HOOFDSTUK 9
VALIDATIE VAN JURIDISCHE INFORMATIESYSTEMEN C.N.J. DE VEY MESTDAGH
1 Inleiding Er zijn twee vormen van validatie van juridische informatiesystemen: juridische en technische. Beide zijn van belang voor een controleerbaar en betrouwbaar gebruik van deze systemen. Juridische validatie heeft betrekking op de bepaling van het gezag van juridische informatiesystemen als rechtsbron en als hulpmiddel bij de rechtsvinding. Technische validatie heeft betrekking op het bepalen van de volledigheid, de betrouwbaarheid en de consistentie van deze systemen. Juristen hebben zich altijd al intensief bezig gehouden met de juridische validatie van de door hen gebruikte rechtsbronnen. Het gezag van deze bronnen werd in hoofdzaak bepaald door de regels van formeel recht. Aan technische validatie bestond daarbij nog weinig behoefte, omdat het gebruik van de rechtbronnen en de rechtsvinding nog volledig menselijke activiteiten waren. De volledigheid, de betrouwbaarheid en de consistentie werden geacht te worden gegarandeerd door de ficties dat juristen uiteindelijk alle rechtsbronnen raadplegen, deze op een betrouwbare wijze gebruiken en hierbij geen inconsistenties tolereren. Deze wijze van validatie kon nog worden volgehouden ten aanzien van eenvoudige juridische informatiesystemen zoals juridische databanken en rechtsbronnen op CD-ROM. De huidige technische ontwikkelingen stellen echter hogere eisen. – Er wordt in de rechtspraktijk in toenemende mate gebruik gemaakt van en vertrouwd op juridische informatiesystemen; – De vorm van publicatie van de rechtsbronnen in deze systemen wijkt steeds meer af van de oorspronkelijke vorm. De tekst wordt samengevat en gestructureerd of zelfs in gegevens- en regelmodellen opgenomen; – De functionaliteit van deze systemen wordt steeds verder uitgebreid. Eenvoudige juridische informatiesystemen helpen juristen bij het raadplegen van gegevens. Complexere juridische informatiesystemen raad-
161
C.N.J. de Vey Mestdagh
plegen zelfstandig gegevens en nemen rechtsvindingsfuncties als redeneren en beslissen over. Deze ontwikkelingen ontnemen juristen een aantal validatiemogelijkheden en roepen nieuwe validatieproblemen op. – Vergelijking met de oorspronkelijke bronnen wordt moeilijker; – Er ontstaat een veelvoud van parallelle publicaties en publicatiekanalen; – Complexere juridische informatiesystemen zijn voor juristen ondoorzichtiger en hun inhoud en werking zijn daardoor minder controleerbaar. Hierdoor ontstaat de behoefte aan nieuwe juridische validatie-instrumenten in de vorm van regulering van de openbaarheid, de transparantie, de authenticiteit en de technische kenmerken van juridische informatiesystemen. Daarnaast neemt het belang van technische validatie toe. – De ficties van volledigheid, betrouwbaarheid en consistentie kunnen in het licht van de steeds zelfstandiger opererende juridische informatiesystemen niet worden volgehouden; – Als deze systemen eenmaal aanvaard zijn, dan kan het vertrouwen van hun gebruikers te groot worden;1 – De nieuwe manipulatiemogelijkheden die deze systemen door hun ondoorzichtigheid aan hun gebruikers bieden kan de betrouwbaarheid van hun toepassing verminderen. Hiermee ontstaat niet alleen een nieuw gezagsprobleem maar tevens de behoefte aan nieuwe technische validatie-instrumenten. Juristen moeten bij de oplossing van dit probleem en bij de ontwikkeling van deze instrumenten de hoofdrol spelen. 2 Juridische validatie van juridische informatiesystemen Juridische validatie van juridische informatiesystemen heeft betrekking op het bepalen van het gezag van de in deze systemen vervatte en door deze systemen afgeleide normatieve uitspraken. Gezag heeft een formele en een informele betekenis. De formele betekenis heeft betrekking op de rechtsgeldigheid van normatieve uitspraken, de informele betekenis op de aan1
Vgl. onder andere J.J. Dijkstra, ‘The influence of an expert system on the user’s view: how to fool a lawyer’, The New Review of Applied Expert Systems 1996, p. 123-138.
