3e
29
Jaargang.
FEBRUARI
No.
1896.
17.
DE T R O U W
VeertienflaaEscü l i , p i j l aai la M a m Ier arieilenfle vrouwen Wij vrouwen van den nieuwen tijd zijn uerplicht elkander bij te staan. Vereenigd konden wij de wereld overwinnen.
Hoofdagente voor België : Emilie Claeys, Van Eyckstraat 6, Gent.
Bedactie en Administratie
Kan vrij de man zijn waar de vrouw In slavenkeetnen zucht ?
N.
VAN KOL,
Aywaille bij Luik.
|
Drukker en Hoofdagent voor Holland : W. H. Vliegen, te Maastricht.
Abonnementsprijs per jaar f 1,50 = fr. 3,00, vooruitbetaling. — Losse nummers 3 ct.
bij
den of zij al of niet haar deel aan den arbeid kon hebben. Toch moest zij werken, en dat De Vrouw en de Arbeid. — Boekbeoordeling. wel onder voorwaarden die het haar onmoge— Dure kant. — Ingezonden. — Bladvulling. lijk maakten h a a r m a x i m u m van nuttigen arbeid te leveren, en waarbij eenvoudig geen Correspondentie. — Strijdpenning. notitie genomen werd van de maatschappelijke waarde van haar functie als moeder. Aan de andere zijde werd de vrouw der middelklasse, De Vrouw en de Arbeid. tot bijna op onze dagen, meer dan billijk w a s onttrokken aan den algemeenen arbeid ; h a a r Slot. werd steeds voorgehouden dat het moederAl dit streven der eeuw wordt uitstekend schap haar voornaamste plicht w a s ; doch dit begrepen door de vrouw die haar eigen heil moederschap werd niet beschouwd met betrekzoekt. Zelfs meer dan de m a n is zij tegen- king tot de maatschappelijke waarde, doch woordig beladen m e t maatschappelijken arbeid m e t betrekking tot de afhankelijkheid der en plichten; meer dan hij onderneemt zij vrouw van één enkel individu. Om den verarbeid, niet tegen betaling maar uitsluitend ten woestenden invloed van dit uiterste individuabate van het algemeen. Niemand beter dan de lisme op den geest en het lichaam der vrouw vrouw zal dit beginsel begrijpen: dat alle uit de middelklasse te voltooien, werd de uitwerkzaamheid maatschappelijke waarde heeft d r u k k i n g : „maatschappelijke plichten" toegeen recht, om van den staat die erkenning past op een buitenmaatschappelijken, indien en die bescherming te ontvangen, die de in- niet anti-maatschappelijken vorm van werkdividueele werkgever niet geven kan of wil. zaamheid, die wel beschouwd miet anders w a s Noch minder zal de vrouw het aandeel mis- dan tijddooding. Maar het ontwaken der vrouw kennen dat de staat had en heeft in het rege- uit de middelklasse brengt nu verandering in len der voorwaarden van den arbeid, ten einde dit alles. Haar wensch om deel te nemen aan een arbeider te maken tot een gezond en nut- den maatschappelijken arbeid wordt gerugtig lid der maatschappij. Kortom, tegelijkertijd steund door economische voorwaarden en een dat zij bezig is te leeren zich zelve te organi- sociale opinie, die dien wensch tot een eisch seeren en een bepaald standpunt in te nemen, maken. Tegelijkertijd moet h e t toestaan der zal zij leeren inzien, dat het geheele drijven „gelijkberechtiging", ongewijzigd doorbescherder socialistische wetgeving ten doel heeft de mende wetten, in den wreeden strijd van het eene klasse te besehermen tegen de andere, concurrentie systeem, haar ten slotte brengen te zorgen voor het individu dat tot werken in een toestand gelijk aan dien van de vrouwen buiten staat is, en te voorkomen dat een klasse uit de arbeidende klasse, die er verre vandaan of individu derwijze partij trekt van een ander, zijn te arbeiden onder voorwaarden die h a a r dat het heil en het bestaan der maatschappij in staat stellen m e t vrucht haar tweevoudige er ernstig door bedreigd wordt. Waarmee deze sociale taak te vervullen. Voor den eersten bescherming en hulp betaald worden is een- keer in de geschiedenis der beschaving, is, voudig en duidelijk: m e t arbeid volgens kracht tengevolge van al deze oorzaken, onder de en bekwaamheid ten bate van het algemeen. vrouwen een- sterk gevoel van solidariteit ontVan een maatschappelijk s t a n d p u n t gezien staan ; zij koesteren den vurigen wensch zich is het even dwaas, te vragen of de vrouw te organiseeren tot de verkrijging van bescherphysiek en intellectueel even sterk is als de ming harer gemeenschappelijke belangen, en m a n , als of Jan daarin Piet de baas is of Piet steeds wordt de mogelijkheid grooter van het J a n . Het is de beste staatkunde om van J a n ontstaan eener Onafhankelijke Vrouwenpartij en Piet beiden den meest en best mogelijken die ten slotte wel zou kunnen worden tot een arbeid te verkrijgen en h u n stoffelijke en beslissende factor in de sociale evolutie. Daar geestelijke omgeving zoodanig in te richten, bestaat reeds een bond berustend op belangen en dat dit m a x i m u m gemakkelijk bereikt en ge- toeneiging, tusschen de vrouwen die arbeiden handhaafd kan worden. Voor de vrouwen uit m e t het hoofd, bekwame vrouwen dus, en de arbeidersklasse heeft nooit de vraag gegol- vrouwen die arbeiden m e t de hand, dus vroumiIOÏD :
130
GEEN SLAAF IS ZOO TEN VOLLE SLAAF ALS DE VROUW.
