•
geluid en trillingen
7
Bouwfysica 3 2013
Meting van de geluidsabsorptiecoëfficiënt zonder globaal model van het geluidsveld Voor het verkrijgen van een gewenste zaalakoestiek worden steeds vaker simulaties ingezet. Om de nauwkeurigheid van dergelijke simulaties te verbeteren, is het wenselijk de hoekafhankelijke geluidsabsorptiecoëfficiënt te kennen. Dit in tegenstelling tot de bekende nagalmkamermeting volgens ISO 35, die alleen de geluidsabsorptiecoëfficiënt voor diffuse inval levert. Nagenoeg alle bestaande meetmethoden voor meting van de hoekafhankelijke absorptiecoëfficiënt zijn gebaseerd op een globaal, geïdealiseerd model van het geluidsveld. Dit maakt deze methoden gevoelig voor afwijkingen in het werkelijke geluidsveld. Aan de Universiteit Twente is recentelijk een nieuwe meetmethode ontwikkeld waarbij geen dergelijk globaal model vereist is. Hierdoor kunnen metingen uitgevoerd worden zonder het gedrag van de geluidsbron en het gedrag van het materiaal vooraf te kennen. Dit maakt deze methode toepasbaar in niet-ideale geluidsvelden.
Introductie
dr. ir. E.R. (Erwin) Kuipers
dr. ir. Y.H. (Ysbrand) Wijnant, Onderzoeksgroep voor Structurele Dynamica en Akoestiek, Faculteit der Construerende Technische Wetenschappen, Universiteit Twente
In de bouw- en zaalakoestiek wordt vrijwel uitsluitend gebruik gemaakt van de statistische geluidsabsorptiecoëfficiënt as. Deze coëfficiënt wordt bepaald volgens norm ISO 354 [1], door het verschil in nagalmtijd met en zonder proefstuk te meten. In deze methode wordt aangenomen dat in de nagalmkamer een diffuus geluidsveld heerst. Deze aanname sluit aan bij de praktische bouw akoestiek waarin toepassing van de formule van Sabine de regel is. Deze formule relateert de nagalmtijd T60 met het absorberend oppervlak A: het volume V en = 0.16 (1) = 0.16 (1) (1) Hierin is A gelijk aan het equivalent absorberend oppervlak, gedefinieerd door:
= (2) = waarbij (2) Sj de oppervlakte en aj de geluidsabsorptiecoëfficiënt(2)van oppervlak j is. De formule van Sabine (1) is geldig voor zwak absorberende ‘schoenendoos’-vormige ruimtes met uniform verdeelde absorptie. = = geluidsabsorptiecoëfficiënt as is een De statistische (3) belangrijke parameter in zaalakoestische simulaties die (3) gebaseerd zijn op geometrische akoestiek (GA). In dit geval worden ray-tracing, beam-tracing, spiegelbron θcos − methoden =of combinaties hiervan gebruikt. Figuur 1, uit θcos een simulatie van een zaal cos − +van [12], laat = een voorbeeld (4) cos + zien. De lijnen geven de ver met de spiegelbronmethode (4) bindingen tussen zender en ontvanger weer. In het algemeen geldt|dat simulaties op basis van GA = 1 − | alleen de| Schroeder-frequentie fc ≈ 2000 √(T60/V) (5)boven | = 1− (5) toegepast mogen worden. Onder deze frequentie wordt de akoestische responsie van een ruimte gedomineerd door modaal gedrag. Dan zijn simulatiemethodes nodig die het = / + / golfkarakter van de geluidsgolven afbeelden [5], zoals (6) = / + / (6)
20136503_BF03_2013.indb 7
= / + / (7) = / + /
