STADSBEHEER
HANDBOEK voor het leggen, hebben, onderhouden en verwijderen van
KABELS & LEIDINGEN
maart 2002 (herzien januari 2009) Technisch Beheer en Havenbedrijf, bureau Wegen, Ondergronds & Water
1
0.0 Inleiding Ten einde de overlast die het gevolg is van werken in de openbare ruimte (ondergronds) zoveel mogelijk te beperken is door de gemeente Dordrecht in de afgelopen jaren een aantal afspraken en regelingen gemaakt voor (gemeentelijke) diensten en bedrijven die regelmatig in de openbare ruimte aan het werk moeten. Deze regelingen betreffen de samenwerking, coördinatie en voorwaarden voor en tussen deze bedrijven en de gemeente, als beheerder van openbare ruimte, hierna volgend genoemd coördinator ondergrondse infrastructuur. De groep van bedrijven die, in de openbare ruimte dat in eigendom is van de gemeente aan het werk moet, zijn de bedrijven die kabels en leidingen in de grond leggen en beheren, hierna volgend te noemen K&L Beheerders. Evenals particulieren die, na aanvraag, ontheffing of vergunning verkregen hebben om kabels en/of leidingen in de openbare grond te hebben. Omdat de bestaande regelgeving is veranderd en door de komst van nieuwe K&L Beheerders maakt het noodzakelijk de reeds gemaakte afspraken opnieuw te bezien en systematisch vast te leggen. In het "HANDBOEK voor het leggen, hebben, onderhouden en verwijderen van KABELS & LEIDINGEN" zijn de voorschriften en werkafspraken tussen coördinator ondergrondse infrastructuur van Stadsbeheer en K&L Beheerders vastgelegd in regelingen en procedures voor zover het gaat om leggen, houden, onderhouden en verwijderen van kabels en leidingen in de openbare ruimte. Uitgangspunt is dat voor alle K&L Beheerders zoveel mogelijk dezelfde regels en afspraken gelden. Dit handboek geeft invulling op de volgende wet- en regelgeving: - Titel 4.3. Beleidsregels van de Algemene wet bestuursrecht; - Nadere regels ter uitvoering van de Telecommunicatieverordening Dordrecht; - Voorschriften en beperkingen, Artikel 1.4 APV 0.1. Bepalingen 0.1.1 Dit handboek is van toepassing op alle werkzaamheden aan kabels en leidingen die binnen het grondgebied van de gemeente Dordrecht worden uitgevoerd. 0.1.2 Dit handboek vervangt het handboek Kabels & Leiding van 2002 (herzien maart 2004). Bij het vaststellen van dit handboek vervallen alle andere voorgaande versies. 0.1.3 Naast dit handboek zijn alle wettelijke regelingen, verordeningen en richtlijnen onverminderd van kracht, ook als deze in dit handboek niet genoemd worden.
2
0.2 Kabels en Leidingen beheerders (K&L Beheerder) Onder beheerders van kabels en leidingen in de ondergrondse infrastructuur in de gemeente Dordrecht worden in dit handboek o.a. de volgende diensten en bedrijven verstaan. Eneco/Stedin Tennet E-on Benelux Evides Gasunie Stadsbeheer
(gas, elektra, openbare verlichting) (elektra en communicatie) (elektra) (water) (hogedruk/gas) (druk)riolering, persleidingen, verkeerskabels, feestverlichting o.a.) Eigenaren buisleidingen (bijv. stikstof) Providers telecommunicatie (beheerders van een openbaar elektronisch communicatienetwerk waarop de telecommunicatiewet van toepassing is) Particulieren (elektra, alarmering, buizenpost, telecommunicatie, rioolhuisaansluitingen, restwarmtenetten e.d.)
3
Inhoudsopgave
Blz.
0 0.1 0.2
Inleiding Bepalingen Kabels en Leidingen beheerders
2 2 3
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9
Aanvraag instemming/toestemming/ontheffing Aanvraag Tijdstip Tekening Oriëntatiemelding Telecommunicatieverordening Rioolhuisaansluiting Toestemming derden Bodemverontreiniging Labellen
7 7 7 7 7 7 7 7 8 8
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Bepaling tracé Standaard profiel Dekking Alternatief tracé Maatvoering Boven-, en ondergrondse voorzieningen
9 9 10 10 10 10
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
Instemming/toestemming/ontheffing Tijdsduur Overleg derden Leges Precario Tijdstip uitvoering Duur van de uitvoering Onderhoud uitgevoerd door de gemeente Verwijderen van kabels en leidingen Weigering of intrekking instemming/toestemming/ontheffing
11 11 11 11 11 11 11 12 12 12
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10
Melding Melding start werkzaamheden Melding dichtstraten / eind werk Incorrecte melding Ontbrekende melding Melding omwonenden Gereedmelding Storingen Werkzaamheden buiten normale werktijden Afwijkend tracé Grote projecten
13 13 13 13 13 13 13 13 13 14 14
5 5.1 5.1.1 5.1.1.1
Voorwaarden/eisen ten behoeve van ingravingen Grondwerk Begrippen Sleufbedekking
15 15 15 15
4
Inhoudsopgave
Blz.
5.1.1.2 5.1.2 5.1.2.1 5.1.2.2 5.1.2.3 5.1.3 5.1.3.1 5.1.3.2 5.1.3.3 5.1.3.4 5.1.3.5 5.1.3.6 5.1.4 5.1.4.1 5.1.4.2 5.1.4.3 5.1.5 5.1.5.1 5.1.5.2 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.3 5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.3.4 5.3.4.1 5.3.5.2 5.3.5.3
Afmetingen werkput Eisen en uitvoering Grondwerk, ontgraving Grondwerk, aanvulling Indringingsweerstand Bijbehorende verplichtingen Indringingsweerstand voor ontgravingen Sleufdiepte en –breedte Aanvullen sleuf Indringingsweerstand na aanvullen en verdichten Opnemen sleufbedekking Straatpotjes Bouwstoffen Zand in aanvulling of grondverbetering Zand in zandbed Straatzand Meet- en verreken methoden Bepaling indringingsweerstand Sleufdiepte, sleufbreedte en dekking Wegen Algemeen Betreft elementenverharding Betreft asfaltverharding Groen Algemeen Beplantingen Gazons en bermen Bomen Algemeen Bomen op de bomenlijst en bomenstructuurplan Wortelafscherming
15 15 15 16 17 17 17 18 18 18 18 18 19 19 19 19 19 19 20 21 21 21 22 23 23 23 23 24 24 25 25
6
Gebruik mantelbuizen bij asfaltwegen, waardevolle bomen en bomengrond
26
7
Kunstwerken
26
8
Bouwstoffen
26
9
Bovengrondsvoorzieningen
26
10
Aanvullende voorwaarden voor het toepassen van ondergrondse voorzieningen (handholes, grote lassen e.d)
27
11
Verkeersmaatregelen
27
12
Garantie / onderhoud
28
5
Inhoudsopgave
Blz
13
Schaderegeling
29
14 14.1 14.2 14.3 14.4
Revisie Algemeen Termijn voor levering van de revisiegegevens Vorm van de levering Basistopografie gegevenslevering
30 30 30 30 30
15
Handhaving
31
16
Technische aansluitvoorwaarden rioolhuisaansluitingen op gemeentelijk riool
32
17
Standaard programma van Eisen t.b.v. Ondergrondse Infrastructuur
33
Aanmeldingsformulier werkzaamheden Telecommunicatiekabels Verhardingsbreedtes op te breken sleuven Details rioolhuisaansluiting op gemeentelijk riool Details inlaat Aansluiting op betonbuis Basistekening voor revisieschets Zonering Inrichting en Onderhoud Groen
35
Bijlagen: A B C i ii iii D
6
37 38 39 40 41
1.
Aanvraag instemming/toestemming/ontheffing
1.1.
Aanvraag Voorafgaand aan het leggen van kabels en/of leidingen, inclusief toebehorende apparatuur in/op de openbare ruimte dient een aanvraag ingediend te worden bij de sector Stadsbeheer van de gemeente Dordrecht. Afhankelijk van het type kabel of leiding en de eigenaar ervan wordt ontheffing verleend aan artikel 2.1.10 en/of 2.1.12 van de APV, instemming onder verwijzing van de telecommunicatieverordening of toestemming onder vernoeming van de reeds verleende concessieovereenkomsten.
1.2.
Tijstip De aanvraag dient 8 weken voorafgaand aan de werkzaamheden te worden ingediend bij de coördinator ondergrondse infrastructuur. Bij complexe werken en tracés langer dan 5000 meter dient de aanvrager rekening te houden met een langere behandeltijd.
1.3.
Tekening Bij de aanvraag dient het voorgenomen te volgen tracé in 6-voud te worden aangeleverd met de locatie duidelijk aangegeven op een tekening met een schaal van minimaal 1: 500.
1.4.
Oriëntatiemelding Bij de aanvraag dient door middel van een oriëntatie melding alle informatie m.b.t. de ligging van aanwezige ondergrondse netten te worden geleverd volgens het in de grondroerdersregeling vastgestelde formaat.
1.5.
Telecommunicatieverordening Voor kabels die onderdeel zijn van een openbaar elektronisch communicatienetwerk is de Telecommunicatieverordening Dordrecht van toepassing. In deze verordening zijn de voorwaarden vastgesteld voor het verkrijgen van een instemmingsbesluit.
1.6.
Rioolhuisaansluiting Voor een aanvraag ten behoeve van een aansluiting van een pand op het gemeentelijke riool wordt er ontheffing op de APV artikel 2.1.12 aangevraagd. Dit kan door middel van “Aanvraag rioolhuisaansluiting” in te typen in het zoekprogramma op het E-loket van de gemeentelijke website: www.dordrecht.nl. Aanvullende informatie en schetsen zijn opgenomen in dit handboek. Zie hoofdstukken 5 en 6 en de bijlagen.
