RVB 2015_28 DIRECTIECOMITE Vergadering van 18 maart 2015 – notulen nr 3
Aanwezig: De dames Frieda Brepoels en Katrien Schryvers. De heren Rudy Coddens, Wim Dries, Filip Gijssels, Geert Hillaert, Luc Martens (voorzitter), Jan Peeters, Stijn Quaghebeur. Mark Suykens, algemeen directeur (verslag) en Piet Van Schuylenbergh, directeur afdeling OCMW’s Stafmedewerkers: Tom De Schepper (voor punten 2, 3 en 9.3), Ward Van Hal (voor punt 4), Sabine Van Cauwenberge (voor punt 5), Joris Deleenheer (voor punt 6) en Marijke De Lange (voor punt 8.1) Verontschuldigd: De dames Karin Brouwers en Katja Gabriëls. De heer Marnic De Meulemeester ---
1 Verslag DC van 18 februari 2015 – notulen nr 2 Goedgekeurd.
2 Problematiek verkoop feestvuurwerk particulieren Stafmedewerker Tom De Schepper geeft toelichting. Dit voorjaar vond reeds twee maal een overleg plaats bij FOD Economie over het toekomstig kader voor gebruik feestvuurwerk door particulieren. De diensten van de FOD Economie, de verenigingen van steden en gemeenten, de departementen leefmilieu van de gewesten, de vuurwerksector en een aantal brandweerdiensten werden daarbij betrokken. Het toekomstig kader voor gebruik feestvuurwerk door particulieren betreft louter een omzetting van EU-richtlijn 2013/29 in een bestaand Belgisch KB feestvuurwerk van 03/03/2010. De werkgroep had weinig opmerkingen bij de (verplichte) omzetting van de EU-richtlijn. Die richtlijn voorziet immers voor alle lidstaten strengere garanties voor de veiligheid van de producten die op de markt gebracht worden en legt meer verantwoordelijkheid rond de marktconformiteit bij de producten, de importeurs en de verkopers. De discussies in de werkgroep focusten zich vooral op de spelregels die België (aanvullend) kan regelen en niet door de EU-richtlijn worden opgelegd. Het betreft in het bijzonder het aantal kilogram feestvuurwerk dat een particulier in bezit mag hebben (vandaag 1 kilogram, ontwerp-KB voorziet 4 kilogram) en de mogelijkheid voor particulieren om zwaarder vuurwerk aan te kopen en af te schieten op het openbaar domein (categorie F3). Beide vragen werden opgeworpen door de vuurwerksector en werden gevolgd door FOD Economie.
26 maart 2015 - 1/15
Een overleg tussen VVSG en het kabinet Economie op 9 maart 2015 zorgde reeds voor nuancering van de vragen van de vuurwerksector. Het kabinet zal het (door de administratie voorgestelde) gebruik van categorie feestvuurwerk F3 niet toelaten voor particulieren. Wel zal het kabinet het bezit van het aantal kilogram feestvuurwerk voor particulieren enkel verhogen van 1 kilogram naar 4 kilogram voor bepaalde pyrotechnische artikelen (batterijen). VVSG ontving negatief advies over de voorgestelde wijzigingen van de korpschefs van lokale politie, van een aantal brandweerdiensten en van Oscare (koepel van brandwondencentra). De voorgestelde wijzigingen druisen in tegen het beleid dat de voorbije jaren gevoerd werd en de enorme inspanningen die gemeenten de voorbije jaren leverden op vlak van sensibilisering en handhaving. Het Directiecomité wijdt een uitgebreide bespreking aan de problematiek. VVSG moet pleiten voor een gelijkaardige beleidsvisie op het gebruik van feestvuurwerk door particulieren als de beleidsvisie die momenteel in Nederland overheerst (zie ook deze nota van de collega’s van VNG). Particulieren moeten gestimuleerd worden om op een centrale plaats feestvuurwerk af te steken of een door de gemeente georganiseerd professioneel vuurwerk bij te wonen. Het Directiecomité verzet zich voltallig tegen het ontwerp-KB van FOD Economie dat wil voorzien in om het even welke vorm van versoepeling van de verkoop van feestvuurwerk door particulieren. De argumentatie die hiertoe wordt aangehaald door de vuurwerksector is niet overtuigend en kan niet gevolgd worden. Evoluties inzake de verkoop van feestvuurwerk moeten opgevolgd worden (bv. verkoop van kwalitatief minderwaardige producten in warenhuizen en via internet). Hoewel daarover op nationaal niveau geen statistieken bestaan, geven de leden van het Directiecomité een aantal voorbeelden van recente incidenten (soms met dramatische afloop) van het gebruik van feestvuurwerk door particulieren. Ook het aspect dierenwelzijn is hierin van belang. Daarnaast bekrachtigt het Directiecomité het standpunt uit de repliek op het federaal regeerakkoord. VVSG wil een duidelijk en strenger wettelijk kader op de verkoop en op het gebruik van feestvuurwerk door particulieren en een verbod op het gebruik van wensballonnen. Het blijft daarnaast essentieel dat FOD Economie hierover duidelijk communiceert naar gemeenten en gebruikers. De inspanningen van FOD Economie dienen op dit vlak uitgebreid en versterkt te worden, aangezien veel gemeenten niet weten welke regels er gelden voor verkoop en voor gebruik. VVSG zal dit krachtige standpunt ter kennis brengen van FOD Economie en de minister. Dit standpunt zal ook via onze communicatiekanalen bekend gemaakt worden.
