Rijkswaterstaat
Pagina 1 van 17
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Voorschrift - RWSV
Versie: 3
Code: 913.00.B200
auteur(s) : gewijzigd : autorisator : paraaf autorisator: 913.00.B200
Bemonstering van macrozoöbenthos en bodemsamenstelling in het litoraal en sublitoraal van mariene wateren A. Naber A. Naber J. Postema
datum vrijgave : 02-07-2014 beheerder
: W. Wilts
Bemonstering van macrozoöbenthos en bodemsamenstelling in het litoraal en sublitoraal in mariene wateren Methode: Reineck boxcorer, Vacuum Steekbuis, Steekbuis
Versiebeheer versie nummer
datum vrijgave
1.5
23-07-2012
2
14-02-2013
3
02-07-2014
versie nummer
datum vrijgave
versie nummer
datum vrijgave
versie nummer
datum vrijgave
De vigerende versie staat op het internet: www.rijkswaterstaat.nl. Gebruikers van afgedrukte documenten zijn zelf verantwoordelijk voor het verifiëren van de status van deze papieren documenten door middel van vergelijking van het versienummer en de datum van vrijgave.
Rijkswaterstaat
Pagina 2 van 17
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Voorschrift - RWSV Code: 913.00.B200
Versie: 3 Bemonstering van macrozoöbenthos en bodemsamenstelling in het litoraal en sublitoraal van mariene wateren
Uitgegeven door RWS CIV Dit RWSV is tot stand gekomen in samenspraak met diensten van de CIV van Rijkswaterstaat. Bij deze uitgave is de uiterste zorg nagestreefd, toch kunnen fouten en onvolledigheden niet geheel worden uitgesloten. Rijkswaterstaat aanvaardt derhalve geen enkele aansprakelijkheid, ook niet voor directe of indirecte schade ontstaan door of verband houdend met toepassing van deze gepubliceerde uitgave.
Wijzigingen in deze versie ten opzichte van de vorige versie: nieuw: - verwerking bemonstering (Japanse) oesters - verwijderen onderdeel bepalen Lutumgehalte
De vigerende versie staat op het internet: www.rijkswaterstaat.nl. Gebruikers van afgedrukte documenten zijn zelf verantwoordelijk voor het verifiëren van de status van deze papieren documenten door middel van vergelijking van het versienummer en de datum van vrijgave.
Rijkswaterstaat
Pagina 3 van 17
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Voorschrift - RWSV Code: 913.00.B200
Versie: 3 Bemonstering van macrozoöbenthos en bodemsamenstelling in het litoraal en sublitoraal van mariene wateren
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5.
DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED ........................................................................................4 TERMEN EN DEFINITIES ......................................................................................................4 PROCESBESCHRIJVING ......................................................................................................4 UITVOERINGSOPDRACHT ...................................................................................................4 APPARATUUR, CHEMICALIEN EN HULPMIDDELEN ...........................................................5 5.1 Algemene materialen..............................................................................................................5 6. WERKWIJZE..........................................................................................................................6 6.1 Randvoorwaarden ..................................................................................................................6 6.2 Monstername macrozoöbenthos en sediment sublitoraal met Reineckboxcorer ......................6 6.2.1 Bemonsteringsmateriaal .................................................................................................6 6.2.2 Monstername .................................................................................................................6 6.3 Monstername macrozoöbenthos en sediment sublitoraal met de Vacuüm Steekbuis...............7 6.3.1 Bemonsteringsmateriaal .................................................................................................7 6.3.2 Monstername .................................................................................................................8 6.4 Monstername macrozoöbenthos en sediment litoraal met de steekbuis .................................8 6.4.1 Bemonsteringsmateriaal .................................................................................................8 6.4.2 Monstername .................................................................................................................8 6.4.3 Sediment bemonstering .................................................................................................9 7. BEWERKING EN CONSERVERING MACROZOOBENTHOS EN SEDIMENTMONSTERS .. 10 7.1 Verdelen van het monster ..................................................................................................... 10 7.2 Uitvoering ............................................................................................................................. 11 7.3 Overbrengen zeeffracties in een pot ..................................................................................... 11 8. VELDFormulier..................................................................................................................... 12 9. OPSLAG EN TRANSPORT .................................................................................................. 12 10. VEILIGHEID EN MILIEU....................................................................................................... 12 11. REFERENTIES .................................................................................................................... 13 12. BIJLAGEN............................................................................................................................ 13 Bijlage 1: Fotografisch vastleggen van monsterpunten................................................................. 14 Bijlage 2: Veldformulier Ecotoopgerichte Macrozoöbenthos bemonstering .................................. 16
De vigerende versie staat op het internet: www.rijkswaterstaat.nl. Gebruikers van afgedrukte documenten zijn zelf verantwoordelijk voor het verifiëren van de status van deze papieren documenten door middel van vergelijking van het versienummer en de datum van vrijgave.
Rijkswaterstaat
Pagina 4 van 17
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Voorschrift - RWSV
Versie: 3
Code: 913.00.B200
1.
Bemonstering van macrozoöbenthos en bodemsamenstelling in het litoraal en sublitoraal van mariene wateren
DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED Dit RWSV beschrijft de bemonsteringsmethode van macrozoöbenthos en bodemsamenstelling in het litoraal en sublitoraal van de mariene wateren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de Reineck boxcorer, Vacuum Steekbuis en Steekbuis. Het voorschrift is van toepassing op zachte substraten in het litoraal en sublitoraal van de mariene wateren.