1.7.
Toestemming derden Vergunning dient ook door de K&L Beheerders aangevraagd te worden waar belangen van derden van toepassing zijn, aan bijvoorbeeld Waterschap de Hollandse Delta, ProRail e.d. De instemming/toestemming/ontheffing is pas geldig wanneer toestemming is verleend door deze belanghebbende waarbij tijdstip, plaats en manier van uitvoering overeenkomstig zijn met de eisen van de coördinator ondergrondse infrastructuur.
7
1.8.
Bodemverontreiniging Het is op grond van artikel 28 van de Wet bodembescherming verboden om zonder instemming van het bevoegde gezag handelingen met verontreinigde grond te verrichten. Voorafgaand aan graafwerkzaamheden dient de K&L Beheerder te controleren of er een geval van bodemverontreiniging aanwezig is ter plaatse van het te graven tracé. Voor inlichtingen met betrekking tot bodemverontreiniging dient de K&L Beheerder contact op te nemen met de Milieudienst Zuid-Holland Zuid; tel. (078) 648 0500, fax (078) 639 0501 en dient overeenkomstig de voorschriften van de Milieudienst te worden gehandeld.
1.9.
Labellen Op buizen en kabels moeten merkbanden worden aangebracht. Op het vlaggetje van de merkband is een specifieke identificatie vermeld. De maximale afstand tussen de merkbanden is binnen de bebouwde kom 2 m en buiten de bebouwde kom 4 m. Onder verharding of bestrating of in een waterkerende dijk moet ook om de 2 m worden gemerkt. Buiten de eerdergenoemde afstanden tussen de merkbanden onderling dient aan weerszijden van mantelbuizen binnen een afstand van 0,5 een extra merkband te worden aangebracht.
8
2.
2.1.
Bepaling tracé De coördinator ondergrondse infrastructuur bekijkt aan de hand van een aantal criteria of het voorgestelde tracé gevolgd kan worden. Waar geen eventuele bestaand tracé kan worden gevolgd geeft de coördinator ondergrondse infrastructuur aanwijzingen en/of maatvoering aan. Standaardprofiel Door coördinator ondergrondse infrastructuur is voor een nieuwe situatie een standaardprofiel opgesteld (zie onder), waarbij o.a. is aangegeven de onderlinge afstand tussen de kabels en leidingen. De diepteligging wordt bepaald aan de hand van de nodige kruisingen. Wanneer er rekening gehouden dient te worden met middenspanningskabels, hogedruk gasleidingen, persriolen e.d. kan een nieuw profiel worden ontworpen door de coördinator ondergrondse infrastructuur. In bestaande situaties dient, waar mogelijk, gebruik te worden gemaakt van bestaande tracés ter beoordeling door de coördinator ondergrondse infrastructuur. Ten behoeve van kabels en leidingen waarvoor andere normen en voorschriften gelden, zal de maatvoering per geval worden vastgesteld. De afstand tot een boom is minimaal 1,5 m. Aan de verwachte groei en de huidige leeftijd van de boom wordt de juiste afstand volgens art 5.3.4 lid 1 van dit Handboek bepaald.
9
2.2.
Dekking Leidingen dienen met een minimale dekking van 0,8 meter tot maaiveld te worden aangebracht, kabels met een minimale dekking van 0,6 meter. Afwijking van de aanlegdiepte is alleen toegestaan na overleg en met instemming van de coördinator ondergrondse infrastructuur. In bestaande tracés en in nieuw aan te leggen tracés dienen de K&L Beheerders economisch om te gaan met de toegewezen ruimte. Waar meerdere kabels worden gelegd (of mogelijk worden gelegd in de toekomst) dient de K&L beheerder de kabels op voldoende diepte aan te leggen dat uitbreiding van het kabelbed in een verticale richting mogelijk is waarbij een dekking tot maaiveld van minimaal 0,6 meter wordt gewaarborgd.
2.3.
Alternatief tracé Aan de hand van proefsleuven bepaald de K&L Beheerder of het tracé vrij is van belangen van derden. Indien het bij de aanvraag voorgestelde tracé om redenen niet gehonoreerd kan worden zal een alternatief, in overleg met de aanvrager, worden vastgesteld.
2.4.
Maatvoering Bij de instemming/toestemming/ontheffing zal het voorgestelde tracé, of een alternatief, door coördinator ondergrondse infrastructuur voorzien worden van een maatvoering.
2.5.
Boven- en ondergrondse voorzieningen Zowel boven- als ondergrondse voorzieningen, zoals schakelkasten, lassen van telecommunicatiekabels, handholes, RAM-kasten en dergelijke, dienen apart vermeld te worden bij de aanvraag.
10
3.
Instemming/toestemming/ontheffing Na ontvangst van de aanvraag instemmingsbesluit, verzoek om instemming/toestemming/ontheffing zal door coördinator ondergrondse infrastructuur deze worden geregistreerd en in behandeling worden genomen. Een kopie van de verleende instemming/toestemming/ontheffing dient aanwezig te zijn op het werk en ter beschikking gesteld aan de opzichter van de gemeente.
3.1.
Tijdsduur Voor de behandeling van een aanvraag is een doorlooptijd van maximaal 8 weken vastgesteld. Het uitvoeren van de aangevraagde werkzaamheden dient binnen 12 maanden van de dagtekening van de instemming/toestemming/ontheffing aan te vangen. De instemming/toestemming/ontheffing wordt stilzwijgend ingetrokken bij wanneer er aan het werk binnen de gestelde tijd niet is begonnen.
3.2.
Overleg derden Indien het noodzakelijk is om met derden te overleggen kan de behandeling voor het afgeven van instemming/toestemming/ontheffing meer tijd vergen. Hierover zal de aanvrager binnen de normale behandelingstijd van in kennis worden gesteld.
3.3.
Leges Voor de aanvragen van een openbaar elektronisch communicatienetwerk of voorziening zal, zoals in de legesverordening is geregeld, leges worden geheven. Voor aanvragen voor ontheffing met betrekking tot Artikel 2.1.10 van de APV zal tevens leges worden geheven met uitzondering van ontheffing t.b.v. het realiseren van een rioolhuisaansluiting op het gemeentelijke riool. De legesverordening is te vinden op de website van de gemeente: www.dordrecht.nl. Na de afgifte van de instemmingsbesluit/toestemming/ontheffing zal een rekening worden toegezonden.
3.4.
Precario Precariobelasting wordt geïnd o.a. voor het hebben van voorwerpen in openbare grond. Precariobelasting is van toepassing op kabels en leidingen in gemeente grond wanneer dit niet uitgesloten is door regelgeving of geldende overeenkomsten. De precarioverordening is te vinden op de website van de gemeente; www.dordrecht.nl.
3.5.
Tijdstip uitvoering Bij de aanvraag van een vergunning dient het tijdstip van uitvoering worden vermeld. Om redenen kan hiervan worden afgeweken en zal in overleg met de aanvrager een nieuw tijdstip worden bepaald. In het geval van georganiseerde festiviteiten op de locatie van de uit te voeren werkzaamheden kan de gemeente een tijdelijk werkverbod opleggen.
3.6.
Duur van de uitvoering De werkzaamheden moeten zijn voltooid binnen 3 maanden na aanvang van de werkzaamheden, tenzij in de instemming/toestemming/ontheffing anders is 11
bepaald. 3.7.
Onderhoud uitgevoerd door de gemeente Indien binnen 3 jaar na groot onderhoud of herinrichting van de openbare gronden de K&L Beheerder werkzaamheden moet uitvoeren, kan Stadsbeheer bijzondere voorwaarden stellen aan het herstel. De hiermee gepaard gaande kosten zijn voor rekening van K&L Beheerder.
3.8.
Verwijderen van kabels en leidingen 1. Indien kabels en leidingen buiten gebruik worden gesteld, dienen deze verwijderd te worden. 2. Het beleid van de gemeente is dat het verwijderen van de buiten gebruik gestelde kabels en leidingen altijd zal plaatsvinden gelijktijdig met het uitvoeren van werkzaamheden als vervanging of andere werkzaamheden aan het wegprofiel met inachtneming van de wettelijke bepalingen zoals onder andere gesteld in de Telecommunicatiewet. 3. In voorkomende gevallen dat het verwijderen van buiten gebruik zijnde kabels en leidingen niet in verhouding staat tot de inspanning die hiermee gemoeid zijn, kan besloten worden de kabels en leidingen tijdelijk te laten liggen; zulks ter beoordeling van de coördinator ondergrondse infrastructuur. Buiten gebruik zijnde kabels en/of leidingen moeten op tekening (revisie) worden aangegeven door de K&L Beheerder. 4. Het verwijderen van buiten gebruik zijnde kabels en leidingen zal op eerste aanzeggen van de coördinator ondergrondse infrastructuur door en op kosten van de K&L Beheerders moeten plaatsvinden.
3.9.
Weigering of intrekking instemming/toestemming/ontheffing 1. Een instemming/toestemming/ontheffing kan worden geweigerd of ingetrokken, indien: a. het beoogde tracé schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; b. ter beoordeling van de coördinator ondergrondse infrastructuur er onvoldoende ruimte beschikbaar is; c. als het beoogde tracé een belemmering kan vormen voor toekomstige ontwikkelingen; d. bescherming van openbaar groen, waaronder bomen, noodzakelijk is; e. blijkt dat de instemming/toestemming/ontheffing op basis van onjuiste of onvolledige gegevens is verleend; f. in strijd met enig wettelijk voorschrift is afgegeven; g. de K&L Beheerder de bij de instemming/toestemming/ontheffing gestelde voorschriften niet naleeft; h. dit noodzakelijk is vanwege de uitvoering van werken.