3 Problematiek van de drones Stafmedewerker Tom De Schepper geeft toelichting.
26 maart 2015 - 2/15
De minister van Mobiliteit werkt reeds enige tijd aan een ontwerp-KB ter uitvoering van de luchtvaartwetgeving (Wet van 27 juni 1937) waarbij het civiele gebruik van RPAS in het Belgische luchtruim onder strikte voorwaarden toegelaten zal worden. Het wordt verwacht in 2015. In tussentijd ontvangt VVSG steeds meer vragen van gemeenten, politiezones en brandweerdiensten over regelgeving en de mogelijkheden inzake handhaving. Lokale besturen merken dat de druk vanuit de dronesector toeneemt en RPAS vandaag reeds gebruikt worden, hoewel dat in praktijk verboden is. Daarnaast ontvangt VVSG de vraag vanuit de dronesector om beurzen en evenementen bekend te maken of daar aan mee te werken. RPAS situeren zich op het spanningsveld tussen economische belangen en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Daarnaast groeit het spanningsveld tussen het gebruik van RPAS door particulieren (bv. ‘speelgoed’ of ‘huis-tuin-keukendrone’) en het gebruik van RPAS door gecertificeerde gebruikers (gebrevetteerde piloten en geregistreerde toestellen). Het ontwerp-KB zal voorzien dat RPAS die minder wegen dan 1 kilogram (wat steeds vaker het geval is) niet onder de strenge bepalingen voor gecertificeerde gebruikers zullen vallen, terwijl RPAS die tussen 1 kilogram en 150 kilogram wegen wel onder de strenge bepalingen voor gecertificeerde gebruikers zullen vallen. Volgens deze redenering zullen gemeenten de juridische leemte moeten opvullen voor de kleine RPAS. VVSG heeft hierover reeds in de repliek op het federaal regeerakkoord en binnen de Commissie Burgemeesters en Veiligheid een debat gevoerd. Er werd ook reeds een technisch debat gevoerd met de dronesector, VOKA, Securitas en gemeenten en politiezones. Het Directiecomité wijdt een uitgebreide bespreking aan de problematiek en bevestigt dat VVSG een duidelijk en strikt wettelijk kader wil voor het gebruik van onbemande vliegtuigen, dat tot stand komt in overleg met de betrokken beroeps- en belangenorganisaties. Dat wettelijk kader moet rekening houden met de mogelijkheden inzake innovatie- en reconversiebeleid (en de daarmee gepaard gaande Vlaamse en Europese incentives), maar moet ook uitdrukkelijk rekening
houden
met
de
wetgeving
bescherming
persoonlijke
levenssfeer
en
de
camerawetgeving. Voor de aspecten inzake veiligheid van het vliegverkeer blijft het DirectoraatGeneraal voor de Luchtvaart ten allen tijde bevoegd. Drones zijn ondertussen een realiteit geworden en hoeven niet problematisch te zijn, maar kunnen dat wel worden wanneer ze een inbreuk gaan plegen op de persoonlijke levenssfeer. Daar moet men streng tegen kunnen optreden. Het Directiecomité vraagt een beperking van de bijkomende verplichtingen voor lokale besturen (bv. aanvragen, regelgeving en handhaving). Innovatieve bedrijven mogen niet weggejaagd worden door het ontbreken van een wettelijk kader. Dat wettelijk kader moet voldoende mogelijkheden scheppen (bv. geen te strikte bepalingen zodat vliegen overal onmogelijk wordt). De huidige en de voorziene aanvraagprocedure verloopt lang en moeizaam. Deze aanvraagprocedure moet in de toekomst snel en duidelijk kunnen verlopen. Het gewicht van het toestel mag daarin in geen geval een criterium zijn. Het Directiecomité pleit voltallig voor een integraal wettelijk kader, eerder dan een specifiek KB dat slechts één deelaspect regelt. Het is de taak van de federale regering om een integrale visie
26 maart 2015 - 3/15
over RPAS uit te werken en de toekomstige regelgeving daarop af te stemmen. Daarmee bekrachtigt het Directiecomité het standpunt van de staf. VVSG zal een overleg met de betrokken beroeps- en belangenorganisaties organiseren op 25/03. Op basis daarvan zal een position paper of FAQ-lijst opgesteld worden. Op 22/09 zal VVSG hierover een studiedag organiseren, waar lokale besturen en de dronesector ervaringen kunnen uitwisselen.
