WAREGEMSE GIDSENKRING
Aalst heen en terug verslag van de herfstuitstap van zondag 26 september 2010 Patrick MEURIS
luchtfoto van de Grote Markt
R
ond 9u loopt de lokettenzaal van het Waregemse treinstation langzaam vol met leden van de Waregemse Gidsenkring, een gezellig weerzien. Om 9.30u nemen we met een vijventwintigtal de trein naar Aalst, met overstap in Gent. Een uur later zijn we ter bestemming. Na een wandeling van een kwartier door het centrum, parallel met de Dender en de ‘welriekende’ industrie bereiken we de hoofdingang van het stadspark, “een van de mooiste, best verzorgde en meest gevarieerde parken van Vlaanderen” (dixit www.aalst.be). Vanaf de toegangsdreef neemt Manette de groep op sleeptouw langs de paden en perken en zorgt voor een deskundig woordje uitleg. Een kleine regenbui doet de paraplu’s een eerste keer bovenkomen. Het Aalsterse Stadspark, gelegen ten zuiden van het centrum, op amper 800 meter van het belfort, is ongeveer 15 ha. groot. Het werd tussen 1915 en 1916 aangelegd in een deel van het moerassige Osbroek, op initiatief van de toenmalige schepen van Openbare Werken Desiré De Wolf. De aanleg bracht werkgelegenheid en vrijwaarde tientallen arbeiders van opeising door de Duitse bezetter. Tuinarchitect Louis Julien Breydel, die ook de Brusselse Kruidtuin ontwierp, koos voor een combinatie van de romantische Engelse landschapsstijl en de klassieke, strakke Franse stijl. De eerste wordt gekenmerkt door grote glooiende gazons, strategisch geplaatste groepjes bomen en natuurlijke waterpartijen (de ‘ballonvijvers’). Typisch Frans zijn de rechthoekige waterbassins (de ‘spiegelvijver’), geometrische bloemenperken en tuinornamenten. de Gavergids 2010 / 3
15
In het park vind je zo’n 300 verschillende bomen en struiken, velen afkomstig uit het kasteeldomein van de toenmalige Duitse stadscommandant. Vandaag de dag wordt het park op een ecologisch verantwoorde manier beheerd: gazons zijn omgevormd tot maaiweides, omgevallen bomen worden niet verwijderd, wilde bloemen krijgen de vrije ruimte en er worden geen pesticiden gebruik. Ten zuiden wordt het park begrensd door een boszone, met daarachter de stedelijke sportterreinen en het meer dan 50 ha. grote natuurgebied Osbroek, dat nog steeds voor een deel eigendom is van het Aalsterse OCMW. De wandeling wordt afgerond met een (eerste) aperitiefje in het gezellige Melkhuisje, onder de eiken balken en droge hopperanken. Het Melkhuisje is een begrip in Aalst. Al meer dan 50 jaar is het de plaats bij uitstek om even tot rust te komen na een verkwikkende wandeling of jogging. Het werd officieel geopend in mei 1955 en verving het oorspronkelijke daar gevestigde melkhuis uit 1916.
de Spiegelvijver
Met hernieuwde krachten wandelen we dezelfde weg terug naar de straatjes rond de Grote Markt, waar we aanschuiven in de ruime, lichte veranda van restaurant 't Filetpurken voor een lekkere aperitief, soep, steak of vispannetje en koffie. De sfeer aan tafel is aangenaam. Om 15u hebben we afspraak met de lokale gids op de Grote Markt zelf. We verbijten moedig een nieuwe regenbui en proberen de gids te verstaan, wat niet altijd even gemakkelijk is, zeker op straat. Ook springt het verhaal soms wat van de hak op de tak, en doen enkele persoonlijke ontboezemingen de wenkbrauwen fronsen. Maar de eindbalans is toch positief: een gepassioneerde, onderlegde gids met een hart voor Aalst. De rondleiding begint bij het Oud Schepenhuis. Het dateert uit 1225 en is het oudste bewaarde stadhuis van de Nederlanden. Het stond o.a. model voor de stadhuizen van Leuven en Brussel. Het is gebouwd in fasen, in een combinatie van romaanse stijl, vroege gotiek en latere burgerlijke gotiek. De belforttoren met bijhorende beiaard dateert uit 1460. In de 17de eeuw werd de voorgevel opgesmukt in barokke stijl.