wen uit het volk; een bond die onmogelijk is tusschen mannen omdat „bekwaamheid" bij dit geslacht voornamelijk dienen moest om de bekwamen in staat te stellen een nog onevenrediger winst te trekken uit den handenarbeid der anderen. Laat ons trachten de draden onzer redeneering te samen te vatten : Een vrouwendom, dat in alle standen er naar streeft deel te n e m e n aan het werken en streven der maatschappij ; een maatschappij, zóódanig ingericht dat het arbeid eischt als een socialen plicht van al zijn leden, doch tegelijkertijd bijzondere bescherming verleent voor bijzondere gevallen van onbekwaamheid; een geslacht van vrouwen bij wie, te oordeelen naar de ervaring der geschiedenis en der tegenwoordig toegepaste teeltkeus, het sexueel en moederlijk instinkt eer grooter dan kleiner is geworden; een ras dat een steeds toenemende kennis bezit omtrent het gezondste dierlijk leven voor beide geslachten en omtrent de physieke en sanitaire voorwaarden waaronder de voortplanting het veiligst kan plaats hebben; een ras, dat zich levendig bewust is van de beteekenis der erfelijkheid en voor hetwelk het vraagstuk de bevolking, het vraagstuk wie de vaders hunner kinderen zullen zijn, m è t het aangroeiend socialistisch streven, het voorn a a m s t e vraagstuk 'van den staat zal worden; een ras dat zijn daden en werken steeds minder beschouwt in verband met de individuen, steeds meer m e t maatschappij en S t a a t ; een godsdienst die bezig is zijn God rustig en kalm te begraven ten einde zich des te meer bezig te houden m e t het tegenwoordige welzijn der m e n s c h e n ; die volkomen gereed staat het maatschappelijke aan te nemen als het zedelijke, het anti-maatschappelijke als het onzedelijke en die een beteekenisvol stilzwijgen bewaart over de bovenzinnelijke dogmas en de overgeleverde zedelijkheidswet. Kortom, een maatschappelijke organisatie die voornamelijk draait om „geschiktheid tot den arbeid," daarstelling der beste voorwaarden tot vruchtbaren arbeid, en het vervangen van afhankelijkheid van het individu en zelfbeheer door bescherming en beheer van staatswege. Toegestaan dat dit alles zoo is of binnen kort zoo zijn zal, en dat het verschijnselen zijn onafhankelijk van onze hoop en onze vrees, verschijnselen die wij wel vermogen te leiden en te wijzigen m a a r geen kans zien te voorkomen welken weg zal de vrouw in deze omstandigheden inslaan ? Heeft niet de arbeid reeds den sleutel tot het antwoord gegeven in zijn eisch om staatsverzekering tegen ouderdom en ziekte en om een achturigen w e r k d a g ? De plicht der vrouw tegenover den arbeid wordt allengs even goed ingezien als haar recht op den arbeid. Noch het een noch het ander kan haar t h a n s worden ontnomen; de deur is eenmaal geopend en kan niet hieer worden gesloten. Het huis, wij mogen dit toejuichen of betreuren, heeft voor eeuwig opgehouden te zijn het éénige arbeidsveld van de vrouw. Zal de vrouw zich tevreden stellen met gelijkberechtiging ? Wij gelooven het niet, ten minste zoodra zij de macht zal hebben leeren kennen die er voor haar is gelegen in organisatie. •Gelijkberechtiging kan slechts een uitgelezen klasse van dienst zijn en slechts de uitgelezen vrouwen dezer klasse, tenzij alle vrouwen er in slagen instinkten in zich te dooden, die,
allen door elkaar gerekend, bij haar even sterk zijn als bij den man. Veeleer zal de vrouw der toekomst haar arbeidsvoorwaarden op zulke wijze willen geregeld zien, dat er geen mogelijkheid bestaat op de concurrentie van ongehuwde m e t gehuwde vrouwen, van m a n n e n met vrouwen. En zij zal het a r g u m e n t daarvoor niet zoeken in de ridderlijkheid tegenover het „zwakkere" geslacht; het zal er niet uitzien alsof ééne klasse bevoorrecht wordt ten koste der andere; neen, haar eisch zal eenvoudig berusten op de erkentenis van het feit dat het kinderen-baren een wezenlijk deel van den productieven arbeid der vrouw ten behoeve der gemeenschap i s ; dat het door den Staat als zoodanig moet worden erkend; dat de groote maatschappij er op staan zal, evenals bij den arbeid, dat deze haar eigenaardige taak kan worden verricht in de meest gunstige omstandigheden, en dat zij er voor zal worden bezoldigd evengoed als .voor het andere werk dat zij verricht. Als eenmaal deze zienswijze omtrent het baren en grootbrengen van'kinderen algemeen zal zijn, als eenmaal het moederschap in de eerste plaats zal worden beschouwd als het schenken van burgers aan den staat en niet als het toevallige resultaat van de intieme verhouding met eenig individu, dan zal de overeenkomst tusschen de vrouwen- en de arbeidersbeweging volkomen zijn. De vraag om bevrijding is niet de eerste schrede tot het verkrijgen van gelijkberechtiging, m a a r van wettelijke bescherming, van regeling van haar arbeid door den Staat. Natuurlijk hebben de vrouwen op dit oogenblik nog groote bezwaren tegen een inmenging van den Staat in hare arbeidsaangelegenheden; zij, als hebbende geen stem in den Staat, verdenken te recht of te onrecht de m a n n e n als zij tegen wil en dank de „moeders van het geslacht willen beschermen", en meenen dat deze beschermingsijver niet zoozeer voortspruit uit belangstelling in het komende geslacht 1) als uit vrees voor de concurrentie der goedkoopere werkkrachten der vrouw op de arbeidsmarkt. 2) Doch als de vrouw eenmaal vrij zal zijn en het moederschap op eene hoogere waarde wordt geschat van thans, dan zal zij, ziende . dat zij het zonder gevaar doen kan, een speciale bescherming vragen voor de moeder en de speciale voorziening in hare behoeften. 3) Daar in Duitschland reeds vennootschappen bestaan van ongehuwde vrouwen die vreezen dat haar toestand haar zal b'ootstellen aan gebrek, — een toestand die haar in de maatschappij j u i s t uiterst geschikt zal maken om haar eigen brood te verdienen, — zoo k u n n e n wij verwachten, dat in de naaste toekomst verzekering tegen het moederschap evengoed een kenmerk zal uitmaken van het politiek program deivrouwen, als nu verzekering tegen ouderdom staat op het program der arbeiders. Het voorIj Zie mijn noot op bl. 115 van No. 15 3e Jaargang. N. 2) Indien het kan geschieden zonder nadeeligen invloed op de kinderen, dan is het veel beter dat de man 's wekelijks fr. 25 en de vrouw fr. 18 verdiend, dan de vrouw niets en de man fr. 53 voor hetzelfde werk. Maar indien vrouwenarbeid moet beteekenen dat twee vrouwen, ieder tegen fr. 18 's weeks den man zouden v e r v a n g e n , — wat dikwijls het geval is,— dan is de vrees der mannen voor vrouwelijke concurrentie wel zelfzuchtig, maar tevens zeer verklaarbaar. K. P. 3) Zie mijn artikel in No. 24 2e jaargang, geschreven vóór ik het artikel van Karl Pearson kende.
