UNESCO TRUSTFONDSPROJECTEN 07 maart 2016 Culturele Projecten Instandhouding van natuurlijk werelderfgoed en cultuurlandschappen in ZuidoostEuropa: capaciteitsopbouw voor de planning en het beheer van toerisme ............................. 2 Tentoonstelling tijdens COP 16 (de VN-Klimaatconferentie) in Cancún over de gevolgen van klimaatverandering voor Werelderfgoedsites ...................................................................................... 3 Behoud van de bevroren graftomben in de Altaï ........................................................................................ 4 Netwerk voor de verspreiding van inheemse cinema: ‘Cameras for Diversity’ ........................ 5 Ondersteuning voor de ontwikkeling en implementatie van het World Heritage Marine Programme ............................................................................................................................................................................ 6 Proefprojecten voor gemeenschap-gebaseerde inventarisatie van immaterieel erfgoed onder de bevolking in zes geselecteerde landen in Sub-Sahara-Afrika ........................................ 8 Ondersteuning voor de ontwikkeling en implementatie van het Werelderfgoedstedenprogramma ........................................................................................................................ 10 Restauratie van de forten van Mozambique .................................................................................................. 12 Africa Nature Programme........................................................................................................................................... 13 Systeem voor reactieve monitoring en trendinformatie voor een verbeterde staat van conservering van Werelderfgoedsites ................................................................................................................. 14 Aanpassing aan klimaatverandering voor natuurlijke Werelderfgoedsites in Afrika......... 17 Mariene ruimtelijke ordening....................................................................................................................................19 Versterking van de subregionale samenwerking en de landelijke capaciteiten in zeven landen in zuidelijk Afrika voor de implementatie van de Conventie van 2003 voor het behoud van immaterieel cultureel erfgoed .................................................................................................... 21 De internationale gemeenschap bijeenbrengen om het culturele erfgoed van Syrië te beschermen .......................................................................................................................................................................... 25 Bijdragen aan de speciale rekening voor steun aan landen in post-conflict- en postrampsituaties: Crisisrespons in Nepal ................................................................................................................28 Versterking van de subregionale samenwerking en de landelijke capaciteiten in zeven landen in zuidelijk Afrika voor de implementatie van de Conventie van 2003 voor het behoud van immaterieel cultureel erfgoed ...................................................................................................29 Uitbreiding van de bescherming van mariene sites op de UNESCO Werelderfgoedlijst 34 Detachering van een expert bij het verbindingsbureau van UNESCO bij de Europese Unie ...........................................................................................................................................................................................38 Eeuwherdenking Eerste Wereldoorlog – Vredeseducatieproject ....................................................39
Instandhouding van natuurlijk werelderfgoed en cultuurlandschappen in Zuidoost-Europa: capaciteitsopbouw voor de planning en het beheer van toerisme Thema Landen Budget Periode
Cultuur Macedonië en Montenegro – tools wereldwijd toepasbaar 145.000 USD 2009-2010
Niemand zal ontkennen dat de toeristische aantrekkingskracht van sites toeneemt nadat ze door UNESCO zijn erkend. Maar toerisme kan ook een grote hoeveelheid druk op die sites met zich meebrengen. Machu Picchu (Peru) en Angkor Wat (Cambodja) zijn wellicht de bekendste voorbeelden van gevallen waarin de dagelijkse stroom toeristen een merkbare negatieve impact heeft. Vlaanderen ondersteunde een project in het kader waarvan een methodologie voor duurzaam toerisme werd ontwikkeld. Dit capaciteitsopbouwproject voor de planning en het beheer van toerisme en de bescherming van het erfgoed is geïmplementeerd in Macedonië en Montenegro; het doel is de methodologie internationaal toepasbaar te maken. Het project is bedoeld om beheerscapaciteit op te bouwen voor Werelderfgoedsites, met een speciale focus op toeristisch beheer en toeristische planning. Voor veel erfgoedlocaties leidt de UNESCO-erkenning tot een groter aantal bezoekers. Dit kan een belasting vormen voor deze sites en kan de unieke, universele waarde ervan in gevaar brengen. Dit project omvatte meerdere opleidingsprogramma's. In Montenegro organiseerde UNESCO een opleidingsworkshop voor de planning en het beheer van toerisme. Het trainingsmateriaal werd herzien en verbeterd en op twee locaties werd een opleidingsprogramma inzake toeristisch beheer gelanceerd: Durmitor Nationaal Park in Montenegro en de site Ohrid in Macedonië. Beide zijn Werelderfgoedsites. Op beide locaties bood UNESCO het personeel een opleiding rond beheer en planning voor ‘openbaar gebruik/toerisme’. De strategieën die voor deze twee sites werden opgesteld, kunnen als model dienen voor andere locaties. De toeristische sector, de lokale gemeenschappen en de lokale economie waren betrokken bij het project. Het Werelderfgoedcentrum koppelde de opleiding aan diverse regionale instellingen voor verdere ondersteuning.
Tentoonstelling tijdens COP 16 (de VN-Klimaatconferentie) in Cancún over de gevolgen van klimaatverandering voor Werelderfgoedsites Thema Landen Budget Periode
Cultuur Wereldwijd 76.210,20 USD 2010
Op de 16de Klimaatconferentie (COP16) in 2010 in Cancún bood Vlaanderen steun aan de opzet van een tentoonstelling waarin de impact van klimaatverandering op UNESCO Werelderfgoedsites werd getoond aan de hand van satellietbeelden. Deze actie wordt aangevuld met onderwijsmateriaal voor scholen. Het project toont hoe met satellietobservatie van de Aarde een beeld kan worden gegeven van deze klimaatimpact. Dit project verwijst naar een tentoonstelling met satellietbeelden en voorlichtingsmateriaal gedurende de 16de Conferentie van Partijen (COP) in Cancún (Mexico) van 29 november tot 10 december 2010. Deze activiteit was bedoeld om bewustwording te creëren inzake de schadelijke gevolgen van de klimaatverandering voor UNESCO Werelderfgoedsites. Er werd getoond hoe deze veranderingen via satellietbeelden van de aarde in kaart kunnen worden gebracht. In de straten van Cancún werden satellietbeelden getoond van smeltende gletsjers, verblekende koraalriffen, verdwijnende permafrost, woestijnvorming en overstromingen. In het kader van het project werd ook onderwijsmateriaal ontwikkeld voor leerlingen van 12 tot 16 jaar en voor schoolleraren in Cancún.