12
4.
Melding Voor de aanvang van alle graafwerkzaamheden moet zowel de aanvang als het verwachte beëindigen van de werkzaamheden worden gemeld bij de opzichter K&L van Stadsbeheer onder telefoonnummer 078 639 5859.
4.1.
Melding start werkzaamheden De start van het werk dient minimaal 3 werkdagen voor aanvang per fax, e-mail of telefonisch te geschieden bij de opzichter K&L
4.2.
Melding dichtstraten / eind werk Voor sleuven die nog dezelfde dag moeten worden dichtgestraat dient vóór 11.00 uur een melding hiervan te zijn gebeld, gefaxt of gemaild aan de opzichter K&L . Er dient altijd binnen 2 uur een schriftelijke bevestiging (fax, e-mail) te worden verstuurd bij een telefonische melding. Bij een sleuf waar geen bestrating bij betrokken is dient het werk gereed te worden gemeld bij de opzichter K&L op de laatste dag van uitvoering.
4.3.
Incorrecte melding Wanneer bij een melding incorrecte gegevens worden doorgegeven, waardoor er extra kosten worden gemaakt door de opzichter K&L of aannemer van Stadsbeheer, kunnen deze kosten worden verhaald aan de K&L Beheerder.
4.4.
Ontbrekende melding Indien Stadsbeheer de veroorzaker van een opbreking heeft vastgesteld, die deze werkzaamheden zonder melding aan de opzichter K&L uitgevoerd heeft en/of zonder instemming/toestemming/ontheffing, dan kan Stadsbeheer van haar bevoegdheid gebruik maken om de veroorzaker van deze opbreking een dwangsom van € 1000,-- per geval op te leggen.
4.5.
Melding omwonenden De K&L Beheerder dient zorg te dragen voor een schriftelijke informatie aan omwonenden van het werk. Deze informatie dient de aanvang, duur, aard en plaats van de werkzaamheden te bevatten en moet minimaal 3 werkdagen voor aanvang van het werk te geschieden. Gelijktijdig met de melding aan omwonenden dient een afschrift van deze kennisgeving aan de opzichter K&L ter beschikking te worden gesteld.
4.6.
Gereedmelding Het werk is gereed 2 dagen na de dag van het ontvangen van de schriftelijke melding t.b.v. het dichtstraten.
4.7.
Storingen In geval van storingen en bij dreigend gevaar voor de omgeving waardoor werkzaamheden aan kabels en/of leidingen nodig zijn en overleg met de coördinator ondergrondse infrastructuur niet kan worden afgewacht, is de K&L Beheerder toegestaan om tot zulke werkzaamheden over te gaan en is Art 4.2 van dit Handboek van toepassing.
4.8.
Werkzaamheden buiten normale werktijden Indien werkzaamheden aan kabels en/of leidingen moeten worden uitgevoerd 13
buiten de normale werktijden dient dit te worden afgestemd met de opzichter K&L. Wanneer werkzaamheden moeten worden verricht tussen 20.00 uur en 07.00 uur, dient de geluidsoverlast voor de omwonende te voldoen aan de geluidsnormen. De omwonenden dienen vooraf door middel van een schriftelijke mededeling van deze werkzaamheden op de hoogte te worden gesteld door de K&L Beheerder. De geluidsnormen zijn te vinden op www.dordrecht.nl/ondernemersloket >> afsluiten openbare weg. 4.9.
Afwijkend tracé Indien blijkt dat het opgegeven tracé niet gevolgd kan worden en een ander tracé gevolgd moet worden dient dit in overleg met en met toestemming van de coördinator ondergrondse infrastructuur te geschieden.
4.10.
Grote projecten Wanneer een tracé langer is dan 5000 meter, of langer is dan 100 meter met een onderkant sleufbreedte van minimaal 1.20 meter, is dit een bijzonder tracé. Bij een bijzonder tracé kunnen afspraken op maat worden gemaakt m.b.t. communicatie, wijze van dichtstraten, tijd van uitvoering enz. na beoordeling van de coördinator ondergrondse infrastructuur.
14
5.
Voorwaarden/eisen ten behoeve van ingravingen Op de instemming/toestemming/ontheffing zijn van toepassing voor zover hierin in het Handboek naar wordt verwezen de standaard RAW bepalingen 2005, uitgegeven door de Stichting CROW."
5.1.
Grondwerk
5.1.1.
Begrippen
5.1.1.1.
Sleufbedekking 1. Onder sleufbedekking wordt verstaan de te verwijderen verharding met inbegrip van de fundering, alsmede graszoden voor zover deze laatste afzonderlijk in het bestek zijn vermeld.
5.1.1.2.
Afmetingen werkput 1. Te verstaan is onder: a. lengte werkput: de afmeting van de werkput in de richting van de kabel of leiding; b. breedte werkput: de afmeting van de werkput loodrecht op de richting van de kabel of leiding.
5.1.2.
Eisen en uitvoering
5.1.2.1.
Grondwerk, ontgraving 1. De sleuf wordt gegraven door de K&L Beheerder. 2. Te handhaven struiken en vaste planten, die in het kabel- of leidingtracé van een te graven sleuf voorkomen, ruim uitsteken, gescheiden houden van de te ontgraven grond en tegen uitdroging beschermen. 3. Op de bij ‘graven en aanvullen sleuf’ vereiste sleufdiepte en -breedte is een positieve en een negatieve afwijking van elk 0,05 m toegestaan. 4. De blijvende grondslag niet roeren, behoudens het bepaalde in artikel 25.12.03 lid 02 dan wel artikel 25.62.01 lid 02 van de Standaard RAW Bepalingen 2005. 5. In de sleufbodem door verwijdering van voorwerpen ontstane gaten vullen en verdichten. 6. Uit de sleuf komend zand wordt apart van de uitkomende verharding opgeslagen naast de sleuf. 7. Uitkomende grond, gelegen onder een verharding en niet zijnde zand, wordt door de K&L Beheerder afgevoerd naar een door het bevoegd gezag erkende verwerkingsinrichting of naar een voor de grondkwaliteit (volgens milieueisen) geschikte locatie. De kosten voor het vervoeren, storten dan wel verwerken zijn voor rekening van de K&L Beheerder. 8. Uitkomende verontreinigde grond wordt door de K&L Beheerder afgevoerd naar een door het bevoegd gezag erkende verwerkingsinrichting. De kosten voor het vervoeren, zijn voor rekening van de K&L Beheerder. De kosten van het storten dan wel verwerken zijn voor rekening van de vergunningverlener. 9. Uit de sleuf komende, nog herbruikbare funderingsmaterialen zoals, puin, kalksteen, lava en dergelijke worden apart opgeslagen naast de sleuf. 10. Uit de sleuf komende, niet herbruikbare, funderingsmaterialen zoals zandcementstabilisatie, hoogovenslakken, en dergelijke en asfalt worden 15
door de K&L Beheerder afgevoerd naar een door het bevoegd gezag erkende verwerkingsinrichting. De kosten voor het vervoeren, storten dan wel verwerken zijn voor rekening van de K&L Beheerder. 11. Overige uit de sleuf komende of uit de sleufbedekking komende materialen welke niet herbruikbaar zijn in de sleuf of als sleufbedekking, worden door de K&L Beheerder afgevoerd naar een door het bevoegd gezag erkende verwerkingsinrichting. De kosten voor het vervoeren, storten dan wel verwerken zijn voor rekening van de K&L Beheerder. 12. Het naast de sleuf opslaan van uitgekomen zand, funderingsmateriaal en verharding dient op zodanige afstand van de sleuf te geschieden dat hierdoor geen inkalving ontstaat. 13. Er mag geen verharding/grond worden opgeslagen in de te handhaven beplanting, gazons, ZOAB (Zeer Open Asfalt Beton) en op ZSA (Zeer Stil Asfalt). Voor inlichtingen m.b.t. het type asfalt contact opnemen met de opzichter K&L. 14. Indien er graafwerkzaamheden uitgevoerd moeten worden binnen een geval van ernstige bodemverontreiniging zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming, dan dient voorafgaand aan de werkzaamheden een melding aan het bevoegde gezag te worden gedaan (Milieudienst ZuidHolland Zuid). Het bevoegde gezag dient middels een besluit in te stemmen met uit te voeren graafwerkzaamheden. Zij kan hiertoe verlangen dat er een saneringsplan wordt opgesteld. 15. Overtollige grond dient te worden afgevoerd naar een daartoe vergunde inrichting. Overtollige grond kan op basis van het Besluit bodemkwaliteit mogelijk elders in Dordrecht worden toegepast. Dit is te controleren op aan de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Dordrecht. Indien grondverzet mogelijk is dan dient dit minimaal 5 werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden te worden gemeld aan de Milieudienst Zuid-Holland Zuid. Voor meer informatie over de bodemkwaliteitskaart en de regels over het hergebruik van grond, zie de website, www.milieudienstzhz.com of telefoonnummer 078-648 05 00. 5.1.2.2.
