VLAAMSE GEMEENSCHAP
AMV 10010028311 000
BESLUIT VAN DE VLAAMSE MINISTER VAN LEEFMILIEU EN LANDBOUW HOUDENDE UITSPRAAK OVER DE BEROEPEN AANGETEKEND TEGEN DE BESLISSING NR. 82/43007/80/21A121WV1KVDS/KVDS VAN 6 DECEMBER 2001 VAN DE BESTENDIGE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIERAAD VAN OOST-VLAANDEREN HOUDENDE HET VERLENEN VAN DE VERGUNNING AAN LUC RlEBBELS, WINDGATSTRAAT 52 TE 9971 KAPRlJKE, OM EEN LANDBOUWBEDRlJF GELEGEN TE 9971 KAPRlJKE, WlNDGATSTRAAT 56, TE EXPLOITEREN.
De Vlaamse minister van Leefinilieu en Landbouw,
Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals gewijzigd bij de decreten van 7 februari 1990, 12 december 1990, 2 J december 1990, 22 december 1993, 2 I december 1994, 8 juli 1996,21 oktober 1997 en 18 mei 1999,3 maart 2000 en 9 maart 2001;
Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse regering en bij het decreet van 18 mei 1999;
Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne; zoals herhaaldelijk gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse regering;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2001 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering;
-
2 -
AMV!100283/l000
Gelet op de ontvankelijk bevonden beroepen van : I. 2. 3. 4. 5.
Luc Van der Hoeven, Nieuwstraat 33,9971 Lembeke; Christiaan Versluys, Wmdgatstraat 46, 9971 Lembeke; Hubert Tieberghien, Kriekmoerstraat 81, 9900 Eeklo, mede-ondertekend door 4 personen; Herman Schillewaert, Ledestraat 15, 9971 Lembeke, met bijgevoegde petitie; Gemeentebestuur van Kaprijke, Veld 1,9971 Kaprijke,
aangetekend tegen de beslissing nr. 82/43007/80/21 A12/WV/KVDS/kvds van 6 december 2001 van de bestendige deputatie van de provincieraad van Oost-Vlaanderen houdende het verlenen van de vergurming, voor een tennijn verstrijkend op 24 juli 2021, aan Luc Riebbels, Wmdgatstraat 52 te 9971 Kaprijke, om een bestaand landbouwbedrijf gelegen te 9971 Kaprijke, Wmdgatstraat 56, kadastrale percelen, afdeling 2, sectie B, perceelnrs. 15/w en 4/a uit te breiden en een toevoeging te doen met: - een opslag van 9.280 lIl' dierlijke mest in agrarisch gebied (uitbreiding en toevoeging); - een mestbewerkingsinstallatie met een jaarcapaciteit van 1.250 ton droog product en 15.000 rn' durme fractie (uitbreiding); zodanig dat de inrichting vergund is voor de volgende onderdelen: - 3.000 mestvarkens; - de opslag van 14.820 lIl' dierlijke mest; - een mestbewerkingsinstallatie voor de behandeling van varkensrnest met een jaarcapaciteit van 1.250 ton droog product en 15.000 rn'/jaar durme fractie; - een grondwaterwinning van 30 m'/dag en 10.000 m'/jaar;
Gelet op het attest bedoeld in artikel 31, § 3 van titel 1 van het VLAREM waaruit blijkt dat de voormelde beroepen beslissing werd bekendgemaakt door aanplakking vanaf 19 december 2001; Gelet op het feit dat voormelde beroepen werden ontvangen op 14 januari 2002 (Gemeente Kaprijke), 16 januari 2002 (Versluys Christiaan, Herman Schillewaert en Hubert Tieberghien) en 17 januari 2002 (Van der Hoeven) en dat voormelde beroepen ontvankelijk werden bevonden respectievelijk op 17 januari 2002 (Gemeente Kaprijke, Versluys Christiaan en Luc Van der Hoeven), 22 januari 2002 (Herman Schillewaert) en 28 januari 2002 (Hubert Tieberghien); Gelet op het ministerieel besluit nr. AMV1100283/1 OOO/U van 13 JUID 2002 waarbij de behandelingstennijn van de beroepen werd verlengd met I maand; Gelet op het feit dat voormelde beroepsindieners de volgende bezwaren doen gelden: - het bedrijf van de betreffende exploitant, Luc Riebbels, vormt ontegensprekelijk een milieutechnische eenheid met het aanpalende bedrijf van zijn vader Gaston Riebbels, Windgatstraat 58 te 9971 Kaprijke; Gaston Riebbels is reeds gepensioneerd en derhalve worden beide bedrijven thans als één geheel uitgebaat door Luc Riebbels of door diens aangestelde;
3 -
AMV/100283/1000
het vermoeden bestaat dat de beide bedrijven, van zodra de vergunning zou bekomen zijn, samen als één geheel het voorwerp zullen uitmaken van een transactie of een inbreng in een vennootschap; aangezien het hinderlijke bedrijven betreft met meer dan 5.000 varkens (2.400 varkens vergund voor Gaston Riebbels en 3.000 varkens vergund voor Luc Riebbels) is een MER vereist; overigens is dit een basisvereiste, gezien de potentiële hinder van een dergelijke mestbewerkingsinstallatie op een afstand van 400 m ten opzichte van een woonzone bevindt, gelegen in de meest voorkomende windrichting; er zal mestbewerking gebeuren van 5 bedrijven; volgens de omzendbrief van mevrouw Dua en de heer Van Mechelen kan zulke inrichting in agrarisch gebied slechts toegestaan worden indien er geen of onvoldoende ruimte is op een bedrijventerrein; derhalve moet uitgekeken worden naar een bedrijventerrein omwille van het hinderaspect; er zal bijkomende verkeershinder zijn, wat in tegenstrijd is met de bedoeling van de Vlaamse overheid om dergelijke inrichtingen in agrarisch gebied slechts toe te laten in functie van ter plaatse gevestigde bedrijven, vooral om onnodig transport te vermijden; er zal bijkomende geluidshinder zijn voor bewoners op 150 m van de mestbewerkingsinstallatie vanwege de aan- en