Behoort bij punt 2 van de agenda van de ste 243 vergadering van het bestuur d.d. 16 juni 2011
Verslag van de 242ste vergadering van het bestuur van het Productschap Margarine, Vetten en Oliën, gehouden op 20 januari 2011 bij Sociëteit De Witte in Den Haag
Aanwezig: Ondernemersleden
Werknemersleden
Oliefabrikage, olieraffinage, spijsolie- en hardingsindustrie R. Mac-Nack R.J. Gijsen A.C. van der Klauw
Margarine-industrie R.M. Prince Industrie van dierlijke vetten M.A.D.M. Beerendonk
E. Staal
Veevoeder-industrie L. Vogel Chemische Industrie R. de Oude Groothandel en tussenpersonen H. Ensing Detailhandel -
Ministerie van LNV G. Heijink
Ministerie van VWS Sociaal-Economische Raad A. van der Velden
Productschap MVO W. Oosterhuis, voorzitter F.A.G.M. Claassen, secretaris T.C.M. Vrancken
R.C. Roelofse
2 Bericht van verhindering is ontvangen van de heer Jansen en zijn plaatsvervanger mevrouw Somhorst, de heer Ten Kate en zijn plaatsvervanger de heer Borgesius, mevrouw Boot alsmede van de heer Van der Veen. 1. Opening De voorzitter opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom. Hij stelt tot zijn genoegen vast dat de heer Vogel, die geruime tijd ziek is geweest, weer in ons midden ons. 2. Verslag van de vorige vergadering Er zijn geen inhoudelijke of redactionele opmerkingen. Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld. 3. Mededelingen en ingekomen stukken Er zijn geen mededelingen of ingekomen stukken 4. Stand van zaken PBO-discussie en samenwerking productschappen. Ten aanzien van de PBO-discussie geeft de voorzitter aan dat de minister van SZW enkele dagen geleden de AmvB heeft gepubliceerd die de draagvlaktoets wettelijk moet verankeren. Deze AmvB moet één maand voorhangen en gaat vervolgens naar de Raad van State. Daarna kan hij pas formeel worden goedgekeurd. In de AmvB wordt duidelijk gesteld dat de draagvlaktoetsen in 2011 moeten zijn afgerond en dat er ook voor het einde van het jaar moet worden gerapporteerd. MVO kan de voorbereidingen starten en zal er voor zorgen dat het onderzoek tijdig wordt afgerond. Ten aanzien van de samenwerking productschappen wijst de voorzitter op twee persberichten die bij de agenda zijn gedaan. Het zijn met name de productschappen met medebewindsactiviteiten die nauw gaan samenwerken en daarbij tevens een belangrijk deel van hun ondersteunende activiteiten (back office) in één centrale werkorganisatie willen onderbrengen. Gezocht wordt naar één nieuwe locatie voor de samenwerkende organisaties in Zoetermeer. MVO heeft geen medebewind en heeft de meeste activiteiten van de Back Office uitbesteed. Daarom is MVO niet direct betrokken bij de komende besprekingen om tot een blauwdruk van de nieuwe organisatie te komen. Wel geeft de voorzitter aan dat als die samenwerking concreter gestalte krijgt MVO alsnog kan besluiten te gaan meedoen. In eerste instantie ligt echter de focus op het samenvoegen van medebewinds- en Back Office-activiteiten. Het standpunt dat het MVO-bestuur altijd heeft uitgedragen is dat MVO een voorstander is van samenwerking indien daarmee de efficiency van onze eigen activiteiten nog verbeterd kan worden en mits de zelfstandigheid en eigen identiteit gehandhaafd blijven. Dit standpunt is duidelijk en ook de andere productschappen zijn hiervan op de hoogte. De leden van het bestuur nemen kennis van de voorgenomen samenwerking en onderschrijven desgevraagd door de voorzitter het eerder verwoorde standpunt.
