VDD oktober 2010
Het dubbele gezicht van globalisering Inleiding Het thema dat mij door de organisatoren gegeven werd, is “globalisering”. Dat is een zeer breed thema waarover al veel gesproken en geschreven is. In onze eigen VPKB is er een paar jaar geleden daarover een boekje uitgebracht door de “Accra Werkgroep”. Die Werkgroep bestaat weliswaar niet meer, maar op andere manieren wordt het werk over de thema’s die aan de orde waren wel degelijk voortgezet. Vanochtend zal ik proberen een paar nieuwe ontwikkelingen te schetsen. “Schetsen” is het juiste woord want 30 minuten zijn niet genoeg voor een werkelijk diepgaande analyse. Zes onderwerpen zal ik daarbij kort aanstippen: a. globalisering op zich; b. globalisering en het wereldvoedselvraagstuk; tenslotte is het vandaag Wereldvoedseldag....; c. globalisering en klimaatverandering; d. het armoedevraagstuk in tijden van economische crisis; e. rijkdom, als de keerzijde van armoede; en, f. tenslotte, de crisis waarover we al zo lang in de kranten lezen.
Globalisering Globalisering is uiteraard geen nieuw verschijnsel. Vanaf het begin van de mensheid hebben mensen over de aarde getrokken en contact met elkaar gezocht, vaak, maar niet uitsluitend, voor handelsdoeleinden. De Bijbel staat ook vol met verhalen van processen die we vandaag misschien onder de noemer van ‘globalisering’ zouden rangschikken. Na de val van de Berlijnse Muur heeft dit proces zich echter enorm geïntensifeerd. Er is vandaag de dag nog maar weinig te vinden dat niet zowel locaal als globaal is: de produkten die we gebruiken, de lucht die we inademen, het water dat we drinken, het voedsel dat we eten. Met zijn wereldhaven, is Antwerpen één van de iconen van die globalisering. De val van de Muur luidde volgens velen ook het einde in van rivaliserende politiekeconomische systemen. De communistische plan economie werd failliet verklaard en sommigen spraken zelfs over “het einde van de geschiedenis” in de zin dat de “vrije markteconomie” overduidelijk zijn superioriteit had bewezen en dat alle economieën zich in die richting zouden evolueren. Met het verdwijnen van het onderscheid tussen de 1ste en 2de wereld, zijn ook de begrippen 3 de en 4de wereld verouderd. Noord-Zuid en Oost-West tegenstellingen
1
vervagen en worden vervangen door nieuwe tegenstellingen. Arme landen in de Stille Zuidzee hebben, ten aanzien van klimaatverandering, bijvoorbeeld, zowel problemen met het beleid van Amerika als met de politiek van China. En in India woont meer dan de helft van de meest ondervoede mensen in de wereld terwijl de economie jaarlijks met 10% groeit en het aantal millionairs enorm is toegenomen; dat zijn nieuwe tegenstellingen en paradoxen. Eén van de grootste problemen met globalisering is dat de markt geglobaliseerd is maar dat ‘de politiek’ ver achterblijft en dat het regulerend vermogen bij lange na niet genoeg geglobaliseerd is om ‘de markt’ te controleren. In die zin is dus veel meer globalisering nodig. Individuele staten zullen daartoe een deel van hun autonomie moeten opgeven. Hoe moeilijk dat is blijkt wel uit het feit dat er zo weinig voorgang wordt geboekt met de klimaatonderhandelingen. Een ander gevolg is dat ‘de markt’ steeds onpersoonlijker is geworden. Toen ik jong was, deden we in Haarlem onze boodschappen bij de ‘huisgenoten des geloofs’: de Gereformeerde bakker, kruidenier, slager en melkboer. Helaas was er geen Gereformeerde groentenman in de buurt zodat we naar een Hervormde groentenman moesten uitwijken; dat was al een grote stap.... De produkten kwamen grotendeels uit de buurt. Tegenwoordig weten we nauwelijk meer waar de produkten die we kopen vandaan komen en onder wat voor omstandigheden die zijn geproduceerd. Dit leidt tot, wat we zouden kunnen noemen, een ‘verantwoordelijkheidsvacuum’.Organisaties zoals de Derde Wereldwinkels (een verouderd begrip dus!) en Max Havelaar proberen dit te corrigeren maar er is nog een lange weg te gaan. Een ander voorbeeld van het feit dat oude tegenstellingen vervagen is het feit dat het zwaartepunt van de wereldeconomie naar ‘het Zuiden’ verschuift. China is nu