2.
TERMEN EN DEFINITIES Litoraal Sublitoraal Macrozoöbenthos Kwantitatief
Monsterlocatie Monsterpunt 3.
Het gebied dat bij elke vloed wordt overspoeld Zone beneden de laagwaterlijn die in principe altijd onder water staat De in en op het sediment levende bodemdieren Is de monstername met een veldapparaat waarvan het bemonsterde oppervlak nauwkeurig kan worden vastgesteld. Voorbeelden zijn de boxcorer en de steekbuis. Hierdoor is het mogelijk om de gevonden aantallen organismen nauwkeurig terug te rekenen naar aantallen per m2 Geografische plaatsaanduiding van een punt of gebied waar een monster genomen wordt Plek van de daadwerkelijke monstername
PROCESBESCHRIJVING n.v.t.
4.
UITVOERINGSOPDRACHT Elke monsterneming gaat vergezeld van een Opdrachtomschrijving, een uitvoeringsvoorschrift, (RWSV) en locatieoverzicht. Hierin is de specifieke informatie over de opdracht beschreven, zoals bv.: o alle informatie per locatie welke nodig is om de bemonstering volgens opdracht te kunnen uitvoeren o de uit te voeren methode per monsterlocatie o benodigde materialen o opleveringtermijnen o contactpersonen Voor het onderdeel sedimentbemonstering is een veldformulier aanwezig waarin opgenomen: o locatiecode, - omschrijving o coördinaten van monsterlocatie o naam monsternemer o methode uitvoering o oppervlakte steekmonster o logboek / bijzonderheden Dit overzicht geeft de benodigde informatie om de werkzaamheden te kunnen uitvoeren.
De vigerende versie staat op het internet: www.rijkswaterstaat.nl. Gebruikers van afgedrukte documenten zijn zelf verantwoordelijk voor het verifiëren van de status van deze papieren documenten door middel van vergelijking van het versienummer en de datum van vrijgave.
Rijkswaterstaat
Pagina 5 van 17
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Voorschrift - RWSV Code: 913.00.B200
Versie: 3 Bemonstering van macrozoöbenthos en bodemsamenstelling in het litoraal en sublitoraal van mariene wateren
5.
APPARATUUR, CHEMICALIEN EN HULPMIDDELEN
5.1
Algemene materialen Faciliteiten voor het verzamelen van de benodigde hydrografische gegevens (diepte) GPS Hydrografische kaart van het te bemonsteren waterlichaam Veldformulier (sedimentmonsters) Benodigde sleutels (i.v.m. betreden gebied) Fototoestel (Gootsteen)schepje (verzamelen residu zeef) Gekalibreerde zeef met een maaswijdte van 1 mm. Optioneel: zeef met maaswijdte van 10 mm. Grote pincet Kokosborstel Plastic zakken Plastic potten macrozoöbenthosmonsters Etiketten (macrozoöbenthos) Etiketten (sedimentbemonstering) Plastic potten voor sedimentmonsters: 250ml, PE-HD rode deksel met inlage (sedimentpotten en bijbehorende etiketten worden door RWS geleverd). Watervaste viltstiften Koelvoorziening voor niet geconserveerde monsters (2° – 7° C). Diepvries (- 20°C) (opslag sedimentmonsters) Jerrycan/container met kraantje (formaldehyde) Maatcylinder Trechter Veiligheidsbril en handschoenen Seal apparaat (bij gebruik van plastic zakken). Formaldehyde 6% (formaline). Met deze 6% oplossing wordt een voor de organismen effectieve concentratie van 4% bereikt
De vigerende versie staat op het internet: www.rijkswaterstaat.nl. Gebruikers van afgedrukte documenten zijn zelf verantwoordelijk voor het verifiëren van de status van deze papieren documenten door middel van vergelijking van het versienummer en de datum van vrijgave.
Rijkswaterstaat
Pagina 6 van 17
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Voorschrift - RWSV Code: 913.00.B200
6.