162
9 – Validatie van juridische informatiesystemen
vaardbaarheid van die uitspraken. Voor juristen zal het gezag van normatieve uitspraken in de meeste gevallen worden bepaald door hun rechtsgeldigheid. Voor rechtssubjecten speelt de aanvaardbaarheid de hoofdrol. Het gezag van normatieve uitspraken wordt voor hen bepaald door het vertrouwen dat zij hebben in de bron van die uitspraken. Dit vertrouwen berust voornamelijk op de verwachting dat de uitspraken voortkomen uit technisch valide bronnen en procedures. De juridische kennis van de wetgever, de bestuurder, de rechter, de advocaat, de adviseur wordt geacht volledig, betrouwbaar en consistent te zijn. Vanuit het perspectief van de rechtssubjecten is derhalve technische validiteit bepalend voor de juridische validiteit. De introductie van juridische informatiesystemen waarvan de technische validiteit kan worden vastgesteld vereist een nieuwe vorm van juridische validatie waarin de bepaling van de juridische en de technische validiteit in elkaars verlengde liggen. Deze introductie brengt namelijk niet alleen een grotere toegankelijkheid van rechtsbronnen voor juristen met zich mee, maar ook voor de rechtssubjecten. Juristen kunnen zich daarom niet langer verlaten op gezag dat louter is gebaseerd op vertrouwen maar moeten dit vertrouwen waarmaken door het aantonen van de volledigheid, de betrouwbaarheid en de consistentie van hun in juridische informatiesystemen vervatte en openbaargemaakte kennis. Methoden van juridische validatie Vanuit het perspectief van juristen kunnen voor de juridische validatie van eenvoudige juridische informatiesystemen de bestaande instrumenten worden gebruikt. Het betreft de toepassing van de regels van formeel recht waarmee de rechtsgeldigheid van in de rechtsbronnen vervatte uitspraken wordt bepaald, het leveren van dogmatisch commentaar waarin de aanvaarding in de juridische gemeenschap wordt uitgedrukt en de processen van juridische en democratische correctie via rechtsprekende en wetgevende colleges waarmee dominante juridische en maatschappelijke opvattingen tot uitdrukking worden gebracht. Complexe juridische informatiesystemen kunnen om verschillende redenen niet langer op deze wijze worden gevalideerd. De omvang van de ontsloten rechtsbronnen maakt het onmogelijk deze volledig op de gebruikelijke wijze te valideren. De validatie zal door een daartoe aangewezen bevoegd orgaan moeten plaatsvinden. De voorkeur gaat natuurlijk uit naar de bevoegde auteur(s) van wetgeving, bestuurlijke stukken en jurisprudentie zelf. Een zo vergaand gebruik van informatietechnologie door de wetgever, het bestuur en de rechter is echter voorlopig nog
163
C.N.J. de Vey Mestdagh
ondenkbaar. Een alternatief is het instellen van een authentiseringsorgaan, dat ook juridische informatiesystemen die door derden zijn uitgegeven kan authentiseren. Een derde mogelijkheid is validatie door de gebruikers van de juridische informatiesystemen zelf. Deze is afhankelijk van de aanwezigheid van bronvermeldingen in het juridische informatiesysteem en van vergelijkingsmateriaal in de vorm van parallelle publicaties in betrouwbaar gebleken klassieke vorm. Voor complexe juridische informatiesystemen, waarbij deze parallelliteit zich niet meer voordoet, is dit alternatief onvoldoende. De validatie is daarbij afhankelijk van de algemene voorwaarden voor validatie van juridische informatiesystemen (openbaarheid en transparantie) en regulering die de kans op juridische en technische validiteit van juridische informatiesystemen verhoogt. Vanuit het perspectief van het rechtssubject brengt de introductie van juridische informatiesystemen ook een ingrijpende verandering op het gebied van de juridische validatie met zich mee. Berustte die validatie vanuit dit perspectief tot nu toe voornamelijk op vertrouwen en de daarmee samenhangende aanvaarding van het gezag van juristen, het toenemende voor het rechtssubject zichtbare gebruik van juridische informatiesystemen brengt met zich mee dat het vertrouwen kan afnemen. Juridische informatiesystemen kunnen door de rechtssubjecten als juridisch valide rechtsbronnen worden beschouwd als zij er van kunnen worden overtuigd dat deze systemen de uitdrukking van juridische kennis vormen van de personen waarin zij tot nu toe vertrouwen stelden. Dit betekent dat deze systemen zouden moeten worden geproduceerd door deze personen zelf. De wetgever, de bestuurder en de rechter zouden hun normatieve uitspraken met behulp van juridische informatiesystemen moeten produceren, waarmee het vertrouwen dat de rechtssubjecten in de auteurs stelden zou kunnen overgaan op deze systemen. Dit scenario van juridische validatie is voorlopig nog niet haalbaar. De vereiste technieken zijn weliswaar voorhanden, de technische (bij)scholing die hiervoor vereist is, is ook nog wel realiseerbaar, maar de organisatieverandering die dit vereist vergt een langere periode waarin het zelf ontwikkelen en introduceren van juridische informatiesystemen door juristen stap voor stap kan worden ingevoerd. Gelukkig biedt de bovenstaande beschrijving van aanvaarding een tussenoplossing die kan bestaan uit: 1. de regulering van het authentiseren van door derden geproduceerde juridische informatiesystemen door gezaghebbende juristen, en; 2. technische validatie van deze systemen.
