrijk om op grond van gelijkwaardigheid met elkaar te werken en te communiceren. Dit impliceert dat betrokkenen: kinderen, ouders en leerkrachten, serieus genomen worden en dat er geluisterd wordt naar wat iemand te vertellen heeft ongeacht leeftijd en/of rol. De sfeer waarin een kind opgroeit, is van groot belang om een volwaardig mens te worden. Als voorwaarde stellen wij een vriendelijk en veilig klimaat met daarbij orde en regelmaat. Van alle geledingen binnen de school, directie, leerkrachten, leerlingen, niet onderwijzend personeel, ouders, buitenschoolse opvang, overblijfouders en stagiaires, wordt verwacht, dat zij zich houden aan de vastgestelde regels. 1. Gedrag op school Het streven naar gelijkwaardigheid binnen de school houdt in dat de volgende gedragingen niet worden getolereerd:
Opmerkingen met een vernederende strekking die kwetsend bedoeld zijn t.o.v. alle geledingen binnen de school. Seksueel getinte opmerkingen over of vragen naar uiterlijk en/of gedrag van een ander. Handtastelijkheden die als vervelend kunnen worden ervaren.
Bij overtreding van bovengenoemde regels zal de school passende maatregelen nemen. Deze maatregelen zullen een educatief en/of corrigerend karakter hebben. 2. Schoolse situaties a. Knuffelen of op schoot nemen: In de onderbouw en in de middenbouw kunnen leerlingen op schoot worden genomen en/of worden geknuffeld. Dit gebeurt niet als het kind het zelf niet wil. b. Troosten, belonen, feliciteren e.d. De wensen van kinderen worden hierin gerespecteerd. Kinderen hebben het recht aan te geven wat zij prettig of niet prettig niet vinden. Spontane reacties bij troosten en belonen in de vorm van een zoen zijn mogelijk, maar gaan niet van de leerkracht uit. c. Aan- en uitkleden: In de onder- en middenbouw worden kinderen, indien nodig, geholpen met aan- en uitkleden. In de bovenbouw gebeurt dit niet meer. Bij de zwemles kleden jongens zich gescheiden om van meisjes. De leerkracht is
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 24
niet in de ruimte van het andere geslacht aanwezig, mits de personele bezetting niet anders toelaat en als er calamiteiten zijn. Moet hij/zij toch in de kleedruimte zijn, dan zal er eerst geklopt moeten worden en aangekondigd moeten worden dat hij/zij binnen wil komen. Na een korte pauze pas echt naar binnen gaan. De leerkracht kleedt zich niet om in het bijzijn van de leerlingen. d. Gymnastieklessen: De onder- en middenbouwgroepen maken gebruik van één kleedkamer. Vanaf de middenbouw kleden de jongens en meisjes zich gescheiden om. De leerkracht is niet in de ruimte van het andere geslacht aanwezig, mits de personele bezetting niet anders toelaat en als er calamiteiten zijn. Moet hij/zij toch in de kleedruimte zijn, dan zal er eerst geklopt moeten worden en aangekondigd moeten worden dat hij/zij binnen wil komen. Na een korte pauze pas echt naar binnen gaan. De leerkracht kleedt zich niet om in het bijzijn van de leerlingen. Het lichamelijk contact tussen een leerkracht en een kind mag alleen functioneel zijn: Hulpverlening bij uitvoeren van gevraagde oefenstof op verantwoorde wijze. Beveiliging bij oefenstof die fout uitgevoerd wordt. Noodzakelijke en erkende EHBO-aanrakingen. e. Vechtende kinderen, na mondeling verzoek te stoppen, lichamelijk aanraken om ze te scheiden. f. Eén-op-één situaties: Probeer zo min mogelijk met één kind in de klas of een andere ruimte achter te blijven, waarin jij en het kind niet zichtbaar zijn. g. Bespreken van onacceptabel gedrag: Kinderen die gedrag vertonen dat als onacceptabel wordt ervaren, worden hierop in ieder geval aangesproken. Afhankelijk van de situatie gebeurt dit individueel of in klassenverband. De ouders/verzorgers van de betreffende leerling(en) worden ingelicht en indien nodig uitgenodigd voor een gesprek om samen met de leerkracht (eventueel kind) afspraken te maken. Onacceptabel gedrag van de leerkrachten wordt individueel met de betrokkene besproken. Dit gebeurt door de vertrouwenspersoon van de school of door de directie. h. Speelpleingedrag en gedrag in de klas: Het lichamelijk contact tussen een leerkracht en een kind mag alleen functioneel zijn: Vechtende kinderen, na mondeling verzoek te stoppen, lichamelijk aanraken om ze te scheiden. Hysterisch gedrag van kinderen eerst mondeling proberen te laten ophouden en, indien dat niet werkt, door verantwoord vastpakken tot rust brengen om de fysieke veiligheid van alle betrokkenen te garanderen.