afvoer en van de machines die dag en nacht zullen in werking zijn; er zijn in het dossier geen garanties geboden waaruit blijkt dat de geurhinder voor de woninggroep op 400 m afstand tot een aanvaardbaar niveau zal beperkt zijn; aan het vroeger opgelegde groenscherm is nog geen gevolg gegeven zodat de visuele hinder nog bestaand is; er is geen zekerheid over welke administratie of deskundige, die gaat nazien of de vergunde hoeveelheden nageleefd worden en wie de herkornst van de varkensmest zal nagaan; er is de vraag of er wel voldoende gekwalificeerd personeel aanwezig is om het computergestuurd systeem in handen te kunnen houden in verband met de vrijgekomen gassen; door de aanwezigheid van zulke installatie is er een waardevermindering van de eigendommen in de omgeving;
Gelet op het horen op 18 maart 2002 door de Gewestelijke Milieuvergurmingscommissie van de aanvrager, die bij dit horen inzonderheid het volgende stelt: er is enkel beroep aangetekend tegen Luc Riebbels; er zijn immers geen elementen tegen Gaston Riebbels; Luc Riebbels vormt geen technische eenheid met Gaston Riebbels want er zijn aparte vergunningen, aparte Mestbankaangiften; Luc Riebbels exploiteert het bedrijf onder de vorm van de NV Arko, Windgatstraat 56 te 9971 Kaprijke met gedelegeerd bestuurder Luc Riebbels; het eindproduct (korrels) is voor 80% à 90% gedroogd en kan volgens de huidige wetgeving uitgevoerd worden; de exploitant heeft met de bedrijven van dewelke hij de mest aanvaardt een "sanitaire binding"; het project is gesitueerd in agrarisch gebied en er is voldaan aan de ministeriele omzendbrief;
-
4 -
AMV/I00283/1000
Gelet op het besluit van 10 mei 1999 van het college van burgemeester en schepenen van Kaprijke houdende verlenen van de vergunning voor de exploitatie van een grondwaterwinning van 30 m'/dag en 10.000 m'/jaar, voor een tennijn verstrijkend op 10 mei 2009; Gelet op het besluit nr. 430ü7/80/2/A/I/RB/GG van IS fèbruari 2001 van de bestendige deputatie van de provincieraad van Oost-Vlaanderen houdende het verlenen van de vergunning voor de exploitatie van 3.000 mestvarkens, opslag van 5.000 m3 dierlijke mest en een mestverwerkingsinstallatie voor 4.800 ton/jaar bestaande uit 2 mestafscheiders, droging van de droge fractie op droogbanden en behandeling van de stallucht in een biologische luchtwasser totaal 50 kW, voor een tennijn verstrijkend op 24 juli 2021; Gelet op het advies van 1 februari 2002 van de Cel Monumenten en Landschappen van de afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen OostVlaanderen van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen; Gelet op het voorwaardelijk gunstige advies van 20 februari 2002 van de Vlaamse Landmaatschappij ; Gelet op het ongunstige advies van 11 maart 2002 van de afdeling Stedenbouwkundige Vergunningen van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen van het departement Leefmilieu en Infrastructuur ; Gelet op het gunstige advies van 13 maart 2002 van de afdeling Milieuvergunningen van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur; Gelet op het voorwaardelijk gunstige advies van 18 maart 2002 van de Gewestelijke Milieuvergunningscommissie; Gelet op de ligging van de inrichting in een agrarisch gebied volgens het gewestplan EekloAalter, vastgesteld bij koninklijk besluit van 24 maart 1978; Gelet op het feit dat de inrichting volgens het vermeld gewestplan gelegen is op een afstand van: - circa 1.200 m van een woongebied ander dan een woongebied met landelijk karakter; - circa 1.500 m van een woonuitbreidingsgebied; - circa 450 m van een woongebied met landelijk karakter; Gelet op het advies van 11 maart 2002 van de afdeling Stedenbouwkundige Vergunningen, waarin het volgende gesteld wordt: "De betrokken mestverwerkingsinstallatie wordt ingeplant bij een bestaand varkensbedrijf, maar verwerkt ook mest van andere bedrijven, waaronder het bedrijf van Gaston Riebbels. De relatie tussen beide is dus niet substantieel waar het niet de loutere mestverwerking in situ
5 -
AMV /100283/1000
van het bewuste bedrijf betreft. Het bewuste bedrijf is slechts één van de leveranciers van mest. Ook vier andere bedrijven behoren tot de groepering, wat aanleiding zou geven tot een dagelijkse verkeersstroom van 3 à 4 transporten per dag bij een verwerkingscapaciteit 15.000 m' varkensmest per jaar; Een installatie van een dergelijke omvang hoort in prmclpe thuis op een lokaal bedrijventerrein, net omdat het niet meer om een bedrijfsgebonden verwerkingsinstallatie gaat. Slechts indien na een ruinltelijke afWeging op gemeentelijk niveau of op niveau van de regio zou blijken dat geen ruinlte meer beschikbaar is op de lokale bedrijventerreinen in de ruinJere omgeving (die gelet op de lokalisatie van de bewuste bedrijven wel heel ruinl mag zijn), kan de inplanting van een beperkte installatie die een rechtstreekse relatie heeft tot een beperkt aantal landbouwbedrijven uit de onmiddellijke omgeving en die ruimtelijk gebundeld wordt met bestaande bedrijfsgebouwen, in het agrarisch gebied worden overwogen. Het betreft bovendien een installatie waar de mest eigenlijk slechts wordt bewerkt, in casu de scheiding