4 KLIP digitale fase – afhandeling aanvragen door gemeenten als KLB Stafmedewerker Ward Van Hal geeft toelichting. In het kader van KLIP digitale fase moeten gemeenten vanaf volgend jaar planaanvragen voor hun kabels en leidingen die ze zelf beheren op hun grondgebied kunnen honoreren volgens het IMKL-model en dit binnen de vijf werkdagen. Gemeenten zijn momenteel op zoek naar oplossingen om deze KLIP-aanvragen zo automatisch mogelijk af te handelen. Enkele centrumsteden zijn op zoek naar geïntegreerde oplossingen gezien het groot aantal PAV’s. Andere centrumsteden, middelgrote en kleinere gemeenten zijn vooral op zoek naar zogenaamde SAAS-oplossingen. Manueel antwoorden lijkt een geldig alternatief maar is wellicht niet aan te bevelen gezien de verplichte antwoordtijd van vijf werkdagen. Kleinere gemeenten hebben onvoldoende capaciteit (verlof, ziekte,…) om voor voldoende permanentie te zorgen. Bovendien hebben toch nog wat (ook kleinere) gemeenten een relatief groot aantal PAV’s te verwerken. Zo hebben meer dan 120 besturen (ruim dan een derde !) meer dan 250 PAV’s per jaar af te handelen. Hiervoor is niet alleen arbeidstijd vereist, maar ook stevige competentie om de juiste uitsneden volgens IMKL te maken. Het KLIP-project voor gemeenten bestaat uit twee luiken: 1. Het omzetten van de eigen kabel- en leidingplannen (analoge of digitale) naar IMKLconforme data. Dit gebeurt per discipline (bv. riolering, glasvezels, ondergrondse afvalcontainers, elektriciteit in eigen beheer voor bv. feestelijkheden,…). Dit is een proces dat hoe dan ook dient te gebeuren en waarvoor convertors (of zgn. ETL-tools) moeten voorzien worden. Los van de technologie is het vooral de arbeidstijd en competentie hiervoor nodig die doorslaggevend is. En hoewel het ons logisch lijkt dat dat wie het IMKL-ontwikkelt ook een conversietool ter beschikking zou stellen (al dan niet zelf ontwikkeld) is dit niet gebeurd en lijkt er ook geen ambitie te bestaan om dit te ontwikkelen en/of besturen te ondersteunen bij deze conversie. Ook een zgn. “LARA-tool” om lokale besturen toe te laten kabels en leidingen zelf in te tekenen is niet voorzien.
26 maart 2015 - 4/15
a. Een onderdeel voorafgaand aan de omzetting is bovendien nog de inventarisatie van de kabels en leidingen in eigen beheer en het inwinnen van data hierover b. En verder is er na de initiële omzetting ook nog de problematiek van de bijhouding (nieuwe kabels en leidingen in eigen beheer) in IMKL-formaat. 2. Een informatievoorziening die, liefst volautomatisch, een planaanvraag kan afhandelen, binnen de vijf werkdagen op basis van de in punt 1 geconverteerde bestanden. Hiervoor leveren verschillende dienstenleveranciers een zgn. SAAS-oplossing. De prijzen die hiervoor gevraagd worden staan o.i. niet in verhouding tot de te leveren prestaties.
Generieke oplossingen volgens het regeerakkoord Het betekent voor gemeenten een grote efficiëntiewinst als het mogelijk zou worden om de kabel- en leidingenbestanden die ze zelf beheert in één centraal systeem op te laden en dit systeem de planaanvragen automatisch te laten afwikkelen. 1. Kabel- en leidinginformatie in IMKL-formaat zijn (proxy)authentieke gegevens. Voor gemeenten is het vanzelfsprekend dat deze informatie centraal bij een centrale overheid wordt ontsloten in plaats van versnipperd bij verschillende dienstenleveranciers en dat het principe van éénmalige gegevensopvraging wordt toegepast. Dit is een kerntaak van een informatiegestuurde overheid. 2. Als we naar andere AGIV-projecten kijken waarbij lokale besturen bij betrokken zijn (CRAB, GIPOD, recht van voorkoop, …), blijken centrale webportalen wél noodzakelijk te zijn én ook effectief te werken. Alleen met het aanreiken van de webservices en dus zonder deze portalen, zouden de projecten nooit zo ver staan als nu. Dankzij deze portalen kunnen de deelnemers op een laagdrempelige participeren zonder de dure implementatie van de webservices. 3. Een “LARA” voor KLIP lijkt een voor de hand liggende oplossing, standaardisatie wordt dan een voordeel: - Een oplossing die automatisch planaanvragen afhandelt - Een oplossing die de bijhouding (nieuw KLB’s in eigen beheer) kan registreren. 4. Voor rioleringen moeten er zo snel mogelijk de synergie met AWIS7 (VMM) gezocht en geformaliseerd worden.
Wie moet deze taak opnemen? We denken dat de initiatiefnemende overheid redelijke oplossingen moet voorzien voor alle deelnemers van het project. Voor de grote KLB’s is dat het ontwikkelen van webservices, voor de kleinere KLB’s is dit de opbouw van een centraal webportaal. We denken m.a.w. dat de Vlaamse overheid hier haar verantwoordelijkheid moet nemen. Het lijkt ons vanzelfsprekend dat het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen dit project opneemt in partnership met de lokale besturen. Zij kunnen hiervoor natuurlijk beroep doen op diensten van de private sector. Het DC neemt hiervan akte en vraagt om hierover het gesprek verder te zetten met de Vlaamse regering (en slechts nadien met AGIV).