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 25
i. Toiletgebruik: Kinderen van de onderbouw en de laagste groepen van de middenbouw mogen geholpen worden bij het verschonen. Voor de meisjes in de bovenbouw zijn er speciale voorzieningen. 3. Racisme en discriminatie Onze school heeft een multiculturele samenstelling. Dat houdt in dat er verschillende groepen zijn met hun eigen cultuur. Iedere groep heeft zijn eigen aard: huidskleur, levensovertuiging, volksgewoonten zoals kleding en voedsel enz. Daarnaast beheerst een aantal ouders de Nederlandse taal onvoldoende. Dit vraagt van allen die bij school betrokken zijn extra inzet en aandacht voor een goed pedagogisch klimaat voor alle kinderen. De leerkracht behandelt alle kinderen en hun ouders gelijkwaardig. Hij/zij gebruikt geen racistische en/of discriminerende taal. De leerkracht ziet er op toe dat de leerlingen en ouders ten opzichte van medeleerlingen en hun ouders geen racistische of discriminerende houding aannemen in taal en gedrag binnen school. d. De namen van leerlingen die tijdens het buitenspelen betrapt worden op racistische/discriminerende taal en/of gedragingen worden doorgegeven aan de eigen groepsleerkracht zodat hij/zij hierop in kan spelen en er een aantekening van maakt. Bij herhaling worden de ouders ingelicht. e. De leerkracht neemt duidelijk afstand van racistisch en of discriminerend gedrag van collega‟s, ouders en andere volwassenen binnen de school. Hij/zij maakt dit ook kenbaar. a. b. c.
Voor ouders van kinderen die onze school bezoeken geldt: Ouders gebruiken geen racistische en/of discriminerende taal binnen school of op het schoolplein over andere ouders en andere kinderen. b. Ouders maken geen racistische en/of discriminerende opmerkingen naar de leerkracht van hun kind. c. Ouders gebruiken geen grof taalgebruik naar de leerkrachten, naar kinderen of naar andere ouders binnen school of op het schoolplein. d. Indien ouders zich niet houden aan bovengenoemde afspraken, kan ze gevraagd worden om niet meer op het school en/of op het schoolplein te komen. a.
4. Privacy Onze manier van werken brengt met zich mee dat meerdere personen met een bepaald kind te maken krijgen. Het is goed om de privacy van kinderen en ouders te beschermen. De leerlingendossiers zijn opgeborgen in een afgesloten kast die alleen toegankelijk is voor de leerkrachten, de intern begeleider en de directie. Gegevens over de thuissituatie, medische informatie, gegevens van hulpverlenende instanties en uitslagen van testen worden als privacygegevens beschouwd. Degene die deze gegevens heeft gekregen, mag ze alleen binnen school gebruiken ten dienste van een goede begeleiding van de leerling. Andere, aan school verbonden personen, kunnen ook over deze gegevens beschikken als dat in het belang is van het kind. De ouders wordt om toestemming gevraagd om de gegevens aan derden te verstrekken.
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 26
Ouders hebben recht op inzage van het leerlingendossier. Zij dienen dit één dag van tevoren te melden bij de directie 5. Tot slot Om op een goede manier te kunnen werken vinden wij het ook belangrijk dat:
Wij binnen de gestelde regels ons hart kunnen volgen. Wij uit moeten kunnen leggen wat wij doen en waarom wij het op die manier doen. Er een grote mate van openheid is naar alle betrokkenen.