© USA Glacier Bay UNESCO - Mark Kelley
Tijdens de voorgaande bijeenkomst in Kopenhagen (COP 15) stelde Directeur-generaal Bokova het UNESCO Climate Change Initiative voor, dat vier elementen omvat: wetenschap, onderwijs, milieu en ethiek. In 2002 werd UNESCO aangewezen als het leidende agentschap voor het VN-Decennium van Educatie voor Duurzame Ontwikkeling (DESD, 2005-2014). Klimaatverandering is een van de hoofdthema's en vormt een van de meest urgente uitdagingen voor duurzame ontwikkeling. Vlaanderen hecht groot belang aan het DESD en heeft een ESD (Educatie voor Duurzame Ontwikkeling)raadplegingsplatform opgesteld, dat wordt beheerd door de Departementen Onderwijs en Leefmilieu, Natuur en Energie.
Bij dit project werd beeldmateriaal gebruikt dat afkomstig was van verschillende Belgische projecten, georganiseerd door BELSPO en de KU Leuven en gefinancierd door het Vlaams UNESCO-Trustfonds Wetenschappen en het Algemeen Trustfonds. Behoud van de bevroren graftomben in de Altaï Thema Landen Budget Periode
Cultuur Rusland & Kazachstan: Altaï € 330.110 (op 1/1/2004 1 EUR = 1,26 USD) 2004
Bij die tentoonstelling worden ook beelden gebruikt uit een vroeger project dat UNESCO in partnerschap met de Universiteit Gent en met steun uit het Vlaamse Trustfonds ontwikkeld heeft: “De bevroren graven van de Scythen”. Die graven bevinden zich in de permafrost van de Altaï, een onherbergzaam gebied tussen China en Rusland, en zijn van onschatbare archeologische waarde. Door de constant bevroren toestand van de permafrost is de inhoud van die graven, vaak van notabelen en dus vergezeld van goud en sieraden die blijk geven van uitzonderlijk vakmanschap, bijzonder goed geconserveerd. Door de aardopwarming verdwijnt de permafrost echter, waardoor ook de inhoud van de graven verdwijnt en de sluier voorgoed valt over een weinig bekende maar uitermate boeiende cultuur. Het is dus een race tegen de klok om de nog niet ontdekte graven op te sporen, waarbij aardobservatie met satellietbeelden te hulp komt. Veel van deze beelden zijn ook gebruikt voor een publicatie over de impact van de klimaatverandering op werelderfgoed, die met Vlaamse steun is vertaald en herdrukt. Het voornaamste doel van dit project is de bescherming en het behoud van de bevroren graftomben van de Scythen in de Altaï (Rusland, Kazachstan, Mongolië en China). De Scythen begroeven hun adellijke mannen en vrouwen diep in de permafrost. Daardoor is al het organische materiaal, waaronder textiel, tapijten, lichamen en paarden, bewaard gebleven. Deze bevroren graftomben moeten echter dringend worden beschermd. Dit belangrijke erfgoed is in gevaar door verschillende factoren, waaronder de opwarming van de aarde en het gebrek aan kennis over het exacte aantal graven en hun exacte locatie. In een eerste fase werd met steun van het Trustfonds accuraat in kaart gebracht waar de graven in twee onderzoeksregio's in het Russische en Kazachstaanse gedeelte van het Altaïgebergte zich bevinden. Dit gebeurde in samenwerking met de Universiteit Gent. De locatie van de tomben werd in kaart gebracht en er werd een grondige inventaris opgesteld van de inhoud van de graven. In 2006 werd in Gent een tentoonstelling opgezet waarbij voorwerpen en materialen afkomstig van dit project werden tentoongesteld.
Netwerk voor de verspreiding van inheemse cinema: ‘Cameras for Diversity’ Thema Landen Budget Periode
Cultuur / Communicatie & Informatie Latijns-Amerika 200.000 USD 2010
Om aan te tonen dat Vlaanderen veel belang hecht aan de UNESCO-conventie voor de bescherming en promotie van de diversiteit van culturele uitdrukkingen, werd het project “Cameras for Diversity” ondersteund. Dit project wil de verspreiding van inheemse cinema in Zuid- en Centraal-Amerika bevorderen. Deze films en documentaires, gemaakt door, over en met de autochtone bevolking, mogen er niet enkel zijn voor diezelfde mensen, maar moeten een breder publiek krijgen. UNESCO zet zijn expertise en netwerk in om de verspreiding en bekendmaking voor deze vorm van culturele expressie te steunen en bevorderen. Dankzij vertoning op lokale filmfestivals krijgen deze films nu meer aandacht en groeit er meer begrip voor de leefwereld en de omstandigheden van de lokale minderheden. Dit regionale project had als doel de kwetsbaarste aspecten van het immateriële erfgoed van de inheemse tradities van Latijns-Amerika te beschermen. UNESCO doet dit onder meer door de kennis inzake deze tradities te ontwikkelen en te promoten en door toegang te bieden tot communicatie en technische middelen. Via het optimale gebruik van ICT draagt dit project bij aan de herleving van de identiteit van de inheemse volkeren en helpt het hen om hun zelfwaardegevoel en trots te hervinden. Een van de doelen van dit project is autochtone filmmakers meer kansen te bieden door hen te helpen bij de promotie van hun werk en een brede distributie van dat werk te ondersteunen. Aangezien hun audiovisuele werk vaak is gebaseerd op de inheemse cultuur, krijgt deze cultuur hierdoor verdere toegang tot de media. Hierdoor krijgen meer mensen de gelegenheid kennis te maken met deze oorspronkelijke culturen, hetgeen leidt tot wederzijds begrip. Een ander belangrijk aspect van dit project is de versterking van de banden tussen inheemse organisaties, ngo's en filmproducenten in Latijns-Amerika en het Caribisch Gebied. Het project focust op activiteiten zoals: versterking van het ‘inheemse netwerk’, promotie van de website (Cameras for Diversity – Las Cámaras de la Diversidad), oprichting van de 'UNESCO Excellence Award for Indigenous Audiovisual Materials’, promotie van onderlinge samenwerking in het zuiden, versterking van de samenwerking met de New Latin American Cinema Foundation – Fundación del Nuevo Cine Latinoamericano (FnCL), oprichting van een regionaal vertalings- en ondertitelingscentrum, organisatie en realisatie van workshops, creatie van een jaarlijkse beurs voor vier personen rond capaciteitsopbouw en de lancering van een ‘Award of Cameras of Diversity’.