de Gavergids 2010 / 3
16
Schepenhuis en Belfort, met vooraan links het standbeeld van Dirk Martens
In de middeleeuwen was Aalst de hoofdstad van het Land van Aalst, een samenwerkingsverband tussen de steden Aalst, Geraardsbergen, Ninove en Ronse, de baronieën Boelare, Gavere, Rode, Schorisse en Zottegem, en een 85tal min of meer zelfstandige dorpen en parochies in de Denderstreek. Het Land van Aalst lag op de grens van het Heilig Roomse Rijk en het Franse koninkrijk (waartoe het graafschap Vlaanderen behoorde) waardoor het eeuwen lang fungeerde als slagveld in de strijd tussen beide Europese grootmachten. Ook de rivaliserende stad Gent speelde geregeld stokebrand, o.a. in 1380, toen de Gentenaren de hele stad in de as legden. Het Schepenhuis werd bewoond door een kastelein, die o.a. zorgde voor spijs en drank voor de zeven schepenen van het Land van Aalst, tijdens en na hun administratieve en rechterlijke vergaderingen en na … de publieke terechtstellingen. In zijn huidige vorm dateert het Oud Schepenhuis uit 1886. Na de verwoestende brand van 7 juli 1879, ten gevolge van vuurwerk tijdens Aalst kermis, werd het oorspronkelijke gotische uitzicht in ere hersteld.
verzamelde wapenschilden van de stad Aalst en de vijf baronieën
de Gavergids 2010 / 3
17
Links van het Schepenhuis op de Grote Markt staat de Borse van Amsterdam, een langwerpig, symmetrisch, laag bak- en zandstenen gebouw in Vlaamse laatrenaissancistische stijl, daterend uit 1630-1634. Het staat op de plaats van het vroegere Vrije Vleeshuis en deed dienst als afspanning (voor het verversen van paarden) op de handelsroute Rijsel-Amsterdam.
De wandeling gaat verder naar het huidige stadhuis, iets verderop op de Grote Markt, in Aalst beter bekend als het Landhuis. Het is een gebouwencomplex in barok, rococo en neoclassicistische stijl, opgetrokken tussen de 17de en 19de eeuw. We bezoeken de somptueuze trouwzaal in Louis XVI-stijl, met bladgoud en verfijnd stucwerk met medaillons, guirlandes en strikjes, wandelen langs de vroegere paardenstallen en het koetshuis van de Heren van Izegem, waar nu de stadsdiensten gevestigd zijn en eindigen in de enorme balzaal, met boogvormig plafond in Romeinse stijl. Terwijl de hoge gasten, aangevoerd met koetsen, walsten over de glanzende parketvloer op de tonen van het orkest dat weggedoken zat op het balkon en onder het goedkeurend oog van de Dender en de Schelde, symbolisch afgebeeld hoog boven de zaal door twee vrouwenfiguren met anker, geldbeugel en bijenkorf, ontving koning Leopold II de Vips en bevalligste dames in de antichambre. Vandaag de dag wordt de balzaal vooral gebruikt als concert- en examenzaal voor de Academie, omwille van haar uitstekende akoestiek. Tijdens de rondleiding door de gangen en zalen van het Landhuis bewonderen we ook de portretten van de Aalsterse burgemeesters van 1830 (Jozef De Wolf) t.e.m. 2006 (Annie De Maght). De huidige burgemeester is volksvertegenwoordiger Ilse Uyttersprot (°1967). Aalst is samen met Oostende de enige Vlaamse stad die kan pronken met zo’n volledige portrettengalerij. Ook ‘onze’ Gustave Van de Woestijne leverde zijn artistieke bijdrage aan de reeks. Op een 20ste eeuwse wandschildering in de balzaal zien we dat de bijnaam van de Aalstenaars niet alleen 'ajoinen' is (wat in het Aalsters zowel ‘ajuin’ betekent als ‘a ja, hij’) maar ook ‘witvoeten’, omdat ze altijd bij iedereen een wit voetje willen halen (‘in de gunst proberen te komen’) of, aldus de gids, de zaken proberen te regelen tussen pot en pint.