Grondwerk, aanvulling 1. Indien de sleuf zich in een beplantingszone bevindt of indien de sleufbedekking uit gras bestaat, een ontgraving aanvullen met de uitgekomen grond. Deze aanvulling zodanig uitvoeren, dat de verschillende grondsoorten zoveel mogelijk op hun oorspronkelijke plaats terugkomen. 2. Indien de sleuf zich onder een verharding bevindt, dient de sleuf te worden aangevuld met zand. 3. Tekort komend zand in de sleuf wordt geleverd, aangevoerd en verwerkt door en voor rekening van de K&L Beheerder. Het te leveren zand dient te voldoen aan de eisen gesteld aan “Zand in zandbed” in hoofdstuk 5.1.4.2., van dit handboek. Grond die van elders wordt aangevoerd dient kwalitatief te voldoen aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. Voor meer informatie over het Besluit bodemkwaliteit, zie de website van de Milieudienst Zuid-Holland Zuid, www.milieudienstzhz.com of telefoonnummer 078 648 0500. 4. Bevroren grond en/of zand niet verwerken in de aanvulling. 5. In beplantingszones geen sneeuw in de aanvulgrond verwerken. 6. Het aanvullen en het verdichten van de aanvulling ter weerszijden van een kabel of leiding gelijktijdig en gelijkmatig uitvoeren; de aanvulling en 16
verdichting van een voorgeschreven ontgraving onder een kabel of leiding gelijkmatig uitvoeren. 7. De verdichting van de aanvulling bij ‘graven en aanvullen sleuf’ wordt bepaald met behulp van de indringingsweerstand overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 5.1.3.1. “Indringingsweerstand voor ontgraving” en 5.1.3.4. “Indringingsweerstand na aanvullen en verdichten” van dit Handboek. 5.1.2.3.
Indringingsweerstand 1. Indien de aanvulling van de sleuf geschiedt met uitgekomen grond, tijdens het aanvullen de aanvulgrond verdichten tot een indringingsweerstand is bereikt die ten minste gelijk is aan 90% van de indringingsweerstand bepaald overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 5.1.3.1. “Indringingsweerstand voor ontgraving”. Ter plaatse van beplantingszones of van grasachtige vegetatie moet de indringingsweerstand na verdichten 1 à 1,5 MPa bedragen. 2. Indien de aanvulling van de sleuf geschiedt met zand dat voldoet aan de eisen gesteld in hoofdstuk 5.1.4.1. “Zand in aanvulling of grondverbetering” en hoofdstuk 5.1.4.2. “Zand in zandbed” van dit Handboek, tijdens het aanvullen het zand verdichten tot een indringingsweerstand is bereikt die per 10 mm diepte met ten minste 0,20 MPa toeneemt, dan wel ten minste 4,5 MPa bedraagt.
5.1.3.
Bijbehorende verplichtingen
5.1.3.1.
Indringingsweerstand voor ontgraving 1. Voordat met het graven van de sleuf wordt begonnen, bepaald de K&L Beheerder de indringingsweerstand van de te ontgraven grond door middel van sonderen. Hiertoe per 100 m sleuflengte drie sondering verrichten met dien verstande dat: - het aantal sonderingen per sleuf ten minste drie bedraagt. 2. De sonderingen als bedoeld in lid 1 zodanig uitvoeren dat een redelijk beeld van de indringingsweerstand over de diepte van de te ontgraven sleuf wordt verkregen. Ter plaatse van aanwezige kabels of leidingen de sondering uitvoeren tot ten hoogste 0,20 m boven de kabel of de leiding. 3. De meetgegevens dateren en voorzien van een eenduidige plaatsaanduiding. Deze gegevens aan de opzichter K&L verstrekken. 4. Het bepaalde in de leden 1 tot en met 3 is niet van toepassing: - indien voor de aanvulling van de sleuf geen uitgekomen grond wordt gebruikt; - indien door de dichtheid van de grond het bepalen van de indringingsweerstand door middel van sonderen niet mogelijk is; - ter plaatse van beplantingszones of van grasachtige vegetatie; - indien en voor zover de verdichting van de aanvulling wordt bepaald met behulp van de verdichtingsgraad (proef 3 van de Standaard RAW Bepalingen 2005).
5.1.3.2.
Sleufdiepte en –breedte 1. Voorafgaand aan of tijdens het graven van een sleuf stelt de opzichter K&L in overleg met de aannemer de te graven sleufdiepte en -breedte vast. 17
Daarbij worden de afmetingen uitgedrukt in tienden van meters. Indien de aldus vastgestelde diepte en breedte afwijken van de in de instemming/toestemming/ontheffing voorgeschreven sleufdiepte en -breedte worden de vastgestelde, van het bestek afwijkende, sleufdiepte en -breedte met de lengte van de (het) desbetreffende sleuf(gedeelte) schriftelijk vastgelegd. 5.1.3.3.
Aanvullen sleuf 1. Tot het aanvullen van een sleuf wordt tevens gerekend het weer op de oorspronkelijke plaats aanbrengen van de bij het graven van die sleuf gescheiden gehouden graszoden, struiken en vaste planten.
5.1.3.4.
Indringingsweerstand na aanvullen en verdichten 1. Van sleuven waarvan de indringingsweerstand overeenkomstig hoofdstuk 5.1.3.1. is bepaald, bepaalt de K&L Beheerder na aanvullen en verdichten de indringingsweerstand door middel van sonderen. Hiertoe per 100 m sleuflengte drie sonderingen verrichten met dien verstande dat het aantal sonderingen per sleuf ten minste drie bedraagt. 2. De sonderingen als bedoeld in lid 1 uitvoeren over de gehele diepte van de aangevulde sleuf. Indien voor aanvulling zand is voorgeschreven dat voldoet aan de eisen gesteld in hoofdstuk 5.1.4.1. “Zand in aanvulling of grondverbetering” en hoofdstuk 5.1.4.2. “Zand in zandbed”, de sondering over een laagdikte van ten hoogste 0,30 m uitvoeren. Ter plaatse van aanwezige kabels of leidingen de sondering uitvoeren tot ten hoogste 0,20 m boven de hoogstliggende kabel of leiding. 3. De meetgegevens dateren en voorzien van een eenduidige plaatsaanduiding. 4. Het bepaalde in de leden 1 tot en met 3 is niet van toepassing indien en voor zover de verdichting van de aanvulling wordt bepaald met behulp van de verdichtingsgraad (proef 3 van de Standaard RAW Bepalingen 2005). 5. Indien de verdichting van de aanvulling wordt bepaald met proef 3 van de Standaard RAW Bepalingen 2005, dient de verdichtingsgraad, voor zand onder rijbanen en voet- en fietspaden, ten minste 98% te bedragen. 6. De K&L Beheerder stuurt de gegevens van de door hem gemeten verdichting, voor ontgraving en na aanvullen en verdichten, van de sleuf naar de opzichter K&L na het voltooien van het werk.
5.1.3.5.
Opnemen sleufbedekking 1. Het opnemen van de sleufbedekking gebeurt handmatig door de K&L Beheerder waarbij er rekening wordt gehouden met de geldende arbo-eisen. 2. Tot het opnemen van sleufbedekking wordt tevens gerekend het verwijderen van de in het kabel- of leidingtracé aanwezige kantopsluitingen, waaronder trottoir- en opsluitbanden, voor zover deze kantopsluitingen het tracé kruisen en dit voor de uitvoering van de werkzaamheden noodzakelijk is.
5.1.3.6.
Straatpotjes Straatpotjes en dergelijke worden geleverd en gesteld door de K&L Beheerder.
5.1.4.
Bouwstoffen
5.1.4.1.
Zand in aanvulling of grondverbetering 1. Zand dat in aanvulling of grondverbetering wordt verwerkt, moet zijn 18
mineraal materiaal waarvan de fractie fijner dan 2 µm (proef 1 van de Standaard RAW Bepalingen 2005) ten hoogste 8% en het gehalte aan minerale deeltjes door zeef 63 µm (proef 2 van de Standaard RAW Bepalingen 2005) ten hoogste 50% bedraagt, behoudens het bepaalde in hoofdstuk 5.1.4.2. “Zand in zandbed”. 5.1.4.2.
Zand in zandbed 1. Zand dat in zandbed wordt verwerkt op een diepte van minder dan 1,0 m beneden het oppervlak van het wegdek, moet zijn mineraal materiaal waarvan het gehalte aan minerale deeltjes door zeef 63 µm (proef 2 van de Standaard RAW Bepalingen 2005) van de fractie door zeef 2 mm (proef 6.0 van de Standaard RAW Bepalingen 2005) ten hoogste 15% bedraagt. 2. Indien het in lid 1 bedoelde gehalte 10 tot 15% bedraagt, mag bovendien het gehalte aan minerale deeltjes door zeef 20 µm (proef 9.0 van de Standaard RAW Bepalingen 2005) van de fractie door zeef 2 mm (proef 6.0 van de Standaard RAW Bepalingen 2005) ten hoogste 3% bedragen. 3. Van het materiaal door zeef 2 mm (proef 6.0 van de Standaard RAW Bepalingen 2005) mag het gloeiverlies (proef 124 van de Standaard RAW Bepalingen 2005) ten hoogste 3% bedragen.
5.1.4.3.
Straatzand 1. Straatzand moet zijn natuurlijk zand. Het mag geen klei of grove organische bestanddelen (proef 6.0 van de Standaard RAW Bepalingen 2005) bevatten. 2. De korrelverdeling (proef 6.0 van de Standaard RAW Bepalingen 2005) moet zijn: - fractie op zeef 2 mm ten hoogste 10%; - fractie op zeef 63 µm ten minste 95%. 3. Het fijnheidsgetal (proef 18 van de Standaard RAW Bepalingen 2005) van de fractie door zeef 2 mm moet liggen tussen 1,0 en 2,5. 4. Van het materiaal door zeef 2 mm (proef 6.0 van de Standaard RAW Bepalingen 2005) mag het gloeiverlies (proef 124 van de Standaard RAW Bepalingen 2005) ten hoogste 3% bedragen.
5.1.5.
Meet- en verreken methoden
5.1.5.1.
