Voordracht over de cultuur van de Rechterlijke Macht in Nederland. Inleiding en aanleiding. De laatste tijd is de rechterlijke macht in Nederland nogal eens in negatieve zin in het nieuws. Meestal gaat het dan om de aanpak van en beslissingen in strafzaken, maar daarnaast doet de rechterlijke macht veel meer en andere rechtszaken en daar is niet zoveel over bekend. Van 1987 tot 1 oktober 2012, dus bijna 25 jaar ben ik rechter in de rechtbank Utrecht geweest en ik kan dan ook vanuit mijn eigen ervaring iets vertellen over het functioneren van de rechterlijke macht in Nederland. Mijn broer Rienk heeft mij recent gevraagd over daarover iets te vertellen aan de Heideheren en dat doe ik graag. In Nederland functioneert de staatsmacht, zoals u allen ongetwijfeld weet, volgens de leer van de zgn. Trias Politica van Montesqieu, die leidt tot scheiding van de drie staatsmachten in de Wetgevende, Uitvoerende en Rechterlijke Macht. Allereerst wil ik graag uitleggen hoe de Rechterlijke Macht en met name de zittende magistratuur in Nederland is opgebouwd. De staande magistratuur, dat wil zeggen de officieren van Justitie, blijven daarbij buiten beschouwing Sinds kort bestaat de rechterlijke macht uit 19 rechtbanken, 6 gerechtshoven (waarbij ik de Centrale Raad van Beroep gemakshalve maar beschouw als een administratief gerechtshof) en een (1) Hoge Raad. Ik zeg sinds kort omdat nog niet zolang geleden de Raden van Beroep zijn opgegaan in de rechtbanken en thans de sectoren bestuursrecht van de rechtbanken vormen en ook sinds kort de voormalige 64 kantongerechten hun zelfstandige organisatie zijn kwijtgeraakt en nu de sectoren Kanton van de rechtbanken vormen. Bijzondere rechtsprekende colleges zijn daarnaast nog het College van Beroep voor het Bedrijfsleven en de afdeling Rechtspraak van de Raad van State. Ik beperk me vanavond tot de rechtbanken. Overigens staat er nog een nieuwe ingrijpende wijziging van de organisatie van de rechterlijke macht op stapel: per 1 januari 2013 wordt het aantal rechtbanken teruggebracht tot tien en het aantal gerechtshoven tot vier. De gedachte hierachter is dat schaalvergroting een hogere kwaliteit van rechtspreken door specialisatie en een slagvaardigere organisatie zal bevorderen. Door de ontwikkelingen van de afgelopen vijftien jaar zijn de rechtbanken nogal omvangrijk geraakt, hetgeen ook een andere wijze van organisatieopzet nodig maakte. Ter illustratie: De nog niet zo lang geleden overleden vroegere president van de Utrechtse rechtbank prof. Volkertsz. van Dijk vertelde mij dat toen hij in 1947 rechter werd in de (toen nog arrondissements)rechtbank Utrecht de civiele kamer van de rechtbank 7 rechters telde. Toen ik in december 1987 rechter werd in de rechtbank Utrecht was ik de 35-ste rechter in de rechtbank. Beslissingen over beleidsvragen en aanbevelingen voor benoeming tot rechter werden in die tijd nog genomen in de voltallige zogenaamde rechtbankvergadering””. Dat bleek met de gestage uitbreiding van het aantal rechters nogal een Poolse landdag te worden, zodat niet lang daarna de organisatie werd opgedeeld in een aantal units, te weten de civiele (handels) unit, de familie en jeugd unit en de straf unit, sommige bestaande uit weer een aantal teams waarover de verschillende rechterlijke werkzaamheden werden verdeeld. Zulke teams waren bijvoorbeeld het faillissements team, het team rechter-commissaris in strafzaken en het team kinderrechters. Langzamerhand ontwikkelde de rechtbankorganisatie zich aldus van een organisatie van professionals tot een professionele organisatie. Dat werd ook noodzakelijk, ondanks het feit dat voorheen het ondersteunende apparaat van de rechtbank, zoals de griffie, niet onder het bestuur van de rechtbank viel, maar rechtstreeks onder het Ministerie van Justitie. Van een geïntegreerde organisatie was in die tijd nog geen sprake.