tussen de vaste en de - deels gezuiverde - vloeibare fractie. De vloeibare fractie wordt gestockeerd in een groot bassin totdat ze op de velden kan uitgereden worden. Dergelijke bedrijven inlpliceren - en dit tegenover integrale verwerkingsbedrijven of verwerkingsinstallaties - altijd een groter ruinltebeslag, vooral - zoals hier - door het verder in de open ruinlte dringende lagune-bassin. De voorgestelde inrichting is om deze redenen in strijd met een goede ruinltelijke ordening en de principes vastgesteld in de omzendbrief omtrent mestverwerkingsinstallaties."; Gelet op het feit dat er zich in een straal van 100 m van de perceelsgrenzen slechts 2 woningen bevinden namelijk de woning van de werknemer van Luc Riebbels en een woning horend bij een serrebedrijf; Overwegende dat de argumenten aangehaald in de beroepschriften voornamelijk betrekking hebben op volgende feiten: de bedrijven van Gaston Riebbels en Luc Riebbels dienen beschouwd te worden als een rnilieutechnische eenheid en dan dient er een MER opgemaakt te worden; er zal overdreven hinder zijn voor het nabijgelegen woongebied met landelijk karakter; de aanvraag is strijdig met de ornzendbriefvan 6 december 2000; Overwegende dat het advies van de Gewestelijke Milieuvergunningscommissie is gebaseerd op volgende motivering: " dat de bedrijven van Gaston Riebbels en Luc Riebbels naast elkaar gelegen zijn; dat de bedrijven als afZonderlijke inrichtingen worden geëxploiteerd vermits de milieuvergunningen, de mestbankaangiften, de landbouwtellingen steeds afZonderlijk zijn behandeld; dat er afZonderlijke nutsvoorzieningen zijn; dat dit alles ook blijkt uit de gegevens, bij schrijven dd. II maart 2002, gevoegd in onderhavig dossier; dat onderhavige aanvraag dus betrekking heeft op een inrichting voor het houden van 3.000 mestvarkens; dat hiervoor geen
6 -
AMV/l00283/1000
Milieueffectenrapport vereist is; dat gezien het om aparte bedrijven gaat, onderhavig dossier slechts betrekking heeft op de inrichting geëxploiteerd door Luc Riebbels; dat het dossier op naam van Gaston Riebbels apart behandeld wordt onder dossiernr. AMV/OOOI00282/1000; dat de exploitant een vergunning heeft voor een varkenshouderij voor 3.000 mestvarkens en een mestverwerkingsinstallatie tot 24 juli 2021, waarbij de ruwe varkensmest via een mestafscheider wordt gescheiden in een dunne en dikke fractie; dat de dikke fractie verder wordt gedroogd tot een droog product met een droge stofgehalte van circa 90%; dat de dunne fractie opnieuw gemengd wordt met de dikke fractie en dat dit mengsel wordt ingedampt met de stallucht; dat door het opmengen van de dunne met de dikke fractie de werking van het systeem vertraagd werd en dat voor de verdere behandeling van de dikke fractie door de exploitant geopteerd werd voor een verdere behandeling van de dunne fractie; dat in de aangevraagde situatie de mest zal verwerkt worden van 5 verschillende bedrijven met een totale vergunde capaciteit van 1.400 zeugen, 7.600 mestvarkens en 5.000 biggen via het BioArmorprincipe; dat de ruwe mest wordt verzameld in een aparte mestkelder van 500 m' en na scheiding van de dikke en de dunne fractie de dikke fractie verder wordt gedroogd en de dunne fractie wordt verzameld in een andere mestkelder van 500 m'; dat nadien in een beluchtingsbekken van 2.055 m' een verdere zuivering gebeurt op basis van het actief slibprocédé en door het maken van aërobe en anaërobe zones; dat met turbines lucht in de vloeistof wordt gebracht; dat in dit bekken de omzetting gebeurt van de opgeloste ammoniak tot stikstofgas via nitrificatie en denitrificatie; dat na circa 35 dagen de vloeistof wordt overgepompt naar het decantatiebekken waarin het slib zal bezinken; dat de gezuiverde dunne fractie wordt opgeslagen in een overdekte lagune van 5.000 m'; dat de dikke fractie wordt verzameld in containers voor afvoer naar een composteringsbedrijf, waarna een gegarandeerde afuame is voorzien in Frankrijk (via Bio-Armor); dat de dunne fractie als kalimest wordt aangewend op de landbouwgronden in de omgeving; dat bij de mestverwerkingsinstallatie geen afvalstoffen vrijkomen; dat op jaarbasis ongeveer 1.250 ton droog product wordt verwerkt in een composteringsbedrijf waarna afZet volgt naar Frankrijk; dat de dunne fractie wordt uitgespreid over de landbouwgronden; dat er geen lozing is van bedrijfSafvalwater; dat het spuiwater van de luchtwasser geloosd wordt in de lagune; dat de gebouwen van de mestverwerkingsinstallatie voorzien worden van een ondoordringbare betonnen vloer; dat de droge fractie in een aparte ruimte ("mestopslagloods") wordt opgeslagen; dat de dunne fractie via leidingen wordt opgeslagen in een lagune, welke uitgevoerd is in een polyethyleen bekleding; dat voldaan wordt aan de bepalingen van titel II van het Vlarem; dat de geluidsproductie afkomstig is van de mestscheiders, de pompen, motoren en turbines van de installatie en van het transport van tankwagens en vrachtwagens; dat de aan- en afvoer slechts overdag tussen 7.00 uur en 19.00 uur zal gebeuren; dat de mestscheiding overdag gebeurt; dat de beluchtingsinstallatie ook·s nachts in werking is; dat alle maatregelen getroffen worden om te voldoen aan de voorwaarden voorzien in titel II van het Vlarem;