164
9 – Validatie van juridische informatiesystemen
3 Technische validatie van juridische informatiesystemen Technische validatie van juridische informatiesystemen heeft betrekking op de bepaling van de mate waarin zij een goede afspiegeling zijn van de toepassing van het recht in de rechtspraktijk. Zij vormen een goede afspiegeling als ze volledig, betrouwbaar en consistent zijn. Volledigheid heeft betrekking op het opnemen van alle bekende en erkende rechtsbronnen op het door het juridisch informatiesysteem bestreken gebied. Betrouwbaarheid heeft betrekking op het bevatten of afleiden van uitspraken die in de rechtspraktijk zijn of zouden kunnen worden geformuleerd en heeft derhalve zowel betrekking op de gebruikte gegevens en regels als op de wijze waarop deze regels worden toegepast. Een betrouwbaar systeem sluit aan bij de werkelijk in de rechtspraktijk gevolgde procedures van rechtsvinding en is daarmee proceduregetrouw. Consistentie heeft betrekking op het niet aanwezig zijn van tegenspraken in de uitsprakenverzameling van het juridisch informatiesysteem. Als aan de eerste twee eisen zou kunnen worden voldaan dan is daarmee aangetoond dat het juridische informatiesysteem een goede weergave is van de rechtsbronnen en de rechtsvinding in de rechtspraktijk. De eis van consistentie is binnen het juridisch domein gek genoeg in strijd met het streven naar validiteit. Inconsistentie is kenmerkend voor rechtsbronnen en een consistent systeem is daarmee per definitie niet valide omdat het niet betrouwbaar is. De eis van consistentie heeft in een juridische context dan ook een andere betekenis. Hij moet worden geformuleerd als de eis van interne consistentie van individuele opvattingen en de eis van zichtbaarheid van inconsistentie. Aan deze eisen is voldaan als bij de oplossing van een individuele casus alle mogelijke intern consistente en eventueel onderling strijdige opvattingen worden gepresenteerd. Methoden van technische validatie De technische validiteit van juridische informatiesystemen kan worden bepaald door middel van onderzoek van de technische kenmerken van deze systemen en door empirisch onderzoek in de rechtsbronnen en in de rechtspraktijk. Dit type onderzoek is tot nu toe slechts systematisch in een wetenschappelijke context verricht. Een voorbeeld vormt het onderzoek naar de moge-
165
C.N.J. de Vey Mestdagh
lijkheid juridische en technische kennis op het gebied van het milieuvergunningenrecht onder te brengen in een Expertsysteem voor het Milieuvergunningenrecht (ESM).2 Het systeem maakt gebruik van complexe juridische en technische gegevensmodellen, wettelijke regels en jurisprudentie, maar ook van beslissingsregels zoals rechtsbeginselen, beleidsregels en belangenafwegingsregels. Het ESM is empirisch getoetst aan 430 praktijkbeslissingen. Het bleek in 425 van deze 430 gevallen overeenstemmende beslissingen voor te stellen. De vijf niet overeenstemmende beslissingen bleken in één geval te berusten op onvolledigheid van het systeem (een lokale regel) en in vier gevallen op een praktijkfout (het verkeerd toepassen van een regel in de rechtspraktijk). Daarenboven bleek het ESM in 134 van de 430 gevallen aanvullende of alternatieve beslissingen voor te stellen die, ook naar het oordeel van onafhankelijke beoordelaars, een verbetering betekenden. De oorzaak hiervan ligt in de juridische en technische complexiteit van het milieuvergunningenrecht. Een systeem dat over alle juridische en technische kennis beschikt blijkt in veel gevallen vollediger en genuanceerder te oordelen dan praktijkjuristen. Binnen het ESM-onderzoek is aandacht besteed aan de juridische en technische validatie van het ontwikkelde expertsysteem. De formele specificatie van het systeem, de methodische acquisitie (verwerving) van juridische kennis, het modelleren op grond van onderzoek in de rechtspraktijk en het toetsen van het resulterende expertsysteem aan de rechtspraktijk maken vergaande validatie mogelijk. De rechtsgeldigheid van de in het systeem opgenomen uitspraken is getoetst als onderdeel van de gevolgde kennisacquisitiemethode (de bron van elke opgenomen uitspraak is gecontroleerd en geregistreerd) en door een steekproefsgewijs oordeel van de onafhankelijke beoordelaars. De kennisacquisitiemethode vormt daarnaast een hulpmiddel waarmee de volledigheid van het systeem kan worden bevorderd omdat alle begrippen, regels en procedures binnen het desbetreffende kennisdomein hiermee op een systematische wijze worden geanalyseerd. Als onderdeel van het kennisacquisitie-onderzoek is bovendien gekeken naar de organisa-
2
Zie C.N.J. de Vey Mestdagh, Juridische Kennissystemen, Rekentuig of rekenmeester? Het onderbrengen van juridische kennis in een expertsysteem voor het milieuvergunningenrecht (diss. Groningen), Deventer: Kluwer 1997 en C.N.J. de Vey Mestdagh, ‘Rechtsvinding 2001’, in: H. Franken (red.), Privaatrecht in de 21e Eeuw, deel Rechtsinformatica, Deventer: Kluwer 1999, p. 75-94.