In 2010 bestond de rechtbank Utrecht alleen al uit 66 gewone rechters en 46 vicepresidenten (nu met de titel senior rechter) in vier sectoren: civiel, straf, bestuur en kanton, die allemaal hun eigen leidinggevende rechterlijke functionarissen hebben, zoals een sectorvoorzitter (met de titel: coördinerend-vice-president of senior rechter A), teamleiders en voor het griffiepersoneel hoofden ondersteuning. Van de rechters, niet alleen in Utrecht, maar landelijk gezien, is inmiddels iets meer dan de helft vrouw. In totaal telt Nederland ca 2500 vaste rechters. Daarnaast fungeren er op incidentele basis een groot aantal rechter-plaatsvervangers, die vaak een hoofdfunctie als advocaat of wetenschappelijk medewerker aan de Universiteit hebben en soms satirisch worden aangeduid als: toga vullers. Was in de tijd dat ik rechter werd iedere rechter eigenlijk een soort vrije beroepsbeoefenaar, althans zo voelde dat, -met een grote vrijheid het eigen werk in te delen-, door de strakkere organisatie werden er aan het optreden als rechter steeds meer eisen gesteld vanuit de organisatie, zoals, het iedere vier of vijf jaar rouleren over tenminste twee sectoren, de vaste aanvangstijden van zittingen, het aantal zittingen per week aan de hand van vastgestelde normtijden van de verschillende soorten zaken en het bijhouden van vakantiedagen. Er kwam, wat voorheen ondenkbaar was, in de eigen rechtbank een personeelsafdeling ook voor rechters, er werd structureel aandacht besteed aan deskundigheidsbevordering en scholing van rechters en ook begonnen er functioneringsgesprekken van rechters plaats te vinden en intervisie met collega’s. De jaarlijks functioneringsgesprekken heten tegenwoordig evaluatiegesprek , terwijl tussen de president van de rechtbank en de individuele rechter ook periodiek een loopbaangesprek plaats vindt. Door de verandering van de organisatiestructuur veranderden ook de onderlinge verhoudingen tussen de medewerkers van de rechtbank ingrijpend. Toen ik in 1987 rechter werd in Utrecht, vertelde een oudere griffiemedewerker mij bijvoorbeeld dat vroeger, als de kantonrechter de griffie binnenkwam, alle griffiemedewerkers opstonden! Ik heb zelf nog meegemaakt dat er voor rechters en griffiemedewerkers aparte tijden voor de lunch bestonden: rechters en griffiemedewerkers lunchten in de rechtbankkantine niet tegelijkertijd en zeker niet samen! Door de unit-vorming ontstond er een veel hechter samenwerkingsverband tussen rechters en griffiers, hetgeen onder meer leidde tot meer horizontale verhoudingen tussen rechters en griffiemedewerkers. Ook aan de leiding van de rechterlijke werkzaamheden werden andere eisen gesteld. Sectorvoorzitters dienden zich te onderwerpen aan een assessment en bij gebleken geschiktheid managementcursussen te volgen. Was het tot de schaalvergroting zo dat de oudste vicepresident die de meeste en de mooiste kort geding vonnissen op zijn naam had staan bijna vanzelfsprekend president van de rechtbank werd bij aftreden van de vorige president, nu wordt een president geselecteerd op uitgesproken managementkwaliteiten. De rechter bevond zich binnen de organisatie niet meer in een ivoren toren. Daarbij speelde ook een rol dat rechters hun zittingen deden met binnen hetzelfde team steeds wisselende griffiers, waardoor die griffiers eigenlijk degenen waren die het beste het optreden van de verschillende rechters konden beoordelen, daarover feed back konden geven en daarom ook vaak als referent werden en worden gevraagd voor de functioneringsgesprekken met rechters. Dat betekent uiteraard iets voor de onderlinge gezagsverhoudingen tussen rechters en griffiers.