-
7 -
AMV /100283/1000
dat in verband met de geurhinder volgende maatregelen zullen getroffen worden: de aanvoer van de mest gebeurt in gesloten systemen (tankwagens, tractoren met mesttanks); het lossen van de mest gebeurt in een afgesloten ruimte met een snelsluitende poort en wordt uitgevoerd met snelkoppelingen; de mestkelders en mestsilo .s voldoen aan de bepalingen van titellI van het Vlarem; er zijn verluchtingsopeningen voorzien waarbij de vrijkomende met geur beladen lucht wordt afgevoerd naar de luchtwasser; de scheiding van de dikke en dunne fractie gebeurt in een afgesloten ruimte die volledig in onderdruk wordt gehouden; het indrogen van de dikke fractie gebeurt volgens het Dorset principe waarbij de stalwarmte van de afgezogen lucht wordt ingedroogd en waarbij de lucht verder behandeld wordt in de luchtwasser; de beluchting gebeurt met ondergedompelde turbinebeluchters; er zijn geen piekbelastingen in het bekken; het volledig beluchtingsproces wordt computergestuurd om de zuurstofconcentratie optimaal te kunnen opvolgen, de emissie van lachgas wordt beperkt door de afwisselende periodes van beluchting en anoxische omstandigheden, evenals door de toevoeging van ruwe mest als extra koolstofbron bij het begin van de anoxische fase; tenslotte wordt alle lucht gezuiverd in de luchtwasser omdat het bekken volledig in een afgesloten ruimte is; in de lagune wordt het lozingsniveau van het eIDuent onder het vloeistofoppervlak van de lagune geplaatst; de afdekking van de lagune gebeurt met een dekzeil; de eindproducten worden in het gebouw opgeladen op vrachtwagens; alle afgezogen lucht wordt behandeld in een biologische luchtwasser met gescheiden wasen zuiveringssectie; dat er slechts mestaanvoer is van 3 bedrijven, de afvoer van 13.000 m' dunne fractie en 1.250 ton droog product op jaarbasis; dat het aantal transporten dus geschat kan worden op 3 à 4 per dag; dat dit derhalve geen overdreven verkeerslast met zich meebrengt; dat evenwel de lagune een afmeting heeft van 20 m op 85 m; dat er in deze lagune de dunne fractie wordt opgeslagen van de mesttoeleveringsbedrijven; dat gezien de omvang van deze lagune en de te verwachten hoeveelheid opgeslagen dunne fractie er geurhinder te verwachten is ten opzichte van de omgeving; dat het derhalve aangewezen is de dunne fractie op te slaan op het bedrijf van Luc Riebbeis in de bestaande gierkelders welke voldoen aan de bepalingen van titel II van het Vlarem tot deze kan uitgereden worden volgens de bepalingen van het Meststoffendecreet; dat er op het betreffende bedrijf van Luc Riebbels slechts 15.000 m' varkensmest/jaar, aflmmstig van het eigen bedrijf en 4 andere bedrijven, wordt bewerkt en dat zoals hoger vermeld de opslag van de dunne fractie niet mag gebeuren in de lagune op het bedrijf van Luc RiebbeJs doch in de eigen gierkelders op het bedrijf van Luc Riebbels; dat de mestverwerkingsinstallatie geïnstalleerd wordt in een nieuw te bouwen gebouw tussen de 2
8 -
AMV/100283/1000
bestaande stallen; dat in de omzendbrief betreffende mestverwerkingsinstallaties om als een grootschalige mestbe- en mestverwerkingsinstallatie beschouwd te worden als richtlijn wordt gesteld dat de capaciteit van de mest-of verwerkingsinstallatie moet beperkt blijven tot circa 250.000 ton dierlijke mest; dat het derhalve een kleinschalige mestverwerkingsinstallatie betreft; dat de betreffende omzendbrief stelt dat teneinde onnodig transport en dus milieubelasting te vermijden de ligging van de mestverwerkingsinstallatie in agrarisch gebied slechts verantwoord is in functie van ter plaatse gevestigde landbouw- of veeteeltbedrijven en vooral om onnodig transport te vermijden; dat het bedrijf van Jo Goethals gelegen is te 9912 Sinaaî, Wapenaerteind 40, dat dit bedrijf gelegen is op een afStand van circa 40 km van de mestverwerkingsinstallatie; dat dit bedrijf derhalve niet in aanmerking komt als een ter plaatse gevestigd landbouw- of veeteeltbedrijf; dat de aanvraag, mits weigering van de mestaanvoer van het vermeld bedrijf gelegen te Sinaai voldoet aan de voorwaarden gesteld in de vermelde omzendbrief, dat de bezwaren aangehaald door de beroepsindieners als volgt kunnen worden geëvalueerd: - het bedrijf van Luc Riebbels vormt geen milieutechnische eenheid, zoals hoger aangetoond, met het bedrijfvan Gaston Riebbels en er is derhalve ook geen MER-plicht; op de inrichting wordt slechts de eigen mest bewerkt zodat er geen verhoging van het geluid zal zijn door aanvoer van andere dan eigen mest; de machines, horend bij de mestbewerkingsinstallatie, zijn binnen opgesteld zodat de geluidshinder beperkt zal zijn; als gevolg van de installatie van het nieuwe stalsysteem met mestbewerking en biowasser zal de geurhinder tot een aanvaardbaar niveau beperkt zijn; als ook het feit dat de varkenshouderij voldoet aan de bepalingen van titel II van het Vlarem; "