de Gavergids 2010 / 3
18
classicistische gevel van het Stadhuis
rococogevel op binnenplaats van het Landhuis
We verlaten de markt via de Kerkstraat en lopen langs het Filetpurken en de plaats waar het geboortehuis van Adolf Daens stond naar de Sint-Martinuskerk, de hoofdkerk van de stad. De bouw van de gotische kerk werd begonnen in de 15de eeuw maar nooit voltooid. Waar nog enkele traveeën en een westtoren moesten komen, werd de kerk gewoon dichtgemaakt met een blinde bakstenen muur, waar later een barok portaal tegenaan werd gebouwd. Binnen is de rijkdom er niet minder om. Pronkstuk is het Sint-Rochusaltaar met bijhorend schilderij van P.P. Rubens. Sint-Rochus wordt erop afgebeeld als patroon van de pestlijders. Het werk werd geschilderd rond 1624 op bestelling van de gilde van de hoppe- en graanhandelaars. Rechts van het altaar staat een relikwiekast en schrijn van de heilige Rochus. In de buurt van het altaar loopt een koperen streep diagonaal over de dwarsbeuk. Ze werd aangebracht in 1839 en duidt de meridiaan aan (een denkbeeldige rechte lijn die de Noordpool verbindt met de Zuidpool). Dit soort meridiaanlijnen vind je ook in Antwerpen, Brugge, Brussel, Dendermonde, Gent en Lier, meestal in kerken. Ze werden gebruikt voor het bepalen van de lokale tijd en het berekenen van de standaardtijd voor heel België. Dit was dan weer van belang voor het opstellen van de uurroosters van de toen kersverse Belgische spoorwegen. Wanneer de zonnestralen door de oculus of het ronde gaatje in het grote glasraam van de zuidbeuk loodrecht op de meridiaan vallen, is het precies middag in Aalst. Omgerekend is het dan 13.16u en 6 seconden Belgische tijd (of 14u16’6” zomertijd). In de H.-Hartkapel, in de altaaromgang rechts van het altaar, is het grafmonument te zien van drukker-humanist Dirk Martens. Aalstenaar Dirk Martens (1446-1534) introduceerde het drukken met losse letters in de Nederlanden, en gebruikte de nieuwe techniek o.a. voor het drukken van de kritische werken van zijn collega-humanisten Thomas More (Utopia) en Erasmus (Lof der Zotheid), met wie hij bevriend was. De drukkunst democratiseerde het boekwezen en zorgde ervoor dat het nieuwe gedachtegoed veel sneller verspreid raakte bij wie kon lezen. Het betekende een maatschappelijke revolutie die te vergelijken is met die veroorzaakt door de doorbraak van de televisie in de jaren 1950. De grafsteen werd naar hier overgebracht uit het Wilhelmietenklooster, toen dat de deuren moest sluiten. Het standbeeld van Dirk Martens op de Grote Markt dateert uit 1856 en is van de hand van Jean Geefs. Een laatste pronkstuk, links van het altaar, is de renaissance sacramentstoren in witte en blauwe hardsteen en roodbruine marmer. Hij is van de hand van Jeroom du Quesnoy de Oude en dateert uit 1604. Hij verving de oorspronkelijke gotische sacramentstoren die ver-
de Gavergids 2010 / 3
19
nield werd tijdens de godsdiensttroebelen van 1565-66. De restanten van die toren zijn te zien in de huidige winterkapel.