26 maart 2015 - 5/15
5 Problematiek tijdelijke slachtvloeren: regeling voor het najaar (dossier Offerfeest) Stafmedewerker Sabine Van Cauwenberge geeft toelichting. Minister Weyts besliste via een persmededeling in september vorig jaar dat hij onverdoofd slachten op de tijdelijke slachtvloeren niet langer zou toelaten omdat dit niet conform de Europese richtlijn (2009) is. De intentie van minister zorgt voor grote onrust bij heel wat lokale moslimgemeenschappen. Net zoals de joodse gemeenschap wensen moslims om religieuze redenen onverdoofd te slachten. Gemeenten zijn ook bezorgd dat dergelijke beslissing de goede lokale verstandhouding en samenwerking met de moslimgemeenschap en de sociale cohesie zal verstoren. De VVSG vraagt dan ook dringend een gedragen oplossing. Vanuit de Werkgroep Offerfeest (een structureel overleg met het Kruispunt Migratie-Integratie, de integratiecentra, lokale besturen en de VVSG) was er op 23 december 2014 een onderhoud met de raadgever van minister Weyts over dit dossier. Daarin gaf de VVSG enkele bezorgdheden en gevoeligheden mee. (Zie verslag RVB van 7 januari). Het kabinet beloofde tegen 1 maart duidelijkheid te verschaffen over de organisatie van het offerfeest 2015 en beloofde eveneens de betrokken gemeenten in dit dossier te betrekken. In de VVSG-week van 3 maart 2015 publiceerde VVSG de oproep voor een dringende oplossing. De praktische organisatie vergt veel tijd. Aangezien er nog steeds geen duidelijkheid in dit dossier en gemeenten door hun moslimgemeenschappen hierover steeds worden aangesproken, wilt de VVSG graag zo vlug mogelijk een onderhoud met de minister over dit dossier. Voor de VVSG is het belangrijk dat er rekening wordt gehouden met 4 aandachtpunten: respect voor de reeds bestaande lokale samenwerkingen en de afgelegde weg, het belang van het offerfeest voor de lokale moslimgemeenschap en de sociale cohesie in de desbetreffende gemeenten, de juridische context( de Europese regelgeving dierenwelzijn, regelgeving slachthuizen maar ook het recht op vrijheid van religie) en uiteraard dierenwelzijn.
6 Ontwerp conceptnota: nieuw kader voor sociale koopwoningen De VVSG werd geïnformeerd over een eerste versie van een ontwerp van conceptnota voor een nieuw kader voor sociale koopwoningen. Stafmedewerker Joris Deleenheer geeft toelichting. Na bespreking neemt het DC volgend standpunt in: Standpunt VVSG De gemeente is de regisseur van het lokaal woonbeleid. Het is haar taak om het woonbeleid op lokaal vlak uit te werken waarbij specifiek aandacht uitgaat naar het stimuleren van sociale woonprojecten en het ondersteunen van woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden. Woonbeleid, en zeker de investeringen die ermee gepaard gaan, vraagt voor de actoren en inzonderheid voor de lokale besturen een lange termijn perspectief. We stellen echter vast dat
26 maart 2015 - 6/15
de beleidsinzichten en de regelgeving errond weinig stabiel zijn en telkenmale onderhevig zijn aan wijzigingen. Dit is voor een lokale overheid en de actoren niet altijd vanzelfsprekend. Gemeenten vragen instrumenten om lokaal aan betaalbaar wonen te werken Gemeenten ijveren er voor dat zij en hun lokale partners over mogelijkheden blijven beschikken om voor iedereen betaalbaar kwaliteitsvol wonen mogelijk te maken. Dit betekent niet dat we het zelf bouwen van sociale of betaalbare (koop)woningen als de core business van de steden en gemeenten zien, maar dit houdt wel in dat er instrumenten beschikbaar moeten zijn om lokaal, hetzij door de sociale huisvestingsmaatschappij, maar ook door de gemeente of een groep van gemeenten, in dit betaalbaar woonaanbod te voorzien. De financiering van de overgangsmaatregel, geraamd op 100 miljoen euro, moet gecompenseerd worden binnen de bestaande kredieten van het beleidsveld wonen, doet de gemeenten vrezen dat ook de bouw van sociale huurwoningen vertraagd wordt. Het aanvaardbaar houden van de betaalbaarheid van de woonmarkt overstijgt het lokale niveau. Het lokale bestuur kan er echter wel een steentje toe bijdragen, indien er instrumenten en middelen voorhanden zijn. Het bindend sociaal objectief vult de opdracht die de gemeente heeft nog concreter in en duidt nominaal aan hoeveel sociale woningen de gemeente moet (laten) voorzien. De gemeenten vinden dat het bindend sociaal objectief moet blijven bestaan, en hoe de gemeente dit bereikt is onderworpen aan de lokale autonomie. De gemeenten pleiten ervoor dat verschillende procedures die de doorlooptijd van een sociaal woonproject verlengen grondig herzien worden. We vragen dat, gezien het wegvallen van de subsidies, allerlei bijkomende verplichtingen waar een sociale huisvestingsmaatschappij (of een andere initiatiefnemer) moet aan voldoen en waar een bouwpromotor zich niet moet aan houden, tot een minimum beperkt worden. Gezien het grote belang van kwalitatief en betaalbaar te kunnen wonen en gezien de opdracht die de gemeente heeft om sociale woonprojecten te stimuleren en om woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden te ondersteunen, zullen gemeenten blijven investeren in initiatieven die betaalbaar wonen in de gemeente bevorderen. Misschien zal zich dit wel vertalen in andere manieren dan de klassieke sociale koopwoning. Ook betaalbare eigendomsverwerving is belangrijk Zorgen voor betaalbaar wonen voor woonbehoeftigen wordt vaak vereenzelvigd met het kunnen huren van een kwaliteitsvolle betaalbare woning. Een sociale huurwoning heeft bovendien de troef dat het patrimonium in handen van de maatschappij blijft. De steden en gemeenten staan echter ook achter het principe in het Vlaams regeerakkoord dat het streven naar eigendomsverwerving een waardevol idee is en dat dit ook mogelijk moet zijn voor de iets minder kapitaalkrachtige inwoner. Daarom vinden we het alvast goed dat inkomensgrenzen niet gewijzigd worden. Zeker op stads- of gemeentelijk niveau, en zelfs op wijkniveau, is een goede mix van koop en huur aanbevelenswaardig. De leefbaarheid van de buurt en bij uitbreiding van de gemeente bij het – al is het kleinschalig- creëren van die sociale mix vaart er immers wel bij.