Bij al deze organisatorische wijzigingen als gevolg van de schaalvergroting van de rechtbank bleef echter te allen tijde de waarborg van de rechterlijke onafhankelijkheid in stand. Ook nu nog met een volledig opgetuigde rechterlijke organisatie is er geen enkele functionaris binnen of buiten de rechtbank die kan voorschrijven of bemoeienis hebben met welke beslissing een rechter dient te nemen in een concrete hem voorgelegde rechtszaak. Dat wil niet zeggen dat collega’s of anderen geen vragen over of aanmerkingen kunnen hebben op de inhoud van nog te concipiëren of gedane uitspraken, maar aantasten of nietig verklaren van een uitspraak kan alleen door een hogere rechter in appel. De president van de rechtbank is niet de baas van de rechters in de zin dat hij kan bepalen welke uitspraak een rechter in zijn rechtbank in een bepaalde zaak moet doen. In diezelfde zin komt noch aan de president van de Hoge Raad noch aan de voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak enige zeggingsmacht of bevoegdheid toe. De individuele rechter blijft in zijn rechtsprekende functie geheel autonoom. Dat wil niet zeggen dat er tussen rechters onderling geen afspraken worden gemaakt hoe in bepaalde gevallen te handelen. Zo is er door het Landelijk Overleg van Voorzitters van bijvoorbeeld de Familie en jeugdsectoren van de Nederlandse rechtbanken een procesreglement familierecht opgesteld, waardoor advocaten niet met per arrondissement verschillende procesregelingen over termijnen, bevoegdheidsvragen en bijvoorbeeld over te leggen stukken worden geconfronteerd. Dit procesreglement is gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant, zodat deze voor een ieder kenbaar kan zijn. Door het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren van de rechtbanken en de Gerechtshoven zijn Oriëntatiepunten voor straftoemeting opgesteld, waardoor enige uniformiteit in de strafoplegging door Nederlandse rechters wordt bereikt. Een voorbeeld daarvan is de straftoemeting in geval van openlijke geweldpleging, in de media soms ook aangeduid als een vorm van zinloos geweld. Het kernbegrip van het delict is -kort weergegeven- dat er sprake moet zijn van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen In het Oriëntatiepunt wordt als uitgangspunt voor straftoemeting bij een bewezen openlijke geweldpleging tegen goederen een werkstraf van 60 uur gehanteerd, waarna er bij openlijke geweldpleging tegen personen een aantal strafverhogende omstandigheden worden opgesomd. Zo ontstaat enige rechtseenheid in de strafoplegging. Uiteraard speelt ook de hoogte van de door de Officier van Justitie geëiste straf bij de straftoemeting een rol. Of vrouwelijke rechters in dit soort gevallen hogere straffen opleggen is niet goed na te gaan, maar niet aannemelijk: de meervoudige strafkamers zijn vaak gemengd samengesteld, hoewel het ook wel eens voorkomt dat, behalve de (soms allochtone mannelijke) verdachte, alle procesdeelnemers vrouw zijn: 3 vrouwelijke rechters, een vrouwelijke griffier, een vrouwelijke Officier van Justitie en een vrouwelijke advocaat! Bedacht dient in het verband van de kenbaarheid van rechterlijk beleid ook te worden dat alle rechterlijke uitspraken in het openbaar moeten worden gedaan en dus openbaar zijn en daarmee voor een ieder ook qua motivering kenbaar en bespreekbaar. Mijn eigen ervaring in de familie sector is dat er bij echtscheidingszaken tussen de verschillende rechters verschillen van opvatting zijn over de verhouding tussen de seksen, die kunnen doorwerken in de gedachten en daaruit voortvloeiende beslissingen over bijv. de behoefte aan alimentatie van vrouwen en de vraag aan wie de kinderen na de echtscheiding moeten of kunnen worden toevertrouwd. De ene rechter denkt daarover soms traditioneler dan de andere. Hoe word je rechter?