Overwegende dat volgens bijkomende gegevens, overhandigd door DLV, die de aanvrager vertegenwoordigt, bij brief van 6 maart 2002, de aangevraagde en vergunde mestverwerkingscapaciteit zou opgevuld worden op volgende wijze: bedrijf Luc Riebbels 3.300 m'/j bedrijf Gaston Riebbels 2.640 m'/j bedrijf Koen Goethals Oosteeklo 2.824 m'/j bedrijf Koen Goethals, stal gelegen op perceel palend aan bedrijfvan Gaston Riebbels 440 m'/j bedrijf Jeroom Goethals, Lembeke 1.200 m'/j bedrijf Jo Goethals, Sinaai 5.000 m'/j dat dit overeenkomt met de aanvraag, pag 18, nJ verwerking van de mest van maximum 1.400 zeugen, 7.600 vleesvarkens en 5.000 biggen;
9 AMV /100283/1000
Overwegende dat met betrekking tot de argwnenten van de beroepsindieners derhalve het volgende dient te worden gesteld:
Met betrekking tot de beoordeling als milieu-technische eenheid (MTE) met het bedrijf van Gaston Riebbels, en de daaruit volgende Mer-plicht dat de motivering in het beroepen besluit en in het advies van de Gewestelijke Milieuvergunningscommissie om de bedrijven van Luc en Gaston Riebbels niet als MTE te beschouwen, kan bijgetreden worden; dat deze bedrijven in het verleden voor wat betreft de milieuvergunningen, steeds afzonderlijk zijn beschouwd geweest; dat beroepers, en in het bijzonder het gemeentebestuur, stellen dat pas bij huidige aanvraag duidelijk sprake is van een samenhang tussen beide bedrijven; dat met deze samenhang dan ook duidelijk de verwerking van de mest wordt bedoeld; dat dit echter geen voldoende criterium kan zijn om te beslissen tot het bestaan van een MTE, gezien ook de mest van andere bedrijven wordt verwerkt, waarover er geen betwisting is dat deze bedrijven geen MTE vormen met het bedrijf van Luc Riebbels; dat ook moet vastgesteld worden dat bij de hervergunning van de 3.000 mestvarkens, bij besluit van de bestendige deputatie van 15 februari 200 I, de beoordeling als MTE aan de orde had kunnen zijn; dat de bestendige deputatie op dat ogenblik immers pas een geldige vergunning kon geven indien het bedrijf van Luc Riebbels onafhankelijk van het bedrijf van Gaston Riebbels werd aanzien, gezien anders voor beide bedrijven samen een MER had dienen opgesteld en beide bedrijven samen hadden moeten (her)vergund worden; dat het College van Burgemeester en Schepenen in het kader van dat dossier geen opmerkingen maakte, en geen bezwaren werden ingediend bij het openbaar onderzoek;
Met betrekking tot de verenigbaarheid met omzendbrief RO/2000/02 van 6 december 2000 met richtlijnen voor de beoordeling van aanvragen om een stedenbouwkundige vergunning voor bedrijftgebonden mestbe- en mestverwerkingsinstallaties of voor mestbe- en mestverwerkingsinstallaties van beperkte schaal in agrarisch gebied: dat de afdeling Stedenbouwkundige Vergunningen een ongunstig advies uitbracht op basis van de toetsing van de aanvraag aan de omzendbrief van 6 december 2000; dat de vertegenwoordiger van deze afdeling uiteindelijk wel instemde met het advies van de Gewestelijke Milieuvergunningscommissie, gelet op de voorwaarde gekoppeld aan dit advies, namelijk dat geen mest mag verwerkt worden van het bedrijf gelegen in Sinaai; dat anderzijds de afdeling ROHM in het dossier in I e aanleg wel een gunstig advies uitbracht, zonder expliciete toetsing aan de omzendbrief; dat de omzendbrief bepaalt dat mestbe- en mestverwerkingsinstallaties van beperkte schaal, niet gebonden aan een enkele bedrijfseenheid, bij uitzondering in het agrarisch gebied kunnen ingeplant worden als voldaan is aan een aantal voorwaarden;
10 AMV/l00283/1000
dat in I e instantie de noodzaak tot inplanting op de aangevraagde plaats moet aangetoond worden, op basis van de situering van de bedrijven waarvan de mest wordt verwerkt; dat de afdeling Stedenbouwkundige Vergunningen in haar ongunstige advies stelde dat het bedrijf van Luc Riebbels slechts 1 van de 5 leveranciers van de mest is; dat echter de mest van 6 veeteeltinrichtingen zal verwerkt worden, waarvan 3 bij de mestverwerkingsinstallatie zelf zijn gevestigd; dat de mest van deze 3 inrichtingen (samen 6.380 m3/j) ongeveer 41,5 % van de verwerkingscapaciteit vertegenwoordigt; dat dit een I e argument is waarom de inplanting op deze plaats een verantwoorde keuze is op basis van het nabijheidsprincipe; dat de 6 veeteeltinrichtingen volgens de definitie van bedrijfseenheid in de omzendbrief samen geen bedrijfseenheid vormen, gezien bedrijfseenheid volgens deze definitie moet geïnterpreteerd worden als een geografisch afgebakende eenheid; dat het dus om verschillende bedrijfseenheden gaat, doch met duidelijke band, zoals uiteengezet in de aanvullende argumentatie door de raadsman van de aanvrager; dat 4 van de 5 veeteeltinrichtingen een gesloten kring vormen, zodat de gezamenlijke mestverwerking ook vanuit sanitair oogpunt te verkiezen is, als dit op boerderijniveau gebeurt; dat er verder ook familiale banden zijn; dat het rundveebedrijf in Lembeke ook wordt meegenomen omwille van de gronden voor afVoer van de gezuiverde dunne fractie, die relatief dicht bij de verwerkingsinstallatie zijn gelegen; dat bovendien in het ongunstige advies van de afdeling Stedenbouwkundige Vergunningen werd uitgegaan van 3 à 4 transporten per dag, om te besluiten tot de significante impact van vlak van verkeershinder; dat dit overschat is, zoals blijkt uit de