1 Voorbeeld van een zaalakoestische simulatie met de spiegelbronmethode, naar [12] eindige elementen- of randelementen analyses (Aretz en Vorländer [4]). Om de nauwkeurigheid van GA simulaties verder te verbeteren wordt onderzoek uitgevoerd naar meerdere aspecten. Eén aspect is de nauwkeurigheid van invoerparameters. Vorländer [7] stelde, door middel van een foutvoortplantingsanalyse, vast dat de matige nauwkeurigheid van de nagalmkamer-methode volgens ISO 354, zie [3], het grootste knelpunt is in het bereiken van een betere nauwkeurigheid van zaalakoestische simulaties. Een mogelijke strategie om met deze problematiek om te gaan is door de GA-simulaties uit te voeren met hoekafhankelijke geluidsabsorptiecoëfficiënten. Tenslotte is in dergelijke simulaties de hoek van inval bekend en kan de bijbehorende absorptiecoëfficiënt direct gebruikt worden. Zoals te zien is in figuur 1, wordt de responsie in een punt in een veld vooral bepaald door enkele oppervlakken waarbij de hoek van inval slechts matig varieert. Het
18-10-13 09:11
8
3 2013 Bouwfysica
www.nvbv.org
2
3
Typische meetopstelling voor bepaling van de akoestische oppervlakte-impedantie in tegengestelde normaalrichting van het oppervlak
Golfuitbreiding in een lokaal reagerend poreus materiaal
is daarom te verwachten dat het rekenen met hoekafhankelijke geluidsabsorptiecoëfficiënten nauwkeurigere resultaten levert. Recentelijk is hier onderzoek naar verricht door Pelzer en Vorländer [6]. In GA simulaties is de hoek van inval bekend, zodat het rekenen met hoekafhankelijke geluidsabsorptiecoëfficiënten dus zonder meer mogelijk is.
van de akoestische druk op andere punten. Met andere woorden: de akoestische oppervlakte-impedantie in normaalrichting is onafhankelijk van het heersende akoestische veld. Het voordeel hiervan is dat een enkele meting voldoende is om de hoekafhankelijke geluidsabsorptiecoëfficiënt te kunnen berekenen.
De toepassing van hoekafhankelijke geluidsabsorptiecoëfficiënten vereist dat gemeten data beschikbaar is. Dit is zelden het geval. Ten eerste was hiervoor tot dusver nau0.16 Ten tweede vergen de benodigde metin = welijks behoefte. gen (1) meestal meer tijd dan een nagalmkamermeting, met hogere kosten tot gevolg. Desondanks zijn er in de laatste decennia een aanzienlijk aantal meetmethoden ontwikkeld. Tot standaardisering in de vorm van een wereldwij= tot op heden echter niet gekomen. de norm is het
(2)
BESTAANDE METHODEN
De meeste methoden bepalen de akoestische normale impedantie van het oppervlak: (3) = voor(3) inval van vlakke golven onder een bekende hoek θ.
Hierin is P de Fourier-getransformeerde geluidsdruk en Un de Fourier-getransformeerde deeltjessnelheid in richting van de tegengestelde − van het oppervlak. P en Un θcos normaal niet = direct op het oppervlak gemeten worden, kunnen cos + maar (4)in het beste geval op een kleine afstand (enkele mm tot enkele cm) ervoor. Een voorbeeld van een typische meetopstelling is getoond in figuur 2. In deze opstelling met behulp van twee microfoons worden P en Un bepaald = 1 − || met onderlinge afstand s welke boven het te meten opper(5) vlak geplaatst zijn. De meting is gevoelig voor fasefouten tussen de microfoons. Om deze reden is het gebruik van een intensiteitsmeter van voordeel.
= / + /
De lokale reactie-aanname is bijvoorbeeld geldig voor dunne lagen poreus materiaal met een hoge stromingsweerstand. In dat geval mag aangenomen worden dat de uitbreiding vangeluidsgolven in het materiaal alleen = 0.16 plaatsvindt in normaalrichting, zie figuur 3. Ook wanden = 0.16 (1) voor frequenties waarbij de golflengte met resonatoren, (1) duidelijk groter is dan de diameter van de resonatoren, voldoen aan de aanname.