Bepaling indringingsweerstand 1. De indringingsweerstand meten met behulp van een continu-registrerend sondeerapparaat. Het meetbereik dient ten minste 5 MPa te bedragen en het dieptebereik ten minste 0,60 m. 2. Sonderingen ten behoeve van het vergelijken van de indringingsweerstand vóór het ontgraven met de indringingsweerstand na het aanvullen en verdichten, uitvoeren met eenzelfde sondeerapparaat voorzien van een conus met dezelfde afmetingen. 3. Sonderingen anders dan bedoeld in lid 2 uitvoeren met een sondeerapparaat voorzien van een conusoppervlak van 100 mm 2 en een tophoek van 60°.
5.1.5.2.
Sleufdiepte, sleufbreedte en dekking 1. De sleufdiepte wordt bepaald door de verticale afstand tussen de bodem van de sleuf en de onderkant van de sleufbedekking, het maaiveld dan wel de bodem van een tijdelijke ontgraving. 2. De sleufbreedte wordt op de bodem van de sleuf gemeten. 19
3. De dekking van een kabel, leiding, mantelbuis, kabelbuis of kabelkoker wordt bepaald door de verticale afstand tussen de bovenkant van de kabel, leiding, mantelbuis, kabelbuis of kabelkoker en de bovenkant van de sleufbedekking, de spoorstaaf of het maaiveld; ter plaatse van een talud wordt de dekking loodrecht op de taludhelling gemeten.
20
5.2.
Wegen
5.2.1.
Algemeen 1. Indien binnen 3 jaar na groot onderhoud of herinrichting van de openbare gronden de K&L Beheerder werkzaamheden moet uitvoeren kan Stadsbeheer nader eisen stellen aan de K&L Beheerder om de kwaliteit van het pas uitgevoerde werk te herstellen. De kosten worden verrekend tegen werkelijke kosten en maken geen deel uit van de herstraattarieven. Richtlijn voor het herstel van nieuw straatwerk; a. Trottoir/tegel fietspad: van band tot band opnieuw verdichten en bestraten, b. Asfalt fietspad: gehele breedte opnieuw asfalteren, c. elementen rijbaan: bredere herbestrating afhankelijk van de ligging en diepte van de sleuf met een minimum van een halve rijbaan.(Rijbaan 6,00 meter breed minimaal 3,5 m herstraten.) Sleuf breedte kleiner dan 2,50 m is halve rijbaan herstraten. Sleuf breedte groter dan 2,50 m (bovenkant sleuf) is hele rijbaan herstraten. d. Asfalt rijbaan: altijd minimaal de deklaag van een halve rijbaan vervangen. Is de bovenkant van de sleuf plus de liplassen breder dan een halve rijbaan dan over de gehele rijbaan breedte de deklaag vervangen. 2. De uit de sleuf komende of uit de sleufbedekking komende elementen verharding wordt schoongemaakt (geschrapt) en opgeslagen naast de sleuf (opgetast) door de K&L Beheerder. 3. De uit de sleuf komende of uit de sleufbedekking komende asfalt verharding, worden door de K&L Beheerder afgevoerd naar een door het bevoegd gezag erkende verwerkingsinrichting. De kosten voor het vervoeren, storten dan wel verwerken zijn voor rekening van de K&L Beheerder. 4. Beschadigingen buiten de sleuf en veroorzaakt door de K&L Beheerder worden apart in rekening gebracht tegen kostprijs. Deze zitten niet in de herstraattarieven. 5. Er mag geen verharding/grond worden opgeslagen in de te handhaven beplanting, gazons, ZOAB (Zeer Open Asfalt Beton) en op ZSA (Zeer Stil Asfalt). 6. Asfalt types ZOAB, ZSA, en SMA mogen niet met rupsvoertuigen worden betreden. Voor inlichtingen m.b.t. type asfalt contact opnemen met de opzichter K&L. 7. Alvorens door of namens Stadsbeheer tot het aanbrengen van de sleufbedekking/verharding zal worden overgegaan kan, door of namens Stadsbeheer, de verdichting van de sleuf worden gecontroleerd. 8. Meerkosten voor Stadsbeheer als gevolg van onvoldoende verdichting zullen op de K&L Beheerder worden verhaald. 9. De meerkosten die zoals omschreven in 5.2.1. lid 8 op de K&L Beheerder zullen worden verhaald bestaan uit: a. De wachturen voor personeel, machines en overig materieel van de opdrachtnemer van Stadsbeheer; b. De kosten voor extra verdichting onderzoeken; c. De kosten voor extra toezicht en administratie.
5.2.2.
Betreft elementenverharding 1. Het aanbrengen van de verharding (dichtstraten van de sleuf) wordt uitgevoerd door, of namens, Stadsbeheer, voor rekening van de K&L 21
Beheerder. Hierbij worden inboetmaterialen enz. meegeleverd door Stadsbeheer. De jaarlijks vastgestelde tarieven zijn te vinden op de website van de gemeente Dordrecht. 2. Bij sleuven waar een fundering van gestabiliseerd zand is toegepast, (o.a. waterkeringen) wordt de stabilisatielaag geleverd en aangebracht door Stadsbeheer voor rekening van de K&L Beheerder. 3. De te repareren verharding bij een sleuf-breedte van 30 tot 40 cm. wordt verrekend tegen de aangegeven verhardingsbreedtes volgens bijlage B. 4. Voor afwijkende verhardingen die niet in de herstraattarieven zijn vermeld, gelden prijzen die vooraf door de opzichter K&L worden bepaald, c.q. wordt tegen kostprijs uitgevoerd. 5.2.3.
Betreft asfaltverharding 1. De asfalt-sleuf wordt aan beide kanten gezaagd door de K&L Beheerder. 2. Het aanbrengen van de verharding wordt verzorgd door Stadsbeheer volgens onderstaande werkwijze: - klinkers worden aangebracht op zand op de fundering, na een zettingsperiode van minimaal 4 weken en maximaal 3 maanden worden de klinkers vervangen door asfalt; - er wordt asfalt (AC 16 base 01 dan wel 02 of AC 22 base 01 dan wel 02) aangebracht, na 6 tot 9 maanden wordt de definitieve toplaag aangebracht. 3. Uitvoeringswijze: - frezen ten behoeve van toplaag, diep 4 cm, breed min. 50 cm. in verband met freesbreedte, de minimale overlapping aan beide zijden van de sleuf is 15 cm. Indien het een asfaltweg zonder kantopsluiting is en de sleuf ligt minder dan 30 cm. uit de zijkant van de weg, dan wordt er tot de zijkant van de weg gefreesd (zie details handboek wegen); - wapeningsnet (tussen toplaag en onderlaag) en densoband aanbrengen; - toplaag aanbrengen; - afwijkende asfaltkleur (b.v. rood asfalt, coating) en/of belijning, zal ook in originele staat worden terug gebracht; - bij wegen waar geen toplaag hoeft te worden aangebracht (b.v. polderwegen) wordt t.z.t. boven op bovenste laag asfalt (AC 16 base 01 dan wel 02) een slijtlaag aangebracht; - bij wegen waar geen fundering aanwezig is, wordt ook geen fundering terug gebracht; - als er bij sleuven die in bermen, direct naast het asfalt zijn gegraven (vaak in het buitengebied), de sleuf niet voldoende wordt verdicht, kan er schade, door verzakking, ontstaan aan het asfalt. De werkelijke kosten voor het repareren hiervan, wordt bij de K&L Beheerder in rekening gebracht; - de in rekening te brengen sleufbreedte is de zaagbreedte.
22
5.3.
Groen
5.3.1.
Algemeen 1. De tarieven voor het herstellen van de sleuf zijn te vinden op de website van de gemeente: www.dordrecht.nl. 2. Beschadigingen naast de sleuf en veroorzaakt door de K&L Beheerder worden apart in rekening gebracht tegen kostprijs; deze zitten niet in het tarief. 3. Er mag geen verharding/grond/zand/materiaal worden opgeslagen in te handhaven beplanting en op gazons. 4. Er mag niet worden geparkeerd op het gras of beplanting. 5. Bij het verlagen van de grondwaterstand binnen de wortelzone van te handhaven beplanting in het groeiseizoen (april tot december) de beplanting zo nodig water geven.
5.3.2.
Beplantingen 1. Te rooien beplanting kan alleen worden terug geplant in het plantseizoen van oktober tot en met maart en dient zo nodig te worden ingewaterd. Terug planten kan na goedkeuring gemeente, dit betreft in hoofdzaak opgaande heesters; geschiedt door de K&L Beheerder in overleg met Stadsbeheer 2. Te rooien beplanting die niet wordt herplant wordt door de K&L Beheerder afgevoerd naar een door het bevoegd gezag erkende verwerkingsinrichting. De kosten voor het vervoeren, storten, dan wel verwerken, zijn voor rekening van de K&L Beheerder. 3. De sleuven in beplantingsvakken te ontgraven, uitkomende grond, zand en leem apart opslaan en op de oorspronkelijke plaats terug brengen. 4. Sleuven in beplantingsvakken met een overhoogte van 10% te dichten ten opzichte van de oorspronkelijke hoogte. 5. Beplanting die door de K&L Beheerder is terug geplaatst en die dood gaat wordt na melding in het volgende plantseizoen herplant door Stadsbeheer op kosten van de K&L Beheerder. 6. Beplanting die is gerooid en niet is terug geplaatst wordt door Stadsbeheer vervangen en geplant op kosten van de K&L Beheerder. 7. In beplantingsvakken die zijn terug geplant, of waar in het volgend plantseizoen wordt terug geplant, wordt het eerstejaars onderhoud extra doorberekend aan de K&L Beheerder (e.e.a. in verband met meer onkruidgroei). 8. Snoeiwerkzaamheden ten behoeve van kabels en leidingen worden verrekend tegen kostprijs, na opdracht K&L Beheerder.
5.3.3.