Allereerst moet je Nederlander zijn en de titel van meester in de rechten hebben behaald aan een Nederlandse universiteit. De rechterlijke macht wordt gevuld vanuit twee hoofdstromen, de ene is die van de zgn. Raio’s: de rechterlijke ambtenaren in opleiding, die een zesjarige interne opleiding volgen die leidt tot de functie van rechter of van die van officier van Justitie, Die opleiding bestaat sinds 1957 en wordt georganiseerd door de SSR, de Stichting Studiecentrum Rechtspleging te Zutphen. Tot dit jaar volgden elk jaar zo’n zestig raio’s de opleiding. Vanwege de huidige bezuinigingen is die capaciteit al teruggebracht naar 25, waardoor op termijn zeker een ernstig tekort aan rechters zal ontstaan. De raio’s leverden tot dit moment nog ongeveer 20% van de instroom van Nederlandse rechters. De tweede stroom wordt gevormd door de zgn. buitenstaanders; dat zijn personen, die tenminste zes jaar ervaring in een juridische functie in het maatschappelijk leven hebben opgedaan. Zij vormen ongeveer 70% van de rechterlijke macht. Naar buitenstaanders wordt expliciet gezocht vanuit de overweging dat de rechterlijke macht een zo goed mogelijke afspiegeling van de samenleving zal zijn. De gemiddelde leeftijd van de buitenstaander die rechter wordt ligt boven de 45 jaar. Het merendeel van de buitenstaanders komt uit de advocatuur. Ook zijn er regelmatig officieren van Justitie die –zoals dat in het jargon heet- gaan zitten en dat dan uiteraard doen in een andere rechtbank dan waarbij zij officier zijn geweest Zowel raio’s als buitenstaanders doorlopen een strenge en langdurige selectieprocedure, voordat zij voor benoeming tot rechter in aanmerking komen. In mijn eigen geval heeft het 5 jaar gekost om, nadat ik had gesolliciteerd voor de rechterlijke macht, tot rechter te worden benoemd. In die 5 jaar lagen een psychologische test bij de Rijks Psychologische Dienst, een aantal sollicitatiegesprekken met leden van de Commissie Aantrekken Leden Rechterlijke macht, een intensieve Cursus Vonnissen Maken van een jaar en anderhalf jaar interne opleiding in de rechtbank Utrecht, met telkens tussentijdse beoordelingen. Van de twaalf deelnemers aan de Cursus Vonnissen Maken, die ik moest volgen, viel bijvoorbeeld de helft na de eindbeoordeling voor verdere opleiding af. Een derde kleinere, maar zeker niet verwaarloosbare instroom van rechters is die van de juridisch begaafde gerechtssecretarissen, meestal fungerend als stafjurist of als griffier in de korte gedingen. Zij schrijven vaak zulke prachtige kort geding vonnissen, dat hen, die de ambitie daarvoor hebben, de gelegenheid geboden wordt om na een aanvullende opleidingsperiode, die meestal bestaat uit het zich aanleren van de rechterlijke attitude en functievereisten, voor een benoeming tot rechter in aanmerking te komen. Een van de presidenten van de Utrechtse rechtbank vertelde mij eens dat hij zich, na de publicatie van een van zijn kort geding vonnissen, bij nalezing daarvan, realiseerde dat hij (dat wil zeggen de kort geding griffier, zei hij er eerlijk bij) zo’n mooi vonnis had geschreven. Hoewel in alle sectoren van de rechtbank het merendeel van de rechterlijke uitspraken wordt geconcipieerd door gerechtssecretarissen na raadkameroverleg met de rechter, is uiteraard de rechter degene die de ingewikkeldere juridische overwegingen zelf schrijft en de eindredactie van de uitspraak heeft en voor die uitspraak verantwoordelijk is. Promotiemogelijkheden en salariëring van rechters. De laagste functie in de rechterlijke macht is die van gewoon rechter. Promotiefuncties zijn:
* Seniorrechter (De mooie titel vice president is per 1 januari 2011 vervallen). Dat kan op twee manieren; allereerst door een leidinggevende functie uit te oefenen zoals teamleider, inhoudelijk specialist, zoals de kantonrechter en verder als Vicepresident Inhoudelijk Adviseur (VPIA) die is belast met opleiding van rechters, deskundigheidsbevordering, scholing en bijv. voorbereiding van jurisprudentieoverleg ; * Raadsheer in een Gerechtshof, de hoger beroepsinstantie. Daarvan zijn er in Nederland vijf, nl in Amsterdam, Den Haag, Leeuwarden, Den Bosch en Arnhem. Door fusie van de gerechtshoven Leeuwarden en Arnhem per 1 januari 2013 blijven er 4 gerechtshoven over. Ook vrouwelijke rechters in een Gerechtshof dragen overigens de titel Raadsheer. Voor bestuursrechters is er ook nog als promotiemogelijkheid de Centrale Raad van Beroep te Utrecht, een soort administratief gerechtshof. Binnen de gerechtshoven bestaan ook weer promotiemogelijkheden tot vicepresident en president. * Raadsheer in de Hoge Raad der Nederlanden. Een benoeming in de Hoge Raad is uiteraard alleen weggelegd voor het neusje van de zalm in de Nederlandse rechtspraak. Daarnaar kun je niet zo maar solliciteren, daarvoor moet je juridisch je sporen hebben verdiend en als eerste worden geplaatst op een uit zes personen bestaande voordracht van de Hoge Raad aan de Tweede Kamer. Als je overigens al deze personen (behalve de PG) vraagt welke functie zij uitoefenen, zullen ze allemaal zeggen: die van rechter. Het maximaal te bereiken salaris voor een gewone rechter is per 1 januari 2011 6.777,39 euro per maand, voor een senior rechter bij een rechtbank of een raadsheer in een Gerechtshof 7.437,16 euro per maand. De president van en de Procureur Generaal bij de Hoge Raad ontvangen een vast bedrag van 10.501,20 euro per maand, ruim onder de Balkenende norm dus. Toen ik in 1987 als directeur van de Riagg overging naar de rechtbank ging mijn maandsalaris er bruto met fl. 1.500, = per maand op achteruit. Die salariëring is vaak een belemmering voor advocaten om over te stappen, hoewel dat ook weer niet overdreven moet worden: er zijn in Nederland ruim 16.000 advocaten en de meesten daarvan halen beslist niet de bedragen die topadvocaten bij de grote commerciële advocatenkantoren toucheren. Van mijn overstap heb ik nooit spijt gehad. Ik vond de werkdruk als rechter een stuk hoger liggen dan die van manager (vaak ’s avonds en in de weekenden zittingen voorbereiden, omdat je dan ongestoord kunt werken), het werk intellectueel bevredigender en als je eenmaal een beslissing had genomen was je niet zelf voor de uitvoering daarvan verantwoordelijk, hetgeen in de Riagg vaak het meest frustrerende onderdeel van de managementfunctie was. Is men het met je beslissing niet eens, dan kan men zijn zaak nog een keer voorleggen aan een hogere rechter: de beroepsinstantie van het Gerechtshof. De rechter voert niet zijn eigen beslissingen uit. Wel is de rechter de laatste decennia in zijn optreden in civiele zaken minder lijdelijk geworden dan voorheen. De rechter moet echter niet zo actief worden dat hij in feite met partijen gaat mee procederen. De partijen blijven in civiele zaken de baas over hun eigen proces. De rechterlijke macht als ivoren toren.
Uit de bovenstaande ontwikkeling valt te concluderen dat er inmiddels nauwelijks meer sprake van kan zijn dat de rechtspraak zich in een ivoren toren bevindt. De rechterlijke macht is niet meer voornamelijk afkomstig uit de sociale bovenlaag of het patriciaat van Nederland: excentrieke en vaak solistisch en autoritair opererende of wereldvreemde rechters kom je in de rechtspraak nauwelijks meer tegen, terwijl het tegenwoordig ook mogelijk is over de bejegening door een rechter bij de president van de rechtbank een klacht in te dienen Voordien was er wettelijk al de mogelijkheid tegen een rechter een klacht in te dienen bij de Hoge Raad. In 2010 zijn er bij de rechtbank Utrecht 94 klachten ingediend. Dertig procent ging over de inhoud van een rechterlijke beslissing en daarover kan niet worden geklaagd. Nog eens dertig procent betrof niet de rechtbank, maar ging over een andere instantie of persoon. Het aantal gegronde klachten in 2010 bedroeg 8. Dat rechters elkaar de hand boven het hoofd zouden houden is ook niet erg aannemelijk. Het komt regelmatig voor dat een hogere rechter een beslissing van een lagere rechter gemotiveerd vernietigt. De