WERKWIJZE
6.1
Randvoorwaarden
Versie: 3 Bemonstering van macrozoöbenthos en bodemsamenstelling in het litoraal en sublitoraal van mariene wateren
Het monster dat wordt aangeboden moet een zo goed mogelijk beeld geven van de situatie zoals deze is ten tijde van de monstername. De monsters worden genomen in een ongestoord deel van de bodem, enkel de zachte substraten. Sluit risico factoren, welke verstoring van het monster tot gevolg kunnen hebben, zoveel mogelijk uit. Bijvoorbeeld: op ondiepe locaties moet er op worden gelet dat het schroefwater van het schip de te bemonsteren bodem niet verstoort. Tijdens een bemonsteringstocht moeten reserve-exemplaren van bemonsteringsapparaten aanwezig zijn, alsook voldoende reserve onderdelen ten behoeve van eventueel noodzakelijke reparaties. Noteer verstorende factoren die van invloed kunnen zijn op het beoordelen van de resultaten op het veldformulier. 6.2
Monstername macrozoöbenthos en sediment sublitoraal met Reineckboxcorer De boxcorer bestaat uit een rechthoekige of een ronde bak welke in een frame geplaatst wordt. In het frame zit een snijplaat waarop een afsluitplaat ligt die automatisch onder de bak geschoven wordt nadat de bak in de bodem is gezakt. Zo kan een ongestoord bodemmonster worden genomen. De monstername met een boxcorer is kwantitatief. De boxcorer kan door zijn gewicht en volume alleen gebruikt worden vanaf een schip met hydraulische kraan en voldoende dekruimte en moet bediend worden door daartoe opgeleid personeel. De boxcorer dient voldoende “indrukgewicht” te hebben ! De oppervlakte van de boxcorer is 0,06 m2 (rechthoekig, 20*30 cm) of 0,078 m 2 (rond, Ø ca. 31 cm). Er wordt 1 boxcorer per monsterpunt genomen. De bemonsterde steekdiepte dient 15 cm – 35 cm te zijn. Aanvullend wordt zo nodig een sedimentmonster uit de boxcorer genomen ten behoeve van sedimentkarakterisering. Er dienen minimaal 3 pogingen per monsterpunt te worden uitgevoerd. Als bij een derde poging blijkt dat het niet mogelijk is de voorgeschreven steekdiepte te halen, dan binnen een voorgeschreven straal een nieuwe monsterpunt zoeken. Noteer, i.v.m. mogelijke interpretatie van resultaten, alleen een afwijkende steekdiepte op de veldlijst.
6.2.1 Bemonsteringsmateriaal Reineckboxcorer Boxcorerschepje Hevelslang Opvangbakken Steekbuisje voor nemen sedimentmonster Liniaal 6.2.2
Monstername Maak de boxcorer klaar voor gebruik door de ketel eronder te plaatsen en vast te schroeven. Laat de boxcorer naar de bodem vieren, en sluit deze vervolgens. Haal de boxcorer met een gelijkmatige beweging naar boven en controleer of hij goed gesloten is
De vigerende versie staat op het internet: www.rijkswaterstaat.nl. Gebruikers van afgedrukte documenten zijn zelf verantwoordelijk voor het verifiëren van de status van deze papieren documenten door middel van vergelijking van het versienummer en de datum van vrijgave.
Rijkswaterstaat
Pagina 7 van 17
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Voorschrift - RWSV Code: 913.00.B200
Versie: 3 Bemonstering van macrozoöbenthos en bodemsamenstelling in het litoraal en sublitoraal van mariene wateren
en of er geen materiaal over de box heengegaan is. Indien dit wel het geval is moet het monster opnieuw worden genomen. Vergrendel de afsluitplaat onder de ketel en koppel deze los van de boxcorer. Controleer of het monster bestaat uit 15 - 35 cm ongestoord bodemmonster. Neem indien dit niet het geval is een nieuw monster. Hevel met een hevelslang of schep met het boxcorer schepje het bovenstaande water in een emmer. Let op: dit water kan organismen bevatten en hoort dus bij het monster. Indien er water uitloopt, plaats de box in een bak zodat het uitsijpelend water wordt opgevangen. Let op: ook dit water kan organismen bevatten en hoort dus bij het monster. Neem nu eerst het sedimentmonster. Druk de steekbuis tot een diepte van 8 cm. in de bodem hap. Breng de inhoud van de steekbuis over in het sedimentpotje tot deze voor maximaal 50% gevuld is. Op elke potje komt het bijgeleverde etiket. Breng vervolgens het hele monster (inclusief bovenstaande water) over op de zeeftafel. Spoel het monster behoedzaam met water zonder de aanwezige organismen te beschadigen. Het op de zeef achterblijvende residu (organismen, schelpresten etc.) wordt m.b.v. een schepje overgebracht in een pot of plastic zak. Spoel / borstel de eventueel aanwezige (Japanse) Oesters af. Bepaal de afmeting van de (Japanse) Oesters in cm en zet deze terug. Voorzie de macrozoöbenthos pot van een etiket met daarop: project/gebied, locatie, datum monstername en indien van toepassing aanvullend monsternummer en bv het aantal gevulde potten (bv. 1van3, 2van 3 enz.). 6.3
Monstername macrozoöbenthos en sediment sublitoraal met de Vacuüm Steekbuis De Vacuüm Steekbuis bestaat uit een buis met lange stang en handvat met daaraan bevestigd een slang voor het vacuüm zuigen. De bemonstering met een Vacuüm Steekbuis is kwantitatief. De Steekbuis wordt op de bodem gezet en tot de voorgeschreven diepte bemonsterd. M.b.v. een gemonteerde slang kan het monster vacuüm worden gezogen. Deze methode kan bij “ondiep” sublitoraal water tot max. 2,5 m. worden gebruikt. De Vacuüm Steekbuis heeft een doorsnede van Ø 10 cm en een oppervlakte van 0,0079 m 2. Het aantal steken per locatie en-of monsterpunt kan per deelgebied verschillen. De bemonsterde steekdiepte is 15 - 35 cm. Aanvullend wordt zo nodig een sedimentmonster apart gestoken ten behoeve van sedimentkarakterisering. Er dienen minimaal 3 pogingen per monsterpunt te worden uitgevoerd. Als bij een derde poging blijkt dat het niet mogelijk is de voorgeschreven steekdiepte te halen, dan binnen een voorgeschreven straal een nieuwe monsterpunt zoeken. Noteer, i.v.m. mogelijke interpretatie van de resultaten, alleen de afwijkende steekdiepte op de veldlijst.