26 maart 2015 - 7/15
De bouwheer van sociale koopwoningen kan autonoom beslissen We gaan nog even dieper in op een aantal voorgestelde aspecten in de ontwerp conceptnota. VVSG wil uitgaan van het principe dat degene die betaalt, ook zelf bepaalt hoe de woning gebouwd wordt. Daarom kunnen de gemeenten zich vinden in het idee dat de initiatiefnemer van het bouwen van een sociale koopwoning meer verantwoordelijkheid en autonomie krijgt. Wel is het dan contradictorisch dat de minister toch nog steeds de normen zal bepalen over bijvoorbeeld oppervlakte, kostprijs, en volume. Dit beperkt meteen al de autonomie en is overbodig gezien de strike normering die er is bij nieuwbouw inzake bijvoorbeeld energiezuinigheid. Bovendien geeft de Vlaamse wooncode ook minimale kwaliteitseisen weer waaraan een woning dient te voldoen. Bovendien biedt een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening ook nog mogelijkheden om aspecten van het wonen te regelen. VVSG meent dat het nieuwe kader zich vooral moet richten op het betaalbaarheidsaspect en instrumenten om dit te beïnvloeden moet aanreiken. Gemeentelijke autonomie moet worden gerespecteerd Het nieuwe kader ziet ook een rol weggelegd voor de gemeenten. Ze zouden immers het bouwen in hogere densiteit en/of hogere bouwlagen moeten toelaten. Evenzeer wordt gewezen op het aansnijden van woonuitbreidingsgebieden. Beide voorgestelde ideeën kunnen waardevol zijn, als ze passen binnen de gemeentelijke visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling in de gemeente. Het aansnijden van woonuitbreidingsgebieden is maatwerk waarop door gemeenten al veel is gewerkt. Het eigendomsstatuut kan één van de argumenten zijn om al dan niet nieuwe woonuitbreidingsgebieden aan te snijden. De gemeente speelt in deze een cruciale rol en een nieuw kader voor sociale koopwoning mag niet voorbijgaan aan de autonomie en visie van de gemeente. De gemeente moet autonoom kunnen beslissen over het al dan niet denser of hoger te bouwen en over het al dan niet aansnijden van woonuitbreidingsgebieden. We willen er tegelijk op wijzen dat cijfers aantonen dat lokale besturen niet over zoveel geschikte gronden beschikt. Het overgrote deel van de bouwgronden is handen van de private marktspelers. Bovendien kunnen we stellen dat het voorstel om grond in erfpacht te geven aan de SHM’s in feite neerkomt op een bijkomende last voor de lokale besturen. Er mogen dan ook geen te grote verwachtingen gekoppeld worden aan het stimuleren van het aanbieden van gemeentelijke gronden onder de vorm van erfpacht. Alternatieve vormen zijn interessant, maar geen directe oplossing Tot slot menen de steden en gemeenten dat het heel erg zinvol is om innovatieve en alternatieve vormen mee in het water te trekken. Maar evenzeer willen we waarschuwen om niet te zeer alle heil ervan te verwachten om op korte termijn aan de noden van een grote groep woonbehoeftigen te voldoen. Deze alternatieve vormen zullen tijd nodig hebben om zich te ontwikkelen, om juridisch-technisch uitgebouwd te worden, maar ook om sociaal een plaats vinden.
26 maart 2015 - 8/15
7 Vlaamse conceptnota: transversale beleidsnota De VVSG kreeg volgende brief van minister-president Bourgeois: “In het regeerakkoord heeft de Vlaamse regering zich geëngageerd om een langetermijnbeleid te voeren om de noodzakelijke transities in de samenleving te versnellen. Op vrijdag 27 februari keurde de Vlaamse regering bijgevoegde conceptnota goed die de uitgangspunten alsook de te volgen aanpak beschrijft om te komen tot de transversale beleidsnota. Deze conceptnota bevat tevens een uitgebreide trendanalyse voorbereid door de studiedienst van de Vlaamse regering. Deze trendverklaring beschrijft de te verwachten grote ontwikkelingen (megatrends) die zich aftekenen tegen de horizon van 2050 en geeft aan waar Vlaanderen zich vandaag positioneert, wat onze sterktes zijn en waar de uitdagingen liggen. De Vlaamse regering heeft een schrijversgroep gelast om vanuit deze inzichten te starten met de opmaak van de transversale beleidsnota. Deze werkzaamheden worden de komende weken administratief voorbereid. In de overtuiging dat we samen met de maatschappelijke partners duurzame en gedragen oplossingen kunnen uitwerken voor de complexe maatschappelijke uitdagingen, zal de VVSG nadien worden uitgenodigd om deel te nemen aan een overlegronde om de langetermijnstrategie mee vorm te geven.” Aan de DC-leden wordt gevraagd om input te bezorgen aan de algemeen directeur zodat een VVSG-reactie kan voorbereid worden.
