Beleidsuitgangspunten Riolering/water Berg en Dal 2016-2020
gemeente Berg en Dal (per 2-1-2016)
Grontmij Nederland B.V. De Bilt, 4 maart 2015
340965, revisie d2
Verantwoording
Titel
:
Subtitel
:
Projectnummer
:
340965
Referentienummer
:
340965
Revisie
:
d2
Datum
:
4 maart 2015
Auteur(s)
:
ir. Karst Jan van Esch, Elwin Leusink, MSc
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
ir. Karst Jan van Esch
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
projectgroep
Contact
:
Grontmij Nederland B.V. De Holle Bilt 22 3732 HM De Bilt Postbus 203 3730 AE De Bilt T +31 88 811 66 00 F +31 30 220 02 94 www.grontmij.nl
Beleidsuitgangspunten Riolering/water Berg en Dal 2016-2020
340965, revisie d2 Pagina 2 van 13
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding ......................................................................................................................... 4 Waarom een nieuw GRP? ............................................................................................ 4 Wat staat er in deze beleidsuitgangspuntennotitie? ..................................................... 4 Leeswijzer ..................................................................................................................... 4
2
Visie op de riolering ...................................................................................................... 5
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Beleidsuitgangspunten .................................................................................................. 6 Inleiding ......................................................................................................................... 6 Stedelijk afvalwater ....................................................................................................... 6 Hemelwater ................................................................................................................... 7 Grondwater ................................................................................................................... 9 (Stedelijk) oppervlaktewater........................................................................................ 11 Financiën..................................................................................................................... 11
340965, revisie d2 Pagina 3 van 13
1
Inleiding
1.1 Waarom een nieuw GRP? Met de fusie van de gemeenten Groesbeek, Millingen aan de Rijn en Ubbergen tot de nieuwe gemeente Berg en Dal (per 2 januari 2016) is het nodig om de beleidsuitgangspunten voor de rioleringszorg te harmoniseren en die vast te leggen in een nieuw gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Dit nieuwe GRP geeft het geactualiseerde rioleringsbeleid voor de nieuwe gemeente voor de komende jaren weer. Het proces om tot een nieuw GRP te komen is in 2013 gestart. Toen is een analyse uitgevoerd van de verschillen tussen de drie voormalige gemeenten. Mede op basis van deze analyse zijn keuzes gemaakt voor het samenvoegen van technische bestanden en uitgangspunten. Ook is ambtelijk gewerkt aan het formuleren van een nieuwe, gezamenlijke beleidslijn. Dit heeft geresulteerd tot deze beleidskeuzenotitie. Aan de gemeenteraad wordt gevraagd om zich uit te spreken over haar wensen voor het toekomstig rioleringsbeleid, waarbij deze beleidskeuzenotitie als ambtelijk voorstel dient voor de belangrijke beleidskeuzes. 1.2 Wat staat er in deze beleidsuitgangspuntennotitie? Deze notitie geeft de beleidsuitgangspunten weer voor het nieuwe GRP. Nadat de gemeenteraad zich erover heeft uitgesproken wordt het omgezet tot het concept beleid dat het nieuwe GRP eind 2015 ter besluitvorming aan de gemeenteraad wordt voorgelegd. 1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt de visie op de riolering weergegeven. Hoofdstuk 3 gaat in op de beleidsuitgangspunten.
340965, revisie d2 Pagina 4 van 13
2
Visie op de riolering
De toekomst van de riolering begint met een beeld van het ‘ideale’ rioolstelsel, de stip op de horizon. Dit beeld, een visie, laat zien waar we als gemeente naar toe werken. Deze visie is een langetermijnperspectief. Dit betekent dat de maatregelen die nu worden ingezet moeten passen binnen dit perspectief. Visie op de riolering in de gemeente Berg en Dal Met een goed functionerende afvalwaterketen wordt de volksgezondheid beschermt, een goede leefomgeving bevordert en schade aan het milieu voorkomen. De gemeente deelt de verantwoordelijkheid voor het goed laten functioneren van de afvalwaterketen met het waterschap Rivierenland en vele andere partners. De gemeente is aan zet als het gaat om riolering. Afvalwater wordt duurzaam ingezameld, getransporteerd en verwerkt. Dit betekent dat verontreiniging van schoon water wordt voorkomen door afvalwaterstromen (huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater en grondwater) zoveel mogelijk te scheiden. Schoon water wordt lokaal teruggebracht in het milieu, vervuild water wordt naar de RWZI getransporteerd. Wateroverlast wordt blijvend bestreden. Door maatregelen in de openbare ruimte wordt water naar plekken geleid waar het zo min mogelijk overlast geeft. Bij het uitvoeren van maatregelen wordt rekening gehouden met de gevolgen van klimaatverandering. Grondwater is een natuurlijk verschijnsel. Het grondwatersysteem moet op een zo natuurlijk mogelijk manier functioneren. Nieuwe problemen worden voorkomen en bestaande problemen zijn weggenomen.