= In de praktijk wordt de lokale reactie aanname ook voor = niet(2) lokaal reagerende oppervlakken toegepast. Enerzijds omdat (2) de benadering voor veel van dergelijke oppervlakken vaak nog redelijke resultaten oplevert. Anderzijds omdat de berekeningen in het niet-lokaal reagerende geval =complex kunnen worden. zeer = (3) Is de akoestische oppervlakte-impedantie uit formule (3) (3) bekend, dan kan hieruit de (complexe) akoestische reflectiecoëfficiënt berekend worden met: θcos − (4) = θcos cos − + = (4) Z =ρ + c , cos de karakteristieke akoestische impedanwaarin 0 0 0 (4) tie. ρ is de massadichtheid en c de geluidssnelheid. De 0
0
hoekafhankelijke geluidsabsorptiecoëfficiënt kan nu berekend worden met: || = 1−
(5) = 1 − || (5) (5) Meting van de akoestische oppervlakte-impedantie in normaalrichting vindt normaal gesproken plaats op één punt / / + =groot aan een en homogeen proefstuk in een (semi-) / = veld. + / (6) anechoïsch (6)
(6) Vervolgens wordt een model van het geluidsveld gebruikt om P en Un op het oppervlak te berekenen. Dergelijke modellen gaan uit van inval van vlakke- of bolgolven in Het nadeel van bestaande methoden is dat het gebruik / /voor het oppereen semi-anechoïsch veld. Doordat het geluidsveld van een model van het gehele + geluidsveld = = / + / / / bestaat uit een invallende- en gereflecteerde golf, moeten vlak(7) deze methoden gevoelig maakt voor afwijkingen in = + (7) deze modellen ook het akoestisch gedrag van het te het werkelijketen opzichte van het aangenomen veld. (7) meten oppervlak beschrijven. In de praktijk wordt uitgeOmgevingsreflecties en golven, veroorzaakt door diffractie gaan van een vlak, oneindig uitgestrekt en lokaal reageop de randen van het proefstuk, zijn de hoofdoorzaken rend oppervlak. De laatste aanname zulke Een verdere model-gerelateerde van houdt in dat de res = afwijkingen. − − = 2 sin cos 2 sin cos ponsie van een punt op het oppervlak onafhankelijk is oorzaak inval = van afwijkingen is dat van perfect − vlakke (8) 2 sin cos (8) (8)
20136503_BF03_2013.indb 8
=
−
=
− 18-10-13 09:11 2 sin cos
•
=
geluid en trillingen
(9)
− 2 sin cos
Bouwfysica 3 2013
=
4 Illustratie van de Local Specular Plane Wave-aanname op 3 verschillende posities in een akoestisch veld voor een fysisch oppervlak S of perfect bolvormige golven wordt verondersteld, maar dat beide typen in de praktijk nauwelijks te realiseren zijn. De op deze wijze bepaalde geluidsabsorptiecoëfficiënt zal door de hiervoor genoemde effecten in meerdere of mindere mate onnauwkeurig zijn.