8 Stand van zaken 8.1 Commissie decentralisatie 8.1.1 Bespreking van de resultaten van de werkgroep “personeel” Stafmedewerker Marijke De Lange geeft een toelichting waarna een bespreking volgt. De inschatting is dat de huidige tussentijdse resultaten te mager zijn. De punten waarop de Vlaamse overheid het verschil zou kunnen maken, blijven onaangeroerd of uitgesteld. Als de Vlaamse overheid onze vraag naar een werkbaarder personeelsbeleid wil ondersteunen, zijn volgende punten o.i. cruciaal. 1. De gemeentesecretaris is bevoegd voor het personeelsbeleid, met uitzondering van de bevoegdheden die uitdrukkelijk aan de gemeenteraad of aan het college toegewezen zijn (art. 86 GD). 2. Het besluit van de Vlaamse regering over de minimale voorwaarden van de rechtspositieregeling moet beperkt zijn tot loon- en arbeidsvoorwaarden en tucht. De Vlaamse regering moet geen regels opstellen over HR-instrumenten, HR-procedures en over de interne arbeidsorganisatie van de gemeente of het OCMW. 3. Méér mogelijkheden om personeel ter beschikking te stellen en over te dragen en om met andere organisaties samen te werken inzake personeelsbeleid (bijv. gezamenlijke werving en selectie). Er bestaan immers al uitgebreide en vaak complexe regels op arbeidsrechtelijk vlak en ingevolge de algemene beginselen behoorlijk bestuur. De
26 maart 2015 - 9/15
Vlaamse overheid moet het niet moeilijker maken dan het nu al is. Dit wordt door de VVSG-beleidsgroep aangeduid als een zeer belangrijk punt om personeelsbeleid te versoepelen, zeker met het oog op de inkanteling van het OCMW in de gemeente. We streven naar een optimale inzet van personeel en zo weinig mogelijk personeelsleden op overtal. Op de beleidsgroep getuigden sommige besturen dat een terbeschikkingstelling van statutair en contractueel personeel van de gemeente naar een vzw verboden werd door ABB. Juridisch is dit standpunt zonder grond. Een ander bestuur sprak van een opportuniteit om een gewestelijk ontvanger ter beschikking te stellen, maar dit werd door ABB geweigerd omdat er geen wettelijke basis zou zijn. Terbeschikkingstelling en overdracht zijn dé maatregelen bij uitstek om medewerkers aan het werk te houden (cf. activeringsbeleid Vlaamse overheid). 4. Het evaluatiegebeuren moet herschreven worden (zie suggesties verder in bijlage). Dit wordt door de beleidsgroep met stip aangeduid als het belangrijkste punt om het personeelsbeleid te versoepelen. 5. Ruimte voor verloning van topfuncties (vanaf A5) volgens een objectief weegsysteem. 6. De tuchtregeling dereguleren 7. Geen bijkomende regels ter vervanging van het afschaffen van de personeelsformatie. 8. Naast Antwerpen en Gent moeten ook andere steden en gemeenten kunnen afwijken (b.v. regels m.b.t. het in rekening brengen van aantal jaren ervaring in privé). Vlaanderen (ABB) wil dat er voor alles wat lokale besturen doen een decretale grondslag is. De VVSG is het daar niet mee eens. We willen enkele grote principes in het decreet en daarnaast ruimte voor eigen invulling: alles wat niet wettelijk of decretaal geregeld is of verboden is, moet het lokale bestuur zelf kunnen invullen.
8.1.2 Resultaten werkgroep “wonen” Wegens tijdsgebrek in de vergadering voorlopig niet besproken.
8.1.3 Tussentijdse algemene evaluatie werking commissie decentralisatie Een analyse wordt ter beschikking gesteld van het DC.
8.2 Begeleidingscommissie brandweerhervorming (3 maart – verslag opgemaakt door stafmedewerker Kris Versaen) -
Ontwerp KB Opleidingen: Een meer uitgebreide nota werd ter beschikking gesteld op de vergadering zelf (reacties van de DC-leden zijn welkom).
-
Federaal geschiktheidstest: Voor de aanwerving van nieuwe brandweermannen of officieren (kapitein) zullen zij moeten passeren via een federale poort (zoals bij politie). De brandweerscholen zullen dan drie tests uitvoeren die, wanneer zij slagen, uitmonden in een federaal geschiktheidsattest. Met dit attest kunnen zij dan aangeworven worden door de zone die dit wensen. De regels hiervoor zijn vervat in
26 maart 2015 - 10/15
het ontwerp KB Opleidingen en KB Administratief statuut. Meerdere brandweerscholen zullen deze test organiseren. De bedoeling is dat Campus Vesta (provincie Antwerpen) de spits afbijt midden mei, daarna volgens andere brandweerscholen. Tegen oktober moeten alle test afgelegd zijn. Na deze test zullen de resultaten geanalyseerd worden door BiZa om te kijken of de vastgelegde tests (cognitief, sportief en handigheid) ok zijn. VVSG heeft gevraagd dat deze data voldoende op voorhand gecommuniceerd worden aan de zones zodat deze hun aanwervingsbeleid hierop kunnen afstellen. -
Lopende stages: het gaat hier om een technische aanpassing om een vlotte overgang te voorzien voor de brandweerstagairs
-
Eerste personeelsplan: de wet voorzag dat het eerste personeelsplan van de zones klaar moest zijn voor eind juni. Dit is praktisch onhaalbaar. Deze termijn zal verlengd worden tot eind dit jaar.