Bij zaken, die niet in de gedragscode van onze school genoemd worden, beslist de directie na overleg met het team. Bijlage VIII “Geachte ouder(s)/verzorger(s) Pesten aanpakken In Nederland worden gemiddeld per jaar 385.000 leerlingen gepest. Dat is één op de vier kinderen in het basisonderwijs en één op de zestien kinderen in het voortgezet onderwijs. De negatieve gevolgen voor het slachtoffer zijn groot, zeker als pesten maandenlang of jarenlang kan door gaan. Het gepeste kind gaat steeds meer aan zichzelf als mens twijfelen, kan faalangstig worden, en zal vaak - door slechte ervaringen - ook goedbedoelende medemensen met achterdocht tegemoet treden, waardoor vriendschappen moeilijker kunnen ontstaan en groeien. Veel gepeste mensen worden eenzaam, angstig en krijgen psychische problemen. Soms leidt (lijdt) pesten tot zelfmoord! Ook voor de pester is het pesten een probleem. Een kind dat regelmatig pest heeft 400% meer kans om in de criminaliteit te belanden. Daarnaast veroorzaakt de pester leed bij de gepeste en verpest de sfeer in een groep. Pesten aanpakken, of liever nog voorkomen, is daarom zinvol voor iedereen. Verschil tussen plagen en pesten De begrippen plagen en pesten worden regelmatig door elkaar gebruikt. Toch bestaat er een duidelijk verschil. Plagen zie je vaak bij mensen die elkaar wel mogen. Men neemt elkaar in de maling, zonder dat er een dreigende situatie ontstaat. Men haalt een grapje bij elkaar uit. Een beetje plagen kan zelfs de sfeer verbeteren. Plagen en humor gaan hand in hand. Bij pesten is er een duidelijk slachtoffer en een dader. De dader heeft de intentie om het slachtoffer te beschadigen. Het gedrag van de dader is (be)dreigend. Het slachtoffer wordt beschadigd en kan zich vaak niet verweren zonder opnieuw aangepakt te worden. Signalen die kunnen duiden op pesten Zonder dat een kind letterlijk zegt dat het gepest wordt, kunnen de onderstaande signalen op pesten duiden:
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 27
1. vaak alleen staan in de pauze; 2. tijdens de pauze bij de pleinwacht gaan staan; 3. een spel is “toevallig” steeds net begonnen als hij of zij erbij komt; 4. vaak alleen met jongere kinderen speelt; 5. niet naar buiten wil op school; 6. zuchten, piepen en steunen van andere kinderen, als het betreffende kind een idee oppert, dat wel geaccepteerd zou worden indien een ander kind dat idee aangedragen zou hebben; 7. veel geroddel in de groep; 8. als andere kinderen zich negatief uitlaten over familieleden van dat kind; 9. indien andere kinderen alles maar stom vinden van het betreffende kind, m.b.t. kleding, haardracht, keuze van de rugzak, enz.; 10. als andere kinderen negatiever reageren op een fout van het kind, dan dat ze doen bij hun andere klasgenoten; 11. het kind niet meer naar school wil, of aangeeft zich ziek te voelen: 12. bepaalde kleren niet meer aan wil hebben naar school, de club, of..; 13. gauw boos of prikkelbaar is; 14. niet meer buiten wil spelen en zich opsluit in huis; 15. indien het kind niet (meer) wordt uitgenodigd op partijtjes van klasgenoten. Indien u één of meer van deze signalen oppikt kan het kind gepest worden, maar het hoeft niet. Vraag aan het kind of uw vermoeden m.b.t. het pesten klopt, of dat er “iets”anders aan de hand is. Ook bij een ontkenning is het goed om tegen het kind te zeggen, dat hij of zij altijd welkom is, indien er problemen zijn. Pesten aanpakken Pesten aanpakken is in het voordeel van alle betrokkenen, zoals pester, gepeste, de middengroep, de leerkracht en de ouders, want pesten verziekt de sfeer en ontwikkelt bij de kinderen verkeerde sociale vaardigheden. Daarnaast heeft iedereen recht op een veilige plek binnen een school, club of huis. Goede regels zijn daarbij heel belangrijk. De sfeer Lachen met elkaar (niet om elkaar) is gezond. Plezier in het werk, enthousiasme, elkaar ondersteunen als er iets fout is gegaan, complimenten uitdelen, kortom een fijne leer- en werkomgeving is een zeer belangrijke factor om pesten aan te pakken of zelfs te voorkomen voor jong en oud. Niet alleen de kinderen hebben recht op een fijne teer- en werkplek maar onderwijsgevenden en niet onderwijzend personeel natuurlijk ook. Als leerkrachten, kinderen en ouders elkaar met wederzijds respect behandelen zal pesten niet geaccepteerd worden. Als pesten toch plaats vindt kan de school in overleg met de ouders nagaan over hoe dit probleem aangepakt kan worden.