340965, revisie d2 Pagina 5 van 13
3
Beleidsuitgangspunten
3.1 Inleiding Beleidsuitgangspunten zijn het startpunt voor het rioleringsbeleid. Het zijn uitgangspunten voor de verdere rioleringszorg en ze geven aan hoe we als gemeente omgaan met belangrijke vraagstukken. Er zijn beleidsuitgangspunten geformuleerd voor de drie gemeentelijke zorgplichten voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater. Ook zijn er beleidsuitgangspunten over stedelijk water/oppervlaktewater en financiën geformuleerd. Voor elk onderdeel zijn de wettelijke zorgplicht genoemd, de stand van zaken voor de gemeente Berg en Dal en de beleidsuitgangspunten. 3.2
Stedelijk afvalwater
3.2.1 Wettelijke zorgplicht Op grond van de Wet milieubeheer artikel 10.33 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater dat vrijkomt van de in de gemeente gelegen percelen. Stedelijk afvalwater bestaat volgens de wet uit huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater. De zorgplicht voor stedelijk afvalwater kent in vergelijking met de andere zorgplichten weinig vrijheid: inzamelen, transporteren met een openbaar vuilwaterriool en zuiveren (door het waterschap) is verplicht. Een uitzondering hierop is mogelijk indien met het aan te leggen alternatief een zelfde graad van milieubescherming wordt bereikt. Ook kan de provincie (anno 2015 nog) een ontheffing verlenen indien de kosten niet opwegen tegen het te behalen milieurendement. Na verlening van de ontheffing wordt de lozer verantwoordelijk voor het voldoen aan de lozingseisen. Op grond van afspraken in het Bestuursakkoord Water van 2011 zal de ontheffingsmogelijkheid overigens verdwijnen. 3.2.2 Stand van zaken Praktisch alle percelen in de gemeente Berg en Dal zijn aangesloten op riolering of een zogeheten IBA (Individuele Behandeling van Afvalwater). Enkele buitendijkse panden hebben nog geen aansluiting of IBA, de plannen om hier IBA’s te plaatsen zijn al verregaand uitgewerkt. 3.2.3 Beleidsuitgangspunten Het stedelijk afvalwater wordt op dit moment overal in de gemeente ingezameld en getransporteerd naar een RWZI, of het wordt direct verwerkt in een IBA. Hiermee wordt aan alle eisen voldaan. Op sommige punten is verbetering mogelijk (bijvoorbeeld de aanleg van IBA’s voor buitendijkse panden), hier wordt aan gewerkt. Het huidig stelsel voor inzameling van stedelijk afvalwater wordt in stand gehouden en waar nodig verbeterd. Om een goede zorg te garanderen kiest de gemeente ervoor om de burger voor wat betreft het stedelijk afvalwater te ‘ontzorgen’. Dit betekent dat de gemeente de verantwoordelijkheid op zich neemt om een rioolaansluiting aan te bieden of een IBA te plaatsen en te onderhouden. Op deze manier kan de gemeente centraal organiseren dat op een overeenkomstige manier een rioolaansluiting wordt gemaakt of IBA wordt aangelegd. Ook wordt het onderhoud goed en gestructureerd uitgevoerd. (Overigens betekent dit niet dat alle kosten voor de gemeente zijn. De rioolaansluiting/ het plaatsen van een IBA gebeurt op kosten van de eigenaar en het onderhoud wordt betaald via de rioolheffing.)