gedetailleerde berekeningen die aanvrager voorlegde met het schrijven van de consultant DLV van 6 maart 2002; dat de aanvoer van ruwe mest met vrachtwagens in totaal 302 vrachten van 30 ton op jaarbasis vertegenwoordigt, en de afVoer van droge fractie 25 vrachten van 30 ton per jaar; dat bovendien bij de retour rnaxirnaal zou gepoogd worden de gezuiverde dunne fractie af te voeren; dat dit trouwens als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd; dat dus aan- en afVoer gemiddeld I tot maximum 2 vrachten per dag zou betekenen; dat de omzendbrief verder stelt dat bij de beoordeling van de inplanting van mestverwerkingsinstallaties rekening moet gehouden worden met de nabijheid van woongebieden of woningengroepen; dat het woongebied met landelijk karakter, gelegen op circa 450 m in de overheersende windrichting, weliswaar moet aanzien worden als een landelijk woongebied waar de tolerantie ten opzichte van geur alkomstig van veehouderijen hoger moet zijn dan in de andere woongebieden; dat niettemin de bewoners van deze woongebieden ook moeten gevrijwaard worden van overdreven geurhinder aJkomstig van agrarische activiteiten; dat de toekomstige situatie, door de installatie van het Dorset-systeem met biowassing van de ventilatielucht van stallen en mestverwerking, aanvaard als Groen-label-systeem, zal aanleiding geven tot een daling van de amrnoniak- en geuremissie van de veehouderij van Luc Riebbels, zelfs bij de verwerking van mest van derden; dat de biologische zuivering van de dunne fractie, zoals verder wordt vermeld, geen substantiële geuremissie vertegenwoordigt; dat derhalve met zekerheid kan gesteld worden dat de geur- en amrnoniakemissie in de toekomstige situatie en bij naleving van de opgelegde constructie-eisen, emissienormen en zuiveringsrendementen, niet hoger, maar integendeel, lager zal zijn dan in de huidige situatie; dat aanvrager dit ook bevestigt in het schrijven van de consultant DLV van 6 maart 2002; dat dit trouwens als
11 AMV /100283/1000
voorwaarde wordt opgelegd; dat gelet op deze vaststelling moet besloten worden tot verenigbaarheid van de aanvraag met deze voorwaarde uit de omzendbrief; dat het advies van de Gewestelijke Milieuvergunningscommissie om de verwerking van de mest van bet bedrijf van Sinaai uit te sluiten, dan ook niet gevolgd worden;
Met betrekking tot de verkeersproblernatiek
dat de keuze van de inplanting bij het bedrijf van Luc Riebbels in vergelijking met een eventuele inplanting op een bedrijventerrein, een gunstig effect heeft op het aantal transportbewegingen; dat het bestreden besluit uitgaat van 3 à 4 vrachtwagens per dag; dat zoals hierboven vermeld een exactere inschatting aantoont dat de verkeersimpact geringer zal zijn; Met betrekking tot de sturing van het proces
dat door beroepers vele vragen worden gesteld bij de technische haalbaarheid om een dergelijke installatie op boerderijniveau te laten draaien, gelet op de vereiste knowhow en ervaring om het proces te sturen; dat echter ten eerste moet gewezen worden op het feit dat het Bio-Armor systeem in Frankrijk op diverse individuele veeteeltbedrijven draait; dat ondertussen ook in Vlaanderen, meer bepaald in Langemark-Poelkapelle een dergelijke biologische zuivering in exploitatie is; dat de eerste resultaten van deze installatie duidelijk aantonen dat bij goede uitbating geen substantiële geuremissie wordt veroorzaakt; dat betrokken veehouder de nodige opleiding heeft gekregen, en ondertussen het proces op eigen houtje kan sturen; dat in de bijzondere voorwaarden van het beroepen besluit geen expliciete verplichtingen zijn opgelegd naar opleiding en opvolging; dat het aangewezen is dat opleiding en een periodieke opvolging door een deskundige wordt opgelegd, enerzijds door een deskundige die op de hoogte is van de technische specificaties en sturing van de Bio-Armorinstallatie, en anderzijds door een erkend milieudeskundige in de discipline lucht wat de biowassing betreft; dat enkel een goede processturing, zowel voor de zuivering van de dunne fractie als voor de biowassing, garanties biedt om geurhinder te vermijden; dat bijvoorbeeld door beroepers werd naar voor geschoven dat het C-gehalte in de beluchtingstank essentieel is voor een goede denitrificatie; dat geweten is dat de scheiding van dikke en dunne fractie belangrijk is om een goede denitrificatie in het Bio-Armorsysteem te verwezenlijken, onder meer omdat dit zijn impact heeft op het C-gehalte van de dunne fractie; dat dit moet opgevolgd worden en onderdeel uitmaakt van de opleiding en het werkplan vereist volgens artikeIS.28.3.3.1;
Met betrekking tot de geurhinder:
dat de biologische zuivering van de dunne fractie, zoals vastgesteld op de gelijkaardige installatie in Poelkapelle, geen aanleiding geeft tot substantiële geuremissies, vooral omwille
12 AMV!100283/l000