De begunstigden van dit project zijn inheemse gemeenschappen en filmmakers die afkomstig zijn uit of erkend worden door de inheemse gemeenschappen. Het project hanteert een regionale benadering en wordt gecoördineerd door het Regionaal Kantoor voor Cultuur in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied van UNESCO. Ga voor meer informatie naar:
http://www.cinelatinoamericano.org/camaras.aspx?cod=111
Ondersteuning voor de ontwikkeling en implementatie van het World Heritage Marine Programme Thema Landen Budget Periode
Cultuur Kustgebieden van de Indische Oceaan – Zuidelijk Afrika 400.400 USD 2010-2012
UNESCO Werelderfgoed heeft niet enkel betrekking op cultureel erfgoed (gebouwen en constructies), maar ook op natuurlijk erfgoed. Door de stijgende druk op natuurgebieden doet UNESCO steeds meer inspanningen om hun unieke universele waarde te beschermen tegen exploitatie en vervuiling. Vlaanderen steunt daarbij het “World Heritage Marine Programme”. Concreet focust Vlaanderen op de mariene en kustgebieden van Zuidoost-Afrika, met bijzondere aandacht voor de lokale gemeenschappen. Dit biedt niet alleen een mooie aansluiting met het FUST - dat in diezelfde regio actief is - maar geeft UNESCO de kans gebruik te maken van de uitzonderlijke expertise van het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ –www.vliz.be) en het International Oceanographic Data and Information Exchange (IODE) Project Office in Oostende. Deze laatste is het wereldwijde aanspreekpunt voor het beheer en de uitwisseling van oceanografische data (www.iode.org). Het World Heritage Marine Programme werd in 2005 gelanceerd door het Werelderfgoedcentrum. Het is een van de zes speciale programma's die door het Werelderfgoedcomité zijn goedgekeurd. Het World Heritage Marine Programme wil bestaande en potentiële mariene gebieden van bijzondere universele waarde in stand houden. Alle activiteiten van dit specifieke project dragen in significante mate bij aan de realisatie van deze missie en beogen een aantal grote uitdagingen aan te gaan. Het project focust op de mariene en kustgebieden van Zuid-Oost-Afrika, met bijzondere aandacht voor de lokale gemeenschappen. Mariene gebieden in Afrika zijn sterk ondervertegenwoordigd op de Werelderfgoedlijst. Dit heeft te maken met onder meer het gebrek aan lokale kennis met betrekking tot de identificatie en nominatie van nieuwe sites.
UNESCO realiseert meerdere acties in het kader van het Marine Programme, zoals:
ontwikkeling van een capaciteitsopbouw/trainingsstrategie voor effectief beheer die vorm zal geven aan de implementatie voor de periode 2012-2015; ontwikkeling van een wetenschappelijke benadering van de identificatie van potentiële mariene Werelderfgoedsites; de basis leggen voor de ontwikkeling van een praktische, stapsgewijze gids voor de implementatie van ecosysteemgebaseerd beheer van mariene sites; het behoud van erkende erfgoedlocaties wordt bedreigd door klimaatverandering, overbevissing, vervuiling van de zee en andere gevaren; versterking van de kennis en zichtbaarheid van dit duurzame World Heritage Marine Programme in het volgende decennium; dit project is gericht op versterking van de zichtbaarheid van het Marine Programme en de daaropvolgende bevordering van de strategische doelstelling voor 2012 inzake de creatie van een wereldwijd marien instandhoudingsnetwerk in het kader van de Conventie voor Biologische Diversiteit.
© BEL Belize Barrier Reef Brandon Rosenblum
Dit project maakt deel uit van een programma met meerdere donoren met een budget van 2 miljoen Amerikaanse dollars. Andere geïnteresseerde donoren zijn het African World Heritage Fund (AWHF), de Nordic World Heritage Foundation en andere trustfondsen en privépartners. Het projectvoorstel is ontwikkeld door het Werelderfgoedcentrum en het Vlaams Departement Economie, Wetenschap en Innovatie (Departement EWI), het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) en het International Oceanographic Data and Information Exchange (IODE) Project Office in Oostende. Het VLIZ en IODE zullen ook belangrijke partners vormen voor de implementatie van het project.
