Wandelroute
Scheldevallei Zingem Een natuur- en landschapsverkenning
–2–
Wandelroute Scheldevallei Zingem is een realisatie van Provincie Oost-Vlaanderen Dienst Natuur- en Milieu-educatie p/a De Kaaihoeve Oude Scheldestraat 16 9630 Meilegem (Zwalm)
–3–
Natuurleerpad Meilegem–Zingem Het natuurleerpad Meilegem–Zingem bestaat uit twee delen die beschreven zijn in twee afzonderlijke brochures. Informatie kan je bekomen in het Provinciaal Natuureducatief Centrum 'De Kaaihoeve'. Deze brochure beschrijft de tweede wandelroute op het grondgebied van Zingem. Naast informatie bij enkele aandachtspunten vind je in deze brochure ook een aantal doe-opdrachten die je aansporen om de natuur wat grondiger te bekijken en die hopelijk je zintuigen aanscherpen om van het landschap te proeven. De oplossingen vind je achteraan in dit boekje terug. Als je bovendien een gezinsrugzakje van De Kaaihoeve ontleent, beschik je meteen over een aantal eenvoudige veldwerkmaterialen en kan je een hele reeks bijkomende opdrachten uitvoeren. Je maakt zelf een keuze, afhankelijk van het seizoen en de leeftijd van het gezelschap. Op elk moment van het jaar kan je het natuurleerpad bewandelen. Laarzen of waterdichte stapschoenen zijn echter noodzakelijk, zeker in de winter en de lente. Voor rolstoelgebruikers is een deel van het parcours toegankelijk. Sommige opdrachten zijn tijdsgebonden omdat elk seizoen zijn eigenheden en charmes heeft. Indien je een verrekijker bezit, neem hem dan mee op de wandeling. Het loont zeker de moeite.
–4–
Kenmerken van de wandeling Vertrek- en eindpunt Gemeentehuis Zingem (naast het rond punt) Amelotstraat 53 9750 Zingem Bereikbaarheid • met de trein: De spoorlijn Gent-Oudenaarde-Ronse heeft een halte in de gemeente Zingem. • met de bus: Er zijn diverse vaste buslijnen en een belbus die één of meerdere haltes hebben in de gemeente Zingem. Meer info op www.delijn.be • met de auto: Je kan gebruik maken van de parking naast het gemeentehuis van Zingem of de parking op het kerkplein. Afstand en tijdsduur De volledige afstand bedraagt ca. 8,6 km (ongeveer 3u wandelen + opdrachten). Toegankelijkheid • Laarzen of waterdichte stapschoenen zijn aan te bevelen. • De wandeling kan ingekort worden via de Damstraat. De afstand bedraagt dan 5,7 km. • Op het gedeelte van het natuurleerpad dat door het natuurreservaat de Grootmeers loopt, zijn honden niet toegelaten (ook niet aan de leiband) omdat het gebied begraasd wordt door loslopende runderen. Zij wandelen met hun baasje via de Nederzwalmsesteenweg en de Dijkstraat verder om op de Damstraat weer op het parcours aan te sluiten. • Tijdens de wintermaanden is bij hoge waterstand het pad door de Grootmeers (zelfs met laarzen) vaak moeilijk begaanbaar. Ook dan wandel je best via de Dijkstraat tot je terug op de wandelroute terecht komt.
–5–
• Rolstoelgebruikers kunnen via de Damstraat een gedeelte van het natuurleerpad bereiken (aandachtspunten 11, 12, 13, 15, 16, 17). Op de kaart achteraan in dit boekje is dit alternatief parcours aangeduid. De windmolen (aandachtspunt 1) is voorlopig nog niet op eigen kracht bereikbaar voor rolstoelgebruikers, maar we onderzoeken samen met de gemeente Zingem hoe we de toegang tot de molensite kunnen aanpassen.
Signalisatie De wandelroute is aangeduid door palen met een groene kop. Een geel plaatje met een groene pijl geeft de looprichting van het natuurleerpad aan. Op de route hebben we enkele aandachtspunten gekozen die in het boekje met een cijfer worden aangegeven. De weg naar elk aandachtspunt wordt telkens in de tekstkaders van het boekje beschreven. Bij sommige aandachtspunten hoort een opdracht, je vindt ze bij de symbooltjes voor een schrijfopdracht en
voor een kijkopdracht.
De uitklapbare achterflap van dit boekje bevat een kaart van het gebied. Hierop zijn het volledige parcours en de locatie van infoborden aangeduid. Er zijn enkele alternatieve routes mogelijk. Deze zijn eveneens op de kaart aangeduid.
–6–
Zingem, een korte historiek van de Scheldevallei Het huidige landschap is tot stand gekomen door de kracht van het water en later door pogingen van de mensen om dat water te beheersen. Dit was nodig om de bevaarbaarheid van de Schelde te verbeteren, het dorp tegen overstromingen te beschermen en om nieuwe landbouwgronden te ontginnen. De vallei werd grotendeels gevormd door de ijstijden. Gedurende 2 miljoen jaar kenden onze streken een afwisseling tussen erg koude ijstijden en perioden met een zachter klimaat. Tijdens het afsmelten van de ijsmassa's was de erosie door de rivier zeer sterk. Daardoor werd de vallei heel breed en diep uitgeschuurd. Gedurende de warmere perioden werd de brede vallei telkens weer grotendeels opgevuld met materiaal dat de rivier meevoerde. Op het einde van de laatste ijstijd, zo'n 10 000 jaar geleden, werd de Schelde een meanderende rivier met een zomerbedding (gewone waterstand) en een veel bredere winterbedding (hoge waterstand). De winterbedding was het gebied dat elke winter overstroomde. In de 18de, de 19de en het begin van de 20ste eeuw werden opvallende infrastructuurwerken opgestart om het water te beheersen. Een landdijk werd aangelegd net buiten de winterbedding van de rivier en het sas van Asper werd gebouwd. De Schelde werd rechtgetrokken voor de scheepvaart en ingedijkt. Op de rand van de winterbedding werd een brede gracht, de Coupure, aangelegd. Als gevolg hiervan werden de moerassige percelen van de winterbedding sterk ontwaterd en ook geschikt voor landbouw. Het bleven wel voornamelijk kleine weilanden afgewisseld met wat bosjes en wissenveldjes waar de twijgen om te vlechten groeiden. De aanwezigheid van de Scheldeklei zorgde op het einde van de 19de eeuw ook voor de komst van de steenbakkerijen. Tijdens de wandeling komen deze verschillende aspecten aan bod.
–7–
1. drooghangar van een veldsteenbakkerij
In de 20ste eeuw was de ontwikkeling van het landschap vooral afhankelijk van de wijze waarop de landbouw mogelijk was: weilandjes werden vergroot en meer en meer omgevormd tot akkerland. De wissenveldjes verdwenen omdat o.a. kunststof en rotan langzaam de plaats innamen van het vlechtwerk. De grootschalige exploitatie van het gebied leidde ook tot het verlies van talrijke kleine landschapselementen zoals meidoornhagen, houtkanten en knotbomenrijen. Het gebied de Grootmeers werd drastisch opgehoogd. Door al deze ingrepen werden de natuurwaarden van het gebied sterk aangetast. Enkele jaren terug is hierin een kentering ontstaan. De natuurlijke waarden van de Scheldevallei, al jarenlang een aandachtspunt voor natuurliefhebbers, kwamen terug op de voorgrond. De verschillende overheden sloegen de handen in elkaar en ontwikkelden acties om het herstel van de biologische waarden te verkrijgen. In de toekomst moet de natuur terug een basisfunctie worden in het gebied.