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 28
Belangrijk is, dat ouders en school naast elkaar staan en niet tegenover elkaar. De school dient de ouders van een gepest kind heel serieus te nemen. Tips voor ouders van gepeste kinderen • Maak een duidelijk onderscheid tussen plagen, ruzie en pesten. • Vraag aan uw kind concrete voorbeelden over pesterijen. • Vraag aan uw kind wie er pest en wanneer dat gebeurt. • Vraag aan uw kind welke kinderen niet pesten. • Vraag aan uw kind wat hij of zij gedaan heeft om het probleem aan te pakken. • Vertel uw kind, dat niemand hem of haar mag pesten. • Geef alleen tips, die een kind kan uitvoeren en ook mag uitvoeren. • Maak geen opmerkingen als: “Als ze mij gepest zouden hebben, dan , want dat zijn opmerkingen waaruit uw kind kan halen, dat u in hem of haar teleurgesteld bent. • Bespreek met uw kind een plan van aanpak, bijvoorbeeld naar de leerkracht gaan om te vertellen dat het gepest wordt en doe dit stapje voor stapje. Benadruk de successen. • Vraag aan uw kind ook wat goed gaat op school. • Ga na of een sport als judo iets voor uw kind is. Veel gepeste kinderen zullen judo niet gaan toepassen, maar wel hierdoor een dosis zelfvertrouwen krijgen, hetgeen ze dan ook weer uitstralen, waardoor pesten vaak afneemt. • Laat het kind een dagboek (logboek) bijhouden. • Kinderen die langdurig gepest zijn, hebben vaak baat bij een sociale vaardigheidstraining om weer zelfvertrouwen te krijgen in het omgaan met mensen. • Vertel uw kind waarom u blij bent met hem of haar!!!!!!!! • Maak met school concrete afspraken over het aanpakken van pesten. Het pesten moet stoppen!! Veel leerkrachten lukt het om pesten te doen stoppen. Geef zo’n leerkracht ook gerust een complimentje daarvoor! Tips voor ouders van pestende kinderen Als uw kind pest kan dat een behoorlijke schok zijn voor u. Ga met uw kind in gesprek. Probeer erachter te komen waarom uw kind pest. Voelt uw kind zich wel veilig op school? Voelt het zich veilig thuis? Pest uw kind om indruk op anderen te maken? Pest uw kind om bij de groep te willen horen? Probeert uw kind zijn of haar eigenwaarde te vergroten? Bij het aanspreken van pestende kinderen proberen sommige pesters zich te rechtvaardigen met woorden als: “Hij doet zo raar, hij Vertel uw kind, dat pesten nooit mag. Neem met uw kind door hoe hij zich anders tegen het gepeste kind kan gedragen. Als blijkt dat het goed gaat kunt u uw kind daarvoor complimenteren. Hieronder volgen nog enkele tips. CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 29
• Ga na of uw kind goed in zijn! haar vel zit. • Neem meer tijd om met uw kind over serieuze en minder serieuze zaken te praten. • Probeer thuis een ontspannen sfeer te creëren, liefst met de nodige humor. • Geef structuur. • Laat uw kind merken, bijvoorbeeld door het te vertellen, dat u van hem of haar houdt. • Ga na of uw kind veel echte vrienden heeft, of heeft hij of zij alleen volgelingen. • Geef als ouders het goede voorbeeld door bijvoorbeeld positief over de buren en andere mensen te praten. • Pestende kinderen zijn niet geliefd, maar ook pestende kinderen moeten de kans krijgen om te kunnen genieten van echte vrienden. Een goede sociale vaardigheidstraining kan uw kind daarbij helpen.” Team van basisschool Het Startblok
CBS Het Startblok; een veilige school;
blz. 30