Het VLIZ organiseert workshops, ontwerpt een projectwebsite en vormt een wetenschappelijke stuurgroep in nauwe samenwerking met het IODE. De implementatie van dit project wordt van nabij gemonitord door het Departement internationaal Vlaanderen en het Departement EWI. Water en geïntegreerd kustbeheer vormen al vele jaren een prioriteit in de Vlaamse samenwerking met UNESCO. Via het Trustfonds Wetenschappen speelt Vlaanderen een zeer belangrijke rol in capaciteitsopbouw ter plaatse inzake oceanografische gegevens en informatieverwerking. Uitgaande van de focus op de erfgoedcomponent bouwt dit project op deze expertise via het Algemeen Trustfonds en niet het Trustfonds Wetenschappen. Via de implementatie van dit project kan Vlaanderen een significante bijdrage leveren aan de kernfinanciering van het Marine World Heritage Programme, dat slechts beperkte financiering van het Werelderfgoedfonds ontvangt. Proefprojecten voor gemeenschap-gebaseerde inventarisatie van immaterieel erfgoed onder de bevolking in zes geselecteerde landen in Sub-Sahara-Afrika Thema Landen Budget Periode
Cultuur Botswana, Lesotho, Malawi, Oeganda, Swaziland en Zambia 275.000 USD (waarvan 93.283,50 USD van het Departement Cultuur) 2010-2012
Om orale tradities, rituelen, sociale gewoonten en traditionele vaardigheden een beschermende en helpende hand te bieden, richtte UNESCO in 2003 de Conventie voor de Bescherming van Immaterieel Erfgoed op. De ‘Heilige Bloedprocessie’ in Brugge en de verschillende Vlaamse ‘Optochten van Reuzen en Draken’ werden ondertussen al erkend. Het valt echter op dat vooral Afrika ondervertegenwoordigd is. Dit is te wijten aan een tekort aan technische kennis om dergelijke tradities te inventariseren en erkenningsdossiers op te maken. Met een eerste project in zes landen in Zuidelijk Afrika speelde Vlaanderen in op de inventarisatie, met grote aandacht voor de inbreng van de lokale gemeenschappen. In een aantal van deze landen wordt een volgende fase voorbereid: op basis van de inventaris wordt de capaciteit opgebouwd om in de toekomst zelf erkenningsdossiers te kunnen opstellen. Hiervoor kan UNESCO steunen op de expertise van het Vlaamse Steunpunt voor Cultureel Erfgoed vzw (www.FARO.be). De UNESCO Conventie voor de Bescherming van Immaterieel Cultureel Erfgoed is gericht op het behoud van levend erfgoed. Anders dan tastbaar erfgoed, dat op conventionele wijze door erfgoeddeskundigen wordt beheerd (bijv. architecten, archeologen en conservatoren), vereist immaterieel cultureel erfgoed een participatieve benadering van de bescherming. Daarbij moeten meerdere partijen betrokken worden, met de betreffende gemeenschappen op de eerste plaats. De verdragsluitende staten zijn verplicht om een of meerdere inventarissen op te stellen van het immateriële culturele erfgoed op hun grondgebied, bij voorkeur met participatie
van de lokale gemeenschappen. Een effectieve strategie om de actieve medewerking van gemeenschappen bij de implementatie van de Conventie te verzekeren, is door hen te vragen hun eigen immateriële culturele erfgoed in kaart te brengen. Het uiteindelijke doel van dit project is de SADC-regio beter in staat te stellen deze inventarissen op te stellen. De nood aan zulke bijstand was reeds pijnlijk duidelijk geworden door de zwakke respons van Afrika op de oproep van UNESCO om dossiers in te dienen voor erkenning. Dit is des te pijnlijker omdat de Conventie voor de Bescherming van Immaterieel Cultureel Erfgoed in de eerste plaats werd opgericht om te beantwoorden aan de dringende vraag van Afrika om ook aandacht te besteden aan de universele waarde van immaterieel erfgoed. Daarom lanceerde de culturele sector van UNESCO in 2010 een oproep tot specifieke bijstand in dit domein. Met dit project wil UNESCO een reeks inventarisatieactiviteiten op basisniveau uitvoeren in zes landen in Sub-Sahara-Afrika: Botswana, Lesotho, Malawi, Oeganda, Swaziland en Zambia. In elk land zal een gemeenschap worden geselecteerd bij wijze van test. De representativiteit en het persoonlijke engagement met betrekking tot de participatie in het project zullen belangrijke criteria vormen. Het project zelf bestaat uit vier fasen. Een eerste opleidingsworkshop wordt gevolgd door meerdere maanden veldwerk. Deze inventarisatie zal worden uitgevoerd door de gemeenschappen en ambtenaren in de culturele sector. Nadien organiseert UNESCO follow-upsessies om de kwaliteit van de oefeningen te beoordelen en de methoden eventueel te verbeteren. Ga voor meer informatie naar:
http://www.unesco.org/culture/ich/index.php?pg=00194
Ondersteuning voor de ontwikkeling en implementatie van het Werelderfgoedstedenprogramma Thema Landen Budget Periode
Cultuur Kenia, Tanzania, Mozambique 399.300 USD 2010-2012
In historische steden moeten moderniseringen en investeringen verzoend worden met het historische karakter en de identiteit ervan. Deze problematiek stelt zich wereldwijd en vormt een uitdaging voor zowel Vlaanderen als UNESCO. Zo werd de Duitse stad Dresden in 2009 geschrapt van de UNESCO Werelderfgoedlijst na het bouwen van een brug over de Elbe, volgens de experts een verstorend element in het landschap. Gezien zijn rijkdom aan oude kunststeden is deze kwestie ook voor Vlaanderen heel actueel. Daarom steunt Vlaanderen het project "World Heritage Cities", waarbij UNESCO streeft naar een theoretisch kader voor stedelijke erfgoedbewaring en technische hulp verschaft aan nationale en regionale regeringen. Concreet wordt deze Historic Urban Landscapes (HUL)-aanpak toegepast op Lamu (Kenia), Stonetown (Tanzania) en Ilha de Moçambique (Mozambique), maar bedoeling is deze methodiek internationaal in te zetten. De Katholieke Universiteit Leuven, Departement Burgerlijke Bouwkunde en meer bepaald het Raymond Lemaire International Centre for Conservation zijn betrokken bij de uitwerking. Met zijn 26 erkende belforten, 13 begijnhoven, het Plantin-Moretushuis in Antwerpen en de historische binnenstad van Brugge heeft Vlaanderen een van de grootste concentraties aan erkend werelderfgoed per km². Het grootste deel hiervan bevindt zich evenwel in stedelijk gebied. Dit is aantrekkelijk voor toeristen, maar vormt een uitdaging voor steden met een modern stadsontwikkelingsplan. Dit UNESCO-programma pakt een probleem aan dat uiterst relevant is voor meerdere steden ter wereld. De richtlijnen van de Werelderfgoedconventie kunnen soms streng en tijdrovend lijken en zijn niet altijd duidelijk. Het is een feit dat het in historische steden niet altijd duidelijk is wat wel en niet mag rond de Werelderfgoedsites.