3
5. Jaarverslag 2010 De secretaris geeft aan dat het format van het jaarverslag anders van opzet is dan de voorgaande jaren. Dit heeft te maken met de opmerkingen van de SER over het jaarverslag 2009. In samenspraak met de andere schappen is nu voor een nieuwe structuur gekozen waarin per activiteit de doelstellingen en resultaten zijn beschreven. Ook is er aandacht voor de terugkoppeling van de resultaten naar toekomstig beleid. De secretaris geeft aan dat eventuele opmerkingen ook later nog kunnen worden doorgegeven aan het secretariaat. De cijfers over de sector en de financiele gegevens zijn nog voorlopig en deze zullen de komende weken definitief worden gemaakt. Doordat alle activiteiten vrij uitvoerig zijn beschreven is het jaarverslag uitgebreider dan voorgaande jaren. Er zal nog worden gekeken of het mogelijk is e.e.a. in te korten. De heer Heijink constateert dat in het verslag nog wordt gesproken over het ministerie van LNV. Spreker verzoekt om de nieuwe benaming aan te houden, te weten het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De heer Staal heeft diverse tekstuele verbeteringen. Hij zal zijn concept-Jaarverslag met opmerkingen direct na de vergadering aan het secretariaat geven. Het bestuur gaat akkoord met het jaarverslag 2010. 6. Algemene economische ontwikkeling in de MVO-sector. De secretaris constateert dat op basis van de voorlopige cijfers 2010 de sector in grote lijnen iets achterblijft ten opzichte van 2009. De sector heeft als geheel een pas op de plaats gemaakt, een aantal stromen, waaronder die van de dierlijk-vetsector, laten echter een voorzichtig herstel zien. Door de gestegen grondstofprijzen is zowel de waarde van de invoer (+12%) als de waarde van de uitvoer (+5%) sterk toegenomen. Dit duidt erop dat het in het afgelopen jaar niet altijd mogelijk is geweest voor de bedrijven om de gestegen aanvoerprijzen volledig en direct door te berekenen. Het bestuur neemt kennis van de voorlopige cijfers over 2010. 7. Duurzaamheidsverslag MVO-sector De secretaris geeft aan dit duurzaamheidsverslag nog een activiteit is die in het jaarplan 2010 stond. Het doel is om te laten zien voor welke uitdagingen de sector zich ziet gesteld, welke activiteiten er op dit terrein al worden ontplooid en welke resultaten inmiddels zijn geboekt. Een duurzaamheidsverslag past in de algemene maatschappelijke trend waarin sectoren worden gevraagd verantwoording af te leggen over hun activiteiten, niet alleen inhoudelijk en financieel in o.a. een algemeen jaarverslag maar ook specifiek ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Er wordt nu de hand gelegd aan de laatste versie. Deze zal eind februari zijn afgerond en zal tezijnertijd nog voor finale goedkeuring aan het bestuur, dat per slot van rekening de afzender is, worden voorgelegd. Na afloop van deze vergadering zal er ook een foto van het bestuur worden gemaakt en deze foto zal in het verslag worden verwerkt. De voorzitter is van mening dat het verslag een goede bijdrage zal leveren om de zaken waar deze sector mee bezig is en waarvan duurzaamheid een belangrijk onderdeel is, voor het
4 voetlicht te brengen. Het is onvermijdelijk dat in onze sector duurzaamheid een belangrijk onderdeel van elk bedrijfsbeleid moet zijn, met name ook door de kwetsbaarheid in dezen van belangrijke grondstoffen. Het is een belangrijke voorwaarde voor maatschappelijke acceptatie, zeker ook op de langere termijn. De bedoeling is dat dit verslag bijdraagt aan de continuïteit van die maatschappelijke acceptatie. De leden van het bestuur nemen kennis van het verslag en de voorgenomen planning. Zij wachten de definitieve versie af. 8. Jaarplan 2011 De voorzitter wijst erop dat dit de eerste concretisering van activiteiten is die past in de Toekomstvisie 2011-2015 en in lijn is met de daarin uitgesproken ambities. Bij de invulling van de activiteiten in 2011 is uitgegaan van de langere-termijndoelstelling. Tevens is per activiteit aangegeven welke MVO-werkgroep betrokken