van het feit dat de ammoniakconcentratie in het beluchtingsbekken steeds lager blijft dan circa 30 mg/! zodat er geen stripping is van ammoniak uit dit bekken; dat trouwens de installatie in Poelkapelle in openlucht staat en het beluchtingsbekken niet afgedekt is, terwijl dit bekken op het bedrijf van Luc Riebbels wel in een afgesloten ruimte zal staan met afZuiging van de gassen over de biowasser; dat dit het bijkomend voordeel heeft dat bij vorst de biologische activiteit gegarandeerd zal blijven door de hogere temperatuur; dat de onverwerkte dunne fractie daarentegen wel zeer hoge concentraties aan ammoniak en andere geurstoffen bevat; dat deze dunne fractie zal worden opgeslagen in een "wachtbekken" van 500 m', tussen de stallen van Luc Riebbels; dat de ademverliezen en verdringingslucht bij het vullen van dit bekken terecht komen in de ruimte met de ventilatielucht die over de biowassers wordt gestuurd; dat dit expliciet wordt opgelegd, gelet op het belang van deze rngreep; dat het meest kritieke punt op vlak van geuremissies het emissiepunt is van de gezuiverde ventilatielucht; dat in de aanvraag een biowasser is voorzien; dat in VLAREM TI, artikel 5.28.3.4.1, §I is voorzien dat een biobed en zure wasser moet voorzien worden, of een evenwaardig alternatief; dat de biowasser voorzien in de aanvraag een rendement van minimum 70 % heeft; dat in de bijzondere voorwaarde nr. 20 een rendement qua ammoniakreductie van 85 % wordt opgelegd, wat uit de voorgelegde metingen van een installatie in Nederland nog haalbaar blijkt; dat dit zeker overeenkomt met een gelijkwaardig alternatief; dat uiteraard ook het lossen van tankwagens met ruwe mest van de 3 andere bedrijven en de aanvoer van mest via leidingen van het bedrijf van Gaston Riebbels en van de stal van Koen Goethals in de omgeving, kritieke punten zijn, maar de nodige voorzieningen kunnen getroffen worden voor opvang en behandeling van de verdringingslucht, zoals opgelegd in VLAREM TI en de bijzondere voorwaarden; dat de bijzondere voorwaarde nr. 25.B.3 een beperkt sensorisch onderzoek in de omgeving oplegt, na de ingebruikname; dat het aangewezen is dat dit onderzoek gebeurt door een erkend milieudeskundige in de discipline lucht; dat het advies van de Gewestelijke Milieuvergunningscommissie gunstig is mits "de gezuiverde dunne fractie niet in de lagune wordt gestockeerd doch op het eigen bedrijf dient te worden gestockeerd"; dat hieronder moet verstaan worden dat de lagune in feite niet mag gebouwd worden; dat deze bijzondere voorwaarde bijzonder onduidelijk is; dat immers de stockage van de aanzienlijke hoeveelheden effluent (capaciteit van 5.000 m' was aangevraagd) praktisch niet mogelijk is in de mestkelders van het bedrijf van Luc Riebbels; dat deze bijzondere voorwaarde werd ingegeven door de overweging dat "in deze lagune de dunne fractie wordt opgeslagen van de mesttoeleveringsbedrijven; dat gezien de omvang van deze lagune en de te verwachten hoeveelheid opgeslagen dunne fractie er geurhinder te verwachten is ten opzichte van de omgeving"; dat dit echter een fi.mdamenteel fout uitgangspunt is; dat in de lagune immers geen "dunne fractie van de toeleveringsbedrijven" zou worden opgeslagen, maar wel het gezuiverde effluent, zoals duidelijk blijkt uit de aanvraag; dat dit gezuiverde effluent (kali-meststof) gelet op de zeer lage ammoniakconcentraties zo goed als geen risico op geuremissie meer vormt; dat
13 -
AMV /100283/1000
niettemin een afdekking wordt voorzien; dat de voorwaarde nr. 22 voorgesteld door de Gewestelijke Milieuvergunningscommissie dan ook niet weerhouden wordt; dat de bestendige deputatie aangeeft dat het dossier op bepaalde punten inzake de technische uitvoering van de mestverwerking, niet volledig duidelijk is; dat bijvoorbeeld op pag 14 enerzijds wordt gesteld dat de verwerkingsunit de dunne fractie van 4 andere bedrijven zou verwerken (waaruit kan begrepen worden dat dunne fractie en geen ruwe mest zou worden aangevoerd) terwijl anderzijds in het schema op dezelfde pagina sprake is van zuivere varkensmest van andere entiteiten; dat aanvrager bevestigt dat vanuit de bedrijven in Lembeke, Sinaai en Oosteeklo ruwe mest zal aangevoerd worden; dat de bestendige deputatie in de bijzondere voorwaarden meetverplichtingen oplegt voor de emissies na de wassing; dat enerzijds bijzondere voorwaarde nr. 20 een maandelijkse ernissiemeting voor de relevante parameters oplegt, en anderzijds bijzondere voorwaarde nr. 25, B, §3 een meting na ingebruikname, en daarna gedurende regelmatige en relevante tijdstippen gedurende het eerste productiejaar; dat beide bijzondere voorwaarden niet tegenstrijdig zijn maar afstemming vragen; dat een maandelijkse meting zeker overeenstemt met metingen op "regelmatige en relevante tijdstippen", mits deze maandelijkse metingen ook gebeuren bij wisselende procesomstandigheden (vb ook metingen bij aanvoer van mest); Met betrekking tot de geluidshinder
dat op de bestaande Bio-Annor-Înstallatie in Poelkapelle kon vastgesteld worden dat de ondergedompelde turbinebeluchter geen aanleiding geeft tot geluidshinder; dat uiteraard de pompen voor verpomping van dunne fractie, slib en effluent oordeelkundig moeten geplaatst worden; dat de strikte naleving van de beperking in uren voor aanvoer, volgens artikel 5.28.3.2.1, §3 van VLAREM IJ, vereist is; dat ook de afVoer best beperkt wordt tot deze uren, en dit bijkomend wordt opgelegd;