© Belfort – Ieper
Dit project levert een belangrijke bijdrage in antwoord op het verzoek van het Werelderfgoedcomité van 2005 om nieuwe aanbevelingen te ontwikkelen rond deze kwestie. Het Werelderfgoedstedenprogramma wil het theoretisch raamwerk voor het behoud van stedelijk erfgoed verder uitbreiden en tegelijk technische bijstand bieden aan plaatselijke en nationale overheden. Het is een van de zes programma's die door het Werelderfgoedcomité zijn goedgekeurd. Dit project bevordert bovendien de bescherming van Werelderfgoedsites tegen nieuwe wereldwijde dreigingen, zoals klimaatverandering en niet-duurzaam toerisme. De focus binnen dit specifieke project:
- Technische ondersteuning en training voor een aantal Werelderfgoedsteden, zoals Lamu (Kenia), Stone Town in Zanzibar (Tanzania) en Ilha de Moçambique (Mozambique); - Wetenschappelijk onderzoek voor de ontwikkeling van een toolkit voor erfgoedbescherming in stedelijke omgevingen en publicatie van de onderzoeksresultaten; - Ontwikkeling en verspreiding van richtlijnen en best practices voor de beoordeling van de impact van hedendaagse architectuur op de universele waarde van Werelderfgoed. UNESCO zal een nieuwe, gebruiksvriendelijke UNESCO Aanbeveling inzake de benadering van het Historisch Stadslandschap (Historic Urban Landscape, HUL) publiceren. Ook zal een internationale conferentie worden georganiseerd; - Beheer van het Werelderfgoedstedenprogramma om van dit programma een bron van informatie en bijstand voor het beheer van stedelijk erfgoed te maken, op nationaal zowel als lokaal niveau.
Dit project maakt deel uit van een programma met meerdere donoren ter waarde va ca. 3 miljoen Amerikaanse dollars. Ook het stadsbestuur van Napels is geïnteresseerd in een rol als donor. Daarnaast zal mogelijk ook het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling 2007-2013 een bijdrage leveren. Het projectvoorstel is uitgewerkt door het Werelderfgoedcentrum in nauwe samenwerking met het Vlaams Departement RWO (Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed) en het Raymond Lemaire International Centre for Conservation (RLICC) van de KU Leuven, dat een UNESCO-leerstoel ‘Preventieve conservatie, monitoring en onderhoud van monumenten en sites’ heeft. Het Raymond Lemaire Centre is ook een van de partners voor de projectimplementatie. De stad Brugge en het Agentschap Ruimte en Erfgoed organiseerden een internationale conferentie in Brugge om bewustmaking te bevorderen en capaciteit op te bouwen met betrekking tot de HUL-benadering. Het Departement internationaal Vlaanderen en het Departement RWO zullen nauwlettend toezien op de implementatie van dit project.
Restauratie van de forten van Mozambique Thema Landen Budget Periode
Cultuur Mozambique € 17.168 (op 01/01/2001: 1 EUR = 0,94 USD) 2001
Op Ilha de Moçambique was Vlaanderen eerder al actief met UNESCO: het was een van de eerste partners om met UNESCO een architectuurstudie voor het eiland op te zetten. Samen met Nederland en Japan werkt Vlaanderen er als donor met UNESCO verder aan de restauratie van het eiland, een voormalige Portugese handelspost op de route naar India. De site vertoont een opmerkelijke architecturale eenheid die de tand des tijds bijna niet doorstaan had. Het project herstelt de unieke historische waarde en vergroot de aantrekkingskracht van de site op toeristen. Bovendien heeft UNESCO door het betrekken van lokale vaklui de traditionele bouwtechnieken gerespecteerd en meteen ook bijgedragen aan de lokale ontwikkeling. Dit project had als doel een voorbereidende studie uit te voeren naar de forten São Tiago Maior en Dom Luis, die beide deel uitmaken van het cultureel erfgoed van Mozambique. In het kader van de studie werd onderzocht wat de beste methoden waren om de gebouwen te renoveren en hoe ze in de toekomst mogelijk gebruikt konden worden. De studie is geschreven door een Vlaams expert, die samen met een Mozambikaans architect een concreet restauratieplan heeft opgesteld. Het werk is door lokale ambachtslieden uitgevoerd met toepassing van traditionele technieken. Na de renovatie is in het Fort São Tiago Maior een ngo ondergebracht die voor verwaarloosde kinderen zorgt. Ook het andere fort kreeg een sociale bestemming. Beide forten versterken de toeristische aantrekkingskracht van de stad en zijn dus ook goed voor de lokale economie.