–8–
1
De wandeling vertrekt aan het gemeentehuis. Volg de Amelotstraat richting Asper. Sla rechtsaf wanneer je een molen ziet. Rolstoelgebruikers steken aan het gemeentehuis de straat over en gaan naar de rotonde; daar kunnen zij via de Kwaadstraat en de Ommegangstraat tot aan de Scheldedijk rijden. Onderweg komen zij aandachtspunt 15 tegen. Bij aandachtspunt 11 kunnen ze in de normale volgorde bij het natuurleerpad aansluiten.
Aan de voet van de molen bevindt zich een klein, laag gebouw. Dat is de oude molenaarswoning. (1) Kan je een reden bedenken waarom de woning van de molenaar niet hoger werd opgetrokken? De meeste molens staan op een sterk verheven plaats. Deze kleine molen niet; hij staat gewoon aan de rand van het dal, vandaar misschien ook zijn naam: Meuleken 't Dal. De molen dateert met hoge waarschijnlijkheid uit de 14de eeuw en was zo goed als zeker eigendom van de Gentse Sint-Baafsabdij. Tot in de lente van 1932 functioneerde hij als korenmolen. In 1999 werd de molen aangekocht door het provinciebestuur van OostVlaanderen. Een grondige herstelling in 2001 maakte de molen opnieuw draaivaardig. Verdere restauraties zijn nodig om opnieuw een maalvaardige molen te bekomen. Deze molen is een staakmolen en staat op hoge teerlingen (vier stenen 'blokken'). Op die stenen blokken rusten de houten balken die de staak (dikke ronde paal in het midden) dragen en recht houden. De hele molenkast steunt op de bovenkant van de staak en kan 360° gedraaid worden, zodat de wieken steeds optimaal de wind kunnen vangen. Als de molen op het ogenblik van de wandeling niet toegankelijk is, loont het zeker de moeite om nog eens terug te komen als de molenaar aanwezig is. Verdere informatie over de molen kan je verkrijgen via MOLA, het provinciaal molencentrum. (zie achteraan)
–9–
2. Meuleken 't Dal
Om goed te draaien moet de wind loodrecht op de wieken waaien. Om de molenwieken goed te kunnen richten, moet je dus eerst de windrichting bepalen. Je kan hiervoor een 'natte vinger' gebruiken. Stop je vinger even in de mond, hij wordt warm en nat. Hou hem nu in de lucht. De kant van je vinger die koud wordt, geeft de richting aan van waaruit de wind komt. (Boven op de molen bevindt zich een windvaan, zo kan je zien of je juist bent.) Nu je de windrichting kent, weet je hoe de wieken moeten staan. Kijk naar de molen, staan de wieken nu goed, of moet de molen gedraaid worden? Kan de wind de wieken vrij bereiken, of staan er gebouwen of beplantingen in de weg die de wind vangen?
De molen staat op de rand van een heel ver reikend dal, gevormd door de Schelde. Op de hoek van het molenerf staat een infobord. Het vertelt je meer over de vorm van het dal en je kan er je ogen (en/of je verrekijker) eens uittesten. De juiste namen van de torenspitsen vind je achteraan in de brochure (2).
–10–
2
Volg het pad dat voor de molen loopt in de richting van Asper (naar het noorden).
Op de linkerkant staat een groot gebouw dat vroeger het armenhuis was. Nu is het in privé-bezit. Rond de tuin zie je een mooie rij knotbomen. Door regelmatig – om de drie tot zeven jaar – alle takken van de boom te verwijderen, krijgt hij een dikke stam met een verbreed knoestig hoofd. Op het zaagvlak van dit knothoofd kan het regenwater blijven staan. Daardoor kan de boom rotten en hol worden. Deze holten vormen ideale woon- en overwinteringsplaatsen voor tal van vogels, kleine zoogdieren, insecten, ... Ook planten kunnen op het knothoofd ontkiemen en er verder uitgroeien. (3) Kan je de knotbomen ontdekken die hieronder afgebeeld staan? (foto 3, 4 en 5)
–11–
(4) Deze knotbomen zijn geen wilgen! Kan je zien welke boomsoort hier geknot werd (de foto's van aandachtspunt 7 helpen je vast vooruit)? Bij de laatste knotboom heb je een goed zicht op de kerk van Asper.
Sla rechtsaf aan de laatste knotboom en volg het pad tussen de akkers.
Je ziet langs het pad verschillende percelen akkerland die nog, zoals vroeger gebruikelijk was, een relatief kleine omvang hebben. Kan je zien welke gewassen op deze percelen verbouwd worden (of werden als er ondertussen al geoogst is)? aardappel
tarwe
biet
gerst
haver
rogge
maïs
3
–12–
Na de oogst kan je vaak ook een hoop veevoer veilig opgeborgen zien onder een zeil (gehakselde maïs, …). Naarmate de winter vordert, wordt het voer geleidelijk opgebruikt. Om misoogsten te vermijden werden tarwe en rogge soms samen op de akker ingezaaid. Men noemde dit een masteluinveld. Beide graansoorten hebben hun voordelen. De vraag naar tarwe is altijd groot geweest, maar het is een veeleisend gewas dat een zeer vruchtbare bodem nodig heeft. Het gedijt beter op leemhoudende bodems dan op arme zandgrond. Op de zandleem- en leemgronden van Zingem groeit tarwe dus vrij goed. Het is echter ook een tamelijk risicovol gewas dat na strenge winters gemakkelijk tot misoogsten leidt. Om het risico van volledige misoogsten te vermijden, werd tarwe samen met rogge ingezaaid. Rogge kan beter dan tarwe tegen een stootje en vraagt ook minder bemesting. Rogge geeft bovendien een grotere strovoorraad dan tarwe. Aan de akkerranden merk je tal van kruiden. Sommige daarvan zijn echte akker(on)kruiden.
–13–
6. Echte kamille 7. Kleine klaproos
9. Akkerwinde
8. Korenbloem
11. Voederwikke
10. Rood guichelheil 12. Wilde cichorei
Ga op zoek naar een bloeiende plant. Vergelijk ze met de foto's. Is het één van de afgebeelde akkeronkruiden? Je kan aanduiden welke je zag.
–14–
Als je na het eerste veld naar rechts kijkt, zie je een jonge knotbomenrij. Daarachter staan een radiomast en ook een hoge schouw die een overblijfsel is van een vroegere stokerij. (5) Wat werd hier gestookt? Wanneer je achterom kijkt, kan je duidelijk zien dat het molenerf iets hoger ligt dan de omringende akkers.
4
Ga verder rechtdoor tot aan een T-splitsing, daar neem je links en nog voor de boerderij weer rechts.