340965, revisie d2 Pagina 6 van 13
Beleidsuitgangspunten
De burger wordt wat betreft stedelijk afvalwater ontzorgd door het aansluiten op riolering of het plaatsen van een IBA. De gemeente beheert de riolering en de IBA’s. Riolering draagt bij aan een duurzame samenleving. Veel schadelijke stoffen worden in het rioolstelsel opgevangen en afgevoerd naar de RWZI. De RWZI zuivert het water. Voor een duurzame samenleving is het belangrijk om het rioolstelsel zo duurzaam mogelijk aan te leggen en te onderhouden. Dit gebeurt door duurzaamheid mee te nemen bij aanbestedingen voor rioleringswerken. Om verdere verduurzaming te bereiken vindt veel onderzoek plaats om energie en grondstoffen uit het afvalwater te gebruiken. Bijvoorbeeld door riothermie toe te passen (het gebruiken van de warmte van het afvalwater) en grondstoffen terug te winnen op de RWZI. Indien de technieken bewezen zijn en mogelijk toepasbaar in de gemeente Berg en Dal, wordt dit door middel van specifiek onderzoek nader uitgewerkt. De riolering draagt bij aan een duurzame samenleving. Waar mogelijk worden kansen gegrepen om met/via de riolering een duurzamer samenleving te bereiken. 3.3
Hemelwater
3.3.1 Wettelijke zorgplicht Vanuit de Waterwet artikel 3.5 zijn gemeenten verantwoordelijk voor een doelmatige inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater. Deze verantwoordelijkheid geldt alleen zolang degenen die zich wil ontdoen van hemelwater niet redelijkerwijs de mogelijkheid heeft om het hemelwater zelf in de bodem of op het oppervlaktewater te lozen. 3.3.2 Stand van zaken Het grootste deel van de gemeente heeft gemengde riolering. Dit betekent dat zowel stedelijk afvalwater als hemelwater via eenzelfde buis wordt afgevoerd. Er is de laatste jaren hard gewerkt aan het afkoppelen van hemelwater, dit betekent dat (‘schoon’) hemelwater gescheiden wordt gehouden van het overige afvalwater. Dit wordt gedaan door water direct te infiltreren in de (zand)bodem (eventueel met behulp van horizontale of verticale infiltratiebuizen), of door water oppervlakkig te laten afstromen en op een geschikte plek te bergen of te lozen op oppervlaktewater. Oppervlaktewateren worden gebruikt om het hemelwater weg te voeren uit de bebouwde omgeving. Sommige sloten en beken zijn de laatste jaren aangepast om meer water te kunnen bergen en af te voeren. Hiermee maken ze onderdeel uit van het openbare hemelwaterstelsel van de gemeente. 3.3.3 Beleidsuitgangspunten Op dit moment voldoet het rioolstelsel grotendeels aan de normen voor de afvoer van hemelwater. Dit is een minimum wat in ieder geval moet worden behouden. Op een beperkt aantal locaties is de afgelopen jaren toch wateroverlast opgetreden, onder andere doordat de buien steeds heviger worden. De komende jaren wordt geprobeerd om op deze locaties met (relatief) beperkte ingrepen de wateroverlast te verminderen. Ook wordt nog niet overal voldaan aan de milieueisen die het waterschap stelt aan riooloverstortingen op het oppervlaktewater (hoeveelheid en frequentie). De plannen om dit te verbeteren zijn al in een vergevorderd stadium. Het huidige openbare hemelwaterstelsel wordt in stand gehouden en waar mogelijk verbeterd. Verbetering is mogelijk door wateroverlast aan te pakken en het aantal riooloverstortingen op het oppervlaktewater te beperken. Wateroverlast wordt aangepakt door heel praktisch te kijken naar de locaties waar de laatste jaren meldingen over zijn ontvangen. Vaak wordt de overlast veroorzaakt door oppervlakkig afstromend hemelwater. Door drempels aan te leggen, de verkanting van het wegdek aan te passen (het wegdek wordt schuiner neergelegd) en andere bovengrondse aanpassingen kan het water een veilige kant op worden gestuurd en wordt overlast op een doelmatige wijze verminderd.