Gazons en bermen 1. In gazons is het uitgangspunt om graszoden te steken en deze terug te leggen op de sleuf. De graszoden moeten minimaal 6 cm. dik worden gestoken. Graszoden apart van de uitkomende grond op te slaan; graszoden terug te leggen door de K&L Beheerder, tenzij andere afspraken zijn gemaakt met Stadsbeheer. 2. Gras in bermen en overig landschappelijk gras dient vooraf te worden gemaaid en afgevoerd. 3. Alle uitkomende grond moet terug in de sleuf in verband met nazakken. 4. Indien, na beoordeling van de opzichter K&L, het niet mogelijk is om 23
graszoden te steken, dan de navolgende spelregels in acht nemen: a. Graszode voor ontgraven stuk frezen, sleuf dichten met uitkomende grond; b. Graszoden mogen in geen geval in de sleuf worden gestort; c. In hoogwaardige aangewezen groengebieden (Binnenstad, parken, hoofdroutes etc.) worden door Stadsbeheer graszoden gelegd; d. In traditionele groengebieden wordt door Stadsbeheer gras ingezaaid; zie bijlage D. e. In semi-natuurlijke groengebieden wordt door de K&L Beheerder gras ingezaaid; graszaad mengsel: Van den Have Highway 3 of gelijkwaardig, in te zaaien met 20 kg per ha.; f. Graszoden welke worden terug gelegd en gras dat door de K&L Beheerder wordt ingezaaid, dient zo nodig nat te worden gemaakt/gehouden door en voor rekening van de K&L Beheerder; g. Na het aanvullen van de grond moet opnieuw gras van zoveel mogelijk overeenkomstige rassen worden ingezaaid. 5.3.4.
Bomen
5.3.4.1.
Algemeen 1. Onder 'wortelzone' wordt verstaan: een strook rond de boom met straal die gelijk is aan 10x de doorsnede van de stam op 1,30 meter hoogte boven de grond. 2. Het is niet toegestaan om in speciale bomengrond of constructies waarin bomen wortelen kabels of leidingen te leggen. Voor inlichtingen m.b.t. type grond contact opnemen met de opzichter K&L. 3. Het graven bij alle bomen in de wortelzone dient voorkomen te worden. Indien voor nieuwe leidingen een tracé buiten de wortelzone niet mogelijk is, dient de wortelzone te worden gepasseerd door het boren van mantelbuizen onder de wortelzone. 4. Het graven in de wortelzone van bomen mag uitsluitend geschieden door of onder toezicht van Stadsbeheer. Graafwerkzaamheden nabij te handhaven bomen dienen te geschieden overeenkomstig de Administratieve bepalingen 01.18 van de Standaard RAW Bepalingen 2005. 5. Bij het vaststellen van het tracé wordt er zoveel mogelijk rekening mee gehouden dat er géén zware wortels verwijderd gaan worden. 6. Wortels dikker dan 25 mm in diameter mogen niet worden verwijderd of beschadigd. 7. Indien er wortels weggehaald moeten worden, geschiedt dat alleen door Stadsbeheer, tegen kostprijs. 8. Wortels dienen haaks op de ontwikkelingsrichting te worden doorgestoken of doorgezaagd. Het is niet toegestaan om ze tijdens het graven door te trekken. 9. Ontgravingen binnen de wortelzone van de te handhaven bomen dienen zo snel mogelijk te worden aangevuld. 10. Ontgraven wortels dienen te worden beschermd tegen uitdrogen, vorst en beschadiging. 11. Bij het verlagen van de grondwaterstand binnen de wortelzone van de te handhaven bomen in het groeiseizoen (april tot december) de bomen zo nodig water geven. Hiervoor dient zo mogelijk oppervlaktewater met voldoende zuurstof te worden gebruikt. 24
12. Het inrichten van werkterrein binnen de wortelzone van de te handhaven bomen is niet toegestaan. 13. Bij schade aan bomen is artikel 01.18.05 van de Standaard RAW Bepalingen 2005 van toepassing. 5.3.4.2.
Bomen op de bomenlijst en bomenstructuurplan 1. Bomen op de bomenlijst zijn bomen waar met extra zorg mee omgegaan dient te worden. In voorkomende gevallen zal door de Stadsbeheer aangegeven worden indien er sprake is van één of meerdere bomen van de bomenlijst. De bomenlijst en boomstructuurplan zijn bij Stadsbeheer ter inzage. 2. Ingeval bomen voorkomen op de bomenlijst zal Stadsbeheer de beperkingen per geval aangeven die van toepassing zijn.
5.3.4.3.
Wortelafscherming 1. Wortelafscherming kan worden aangebracht met behulp van o.a. worteldoek of wortelplaten. 2. De afscherming moet ten minste tot 20cm onder de grondwaterspiegel worden aangebracht. 3. De afscherming mag geen naden of poriën bevatten. 4. De afscherming mag niet binnen de wortelzone worden aangebracht. 5. Indien de betreffende boom jonger is dan 20 jaar dient voor de afstand genoemd bij 4 uitgegaan te worden van de te verwachten stamdiameter op 20 jarige leeftijd.
25
6.
Gebruik mantelbuizen bij asfaltwegen, waardevolle bomen en bomengrond 1. Bij kruisingen van wegen of nabij (geplande locaties voor) bomen kan de coördinator ondergrondse infrastructuur het aanbrengen van mantelbuizen en het maken van doorpersingen of boringen eisen. - Indien door de ligging van andere kabels en leiding of anderszins een boring/persing niet mogelijk is, kan in overleg met en na toestemming van de opzichter K&L een sleuf in de asfaltweg worden gemaakt. - De mantelbuizen onder het wegdek dienen zodanig van kwaliteit, uitvoering en afdichting te zijn en te blijven, dat nimmer zand van onder het wegdek in de koker wegloopt. Bij aanvulling van de sleuf dient tevens het zand goed te worden ingewaterd. Bij constatering van gebreken zullen de hieruit ontstane herstelkosten aan de verharding e.d. bij de K&L Beheerder in rekening worden gebracht.
7.
Kunstwerken Bij gebruik van voorzieningen in/om/aan kunstwerken, inclusief bruggen, die in beheer en/of eigendom zijn van de gemeente dient de K&L Beheerder op eigen kosten voorzorgsmaatregelen te nemen wanneer onderhoud eraan wordt uitgevoerd, of het kunstwerk wordt vervangen of verwijderd door of in opdracht van de gemeente.
8.
Bouwstoffen 1. De K&L Beheerder is verantwoordelijk voor de uit het werk komende bouwstoffen. Verlies, vermissing of beschadiging van deze bouwstoffen is voor zijn rekening tot het moment van gereedmelding bij de opzichter K&L. 2. De door de gemeente niet van waarde verklaarde oude bouwstoffen moeten door de K&L Beheerder worden afgevoerd. 3. De K&L Beheerder dient na afloop van zijn werkzaamheden overtollig materiaal voor zijn rekening af te voeren en het werkterrein schoon op te leveren aan de opzichter K&L. Hierbij dienen eventueel door de opzichter K&L te geven aanwijzingen te worden opgevolgd.
9.
Bovengrondse voorzieningen 1. De plaatsing c.q. oprichting in openbaar gebied in eigendom van de gemeente voor o.a. bovengrondse voorzieningen, verband houdende met kabels en leidingen, zoals putten, kasten e.d, mag slechts plaatsvinden in overleg met en met toestemming van de coördinator ondergrondse infrastructuur. 2. Bovengrondse voorzieningen (bouwwerken) waarvoor een bouwvergunning of melding vereist is, dient te worden aangevraagd d.m.v. het E-loket van de gemeentelijke website: www.dordrecht.nl. 3. Indien bovengrondse voorzieningen in gazons worden of zijn geplaatst en boven het maaiveld uitsteken, dienen deze te worden omgeven of begrensd door een 40 cm brede verharding (tegel + band). Concentraties van voorzieningen worden in hun geheel omgeven door verharding. De verharding wordt aangebracht ten genoegen van de opzichter K&L. Indien de verharding wordt aangebracht door Stadsbeheer, dan worden de kosten van materialen en aanleg aan de K&L Beheerder van het betreffende obstakel in 26
rekening gebracht. a. Bovengrondse voorzieningen in gazons dienen in verband met het machinaal maaien zodanig te worden geplaatst, dat de afstand tussen: - deze voorzieningen onderling minimaal 2,15 m bedraagt; - Deze voorzieningen en een obstakelvormende rand (muur, verhoogde rand e.d.) of een obstakel buiten het gazon minimaal 2,15 m bedraagt. b. Indien bovengrondse voorzieningen direct grenzend aan gazons worden geplaatst dient, in verband met mechanisch onderhoud, een strook van 0,10 m vrij te blijven. 4. Bovengrondse voorzieningen, die zonder overleg met Stadsbeheer in openbaar gebied zijn geplaatst, dienen na aanschrijving te worden verwijderd of te worden aangepast in overleg met de coördinator ondergrondse infrastructuur. 10.
Aanvullende voorwaarden voor het toepassen van ondergrondse voorzieningen (handholes, grote lassen e.d) 1. Voor voorzieningen e.d. dient apart instemming te worden aangevraagd dan wel uit de aanvraag moet blijken dat in de aanvraag ook handholes of andere objecten zijn opgenomen. De aanvraag moet vergezeld gaan met opgave van de afmetingen en type met documentatie. Tevens moet zijn bijgevoegd een schets met topografie 1:500 of 1:1000 van de precieze gewenste plaats. 2. Minimaal 1 dag voor het plaatsen van de voorziening dient contact opgenomen te worden met de opzichter K&L voor het precieze tijdstip van plaatsing. 3. De exacte plaats van de voorziening moet te allen tijde in overleg met de opzichter K&L worden vastgesteld. 4. Voorzieningen mogen niet in doorgaande tracés worden geplaatst als de maximale uitwendige breedte groter is dan 0,2 m. 5. Afgaande en inkomende buizen moeten onder de eventueel aanwezige kabels en/of leidingen van derden door worden gelegd. 6. De minimale deklaag tussen de randvoorziening en de onderkant verharding is 0,25 m. 7. Bij plaatsing in de rijweg of parkeervak dient het deksel te voldoen aan de zwaarste verkeersklasse. 8. De K&L Beheerder blijft te allen tijde aansprakelijk voor alle schade en gevolgschade die mogelijkerwijs ontstaat door de aanwezigheid van de voorziening.