Dit gebied wordt Listveld genoemd en de straat die er loopt is de Liststraat. Het 'list' in beide namen verwijst naar lisplanten die hier vroeger talrijk voorkwamen op de moerassige ondergrond. Je kan merken dat het hier ondanks de aanleg van dijken en de ontwatering van het gebied toch nog vaak drassig is. Door de aanwezigheid van klei en laagveen in de ondergrond wordt het doorsijpelen van het water belemmerd. Op deze plek merk je de overgang van akkerland naar weiland. Tussen de akkers is het niet nodig om een afsluiting te voorzien. Bij de weiden is dat wel het geval. Nochtans was het vroeger net omgekeerd. Het vee mocht overal vrij rondlopen. Daarom waren veel bos- en akkerpercelen beschermd met een doornige randbegroeiing. Door de sterke toename van het akkerland verplaatste het gebruik van deze 13. bloeiwijze Ruige weegbree
–15–
14. rozet Grote weegbree
levende afsluitingen zich steeds meer naar de begraasde percelen, waardoor in de 19de eeuw in de streek de typische behaagde weiden ontstonden die stand hielden tot aan de komst van de prikkeldraad. Op de paden zie je vaak Weegbree. Het is een plant die heel goed betreding verdraagt en vaak in het gazon opduikt. Dit komt doordat de nerven van het blad elastisch zijn. Ze veren mee zonder af te kraken als erop getrapt wordt. Zo blijven de nerven onbeschadigd en is de sapstroom verzekerd. In de 18de en 19de eeuw vervoerden blanke kolonisten onbewust zaden van weegbreeplanten mee naar Noord-Amerika via grond die tussen hun schoeisel, wielen van hun huifkarren of de poten van de trekpaarden bleef hangen. Overal waar ze passeerden lieten ze ‘een spoor’ van weegbreeplanten achter. De indianen noemden de plant dan ook ‘het voetspoor van de blanke man’.
Ga op het einde van het veld naar rechts en dan onmiddellijk weer links. Volg de weg die naar links afbuigt. Sla daarna rechtsaf.
Je bent hier op het stilste plekje van de wandeling. Sta even stil en luister gedurende een minuutje naar de geluiden uit de omgeving (met je ogen dicht hoor je beter). Welke geluiden zijn van menselijke activiteiten afkomstig? Welke natuurlijke geluiden hoor je? (6) Ken je de boom die hier rechts op de hoek staat?
5
–16–
15. Witte abeel
Het is een Witte abeel. Bekijk eens een blad van dichtbij. Welke kleur heeft de bovenzijde, welke kleur de onderzijde? Voel er ook eens aan. Voel je een verschil tussen de boven- en de onderkant? Witte abeel is van oorsprong een soort uit het zuiden en midden van Europa. Die gebieden hebben een hoge zonnestraling en droge zomers. De dichte beharing aan de onderkant van het blad zorgt ervoor dat het waterverlies beperkt blijft. Door het blad in de zomer te kantelen, kan deze lichtminnende boom de te sterke zomerse instraling op zijn bladeren beperken en ‘verbrandingsverschijnselen’ vermijden. Je ziet zijn witte kleur dan ook al van ver. Hij diende de eerste boeren tevens als kalender: de bladeren keren zich om rond 21 juni, de zomerse zonnewende. De Witte abeel wordt veel aangeplant in zeeduinen om andere bomen en struiken te beschermen tegen de zilte zeewind. 16. blad Witte abeel
Kinderen speelden vroeger dit spelletje om het weer te voorspellen: Gooi een blad van de Witte abeel in de lucht en kijk welke zijde naar boven ligt als het op de grond valt. Ligt de witte zijde naar boven, dan komt er mooi weer. Ligt de groene zijde naar boven dan komt er regen. Zoek een onlangs afgevallen blad en probeer eens of je er het weer juist mee kan voorspellen.
17. landdijk met de Dijkstraat
Een eindje verder steek je een betonweg over. Dit is de Dijkstraat.
Kijk vanop de Dijkstraat eens achterom. Van hieruit kan je de windmolen goed zien en meer naar links ook de kerk van Zingem. Als je goed oplet, merk je duidelijk dat de windmolen op de rand van de Scheldevallei staat. Je kan hier ter plaatse ook heel goed enkele niveauverschillen waarnemen in het landschap: 1) De Dijkstraat zelf ligt boven op een landdijk. Dit zie je duidelijk als je naar de velden links en rechts van de Dijkstraat kijkt. 2) Een oud rijmpje geeft een idee van de hoogteverschillen in de streek: Gavere Zulle (deurdrempel van de kerk van Gavere), Asper Turre (kerktoren van Asper) en 't kapelleken op ‘den Langen Ast’ (ast betekent berg, hier de straat naar Huise) zijn waterpas (bevinden zich op dezelfde hoogte). De lager gelegen gronden binnen de dijk, de meersen, vielen pas laat in het voorjaar terug droog en werden gebruikt als hooiland. Door de winterse overstromingen werden telkens voedingsstoffen in de meersen afgezet. Het hooi dat ze in de zomer leverden, was hierdoor van zeer goede kwaliteit.
6
–18–
Aangezien hooi toen het belangrijkste wintervoer voor het vee was, waren deze meersen sterk gegeerd. Na het hooien liet men de koeien nog wat grazen tot de kans op overstromingen weer toenam. Door de meersen eeuwenlang op deze manier te beheren, ontstonden bloemrijke natte hooilanden die zeer in trek waren bij weidevogels, zoals de Tureluur. De dijk werd eind 18de eeuw opgeworpen om het water van de Schelde tijdens de winterse hoogwaterstanden tegen te houden. Toch waren er nadien nog overstromingen tot voorbij de dijk. Dit gebeurde de laatste keer in de jaren '60, toen de Ringvaart rond Gent werd aangelegd. Het scheldewater werd toen vóór Gent opgehouden om de werken niet te hinderen en om Gent van overstromingen te sparen. Hierdoor steeg het niveau van de Schelde tot boven de dijk en liepen ook de buitendijkse akkers onder water. Vóór het brugje op de rechterkant bevindt zich een levende verzameling van verschillende soorten wilgen. Wilgen zijn in deze streek van groot economisch belang geweest door de wijmencultuur. Op verschillende percelen werden wilgen aangeplant, de grienden, waar men jaar na jaar de jonge twijgen oogstte voor de mandenvlechterij. Ze werden in bussels van gelijke grootte gelegd. Een aantal bussels werd in de grond gestoken tot april. Soms werden de twijgen gekookt. Dit gaf roze manden. Er waren ook witte (gepelde) en grauwe manden. De twijgen moesten telkens een aantal weken in het water liggen alvorens men ze kon vlechten. Wannenmakers en wannenlappers waren talrijk in Zingem. Wannen zijn grote manden (schudmanden). De wannenmakers maakten thuis nieuwe manden die ze te 18. Tureluur
–19–
koop aanboden, de wannenlappers gingen rond van boerderij tot boerderij om de aanwezige manden ter plaatse te herstellen (op te lappen). De jaarlijkse Sint-Bavokermis te Zingem op de eerste zondag van oktober vindt zijn oorsprong bij de mandenvlechters. Op 1 oktober had iedereen zijn schulden betaald, daarna kon men feesten. Wilgen hebben eveneens een cultuurlandschappelijke waarde. Ze werden in de Scheldevallei vaak in knotbomenrijen aangewend. Als grensafscheiding beschutten ze het vee tegen felle wind en regen, gaven schaduw en droegen bij tot de ontwatering van de bodem. Bovendien was het hout, dat regelmatig kon geoogst worden, heel gegeerd op de boerderij. Maar niet alleen de takken en twijgen van de wilg werden gebruikt. De grote stammen leverden ook goed hout. Oude ambachten zoals de klompenmakerij maakten graag gebruik van wilgenhout. Klompen van wilgenhout konden immers beter tegen vocht dan klompen gemaakt van populierenhout. De wilgen die hier in februari 2004 zijn aangeplant, zijn jonge exemplaren van variëteiten en cultuurklonen die op diverse plaatsen in Vlaanderen voorkomen. De verschillende soorten wilgen zijn vaak moeilijk van elkaar te onderscheiden. Toch zijn er enkele duidelijke verschillen te zien. Bijvoorbeeld in de groeivorm: sommige wilgen groeien uit tot bomen en andere zijn struiken. Kan je bij deze wilgen al zien welke boomvormig en welke struikvormig zullen uitgroeien? Ook het blad kan sterk verschillen: is het blad lang en smal, of breed? Is het behaard of kaal? Bekijk ook de bladrand. Is het een geoord blad?