is bij de implementatie, uitvoering en afstemming van de activiteiten. Vervolgens is aangegeven wat de focus in 2011 zal zijn en welke concrete activiteiten ter hand zullen worden genomen. De heer Staal merkt op dat de productschappen in het kader van het project Verankering Arbeid hebben afgesproken om in 2011 weer de sociaal-economische kerngetallen te gaan verzamelen. Hij mist deze activiteit in het voorliggende jaarplan en vraagt zich af of MVO dit niet in 2011 gaat uitvoeren. De secretaris geeft aan dat hierover binnen de HRM-werkgroep is gesproken en dat MVO dit een jaar later namelijk in 2012 wil oppakken. De heer Staal vindt dit niet logisch en verzoekt alsnog te kijken of ook MVO dit in 2011 kan oppakken. De heer Gijsen is het met vorige spreker eens. Hij meent zich te herinneren dat er in de laatste HRM-werkgroepvergadering is afgesproken de sociaal-economische enquête eind 2011 uit te voeren. De secretaris zegt toe na te gaan welke afspraak er in de HRM-werkgroep is gemaakt. Tevens zal hij kijken of deze activiteit alsnog in 2011 kan worden uitgevoerd. 9. Actuele items a. Stand van zaken dioxinekwestie Duitsland De media hebben de afgelopen dagen vol gestaan van de dioxinekwestie in Duitsland. Het Productschap MVO is nauw betrokken geweest bij beraadslagingen hierover. De secretaris verduidelijkt dat MVO betrokken is geweest bij het overleg met een ketenberaadsgroep met de diervoederindustrie die onmiddellijk na het ontstaan van de crisis bij elkaar is geroepen. Deze ketenberaadsgroep staat onder leiding van het Productschap Diervoeder. Tegelijkertijd is er ook uitgebreid overleg geweest met de overheid en in het bijzonder met de nVWA. De secretaris vervolgt dat op basis van de feiten al snel duidelijk werd dat de bron van besmetting te maken had met voedervetten. Daarop heeft MVO besloten de bedrijven uit de sector bij elkaar te roepen met de vraag om als industrie opnieuw te kijken of de bestaande maatregelen die er zijn om dioxinebesmetting (maar ook andere ongewenste en verboden besmettingen) in de food- en feedketen te voorkòmen, nog steeds toereikend en op orde zijn. Met name in Duitsland is al geroepen om harde maatregelen zoals volledige scheiding van
5 voedervetten en technische vetten en 100%-monitoring om vetten te mogen blijven gebruiken in de diervoederindustrie. Deze berichten verschenen wat MVO betreft zeer ongenuanceerd in de media en daarom was het van essentieel belang dat de MVO-industrie zelf zou kijken waar nog risico’s zouden kunnen zitten en dat de industrie zelf met voorstellen zou komen. Vervolgens was het belangrijk dat de MVO- industrie ook zelf zou kunnen vertellen hoe wij als industrie de risico’s beheersen. Op basis van de verkregen input werd afgesproken dat MVO een document zou opstellen met een beschrijving van de processen en maatregelen die normaliter worden genomen en welke additionele maatregelen de sector nu heeft genomen ter verbetering van de maatregelen ten aanzien van het voorkòmen van dioxine. In een aantal sessies en telefoonconferenties is de thans voorliggende “Voluntary Industry Code for the safety of fats and oils for feed regarding dioxin and dioxin like PCB’s” opgesteld. Deze code is een final draft die met veel steun en input vanuit het bedrijfsleven tot stand is gekomen. De secretaris geeft aan dat de komende dagen zullen worden gebruikt om verder te finetunen. Bedrijven hebben nog de gelegenheid om inhoudelijke opmerkingen te maken. Dit document zal daarna door MVO worden verspreid onder de Europese brancheorganisaties zoals FEFAC, FEDIOL, EFPRA, CAII, European Biodiesel Board. Vanuit deze hoek is MVO gevraagd de lead te nemen omdat MVO de enige organisatie in Europa is die een beeld heeft van alle substantiële activiteiten voor zowel de plantaardige als dierlijke vetten en oliën alsmede van de activiteiten en producten van de vetmengers. In andere landen bestaan met name voor de vetmengers geen verenigingen of brancheorganisaties. MVO heeft dit dus opgepakt