340965, revisie d2 Pagina 7 van 13
Beleidsuitgangspunten
Het rioolstelsel wordt ontworpen en getoetst op de zogenaamde ‘bui 08’ uit de Leidraad Riolering. Dit is een theoretische bui die gemiddeld eens in de twee jaar voorkomt, waarbij dan geen water op straat mag blijven staan. Als het rioolstelsel volgens een theoretische berekening hieraan voldoet, dan nemen we vooralsnog geen verdere maatregelen aan het rioolstelsel. Er komen al regelmatig zwaardere buien voor dan deze theoretische bui 08 en de verwachting is dat het aantal zwaardere buien nog meer gaat toenemen. Water zal daarbij vaker op straat blijven staan. Dit kan hinder en overlast opleveren, en dat hoort erbij. Schade zal echter zoveel mogelijk worden voorkomen, mits de te treffen maatregelen in verhouding staan met de mogelijke schade (doelmatigheidsvraagstuk). De komende planperiode wordt verder onderzocht in welke mate hemelwateroverlast voorkomt. Het aantal zware buien wordt bijgehouden en er wordt op basis van meldingen van inwoners gekeken waar overlast optreedt, hoe hoog het water daar staat en hoe lang het water er blijft staan. Op basis van deze gegevens wordt bepaald of scherper kan worden gesteld waar en wanneer sprake is van hemelwateroverlast. Het rioolstelsel moet voldoen aan de theoretische bui 08. Indien het rioolstelsel hier wel aan voldoet, maar er toch hemelwateroverlast is, wordt gezocht naar doelmatige maatregelen om de overlast te beperken en schade te voorkomen. De komende jaren wordt gezocht naar een beter op de eigen gemeente (met veel hellend gebied) toegesneden manier om hemelwateroverlast te bepalen. Het rioolstelsel is ontworpen om bij hevige neerslag overvloedig rioolwater via de overstorten af te voeren. Dit voorkomt dat rioolwater op straat en in huizen komt te staan. Overstorten zullen daarom altijd nodig blijven, het is alleen wel belangrijk om riooloverstortingen zoveel als redelijkerwijs mogelijk is te voorkomen. Maatregelen moeten doelmatig en duurzaam zijn. Delen van de gemeente voldoen nog niet aan de eisen van het waterschap. Dit betekent dat er meer riooloverstortingen plaatsvinden dan wenselijk is. Er liggen uitgewerkte plannen om dit te verbeteren, door de pompcapaciteit van gemalen te vergroten, hemelwater af te koppelen van het gemengde rioolstelsel en meer berging in het rioolstelsel te creëren. Nadat deze maatregelen zijn uitgevoerd voldoet het rioolstelsel aan alle eisen. Het rioolstelsel moet voldoen aan de eisen van het waterschap, de laatste maatregelen daarvoor worden uitgevoerd. Verdergaande maatregelen worden alleen uitgevoerd als ze doelmatig en duurzaam zijn. De gemeente wil een deel van het hemelwater niet meer afvoeren via het gemengde riool. Het is niet duurzaam om schoon water naar de RWZI te transporteren als dat niet nodig is. In plaats daarvan wordt het relatief schone hemelwater van het gemengde stelsel afgekoppeld en direct in de bodem of op het oppervlaktewater geloosd onder voorwaarde dat dit op een doelmatige en duurzame wijze kan, de kosten en de baten moeten in verhouding zijn. Inwoners en bedrijven (de perceelseigenaren) hebben een belangrijke rol in het verwerken van hemelwater. Volgens de wet zijn in eerste instantie de perceeleigenaren aan zet om hemelwater op te vangen en op eigen terrein te verwerken. Pas als dit redelijkerwijs niet mogelijk is mogen ze het aanbieden aan de gemeente, die vervolgens de verplichting heeft om het af te voeren en/of te verwerken. Bij nieuwbouw is het al gebruikelijk dat de gemeente aan de perceeleigenaar opdraagt om het hemelwater zelf te verwerken. Op de plekken waar water makkelijk in de grond infiltreert is alleen een noodoverloop op het gemeentelijk riool toegestaan. Op de plekken waar infiltratie of lozing op oppervlaktewater niet mogelijk is, mag het hemelwater worden aangeboden aan de gemeente. Bij bestaande bebouwing kan op dit moment alleen nog worden gevraagd om op vrijwillige basis het hemelwater af te koppelen. Als de gemeente het verhard oppervlak van de straat afkop-
340965, revisie d2 Pagina 8 van 13
Beleidsuitgangspunten