19. het geoord blad van de Boswilg
–20–
De leigracht die onder de brug doorloopt is de Coupure. Om een meer natuurlijke en spontane oevervegetatie te bekomen, wordt een strook van 6 m breed begraasd door schapen. Men koos voor het Vlaams kuddeschaap, een oud ras. Misschien kan je ze nu ergens langs de oevers zien grazen! De begrazing van de Coupure sluit trouwens aan bij een oude traditie. Schapen werden vroeger ook langs de oever van de Schelde geweid. De staf van de herder had bovenaan een haakje om schapen die in de Schelde vielen eruit te halen. Het haakje werd in de vacht gestoken en rondgedraaid, zodat de wol stevig kwam vast te zitten. Zo kon men het schaap terug op de oever trekken. Het huishoudelijk afvalwater van Zingem kwam geruime tijd via de Breegracht in de Coupure terecht. 20. Vlaams kuddeschaap
Maak je neusgaten vrij en snuif eens diep. Kan je dit ruiken? Waaraan doet de geur je denken? Vanaf 2007 wordt het afvalwater via een collector naar het zuiveringsstation in Gavere geleid.
7
Steek het brugje over en volg de sloot die naar links afbuigt.
Aan de voet van grote bomen zie je vaak mos. Zie je gelijkenissen tussen de boom en het mos? Heeft het mos een stengel? Heeft het mos blaadjes? Heeft de boom een stengel? Heeft de boom blaadjes? Knuffel eens de stam; hoe voelt de stengel van een boom aan? Waarom is hij zo stevig? Vergelijk eens met het mos aan de boomvoet.
Je kan met bomen ook een raadspelletje doen. Kies drie bomen uit. Zeg iets dat te zien is aan één van de drie bomen. Kan de andere raden over welke boom je het hebt? Draai de rollen ook eens om.
21. katjes Canadapopulier
Op weg naar de nieuwe Schelde zal je nog heel wat bomen tegenkomen. Langs het pad zie je nu eens een bomenrij, dan weer een klein bosje dat aangeplant werd. Kijk naar de foto's, lees wat de boom over zichzelf vertelt en probeer aan de hand daarvan de boom te vinden. Je hoeft hiervoor geen bladeren te plukken, meestal vind je aan de voet van de boom wel wat je zoekt. 1. Canadapopulier Ik ben meestal een hoge boom. Ik verdraag het om geknot te worden. Op het einde van de winter strooi ik met gulle hand de schubben van mijn winterknoppen en uitgebloeide katjes op de grond. Mijn blad is driehoekig.
22. blad Canadapopulier
2. Gewone es Ik heb samengestelde bladeren. Mijn gevleugelde vruchten hangen in trosjes bij elkaar. Mijn knoppen zijn zwart en zitten twee aan twee tegenover elkaar en zijn precies bokkenpootjes. Ook mijn takken staan tegenover elkaar.
23. blad gewone es 24. knoppen gewone es
25. vruchten Gewone es
–22–
3. Hazelaar Ik ben geen boom, maar een struik. Mijn blad voelt zacht aan. Op warme winterdagen zie je mijn gele katjes met mannelijke bloempjes reeds bloeien. Mijn kleine vrouwelijke bloempjes zijn er dan ook, maar je kan ze moeilijk zien. Ze staan vlak bij de katjes en hebben een minuscuul donkerrood pluimje. Wie zoekt die vindt! Mijn nootjes zijn een ware lekkernij voor mens en dier. 27. vruchten Hazelaar
28. blad Hazelaar
26. mannelijke katjes en vrouwelijk bloempje Hazelaar
4. Zomereik Mijn gelobde bladeren zijn kort gesteeld. Mijn vruchten zijn lang gesteeld. Ik hou de opgedroogde bruine bladeren aan mijn takken tot mijn nieuwe blaadjes ontluiken.
29. vrucht Zomereik 30. blad Zomereik
–23–
Ga aan het einde van het pad naar rechts en volg het pad verder tot aan een aanplanting, daar naar links en onmiddellijk weer rechts, langs de gracht tot op het plankenpad waar je een goed uitzicht hebt op de gracht.
Waar het pad naar links draait, zie je aan de rechterkant een populierenbosje dat vroeger een wissenaanplant was. Toen men niet langer de wissen (eenjarige twijgen van de wilg) oogstte, werden populieren aangeplant voor de houtopbrengst. Tussen de populieren is echter nog veel wilgenopslag te zien. Op het informatiebord worden enkele opvallende planten en dieren van het water en de waterkant voorgesteld. Neem even de tijd om vanop het knuppelpad in het water te turen: Zie je Waterviolier? Bekijk eens aandachtig de ondergedoken bladeren; waarop lijken ze? Waterviolier groeit vooral op plaatsen waar kalkarm grondwater aan de oppervlakte komt. Dit water is dan rijk aan kooldioxidegas dat de plant uit het water opneemt voor zijn groei. Zie je andere planten die onder water groeien? Of waterkevers en andere kriebelbeestjes die rondzwemmen? Lopen er insecten op het wateroppervlak? Hoor je het concert van de groene kikker?
31. Waterviolier
8
Gebruik je neus terwijl je in dit drassige stuk verder stapt. Op een bepaald ogenblik snuif je zeker de muntgeur op. Ga eens op zoek naar de Watermunt. Verpulver een blaadje tussen je vingers. Als je de juiste plant hebt, kan je de muntgeur sterk ruiken. Deze plant komt pas vrij laat in bloei, vanaf juli tot in de herfst zie je de paarse bloemen dicht bijeen in een bolletje staan. (7) Op het einde van het pad, net voor je de Schelde bereikt, zie je nog een knotwilg die in zijn knothoofd een heuse jonge boom draagt. Kan je zien welke boom dat is? 32. knotwilg met jonge boom in het knothoofd
9
Je komt nu aan de nieuwe Schelde. Je ziet aan beide oevers een dijk die met rotsblokken verstevigd is.
Vanop de dijk is links het sas van Asper duidelijk zichtbaar. Het verval van de Schelde aan het sas is maximum 2,6 m. Dit wil zeggen dat het niveau van het Scheldewater voorbij het sas 2,6 m lager ligt dan aan deze kant. Op sommige momenten van het jaar is het verschil aanzienlijk minder. Het sas bestaat uit een sluis en een stuw. Het sluisgedeelte wordt door de schepen gebruikt en bestaat uit twee sluispoorten. Door beide sluispoorten te sluiten kan men een lift maken door het waterniveau in de sluis laten zakken als het schip stroomafwaarts vaart, of laten stijgen als het schip stroomopwaarts vaart. Naast de sluis bevindt zich een stuw (onder het gebouw) die de stroomsnelheid van de rivier kan wijzigen. Zo wordt het waterpeil in de Schelde geregeld.