LSPW methode Om toch met imperfecties in geluidsvelden om te kunnen gaan aan de Universiteit Twente een nieuwe meetme =is0.16 thode (1) ontwikkeld gebaseerd op [10]. De theorie achter deze methode wordt in de volgende paragraaf besproken. =0.16 = 0.16 Theorie (1) (1) = Deze absorptie-meetmethode, de LSPW-methode, ver schilt van bestaande methoden in die zin dat geen theore(2) = 0.16 tisch referentiemodel toegepast wordt. Zulke modellen het =(1) beschrijven voor een min of meer geïdea= geluidsveld liseerde meetopstelling. In plaats hiervan wordt een lokale (2) (2)= veld-aanname gebruikt, vandaar de naam LSPW-methode (Local Specular Plane Wave). Hierin wordt aangenomen = (3) dat in ieder punt van het geluidsveld, gedefinieerd door (2) een ruimtelijke = vector r, het veld benaderd mag worden = vlakke met twee Één invallende golf met com golven. (3) − θcos plexe A(r) en één gereflecteerde golf met com = (3)amplitude cos + plexe amplitude B(r). Voor het gemak wordt de afhanke(4) = r hierna weggelaten in de benaming van de lijkheid van − θcos parameter. De golven A en B representeren een geometri (3)= θcos + − cos sche reflectie met hoek van inval ψ, zie figuur 4. In deze = (4) | = 1 − | cos + figuur is S het fysische oppervlak en Sp het meetopper(5) (4) vlak. Variaties van de hoek van inval ψ en van de com θcos − plexe amplitudes A en B met de positie in de ruimte wor = | | cos = 1 − + den expliciet toegelaten. In de hierna volgende afleiding (5) (4) / / = + | | = 1 − wordt aangenomen dat de hoek ψ bekend is (gegeven (6) (5) bronpositie). / complexe = / |+|A en B kunnen bepaald worden = 1− De amplitudes (6) (5) / / microfoonposities, door dat op twee = + te =eisen / +nabijgelegen / (7) in de meetopstelling in figuur 2, het aangenomen zoals (6) veld overeenkomt met de gemeten complexe drukken:
|| cos (10) 2
(10) En die van de gereflecteerde golf: | | = cos || 2 = cos (11) (11) 2 (11) De actieve geluidsintensiteit kan bepaald worden op de voor een intensiteitsmeter gebruikelijke wijze, of door de gereflecteerde- van de invallende intensiteit af te trekken: || − | | cos (12) = ||2−| | cos = (12) aangemerkt 2 wordt dat deze wijze van berekening Waarbij (12) alleen toegestaan is voor vlakke golven. Na spatiële integratie over het te meten oppervlak wordt de oppervlaktegemiddelde geluidsabsorptiecoëfficiënt berekend met: d = d (13) = d (13) d Om (13) de gemiddelde geluidsabsorptiecoëfficiënt van een oppervlak te bepalen, kunnen het actieve- en invallende geluidsvermogen | | door oppervlakte-integratie van de over = geluidsintensiteiten cos eenkomstige bepaald worden. 2 = 2 cos (11) = Het (14) gebruik van oppervlakte-gemiddelde geluidsabsorp2 cos
tiecoëfficiënten heeft twee voordelen. Ten eerste is het (14) een meer bruikbare coëfficiënt voor inhomogene oppervlakken. Alleen bij homogene oppervlakken met grote || − | | afmetingen van een puntmeting zinvol. Ten cos = is het gebruik 2 tweede zijn van de omgeving gereflecteerde, of aan de (12) randen van het proefstuk gediffracteerde golven ruimtelijk coherent met de invallende golven. Op elk punt in het geluidsveld leiden deze golven tot interferenties. Door oppervlakte-middeling toe te passen worden de effecten d = interferenties uitgemiddeld [11]. Dit maakt het van deze d mogelijk de absorptie-meting ook in niet-anechoïsche (13) omgevingen uit te voeren. Uit formule (8) en (9) volgt dat A en B singulier worden voor alle frequenties:
=
2 cos
(14)
Met (14) q = 1,2,3,… . Voor een microfoonafstand van 20 mm is dit het geval bij 8600 Hz en loodrechte inval, zodat het praktisch bruikbare frequentiegebied ook de 4000 Hz octaaf nog omvat. Voor toenemende scheve inval verschuift deze frequentie verder naar boven.