Overwegende dat tenslotte moet gewezen worden op het feit dat de gevraagde mestverwerkingstechnieken, nl droging en biologische behandeling van dunne fractie als basistechnieken, als BBT werden aanzien in de VITO-BBT-studie voor mestbewerking en mestverwerkingsinstallaties;
Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de beroepen deels gegrond te verklaren en de bestreden beslissing te wijzigen;
-
14 AMV /100283/1000
BESLUIT:
Artikel 1. De ontvankelijk bevonden beroepen van : 1° Luc Van der Hoeven, Nieuwstraat 33,9971 Lembeke; 2° Christiaan Versluys, Wmdgatstraat 46, 997 I Lembeke; 3° Hubert Tieberghien, Kriekmoerstraat 81, 9900 Eeldo; 4° Herman SchiIIewaert, Ledestraat 15,9971 Lembeke; 5° Gemeentebestuur Kaprijke, Veld 1,9971 Kaprijke, aangetekend tegen de beslissing nr. 82/43007/80/2/ A12/WV/KVDS/kvds van 6 december 2001 van de bestendige deputatie van de provincieraad van Oost-Vlaanderen houdende het verlenen van de vergunning, voor een termijn verstrijkend op 24 juli 2021, aan Luc Riebbels, Wmdgatstraat 52 te 9971 Kaprijke, om een bestaand landbouwbedrijf gelegen te 9971 Kaprijke, Windgatstraat 56, kadastrale percelen, afdeling 2, sectie B, perceeInrs. 15/w en 4/a uit te breiden en een toevoeging te doen met: - een opslag van 9.280 In' dierlijke mest in agrarisch gebied (uitbreiding en toevoeging); - een mestbewerkingsinstallatie met eenjaarcapaciteit van 1.250 ton droog product en 15.000 m' dunne fractie (uitbreiding); zodanig dat de inrichting vergund is voor de volgende onderdelen: - 3.000 mestvarkens; - de opslag van 14.820 In' dierlijke mest; - een mestbewerkingsinstaIIatie voor de behandeling van varkensmest met een jaarcapaciteit van 1.250 ton droog product en 15.000 In'(jaar dunne fractie; - een grondwaterwinning van 30 In'/dag en 10.000 In'/jaar, worden deels gegrond verklaard.
Art. 2. De bestreden beslissing nr. 82/43007/80/2/A12/WV/ KVDSlkvds van 6 december 2001 van de bestendige deputatie van de provincieraad van Oost-Vlaanderen houdende het verlenen van bovenvermelde vergunning aan Luc Riebbels, Wmdgatstraat 52 te 9971 Kaprijke, om een inrichting gelegen te 9971 Kaprijke, Wmdgatstraat 56, te exploiteren met als voorwerp: het uitbreiden en toevoegen van een bestaand landbouwbedrijf,
wordt gewijzigd als volgt : I° in artikel 3, §3 Bijzondere voorwaarden wordt in punt 25.B.§3 volgende zin toegevoegd: " Het sensorisch onderzoek moet uitgevoerd worden door een erkend deskundige in de discipline lucht. "
15 AMV/I00283/l000
2° in artikel 3, §3 Bijzondere voorwaarden wordt in punt 19 het volgende gewijzigd: - "varkensmest" wordt vervangen door "mest" - aan het 3' gedachtenstreepje wordt toegevoegd: "en van de stal voor 400 varkens, gelegen naast het bedrijf van Gaston Riebbels" 3° in artikel 3, §3 Bijzondere voorwaarden worden volgende bijzondere voorwaarden toegevoegd: n
26. Aanvullend aan artikel 5.28.3.2.1, §3 van titel Il van het VLAREM is ook elke afvoer van effluent of droge fractie verboden vóór 7 uur en na 19 uur. 27. Alle ontluchtingen en ademverliezen van het wachtbekken voor de dunne fractie en verdringingslucht bij de aanvoer van ruwe mest moeten geleid worden over het gaszuiveringssysteem bedoeld onder punt 20. 28. Voor de ingebruikname van de installatie legt de aanvrager een planning waaruit moet blijken dat de nodige opleiding werd gevolgd en de nodige instructies zijn opgesteld om zelf in te staan voor een efficiënte sturing en opvolging van het proces en de installaties. Tevens wordt in deze planning opgenomen hoe de opstart van de installatie zal worden begeleid, enerzijds door een deskundige die op de hoogte is van de technische specificaties en sturing van de Bio-Armor-installatie, en anderzijds door een erkend milieudeskundige in de discipline lucht wat de luchtzuivering betreft. Na de opstartperiode moet een periodieke controle door deze deskundigen gebeuren. 29. Aanvullend op en op basis van de ernissiemetingen en het sensorisch onderzoek opgelegd in de bijzondere voorwaarden nrs 20 en 25, B, §3, legt de erkend milieudeskundige die het sensorisch onderzoek uitvoerde een rapport voor waarin de geur- en arnmoniakemissie van het bedrijf voor de uitbreiding (op basis van berekeningen) wordt vergeleken met de toestand na de uitbreiding. 1ndien de totale geur- en arnmoniakemissie hoger is na de uitbreiding, legt de exploitant in samenspraak met de deskundige een voorstel voor aan de vergunningverlenende overheid om de geur- en arnmoniakemissie verder te beperken tot een niveau beduidend lager dan de toestand voor de ingebruikname van de mestverwerkings-installatie. Het rapport en eventueel aanvullend voorstel worden voorgelegd binnen een termijn van 6 maand na ingebruikname van de installaties. 30. Er wordt voor de vrachtwagens die ruwe mest aanvoeren, maximaal gebruik gemaakt van retourbevrachting met gezuiverde dunne fractie. n
Art. 3. De overige bepalingen van het beroepen besluit worden bevestigd.
-
16 -
AMV/100283/l000
Art. 4. Dit besluit wordt genoteerd in de rand van het notulenboek van de bestendige deputatie tegenover de notulering van de bestreden beslissing.
Brussel,
1 3 JULI 2002 de Vlaamse minister van Leefinilieu en Landbouw,
VeraDUA