–25–
De kwaliteit van het Scheldewater is aanzienlijk verbeterd waardoor het aantal vissoorten sterk toeneemt via migratie vanuit de Zeeschelde. Momenteel zijn 15 verschillende soorten op de Bovenschelde aanwezig, waaronder twee beschermde soorten: de Rivierprik en de Bittervoorn. Sluizen kunnen de vismigratie echter sterk belemmeren. Bij de bouw van de nieuwe stuw is daarom een nevengeul voorzien die stroomopwaartse vismigratie mogelijk maakt. In de stuwgeul is er steeds meer stroming dan in de sluisgeul. De vissen zwemmen tegen de stroom in naar de geul met de grootste stroomsnelheid (hoger zuurstofgehalte in het water) en zullen dus kiezen voor de stuwgeul. Ongeveer 30 m stroomafwaarts van de stuw bevindt zich een lokstroom. De vissen volgen die lokstroom en komen in de 532 meter lange visnevengeul terecht. In de nevengeul zijn poelen voorzien waar de zwakkere vissen even kunnen uitrusten. Zo'n reis stroomopwaarts vraagt immers veel energie. (8) Recht voor jou zie je Dikkelvenne. Iets meer naar rechts staat de kerk. De oude dorpskerk ligt hoger dan de recente woningen aan de rand van de vallei. Kan je bedenken waarom dit zo is?
Volg de dijk zuidwaarts (naar rechts) tot aan de Damstraat.
Terwijl je stapt kan je merken dat op beide oevers Riet aanwezig is. Tussen de stenen die de oever versterken, vindt het Riet zijn weg naar de waterrand. Bij het minste zuchtje wind zie je de rietpluimen bewegen. Is er veel/weinig of geen wind op dit ogenblik? Kan je het riet ook horen als het beweegt? Beweegt dan alleen de rietpluim of ook de stengel?
10
–26–
Op deze oever werd rechts van het pad Okkernoot, ook walnoot genoemd, aangeplant. Deze bomen zijn oorspronkelijk uit Zuid-Europa meegebracht door de Romeinen. Ze worden al eeuwenlang geplant vanwege de grote economische waarde van het hout en de lekkere noten. De bladeren ontvouwen zich pas als veel andere bomen reeds volop in blad staan. Tussen de ontluikende bladeren kan je de grote dikke katjes met mannelijke bloemen zien. De vrouwelijke bloemen staan meestal met verschillende bij elkaar. Als de noten rijp zijn, gaan de bolsters open en uiteindelijk vallen de noten vanzelf op de grond. Om ze te oogsten worden ze vaak met een stok uit de boom geklopt. Oude bomen krijgen een prachtige ruwe grijze schors. Het hout is vrij hard, heeft een mooie nervatuur en wordt gebruikt in de meubelmakerij. In de lente bloeit op de berm links van het pad vrij spectaculair het Groot hoefblad. Deze plant is tweehuizig. Dit wil zeggen dat de mannelijke en de vrouwelijke bloemen op aparte planten voorkomen. De planten die hier groeien zijn mannelijke exemplaren. In het voorjaar zie je de forse bloeistengels, met tal van roze bloempjes, tevoorschijn komen nog voor het blad ontluikt. De plant vermenigvuldigt zich door lange ondergrondse uitlopers. 33. Klein hoefblad
Er is ook het Klein hoefblad. Dit is één van de eerste bloeiers in het voorjaar. De gele bloemen lijken op zonnetjes. Ze doen denken aan de Paardenbloem. Na de bloei maken beiden pluizebollen. Je kan ze toch makkelijk onderscheiden door de volgende kenmerken: Klein hoefblad · bloem met hartje · schubben op bloeistengel · bloemen bloeien in maart–april, voor de bladeren verschijnen Paardenbloem · bloem zonder hartje · kale bloeistengel · bloeit van maart tot in de herfst, de bladeren zijn gans het jaar aanwezig 34. Paardenbloem
–27–
Rechts in de berm is vaak veel Look-zonder-look aanwezig. Tijdens de bloei, van april tot juni, verschijnen kleine witte bloempjes met vier kroonblaadjes. De blaadjes zijn nagenoeg rond, gekarteld en hebben een hartvormige voet. De plant ruikt heel sterk naar knoflook. Zoek hem, wrijf een blaadje fijn tussen je vingers en ruik eraan. Hierdoor komt hij aan zijn naam: ‘look-’ verwijst naar de geur en smaak van de plant, ‘zonder-look’ geeft aan dat de plant niet tot de familie van de uien behoort (knoflook daarentegen wel). Look-zonder-look is een kruisbloemige zoals ook koolsoorten en Herderstasje. Vlak voor de Damstraat bevindt zich een informatiebord dat aangeeft welke vogels je hier in de natte weiden kan aantreffen. Welke van de vermelde soorten zag je reeds?
Volg de Schelde verder stroomopwaarts. Aan de Mesureput (een oude scheldearm) kan je verder de dijk volgen. Of je kan ook, iets avontuurlijker, het pad volgen dat langs de buitenoever van de Mesureput loopt. Je komt vanzelf terug op de dijk. (Als je de wandeling wil inkorten, dan kan je de Damstraat inslaan. Bij de Stuyvenberg sluit je dan opnieuw aan op het wandelpad.)
Tot 1955 kon je hier aan de Damstraat met een veerpont de Schelde oversteken. Het veer Rigaux, genoemd naar herbergier Rigaux die aan de Schelde woonde, verbond Zingem met Meilegem. Het veer werd langs een ketting naar de overkant getrokken. Als het veer niet voer, werd de ketting neergelaten op de bodem van de Schelde zodat andere boten konden voorbijvaren.
11
–28–
35. veer te Melden begin 20ste eeuw
In het begin van WOII werd de veerdienst vernietigd en op 18 augustus 1955 volgde de volledige afschaffing. Omwille van de drukke scheepvaart kan van een nieuwe veerdienst geen sprake meer zijn. De rechttrekking van de Schelde dateert hier van rond 1897. Sommige afgesneden meanders bleven links en rechts van de ‘nieuwe’ Schelde bestaan. De eerste die je op de rechterkant tegenkomt is de Mesureput. Langs de andere kant van de ‘nieuwe’ Schelde heb je ongeveer op dezelfde hoogte de oude scheldearm van Meilegem. De Schelde werd rond 1975 nog eens verbreed. Momenteel kunnen schepen met een tonnenmaat van maximum 1.350 ton op de Bovenschelde varen. De Mesureput dankt zijn naam aan een merkwaardig project van de heer Mesure. Die woonde op het stuk grond dat nu tussen de meander en de dijk van de nieuwe Schelde ligt. Hij wou zijn huis volledig zelf bouwen met stenen die hij bakte met ter plaatse gedolven klei. Hij slaagde maar deels in zijn opzet, maar zijn poging werd wel vereeuwigd in de naam van de oude scheldearm.
12
Stap verder tot net voor de scheldebrug. Ongeveer 50 m voor de brug stop je op de hoek met een aardeweg. Hier heb je een ideale plaats om vogels te observeren.