al, na de VS, de tweede economie in de wereld. De Indiase transnationale onderneming Tata is nu één van de grootste investeerders in Afrika ten zuiden van de Sahara. Meer dan 40% van de onderzoekers wonen in Azië. Sinds 2008, beschikken ontwikkelingslanden over zo’n $4,2 miljard aan vreemde valuta reserves. Dat is anderhalf maal zoveel als de rijke landen! Tussen 1990 en 2008 groeide de wereldhandel bijna met een factor 4 maar de handel tussen ontwikkelingslanden vertienvoudigde. Dat zijn zo maar een paar voorbeelden. Als huidige trends zich doorzetten, zullen ontwikkelingslanden in 2030 zo’n 57% van het globale BNP voor hun rekening nemeni. Nu al zijn het ontwikkelingslanden die, in de tijd van de crisis, de wereldeconomie trekken. De voorspelling is dat zij gemiddeld met 5,2% zullen groeien in 2010 (in Azië zelfs met 8,7%) en met 5,8% in 2011ii. Arabische landen ($6 miljard), en landen zoals China, Brazilië, Zuid Afrika en India ($1 miljard) hebben nu hun eigen ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s. Ontwikkelingshulp is dus niet meer wat het geweest is, namelijk uitsluitend hulp van het rijke Noorden aan het arme Zuiden. Dit alles illustreert hoe verhoudingen in de wereld aan het verschuiven zijn. Globalisering is ook gepaard gegaan met vooruitgang: gedurende de afgelopen 20 jaar zijn een half miljard mensen uit het dal van extreme armoede ( $1 per dag) geklommen. In China nam het aantal allerarmsten af van 60% in 1990 tot 16% in 2005. Ook in India daalde dit percentage gestaag in dezelfde periode van 60% to 42%. In andere arme landen, echter, werd veel minder vooruitgang geboekt. We kunnen dus niet spreken over de situatie in de ontwikkelingslanden.
2
Daarnaast moeten we beseffen dat in het overgrote deel van de gevallen (meer dan 2/3) de ongelijkheid binnen de landen is toegenomen. Dit bevestigt weer eens dat economische groei niet automatisch ten goede komt aan arme bevolkingsgroepen. Economische groei op zich is daarom geen goede graadmeter voor verbetering van de kwaliteit van de samenleving. Een voorlopige conclusie is dus dat globalisering een tweesnijdend zwaard is en een dubbel gezicht heeft. Aan de ene kant is globalisering gepaard gegaan met vooruitgang, aan de andere kant zijn tegenstellingen tussen arm en rijk toegenomen. Globalisering sluit dus in maar sluit tegelijkertijd ook uit. Wereldvoedselvraagstuk Vandaag is het Wereldvoedseldag. Zoals gisteren en morgen, zal ook vandaag weer elke vijf seconden een kind sterven vanwege honger en ondervoeding. Per dag komen zo’n 47.000 mensen hierdoor om. Dat is haast niet te vatten. In deze context kunnen we gerust van een “stille tsunami” spreken. Behalve dan dat de wereld voor deze dagelijkse tsunami niet massaal in de buidel tast; wellicht omdat we teveel afgestompt zijn. Zo’n 15% van de wereldbevolking, meer dan 1 miljard mensen - dat is meer dan 1 van de 7 personen – lijdt chronisch honger. Dit terwijl de FAO, de Wereldvoedselorganisatie, zegt dat met de nu beschikbare middelen probleemloos twee maal de wereldbevolking (12 miljard) gevoed zou kunnen wordeniii. Waarom gebeurt dat dan niet? Een aantal factoren kan genoemd worden. Allen hebben te maken met globalisering: 1. Klimaatverandering (droogte, erosie, overstromingen); 2. De verhoging van de levenstandaard in landen als China, leidt tot nog meer vraag naar vlees (bovenop wat wij al consumeren). Meer beesten worden gevoed met granen zodat er minder graan overblijft voor arme mensen (met weinig koopkracht). 3. Speculatie op de voedselmarkt. 