GEEN SLAAP IS ZOO TEN VOLLE SLAAF ALS DE VROUW. zien in een dergelijke verzekering zal voor het eerst een dergelijke regeling mogelijk m a k e n van den arbeid der getrouwde vrouwen gedu rende de jaren harer vruchtbaarheid; een re geling, die geen oogenblik te vroeg zal komen om een eind te m a k e n aan 'de lichamelijke ontaarding die m e n t h a n s bij zekere klassen van arbeiders waarneemt. 4) Het denkbeeld eener Staatsverzekering tegen het moederschap moge in den beginne dwaas genoeg schijnen, m a a r het i3 moeilijk te zeggen op wat onze te genwoordige vrouwenbeweging dan anders zou moeten uitloopen. De vrouwen jagen naar de vrijheid zich zelf te zijn, te arbeiden, en de grootere of kleinere vermogens die haar ge schonken zijn te ontwikkelen; zij komen in opstand tegen het feit dat haar werkzaamheid zou blijven beperkt tot één enkel arbeidsveld en dat zij volstrekt afhankelijk zouden zijn van één enkel medemensch. Het is een opstand, waarin de arbeidende vrouw is voorgegaan door te vragen om speciale protectie en speciale verzorging in tijden van ongeschiktheid. Zóó diep is het gevoel der vrouwen geschokt ge worden, dat meer d a n ééne pleitster voor hare rechten de vrijheid der vrouwen schijnt te zien in het scheppen van een nieuw „geslachtloos type", niet bedenkende dat zulk een type zich zelf niet kan voortplanten 5) en zijn groot ver schil m e t de rest der vrouwen de moederlijke instinkten der toekomst-vrouw slechts zal ver scherpen. Toch was dit onzijdig standpunt de niet onnatuurlijke, ofschoon overdreven, uit drukking van verzet tegen degenen die beweren dat' het moederschap de voornaamste functie is der vrouw, en haar afhankelijkheid van den m a n als individu een onveranderlijke natuur wet. Het moederschap in overeenstemming te brengen m e t de oefening harer nieuw-ontdekte gaven en de beoefening harer nieuw verworven werkkringen, dat is HET vraagstuk dat de vrouw der toekomst zal hebben op te lossen. Het is er geen dat kan worden opgelost door „gelijk berechtiging", doch enkel en alleen door de erkentenis dat het moederschap de maatschap pelijke werkzaamheid bij uitnemendheid is, door de oprichting van een of andere „Na tionale verzekering tegen het moederschap" 6) en door een evenredige beperking van den ove rigen vrouwenarbeid. Wij mogen voor 't oogen blik verre zijn van een dergelijke oplossing, m a a r de grooter wordende solidariteit tusschen de vrouwen, h a a r sterker wordende organisa tie om hare eischen te formuleeren, en zelfs 4) Het is zelfs de vraag of verzekering en regeling niet veel verder moeten gaan. De bloedarmoede die tegenwoordig bij vele vrouwen, vooral bij huisbedien den, voorkomt, is stellig te wijten aan het overmatige harde werk waaraan zij in den kritieken tijd van haar groei zijn blootgesteld; bijv. kinderen, die op den leeftijd van 15 jaar reeds als „meid voor alles" tan geeren. K. P. 5) Toch wel, indien dit hooggezinde type wilde breken met de verouderde zedelijkheidsbegrippen en geen huwelijk voor het leven aanging, doch slechts een tijdelijk, totdat het, moeder geworden zijnde, aan de bestemming der vrouw had voldaan en een kind bezat dat zij zonder medewerking van den man kon opleiden tot haar eigen onafhankelijk standpunt. Zoo werd dit type voortgeplant, en ik geloof dat de menschheid er wél bij varen zou. N. 6) Het is misschien onnoodig er op te wijzen dat deze verzekering niets te maken heeft met de ouder lijke verplichting, te zorgen voor de kinderen. K. P..
131
datgene wat de vrouwen leeren van de be staande politieke partijen, dat alles kan naar onze meening slechts leiden tot precies de zelfde dingen als die wij w a a r n e m e n bij de arbeiders-partij : namelijk de kreet om speciale bescherming en speciale voorziening in bepaal de gevallen. Het is waar, dat er een langdu rige opvoeding van m a n n e n en vrouwen beiden dient vooraf te gaan eer zij het standpunt be reikt hebben der Romeinsche matrone, en het moederschap zullen hebben geleerd te beschou wen als een maatschappelijke handeling. Doch m e t deze opvoeding is reeds een begin ge maakt. De studie der voornaamste vrouwen bladen in Engeland en Amerika (en elders, N.) toont hoe diep denkende vrouwen zich inte resseeren voor het vraagstuk der erfelijkheid en voor den zedelijken plicht der ouders om sleehts gezonde menschelijke exemplaren voort te bren gen en deze gezond op te voeden. De bevol kingskwestie is hoofdzakelijk een vrouwen vraagstuk en de maatschappelijke waarde van een deel van hare werkzaamheden op letter kundig gebied wordt bepaald door de behoefte aan goede burgers. Voor vrouwen kan een hoog geboorte- en een hoog kindersterftecijfer niet het laatste woord der levenswetenschap zijn, het beste voorschrift voor een krachtige menschenmaatschappij. Voor de vrouw zal veeleer sexueele dan n a t u u r k e u s het middel worden om haar moederlijke werkzaamheid tot heil voor de samenleving te doen strekken. De vrouwelijke pleitsters voor vrouwen eman cipatie raden haar zusters onophoudelijk a a n : de meest zorgvuldige sexueele keus. Dit zijn inderdaad de eerste teekenen dat de vrouwen beginnen te verstaan dat het moederschap een maatschappelijk belang is dat niet enkel groote omzichtigheid van haar vergt, maar haar te vens het recht geeft bijzondere eischen te stel len aan de maatschappij. De onbeperkte ver menigvuldiging der zwakken en slechten is niet alleen een beleediging der maatschappij in haar geheel, maar het is ook een bijzondere beleediging jegens de vrouw, daar het de waar de van het moederschap verkleint en haar dwingt te concurreeren met den m a n , zonder te kunnen rekenen op eenige bescherming of steun van staatswege gedurende de jaren ha rer vruchtbaarheid. Dit zijn de nieuwe ken merken van het toekomstige vrouwenvraag s t u k ; de wegen waarlangs het van een kreet der ongehuwden om gelijkberechtiging zal wor den tot een kreet der gehuwden (ik zou liever zeggen „der moeders" N.) om het moederschap in overeenstemming te brengen m e t het recht op en de vrije beschikking over haar persoon. De arbeid en de vrouw ontmoeten elkaar op hetzelfde terrein en grijpen naar dezelfde ge neesmiddelen. Zullen zij al of niet slagen'? In beide gevallen is het antwoord voor een groot deel afhankelijk daarvan, of de socialistische staat der toekomst de bevolkings-kwestie ver m a g op te lossen : kan hij sterk en machtig blijven zonder een roekeloos morsen m e t individueele levens en is een laag geboortecijfer vereenigbaar met een hoog peil van individueele geschiktheid? Dit is tegelijkertijd het eindpro bleem van de vrouwen en van den arbeid. Naar het Engelsch van Karl Pearson. N.
132
GEEN SLAAF IS ZOO TEN VOLLE SLAAF ALS DE VEOUW.