pelt is dit een goede mogelijkheid om meteen het verhard oppervlak van particulieren mee te nemen. Echter, ervaring leert dat na informatie te hebben verstrekt perceeleigenaren slechts heel beperkt hun verhard oppervlak afkoppelen. De gemeente vindt dat perceeleigenaren ook een bijdrage moeten leveren aan een duurzaam rioolstelsel met zo min mogelijk wateroverlast en riooloverstortingen. Daarom wordt gewerkt aan een hemelwaterverordening die perceeleigenaren dwingt om op termijn hemelwater op eigen terrein te verwerken. Deze verordening zal zo worden opgezet dat afkoppelen alleen wordt afgedwongen als de perceeleigenaar tegen beperkte kosten en zonder grote inspanningen de aanpassingen kan doorvoeren. Het ontvlechten van hemelwater en stedelijk afvalwater (d.m.v. afkoppelen) vindt plaats als dit duidelijk voordeel biedt. Perceeleigenaren moeten hemelwater zelf verwerken, als dit niet mogelijk is dan neemt de gemeente de verwerking ervan over. Bij bestaande bebouwing kan het afkoppelen van hemelwater worden afgedwongen, maar alleen als er een afkoppelopgave ligt voor het gebied en van de perceeleigenaren redelijkerwijs kan worden verlangd dat zij zelf het hemelwater verwerken. Door zo invulling te geven aan de afkoppelopgave zorgen gemeente en inwoners er samen voor dat het rioolstelsel beter gaat functioneren. 3.4
Grondwater
3.4.1 Wettelijke zorgplicht Vanuit de Waterwet artikel 3.6 zijn gemeenten verantwoordelijk voor een doelmatige aanpak van structurele grondwateroverlast die het onmogelijk maakt om een perceel te gebruiken op de manier zoals het is bedoeld. Deze verantwoordelijkheid geldt alleen zolang: - degenen die de grondwateroverlast ervaart niet redelijkerwijs zelf de mogelijkheid heeft om de grondwateroverlast te verminderen of te voorkomen; - geen enkele partij ‘veroorzaker’ is van de overlast (bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden kunnen leiden tot grondwateroverlast); - het geen taak is van een andere overheid om op te treden (bijvoorbeeld hoge standen van het oppervlaktewater kunnen leiden tot grondwateroverlast, het waterschap is verantwoordelijk voor het waterbeheer). Zo zijn eigenaren van woningen en bedrijven zelf verantwoordelijk dat hun eigendom zowel aan de bovenkant als aan de onderkant waterdicht is. 3.4.2 Stand van zaken De gemeente Berg en Dal kan grofweg in twee delen worden opgedeeld. Er is een gedeelte ‘hoog en droog’, gelegen op de stuwwallen met zandgronden. Hier speelt grondwater geen rol van betekenis. En er is een gedeelte ‘polder’: laaggelegen gebieden met meer kleiachtige ondergrond. Hier komen relatief hoge grondwaterstanden voor. Vooral in de laaggelegen ‘polder’ gebieden bestaat lokaal soms een complex watersysteem. Bronwater en hemelwater stromen er van de hellingen af, terwijl kwelwater vanuit de rivieren onder de dijken door komt. Door de grote toestroom van water en de beperkte mogelijkheid om het water af te voeren, is er veel waterberging nodig. Een bijzonder deel van het grondwatersysteem zijn de bronbeken. Deze worden gevoed met bronwater dat langs de stuwwallen uit de grond komt. Om dit water zonder problemen af te voeren, zijn de bronbeken nodig. 3.4.3 Beleidsuitgangspunten Grondwater wordt binnen de gemeente Berg en Dal zoveel mogelijk ‘natuurlijk’ behandeld. Dit betekent dat bij alle plannen rekening wordt gehouden met de heersende grondwaterstanden door het grondwater zoveel mogelijk ongemoeid te laten. Meer concreet: op plekken met hoge grondwaterstanden wordt bij voorkeur niet gebouwd en als er wel wordt gebouwd moeten passende maatregelen worden getroffen om grondwateroverlast te voorkomen.
340965, revisie d2 Pagina 9 van 13
Beleidsuitgangspunten
Grondwater wordt ‘natuurlijk’ behandeld. In gebieden met hoge grondwaterstanden wordt bij voorkeur niet gebouwd en als er wel wordt gebouwd worden passende maatregelen genomen om grondwateroverlast te voorkomen. De gemeente vervult altijd een regierol bij grondwaterklachten. Bij een melding van grondwateroverlast wordt samen met de melder gekeken of er sprake is van ‘structureel nadelige gevolgen’ en of er ‘doelmatige maatregelen’ mogelijk zijn om de overlast te verminderen. Perceeleigenaren hebben de wettelijke verplichting om in eerste instantie zelf maatregelen te treffen. Daarom wordt verwacht dat de perceeleigenaar zoveel als mogelijk zelf duidelijk maakt waarom de gemeente maatregelen moet nemen. Dit gebeurt volgens onderstaande stappenplan.