4. Grote stukken land, vooral in Afrika, worden opgekocht door buitenlandse investeerders. Dit wordt wel “land grabbing”genoemd. Dat land wordt dan gebruikt voor de verbouw van gewassen die kunnen dienen als grondstof voor brandstoffen, dan wel voor het voeden van de bevolking in het land van waaruit geinvesteerd wordt. Nu al is in Afrika een gebied ter grootte van Frankrijk in buitenlandse handeniv. Vooral kleine boeren zijn hiervan het slachtoffer en, bijgevolg daalt ook de voedselproduktie voor de lokale bevolking. Omdat de hongersterfte te voorkomen is, spreekt de voormalige voedselrapporteur van de VN, Jean Ziegler, van een “kannabilistische wereldorde”. Elk kind dat aan honger sterft, wordt, volgens Ziegler, vermoord omdat het bewust voedsel wordt onthouden. Voor Christenen is gebrek aan voedsel, naast een ethisch en materieël probleem, ook een spirituele zaak. Het “Onze Vader” gaat zowel over spirituele als materieële zaken zoals ons dagelijks brood en de vergeving van schulden. In de tijd van de Israëlieten waren brood en schulden de meest nijpende problemen en ze zijn dit nog voor velen in de wereld. Het zou, naar mijn smaak, van ketterij getuigen de betekenis van het “dagelijks brood” los te koppelen van de betekenis van het brood dat wij delen tijdens
3
het Heilig Avondmaal. Daarom is het bestaan van honger en het sterven van duizenden mensen per dag een zaak die, naar mijn mening, de kern van ons geloof raakt. Zolang er ergens in de wereld honger is, is het Avondmaal niet compleet. Klimaatverandering Naast het wereldvoedselvraagstuk is klimaatverandering een tweede grote uitdaging voor de wereld waarin wij leven. De tijd is te kort om in detail te treden. Graag wil ik verwijzen naar het zomernummer van de Open Poort dat dit thema mede vanuit diakonaal perspectief belicht. Eén opmerking slechts: klimaatverandering is bij uitstek verweven met het proces van globalisering. CO2 emissies stoppen niet bij landsgrenzen. Een paar weken geleden was ik in de Stille Zuidzee. Daar dreigen hele eilanden onder de waterspiegel te verdwijnen a.g.v. de opwarming van de aarde. Aan de oorzaken van de opwarming heeft de bevolking aldaar part nog deel maar de gevolgen zullen ze wel moeten dragen. Voor het globale probleem van de opwarming van de aarde wordt globaal nog veel te weinig verantwoordelijkheid genomen (en nu druk ik mij diplomatiek uit). Dit is een voorbeeld van het “verantwoordelijkheidsvacuum” waarnaar ik eerder verwees. Armoede Het schandaal van de armoede is het derde globale probleem dat ik hier wil noemen. Armoede is niet beperkt tot het Zuiden. In Nederland, bijvoorbeeld, leeft volgens officiële cijfers 8% van de bevolking in armoede. In Portugal is dat 18%. Nederland kent intussen zo’n 1,25 miljoen laagstbetaalden die Euro 10 of minder per uur verdienen. Hun aantal is de afgelopen dertig jaar verdubbeld.v Betaald werk is al lang geen garantie meer tegen armoede. De Standaardvi meldt dat het aantal Belgen dat medische verzorging uitstelt omdat ze de kosten niet kunnen betalen fors stijgt. Meer dan één op de drie gezinnen (35%) zegt het moeilijk tot zeer moeilijk te hebben om de bijdragen voor gezondheidszorg in het huishoudbudget in te passen. Schokkend is ook dat 26,3% van de Brusselaars onder de armoede-risicogrens leeft en dat dit percentage stijgt.vii Wie rondrijdt in de VS ziet overal soup kitchens en food banks. Sommigen met een fraaie naam zoals God’s Kitchen of de Holy Apostles food bank in New York (“We are the only bank on Wall Street you can trust”). Dit soort centra ziet een enorme toename van ‘eerste gebruikers’, van maar liefst 93% over het afgelopen jaarviii. Alleen al in New York zijn 1,3 miljoen mensen afhankelijk van zulke gaarkeukens. Wereldwijd neemt de kloof tussen arm en rijk al maar toe. Was de kloof tussen de rijkste en de armste 20% van de bevolking in 1960 nog een verhouding van 30 op 1, in 1994 was dat al 74 tot 1 en in 2004 (vóór de crisis!) was het 100 op 1ix. Zoals het wereldvoedselvraagstuk en de opwarming van de aarde, raakt ook het armoedevraagstuk de kern van ons Christelijk belijden. Sommigen verwijzen naar de woorden van Jezus: “De armen hebt u altijd onder u” en interpreteren dat als zou Jezus fatalistisch zijn geweest en bedoeld hebben dat armoede iets onvermijdelijks is. Niets is minder waar! In Deuteronomium (15:4-5) lezen we: “ er zullen geen armen
4