perspectieftekening van de duidelijk onvoltooide Sint-Martinuskerk
Een korte wandeling richting Dender brengt ons tegen 17u naar het Stedelijk Museum, de laatste halte van de rondleiding. Het museum is ondergebracht in het Oud-Hospitaal, opgericht in 1242 op initiatief van Johanna Van Constantinopel, gravin van Vlaanderen en Henegouwen, aan de oever van de (nu gedempte) Oude Dender. Het begon met een kleine zaalkapel, een eerste ziekenzaal en een bescheiden kloostertje voor de dienstdoende zusters. In de eeuwen die volgden werd het hospitaal telkens heropgebouwd en uitgebreid, tot het huidige complex van gangen, zalen en binnentuintjes. Na de grondige restauratie van 1959-1965 werd het Stedelijk Museum erin ondergebracht. Het museum zelf werd opgericht in 1901 en was oorspronkelijk gevestigd in de voormalige hospitaalkapel. De gids neemt ons mee voor een blitzbezoek aan de Daens- en de Saedeleer-zaal. Priester en volksvertegenwoordiger Adolf Daens (1939-1907) trok zich het lot aan van de verpauperde Aalsterse textielarbeiders en streed met zijn Christene Volkspartij zij aan zij met de Socialisten voor algemeen stemrecht en tegen de traditionele Katholieke Partij van advocaat Charles Woeste. Na de Eerste Wereldoorlog kwam de Daensistische partij in Vlaamsnationalistisch vaarwater terecht en fuseerde uiteindelijk met het extreem-rechtse VNV. Maar de gids verzekert ons dat er in Aalst nog steeds ‘echte’ Daensisten rondlopen. Kunstschilder Valerius De Saedeleer (1867-1941) volgde tegen de wil van zijn vader, een rijke Aalsterse zeepfabrikant, lessen aan de Academie voor Beeldende Kunsten te Gent, en leidde daarna een armoedig bestaan, zwervend van stad tot stad. In 1898 vestigde hij zich in Sint-Martens-Latem, waar hij kennis maakte met de kunstenaars van de eerste Latemse school: Albijn van de Abeele, George Minne, Gustave en Karel van de Woestijne en Albert Servaes. In Latem ontwikkelde hij zijn verfijnde stijl en schilderde er zijn beste werken, zoals Winter in Vlaanderen en Boomgaard. Zijn landschappen doen denken aan de Vlaamse Primide Gavergids 2010 / 3
20
tieven en Pieter Brueghel de Oude. Van 1908 tot 1914 woonde hij in Tiegem. Bij het begin van WOI week hij uit naar Groot-Brittannië. Pas in 1921 keerde hij terug naar Vlaanderen, en vestigde zich in Etikhove, tussen Oudenaarde en Ronse. In 1933 werd de verloren zoon, wiens bloed kroop waar het niet gaan kon, gehuldigd als ereburger van de stad Aalst. Na het overlijden van zijn vrouw woonde hij in Leupegem bij een van zijn dochters. Daar overleed hij op 74-jarige leeftijd.
vlnr en vbno: ingang van het Oud Hospitaal, Adolf Daens, replica van Dirk Martens’ drukpers, Valerius De Saedeleer, en een typisch Bruegheliaans landschap van de meester
de Gavergids 2010 / 3
21
Wie nog zin heeft, kan daarna individueel de carnaval-, Louis Paul Boon- en Dirk Martenscollecties bekijken, maar eigenlijk is de tijd die rest daarvoor te kort. Om 18u wandelen we terug naar het station voor de trein van 18.30u. Een uur later zijn we weer thuis. We moeten absoluut nog eens terug naar Aalst!
het gerestaureerde stationsgebouw in Vlaamse neobarok
Tot slot nog een woordje van dank voor Manette, die de hele daguitstap tot in de puntjes voorbereidde en de hele dag alle praktische beslommeringen voor haar rekening nam. Bronnen
eigen notities & foto’s
www.aalst.be > Vrije Tijd & Toerisme > Bezienswaardigheden
www.aalst.be > Gezondheid & Leefmilieu > Groen & Natuur > Parken
nl.wikipedia.org/wiki/Land_van_Aalst
nl.wikipedia.org/wiki/Lengtegraad
www.kunstbus.nl/kunst/valerius+de+saedeleer.html
de Gavergids 2010 / 3
22