6.3.1 Bemonsteringsmateriaal Vacuüm Steekbuis Ø 10 cm Opvangbakken Steekbuisje voor nemen van het sedimentmonster
De vigerende versie staat op het internet: www.rijkswaterstaat.nl. Gebruikers van afgedrukte documenten zijn zelf verantwoordelijk voor het verifiëren van de status van deze papieren documenten door middel van vergelijking van het versienummer en de datum van vrijgave.
Rijkswaterstaat
Pagina 8 van 17
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Voorschrift - RWSV Code: 913.00.B200
Versie: 3 Bemonstering van macrozoöbenthos en bodemsamenstelling in het litoraal en sublitoraal van mariene wateren
6.3.2 Monstername Zet de Vacuüm Steekbuis op de bodem Druk de steekbuis vervolgens stevig in het sediment tot de voorgeschreven diepte. Trek het monster vacuüm en haal de Vacuüm Steekbuis omhoog. Breng het monster over op een zeef in een opvangbak. Spoel het monster behoedzaam met water zonder de aanwezige organismen te beschadigen. Het op de zeef achterblijvende residu (organismen, schelpresten etc.) wordt m.b.v. een schepje overgebracht in een pot of plastic zak. In geval meerdere steken moeten worden genomen herhaal dan bovenstaande procedure en voeg deze samen tot 1 monster Voorzie de pot van een etiket met daarop: project/gebied, locatie, datum monstername en indien van toepassing aanvullend monsternummer en bv het aantal gevulde potten (bv. 1van3, 2van 3 enz.) In de plastic zak kan bv. een steeketiket worden gedaan. Neem nu het sedimentmonster Neem met de Vacuüm Steekbuis een monster in een ongestoorde bodem in de directe omgeving van de positie waar ook het macrozoöbenthosmonster is genomen. Trek het monster vacuüm en breng de steekbuis omhoog. Steek met een steekbuisje het sedimentmonster tot 8 cm. diepte. Breng het bodemmateriaal over in het sedimentpotje tot deze voor maximaal 50% gevuld is Op elke potje komt het bijgeleverde etiket. 6.4
Monstername macrozoöbenthos en sediment litoraal met de steekbuis De steekbuis bestaat uit een buis met handvat, eventueel voorzien van een vacuümnippel. De steekbuis wordt op de bodem gezet en tot de voorgeschreven diepte bemonsterd. M.b.v. een spitvork wordt de steekbuis uit de bodem gehaald. Bemonstering met de steekbuis is kwantitatief. De Steekbuis heeft een doorsnede van Ø 10 cm en een oppervlakte van 0,0079 m 2. Het aantal steken per locatie en/of monsterpunt kan per deelgebied verschillen. De bemonsterde steekdiepte is 35 cm. Bij het gebruik van een steekbuis met vacuümnippel kan de bemonstering starten voordat de plaat is droog gevallen. Er dienen minimaal 3 pogingen per monsterpunt te worden uitgevoerd. Als bij een derde poging blijkt dat het niet mogelijk is de voorgeschreven steekdiepte te halen, dan binnen een voorgeschreven straal een nieuwe monsterpunt zoeken. Noteer, i.v.m. mogelijke interpretatie van de resultaten, alleen de afwijkende steekdiepte op de veldlijst.
6.4.1 Bemonsteringsmateriaal Steekbuis Ø 10 cm Steekbuisje voor nemen van het sedimentmonster Spitvork Wadslee en/of rugdraagstel 6.4.2 Monstername Duw de steekbuis tot de aangegeven diepte in de bodem. Sluit de buis zonodig af met een dop. Haal de steekbuis met een ronddraaiende beweging en met behulp van een spitvork omhoog.
De vigerende versie staat op het internet: www.rijkswaterstaat.nl. Gebruikers van afgedrukte documenten zijn zelf verantwoordelijk voor het verifiëren van de status van deze papieren documenten door middel van vergelijking van het versienummer en de datum van vrijgave.
Rijkswaterstaat
Pagina 9 van 17
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Voorschrift - RWSV Code: 913.00.B200
Versie: 3 Bemonstering van macrozoöbenthos en bodemsamenstelling in het litoraal en sublitoraal van mariene wateren
Controleer of het monster intact is gebleven. Zo niet, neem dan een nieuw monster. Stort de steekbuis leeg op de zeef en let erop dat het gehele monster in de zeef belandt. Spoel het monster. Is er geen water genoeg om in te spoelen, graaf dan een spoelkuil. Houd de zeefduur zo kort mogelijk om te voorkomen dat kleine wormen door de zeef kruipen. Het op de zeef achterblijvende residu (organismen, schelpresten etc.) wordt m.b.v. een schepje overgebracht in een pot of plastic zak. In geval meerdere steken moeten worden genomen herhaal dan bovenstaande procedure en voeg deze samen tot 1 monster. Voorzie de pot van een etiket met daarop: project/gebied, locatie, datum monstername en indien van toepassing aanvullend monsternummer en bv het aantal gevulde potten (bv. 1van3, 2van3 enz.). In de plastic zak kan een steeketiket worden gedaan. 6.4.3 Sediment bemonstering Het sedimentmonster dient in een ongestoorde bodem te worden genomen. De bemonstering wordt uitgevoerd in de directe omgeving van de positie waar ook het macrozoöbenthosmonster is genomen. Duw het steekbuisje 8 cm diep in het sediment. Sluit de buis af met een dop en haal hem omhoog. Controleer of het monster intact is gebleven. Breng dit bodemmateriaal over in het sedimentpotje tot deze voor maximaal 50% is gevuld. Bij een raaibenadering wordt een representatief mengmonster genomen van de monsterpunten op de raai, waarmee het sedimentpotje voor 50% wordt gevuld. Op elke potje komt het bijgeleverde etiket.