11.
Verkeersmaatregelen 1. Regelgeving met betrekking tot veilig werken op, in of langs de openbare weg in Dordrecht is opgenomen in de WIU Dordrecht. Wanneer hier niet aan wordt voldaan zullen werkzaamheden worden stilgelegd. Een aantal verkeersmaatregelen is vergunningplichtig, dus dient u rekening te houden met de aanvraagtermijn. Informatie over WIU Dordrecht en het aanvraagformulier voor verkeersmaatregelen vindt u terug op internetpagina www.dordrecht.nl/ondernemersloket >> Afsluiten Openbare Weg. 2. Algemene regel is dat ingravingen in de binnenstad en de overige aangewezen hoogwaardig te onderhouden gebieden zodanig dienen te worden gepland en afgestemd met de opzichter K&L, dat sleuven 's avonds 27
en in het weekend niet open liggen. 3. De K&L Beheerder draagt zorg voor een onbelemmerde bereikbaarheid van woningen, winkels, openbare gebouwen e.d. voor (minder valide) voetgangers. 4. De K&L Beheerder houdt de bereikbaarheid van het gemotoriseerde bestemmingsverkeer naar woningen, winkels, bedrijven, bouwwerken, landerijen enz. in overleg met de betrokkenen zoveel mogelijk in stand. Indien met de betrokkenen geen overeenstemming kan worden bereikt over de mate van bereikbaarheid, treedt de K&L Beheerder vooraf in overleg met de opzichter K&L. 5. De K&L Beheerder draagt zorg voor de bereikbaarheid voor de hulpdiensten. 6. De K&L Beheerder dient zorg te dragen voor voldoende en adequate afzetting van de door hem veroorzaakte opbreking tot op het tijdstip waarop de opbreking is dichtgestraat door Stadsbeheer met een maximum van1 dag na de dag van de melding waarop deze tijdig is doorgegeven (voor 11.00 uur). Indien na dit tijdstip de sleuf nog niet is verhard, zal de Stadsbeheer de afzetting verzorgen en kan de K&L Beheerder de zelf geplaatste afzetting verwijderen. 7. De aansprakelijkheid voor schade, ongeval of dergelijke gaat pas over naar Stadsbeheer na gereedkomen van het straatwerk dat door Stadsbeheer wordt uitgevoerd. 12.
Garantie/onderhoud 1. Na ingraving geldt voor de K&L Beheerder een onderhoudsperiode van 3 jaar. 2. Graaft een K&L Beheerder in de onderhoud/garantie periode op dezelfde plaats dan vervalt de lopende onderhoudstermijn en gaat voor deze K&L Beheerder opnieuw een garantietermijn in van 3 jaar. 3. De opzichter K&L registreert de onderhoud/garantie termijn, schouwt jaarlijks en meldt het moment van onderhoud. 4. Indien als gevolg van klachten, het onder lid 3 bedoelde onderhoud, eerder dient plaats te vinden, wordt dit door de opzichter K&L aan de K&L Beheerder afzonderlijk gemeld. 5. De onderhoudsverplichting is bindend. Voordat tot onderhoud wordt overgegaan meldt de opzichter K&L dit aan betreffende K&L Beheerder met vermelding van de kosten. 6. Indien een K&L Beheerder tijdens of maximaal 6 maanden vooruitlopend op door de gemeente uit te voeren werkzaamheden ingraaft kan in overleg met de projectleider van deze werkzaamheden besloten worden de sleuf niet dicht te straten of het aanbrengen van de verharding over te laten aan de K&L Beheerder. Er geldt dan na uitvoering van de werkzaamheden voor deze ingraving geen onderhoudstermijn.
28
13.
Schaderegeling 1. De K&L Beheerder zal de redelijkerwijs noodzakelijke maatregelen nemen om te voorkomen dat de gemeente, dan wel derden tengevolge van de uitvoering van de werkzaamheden schade lijden. 2. Ten aanzien van schade, ontstaan als gevolg van de werkzaamheden, zijn de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.
29
14.
Revisie
14.1.
Algemeen Ten behoeve van een veilig en doelmatig gebruik van de (ondergrondse) ruimte door alle betrokken partijen houdt de coördinator ondergrondse infrastructuur een informatiesysteem in stand. In dit kabel- en leiding registratie systeem vindt een precieze registratie van het gebruik van de ondergrondse ruimte plaats. Als ondergrond hiervoor dient de Grootschalige BasisKaart Nederland. Het is in het belang van alle partijen dat de informatie in dit systeem juist en actueel is. Voor de instandhouding van dit systeem dient de K&L Beheerder gegevens over de gelegde en/of verwijderde kabels en leidingen (revisiegegevens) aan de coördinator ondergrondse infrastructuur te leveren. Hiervoor kunnen bij de coördinator ondergrondse infrastructuur geen kosten in rekening gebracht worden.
14.2.
Termijn voor levering van revisiegegevens 1. De K&L Beheerder dient binnen 2 maanden na het gereedkomen van de werkzaamheden de revisiegegevens aan de coördinator ondergrondse infrastructuur te leveren.
14.3.
Vorm van de levering 1. Voor een doelmatige verwerking dienen de volgende gegevens geleverd te worden: - Tekening(en) op schaal 1:1000 of groter met de omgeving en duidelijk gemarkeerd de plaats van uitgevoerde werkzaamheden en waarop duidelijk is aangegeven welke kabels en leidingen zijn verwijderd, c.q. toegevoegd; - Tekening(en)_op schaal 1:500 of groter met daarop de maatvoering op basis waarop de ligging van de nieuwe kabel of leiding over de gehele lengte met een standaardafwijking van 0,1 m gereconstrueerd kan worden, en/of; - Één of meer bestanden in een landelijk genormeerd uitwisselingsformaat, of een ander tussen partijen overeengekomen formaat, met daarin de reeds aanwezige kabels en leidingen en waarin de ligging van de nieuwe kabel of leiding, op schaal, met een standaardafwijking van 0,1 m is geconstrueerd en/of; - Elk andere tussen partijen overeen te komen vorm van gegevensverstrekking die leidt tot een zo efficiënt mogelijke wijze van bijhouding van de gemeentelijke registratie.
14.4.
Basistopografie gegevenslevering 1. In verband met het belang van een uniforme uitwisseling van de gegevens tussen alle, bij het werken in de bodem betrokken partijen, dienen de K&L Beheerders gegevens aan te leveren gerelateerd aan de meest recente Grootschalige Basis Kaart Nederland op papier of in digitale vorm.
30
15.
Handhaving 1. De gemeente houdt toezicht op de voorwaarden waaronder instemming/toestemming/ontheffing verstrekt zijn. Bij het niet conform deze voorwaarden uitvoeren van werken kan de gemeente de K&L Beheerder verzoeken om het werk te herstellen. 2. Bij in gebreke blijven is de gemeente gerechtigd om via bestuursdwang alle benodigde maatregelen te treffen.
31
16. 16.1.1.
16.1.2.
16.1.3.
16.1.4.
16.1.5. 16.1.6.
16.1.7.
Technische aansluitvoorwaarden rioolaansluitingen op gemeentelijk riool Diameters 1. De minimale diameter van de rioolhuisaansluiting in de openbare grond is 160mm. 2. Indien de aansluiting groter of gelijk is aan 200mm moet er een put worden geplaatst bij de aansluiting op het hoofdriool, op kosten van de aanvrager. 3. De diameter van de huisaansluiting mag in de richting van het hoofdriool niet worden verkleind. Kwaliteit PVC materiaal 1. Diameters tot en met 160mm Klasse: SN 4 (KL 41). 2. Diameters vanaf 200mm Klasse: SN8 (KL 34). 3. Hulpstukken met gefixeerde rubbermanchet verbinding. Hoogteligging en afschot 1. Diepte bovenkant buis ten opzichte van de maaiveldhoogte moet minimaal 0,60m bedragen. 2. Afschot minimaal 0,5 cm per strekkende meter. Aansluiting op de hoofdriolering 1. Aansluiting altijd boven op de buis. 2. Bij aanwezigheid van prefab-inlaten (160mm) moeten deze benut worden. Wanneer deze niet aanwezig zijn moet de aansluiting geboord worden. Nooit hakken!! 3. Aansluiten op betonbuis m.b.v. betoninlaat. 4. Aansluiten op Pvc buis m.b.v. Pvc klikinlaat. 5. Hoekverdraaiïngen zowel horizontaal als verticaal nooit groter dan 45 graden. Dit geldt ook voor T-Stukken. 6. Het gedeelte van de huisaansluiting tussen gevel en erfgrens altijd haaks t.o.v. de gevel. 7. Het gedeelte tussen erfgrens en prefab-inlaat altijd in een rechte lijn. Kleuren 1. Voor vuil water: rood/bruin. Ral: 8023 2. Voor schoon water: grijs. Ral: 7037 Gescheiden afvoeren van schoon en vuil water 1. Bij aanwezigheid van een gescheiden stelsel ( of open water) dient het schoon en vuil water gescheiden te worden afgevoerd. 2. Elke huisaansluiting moet separaat worden aangesloten op de hoofdriolering. 3. Koppelen van aansluitingen van verschillende eigenaren is niet toegestaan. Detail tekeningen en revisieschets 1. Zie voor detailtekeningen en revisieschets bijlage C.