Experimentele resultaten
Helmholtz absorber De LSPW-methode is toegepast voor de meting van de oppervlakte-gemiddelde geluidsabsorptiecoëfficiënt voor = / + / / / (6) = + (7) verschillende hoeken van inval. Het meetobject is een / + =(6) − (7) 2 sin cos = / geperforeerd houten paneel met daarachter een holle Oplossen ruimte gevuld met steenwol en een starre achterwand. De (8) (7) naar A en B levert: perforatiegraad van het paneel bedraagt 7,5%. Dit paneel / = = / − (8) is verticaal opgesteld in een grote ruimte met absorberen2 sin cos + de wanden, zie figuur 5. Een klein vierkant gedeelte van (8) (7) − − (9) het oppervlak (128x128 mm) van het geluidsabsorberen = = 2 sin cos 2 sin cos de paneel is puntsgewijs gescand. Doordat de afmetingen (9) (8) Nu A en B bekendzijn is het eenvoudig de invallendeen van het scan-oppervlak klein zijn ten opzichte van de rekenen. afstand van de bron tot het paneel mag een constante geluid gereflecteerde geluidsintensiteit − −De = = uit te 2 sin cos 2 sin cos intensiteit van de invallende golf volgt uit: hoek van inval over het scan-oppervlak aangenomen wor(9) (8) || = cos − = 2 2 sin cos (10)
(9)
|| cos − = 2 20136503_BF03_2013.indb 9 2 sin cos (10) =
9
18-10-13 09:11
10
3 2013 Bouwfysica
www.nvbv.org
Sound absorption coe
1,10
cient
1,00 0,90 0,80
[-]
0,70
0
0,60
15
0,50
30
0,40
45
0,30
60
0,20
ISO 354
0,10 0,00 250
500
5
1000
2000
f [Hz]
Sound absorption coe
4000
cient
1,10
Meetopstelling geperforeerd absorberend paneel. De intensiteitsmeter vlak voor het oppervlak wordt gepositioneerd door middel van een xy-robot. De geluidsbron is de luidspreker in de bol op de voorgrond
1,00 0,90 0,80
[-]
0,70
0
0,60
15 30
0,50
den. Deze meting is herhaald voor verschillende hoeken van inval. De hoekafhankelijkeoppervlakte-gemiddelde geluidsabsorptiecoëfficiënt is getoond in figuur 6. Ter vergelijking zijn ook de meetresultaten van de nagalmkamermeting volgens ISO 354 in de figuur getoond (tertsbanden). Doordat in deze meting diffuse inval plaatsvindt, zijn deze resultaten niet direct vergelijkbaar met de hoekafhankelijke geluidsabsorptiecoëfficiënt. Echter, het is wel te verwachten dat de curves kwalitatief en kwantitatief enigszins overeenkomen. Tot en met 45º zijn de absorptiecurves nauwelijks afhankelijk van de hoek van inval. Het resonante gedrag van dit type absorbers komt duidelijk tot uiting in de absorptiepiek tussen 500 en 1000 Hz. Opvallend is de grote afwijking met de statistische geluidsabsorptiecoëfficiënt gemeten volgens ISO 354. Ondaks het feit dat deze curve voor diffuse inval niet direct vergeleken kan worden met de curves voor de afzonderlijke hoeken is deze afwijking aan de forse kant. Eén mogelijke oorzaak voor de afwijking is de onnauwkeurigheid van de ISO-meting, zoals bijvoorbeeld het kanteneffect onder andere beschreven door Vercammen [3]. Het onregelmatige karakter van de curves wordt onder andere veroorzaakt door interferenties van reflecterende objecten in de ruimte waarin is gemeten. Wanneer deze curves in terts- of octaafbanden gepresenteerd worden, resulteert een regelmatiger verloop. In situ meting Het toepassen van een lokale veld-decompositie maakt het ook mogelijk de geluidsabsorptiecoëfficiënt te meten van oppervlakken waarvoor het praktisch onmogelijk is op voorhand een model van het geluidsveld te formuleren. Een voorbeeld hiervan is de in situ beoordeling van de geluidsabsorberende