Justitiabelen. Met deze term wordt iedereen aangeduid die met de Nederlandse rechter in aanraking kan komen of die rechter nodig heeft voor een of andere beslissing. Als ik vanuit mijn functie destijds in de ambulante geestelijke gezondheidszorg, nu naga welke personen een beroep op de hulpverlening van de Riagg deden en welke personen met enige regelmaat en met de diverse sectoren van de rechtbank te maken krijgen, kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat die twee groepen voor een groot deel samenvallen. De sociaal zwakkere en psychisch niet goed geïntegreerde personen, die de ambulante en klinische psychiatrische hulpverlening bezoeken, zien wij in de rechtbank ook vaak. Bijvoorbeeld in de bestuurssector met huurproblemen vanwege overlast en huurschulden, in de strafsector met alcohol- en agressieproblematiek en persoonlijkheidsstoornissen, in het familie- en jeugdrecht met relatieproblemen, echtscheiding, opvoedingsproblematiek en kindermishandeling en vaak in alle sectoren tegelijk. Uiteraard is er overlap tussen de cliënten van de geestelijke gezondheidszorg en in de rechtspraak in de BOPZ, de Wet gedwongen opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen en verpleeginrichtingen. Dat zet de op dit ogenblijk in de samenleving te constateren roep om verharding van het rechterlijk optreden en ingrijpen toch wel in een ander daglicht. In de rechtbank hebben wij in een behoorlijk aantal gevallen te maken met zgn. personae miserabiles, voor wie de rechter vaak de laatste (overheids)instantie is door wie zij zich rechtvaardig behandeld wensen te zien. Als de rechter zich zou verlagen tot degradatie en een denigrerende benadering van deze personae miserabiles en hen niet in hun wezenlijke waarde als mens zou erkennen, is er geen sprake meer van dat Nederland nog een rechtsstaat genoemd zou kunnen worden. Uiteraard rust die taak op alle overheidsorganen, maar voor veel mensen is de rechter toch vaak de laatste instantie waar zij hun verhaal kwijt kunnen en die nog echt naar hen luistert. Waar ik eigenlijk pas voor het eerst als rechter echt mee werd geconfronteerd, is dat er in Nederland een aantal bevolkingsgroepen bestaan, waarbinnen geweld, (fysiek of verbaal) een veel voorkomende en soms ook geaccepteerde manier van oplossen van conflicten is. Een groot deel van het werk wat de rechter in dat verband doet is in feite te beschouwen als beschavingsarbeid. De rechter handhaaft de in de wet vastgelegde maatschappelijke norm dat geweld geen acceptabele wijze van conflictoplossing is en probeert dat in zijn behandeling van de zaak en in zijn uitspraak de betrokkenen duidelijk te maken.
De laatste tijd hoor je vanuit bepaalde hoek regelmatig en met grote stelligheid beweren dat de Nederlandse rechter te soft is. Ten eerste klopt die bewering niet. De straffen liggen in Nederland vergeleken met de rest van Europa zeker niet op het laagste niveau, waarbij bedacht dient te worden dat in tegenstelling tot een aantal andere Europese landen de opgelegde vrijheidsstraffen in Nederland ook daadwerkelijk en volledig moeten worden uitgezeten. De meeste mensen kunnen zich niet voorstellen hoe ingrijpend het is om van je vrijheid beroofd te zijn. In een cel te worden opgesloten te worden en voor vrijlating daaruit van anderen afhankelijk te zijn is een schokkende ervaring. Zelfs een nachtje in de cel op het politiebureau maakt op de meeste normale mensen grote indruk. Soms als er een nieuw huis van bewaring of een nieuwe gevangenis is opgeleverd kunnen mensen zich aanmelden om een weekend daarin als vrijwilliger proef te zitten. Na de eerste nacht zijn er veel spijtoptanten. Opsluiting van personen niet uit vergelding of wraak, maar ter beveiliging van de maatschappij is voor slechts een kleine categorie personen noodzakelijk. Mijn overtuiging is, dat de personen die de rechter in Nederland te soft vinden, dat vinden totdat zij zelf met de rechter in aanraking komen. Ik dank u voor uw aandacht. J.M. Sybrandy. 31 oktober 2012.