zijn onder u wanneer jullie het gebod dat Ik jullie gegeven heb in praktijk breng”. Ah, dus als we God’s geboden in praktijk brengen, zullen er geen armen meer zijn. We hebben Jezus niet horen spreken maar het kan zomaar zijn dat Hij de klemtoon anders heeft gelegd dan wij hem misschien willen horen: “De armen hebt u altijd onder U”. Dat is in lijn met de Deuteronomium tekst. Jezus zegt niet: steek je handen maar in je zak want er is toch niets aan te doen. Nee, Hij zegt: door jullie zijn er armen, haal die handen uit je zak en steek ze uit de mouwen! Doe er wat aan! Zo kunnen jullie mijn getuigen en mijn instrumenten zijn. Rijkdom Tot dusverre zult u misschien zeggen: da’s ok wat die Van Drimmelen zegt, over het geheel genomen ben ik het er wel mee eens, goed dat ie het nog eens op een rijtje zet. Daarom wil ik er toch ook een wat ongemakkelijk en controversieël onderwerp tussendoor gooien. De wereld is het ongeveer eens met het concept van een armoedegrens. Vaak wordt daarbij een inkomen van $1 per dag gehanteerd. Hoewel een armoedegrens altijd contextueel is, is het vrij objectief vast te stellen onder welke grens men niet meer kan overleven. De vraag is of er naast een armoede grens ook een rijkdom grens zou moeten worden vastgelegd. Ik besef dat ik mij daarmee op glad ijs begeef maar ik zou u toch eens in overweging willen geven na te denken over de vraag of, en in hoeverre excessieve rijkdom een diakonaal thema zou moeten zijn. Uiteraard zou het vastleggen van een rijkdomgrens uitermate subjectief en abitrair zijn. Toch vinden we in de Bijbel vele waarschuwingen tegen het ongelimiteerd vergaren van aardse goederen. Prediker (5:10) zegt: “Wie van geld houdt, kan er niet genoeg van krijgen. Wie verzot is op rijkdom, is altijd op meer gewin belust”. In de Bijbel worden ook grenzen gesteld. De meest bekende zijn de Sabbat, het Sabbat Jaar en het Jubel Jaar. In het Sabbat Jaar zouden de schulden moeten worden kwijtgescholden (Deut. 15:1-2) en slaven worden vrijgelaten (Deut. 15:12). En in het Jubel Jaar zou alles aan de oorspronkelijke eigenaar moeten worden teruggegeven. Dus zo raar is het niet om na te denken over bovengrenzen. Denk ook eens aan het verhaal van de uittocht uit Egypte. In Exodus (16:16-18) staat dat de Israelieten één omer manna per dag konden vergaren. Die manna kon niet worden opgepot voor een volgende dag want dan zou het bederven. In zijn commentaar op 2 Corintiërs 8:15 (“Het doel is gelijkheid. De man die veel had, had niet meer dan genoeg en de man die weinig had, had niet tekort”), schrijft Calvijn: “Vandaag de dag hebben we geen omers meer. Noch hebben we een door God vastgelegde maat tot waartoe we ons zouden moeten beperken in ons dagelijks leven. Maar Hij heeft ons geboden sober en met mate te leven en heeft ons verboden ons te buiten te gaan wanneer we overvloed hebben. Dus, laat degenen die rijk zijn (....) beseffen dat overvloed niet bedoeld is om er een onverantwoordelijke levensstijl op na te houden maar om te voorzien in de behoeften van onze broeders (en zusters).”x Wijze woorden toch van de man op wiens schouders wij staan? Uiteindelijk gaat het om het verschil tussen het “bezeten zijn van bezit“ en het waarderen en verantwoord omgaan daarmee. Bezeten zijn door bezit wordt in de Bijbel gezien als afgodendienst. Niemand is daar, denk ik, volledig immuum voor; allemaal maken we wel eens een
5
dansje rond het Gouden Kalf. De problemen worden pas echt groot als dat Gouden Kalf een Heilige Koe wordt! Goederen kunnen een zegen van God zijn, zoals het woord “goed” in “goederen” al suggereert. Maar velen zijn, om met de economen Goudzwaard en de Lange te spreken, het besef van “genoeg” kwijt geraakt. Een heldere “rijkdom lijn” vaststellen die overal en altijd geldig is, zal wel niet mogelijk zijn. Toch moeten we erover blijven nadenken. Zo weten we dat onze “ecologische voetafdruk” in ons deel van de wereld veel te groot is en dat dit ook tot problemen elders in de wereld leidt.xi Er is een directe relatie tussen het feit dat het Noorden geen maat weet te houden, en de ecologische problemen die hierdoor veroorzaakt worden in de wereld. Teveel hier leidt ontegenzeggelijk tot te weinig elders. Uiteindelijk gaat het om de vraag: wat is “het leven in zijn volheid”? (Joh.10:10). Naar mijn smaak niet pervers hoge bonussen op al zeer hoge salarissen maar zeker niet lange rijen voor gaarkeukens, of groepen