capaciteit van een aangekoppelde ruimte. De meetopstelling is te zien in figuur 7. Het te analyseren oppervlak is de deuropening van een kleine, goed absorberende kamer in een grote ruimte. De afmetingen van de kamer zijn 3,0 x 3,0 x 2,2 m. De bron is gepositioneerd op circa 2 m van de deuropening. Eenvoudigheidshalve is voor de bepaling van de geluidsabsorptiecoëfficiënt loodrechte inval aangenomen. Dit is, gezien de afmetingen van de deuropening niet geheel correct. De motivatie om toch loodrechte inval aan te nemen is gegeven door het feit dat het invallende geluidsveld feitelijk
20136503_BF03_2013.indb 10
45 60
0,40
ISO 354
0,30 0,20 0,10 0,00 250
625
1000
1375
1750
2125
2500
f [Hz]
2875
3250
3625
4000
4375
4750
6 Hoekafhankelijke geluidsabsorptiecoëfficiënt als functie van de frequentie voor het paneel in figuur 5 onbekend is; talloze reflecties afkomstig uit de ruimte waar de bron staat worden gecombineerd met het directe invallend veld van de luidspreker. De meting is uitgevoerd door handmatig de opening met een intensiteitsmeter te scannen. Figuur 8 toont het resultaat van drie metingen in tertsbanden. Het is belangrijk hierbij aan te merken dat de in situ gemeten geluidsabsorptiecoëfficiënt een effectieve absorptiecoëfficiënt is. Dit houdt in dat het de absorptiecoëfficiënt is voor het actuele geluidsveld. Wordt de bron verschoven, dan veranderen de absorptiecurves. Dit feit impliceert dat de resultaten niet vergelijkbaar zijn met andere metingen, omdat het invallende geluidsveld daar anders is. Wel is een in situ meting zeer geschikt om het effectief absorberend vermogen van een aangekoppelde ruimte of absorberend paneel te beoordelen. Figuur 9 laat het scanpatroon en de gemeten verdeling van de absorptiecoëfficiënt over het oppervlak zien. Het is duidelijk te zien dat aan de randen van de deuropening minder geluid geabsorbeerd wordt, terwijl in het midden zeer hoge geluidsabsorptiecoëfficiënten bereikt worden. Zoals verwacht absorbeert de kamer een groot gedeelte van het invallende geluidsvermogen. Bovenstaande toepassing laat zien dat de LSPW-methode toepasbaar is in willekeurige geluidsvelden. De LSPWmethode levert in dit geval een effectieve geluidsabsorptiecoëfficiënt.
Conclusies Samenvattend kan geconcludeerd worden dat met de LSPW-methode een nieuw veelzijdig werktuig voor de analyse van geluidsvelden ter beschikking staat. Kennis van het afstraalgedrag van de geluidsbron en van het akoestisch gedrag van het te meten oppervlak is niet ver-
18-10-13 09:11
•
geluid en trillingen
11
Bouwfysica 3 2013
1
0,9 0,8 0,7 0,6
A
0,5
B
0,4
C
0,3 0,2 0,1
0
8
400
500
630
800
1000
1250
1600
2000
2500
3150
4000
Oppervlakte-gemiddelde geluidsabsorptiecoëfficiënt als functie van de frequentie van de deuropening in figuur 6
7 Meetopstelling voor in situ meting van een deuropening
9 Scan-patroon en distributie van de geluidsabsorptiecoëfficiënt van de deuropening in figuur 7 eist. Met de LSPW-methode kan de hoekafhankelijke geluidsabsorptiecoëfficiënt in niet-ideale geluidsvelden gemeten worden. Mogelijke toepassingen zijn de bepaling van hoekafhankelijke geluidsabsorptiecoëfficiënten welke in akoestische simulaties gebruikt worden of in situ meting van de effectieve geluidsabsorptiecoëfficiënt. n