166
9 – Validatie van juridische informatiesystemen
tie en procedures van de toepassing van het milieuvergunningenrecht in de rechtspraktijk. Het overnemen van de aldus naar de praktijk gevormde organisatie- en proceduremodellen in het expertsysteem kunnen de betrouwbaarheid ervan verhogen, omdat de kans dat bij het oplossen van casus een andere dan de gebruikelijke procedure wordt gevolgd hierdoor afneemt. De aanvaardbaarheid en technische validiteit van de door het systeem gebruikte en afgeleide uitspraken zijn vastgesteld door de vergelijking met de steekproef van 430 praktijkbeslissingen. De consistentie van het systeem kon op formele wijze worden vastgesteld met behulp van de technische specificatie van het systeem. De verbeterende werking van het ESM wijst er op dat dergelijke systemen niet alleen een ongewenste maar ook een kwaliteitsverbeterende normatieve werking kunnen hebben. In een commerciële context vindt technisch validatie-onderzoek op informele en niet systematische wijze plaats. Voor de ontwikkeling van een nieuw juridisch informatiesysteem wordt marktonderzoek verricht en worden via redactiegroepen waarin ook praktijkjuristen zitting hebben eisen aan het eindproduct gesteld. Na aflevering vindt validatie plaats door het meten van verkoopcijfers (een goed verkopend product wordt blijkbaar door de eindgebruikers aanvaard) en door het verzamelen van reacties van eindgebruikers. Het is de vraag of deze methode wel tot voldoende betrouwbare resultaten leidt. Het is zeker dat de eindgebruikers geneigd zijn de gebreken van de aangeboden informatiesystemen te accepteren omdat hun papieren voorgangers dezelfde gebreken vertoonden en omdat er geen alternatieven zijn. Het staat bijvoorbeeld vast dat veel informatiesystemen niet volledig zijn. Vooral een groot deel van de jurisprudentie wordt door deze systemen niet ontsloten. Hierbij wordt vaak opgemerkt dat een volledige ontsluiting te duur, technisch niet haalbaar, maar vooral overbodig is. In dit opzicht hebben de huidige informatiesystemen een sterke normatieve werking. Een alternatief voor wetenschappelijke en commerciële validatie is het door de wetgever, de bestuurder en de rechter zelf ontwikkelen en onderhouden van juridische informatiesystemen. Hierbij kan het voldoen aan de eisen van technische validiteit worden gegarandeerd door het volgen van daarvoor binnen de wetenschap ontwikkelde procedures. Hoewel het vast staat dat deze situatie zich in de toekomst zal voordoen is in de tussentijd ook een technisch validatie-instrument vereist voor de gebruikte juridische informa-
167
C.N.J. de Vey Mestdagh
tiesystemen. Dit kan worden gevonden in regulering van de technische eisen die aan juridische informatiesystemen worden gesteld. Deze regulering moet er op gericht zijn zowel centrale als individuele validatie van juridische informatiesystemen door juristen mogelijk te maken. Op deze regulering die de openbaarheid, de transparantie, de authenticiteit en de technische validiteit van juridische informatiesystemen moet bevorderen, wordt hieronder nader ingegaan. Samengevat zijn er drie methoden van technische validatie. De wetenschappelijke validatie, de commerciële validatie en de validatie door juristen zelf. De commerciële validatie schiet voor omvangrijker en complexer juridische informatiesystemen te kort. De wetenschappelijke validatie is waarschijnlijk een te zwaar en kostbaar middel om op het snel toenemende aantal juridische informatiesystemen in de rechtspraktijk toe te passen. Aan de wetenschappelijk methode kunnen wel eisen en instrumenten worden ontleend die via regulering en validatie door juristen zelf kunnen worden toegepast. 4 De rol van juristen bij validatie van juridische informatiesystemen 4.1 Quis custodiat ipsos custodes? Juridische en technische validatie van juridische informatiesystemen moeten zoals tot nu toe bij papieren rechtsbronnen gebruikelijk is door hun gebruikers (juristen en rechtssubjecten) zelf kunnen plaatsvinden. Alleen zo kan worden voorkomen dat er een te grote afhankelijkheid ontstaat van technische adviseurs. Hiervoor is een programma voor regulering en validatie van juridische informatiesystemen vereist. Algemene voorwaarden voor zowel juridische als technische validatie door gebruikers zijn openbaarheid en transparantie van juridische informatiesystemen. Gebruikers moeten toegang hebben tot juridische informatiesystemen en zij moeten de inhoud en werking van deze systemen kunnen begrijpen. Om het laatste te kunnen realiseren moeten juridische informatiesystemen over technische kenmerken beschikken die hun transparantie verhogen en moeten juristen in beperkte mate technisch worden geschoold. Uit mijn ervaringen binnen het juridisch onderwijs blijkt dat dit met een geringe inspanning mogelijk is. In een wat verder verwijderde toekomst zal de transparantie van juridische informatiesystemen bovendien worden verhoogd doordat juristen deze zelf