Als richtlijn voor de ontwateringdiepte houdt de gemeente 0,7 meter onder ontwerppeil wegas aan. Bij een overschrijding van deze diepte die langer dan twee aaneengesloten maanden duurt is sprake van een structureel te hoge grondwaterstand. Pas als er sprake is van schade of gezondheidsklachten is er overlast. De gemeente vervult altijd een regierol bij grondwaterklachten. Via een stappenplan wordt bepaald wanneer sprake is van ‘structureel nadelige gevolgen’ en ‘doelmatige maatregelen’. Speciale aandacht is nodig voor de kwelwaterriolen in Millingen aan de Rijn. De kwelwaterriolen zijn vroegere watergangen die ondergronds zijn gemaakt door rioolbuizen in de watergang te leggen. Veel van deze rioolbuizen zijn daarna overdekt met zand, wat in enkele gevallen ook weer is bebouwd. Deels liggen de kwelwaterriolen in gemeentelijke grond, deels in particuliere grond. Het vermoeden bestaat dat er rioolaansluitingen zijn gemaakt op de kwelwaterriolen. Het waterschap is verantwoordelijk voor het garanderen van een goede doorstroming in de kwelwaterriolen, de gemeente is verantwoordelijk voor de constructie. Door ouderdom neemt de kwaliteit van de rioolbuizen steeds sterker af. Vanwege de vele partijen die betrokken zijn, is het moeilijk om de benodigde aanpassingen uit te voeren. De gemeente gaat daarom afspraken maken om tot een duidelijke structuur te komen voor de kwelwaterriolen, waarbij eigendom en onderhoudsplicht worden vastgelegd. Ook is aandacht nodig voor de bronbeken in Beek en Ubbergen. Sinds eind jaren ’90 is gewerkt aan het bovengronds halen van bronwater dat voorheen het riool in stroomde, het voorkomen van overstortingen en het verminderen van wateroverlast. Binnen en buiten de bebouwde kom
340965, revisie d2 Pagina 10 van 13
Beleidsuitgangspunten
zijn aanpassingen gedaan aan riolen, wegen en beken. Het in stand houden van dit unieke stelsel vraagt blijvende aandacht in de vorm van onderhoud en het periodiek beoordelen of aanvullende maatregelen nodig zijn. De gemeente geeft de komende periode speciale aandacht aan de kwelwaterriolen in Millingen aan de Rijn, met als doel hier een duidelijke eigendoms- en onderhoudsstructuur te krijgen. Ook de bronbeken in Beek en Ubbergen krijgen speciale aandacht, met als doel deze goed te onderhouden en indien nodig kleine aanpassingen uit te voeren. 3.5
(Stedelijk) oppervlaktewater
3.5.1 Wet en regelgeving Het watersysteem binnen de bebouwde kom wordt aangeduid als stedelijk water. In de meeste gevallen gaat het om oppervlaktewateren, maar er is een groot verband met afstromend water van verharde oppervlakken. Het stedelijk water moet worden onderhouden door de eigenaar van het water. Buiten de bebouwde kom is het meeste oppervlaktewater eigendom van het waterschap, binnen de bebouwde kom is het grotendeels eigendom van zowel het waterschap als de gemeente. Het stedelijke oppervlaktewater is onder meer bedoeld om overtollige neerslag af te voeren uit de bebouwde omgeving en daarmee onderdeel van het hemelwaterstelsel. 3.5.2 Stand van zaken Verschillende beken lopen door de gemeente. De afgelopen jaren zijn diverse projecten uitgevoerd om meer waterberging te creëren en hemelwater van verhard oppervlak af te voeren naar deze beken. Ook zijn waterbronnen die voorheen in het riool uitstroomden bovengronds aangesloten op stedelijk water. Het is daarom belangrijk dat het stedelijk water voldoende bergingscapaciteit heeft en het water voldoende afstroomt. 