met als resultaat de draft die nu voor ligt. MVO zal proberen de diervoederindustrie maar ook de Europese Commissie er van te overtuigen dat dit de maximale garantie is die wij als sector dienen te kunnen geven om dioxinebesmetting te voorkòmen. Daarmee proberen we ook om te voorkòmen dat de Europese Commissie tot eigen, nieuwe wetgeving overgaat. De heer Beerendonk informeert of MVO namens alle Europese organisaties die net werden genoemd is gevraagd de lead te nemen. De secretaris geeft aan dit verzoek met name door FEDIOL is gedaan. De heer Beerendonk geeft aan dat de diverse Europese brancheorganisaties zelf nog een eigen afweging moeten maken. Deze code kan daarbij als basismateriaal worden gebruikt. De secetaris vult aan dat uiteindelijk de gezamenlijke Europese brancheorganisaties vóór 31 januari aanstaande bij de Europese Commissie een plan moeten indienen hoe de industrie denkt de garanties te kunnen geven die nodig zijn. De Code die is opgesteld, is vrij gedetailleerd en zoals eerder gezegd zit hier veel expertise in van alle bedrijven die met deze problematiek te maken hebben. In de Code zelf is geprobeerd zoveel mogelijk uit te gaan van level playing fields en harmonisatie binnen en over sectoren. Dit is soms gegaan ten koste van individuele bedrijven die op onderdelen intern al aanvullende garanties hebben op basis van de eigen, individuele
6 risicoanalyses. Deze bedrijven zijn in staat bepaalde meergaranties te geven dan het schema in de Code aangeeft. Deze Code staat voor de hele sector en hiervoor moet dus nog draagvlak worden gevonden op Europees niveau. De voorzitter concludeert dat deze Code het maximum is dat we op dit moment kunnen bereiken. Als deze code gehandhaafd wordt, dan is dit een goede garantie dat de voedselveiligheid uit dien hoofde op de juiste manier gewaarborgd is. Een bijkomend probleem, aldus de voorzitter, is dat zo goed mogelijk is geprobeerd te kijken naar wat er nu mis is gegaan in Duitsland en waar de ultieme besmetting vandaan is gekomen. Deze besmetting was zo groot dat deze eigenlijk niet verklaard kan worden uit een falen van normale productieprocessen. Hier zou dus iets anders achter moeten zitten, maar wat is nog niet bekend. Als daar op korte termijn ook geen duidelijkheid over komt, dan zou de politiek met extra maatregelen kunnen komen terwijl die in feite niet nodig zijn. Je kunt bijvoorbeeld nooit voorschriften maken ter voorkoming van fraude. Het zou daarom goed zijn als we snel zouden weten wat daar werkelijk in Duitsland is voorgevallen. De heer Vogel is het met vorige spreker eens. Vanaf het begin is goed samengewerkt en Nevedi en FEFAC blijven het belangrijk vinden om gezamenlijk ook richting Brussel op te trekken. Voorkomen moet worden dat er een situatie ontstaat van controle over controle over controle, zeker als daar geen gefundeerde onderbouwing aan ten grondslag ligt. Het gevaar van overreactie bij de autoriteiten ligt al snel op de loer in dit soort kwesties. De heer Vogel is verder blij dat MVO er zo bovenop heeft gezeten. Ook de follow up zoals MVO die heeft gegeven in de vorm van elektronische updates die bijna op dagelijkse basis en zelfs in de weekenden werden rondgestuurd zijn een compliment waard. De heren Beerendonk en Gijsen willen zich graag bij de vorige spreker aansluiten. De voorzitter dankt de heren voor hun complimenten. Hij vindt het plezierig dat het vele werk dat het MVO-secretariaat hierin heeft gestopt zo overkomt. Het is duidelijk dat MVO er ook de komende tijd het nodige vervolg aan zal geven en iedereen op de hoogte blijft houden van de verdere ontwikkelingen. b. Voorstel van Europese Commissie voor technische oplossing voor aanwezigheid van sporen van niet toegelaten GGO’s in feed De voorzitter stelt het volgende punt aan de orde, namelijk GGO’s en de politieke discussie daarover. Er ligt op dit moment een voorstel van de Europese Commissie om binnen bepaalde toleranties de aanwezigheid van sporen van niet-toegelaten GGO’s toe te laten voor zover zij bestemd zijn voor feed. MVO en het betrokken bedrijfsleven zijn al jaren bezig om voor dit dossier werkbare oplossingen te vinden. Brussel heeft enkele jaren geleden toegezegd met eigen voorstellen te komen. De Europese Commissie heeft het schijnbaar nog niet aangedurfd om voor zowel food als feed een oplossing te zoeken. Daarom komt Brussel nu met een voorstel waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen food en feed. Volgende week wordt hierover gesproken in de voorbereidende commissie voorafgaand aan