168
9 – Validatie van juridische informatiesystemen
zullen produceren. Specifieke voorwaarden voor validiteit zijn eigenschappen van juridische informatiesystemen die de kans op juridische en technische validiteit verhogen. Voor het realiseren van deze algemene voorwaarden voor validatie en deze specifieke voorwaarden voor validiteit is regelgeving vereist. Deze regelgeving moet betrekking hebben op de openbaarheid en transparantie, op de juridische validiteit (authenticiteit), op de technische validiteit (volledigheid, betrouwbaarheid, consistentie) en op het gebruik van juridische informatiesystemen. De belangrijkste lacune in de bestaande regelgeving is het ontbreken van voorschriften die de kans op technische validiteit verhogen. Hieronder wordt nader op deze algemene voorwaarden, deze regulering en de te regelen technische eigenschappen die de kans op technische validiteit verhogen ingegaan. 4.2 Algemene voorwaarden voor validatie: openbaarheid en transparantie 4.2.1 Openbaarheid De conditio sine qua non voor validatie van juridische informatiesystemen is openbaarheid. Het geldende recht omvat een aantal regels en beginselen die de openbaarheid van rechtsbronnen regelen. Aan deze regels kan afhankelijk van de politieke cultuur en de technische mogelijkheden een meer of minder restrictieve uitleg worden gegeven. Voor wetgeving bestaat een grondwettelijke bekendmakingsverplichting, voor rechtspraak een grondwettelijke openbaarheidsverplichting. Ook voor bestuurlijke uitspraken gelden op grond van de Grondwet en de Wet openbaarheid van bestuur duidelijke openbaarmakingsverplichtingen. Deze verplichtingen hebben echter een nogal formeel karakter. Zij garanderen dat de informatie op een bepaalde (formeel gedefinieerde) wijze naar buiten wordt gebracht maar niet dat deze informatie ook werkelijk bekend wordt en voor juristen en rechtssubjecten toegankelijk is. Het is de vraag of nieuwe technische mogelijkheden niet met zich meebrengen dat aan deze verplichtingen op een andere wijze uitvoering moet worden gegeven. De aan deze verplichtingen ten grondslag liggende algemene principes suggereren een bevestigend antwoord op deze vraag. Deze principes, op grond waarvan juridische informatie algemeen toegankelijk zou moeten zijn, vloeien voort uit de algemene verbindendheid van de wet-
169
C.N.J. de Vey Mestdagh
geving, uit de beperkte precedentenwerking van de rechtspraak en uit het representatieve karakter van het bestuur. Het recht op toegang dat voortvloeit uit de algemene verbindenheid van wetgeving behoeft weinig toelichting. Het ligt in de rede te veronderstellen (en er naar te streven) dat een ieder die gebonden wordt door een regel ook van die regel op de hoogte is. De, niet wettelijke, fictie dat ‘een ieder de wet behoort te kennen’ is hiervan een uitdrukking. Het is echter een uitdrukking die ontstaan is in een ander tijdsgewricht. De nieuwe mogelijkheden tot informatievoorziening nopen tot een herformulering: ‘een ieder behoort in de gelegenheid gesteld te worden de wet te kennen’. Het principe legt niet alleen een verplichting op aan het rechtssubject maar ook aan de overheid. Het mooie is dat de overheid hierbij nu niet langer met een gedwongen fictie maar met een (technische) mogelijkheid te maken heeft, die bovendien de voor het rechtssubject geldende fictie in individuele gevallen tot werkelijkheid kan maken. De beperkte precedentenwerking van de rechtspraak en van bestuurlijke beschikkingen is misschien een wat meer omstreden beginsel. Binnen het administratieve recht brengt het gelijkheidsbeginsel echter een vrij sterke precedentenwerking met zich mee. Daarnaast geldt hier ook het fair play beginsel. Dit beginsel brengt met zich mee dat de overheid de burger geen mogelijkheden mag ontnemen voor zijn belang op te komen, tenzij daar formeel wettelijke gronden voor bestaan. Nu dergelijke gronden en overigens ook financiële en technische obstakels ontbreken brengt dit beginsel met zich mee dat partijen in een conflict een recht op gelijke geïnformeerdheid zouden kunnen doen gelden. Het fair play beginsel en het gelijkheidsbeginsel kunnen door de beschikbaarheid van nieuwe technieken een grotere betekenis krijgen. Vooral binnen rechtsgebieden waarin beleidsruimte bestaat en het beleid deels neergelegd wordt in individuele beschikkingen en vervolgens medebepaald wordt door rechterlijke uitspraken in individuele gevallen. Het privaatrecht en het strafrecht kennen een grotere beslissingsautonomie dan het administratieve recht. Ook binnen deze rechtsgebieden kan de rechter zich echter in hoogste instantie slechts bij uitzondering onttrekken aan het volgen van in eerdere uitspraken geformuleerde algemene regels. Het representatieve karakter van het bestuur ten slotte brengt met zich mee dat eisen worden gesteld aan de openbaarheid van dit bestuur. De Wet open-
170
9 – Validatie van juridische informatiesystemen