Onder de rand van de brug hangen tientallen gemetselde nesten van Huiszwaluw. Deze brug herbergt een belangrijke kolonie van dit steeds zeldzamer wordende vogeltje. Halfweg vorige eeuw was het nog een algemeen verspreide en talrijke broedvogel. Nu zijn in Vlaanderen kolonies zoals deze hier eerder zeldzaam.
–29–
36. huiszwaluw aan nest
De Huiszwaluw is iets kleiner dan de Boerenzwaluw. Als hij vliegt valt onmiddellijk de witte vlek aan de bovenkant van de onderrug (stuit) op en de korte en nauwelijks gevorkte staart. Volwassen mannetjes keren elk jaar terug naar dezelfde broedkolonie, maar de huiszwaluwvrouwtjes zijn veel minder plaatstrouw. Een mislukte broedpoging is vaak al voldoende om van partner of kolonie te verwisselen. Als broedplaats verkiezen ze bij voorkeur ruwe stenen muren met een lichte kleur en daarboven een dakrand. In de onmiddellijke omgeving moeten absoluut de geschikte bouwmaterialen als klei, leem of andere modderige grond aanwezig zijn. Oude nesten worden meestal door de volwassen vogels hergebruikt. Dit spaart tijd en energie. Jonge vogels maken een nieuw nest. Huiszwaluwen jagen al vliegend op insecten met snelle, sierlijke wendingen. Een koppeltje dat twee broedsels grootbrengt met telkens twee jongen, verorbert op een seizoen zo'n 5 miljoen insecten! De winter brengen ze door in Afrika, ten zuiden van de Sahara. De trektocht is voor de dieren een hachelijke onderneming (slecht weer, vogelvangst en woestijnuitbreiding): gemiddeld keert maar een op de vier zwaluwen het daaropvolgende jaar terug naar de nestplaats. Op deze plaats kan je ook vaak de Buizerd waarnemen of de Kleine karekiet horen knetteren tussen het riet. Sinds 2004 jaagt ook de Slechtvalk regelmatig boven de Grootmeers.
Volg naar rechts de aardeweg tot op de straat langs de brug. Daarna ga je weer rechts op een pad en een beetje verder volg je het rechterbeen hiervan. Ga door de klapdeur naar binnen. Je bent nu in het natuurreservaat De Grootmeers. Rolstoelgebruikers en mensen met buggy’s of honden gaan eerst door tot aan de brug en volgen naar rechts de verharde weg tot aan de Dijkstraat. Ze sluiten op de Damstraat terug aan in de richting van Zingem.
13
37. Canadapopulier met Klimop
De aardeweg leidt je tussen een bomenrij en een knotbomenrij. Bekijk de richting van de stammen en takken eens. Enerzijds bepaalt de wind de richting van de stammen, anderzijds stuurt de strijd om licht de takken naar het zonlicht toe. Eén van de boomstammen is in een volledig groen kleed gestoken door een plant die z'n naam alvast niet gestolen heeft. Als er één ding is waar het bij deze plant om draait, dan is het wel klimmen: hoger en hoger, naar de zon toe. Hij groeit gestaag, in een bescheiden zigzag, op weg naar de hemel. Wat hem daarbij tot steun kan dienen grijpt hij gretig vast: een boom, een lantaarnpaal, een oud schuurtje of de gevel van je huis … bijna niks is te glad om er zijn kleine hechtworteltjes aan vast te haken en alweer een stukje omhoog te klimmen. Maar dat is dan ook alles wat die hechtworteltjes doen: vasthouden. Want in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt is de Klimop geen parasiet: hij heeft zijn eigen wortel waarmee hij water en mineralen uit de grond haalt, en hij heeft z'n eigen groene blaadjes waarmee hij z'n voedsel maakt. Het enige wat hij zelf niet heeft, is een beetje stevigheid en hij is genoodzaakt om iets te beklimmen op zoek naar licht. Maar of dat nu een boom of een paal is maakt niks uit: hij groeit op beiden net zo goed. Kijk maar eens goed naar een klimoptak. Aan de achterzijde merk je korte bruingrijze haartjes van ongeveer een centimeter lang. Dit zijn de hechtworteltjes. Eéntje kan je makkelijk lospeuteren, maar eendracht maakt macht: omdat ze met vele honderden zijn, verankeren ze de Klimop stevig op zijn groeisteun.
38. vruchtdragende takken klimop
Als klimop zo'n 10 jaar oud is, gaat hij telkens in september bloeien, als veel andere bloemen al verdwenen zijn. Hij wordt dan druk bezocht door insecten. De bessen die eruit volgen zijn dan weer populair bij de vogels. Insecten en vogels vinden niet alleen voedsel bij de klimop, maar ook dikwijls een veilig onderkomen om er te leven, te rusten of zelfs een nest te bouwen. Samen met de Hulst is dit één van de zeldzame inheemse loofplanten die wintergroen zijn (dit wil zeggen dat ze hun blaadjes niet verliezen in de winter). Hoe dat komt? Voel eens aan de blaadjes: ze voelen nogal hard en glad aan door een waslaag die er overheen zit. Hierdoor kan er maar weinig water uit het blad ontsnappen. Dat is een nadeel – de plant groeit trager – maar ook een voordeel: tijdens de winter, als de wortels geen water meer opnemen, zal de klimop toch niet verwelken. Zo kan hij in de lente, bij de eerste warmte en de eerste zonnestralen onmiddellijk met de voedselproductie verdergaan. De Grootmeers is een 19 ha groot gebied dat door de gemeente Zingem werd aangekocht voor natuurontwikkeling. Deze oorspronkelijk laaggelegen meersen werden in de jaren '70 meer dan 1 m hoog met zand opgespoten. In 2003 heeft de gemeente inrichtingswerken uitgevoerd om deels het oude meersenkarakter te herstellen. Hier en daar werd daartoe grond afgegraven; in het noorden werd een moeraszone aangelegd en de waterloop werd hersteld en voorzien van een regelbare stuw met schotbalken. Op de laagste plaatsen werd een verhoogd plankenpad aangelegd. De natuur in het gebied krijgt kans om opnieuw spontaan te ontwikkelen. Het beheer van het gemeentelijk reservaat wordt uitgevoerd door Natuurpunt vzw. en het Regionaal Landschap Vlaamse Ardennen. Je leest meer over natuurontwikkeling op het informatiepaneel nabij het plankenpad.
–32–
39 - Galloways in de Grootmeers
In juni 2004 zijn drie volwassen Galloway-runderen in de Grootmeers aangekomen: één stier en twee koeien. Ze blijven het jaar rond in het gebied omdat ze winterhard zijn. Dit wil zeggen dat ze bestand zijn tegen de koude en 's winters voldoende voedsel kunnen vinden. Het wandelpad loopt vrij doorheen het terrein waar zij grazen. Om die reden is de toegang tot het natuurgebied verboden voor honden, zelfs al zijn ze aangelijnd. De stier ‘waakt’ over zijn kudde. Zorg ervoor dat je niet tussen de stier en zijn koeien door loopt, of te dicht in de buurt van de kalfjes komt. Kan je op de foto de stier vinden? Door het inzetten van deze grote grazers wordt de vegetatie in toom gehouden en de spontane ontwikkeling in een bepaalde richting ‘gestuurd’. Naast grassen en kruiden worden ook de toppen van opschietende struiken en bomen afgegraasd. Zaden maken een reis door het gebied tussen hun hoeven, in hun vacht en via de mest. Daardoor dragen ze hun steentje bij in de verspreiding van planten, de opbouw van de vegetatiestructuur en dus ook aan het uitzicht van het landschap. Hoe soortenrijk is het gebied nu? Kijk daarvoor eens naar een vierkant van ongeveer één meter zijde vlak langs het pad. Hoeveel verschillende soorten kan je erin ontdekken? Zie je ook bloeiende planten? (9) Kan je de runderen ergens in het gebied waarnemen? Of hebben ze zich tussen de hoge vegetatie verstopt? Welke kleur heeft hun vacht? Zijn er kalfjes in de kudde? Kan je zien of ze kort- of langharig zijn? Zie je nog andere verschillen met een 'gewone' melkkoe? Zoek eens hun pootafdrukken langs het pad of aan de poel.