7 de Raad van Ministers. MVO en de MVO-industrie hadden met de vorige minister, Gerda Verburg, geen verschil van mening over de situatie. Ook met de huidige staatssecretaris de heer Bleker is hierover geen verschil. Beiden zijn voorstander van het vinden van een technische oplossing voor de invoer van GGO-producten in zijn algemeenheid. Tot nu toe heeft de MVO-industrie zich op het standpunt gesteld food en feed niet te scheiden. Nu ligt er echter een concreet voorstel. Moeten wij als industrie een deeloplossing accepteren welke mogelijk consequenties kan hebben voor de toekomst, wellicht ook op andere dossiers? Wordt dit voorstel van de Europese Commissie echter niet overgenomen, dan zijn we bijna weer bij af en kunnen we nieuwe concrete resultaten voorlopig vergeten. Hoe kijkt de MVO-sector nu tegen dit voorstel aan? De voorzitter verduidelijkt dat er vooroverleg is geweest met betrokken sectoren en dat deze kwestie ook is besproken in het Dagelijks Bestuur. Hieruit is duidelijk naar voren gekomen dat wat de industrie betreft Nederland niet akkoord zou moeten gaan met dit voorstel. De vergadering is ook van mening dat wij ons moeten houden aan het eerder ingenomen standpunt om geen onderscheid te maken tussen food en feed. De ratio en logica voor een dergelijk onderscheid ontbreken nog steeds. Als industrie zullen we een totaaloplossing blijven nastreven. De voorzitter vraagt dit standpunt mee te geven aan de vertegenwoordiger van EL&I naar het overleg in Brussel komende week. MVO zal dit ook inbrengen in het overleg met staatssecretaris Bleker hierover. De heer Heijink vraagt, los van de boodschap die duidelijk is en die hij ook als zodanig zal overbrengen, of dit standpunt ook nog formeel zal worden gecommuniceerd met het ministerie. De voorzitter bevestigt dat dit nog formeel zal worden aangekaart. De heer Macnack onderstreept dat een acute noodzaak om snel tot een oplossing te komen op dit moment niet speelt. De huidige stroom van sojabonen is vrij van non approved variëteiten en derhalve is er geen botsing met de wet. Daarom is het beter de tijd te nemen om tot een goede regeling te komen in plaats van overhaast te werk te gaan. De voorzitter geeft aan dat het risico van besmetting van de soja zich niet alleen beperkt tot soja-variëteiten maar uit alle hoeken van de agrarische productie kan komen. De heer Macnack is zich hiervan bewust. De heer Macnack onderschrijft dat dit voorstel een puur politieke oplossing is. De Europese crushindustrie krijgt het uitermate lastig door dit voorstel omdat dat betekent dat de afhankelijkheid van importen groter zal worden. Tegenwoordig gaan veel producten in toenemende mate naar Azië en relatief minder naar Europa. De concurrentiepositie van de Europese crushindustrie wordt er dus niet beter op en deze krijgt het moeilijker om te overleven. De voorzitter geeft aan dat deze langere-termijnconsequenties van dit voorstel zeker moeten worden meegewogen en onder de aandacht van de politiek moeten worden gebracht. Spreker concludeert dat het standpunt van de MVO-industrie duidelijk is. Dit zal worden doorgegeven aan de staatssecretaris.
8
10. Rondvraag Van de rondvraag wordt verder geen gebruik gemaakt. 11. Vaststelling volgende vergadering en sluiting De volgende vergadering zal worden gehouden op donderdag 16 juni 2011 bij het productschap. De voorzitter dankt iedereen voor de positieve deelname en sluit de vergadering. -0-0-0-0-0Rijswijk, 9 juni 2011