baarheid van bestuur brengt met zich mee dat in individuele gevallen geëist kan worden dat beschrijvingen van bestuurlijk handelen openbaar gemaakt worden, maar ook dat het bestuur ‘in het belang van een goede en democratische bestuursvoering’ uit eigen beweging informatie verschaft. De techniek maakt het mogelijk aan deze verplichting een ruimere uitvoering te geven. De conclusie moet zijn dat de juridische voorwaarden voor openbaarmaking zijn vervuld. De wetgever, de rechter en de bestuurder zijn verplicht hun uitspraken openbaar te maken en te motiveren. Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor met behulp van of door juridische informatiesystemen gegenereerde uitspraken. Het beschikbaar komen van nieuwe technieken voor openbaarmaking neemt bovendien een aantal van de ad hoc bezwaren weg, die nu nog tegen werkelijke en volledige openbaarmaking worden gehanteerd. Er zijn geen technische en financiële obstakels meer voor integrale openbaarmaking. De rechtsbronnen worden al digitaal aangemaakt, de aanmakers beschikken over de know how en de infrastructuur voor eventuele anonimisering en digitale verspreiding en de kosten zijn derhalve laag. Het argument dat er geen behoefte zou zijn aan integrale openbaarmaking wordt door de erkenning van de door een aantal rechtsbeginselen weerspiegelde behoeften weersproken. Het rechtszekerheidsbeginsel, het rechtsgelijkheidsbeginsel en het fair play beginsel brengen allen met zich mee dat rechtsbronnen en dus ook digitale rechtsbronnen zo mogelijk integraal openbaar gemaakt zouden moeten worden. 4.2.2 Transparantie Als systemen regels gaan toepassen ontstaat een discrepantie tussen de taal waarin de regels oorspronkelijk zijn geformuleerd en de taal waarin ze worden toegepast. Vertalingen leveren zoals bekend interpretatieproblemen op, die zowel betrekking kunnen hebben op de betekenis van gebruikte begrippen als op de structuur van de regels, bijvoorbeeld hun logica. Voor dit probleem bestaat slechts één oplossing. Het gebruiken van dezelfde taal door beide partners in het communicatieproces. In het geval van juridische informatiesystemen betekent dit het transparanter maken van deze systemen en het aan juristen leren van de technische vaardigheden, die zij nodig hebben om zelf valide systemen te kunnen ontwikkelen en om zelf de validiteit van deze systemen te kunnen beoordelen. Om juridische informatiesystemen controleerbaar te maken moeten zij voldoen aan het vereiste van transparantie. Aan dit vereiste kan een invulling worden gegeven die controle door
171
C.N.J. de Vey Mestdagh
juristen mogelijk maakt. Een transparant juridisch informatiesysteem geeft van elk gegeven aan op welke interne en externe kennisbron(en) het berust. Het begrip transparantie betreft daarmee tenminste functies die uitleggen hoe het systeem werkt (welke kennisbestanden het gebruikt en welke functies het toepast), wat de vragen die het systeem stelt en de conclusies die het systeem trekt betekenen (toelichtingen), waarom het systeem deze vragen stelt (in verband met de toepassing van welke regel of functie), hoe het systeem bepaalde conclusies heeft afgeleid (op grond van welke gegevens en regels) en welke de oorspronkelijke bronnen van alle gebruikte gegevens en regels zijn. De transparantie van juridische informatiesystemen kan worden bevorderd door het voorschrijven van kenmerken die de transparantie verhogen maar ook door het zelf ontwikkelen van deze systemen door juristen. Als wetgevers, bestuurders en rechters hun uitspraken direct digitaliseren is bovendien het laatste (technische) obstakel voor het ten volle voldoen aan hun openbaarmakingsverplichtingen weggenomen. 4.3 Regulering die de kans op juridische en technische validiteit van juridische informatiesystemen verhoogt Om de validiteit van juridische informatiesystemen te verhogen kunnen juristen zelf technische hulpmiddelen gaan gebruiken voor het produceren van deze systemen en moeten juristen de voorwaarden stellen waaronder juridische informatiesystemen mogen worden gebruikt. Het produceren van wetgeving, bestuurlijke stukken en jurisprudentie met behulp van informatiesystemen kan de openbaarheid, de transparantie en de kans op juridische en technische validiteit van juridische informatiesystemen verhogen.3 Ook als in de rechtspraktijk deze belangrijke en grote stap voorlopig niet wordt genomen zal er behoefte zijn aan regulering van de digitalisering van rechtsbronnen en rechtsvinding. Deze regulering van juridische informatiesystemen zal tenminste de volgende onderwerpen moeten omvatten: – Het openbaar maken, de vertrouwelijkheid en de transparantie van gedigitaliseerde rechtsbronnen en rechtsvinding 3
Wetgeving, bestuur en rechtspraak (het scheppen van rechtsbronnen) met behulp van juridische informatiesystemen eist op zichzelf regulering. Aan deze behoefte aan regulering wordt in het volgende voorbij gegaan.