–33–
Volg het plankenpad door het moerasgebied. Het pad kan hier gedeeltelijk onder water staan. (Let op voor gladheid.) Ga de brug over en volg de weg verder tussen de weiden. Na een stukje knuppelpad kom je op een T. Neem links en volg het pad verder tot aan de bebouwing. Als je bij de bebouwing aankomt, ben je op de Stuyvenberg.
14
Terwijl je naar de Stuyvenberg stapt, loop je langs enkele interessante bermen waar je tussen het gras tal van kleinere kriebelbeestjes kan vinden. Zoek eens grondig tussen de sprieten en duid aan wat je kan zien: kruipend beestje springend beestje opvliegend insect Je hebt ook veel kans om een paar langoren te zien. Maar zijn het nu konijnen of hazen? Want konijnen en hazen zijn verschillende zoogdieren. Toch lijken ze op het eerste zicht sterk op elkaar. Het wordt al wat makkelijker als de eigenaar van die oren het hazenpad kiest. Loopt het dier zigzaggend weg en valt daarbij het witte opwippend staartje op? Dan heb je een Konijn de stuipen op het lijf gejaagd. De witte staart is hierbij een signaal voor de rest van de konijnenfamilie: opgepast, 40. jong wild konijn er is onraad! Want konijnen zijn sociale dieren die in groepen leven. Ze duiken dan gauw hun ondergronds hol in. In zo'n hol verblijven ongeveer 10 volwassen dieren en hun jongen. Andere, kleinere holen binnen hun leefgebied worden gebruikt in noodgevallen. In de holen zijn extra vluchtgangen voorzien, en ook gangen die dood lopen, dit om eventuele indringers te misleiden. Heel anders gaat het er bij de Haas aan toe. Deze eenzaat wil zo weinig mogelijk opvallen en schiet als een pijl uit een boog van je weg, af en toe
–34–
een scherpe hoek nemend om jagers te ontlopen. Hij sprint ook helemaal niet naar een hol, want hazen leven in het open veld. Veel meer dan een ondiepe kuil in het gras (het leger) hebben ze niet nodig, zelfs niet als ze jongen hebben. Dan blijven de jongen alleen achter in het leger als de moeder weg is om voedsel te zoeken. Zolang ze doodstil blijven zitten, vallen ze niet op en zijn ze veilig. Een hazenjong wordt in tegenstelling tot konijnenjongen, met open oogjes en volledig behaard geboren. Maar er zijn ook heel wat overeenkomsten tussen beide soorten. Zowel konijnen als hazen beschikken over zeer gevoelige snorharen en scherpe zintuigen. Ze hebben lange voortanden om gras, wortels en bladeren mee af te knagen. Ze hebben geen hoektanden maar wel enkele stevige kiezen om het plantenmateriaal te vermalen. Ze verteren ook allebei hun voedsel een tweede maal! Na een eerste verteringsbeurt scheiden ze zachte keuteltjes af die ze weer opeten. Die zachte keutels bevatten immers nog heel wat voedingsstoffen, onder andere bepaalde vitamines. Zo zie je maar: ook konijnen en hazen lusten af en toe een warme maaltijd! De Stuyvenberg is een iets hoger gelegen gebied midden in de Scheldemeersen. Nochtans moet je, om nog maar een heuveltje te zien, flink wat moeite doen. Bij overstromingen was dat veel duidelijker te zien. Dan bleef er een droog eilandje over. De Stuyvenberg is lang geleden ontstaan als een soort duin. Zandig materiaal werd gedurende de ijstijden aangevoerd. De Schelde was toen een verwilderde rivier met enorme piekdebieten. Ze was heel wat breder dan nu en bestond uit vlechtende geulen en geultjes. Die waren breed en ondiep, de volledige bedding bestond uit zand. Er was weinig begroeiing, waardoor dat zand makkelijk kon verstuiven en er duinen ontstonden. Na de ijstijden werd de Schelde een meanderende rivier en werd de bedding door de jaarlijkse winterse overstromingen opgevuld met kleiig materiaal. De hoger gelegen duinen overstroomden niet en bleven als een zandig eiland achter. De bodem van de Stuyvenberg is dan ook zandig, in tegenstelling tot de directe omgeving. Doordat hij niet jaarlijks overstroomde was hij geschikt om te bebouwen. Het is de enige plaats met bewoning in de verre omgeving.
–35–
Ga op de Damstraat naar links tot aan een brugje over de Coupure.
15
Als je eens goed naar het stenen brugje kijkt, zie je zeker tal van gele, grijze of grijsgroene plakjes. In feite is het brugje begroeid met verschillende soorten mossen en korstmossen. Sommige korstmossen zijn zo goed gecamoufleerd, dat je ze nauwelijks van het muurtje kan onderscheiden. 41. het bakstenen brugje over de Coupure
Bij een stukje korstmos krijg je eigenlijk twee verschillende organismen voor de prijs van één. Korstmossen bestaan namelijk uit een dicht opeengepakte wirwar van zwamdraadjes met daartussen ééncellige wiertjes. Zwam en wiertjes leven zo nauw met elkaar verstrengeld, dat je enkel met een sterke microscoop kan zien dat het een dubbel-wezentje is. Beide organismen hebben aan die zeer nauwe samenleving enkel maar voordelen (symbiose).
42. samenspel tussen korst- en bladmossen
De zwam vormt rond de wiertjes een beschermende laag tegen uitdroging en neemt vanuit de lucht en de groeiplaats het water en mineralen op. Hiermee kunnen de wiertjes onder invloed van zonne-energie zelf voedingsstoffen aanmaken (fotosynthese) waarvan een deel vitamines en suikers terug aan de zwam afgestaan worden. Doordat korstmossen zo compact zijn kunnen ze aan zeer uitzonderlijke milieu-omstandigheden (uitzonderlijke droogte, koude, …) weerstaan.
16
Je volgt nu de Damstraat naar de dorpskom. Op de hoek met de Dijkstraat zal één van de akkers een gedaanteverwisseling meemaken. Van akker tot bos.