-
Federale bijkomende dotatie: de basisdotatie zou ondertussen reeds gestort zijn op de rekening van de zones. De zones hebben ook een brief gekregen met de definitieve bedragen van de aanvullende federale dotatie. Deze cijfers kunnen licht verschillen van de cijfers gecommuniceerd door het kabinet Milquet maart vorig jaar. Maar deze verschillen zouden beperkt zijn.
-
Varia: o
(VVSG) Toezicht op hulpverleningszones: Sinds 1 januari 2015 is de wet van 15/05/2007 ten volle van toepassing op de hulpverleningszones. Dit betekent dat ook de artikelen 120 tot en met 152 in verband met het toezicht (algemeen specifiek, bijzonder specifiek en bijzonder dwangtoezicht) in werking getreden zijn. Het probleem is echter dat de wet van 2007, vooral in het kader van het algemeen specifiek toezicht (art.124-125), zowel de federale diensten van de gouverneur als ook de minister van Binnenlandse Zaken aanduidt als toezichthoudende overheid. Om de onderzoekstermijnen te doen aanvangen moeten de door de wet bepaalde documenten dus naar beide overheden gestuurd worden, wat een grote werklast betekent voor de zones. De FOD BiZa aanvaardt alle documenten digitaal. Voor de provinciale diensten kan dit verschillen. Sommige diensten vragen de documenten op papier te ontvangen zolang zij geen sluitend systeem hebben die verlies van documenten uitsluit. Het aanplakken van de besluiten wordt als zeer archaïsch beschouwd. Om dit alles te regelen (tweemaal doorsturen documenten, elektronisch versturen en aanplakking) is echter een wijziging van de wet nodig. Volgens het kabinet is dit echter geen prioriteit. Zij willen voorrang geven aan het KB Opleidingen en het reparatie-KB voor het brandweerstatuut.
26 maart 2015 - 11/15
o
(VVSG) Toezicht op zonale retributiereglementen: De wet van 2007 zegt niets over de bevoegde toezichtsoverheid op de zonale retributiereglementen. Volgens een advies van de Raad van State blijft het gewoon administratief toezicht een bevoegdheid van de Gewesten indien er geen specifiek toezicht wordt georganiseerd. Echter, dit moet opgenomen worden in een decreet. Het Vlaamse Gewest wil dit meenemen in de hele herziening van het Gemeentedecreet, OCMW-decreet en het decreet Intergemeentelijke Samenwerking. Dit werk zal echter pas klaar zijn ten vroegste tegen 2017. In afwachting hiervan is er geen Vlaamse toezicht op de retributiereglementen.
o
(VVSG) Waar kunnen de zones hun overtollige materiaal verkopen? De FOD BiZa zal hiervoor iets organiseren.
9 Mededelingen 9.1 Aangepaste teksten VVSG-standpunten integratie gemeente en OCMW na bespreking op de RVB van 4 maart jl. Waarvan akte (teksten staan op de VVSG-website).
9.2 Persbericht Platform Centrummanagement: ‘Steden en private sector kiezen voor winkelen in de stad’ Waarva n akte.
9.3 Brief van het Centraal Strafregister over ‘Aansluiting van de gemeentelijke administraties op het Centraal Strafregister’ Het VVSG-Directiecomité bespreekt kort de brief van FOD Justitie over project inwerkingtreding centraal strafregister en de geplande afschaffing van het gemeentelijk strafregister. FOD Justitie geeft daarin een timing voor de voorbereiding van dit project. Het daarin aangekondigde document ‘business’ over het project werd recent aan VVSG en VLAVABBS bezorgd. Gemeenten ontvingen deze brief en dit document enkel via VVSG en niet via FOD Justitie, hoewel dat beloofd werd. FOD Justitie wil in september 2015 van start gaan met het centraal strafregister, waarin gemeenten strafdossiers kunnen raadplegen teneinde de burger een uittreksel af te leveren. Ongeveer 70% van de dossiers die daarin zitten zullen volledig zijn en vergen geen registratie meer in de gemeentelijke databank gemeentelijk strafregister. De andere dossiers zullen onvolledig zijn omwille van gebrekkige registratie bij FOD Justitie en zullen gemeenten wel nog moeten registreren in de gemeentelijke databank gemeentelijk strafregister. Bovendien heeft VVSG reeds in juni 2014 een zeer uitgebreide nota bezorgd met opmerkingen voor een optimale doorstart van dit project aan FOD Justitie. Het document ‘business’ houdt geen enkele rekening met de gemaakte opmerkingen van VVSG, die de voorbije 6 maanden op diverse vergaderingen met FOD Justitie herhaald
26 maart 2015 - 12/15
werden. Het zal wel leiden tot een beperkte afname van de werklast bij gemeenten, maar die zal teniet gedaan worden door de gebrekkige registraties bij FOD Justitie. In het slechtste geval komt er werk voor gemeenten bij. Het Directiecomité dringt aan op een overleg met het kabinet van minister Geens. Een aantal burgemeesters zullen mee aandringen bij de minister op een politiek overleg.