172
9 – Validatie van juridische informatiesystemen
– Het authentiseren van gedigitaliseerde rechtsbronnen en rechtsvinding – Het technisch valideren van gedigitaliseerde rechtsbronnen en rechtsvinding – Algemene beginselen van behoorlijk gebruik van juridische informatietechnologie De openbaarmaking van rechtsbronnen is al volledig geregeld. Voor juridische informatiesystemen gelden dezelfde openbaarmakingsverplichtingen als voor papieren rechtsbronnen. De nieuwe technische mogelijkheden brengen bovendien met zich mee dat aan het bestaande stelsel van regels en beginselen een ruimere interpretatie zal moeten worden gegeven. Deze verplichtingen zullen bovendien de rechtsvindingsfuncties van moderne juridische informatiesystemen omvatten. Het motiveringsbeginsel verschaft hiervoor een voldoende argument. Voor de vertrouwelijkheid geldt hetzelfde. De bestaande rechtspraktijk wat betreft anonimisering en bescherming van de privacy kan ongewijzigd worden voortgezet nu er geen financiële en technische obstakels voor geanonimiseerde publicatie meer zijn. Alleen de transparantie van juridische informatiesystemen is nog niet geregeld. Zoals hierboven is gebleken is het goed mogelijk de eisen die aan transparante systemen moeten worden gesteld technisch te omschrijven. Als onderdeel van de regulering van transparantie zou ook de minimale technische scholing moeten worden opgenomen die juristen moeten ontvangen om transparante systemen te kunnen beoordelen. Het garanderen van de authenticiteit van juridische informatiesystemen kan natuurlijk het beste worden gerealiseerd door een wetgever, een bestuur en een rechter die deze systemen zelf uitgeeft. Zolang dit nog niet haalbaar is kan een algemene authentiseringsprocedure worden voorgeschreven waarmee de wetgever, het bestuur en de rechter kenbaar maken dat een niet door hen geproduceerd informatiesysteem juridisch valide is. In een beperkt aantal gevallen zal de eindgebruiker de authenticiteit van juridische informatiesystemen zelf kunnen beoordelen. Voorwaarde daarvoor is dat vermelding van de oorspronkelijke bronnen van juridische kennis verplicht wordt gesteld en dat deze voor de gebruiker toegankelijk zijn. De technische validiteit van juridische informatiesystemen kan worden bevorderd door het opstellen van technische voorschriften waaraan deze systemen moeten voldoen zoals deze hieronder worden besproken. Het is denk-
173
C.N.J. de Vey Mestdagh
baar dat in een overgangsperiode waarin de technische scholing van juristen nog te kort schiet een overheidsorgaan als deskundig adviseur moet worden ingesteld. Bij voldoende transparantie en technische scholing wordt deze voorziening op termijn overbodig. Het is de vraag of als door regulering en validatie door juristen meer openbare, transparante en juridisch en technisch valide juridische informatiesystemen in de rechtspraktijk zullen worden gebruikt er nog specifieke voorschriften nodig zijn die het behoorlijk gebruik van deze systemen bevorderen. De bestaande voorschriften voor wetgeving, bestuur en rechtspraak zullen dan waarschijnlijk volstaan. Er is echter een andere reden om toch aandacht te besteden aan algemene beginselen van behoorlijk gebruik van juridische informatietechnologie. De wetgever is nog niet toe aan de uitgebreide en technische regulering van juridische informatiesystemen en het voorschrijven van de organisatie die nodig is om het voorgaande te realiseren. Een pragmatische benadering vereist daarom in de komende overgangsperiode beginselen die als richtsnoer voor geschillenbeslechting kunnen dienen. Hiertoe is door Franken4 een aanzet gegeven in de vorm van algemene beginselen van behoorlijk ICT gebruik. 4.4 Eigenschappen die de kans op technische validiteit van juridische informatiesystemen verhogen Openbaarheid en transparantie zijn de algemene voorwaarden voor validatie van juridische informatiesystemen. Hierboven is de regulering van deze algemene voorwaarden en van het authentiseren, het technisch valideren en het behoorlijk gebruik van deze systemen besproken. Welke zijn nu de te reguleren eigenschappen van juridische informatiesystemen die de kans op technische validiteit verhogen? Deze eigenschappen kunnen worden toegelicht aan de hand van de formele eisen van technische validiteit: volledigheid, betrouwbaarheid en consistentie.5
4
5
H. Franken, ‘Juridisch theoretische achtergronden’, in: H. Franken, H.W.K. Kaspersen & A.H. de Wild (red.), Recht en Computer, Deventer: Kluwer 1997, p. 52-55. Zie voor een eerdere bespreking vanuit het perspectief van de rechtspraak: C.N.J. de Vey Mestdagh, ‘Kunnen wij “kwade” automatisering met “goede” automatisering uitbannen?’, Tijdschrift voor de Rechterlijke Macht (Trema) 1998-6b, p. 43-48.