©Unesco – Ilha de Mozambique
Africa Nature Programme Thema Landen Budget Periode
Cultuur Afrika 306.550 USD 2012-2013
Afrika blijft als regio ondervertegenwoordigd op de Werelderfgoedlijst: nog geen 9% van alle Werelderfgoedsites bevinden zich in deze regio. Tegelijkertijd bevindt 40% van de sites op de Lijst van Bedreigd Werelderfgoed zich in Afrika. Op dit moment staan 12 van de 37 natuurlijke sites in Afrika (32%) op de Lijst van Bedreigd Werelderfgoed. Daarnaast worden tal van extra sites opgenomen in het SoC-proces (State of Conservation, Staat van Conservering) met het oog op diverse bedreigingen die, indien ze niet snel worden aangepakt, een impact kunnen hebben op hun bijzondere universele waarde. Het rapport inzake de tweede periodieke rapportagecyclus voor de Afrikaanse regio (2010‐2011) benadrukte dat de “kwaliteit” van het beheer van de sites een grote lacune vormde in het behoud van Werelderfgoedsites. Daarnaast heeft de oefening duidelijk aangetoond dat het voor de verbetering van het beheer van de sites van belang is om de capaciteiten van de mensen ter plaatse en de met het beheer belaste instellingen te versterken en op te bouwen. Daarom steunt de Vlaamse Regering de ontwikkeling van het ‘Africa Nature Programme’. Om de kwestie van het ontoereikende beheer van de Afrikaanse sites op de Werelderfgoedlijst aan te pakken, ontwikkelt het Werelderfgoedcentrum met steun van de IUCN in diens hoedanigheid als adviesorgaan onder de Conventie voor Natuurlijke Werelderfgoedsites, het African World Heritage Fund (AWHF) en andere partners het Africa Nature Programme. Het algemene doel van het Africa Nature Programme is de effectiviteit van het beheer van de natuurlijke Werelderfgoedsites in Afrika te verbeteren via doelgerichte capaciteitsopbouw en kennisuitwisseling. Het programma biedt sitebeheerders beter inzicht in de bedreigingen en de andere beheersuitdagingen waarmee ze worden geconfronteerd. Ze krijgen toegang tot actuele informatie en kennis en volgen een specifieke training voor het aanpakken van die bedreigingen, Ook worden onderling ervaringen uitgewisseld over een reeks belangrijke beheerskwesties. Het programma zal overkoepelend werken voor een reeks projecten en initiatieven ter ondersteuning van de algemene doelstelling. Het programma heeft een looptijd van zes jaar, want het is de bedoeling tastbare resultaten te behalen in de periode naar de volgende periodieke rapporteringsoefening toe. Het huidige voorstel focust op de startfase van Africa Nature, die 24 maanden in beslag neemt. Eind november 2011 organiseerde het Werelderfgoedcentrum een tweedaagse designworkshop om het algemene raamwerk van het Africa Nature Programme te ontwikkelen. Tijdens de designworkshop werd besloten dat het globale doel van het programma moest zijn de effectiviteit van het beheer van de sites te verbeteren door de beheerscapaciteit van het personeel op de sites te versterken. Er werd besloten dat evaluaties van de beheerseffectiviteit het startpunt moesten vormen voor het programma. Daarnaast werd aanbevolen dat, naast het aanbieden van gelegenheden
voor capaciteitsopbouw om belangrijke conservatiekwesties aan te pakken, het programma ook zou helpen een netwerk van stakeholders inzake Werelderfgoed op te bouwen. Dat netwerk zou focussen op het verbeteren van de beheerscapaciteit door toegang te bieden tot belangrijke literatuur en opleidingen, ervaringsuitwisseling en kennisbeheer. De startfase van 24 maanden heeft als doel de basis te leggen voor de volledige ontwikkeling van het Africa Nature Programme. In antwoord op de aanbevelingen van de designworkshop zal tijdens de startfase worden gefocust op capaciteitsopbouw en evaluatie van de beheersefficiëntie op geselecteerde Werelderfgoedsites, waarbij een systeem voor ervaringsuitwisseling en kennisbeheer wordt opgebouwd en een reeks activiteiten voor capaciteitsopbouw wordt gerealiseerd voor prioritaire thema's die uit de periodieke rapportages naar voren komen. Tegelijk moet worden aangehaakt bij andere bestaande opleidingsmogelijkheden die beschikbaar worden gesteld door het Werelderfgoedcentrum en zijn partners. Systeem voor reactieve monitoring en trendinformatie voor een verbeterde staat van conservering van Werelderfgoedsites Thema Landen Budget Periode
Cultuur Wereldwijd 267.027 USD 2012-2013
In de voorbije decennia heeft het Werelderfgoedcentrum in zijn rol als Secretariaat van de Werelderfgoedconventie een enorme hoeveelheid documentatie verzameld die van grote waarde is voor het aanpakken van de staat van conservering van Werelderfgoedsites. Deze wereldwijde informatie wordt echter niet op systematische wijze opgeslagen en kan niet eenvoudig worden opgevraagd voor statistische analyse en goed geïnformeerde besluitvorming. Om dit obstakel uit de weg te ruimen heeft de Vlaamse Overheid besloten UNESCO te helpen bij de creatie van een gebruiksvriendelijke tool. De opstelling van een uitgebreid "informatiesysteem inzake de staat van conservering" vormt een essentiële stap voor het opstellen van de benodigde analytische studies en om de sitebeheerders te helpen ongewenste vormen van ontwikkeling te vermijden en beter met dreigingen om te gaan. Voor meer efficiëntie en een betere operationaliteit zal deze database worden opgenomen in alle bestaande werelderfgoeddatabases op de website van het Werelderfgoedcentrum (nominaties, internationale bijstand, voorlopige lijsten, wettelijke documentatie, beslissingen van het Werelderfgoedcomité enz.). Er zal ook een richtlijn beschikbaar worden gemaakt voor de staten die de Conventie van 1972 hebben getekend voor de voorbereiding van verklaringen inzake de “gewenste staat van conservering” met het oog op de verwijdering van sites van de Lijst van Bedreigd Werelderfgoed.