De vigerende versie staat op het internet: www.rijkswaterstaat.nl. Gebruikers van afgedrukte documenten zijn zelf verantwoordelijk voor het verifiëren van de status van deze papieren documenten door middel van vergelijking van het versienummer en de datum van vrijgave.
Rijkswaterstaat
Pagina 10 van 17
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Voorschrift - RWSV Code: 913.00.B200
7.
Versie: 3 Bemonstering van macrozoöbenthos en bodemsamenstelling in het litoraal en sublitoraal van mariene wateren
BEWERKING EN CONSERVERING MACROZOOBENTHOS EN SEDIMENTMONSTERS Indien de macrozoöbenthosmonsters levend geanalyseerd worden, moeten deze worden bewaard bij 2° tot 7°C. Indien de monsters niet binnen twee dagen uitgezocht kunnen worden dienen ze zo kort mogelijk na monstername te worden geconserveerd met geneutraliseerde 6% formaldehyde in zeewater. Bij gebruik van plastic zakken wordt in de zak ook een steeketiket gedaan waarna het monster + formaldehyde wordt gesloten m.b.v. een sealapparaat. Met watervaste viltstift wordt op de dicht gesealde monsterzak project/gebied, locatie, datum, monstername en indien van toepassing aanvullend monsternummer en bv. het aantal gevulde potten (bv. 1 van 3, 2 van 3 enz.) genoteerd. Sedimentmonsters dienen z.s.m. na monstername ingevroren te worden (-20°C). Mocht dit niet direct na monstername mogelijk zijn dan z.s.m in het donker en koel bewaren, 2° tot 7°C. Het kan voorkomen dat de hoeveelheid materiaal na het zeven te veel is om in potten mee te nemen. In een dergelijk geval mag een deel van het monster worden verzameld. Ook kan, door het voorkomen van grof monstermateriaal, de noodzaak bestaan een zeef met een grotere maaswijdte te gebruiken. In voorkomende situaties dient dit altijd opgenomen te worden in het logboek/veldformulier en jaarrapportage. Neem zo nodig contact op met de RWS projectleider.
7.1
Verdelen van het monster Het monster wordt verdeeld indien er een hoeveelheid monstermateriaal is verzameld welke niet in 2 potten van 2 liter past. Aanlevering aandeel materiaal per fractie en aantal potten Grote monsters: meer dan 2 potten (van 2 liter) monstermateriaal. Sommige monsters hebben een grote grove fractie of bevatten na het zeven nog veel fijn materiaal. In de praktijk gaat het om monsters met bv.: veel (fijn/grof) schelpmateriaal en/of veel (fijn) organisch materiaal. De grove fractie (10 mm) en de fijne fractie (1 mm) moeten een minimale omvang hebben van 1 liter. dat betekent dat er in principe minimaal 2 potten van 2 liter per monster worden verzameld. Het volgende dient te worden aangehouden: De beoordeling om te bepalen welke zeef(maaswijdte) van het monster leidend is voor de keuze welk aandeel moet worden verzameld, is in principe afhankelijk van de mate waarin de grootste diversiteit aan organismen voorkomt (meestal 1 mm zeef) fracties vooraf goed beoordelen ! Het verzamelen van het aandeel van de tweede zeef wordt hier op aangepast. Uitzondering: Wanneer de grootste diversiteit aan organismen in de 1 mm zeef voorkomt, maar de grove zeef veel meer monsterresidu bevat, is de grove zeef leidend welk aandeel verzameld wordt. Van beide zeven dient altijd dezelfde fractie te worden verzameld.
De vigerende versie staat op het internet: www.rijkswaterstaat.nl. Gebruikers van afgedrukte documenten zijn zelf verantwoordelijk voor het verifiëren van de status van deze papieren documenten door middel van vergelijking van het versienummer en de datum van vrijgave.