Boekbeoordeeling. H e t V o l k s k i n d , zijn opvoe ding en zijn onderwijs; door Mevrouw M. Lievevrouw-Coopman (Bekroond door de kon. Acad. van België.) Uitgave van S. Va n der Poorten, Gent. Prijs fr. 2.00. Het beste boek in dat genre dat ik las na het groote werk van Niemeijer over de „Grond beginselen van de Opvoeding en het Onderwijs". Rn ik weet w a t ik zeg. Toén ik, jonge spring-in-'t veld, werd voor bereid op het leven, vroeg niemand, ik zelve het minst, naar mijn lust of aanleg. Het word bepaald dat ik onderwijzeres zou worden en ik werd het. Ik haatte de schoolmuren en banken en het eeuwige van-buiten-leeren, was dus op alle scholen een lastige leerling, rolde op eene mij onbegrijpelijke wijze door mijn e x a m e n s en — daar stond ik op 19 jarigen leeftijd voor een klasse van groote meisjes, zelve nog /i kind, met veel meer behoefte aan leiding dan tact om te leiden, minder levens wijs dan de meeste mijner leerlingen, en bo venal : zonder eenig animo voor mijn beroep, ten diepste bewust van mijn nulliteit als onderwijzeres, kippevel krngend bij het betre den van den drempel der school; kortom, volm a ? k t ongelukkig. Stroomen van bittere tranen vergoot ik, eer ik ook maar eenigszins ver zoend was m e t het idee dat ik levenslang — 3 0 a 4 0 jaren m i n s t e n s ! — voor de klasse zou moeten staan ! En jarenlang duurde die strijd tusschen mij en mijn noodlot. Gedragen door een onbewust gevoel van plicht en een sterken afkeer van half werk, volbracht ik mijne taak tot tevredenheid mijner supérieu ren ; m a a r inwendig ontbrak mij die liefde tot mijn beroep, dat bewustzijn van het schoone en edele mijner taak, die tot rust en kalmte s t e m m e n en den mensch m a k e n tot beheerscher van zijn toestand. Daar viel mij het werk van Niemeijer in h a n d e n . . . Geen syl labe h e r i n n e r ik mij meer van hetgeen er in die zes deelen stond ; 1) maar de indruk dien het boek op mij maakte was onvergetelijk, en nog steeds rangschik ik Niemeijer met dank baarheid onder mijn waarachtige vrienden. Hij verzoende mij met mijn beroep, liet mij de schoonheid en het gewicht er van gevoelen, deed er mij, in zekeren zin, trotsch op zijn. De rechte vrouw op de rechte plaats werd ik nooit, want de schoolkamer was mijn rechte plaats niet, en liever ware ik waschvrouw ge worden dan bijv. kostschoolhouderes; m a a r dank zij Niemeijer was mijn strijd van dien tijd af minder bitter en schikte ik mij gereedelijker in het onvermijdelijke. 2) Ik wenschte dat het anders ware, m a a r ik vrees dat mijn geval een heel alledaagsch, een veel voorkomend geval is. Nog maar al te dikwijls wordt een kind voorbestemd tot h e t eenige beroep dat zijn ouders oorbaar voor hem achten, onverschillig of dit beneden of 3
1) Het is 16 jaar geleden dat ik ze las ! 2) Later heb ik dat onvermijdelijke leeren zegenen. Al bestemde mijn aanleg mij ook tot iets anders, ik zou de jaren dat ik onderwijzeres was niet meer wil len missen uit mijn leven. Mijn taak zelve en mijn bitteren strijd rijpten mij tot den innerlijken vrede die thans mijn deel is.
I boven het peil zijner eigenlijke krachten ligt. Gebeurt dit m e t een. meisje, en denkt dit m a a r niet zoo dadelijk aan trouwen of bezit het niet den noodigen tact in het uitzetten van fuiken en vallen, dan ligt vóór zulk een jong schepsel de toekomst even zwart en treurig, als voor een klein kind dat in een donker hok werd opgesloten en denkt dat het er nooit, nooit meer uit zal komen. Het eenige wat zulke slachtoffers redden kan, i s : hen als het kan vurige liefde, doch voor het minst plichtbe wuste sympathie in te boezemen voor hun beroep. Niemeijer's* werk is oud, breedvoerig en waarschijnlijk uitverkocht; doch ziedaar, daar schrijft eene Gentsche onderwijzeres een be knopt en handig boeksken, dat aan onderwij zers en onderwijzeressen m e t of zonder feu sacré een heerlijken dienst bewijzen kan. Van het begin tot het einde las ik dit boek in één adem door, weldadig aangedaan door de leven dige herinneringen aan mijn vriend Niemeijer die het bij mij wakker riep . . . Mevrouw Lieve vrouw is met hart en ziel onderwijzeres niet alleen, m a a r ook opvoedkundige, ook mensch, en bij dat alles bekwame schrijfster, beschik kende over een helderen, vloeienden, zakelijken stijl: iedere volzin een gedachte en geen noodelooze uitweidingen. W a t zij schrijft is dus voedend en zal m e t enkel aan onderwij zers en onderwijzeressen ten goede komen, m a a r aan allen die belang stellen in onder wijs en opvoeding, meer bijzonder m e t het oog op het door ouders 3) en staat zoo jam merlijk verwaarloosde volkskind. Ik beveel dit boek dan ook ten zeerste aan in de aandacht van het Vlaamsen en Hollandsch lezend onderwijzend personeel. In de weten schappelijke bibliotheken voor volwassenen behoort het een eervolle plaats te bekleeden. Een paar staaltjes van de schrijf- en denk wijze van Mevr. L. mogen hier volgen. „De onderwijzer moet een kunstenaar zijn „in zijn v a k ; zich een geheel voorstellen dat „hij m e t de oogen zijner verbeelding volmaakt „afgewerkt aanschouwt, een ideaal, aan welks „voeten hij zijne m e t grenzenloos geduld, „moed en volharding volbrachte dagelijksche „taak komt leggen." „Wat geeft het, dat de leerling de deeling „der breuken of de regels van het verleden „deelwoord uit het oog verliest, als het ont v a n g e n van geestesvoedsel hem eene levens b e h o e f t e werd, als wij zijn oog openden voor „de wonderen der natuur, zijn geest gewoon „maakten aan opmerken, nadenken, oordeelen; „in één woord, als hij opgroeide tot een wezen „dat in later jaren, zelfs n a het volbrengen „van den ruwsten, nederigsten arbeid, naar „geestesvoedsel zal hunkeren, dat het werk t u i g hem door zijn onderwijzers geschonken „niet als een nutteloos kleinood op zijde leg„gen, maar het tot eigen verfijning, tot eigen „volmaking, als een vrij handelend wezen „aanwenden zal'?" En dan dit een fraaie beeld: „Lichamelijke en geestelijke zorg zijn voor „het kind zooveel als de levenssappen welke de „jonge plant uit den grond put; maar zedelijke „verpleging is de weldoende, verfrisschende 3) Ja, ook door de groote massa der ouders! Mevr. L. bewijst het ten duidelijkste en geeft er tevens de verklaring van.