Sinds 1994 zijn meer dan 2.000 rapporten over de staat van conservering van Werelderfgoedsites voorbereid en onderzocht. Deze rapporten verzamelen achtergrondinformatie over het gebied en geven een overzicht van informatie uit verschillende bronnen. Ook werpen ze licht op de factoren die een impact hebben op het gebied en op de bijzondere universele waarde ervan en stellen ze acties voor om de dreigingen aan te pakken. In bepaalde gevallen wordt ook een reeks corrigerende maatregelen opgelijst, inclusief een tijdskader voor de implementatie ervan. Op basis van deze regelmatige rapporten beslist het Werelderfgoedcomité, in samenspraak met de verdragsluitende staat, of bijkomende maatregelen vereist zijn om het gebied te beschermen; of het gebied van de Lijst van Bedreigd Werelderfgoed moet worden geschrapt omdat het niet langer gevaar loopt; of dat het van de Lijst moet worden verwijderd omdat de toestand zodanig is achteruitgegaan dat het de kenmerken heeft verloren die bepalend waren voor de vermelding op de Werelderfgoedlijst, in overeenstemming met de procedure vermeld in paragraaf 192-198 van de Operationele Richtlijnen. In de 40 jaar sinds de oprichting van de Conventie hebben het UNESCO-secretariaat en de Adviesorganen van het Werelderfgoedcomité duizenden van zulke rapporten opgesteld. Dit vormt een uitzonderlijke, bijzonder uitgebreide schat aan documentatie inzake diverse conservatiekwesties die echter in de huidige vorm moeilijk raadpleegbaar is. Het is een van de meest veelomvattende monitoringsystemen binnen alle internationale conventies en beslaat een wereldwijd netwerk van bijna 1.000 sites.
© UNESCO hoofdkwartier - Paris
Tijdens zijn 35ste sessie (UNESCO, 2011) zette het Werelderfgoedcomité zijn reflectie over de tendensen inzake de staat van conservering van Werelderfgoedsites voort. Met het oog op de behoefte aan een meer systematische monitoring van dreigingen deed het een beroep op de verdragsluitende staten om ondersteuning te bieden aan de opstelling van een "informatiesysteem inzake de staat van conservering" om gelegenheid te bieden voor analytisch onderzoek en alle stakeholders inzake sitebeheer bij te staan. Het doel is dit systeem op de website van het Werelderfgoedcentrum operationeel te maken. Om de behoefte aan een dergelijke database kracht bij te zetten, vroeg het Werelderfgoedcomité het Werelderfgoedcentrum en de Adviesorganen om in de conservatierapporten voor individuele gebieden een link aan te brengen naar een geïntegreerde onlinedatabase met alle relevante achtergrondinformatie over dat gebied (eerdere rapporten inzake de staat van conservering, beslissingen van het Comité, de gewenste staat van conservering, corrigerende maatregelen, aanvragen tot internationale bijstand enz.). Die database is noodzakelijk voor een goed geïnformeerde besluitvorming. Ze zal worden gehost op de website van het Werelderfgoedcentrum. Tot slot vroeg het Werelderfgoedcomité het Werelderfgoedcentrum en de adviesorganen ook om opties te ontwikkelen teneinde het verslagleggingsproces inzake de staat van conservering te versterken en verbeteren, met name door de dialoog met de verdragsluitende staten over Werelderfgoedsites in gevaar te versterken. De opstelling van het voorgestelde informatiesysteem zal ongetwijfeld leiden tot meer informatieuitwisseling en betere communicatie tussen alle partners die betrokken zijn bij de documentatie van de staat van conservering. Het project heeft daarom meerdere doelstellingen: Ontwikkeling van een uitgebreid, geïntegreerd, digitaal informatiesysteem (database) inzake de staat van conservering van Werelderfgoedsites sinds de eerste rapporten in 1979 en de factoren die een impact hebben op hun bijzondere universele waarde: deze database zal worden gehost op de website van het Werelderfgoedcentrum en zal worden opgenomen in de bestaande databases van het Werelderfgoedcentrum (inzake nominaties, internationale bijstand, voorlopige lijsten, informatie over de verdragsluitende staten, wettelijke documentatie, beslissingen van het Werelderfgoedcomité enz.), Ontwikkeling van een Richtlijn voor Verdragsluitende Staten voor de voorbereiding van verklaringen inzake de “gewenste staat van conservering” met het oog op de verwijdering van sites van de Lijst van Bedreigd Werelderfgoed. Het project beoogt de ontwikkeling van een uitgebreid, doorzoekbaar informatiesysteem inzake de staat van conservering van Werelderfgoedsites. Het zal voor alle stakeholders van de Conventie beschikbar zijn op de website van het Werelderfgoedcentrum. De database zal voorzien zijn van een meervoudig zoekformulier (per jaar, per site, per verdragsluitende staat, per regio, per type dreiging enz.) om het mogelijk maken de exacte data aan het systeem te onttrekken die de gebruiker nodig heeft en de relevante grafieken te realiseren. Naast het vanzelfsprekende doel – monitoring van de staat van conservering van sites – zal dit informatiesysteem ook in sterke mate bijdragen aan het