Bronnen [1] SO 354:2003, Acoustics -- Measurement of sound absorption in a reverberation room, ISO, Geneva, 2003 [2] A. Cops, J. Vanhaecht, en K. Leppens, Sound absorption in a reverberation room: Causes of discrepancies on measurement results, Applied Acoustics, 46(3):215 – 232, 1995 [3] M.L.S. Vercammen, Improving the accuracy of sound absorption measurement according to ISO 354, In: Conf. Proceedings of Int. Symposium on Room Acoustics, Melbourne, Australia, 2010 [4] M. Aretz en M. Vorländer, Efficient modelling of absorbing boundaries in room acoustic FE simulations, Acta Acustica united with Acustica 96 1042-1050 (2010) [5] M.R. Schroeder en H. Kuttruff, On frequency response curves in rooms. Comparison of experimental, theoretical, and Monte Carlo results for the average frequency spacing between maxima, J. Acoust. Soc. Am. 34, 76–80 1962
20136503_BF03_2013.indb 11
[6] S. Pelzer en M. Vorländer, Angle-dependent reflection factors applied in room acoustics simulation, in: AIA-DAGA 2013, Merano, DEGA, Berlin, 2013 [7] M. Vorländer, Computer simulations in room acoustics: Concepts and uncertainties, J. Acoust. Soc. Am. 133(3), 1203-1213, 2013 [8] ISO 17497-1:2004, Acoustics -- Sound-scattering properties of surfaces -- Part 1: Measurement of the random-incidence scattering coefficient in a reverberation room, ISO, Geneva, 2004 [8] ISO 17497-2:2004, Acoustics -- Sound-scattering properties of surfaces -- Part 2: Measurement of the directional diffusion coefficient in a free field, ISO, Geneva, 2004 [9] E.T. Paris, On the reflection of sound from a porous surface, Proc. of the Royal Society of London, 115, 407– 419, 1927 [10] Y.H. Wijnant, E.R. Kuipers, A. de Boer, Development and application of a new method for the in-situ measurement of sound absorption, In: Proc. of ISMA 31, Leuven, 2010 [11] E.R. Kuipers, Y.H. Wijnant, A. de Boer, A numerical study of a method for measuring the effective in situ sound absorption coefficient, J. Acoust. Soc. Am. 132(3), EL236-EL242, 2012 [12] ITA, RWTH Aachen, http://www.akustik.rwthaachen.de/Forschung/Projekte/raven, June 2013
Vraag uit het publiek: Er bestaan reeds methodes om absorberende eigenschappen van materialen te karakteriseren. Waar(om) is deze methode anders? Hoe kunnen de resultaten gecontroleerd worden?
Antwoord Erwin Kuipers: Ten eerste moet benadrukt worden dat de voorgestelde methode geen alternatief is voor de nagalmkamermethode volgens ISO 354. Hierbij wordt de geluidsabsorptie coëfficiënt voor diffuse inval gemeten. Wordt de hoekafhankelijke geluidsabsorptie coëfficiënt benodigd, dan is de voorgestelde methode een alternatief voor bestaande methoden voor dit doeleinde. Het verschil zit hem in de afwezigheid van een globaal model van het geluidsveld in de voorgestelde methode. Hierdoor kan een numerieke modellering van de opstelling, inclusief de vaak nodige voorafgaande karakterisering van het materiaal, achterwege blijven. Verder kunnen door het toepassen van oppervlaktemiddeling ook in niet-anechoïsche geluidsvelden zinvolle meetresultaten behaald worden. De resultaten van de metingen kunnen alleen gecontroleerd worden met een numeriek model van de opstelling. In dat geval moeten de materiaalparameters wel bekend zijn, bijvoorbeeld om voor het model van Delany & Bazley te kunnen gebruiken. Het meest ideaal zou een validatie door middel van een analytische oplossing zijn. Dergelijke oplossingen voor scheve inval zijn in het beste geval helaas slechts een benadering van de werkelijke meetopstelling.
18-10-13 09:11