174
9 – Validatie van juridische informatiesystemen
Volledigheid betekent dat alle algemeen erkende rechtsbronnen, alle gegevensstructuren van mogelijke casus, en alle regels en functies waarmee feitelijk genomen beslissingen kunnen worden gegenereerd in het juridische informatiesysteem zijn opgenomen. Het vaststellen van volledigheid vereist een systematische methode van acquisitie van juridische kennis vooraf en empirisch onderzoek achteraf waarin een steekproef van actuele uitspraken wordt vergeleken met de uitspraken van het informatiesysteem in gelijke gevallen. Een kenmerk van informatiesystemen dat de kans op volledigheid verhoogt is de garantie van permanent onderhoud. Dit kenmerk kan ook door praktijkjuristen gemakkelijk worden vastgesteld. Betrouwbaarheid betekent dat het systeem geen uitspraken kan opleveren die niet in de rechtspraktijk zouden kunnen worden genomen. Het vaststellen van betrouwbaarheid vereist het vaststellen van de juridische validiteit van alle in het informatiesysteem opgenomen uitspraken uit de rechtsbronnen en het volgens de op onderzoek naar de procedures in de rechtspraktijk gebaseerde specificatie functioneren van het systeem (organisatie- en proceduregetrouwheid). Kenmerken die de kans op betrouwbaarheid vergroten zijn openheid, dynamiek en gelaagdheid van het informatiesysteem. Een open informatiesysteem geeft aan waar zijn kennis ophoudt. Het gebruikt derhalve geen functies die in geval van ontbrekende gegevens of niet te trekken conclusies tot hun ontkenning concluderen (zoals negation by failure) en het werkt niet met standaardwaarden (defaults). De openheid van een informatiesysteem is vrij eenvoudig vast te stellen aan de hand van zijn specificatie en zijn werking in testcasus. Een dynamisch informatiesysteem kan door de eindgebruikers, worden aangepast aan verschillende omstandigheden (verschillende bestuursniveaus, verschillende colleges) en aan wijzigende juridische kennis (tijdsverloop, veranderende inzichten). Een dynamisch systeem is over het algemeen declaratief en niet procedureel van aard. Dit kan worden vastgesteld aan de hand van de specificatie en werking van het systeem. Ook de dynamiek kan onder het kopje onderhoudseisen worden geschaard. Er moet nu echter niet alleen sprake zijn van permanent onderhoud door de leverancier maar ook van de mogelijkheid van onderhoud door de eindgebruiker. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat horizontale en verticale gelaagdheid kenmerkend is voor de toepassing van juridische kennis in de rechtspraktijk. Een betrouwbaar informatiesysteem moet dan ook gelaagd zijn omdat het anders geen model van de rechtspraktijk is. Een horizontaal gelaagd systeem kan verschillende opvattingen
175
C.N.J. de Vey Mestdagh
bevatten en afleiden en daarmee de beslissingsruimte en inconsistenties zichtbaar maken. Hiervoor moet het systeem beschikken over een redeneerprocedure die dit mogelijk maakt (in technische termen een niet-monotoon systeem).6 Een verticaal gelaagd systeem kent een niveau van verschillende oplossingen voor een juridisch probleem (probleemoplossingsniveau) en een niveau van het beslissen welke oplossing zal worden gekozen (beslissingsniveau). Hiervoor moet het systeem beschikken over de mogelijkheid om beslissingsregels (geldigheidsregels, toepasselijkheidsregels, voorkeursregels)7 te bevatten en toe te passen. Ook de gelaagdheid kan worden vastgesteld door raadpleging van de specificatie en beschouwing van de werking van het systeem. Het zelf technisch valideren van juridische informatiesystemen aan de hand van hun openheid, hun dynamiek en hun gelaagdheid blijkt voor niet bijzonder technisch onderlegde juristen mogelijk te zijn. De ervaringen met het valideren van dergelijke systemen door rechtenstudenten tonen dit aan. Consistentie betreft zoals eerder beschreven de interne consistentie van door juridische informatiesystemen gegenereerde antwoorden op rechtsvragen, maar niet de externe consistentie. Valide juridische informatiesystemen zullen juist in voorkomende gevallen onderling inconsistente antwoorden op rechtsvragen opleveren omdat dit kenmerkend is voor de rechtspraktijk. Het vereiste van consistentie betekent in dit geval dat deze verschillende opvattingen zichtbaar worden gemaakt. De hierboven omschreven ‘gelaagde’ systemen voldoen aan dit vereiste. Interne consistentie kan alleen aan de hand van de formele specificatie van een informatiesysteem worden vastgesteld. 5 Conclusies Het toenemende gebruik van juridische informatiesystemen roept een aantal validatievragen op. Hoe kunnen wij de rechtsgeldigheid en de volledigheid en betrouwbaarheid van de uitspraken van deze systemen vaststellen? De complexiteit en daarmee samenhangende ondoorzichtigheid van deze
6 7
Zie Hoofdstuk 11. Zie De Vey Mestdagh 1997, p. 48 e.v. (zie noot 2).
176
9 – Validatie van juridische informatiesystemen
systemen en het gebleken misplaatste onvoorwaardelijke vertrouwen in automatisering als deze eenmaal is aanvaard brengen met zich mee dat juristen zich met de beantwoording van deze vragen moeten bezighouden. Het antwoord op deze vragen kan deels worden gevonden in regulering van het gebruik van juridische informatiesystemen en deels in het verschaffen van de mogelijkheden aan juristen deze systemen zelf te valideren. De regels zouden vooral betrekking moeten hebben op het authentiseren, het vooraf technisch valideren en het openbaar maken van juridische informatiesystemen. De mogelijkheden tot validatie door juristen kunnen worden geschapen door het opstellen van technische voorschriften voor juridische informatiesystemen maar ook door technische scholing van juristen. De stand van zaken is echter dat er steeds meer juridische informatiesystemen in de rechtspraktijk worden ingevoerd en dat de validatiemiddelen in de vorm van regulering en onderwijs hier geen gelijke pas mee houden. Het is vrijwel zeker dat geen enkel op dit moment operationeel systeem aan de in dit hoofdstuk beschreven validiteitseisen voldoet. Dit brengt het risico met zich mee dat critici van het gebruik van juridische informatiesystemen gelijk krijgen zonder dat dit de invoering van invalide systemen zal stoppen en zonder dat daartoe de juridische en technische mogelijkheden aanleiding geven.
177