3.5.3 Beleidsuitgangspunten De gemeente wil schoon, helder en bruikbaar water. Het is daarom belangrijk om zo min mogelijk overstortingen vanuit het riool te laten plaatsvinden. Ook is voldoende doorstroming nodig van het stedelijk water, om de afvoercapaciteit op peil te houden. De gemeente wil schoon, helder en bruikbaar (stedelijk) oppervlaktewater. Om hemelwater en grondwater/bronwater te kunnen afvoeren is voldoende waterberging nodig. De afgelopen jaren is al veel extra waterberging gecreëerd, waar nodig wordt extra waterberging aangelegd. Ook is doorstroming belangrijk. Hiervoor worden watergangen gebaggerd en worden beschoeiingen op peil gehouden. Door de toevoer van hemelwater en grondwater/bronwater wordt verdroging tegengegaan. Stedelijk water dient ook andere doelen. Het verfraait bijvoorbeeld de ruimtelijke omgeving en heeft toeristische waarde. Bij aanpassingen aan stedelijk water wordt daarom altijd rekening gehouden met de andere doelen. De kosten hiervoor komen overigens niet ten laste van de riolering. De gemeente zet (stedelijk) oppervlaktewater in voor de afvoer van hemelwater en grondwater en zorgt er daarom voor dat het (stedelijk) oppervlaktewater hier voldoende capaciteit voor heeft. 3.6
Financiën
3.6.1 Wet en regelgeving Voor de financiën dient de gemeente zich te houden aan een groot aantal wetten en regels. Belangrijk is het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV), hierin staan regels voor de rioleringsbegroting. Ook is er veel jurisprudentie die aangeeft welke kosten wel en niet mogen worden meegenomen. Binnen deze regels bestaat er een zekere vrijheid voor gemeenten om hun eigen keuzes te maken.
340965, revisie d2 Pagina 11 van 13
Beleidsuitgangspunten
3.6.2 Stand van zaken De drie voormalige gemeenten hebben elk op een eigen manier invulling gegeven aan de vrijheid die er bestaat op het gebied van financiën. Hierdoor bestaan er verschillen. De financiële uitgangspunten moeten voor dit GRP worden geharmoniseerd. 3.6.3 Beleiduitgangspunten Financiële uitgangspunten van de voormalige gemeenten Groesbeek, Millingen aan de Rijn en Ubbergen verschilden. Om verder te gaan als gemeente Berg en Dal moeten deze uitgangspunten gelijk worden getrokken. Hier wordt een pragmatische aanpak voor gehanteerd: op basis van de huidige kennis wordt gekozen voor een nieuw gedeeld uitgangspunt. Als financiële uitgangspunten wordt gekozen om: gelijke afschrijvingstermijnen te hanteren (bij gelijke omstandigheden), zowel financieel als technisch. investeringen langjarig te kapitaliseren volgens de financiële afschrijvingstermijnen. alle kosten die redelijkerwijs onder ‘riolering’ vallen te bekostigen vanuit de rioolheffing. de heffingsmaatstaf van de rioolheffing te uniformeren (dit is ook een wettelijke verplichting), door per perceelaansluiting een heffing te sturen naar de gebruiker en hierbij onderscheid te maken tussen een- en meerpersoonshuishoudens. Gemeente Berg en Dal is zeer divers en kent daarmee ook diverse (technische) omstandigheden voor de riolering. In delen van de gemeente ligt het riool in zandgronden boven het grondwater; in andere delen hebben we wel te maken met grondwater en ligt het riool in de klei. Indien dit van invloed is op de afschrijvingstermijnen wordt hierin een differentiatie toegepast. Toerekening van kosten Kosten die geheel of gedeeltelijk (maar voor meer dan 10%) met de riolering te maken hebben, mogen in de rioolheffing worden ondergebracht. Als meer kosten worden toegerekend, stijgt de rioolheffing, maar dalen andere gemeentelijke heffingen: het is een verschuiving. Het gaat hier om kosten zoals: het onderhoud aan wadi’s (nu vaak in het groenbudget) kosten voor straatreiniging (met als onderbouwing dat straatreinigen plaatsvindt om de straten schoon te houden (50%) en om te voorkomen dat vuil in het riool terechtkomt (50%)) het baggeren van beken en sloten en onderhoud aan beschoeiingen (omdat een goede doorstroming nodig is om het water snel weg te kunnen voeren bij hevige regenval). Deze kosten werden dus al gemaakt, maar tot op heden (geheel of deels) bekostigd vanuit andere budgetten. Door deze kosten onder riolering mee te nemen stijgen hier de kosten, maar komt er ruimte vrij in andere budgetten. Ook wordt hierdoor duidelijker welke kosten echt gemoeid zijn met de gemeentelijke watertaken.