Rijkswaterstaat
Pagina 11 van 17
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Voorschrift - RWSV Code: 913.00.B200
7.2
Versie: 3 Bemonstering van macrozoöbenthos en bodemsamenstelling in het litoraal en sublitoraal van mariene wateren
Uitvoering Zet de zeef van 1 cm boven op de zeef van 1000 um. Giet het monster (inclusief water) over de zeef Zorg dat al het materiaal op de zeef terecht komt. Gebruik hiervoor eventueel extra water; Controleer de emmers en/ of bakken op achtergebleven/ vastgehechte organismen en breng deze over op de zeef of in de monsterpot. Spoel het monster behoedzaam met water zonder de aanwezige organismen te beschadigen. Verwerk eerst het materiaal op de grove zeef, daarna het materiaal van de 1000 um zeef. Scheid het monster op het oog in gelijke delen, zodanig dat één deel de maximale toegestane omvang heeft; Spoel indien nodig lege schelpen en overige grove delen, zoals planten delen, takjes en stukken hout van beide zeeffracties goed af. Controleer of de organismen van het materiaal af zijn en verwijder overtollig materiaal zoveel mogelijk uit het monster; Bij verdelen in fracties dient het grootst mogelijke aandeel verzameld te worden. Spoel de zeven goed schoon . Noteer op het veldformulier én op het etiket welk deel van het monster is verzameld. Zie voor verdere verwerking onder 7.4 – 7.6
7.3
Overbrengen zeeffracties in een pot De grove en de fijne fractie wordt in een aparte pot verzameld. Bepaal hoeveel potten van welke maat nodig zijn om het monster goed te kunnen conserveren. Een pot mag maximaal voor 50% gevuld zijn met monstermateriaal. Grove zeef (1 cm): Breng het materiaal over in een monsterpot met behulp van een schepje en trechter met brede uitstroomopening (eventueel met de handen); Spoel de zeef, het schepje en trechter (of handen) met water na boven de zeef van 1000 m; Controleer de zeef op achtergebleven organismen en voeg deze bij het monster. Fijne zeef (500 m): Breng het materiaal naar één zijde van de zeef met behulp van een spuitfles met water of -bij veel materiaal- met behulp van een schepje. Voorkom schrapen over de zeef: hierbij worden organismen beschadigd; Breng het materiaal over in een monsterpot met behulp van een schepje, trechter (handen) of met een spuitfles gevuld met conserveringsmiddel. Gebruik trechter met een brede uitstroomopening; Controleer de zeef op achtergebleven organismen en voeg deze bij de rest van het monster.
De vigerende versie staat op het internet: www.rijkswaterstaat.nl. Gebruikers van afgedrukte documenten zijn zelf verantwoordelijk voor het verifiëren van de status van deze papieren documenten door middel van vergelijking van het versienummer en de datum van vrijgave.
Rijkswaterstaat
Pagina 12 van 17
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Voorschrift - RWSV Code: 913.00.B200
8.
Versie: 3 Bemonstering van macrozoöbenthos en bodemsamenstelling in het litoraal en sublitoraal van mariene wateren
VELDFORMULIER Het veldformulier voor de macrozoobenthos bemonstering wordt door de opdrachtnemer zelf samengesteld en digitaal aan de opdrachtgever toegestuurd. Dit formulier dient de volgende onderdelen te bevatten: Algemeen: Locatie, datum, tijd en x-, en y-coördinaat met daarbij het gebruikte stelsel en indien van toepassing aanvullend monsternummer. De volledige namen van de monsternemers Bemonsterd oppervlak: Het totale bemonsterde oppervlak in m2 per macrozoöbenthosmonsters In geval een sedimentmonster uit het macrozoöbenthosmonsters is gestoken, moet het bemonsterde oppervlak hiervoor gecorrigeerd worden. Beschrijving ecotooptype Indien gevraagd zie bijlage 2 Diepte (sublitoraal): Van elke bemonsteringslocatie wordt tijdens de bemonstering de diepte bepaald of, in geval van wisselende waterstanden, de berekende waterdiepte (diepte t.o.v. N.A.P) bepaald. Diepte is de gemeten afstand tussen het wateroppervlak en de bodem. Berekende waterdiepte: noteer in de tabel de diepte (A) en de waterstand ten opzichte van NAP (B). Bereken de diepte ten opzichte van NAP = (A)-(B). Let op: als B een negatief getal is (-0,5m) en de diepte is 3 meter, dan bedraagt de berekende diepte (3) - (-0,5) = 3 + 0,5 = + 3,5 m. t.o.v. NAP. Bijzonderheden: Vermeld op het veldformulier en in het logboek de bijzonderheden waargenomen tijdens de monsterneming en die van belang kunnen zijn bij de interpretatie van de resultaten. Zoals: Alle afwijkingen of opvallende omstandigheden die de uitkomsten van de bepaling kunnen beïnvloeden. Lengte in cm van aangetroffen Japanse Oesters.
9.
OPSLAG EN TRANSPORT Transporteer de monsters rechtopstaand en gekoeld 2° tot 7°C.
10.
VEILIGHEID EN MILIEU Veiligheid Ten behoeve van de veiligheid zijn bij de bemonstering minimaal twee monsternemers aanwezig. Let bij monsterlocaties op gevaarlijke situaties (gladheid, ontbreken van relingen e.d.). Neem kennis van ter plaatse geldende veiligheidsvoorschriften (bijv. aangaande het nemen van waterbodemmonsters of het werken met een hydraulische kraan).
De vigerende versie staat op het internet: www.rijkswaterstaat.nl. Gebruikers van afgedrukte documenten zijn zelf verantwoordelijk voor het verifiëren van de status van deze papieren documenten door middel van vergelijking van het versienummer en de datum van vrijgave.
Rijkswaterstaat
Pagina 13 van 17
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Voorschrift - RWSV Code: 913.00.B200
Versie: 3 Bemonstering van macrozoöbenthos en bodemsamenstelling in het litoraal en sublitoraal van mariene wateren
Raadpleeg bij het werken met conserveringsmiddelen de betreffende chemiekaarten en gebruik waar nodig persoonlijke beschermingsmiddelen. Kopieën van chemiekaarten dienen dan ook aanwezig te zijn. Milieu Voorkom morsen en verdamping/ inademing van conserveringsmiddel. Wees zuinig met het gebruik van conserveringsmiddel. Milieu-schadelijke stoffen dienen op een goede/veilige manier te worden verwerkt. 11.