Een tiental jaar terug bleek dat het ontbreken van een (speel)bos als een knelpunt werd ervaren door de Zingemse jeugdraad en de minaraad. Er was toen geen enkel bos toegankelijk. In 2004 nam het gemeentebestuur van Zingem – na heel wat overwegingen en zoekwerk – een definitief engagement voor de ontwikkeling van een bos van 4,8 hectare op deze plaats. Ook de hogere overheden (Vlaams Gewest, provincie Oost-Vlaanderen) ondersteunen dit initiatief. Het natuurlijk speelbos zal het Wannenlappersbos genoemd worden. Het project is nu volop in ontwikkeling. Met verschillende reliëfwijzigingen wordt de belevingswaarde van het toekomstig bos verhoogd. Gelijktijdig worden hierbij een aantal kleine landschapselementen geaccentueerd. Deze hebben een positieve invloed op de natuurontwikkeling: bestaande depres-
–37–
sies worden verdiept, oevers worden op een natuurvriendelijke wijze aangelegd – een zachte helling op de zuidzijde, een sterke helling op de noordzijde, … Voor de aanplant worden uitsluitend streekeigen soorten gebruikt: zomereik, zwarte els, gewone es, hazelaar, … Meidoorn en sleedoorn worden als een natuurlijke barrière gebruikt langs de diepere Breegracht. Doorheen het gebied kronkelt een avontuurlijk pad. Een bos heeft echter ook tijd nodig om zich te ontwikkelen. In de eerstkomende jaren blijft de site daarom ontoegankelijk.
Je stapt verder naar Zingem. Na 400 m, net voor de bebouwde kom is ons laatste aandachtspunt.
17
Op de linkerkant voor je aan de bebouwde kom van Zingem komt, zie je enkele tekenen die verwijzen naar de kleiwinning: putten die nu vol water staan en enkele overgebleven bergen klei. De Schelde trad eeuwenlang 's winters buiten haar oevers en liet telkens een laagje kleiig slib na. Na duizenden jaren werd dit een meters dik pakket klei. Klei is naast leem een grondstof voor het maken van baksteen. Ondanks het voorradig zijn van de grondstof werd op het platteland tot half de 19de eeuw zelden een stenen gebouw opgetrokken. Pas in de 2de helft van 19de eeuw verschenen de eerste steenbakkerijen in de Scheldevallei. De Scheldesteen, zoals hij genoemd wordt, werd gemaakt uit de vette klei, deze werd opgedolven in de Scheldemeersen. Dit gebeurde perceelsgewijs. Na het verwijderen van de bovenste laag die niet geschikt was omwille van te veel organisch materiaal, werd in
43. veldsteenoven
–38–
sleuven van circa één meter diep de klei gestoken. Het vormen van de stenen gebeurde ter plaatse. Het was arbeidsintensief en fysiek zwaar. Na het mengen van de klei, werden de stenen gevormd en in hangaars gedroogd. Nadien werden ze in grote veldovens (10 x 10 m) gebakken. Zo een veldoven bestond uit ongeveer 500.000 stenen die in open lucht, vlak aan de Schelde, gestapeld werden. Tussen de stenen in werden kolen gebrand. Eenmaal gebakken werden de stenen rechtstreeks op boten geladen. Door het arbeidsintensieve en verouderde productieproces verdween de baksteenproductie in de Scheldevallei. De enige sporen hiervan zijn de plaatsen waar de klei gewonnen werd en waar het maaiveld 0,5 tot 1 m lager ligt dan in de omliggende percelen. Ook kan je op die plaatsen een afwisseling van hoger gelegen ruggen met tussenin grachten herkennen. Dit zijn sporen van het klei steken.
Aan de Ommegangstraat ga je rechtdoor. Aan het volgende kruispunt neem je de straat die naar de kerk leidt. Via de Dompel en de Dorpstraat kom je op het kerkplein. Ga op de Amelotstraat naar rechts. Dit brengt je opnieuw bij de rotonde en het gemeentehuis.
We hopen alvast dat je ervan genoten hebt!
–39– Oplossingen (1) Het molenaarshuis werd zo laag gehouden om de windvang van de wieken niet te belemmeren. (2) Oplossing van de vraag over de verschillende torenspitsen: Op het paneel staan van links naar rechts: de kerktoren van Asper, de kerktoren van Meilegem, torenspits van Beerlegem en kerktoren van Zingem. De toren van Asper zit gedeeltelijk verborgen achter knotbomen, maar wordt verder op de wandeling duidelijker zichtbaar. (3) Het zijn de eerste dikke knotboom, de tweede dikke en derdelaatste knotboom. (4) Populier (5) Jenever werd uit graan gestookt (6) Jonge takken, knoppen en bladeren zijn witviltig behaard. De bovenkant van het blad wordt vrij snel kaal en donkergroen, op de onderkant blijft de witte beharing aanwezig. (7) Het is een Zomereik. (8) De oorspronkelijke inwoners bouwden hun huizen op een veilige hoogte, ruim boven het niveau van de jaarlijkse winterse overstromingen. Bij de aanleg van de huidige Schelde werden overstromingsdijken gebouwd. (9) De Galloways die je in de Grootmeers kan zien hebben een zwarte langharige vacht. Ze hebben geen horens. Bibliografie Aptroot A. en van Herk K., Veldgids korstmossen. Uitg. KNNV De Cleen M en Lejeune M.C., Compendium van de rituele planten in Europa. Uitgeverij Stichting Mens en Cultuur. De Laet J., Zwaluwen, dapper frivool en bedreigd. Uitg. VUB-Press Desmet J., Vogels. Uitg. Mark Van De Wiele Dierickx M., Geschiedenis van Zingem. Uitg. De Nederlandse Boekhandel Hollaert G., 't Meuleke 't Dal, Een parel van het Zingems verleden. Weeda E.J., Westra R., Westra Ch.en Westra T., Nederlandse Oecologische Flora. Uitg. IVNVARA-VEWIN Meuleken 't Dal, windmolen te Zingem. Provincie Oost-Vlaanderen Interviews met Gerard Hollaert en André Van Lancker Fotoverantwoording Foto 1, 43: André Vandecapelle Foto 9, 10, 12, 31: INBO-Floradatabank Foto 13: Stef De Wolf Foto 18: Saxifraga Foundation Foto 20: Staf Van den Bergh–Steunpunt Levend Erfgoed vzw Foto 21: http://nl.wikipedia.org Foto 27: Milieu Educatief Centrum Leierdorp (NL) Foto 29: GCO-Fryslan Foto 35: postkaartfoto Foto 36: Yves Adams-Vildaphoto Overige foto’s: dienst Natuur en Milieu-educatie
–40–
Tekeningen Plan nieuwe stuw Asper – AWZ Bouw korstmos en gerst, haver, rogge, tarwe, biet, maïs, aardappel – dienst Natuur en Milieu-educatie Wenst u meer informatie? Milieudienst Zingem Amelotstraat 53, 9750 Zingem tel. 09 384 27 21 Natuurpunt kern Zingem Conservator Grootmeers André Vandecapelle Frans Rigauxstraat 32, 9750 Zingem tel. 0498 45 93 42 MOLA Provinciaal Molencentrum Kasteel 'Puyenbrug' Puyenbrug 5, 9185 Wachtebeke tel. 09 342 42 40 PNEC De Kaaihoeve Dienst Natuur- en Milieu-educatie Provincie Oost-Vlaanderen Oude Scheldestraat 16, 9630 Meilegem tel. 055 49 67 96
Colofon Uitgegeven in opdracht van de deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen beleidsverantwoordelijke: gedeputeerde Jozef Dauwe concept en teksten: Dienst Natuur- en Milieu-educatie vormgeving: Dienst Communicatie D/2006/5139/10 V.u.: J. Dauwe, gedeputeerde Leefmilieu, Gouvernementstraat 1, 9000 Gent