32
17.
Standaard Programma van Eisen t.b.v. Ondergrondse Infrastructuur Dit Handboek voor het leggen, hebben, onderhouden en verwijderen van Kabels & Leidingen is van toepassing. Hierin staat het concept profiel van de ligging van kabels en leidingen t.o.v. eventuele bovengrondse infrastructuur. De volgende uitgangspunten gelden voor alle ondergrondse infrastructuur (inclusief de ligging van riolering, drainage e.d.):
17.1.
17.2.
17.3. 17.4.
17.5.
17.6.
17.7. 17.8.
17.9.
In te ontwikkelen plannen moet de grond, waar de kabels en leidingen en bijbehorende apparatuur doorheen lopen, openbaar zijn. Tot bijbehorende apparatuur behoren onder andere trafo’s, reduceerstations, handholes, gemalen, centraal-antenne kastjes e.d. Deze moeten te allen tijde toegankelijk zijn. Bij (her)inrichtingen van gronden moet ruimte gereserveerd worden voor toekomstige ontwikkelingen m.b.t. het bij leggen van (glasvezel)kabels en leidingen. Met het oog op de mogelijke aanleg van restwarmte of koud-/warmteopslag moet rekening worden gehouden met een afwijkend profiel wat de ligging van kabels en leidingen betreft. Bij restwarmte zijn ondergronds 4 leidingen nodig en bij individuele warmtepompen zijn 2 leidingen nodig. Het profiel moet in de ontwerpfase verder worden uitgewerkt. Daarnaast is in beide gevallen het ruimtebeslag bovengronds 2 regelmakers van 5m x 4m x 2,2 m (lengte x breedte x hoogte). Deze gegevens zijn van begin 2008 en zijn indicatief. Eventuele bestaande kabels en leidingen worden waar nodig omgelegd op kosten van de ontwikkelaar naar een tracé conform de voorwaarden benoemd in het handboek. Waar kabels en leidingen (exclusief riolering en drainage) in het trottoir dienen te liggen moet deze minimaal 2.1m breed zijn wanneer trottoirkolken worden toegepast. Kabels en leidingen worden niet onder kolken gelegd. De kabels en leidingen tracés mogen niet onder gesloten verharding bv. asfalt, natuursteen of betonnen platen, m.u.v. kruisingen. Geen parkeerstroken op waterleidingen. Opdracht voor het plaatsen van voldoende brandkranen geschiedt door de ontwikkelaar aan het waterbedrijf n.a.v. een brandkranentekening geaccordeerd door de brandweer. De projectontwikkelaar dient contact op te nemen met de brandweer. Bij onvoldoende capaciteit van te plaatsen brandkranen dienen er nader maatregelen te worden genomen. De kosten voor het verkrijgen van voldoende bluswatercapaciteit zijn voor de projectontwikkelaar. Waar kabels en leidingen met de riolen onder de rijbaan komen te liggen worden de kabels en leidingen aan de kant van de meeste huisaansluitingen gelegd. De riolen liggen aan de andere kant van de weg waarbij het vuilwaterriool dichtst bij de kant van de meeste woningen. Dit i.v.m. de lengte van de huisaansluitingen. Het planten van bomen (b.v. in groen of bakken) mag niet het gevolg hebben dat kabels en leidingen in of onder bomengrond komen te liggen. De kabels en leidingen moeten te allen tijde bereikbaar zijn. Alle kabels en leidingen (inclusief riolen en drainage) moeten onderhouden kunnen worden zonder overlast aan naastliggende kabels of leidingen of belemmerende obstakels. Er dient voldoende ruimte aanwezig te zijn in openbare grond voor de te graven sleuf. Kabels en leidingen dienen niet in taluds te worden aangelegd. De sleuven dienen te worden aangevuld met zand. Reserve mantelbuizen dienen te worden aangebracht naar inzicht van de 33
17.10.
17.11.
17.12.
17.13.
17.14. 17.15.
coördinator ondergrondse infrastructuur van Stadsbeheer. Mogelijk moeten de bestaande mantelbuizen worden verplaatst of verlengd; dit in overleg met de coördinator ondergrondse infrastructuur. Door het lengteprofiel van nieuw te plaatsen bruggen en kunstwerken dienen minimaal 4 x rond 125 pvc mantelbuizen mee gelegd te worden. Waar de uiteinden van deze buizen onder asfalt of moeilijk toegangbare verharding eindigen de buizen verlengen eventueel met straalbochten en voorzien van een trekkoord. Naast bruggen die openbare wegen verbinden moet een ruimte van minimaal 1.5 meter aan de kant(en) van de kabels en leidingen tracés gereserveerd worden voor zinkers/boringen. Er dient een maatvoeringtekening te worden gemaakt voor alle kabels en leidingen die gelegd dienen te worden, inclusief riolen, drainage en alle ondergrondse infrastructuur. Deze geschiedt door, of wordt getoetst door, de coördinator ondergrondse infrastructuur van Stadsbeheer en is de basis van vergunningverlening/instemming aan de nutsbedrijven door de coördinator ondergrondse infrastructuur van Stadsbeheer. Hiervoor worden er uren in rekening gebracht. Waar eigendommen van de gemeente of nutsbedrijven zich in particuliere grond bevinden dient een zakelijk recht te worden bevestigd overeenkomstig met de eisen en voorwaarden van de gemeente en/of nutsbedrijf. Het zakelijke recht wordt door de projectontwikkelaar verzorgd en door het betrokken bedrijf getoetst. Er mag geen zakelijke recht van toepassing zijn op kabels en leidingen in grond van de gemeente. De engineering en leggen van kabels en leidingen t.b.v. nutsvoorzieningen geschiedt door de verschillende nutsbedrijven in opdracht van de ontwikkelaar. Het uitzetten van de tracés voor de nutsbedrijven geschied door en op kosten van de projectontwikkelaar. Voorafgaand (minimaal drie maanden) aan de uitvoering van het project dient een nutsoverleg te worden belegd zulks ten beoordeling van de coördinator ondergrondse infrastructuur van Stadsbeheer. T.b.v. kabels en leidingen die bestemmingsplan zijn, of dienen te worden, opgenomen: Beperkingen worden opgelegd aan het gebruik bij; het uitvoeren van ontgrondingen, het verrichten van grondophogingen, het indrijven van voorwerpen, de strook dient vrijgehouden te worden van bebouwing, het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen, het aanbrengen van diepwortelende beplantingen, het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk; tot normaal spit- en ploegwerk wordt niet gerekend diepploegen en aanleg van drainageleidingen.
34
BIJLAGE A
STADSBEHEER Postbus 8, 3300 AA Dordrecht
Bezoekadres Spuiboulevard 300 3311 GR Dordrecht
Aanmeldingsformulier werkzaamheden telecommunicatiekabels Locatie tracé: en projectnummer aanvrager Debitnummer als grondroerder zoals geregistreerd bij het Kadaster ____________________________________________________________________________________________________ Eigenaar kabel: naam: adres: woonplaats: telefoon/fax: Beheerder kabel: naam: adres: woonplaats: telefoon/fax: Exploitant kabel: naam: adres: woonplaats: telefoon/fax: soort kabel (bijv: coax, koper, hdpe buis): met doorsnedes, kleuren en hoeveelheden:
beoogd gebruik (bijv: telecommunicatie, cai):
aantal buizen voor direct gebruik: met kleur aantal buizen voor niet-direct gebruik: met kleur gewenste tracé volgens bijlage:
omschrijving te plaatsen objecten: (specificaties leveren)
situering te plaatsen objecten:
omschrijving eventuele opbrekingen:
35
lengte kabelsleuf:
breedte kabelsleuf:
maatregelen ter verkomen schade aan aanwezige kabels en leidingen:
gewenste verkeersmaatregelen aangevraagd op:
instemming is ook vereist van de volgende instanties:
instemming derden aangevraagd op:
bij ernstige belemmering of storing de datum en aard daarvan omschrijven: tijdstip aanvang werkzaamheden:
tijdstip beëindiging werkzaamheden:
brief naar omwoners gaat uit op:
(onder)aannemer(s)
naam: adres: woonplaats: telefoon/fax:
(onder)aannemer(s)
naam: adres: woonplaats: telefoon/fax:
contactpersoon tijdens uitvoering
naam: adres: woonplaats: telefoon/fax:
¹) Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, worden burgemeester en wethouders uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding schriftelijk in kennis gesteld van de uitkomsten van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige(n). ²) Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen inzake de gegevens die bij de melding worden verstrekt.
36
BIJLAGE B
37
BIJLAGE C i
38
BIJLAGE C ii
39
BIJLAGE C iii
REVISIETEKENING AANSLUITINGEN RIOLERING STRAAT:
Dit gedeelte in te vullen door directie
TEK.NR.:
OPZICHTER:
DATUM:
INVOER:
AANNEMER:
DATUM:
VERKLARING:
SK TK HA RI U
= = = = =
straatkolk trottoirkolk huisaansluiting reserve inlaat uitlegger
- duidelijk aangeven of aansluiting links of rechts zit - bij alle aansluitingen van panden huisnummer(s) vermelden - indien een pand geen woning is, duidelijk vermelden wat voor bedrijf, winkel of instelling het betreft
hart put PUT NR.
hart put 0.00 PUT NR. MATEN IN M. T.O.V. HART PUT
40
september 2008
BIJLAGE D
hoogwaardig
traditioneel
semi natuurlijk
natuurlijk
ZONERING INRICHTING EN ONDERHOUD GROEN