G E E N S L A A E I S ZOO T E N V O L L E S L A A P A L S D E V R O U W
„dauw, die bij stillen zomernacht de welrie k e n d e bloesems doet ontluiken." . . . Deze ge dachte is even schoon als d e ' v o r m dichterlijk en welluidend is. Ziehier een echt vrouwelijke, moederlijke gedachte : „Tehuis verwaarloosde kinders, welke het „werk des meesters zoo zwaar, zoo ondank b a a r maken, verdienen echter door hem (den „onderwijzer) m e t bijzondere zorg omringd te „worden. De school zal die arme misdeelden „onder hare bescherming nemen en geene ..middelen onbeproefd laten om den nadeeligen „invloed van het gezin te bekampen . . . " Men ziet, dit boek is geschreven m e t een hart. Hier wil ik nog een andere levensherinne ring inlasschen. Te Brussel — in de voorstad Schaerbeek — woonden wij vlak tegenover een gemeentelijke meisjesschool. Bijna eiken dag nam ik de kinderen die ze bezochten, waar, en steeds trof het mij, hoe eindelijk de vaak armoedige kleeding van sommige meisjes er uit zag, hoe vroolijk en juichend grooteen kleine kinderen ter schole k w a m e n , hoe orde lijk h u n uit- en ingaan was, welke een na tuurlijke beleefdheid zij in acht namen jegens de onderwijzeressen en toevallige bezoekers, welk een orde er heerschte bij volkomen vrij heid in de speeltijden en hoe zorgzaam de grootere meisjes waren jegens de kleintjes. Mijn dochtertje, dat die school eenige maanden bezocht, was altoos vol lof over de vriende lijkheid en rechtvaardigheid der Directrice en de Onderwijzeressen en over het prettige der lessen. Kortom', en straalde van die school een zekere blijheid uit, waarvan nok ik eenige straaltjes opving. Het is m a a r een eenvoudig feit, dat ik hier aanhaal, en in iedere stad zal gelukkig wel te wijzen zijn op één of zelfs meer modelscho len ; m a a r toch vermeld ik m e t genoegen dat een openbaar, druk bezocht schoolgebouw een allerprettigste buurtschap kan wezen, al ware het m a a r alleen om te wijzen op de goede, de •vriendschappelijke verstandhouding die moge lijk — en zoo wenschelijk! — is tusschen huis, school en maatschappij ! N. Het onderwijs in deze patshalas (hagescholen, scholen in een omheinde ruimte) wordt gratis gegeven, w a n t het is in strijd met het maatschappelijk en godsdienstig be wustzijn van „eigendom" van den Oosterling, dat geleerdheid van eenige soort direkt zou worden betaald. Voor hen is het een hemelsche gave die medegedeeld wordt a a n de menschen door zijn uitverkorenen, de Brahma's (priesters). Het Arya-dorp in Indië en Ceylon, door Sm JOHN P H E A R .
Dure kant. Eenige jaren geleden, — bij welke gelegenheid herinnert de schrijver zich niet, — moest de stad Brussel een geschenk geven aan een der vrouwelijke leden van het Belgische vorsten huis. De som van fr 100.000 werd toegestaan voor een kanten s h a w l ; de stad slaagde er echter in eene overeenkomst te sluiten m e t het handelshuis Sacré, dat de gewenschte shawl
133
zou leveren voor fr 80.000 . . . Een shawl, waarin voor tachtig-duizend francs a a n arbeid, a a n grondstof en aan kunstzin zit, nu, dat kan wel iets vorstelijks wezen! Het huis Sacré besteedde het werk uit a a n het nonnenklooster te Kerkxke voor eene som van fr 25.000. . . Dus zoo héél vorstelijk zou de shawl toch niet uitvallen ! Het klooster besteedde het werk stuksgewijze uit, tegen belachelijk lage prijzen. Al de ar beidsters zamen ontvingen nog geen 3500 francs. Nu w a s de shawl heelemaal niet vorstelijk meer! Dat vorstelijke schouders prijken m e t een shawl die 80.Q00 fr. heet te kosten en waar voor ten slotte slechts 3.500 fr. zijn uitgege ven, wel, dat is nu niet precies boerenbedrog l Doch erger is het, dat van het geld dat de bur gerij, vooral de kleine, opbrengt, zulke kolos sale sommen worden uitgegeven die niet eens geheel en al besteed worden ten bate der per soon voor wie ze bestemd zijn ; maar waarvan 55.000 fr. vloeien in den zak van een handels m a n die niets d o e t ; ruim 20.000 fr. in de k a s van een klooster dat óók niets doet, en nog geen 3500 fr. in de handen der arbeidsters, die er haar oogen en haar gestel bij b e d e r v e n ! . . . Zóó worden vorstinnen bedrogen en werkmeis j e s bestolen, het een en het ander met de belastingpenningen, die soms zuur genoeg te be talen vallen! Bovenstaande gegevens ontleende ik aan een ingezonden stuk in Le Peuple van 12 Febr. j.1.; en dit werd aangeboden naar aanleiding van de droevige satire, waarvan'ik hier de ver taling laat volgen. Och, konden de werkmeis j e s eens van hart tot hart spreken m e t zoo'n prinsesje, dat van kindsbeen af stelselmatig onkundig wordt gehouden van de maatschap pelijken mestvaalt, m e t wier sappen haar glo rie en geluk zich voeden, wie weet wat er van komen z o u ! W a n t h e t hart eener twintigjarige prinses is toch niet van steen ? Dc Redevoering eener Kantwerkster. De eerbare burgeressen van Brussel en an dere plaatsen, die a a n de prinses Henriëtte, dochter van den graaf van Vlaanderen, den bruidssluier aanboden, vonden het een origineele grap, de daarbij behoorende toespraak te doen houden door een nederige kantwerkster. En ziehier wat, in h e t paleis van den graaf, ten overstaan van de dochter van Koninklijken bloede, gesproken werd door het kind des volks. Prinses, Anderen zullen komen en tot u spreken uit naam der groote dames, die uit haar zijden beursje een gouden of zilveren geldstuk te voorschijn haalden om u w bruidssluier te be talen ; maar mij heeft m e n aangesteld om u kenbaar te m a k e n wat de arbeidsters denken en lijden, zij, die een deeltje van haar leven en haar gezondheid vlechten in iederen steek, dien hare klossen slaan. Prinses, Gij kent van het leven slechts de reeks der schitterendste feesten, die voor u nog vergezeld gaan van de streelendste vleierijen. Wij daar entegen zijn slechts de dochters van nederige wevers, of ook wel arme weezen, en nauwe lijks 6 of 7 jaren oud 1) betraden wij reeds de werkplaats of het gesticht van liefdadigheid;
134
GEEN SLAAF IS ZOO T E N VOLLE SLAAF ALS DE VEOÜW.