Roma die met een “oprotpremie” van Euro 300 het land worden uitgezet, of werknemers in Vilvoorde die en masse worden ontslagen omdat het elders goedkoper produceren is, of een werkloosheidspercentage van 27% onder de jeugd van ethnische groepen, of bezuinigingen op, en privatisering van de zorg waardoor deze steeds meer wordt uitgekleed, of de tientallen straatdoden die elk jaar in mijn stad Brussel te betreuren zijn. Dat is niet “leven in alle volheid”. De crisis We kunnen er niet onder uit om op een dag als vandaag het “c” woord volledig te vermijden. Daarom, tot slot een paar woorden over “de crisis”. Alleen een analyse die de kern van deze crisis ontmaskert, kan een adequate strategie opleveren. Om tot de kern te komen, moeten we, zoals bij een ui die ons doet tranen, verschillende lagen afpellen. De eerste laag is uiteraard het falen van Wall Street, inhalige bankiers, falende overheidscontrole op financiële instellingen, blind geloof in de (vrije) marktkrachten. Het logische beleidsantwoord hierop is verbetering van de regulering van, en toezicht op de financiële sector. Overigens veronderstelt zo’n respons dat het oude politiek-economische model gerestaureerd kan worden. Een tweede schil van de ui gaat uit van het besef dat de economische crisis verbonden is met een aantal andere crises, zoals al eerder genoemd, op het vlak van honger, armoede, en milieu en klimaat. Als we deze schil hebben afgepeld, kunnen we niet anders dan concluderen dat herstel van de “oude economie” niet alleen onmogelijk, maar ook nog eens onverantwoord zou zijn. Het is immers duidelijk dat we op krediet leven, zowel financieel als ecologisch. We kunnen niet, fluitend in het donker, doorgaan op de oude weg. Het “vergroenen” van de economie en van onze levensstijl is de enige uitweg. Bij het afpellen van de derde schil kunnen we niet om de vraag heen: waarvan is dit eigenlijk een crisis? Naar mijn smaak gaat het ten diepste om een noodzakelijke vernieuwing van culturele en morele perspectieven en een heroriëntatie van onze visie op de maatschappij. Kort door de bocht gezegd (vanwege tijdgebrek): de homo
6
economicus moet met pensioen gestuurd worden!xii Hij zou vervangen kunnen worden door de homo oecumenicus, die van het Conciliair Proces. Weet u nog? Gerechtigheid, vrede en heelheid van de Schepping. Afsluiting Eén van de mooie creaties van die homo oecumenicus is Oikocredit dat nu al zo’n 35 jaar geleden werd opgericht. Als je een luchtvaartingenieur zou vragen of een hommel kan vliegen zou hij zeggen: gezien de anatomie van dat beestje is dat onmogelijk! Als je een bankdirecteur 35 jaar geleden zou hebben gevraagd of het concept van Oikocredit levensvatbaar is, zou hij (want bankdirecteuren zijn bijna per definitie mannen) gezegd hebben: onmogelijk. Maar zie nu eens: in 1975 gestart met een kapitaal van 5 miljoen dollars, beheert die instelling nu zo’n 570 miljoen dollar en worden 17,5 miljoen gezinnen van arme mensen bereikt. Dat is een voorbeeld van verantwoord globaliseren en het centraal stellen van mensen, nu en in de toekomst. En dat is wat we later op deze dag nog eens speciaal gaan vieren.
7
i
OECD, Perspectives on Global Development 2010. Shifting Wealth, OECD, Paris 2010 (pag. 3) Ibid. pag. 29 iii Weltsichten, 7-2010 iv Biraj Patnaik, The new shifting agriculture: Shopping for fields overseas, Times of India, 9 July 2010 (the author is principal adviser to commissioners of the Supreme Court in the Right to Food case) v Ondersteboven. Een uitgave van Arbeidspastoraat DISK, 2-’10, pag. 4 vi 15 juli 2010 vii Brussel Deze Week, 14 oktober 2010 viii The Economist, 16-1-2010 ix The Economist, 19-2-2009 Volgens de Financial Times (2-10-2010) kreeg tot de jaren 1980 de rijkste 1% van de bevolking in de V.S. zo’n 10% van het nationale inkomen. In 2007 was dat gestegen tot bijna 25% x Commentaar op het Nieuwe Testament, 2 Cor. 8:15 xi Mochten alle landen het tempo van België volgen, dan zouden er 4,4 planeten nodig zijn om in alle grondstoffen te voorzien (Metro, 14 oktober 2010) xii Citaat van Herman Wijffels in Ondersteboven, 2-’10, pag 28 ii
8