340965, revisie d2 Pagina 12 van 13
Beleidsuitgangspunten
Heffingsmaatstaf De keuze voor een heffingsmaatstaf is vooral een verdelingsvraagstuk: wie moeten de kosten voor riolering betalen? Tot nu toe is de verdeling als volgt: In de gemeente Groesbeek wordt van de gebruikers van een perceel geheven, op basis van het aantal kubieke meter drinkwater dat is gebruikt of ander water dat is opgepompt. Hierbij wordt een staffel gebruikt met 12 categorieën. In de gemeente Millingen aan de Rijn wordt van de gebruikers van een perceel geheven, op basis van het aantal kubieke meter drinkwater dat is gebruikt of ander water dat is opgepompt. Hierbij wordt een staffel gebruikt met 9 categorieën. In de gemeente Ubbergen wordt van de eigenaren van een perceel een vast bedrag per aansluiting gevraagd. Vanwege de fusie moet een eenduidige heffingsmaatstaf worden gekozen, dit betekent dat er hoe dan ook verandering nodig is. Er is een aantal overwegingen dat hierbij speelt: Eigenaar of gebruiker: de gebruikelijke onderbouwing om van een gebruiker te heffen is dat gebruikers invloed hebben op het water dat zij lozen, de gebruikelijke onderbouwing om van een eigenaar te heffen is dat het grootste deel van de kosten van de rioleringszorg wordt veroorzaakt door afstromend hemelwater van verhard oppervlak en vooral de eigenaar hier invloed op heeft. Een verandering naar een heffing van eigenaren heeft vooral veel invloed op verhuurders/woningbouwcoöperaties, zij moeten de rioolheffing gaan betalen maar hebben slechts beperkt mogelijkheid om dit extra bedrag direct door te berekenen aan de huurders. Een verandering naar een heffing van gebruikers heeft vooral veel invloed op huurders, omdat zij de heffing moeten gaan betalen en onzeker is of zij een gelijke korting krijgen van de verhuurder/woningbouwcoöperatie. Aansluiting, waterverbruik of WOZ als basis voor de heffing: een rioolaansluiting als basis voor de heffing is administratief het makkelijkst en gaat uit van een gelijke bijdrage aan de kosten van riolering. Waterverbruik als basis voor de rioolheffing is meestal bedoeld als beïnvloedingsfactor, als er minder water wordt verbruikt hoeft er minder te worden betaald. Echter, de kosten van riolering worden vooral door afstromend hemelwater veroorzaakt en dit is vooral te relateren aan verhard oppervlak. De WOZ-waarde heeft een relatie met het verhard oppervlak, omdat aannemelijk is dat duurdere panden een groter verhard oppervlak hebben. Gebruik van categorieën: het is mogelijk om categorieën te maken om een ‘eerlijker’ verdeling te krijgen van de kosten. Zo kan een verdeling worden gemaakt naar aantal inwoners of een staffel in het watergebruik. Hoe meer categorieën, hoe ‘eerlijker’ dit op het eerste gezicht lijkt, maar ook hoe duurder de uitvoering wordt (de perceptiekosten nemen toe). Voorgesteld wordt om te heffen van de gebruikers met een vast bedrag per aansluiting, met onderscheid tussen eenpersoonshuishouden en meerpersoonshuishouden. In twee van de drie voormalige gemeenten werd al van de gebruiker geheven, waardoor dan in slechts één voormalige gemeente een verschuiving plaatsvindt van een heffing van eigenaren (en verhuurders/woningbouwcoöperaties) naar een heffing aan gebruikers (waaronder huurders). Door per aansluiting te heffen wordt schijnnauwkeurigheid voorkomen, zowel een heffing op basis van waterverbruik als een heffing op basis van WOZ-waarde kent veel gevallen waarin de maatstaf weinig verband houdt met de veroorzaakte kosten. Op dit moment betalen huishoudens met een laag waterverbruik in de gemeente Groesbeek en Millingen aan de Rijn relatief weinig rioolheffing, in de regel zijn dit vooral eenpersoonshuishoudens. Om de omslag naar een heffing voor deze groep te vergemakkelijken worden de categorieën eenpersoonshuishouden en meerpersoonshuishouden voorgesteld, waarbij de eerste categorie minder hoeft te betalen.
340965, revisie d2 Pagina 13 van 13