en van dien tijd af genoten wij niet meer de weldaad vanjeen vertroostende liefkoozing of van een vriendelijken glimlach. Steeds werden wij bespied door een b W k e , ernstige non of door een strenge opzichteres. Gij zijt enkel schoonheid en bevalligheid; uw gestalte is lenig, en met volle teugen ademt gij de frissche lucht i n ; gij baadt u in koesterenden zonneschijn ; ook schitteren u w oogen van l e v e n s l u s t . . . Doch zie ons a a n : gebukt over ons werkkussen, zijn wij misvormd eer wij volwassen zijn; onze ademhaling is benauwd en piepend, want wij ademen niets in dan den kooldamp onzer stoven; en onze oogen, Prinses, onze arme oogen, die óók geschapen waren om te schitteren van jeugd en vreugd, van hoop en liefde, ze zijn dof geworden bij den arbeid die dag en nacht voortduurt, die ons langzaam ondermijnt en ons vóór onzen tijd ten grave sleept. Gij gaat u w levensweg, blijde kwinkeleerendals de vogelkens. Och, als men de lente in het hart heeft is het zoo zoet, zijn gevoelens te vertolken door gezang! En bekwame meesters hebben u liefelijk leeren z i n g e n . . . Wijzingen óók! Gebukt over ons kussen, opgesloten in onze werkplaats, zingen wij om onze ellende in slaap te sussen. Wij zingen dan in koor de eenvoudige liederen die onze grootmoeders reeds neurieden, of de liedjes die wij opvingen van de s t r a a t ; maar gebukt als wij zitten, als ' t ware in tweeën gevouwen, doen deze refreinen ons pijn; men zegt dat ons zingen gelijk staat m e t zelfmoord; wat doet dat er toe ? onze arbeid vermoordt ons tóch. Zoo zijn er duizenden en duizenden, Prinses, een schare v a n ongelukkigen, die niet eens de kracht hebben zich te beklagen, en wien niemand ter hulp komt; en men zegt ons dat wij, stil en gelaten, ons duister pad moeten bewandelen en ons wanhopig lot moeten dragen, opdat gij moogt schitteren a a n de spits van u w volk, omstraald van licht en badend in l u s t ! Om te voldoen aan de grillen uwer behaagzucht, en ook soms om aan u w hart de zachte aandoening van bewezen weldaden te schenken, — w a n t er woont altoos een hart in de borst eener jonge vrouw, zelfs al is zij e e r e Hoogheid! — put gij uit eene beurs die nooit ledig wordt. Hoeveel hebt gij niet reeds uitgegeven aan u w snuisterijen en aan u w armen, die óók tot u w amusementen behooren ? . . . Wij, Prinses, zijn niet minder goedgeefsch. Onze arme bloedelooze vingers brengen jaarlijks ontzachlijke rijkdommen voort, meer dan 50 millioen francs, die buit worden gemaakt door kloosters en kooplieden, terwijl wij voor ons slechts een loon ontvangen van 52 centiem per dag voor een moordenden arbeid van 12 tot 15 uren d a a g s ! 2) Is h e t waar of niet, Prinses, d a t wij arme, ellendige schepsels zijn, en dat een koninkrijk waar zulke ongelukkige vrouwen en kinderen zijn, een ellendig koninkrijk i s ? Men rooft ons het bloed uit onze aderen, de glimlach van onze lippen, het licht uit onze 1) In de kantons Thielt en Yperen worden kinderen van v ij f jaar toegelaten op; de kantseholen in liet kanton Oostende kinderen van z e s j a a r . 2) In een dorp van Vlaanderen, zegt de Greef in zijn „Ouvrière dentellière en Belgique" (De Belgische kantwerkster) ontving een meisje fr. 16.50 voor twee
en een half jaar arheids.
oogen, h e t leven uit ons vleesch; en men geeft ons noch de communie van het brood e n d e n wijn, die ons tot flinke meisjes en moeders zou maken, noch het sacramept der verstandelijke en zedelijke wetenschap, die licht zou ontsteken in onze hoofden en vreugdestroornen uitgieten in onze ziel. W a t moet h e t heerlijk zijn, alles te kunnen lezen, navorschen, verstaan ! Prinses, w a t zijt ge gelukkig dat ge hebt mogen studeeren ! Velen onzer hebben niet eens het a b c geleerd; het schijnt dat wij niet behoeven te kunnen lezen om goed te werken en véél k a n t te maken, , die m e n heel duur verkoopt, duurder n a a r m a t e men ons te slechter betaalt! En zoo zijn wij dubbel arm, èn door onze ellende èn door onze onkunde. Prinses, gij zijt als de lelie uit het evangelie, één en al reinheid, één en al deugd. W a n t gij hebt nooit honger gehad; gij zijt nooit naar huis gegaan, 's avonds n a een ellendig betaalden arbeidsdag, niet zeker of gij daar wel een avondmaal vinden zoudt; nooit hebt gij op zulk een tocht een wellusteling ontmoet die u trachtte te verleiden m e t eenige stukjes zilver,— mooi blank zilver, en zóóveel als m e n bij de bagijntjes ter nauwernood verdient in een geheele week,— zoodat gij u, bang m a a r overwonnen, liet meeslepen naar een donker hoekje of s t e e g . . . Prinses, o laien zij die nooit den honger, de ellende, het straatleven kenden, toegefelijk zijn jegens de gevallenen ! Och, de broodwinning der schande is niet aangenamer dan die andere, waarlijk n i e t ! En gij, Prinses, die op het punt staat de liefde te smaken, de echte liefde, vrij van alle smetten en beschamingen, de liefde die hechter dan burgerlijke akten en kerkelijke zegeningen de harten aan elkander snoert, o, zeg aan de uwen, dat het niet eens genoeg is medelijden te hebben met de ongelukkigen die gedwongen zijn haar dagen aan den arbeid en haar nachten aan de zonde te geven, m a a r dat het tijd wordt, het leven dier kinderen en vrouwen uit het volk wat mensonwaardiger te maken, dat het hoog tijd is om recht te doen aan h e t arme volk. Bedenk, Prinses, d a t ook wij een h a r t hebben d a t niets liever zou doen dan hoog en snel kloppen onder de kussen van een echtgenoot ! Ook onze boezem zwelt van jonge levensappen, ook onze ziel dorst naar de zoete bedwelming des l e v e n s ! Ook wy zijn in staat tot genieten; ons bloed is jong als het uwe, wij zijn van hetzelfde maaksel als gij, P r i n s e s ! o, Doe d a t toch verstaan aan u w e omgeving, eer gij ons verlaat! En thans, Prinses, aanvaard uwen sluier, hij is geweven uit het. bloed en de tranen der arme dochters van Vlaanderen; en als gij hem vasthecht op u w e lokken, overweeg dan, o Vorstin, of het billijk is dat die sluier is voor u, het pleegkind aller feeën, en dat wij, de vreugdeloozen, de slachtoffers van kloosters en werkplaatsen, geen anderen droom, geen ander r u s t p u n t hebben dan een vroegtijdig graf!" JULES LEKEU in Le
Peuple.