REFERENTIES n.v.t.
12.
BIJLAGEN
Bijlage 1: Fotografisch vastleggen van bemonsterde locaties Bijlage 2: Veldformulier ecotoopgerichte macrozoobenthosbemonstering
De vigerende versie staat op het internet: www.rijkswaterstaat.nl. Gebruikers van afgedrukte documenten zijn zelf verantwoordelijk voor het verifiëren van de status van deze papieren documenten door middel van vergelijking van het versienummer en de datum van vrijgave.
Rijkswaterstaat
Pagina 14 van 17
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Voorschrift - RWSV Code: 913.00.B200
Bijlage 1:
Versie: 3 Bemonstering van macrozoöbenthos en bodemsamenstelling in het litoraal en sublitoraal van mariene wateren
Fotografisch vastleggen van monsterpunten
Deze bijlage is van toepassing waar ecotoopgericht onderzoek wordt uitgevoerd. MWTL-BODEMDIERBEMONSTERINGEN Bij de nieuwe, ecotopengerichte bodemdierbemonsteringen in de zoute wateren is het belangrijk dat voor de droogvallende monsterpunten documentatiemateriaal beschikbaar is. Hiermee kan worden vastgelegd hoe de monsterpunten er precies uit zien en in welke omgeving ze liggen. Daarmee is (ook achteraf nog) controle mogelijk of het monsterpunt correct is gesitueerd met betrekking tot de geomorfologische context, dat wil zeggen de hydrodynamische condities. Deze foto’s moeten in kleur zijn en worden gemaakt met een toestel met voldoende resolutie, bv min 5 Mpixel. Per monsterpunt moeten minimaal 2 foto’s worden gemaakt, een detailfoto van het monsterpunt zelf en een overzichtsfoto. Extra foto’s om bepaalde fenomenen vast te leggen kan uiteraard altijd. Het monsternummer, het jaar en de maand moeten in de naam van het fotobestand komen, bijv. 9079_mei_2008_ov.jpg, waarbij ov staat voor overzichtsfoto en "..._det" det staat voor detail. Bij extra foto’s kan na “det” of “ov” een volgnummer worden toegevoegd. Een groothoeklens van 30-40mm is voldoende. Detailfoto: het afgebeeld oppervlak moet zodanig zijn dat een goede indruk wordt gegeven van bodemvormen en eventuele goed zichtbare sporen van bodemleven op het monsterpunt. Verder moet er een voetafdruk oid zichtbaar zijn zodat een goede indruk wordt verkregen over de bodemgesteldheid, evenals een attribuut zodat er informatie is over de schaal. De foto nemen voor de werkzaamheden. De grens voor bepaling van de lutumfractie ligt op 8% (<25%->25% slib). Het lutumgehalte wordt vanaf 2014 niet meer in het veld bepaald. Detailfoto monsterpunt
Overzichtsfoto: het afgebeeld oppervlak moet zodanig zijn dat een goede indruk wordt gegeven van de wat ruimere omgeving waarin het monsterpunt is gesitueerd. Bij het maken van de foto letten op: 1) geen
De vigerende versie staat op het internet: www.rijkswaterstaat.nl. Gebruikers van afgedrukte documenten zijn zelf verantwoordelijk voor het verifiëren van de status van deze papieren documenten door middel van vergelijking van het versienummer en de datum van vrijgave.
Rijkswaterstaat
Pagina 15 van 17
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Voorschrift - RWSV Code: 913.00.B200
Versie: 3 Bemonstering van macrozoöbenthos en bodemsamenstelling in het litoraal en sublitoraal van mariene wateren
tegenlicht, 2) weinig lucht en dus veel plaat/slik op de foto en 3) monsterpunt moet onder in het beeld zichtbaar zijn. Er moet een voetafdruk oid zichtbaar zijn, eventueel ook wat verderop, zodat een goede indruk wordt verkregen over de bodemgesteldheid. Daarnaast moet er een attribuut zichtbaar zijn zodat er informatie is over de schaal. Onderstaand wordt een voorbeeld gegeven. Overzichtsfoto monsterpunt
Samenvatting maken foto’s van monsterpunten Er worden 2 foto’s genomen, één detail opname en een overzicht. De foto’s moeten een beeld geven van het monsterpunt en de omgeving. De foto’s worden gebruikt om achteraf het ecotoop te valideren (niet alleen de veldwaarneming, maar ook de kartering mbv luchtfoto’s. Neem eventueel extra foto’s om de omgeving goed in beeld te brengen. Zet het monsternummer in beeld Zet iets in beeld waaruit men later af kan leiden hoe groot het oppervlak is (bijv. monsterbuis) Geen personen prominent in beeld Fotografeer niet tegen de zon in Detailfoto: Probeer een indruk te geven van de stevigheid van de bodem (fotografeer bijv. je voetstappen) Overzicht: Neem de foto zoveel mogelijk parallel aan de waterlijn Overzicht: Zorg dat de horizon in beeld is (ongeveer 1/5 van boven) Overzicht: Probeer de afstand tot de waterlijn zichtbaar te maken (zal niet altijd lukken) Zorg dat er altijd even vóór het monsterpunt is gelopen. Voetstappen geven dan waardevolle info over bodemsamenstelling. Afstand tussen fotostandpunt en monster is dan ca. 3m. Zo staan de voetstappen onderin beeld, dan monsterpunt + omgeving en weinig lucht zichtbaar. Foto niet groter dan 3000x2000 pixels. 5 a 6 megapixel is genoeg, anders te veel MB’s.