9.4 Brief van de 3 Verenigingen van Steden en Gemeenten aan Françoise Audag-Dechamps over de overheidsopdrachten Waarvan akte.
9.5 Brief aan minister Muyters over regularisatie contingent-gesco’s Deze brief werd ook bezorgd aan minister-president Bourgeois en minister Homans.
9.6 Brief aan minister Muyters over de effecten Vlaams doelgroepenbeleid op lokale besturen “Op 23 januari 2015 keurde de Vlaamse Regering de Conceptnota ‘Naar een Vlaams doelgroepenbeleid’ goed. Deze conceptnota vormt de aanzet tot een verdere concretisering van de principes van het Vlaamse doelgroepenbeleid, in uitvoering van de 6e staatshervorming. Deze conceptnota werd besproken op het directiecomité van VVSG en verder door de VVSGStaf onderzocht op de consequenties voor de lokale besturen. Graag willen wij uw aandacht vestigen op de mogelijke grote implicaties van de huidige voorstellen op de tewerkstelling van kansengroepen bij de lokale besturen. In bijlage vindt u een overzicht van deze implicaties. De VVSG pleit voor een sterke bijsturing van de conceptnota, met het oog op het vrijwaren van de noodzakelijke hefbomen zodat lokale besturen ook in de toekomst hun rol inzake activering kunnen opnemen.”
9.7 Brief aan minister Schauvliege m.b.t. lage emissies Waarvan akte.
9.8 Brief aan de ministers van binnenlandse zaken en volksgezondheid over de hervorming ziekenwagendiensten “De ziekenwagendiensten, de zogenaamde dringende geneeskundige hulpverlening, worden in Vlaanderen grotendeels georganiseerd door de brandweerdiensten, nu de hulpverleningszones. Voor de inwerkingtreding van de brandweerzones waren deze brandweerziekenwagens reeds structureel verlieslatend en werden deze kosten steeds gedragen door de lokale besturen. Maar sinds de inwerkingtreding van het nieuwe brandweerstatuut en de twee koninklijke besluiten voor het ambulancepersoneel dat geen brandweerman is , dreigen deze kosten voor
26 maart 2015 - 13/15
sommige zones helemaal uit de pan te swingen. Vele brandweerzones vragen zich af hoe zij hiermee, in tijden van budgettaire schaarste, kunnen omgaan. Verschillende zones spelen zelfs met het idee om de ziekenwagens af te splitsen van de brandweer en te verzelfstandigen. Dit kan niet de bedoeling zijn geweest van de wetgever. Ondertussen heeft u op 6 februari, samen met de Minister van Volksgezondheid, een brief gestuurd naar de voorzitters van de hulpverleningszones met de boodschap dat u de opdracht heeft gegeven aan de Nationale Raad voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening om u vóór het einde van het jaar een advies te bezorgen. Wij zijn uiteraard zeer blij met dit initiatief, want een structurele hervorming is hoogstnodig. De VVSG vraagt reeds geruime tijd een grondige herziening van het systeem van de dringende geneeskundige hulpverlening. Het gaat dan niet alleen over eenvormige normen voor alle types van ziekenwagendiensten, maar ook over een toekomstgericht statuut voor de ambulancier, al dan niet brandweerman, de rol van de verpleegkundigen, de positie van de ziekenwagens ten opzichte van de MUG’s en de PIT’s en, uiteraard, een grondige herfinanciering van het systeem. Onze leden vragen nu echter oplossingen op korte termijn. Daarom vragen wij dat, in afwachting van deze hervorming, de hulpverleningszones kunnen afwijken van de nieuwe regels die van toepassing zijn om het ambulanciers, al dan niet brandweerman. Dan pas zullen de hulpverleningszones en de lokale besturen hun verantwoordelijkheid kunnen opnemen. Concreet vragen wij aan de federale regering: •
Een grondige hervorming, met bijbehorende financiering, van de dringende geneeskundige hulpverlening en dit in overleg met alle betrokken partijen, dus ook de lokale besturen;
•
In afwachting van deze hervorming moeten de hulpverleningszones de mogelijkheid krijgen om tijdelijk af te wijken van de bovenstaand vermelde wetgeving. Een mogelijke oplossing zou er in kunnen bestaan de inwerkingtreding van deze koninklijke besluiten of de bewuste artikels in het brandweerstatuut een paar jaar uit te stellen.
Wij hopen dan ook dat u samen met ons deze ernstige hypotheek op de werking van sommige hulpverleningszones kan lichten.”
9.9 Verslag DC afdeling OCMW’s van 13 februari 2015 Waarvan akte.
26 maart 2015 - 14/15
10 Interne zaken 10.1 AV vzw VVSG 11 juni 2015 Voorstel van plaats: Lamot Mechelen
10.2 DC-vergaderingen 2015 22 april (i.p.v. 15 april); 20 mei; 17 juni; 16 september; 21 oktober; 18 november en 16 december
26 maart 2015 - 15/15