Ingezonden. Zeer Geachte Redactie, 't W a s m e t buitengewoon veel genoegen en belangstelling dat ik u w sympathiek pleidooi voor het vegetarisme in de nommers 8 en 9 van „De Vrouw" l a s ; deswege gevoel ik mij
GEEN SLAAF IS ZOO TEN VOLLE SLAAF ALS DE VROUW. gedrongen U daar openlijk hulde voor te brengen. Wellicht zult U mij willen toestaan door middel van uw blad eenige praktische wenken op vegetarisch gebied te geven aan onzen arbeidersstand, welke wenken ik ontleen aan den bekenden Engelschen vegetarischen geneesheer Dr. Allinson, op wiens werkjes U reeds zoo vriendelijk waart de aandacht te vestigen. Ik aarzel geen oogenblik zijne raadgevingen aan te halen omdat hij een eerste autoriteit op voedingsgebied is en zijne uitspraken een jarenlange ondervinding tot grondslag hebben. Reeds dadelijk zullen velen de aanmerking maken dat het aanprijzen van eene vegetarische voedingswijze voor werklieden van onpas is, d a a r ' z i j toch, m e t enkele uitzonderingen, onvrijwillige vegetariërs zijn en dus daardoor die wenken overbodig worden. Die aanmerking zoude gegrond zijn voor het geval dat zij eene juiste voeding in acht n a m e n , waarmede ik bedoel eene voeding die in al h u n n e licnamelijke behoeften voorziet; doch zoolang er op dit gebied nog zooveel onwetendheid heerscht komt het mij voor, dat Dr. Allinson's wenken zeer van pas zijn. Indien wij al voor het oogenblik eens wilden a a n n e m e n dat aan het eten van vleesch eenige voordeelen verbonden waren ten opzichte van zekere voortbrengselen uit het plantenrijk, dan nog zoude dit in de meeste gevallen voor den w e r k m a n een onbereikbaar voedingsmiddel zijn, eenvoudig omdat het werkelijk gezonde vleesch dat geen, of nagenoeg geen aanleiding tot ziekte kan geven, te duur is. T h a n s vergenoegt hij zich m e t tweede of nog mindere kwaliteit en w a t hij op die manier nuttigt, zal zeker niet bijdragen om den gezondheidstoestand van hem en zijn gezin te verbeteren. Neem welke cour a n t men wil, bijna dagelijks komen daarin berichten voor omtrent personen die aangehouden werden, terwijl zij bezig waren vleesch te vervoeren, dat bij onderzoek bleek ongeschikt voor de consumptie te zijn. Hoevelen zijn er die in dergelijke schandelijke praktijken niet betrapt worden en hoevele honderden kilogrammen van zulk ziok, bedorven vleesch worden dagelijks aan den man gebracht en door duizenden genuttigd, waardoor wellicht de eerste kiemen worden opgenomen van die vreeselijke ziekte, de tering. Konden nauwkeurig de oorzaken worden nagegaan van zoovele bestaande ziekten, hoevele daarvan zouden er dan niet, hetzij direct of indirect, gevonden kunnen worden in het gebruik van ziek, bedorven vleesch. Waartoe, vraag ik, onze gezondheid in de waagschaal gesteld, wanneer moeder n a t u u r gezorgd heeft dat het plantenrijk ons van alles kan voorzien wat voor den opbouw en het onderhoud van ons lichaam noodig i s ? — Doch t e r z a k e . Voor eene juiste voeding dient het eerst gelet op ons dagelijksch brood. Tot n u toe wordt nog veel te veel wittebrood ge. geten, een brood dat verre in voedingswaarde ten achter staat bij bruinbrood. Onder bruinbrood wordt verstaan het brood dat men verkrijgt wanneer de geheele tarwekorrel met al zijn bestandeden, niets daarvan uitgezonderd, wordt fijngemalen en vervolgens gebakken. Aan dit brood is reeds het groote voordeel verbonden dat het goedkooper is dan het wittebrood, en wel reeds daarom, omdat de bewerking voor de bereiding van het meel eenvoudiger is, en verder doordien de zemelen er niet uit verwijderd worden en er dus geen gewichtverlies plaats
135
heeft, reden waarom de tarwebloem reeds duurder moet zijn. En toch maken sommigen de opmerking, dat, aangezien bruinbrood goedkooper is dan wittebrood, het laatste dus beter moet zijn. Men ziet dat die redeneering niet opgaat. Anderen bemerkten dat het zoo „onvoordeelig" is omdat, daar het brood vaster is, men er niet zooveel boterhammen uit kan snijden als uit het zooveel luchtiger gebakken wittebrood. Men had zich nooit de moeite getroost om gelijke sneden bruin- en wittebrood eens tegen elkaar te w e g e n ! Die opmerking herinnerde mij aan wat wij als schooljongens elkaar plachten te vragen: „Wat weegt zwaarder, één pond lood of één pond v e ê r e n ? " Docter Allinson zegt: „Wanneer men bruinbrood met vruchten kan bekomen, dan behoeft men nooit bang te zijn om van honger te sterven of ziek te worden." Wij komen nu vanzelf op de vruchten. Men zegge niet dat die te duur zijn voor een arbeidershuishouden ; ja, wanneer men druiven, perziken, abrikozen en dergelijke begeert, dan kan men een groot bedrag besteden, m a a r wanneer men zijne eischen wat lager stelt en die tevens regelt naar den tijd van het jaar, dan zal men bevinden dat de meesten zich die weelde wel kunnen veroorloven. En weelde is eigenlijk een verkeerde uitdrukking, want vruchten zijn voor ons even noodzakelijk als andere voedingsmiddelen; en zoodra iets „noodig" is, kan men het niet meer m e t den n a a m van weelde bestempelen. Appelen, peren, sinaasappelen, kersen> aardbeziën, pruimen vallen onder bijna ieders bereik, ten minste w a t ons land aangaat. Vervolgens komen de verschillende gedroogde vruchten, zooals pruimen, rozijnen, vijgen, dadels, die men hun natuurlijk watergehalte kan doen herkrijgen, door ze gedurende 1 tot 3 dagen te doen weeken. Na ze goed te hebben gewasschen doet men ze in een pan en giet er kokend water op, zoodat ze ongeveer een vinger onderstaan, men late ze zoo gedurende eenige dagen (al n a a r m a t e dat noodig is) staan. Bij gebrek aan versche vruchten kunnen zijdaarvoor in de plaats treden. Vergeten wij niet dat het gebruik van vruchten een groote rol speelt bij de bestrijding van het drankgebruik en misbruik; nog veel te weinig is hierop gewezen. Het vergemakkelijkt ons in ons voornemen, wanneer wij ons het gebruik van alcoholische dranken willen ontwennen. Laat men eens probeeren om een glas bier, een glas wijn of een borrel te drinken nadat men bv. een appel of een peer gegeten heeft; men zal dan bevinden dat het niet smaakt. Ten slotte wordt m e n onverschillig voor die dranken, en dat is dunkt mij wel de grootste schrede op den weg der onthouding. Thans komen wij aan een teer punt, nl. de geliefde dranken onzer Hollandsche huismoeders, thee en koffie. „Moeten wij die ook al afschaffen", hoor ik velen zeggen, ,,'t is toch zoo gezellig en zoo lekker". Zeer juist, m a a r dit is toch geen argument. Drinkt men een van beide „sterk" dan zijn zij wel smakelijk, m a a r bepaald schadelijk; drinkt men ze „slap" (zooals gewoonlijk onder de arbeidende klassen het geval is) dan zijn zij wel minder schadelijk maar zeker niet smakelijk en volkomen nutteloos, daar zij volstrekt geen voedingswaarde bezitten behalve de melk en suiker daaraan toegevoegd; m a a r de hoeveelheid daarvan is zoo gering dat zij bijna niet meetelt. Daarbij [ komt nog dat m e n die koffie en thee, of w a t
GEEN SLAAF 18 ZOO TEN VOLLE SLAAF ALS DE VROUW.