De vigerende versie staat op het internet: www.rijkswaterstaat.nl. Gebruikers van afgedrukte documenten zijn zelf verantwoordelijk voor het verifiëren van de status van deze papieren documenten door middel van vergelijking van het versienummer en de datum van vrijgave.
Rijkswaterstaat
Pagina 16 van 17
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Voorschrift - RWSV Code: 913.00.B200
Bijlage 2:
Versie: 3 Bemonstering van macrozoöbenthos en bodemsamenstelling in het litoraal en sublitoraal van mariene wateren
Veldformulier Ecotoopgerichte Macrozoöbenthos bemonstering
Monsternr.
:
Datum :
Genomen door:
Sediment beschrijving
hecklist
Ja/nee
Tijd
:
Foto overzicht (zon in de rug, parallel aan waterlijn, monsternr in beeld) Foto detail (met voetstap, steekbuis, monsternr.in beeld) Afwijking tov geplande locatie Nieuwe positie X Y RD /WGS84 Lat Long Reden: Lutumgehalte (n.v.t.) Sedimentomschrijving Ecotoopbeschrijving (zie onder) Opmerking
Percentage 0 – 2% 2 – 5% 5 – 8% 8 – 12% 12 – 17% 17 – 25% 25 – 35% > 35%
Benaming Kleiarm zand Kleihoudend zand Kleiig zand Zeer lichte zavel Matig lichte zavel Zware zavel Lichte klei Zware klei
Sediment omschrijving
De vigerende versie staat op het internet: www.rijkswaterstaat.nl. Gebruikers van afgedrukte documenten zijn zelf verantwoordelijk voor het verifiëren van de status van deze papieren documenten door middel van vergelijking van het versienummer en de datum van vrijgave.
Rijkswaterstaat
Pagina 17 van 17
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Voorschrift - RWSV Code: 913.00.B200
Dynamiek Laag dynamisch Hoogdynamisch
Versie: 3 Bemonstering van macrozoöbenthos en bodemsamenstelling in het litoraal en sublitoraal van mariene wateren
Vlak, iets golvend of geribbeld, slibbig, voetstappen wel/slecht zichtbaar. Kenmerking laag en hoog-dynamisch erg moeilijk te beschrijven. Zandig, licht tot sterk golvend, voetstappen duidelijk
Ecotoop beschrijvingen
Hoogteligging in het veld moeilijk / niet waarneembaar !!: N.V.T. Laag Midden Hoog
Valt gemiddeld 5 tot 25% van de tijd droog Valt gemiddeld 25 tot 75% van de tijd droog Valt gemiddeld 75 tot 85% van de tijd droog
Bodemleven je kijkt hier naar al het zichtbare bodemleven. Ook bijv. (draad)wormen en kreeftachtigen (corophium). niet alleen pierenhoopjes en tweekleppigen. Niet zichtbaar geen Enkele pierenhoopjes of schelpen per m2 weinig Pierenhoopjes of schelpen duidelijk aanwezig gemiddeld Veel pierenhoopjes of schelpen aanwezig veel Bijna volledig (>75%) bedekt met mosselen of oesters mossel/oesterbank Begroeiing Geen weinig < 10% bedekking Matig 10 tot 25 % bedekking Gemiddeld 25 tot 50% bedekking Veel >50%bedekking
Onderverdeling Lutum of kleifractie (vanaf 2014 n.v.t.) Lutum is de slibfractie met een korrelgrootte tot 2µm. De lutumfractie wordt met de hand bepaald volgens onderstaande methode (Edwin Parée 2007). Percentage Benaming Toelichting 0 – 2% 2 – 5% 5 – 8% 8 – 12%
Kleiarm zand Kleihoudend zand Kleiig zand
17 – 25%
Zeer lichte zavel Matig lichte zavel Zware zavel
25 – 35%
Lichte klei
> 35%
Zware klei
12 – 17%
Strandzand, schuurt tussen duim en wijsvinger. vuil, smeert ietsje, schuurt tussen duim en wijsvinger, klein slibwolkje als je het in een plas gooit Slibbig zand, smeert en bij knijpen gaat een klein deel tussen de vingers door Grens < 25% slib - > 25% slib Smeert goed, gaat bij knijpen grotendeels tussen de vingers door, iets zand over in de hand Smeert goed, zand alleen nog te voelen tussen duim en wijsvinger. Smeert goed, bijna geen zand meer te voelen (tussen duim en wijsvinger wrijven), klei spoelt moeilijk van de vingers Bijna stopverf, als vetpasta tussen duim en wijsvinger, zand alleen nog te proeven. Als lichte klei, maar geen zand meer te proeven
Wanneer de lutumklasse zich op de grens van twee klassen bevind, dan beide aanvinken.
De vigerende versie staat op het internet: www.rijkswaterstaat.nl. Gebruikers van afgedrukte documenten zijn zelf verantwoordelijk voor het verifiëren van de status van deze papieren documenten door middel van vergelijking van het versienummer en de datum van vrijgave.