13G
daarvoor moet doorgaan, liefst zoo heet mogelijk drinkt, w a t eveneens hoogst nadeelig is. Waarom niet een kop cacao gedronken, het geen wel is waar w a t duurder is dan de eerst genoemde dranken m a a r waaraan het voordeel verbonden is dat het voedsel bevat; vooral bij toebereiding met melk. Is men gewoon twee kop koffie of thee bij den maaltijd te gebrui ken, welnu dan neme men één kop cacao die ontegenzegelijk beter, aangenamer smaakt dan het andere. Door minder bij het eten te drinken zal men beter leeren kauwen, het brood wordt zoodoende terdege met het speeksel vermengd en de spijsvertering zeer bevorderd. Let men eens op hoe de meeste menschen eten, dan ziet m e n hen m e t een boterham in de eene en een kop van het een of ander in de andere hand. Een hap brood, een slokje of slok koffie, drie of viermaal gekauwd en dan naar binnen ge spoeld; vervolgens laat men aan de arme maag het werk over, dat noodzakelijk in den morid had moeten geschieden. Verder moesten er door de arbeiders niet zulke enorme hoeveelheden aardappelen gege ten worden, waaruit betrekkelijk weinig voed sel wordt verkregen en waaraan het nadeel is verbonden dat de m a a g zóó naar die groote m a s s a gaat „staan" dat m e n zich onbevredigd gevoelt wanneer geringere hoeveelheden, maar van degelijker, voedzamer gehalte worden ge geten. Aardappelen dienden als bijgerecht, niet als hoofdschotel te verschijnen. Erwten, boonen, linzen, zijn even voedzaam als vleesch en een bij uitstek geschikt voedsel voor iemand die door handenarbeid in zijn onderhoud moet voor zien, waarbij nog komt dat ze niet in zulke groote hoeveelheden als aardappelen genuttigd behoeven te worden en de m a a g niet telkens en telkens zoo wordt overladen. Men hoort steeds steen en been klagen wanneer er een j a a r is dat de aardappelen slecht of duur zijn, alsof dit het eenig bestaande voedingsmiddel voor den werkman is. Ik ontken geenzins dat de jarenlange gewoonte om steeds aardappelen als het hoofdgerecht te beschouwen zoo ingewor teld is, dat m e n meent er niet meer buiten te k u n n e n ; toch is het goed, die gedachte te laten varen. Komt er een slecht aardappeljaar (en ook al komt dit niet) dan neme men eens de proef m e t rijst. Ik maak mij sterk dat het den meesten goed zal bevallen. Ten slotte wensch ik eenige hoeveelheden aan te geven voor een werkmansmaaltijd. De cijfers geven natuurlijk een gemiddelde aan en zullen individueel eenigzins gewijzigd kunnen worden. Zooals reeds gezegd ontleen ik een en ander aan hetgeen Dr. Allinson daaromtrent aangeeft; de m e n u ' s , als ik ze zoo noemen mag, zijn vooral geschikt voor hen, die den geheelen dag op hun werk zijn. Ontbijt. V2 pond bruinbrood, / pond versche vruchten en een groot kop cacao of melk. Mid dagmaal. U pond bruinbrood, V2 pond vruchten en Vo ons kaas of noten. Onder noten versta m e n okker- en hazelnoten, cocosnoot of grondnoten, de laatste licht geroosterd, z. g. „olieneut j e s " welke men op snoeptafels ziet en die een zeer groote voedingswaarde bezitten. Avondeten. V2 pond bruidbrood, desverkiezend de viuchten te vervangen door sterrekers, Spaansche uien of een of andere groente. Inplaats van kaas of noten kan men ter af wisseling een hard gekookt ei gebruiken. 1
i
S
Voedzamer en goedkooper dan eieren zijn spliterwten. Men bindt ze in een doek, zooals Jan in den zak of ketelkoek en kookt ze twee a drie uren, totdat ze volkomen gaar z i j n ; daarna worden ze m e t wat boter, peper, zout en mosterd, naar smaak, tot een dikke pap fijn-gewreven, die men eenige dagen kan be waren. Met deze pap worden de boterhammen dik besmeerd ; zij is een voedzamer spijs dan rundvleesch of ham en vervangt het spek dat de arbeiders dikwijls op h u n n e boterhammen mede naar het werk nemen. Macaroni met gedroogde vruchten als krenten, rozijnen, pruimen, vijgen etc. gekookt, vormt een goed m i d d a g m a a l ; inplaats van macaroni kan men haverdegort nemen. De pap kan 's avonds gemaakt, en den volgenden dag opge warmd worden. Verder is een dikke soep nog aan te bevelen. De vrouw kan haar daags te voren maken van erwten, linzen, gort, rijst, peen, knollen, uien en andere groenten welke de tijd van het j a a r verschaft, waarbij een weinig boter, peper en zout kan worden gevoegd, wanneer men daarvan houdt. Deze soep kan bijna even dik als pap gekookt worden; m e t wat bruin brood genuttigd, geeft zij kracht voor ver scheidene uren. Men lache nu niet en hale den neus niet op voor al die „vreemde p o e s p a s " ; 't is wel heel anders dan w a t men gewoonlijk zal eten, maar zoolang men het niet beproefd heeft, kan men er niet over oordeelen. Het ligt een maal in onzen aard om iets belachelijk of lachwekkend te vinden, zoodra het iets onge woons betreft en wanneer wij ons niet eens de moeite hebben gegeven en over na te den ken of het te beproeven. Men zij gedachtig aan het gezegde: „On derzoek alle dingen en behoud het goede." Met vriendelijken dank voor de welwillende opname noem ik mij m e t de meeste achting Uw dienstwillige A. V. Rotterdam 12 Dec. '95. BLA DVUIXOfGEN. Eenheid te brengen in de verscheidenheid, harmonie in het uiteenloopende en een even wicht te scheppen van alle bijzondere deelen, ziedaar een der grootste vraagstukken in de levenskunst. CORRESPONDENTIE. D e n H e e r P . v. tl. M. t e A m s l . In ' t volgend No.; wil mij Sluit Schiedam in kwestie voor een paar dagen leenen, s. v. p. ik copieer het artikel dan en plaats het bij gelegenheid. M e v r . F l . v. D . t e R o t t . Hartelijk dank. Zoo spoedig mogelijk; d. w. z. op zijn vroegst in No. 19. S TRI JDPENNING. Overdracht fr. 513.32. Brussel. Maand, hijdr. van een vriend 25.00. Lali D j i w o . Van Mama en de guiten 2.00. « e n t . Een onderw. 0.40. — C. D. R. 0.05. — M. d. Br. 0.10. — E. d. W . 0.10. — Jeannette 0.10. — Elvire en Clara 0.10. — Emilie 0.15. M i d d e l b u r g . Mej. v. d. M. 1.00. Totaal fr. 29.10.