institutionele geheugen van de Werelderfgoedconventie en zal het goed geïnformeerde, consistente besluitvorming mogelijk maken. Er zal ook een Richtlijn voor Verdragsluitende Staten worden opgesteld voor de voorbereiding van verklaringen inzake de “gewenste staat van conservering” met het oog op de verwijdering van sites van de Lijst van Bedreigd Werelderfgoed. Deze database zal alle betrokkenen ook in staat stellen om de dreigingen voor de sites en de ontwikkeling van die dreigingen in de tijd uitgebreid te analyseren. Deze analyses zullen helpen algemene dreigingen, onderliggende kwesties en potentiële tendensen in kaart te brengen. Ze zullen de verdragsluitende staten helpen maatregelen te verbeteren om hun sites beter te beschermen. Aanpassing aan klimaatverandering voor natuurlijke Werelderfgoedsites in Afrika Thema Landen Budget Periode
Cultuur Afrika 50.000 USD 2013
Het Werelderfgoedcomité erkent de toenemende uitdaging die met name de klimaatverandering inhoudt voor natuurlijke Werelderfgoedsites in Afrika. Daarom heeft de Vlaamse Overheid steun geboden aan de ontwikkeling van een “Praktische gids voor aanpassing aan klimaatverandering op natuurlijke Werelderfgoedsites”. De Gids is in het veld getest met de hulp van de sitebeheerders van vier Werelderfgoedsites. Daarbij is zorgvuldig feedback verzameld. De Gids is bedoeld om beheerders van natuurlijke Werelderfgoedsites meer inzicht te bieden in de implicaties van klimaatverandering, hen te helpen de potentiële impact op Werelderfgoedsites in te schatten en hen in staat te stellen de juiste beheersrespons te ontwikkelen. In juni 2013 keurde het Werelderfgoedcomité de aanvraag tot uitbreiding van de Werelderfgoedsite Mount Kenya goed. De Lewa Wildlife Conservancy en het Ngare Ndare Forest Reserve maken nu deel uit van de site. Dit zijn belangrijke foerageersites voor de olifanten van Mount Kenya. Worden ze niet beschermd, dan kan dit leiden tot extra moeilijkheden voor deze dieren tijdens periodes van droogte. De toevoeging van extra grondgebied geldt als een uitstekende risicobeheersstrategie in het licht van de verwachte klimaatveranderingsscenario's voor Mount Kenya. Dit is exact hoe het resultaat van een klimaatveranderingsplanning voor Werelderfgoedsites eruit moet zien. Het Werelderfgoedcomité erkent de toenemende uitdaging die klimaatverandering inhoudt. Het heeft bij meerdere gelegenheden overleg gevoerd over deze kwestie en heeft de staten die de Werelderfgoedconventie hebben ondertekend, gevraagd zich voor te bereiden op de gevolgen van klimaatverandering. In dit verband heeft het Werelderfgoedcentrum een “Praktische gids voor aanpassing aan klimaatverandering op natuurlijke Werelderfgoedsites” ontwikkeld. De Gids is in het veld getest met de hulp van de sitebeheerders van vier Werelderfgoedsites (2 in Kenia en 2 in India). Er is met zorg feedback verzameld en de Gids wordt nu afgerond. De Gids is bedoeld om beheerders van natuurlijke Werelderfgoedsites meer inzicht te bieden in de implicaties van
klimaatverandering, hen te helpen de potentiële impact op Werelderfgoedsites in te schatten en hen in staat te stellen de juiste beheersrespons te ontwikkelen.
© UNESCO
De “Praktische gids voor aanpassing aan klimaatverandering op natuurlijke Werelderfgoedsites” wordt het best toegepast op het niveau van de site, met steun van een externe expert die vertrouwd is met zowel werelderfgoedbeheerkwesties als de methodologie van de Gids. In dit verband en in de context van het recent door het Werelderfgoedcomité goedgekeurde Africa Nature Programme stelt het Werelderfgoedcentrum voor een regionale workshop in Afrika op te zetten. Zowel sitebeheerders met belangstelling voorde toepassing van de Gids als experts inzake regionale beschermde gebieden met interesse voor training inzake de toepassing van de Gids zullen worden uitgenodigd. Het Werelderfgoedcentrum heeft bijkomende financiering van andere bronnen verkregen. Die zal worden gebruikt om sitegebaseerde ondersteuning door experts te bieden bij het toepassen van de Gids op een selectie Werelderfgoedsites na afloop van de workshop. EINDDOEL: Versterking van de bestendigheid van natuurlijke Werelderfgoedsites in Afrika tegen klimaatverandering. DOELSTELLINGEN: Het inzicht in de impact van klimaatverandering op natuurlijke Werelderfgoedsites neemt toe en een kerngroep van regionale experts is in staat de beheerders van natuurlijke Werelderfgoedsites te helpen plannen te ontwikkelen voor de aanpassing aan klimaatverandering door toepassing van de “Praktische gids voor aanpassing aan klimaatverandering op natuurlijke Werelderfgoedsites”. Beheerders van natuurlijke Werelderfgoedsites in Afrika zijn bewuster van klimaatverandering en het verband met het beheer van hun site.
Mariene ruimtelijke ordening Thema Landen Budget Periode
Cultuur Wereldwijd 351.630 USD 2013-2015
Deze zeegerelateerde projecten (januari 2013-juni 2013 en januari 2014-december 2015) hebben als doel het behoud van de bijzondere universele waarde van mariene Werelderfgoedsites een nieuw tijdperk in te loodsen door de toepassing van ecosysteemgebaseerde mariene ruimtelijke ordening. Mariene ruimtelijke ordening is een methode die is ontwikkeld onder leiding van de Intergouvernementele Oceanografische Commissie (IOC) van UNESCO. Door uitbreiding van deze methode tot voorbij het conceptuele niveau via praktische toepassing op mariene Werelderfgoedsites zal het wereldwijde leiderschap van de IOC in het domein mariene ruimtelijke ordening groeien en wordt een nieuwe koers gezet voor het behoud van 's werelds toonaangevende zeereservaten (Marine Protected Areas, MPA's) die op de Werelderfgoedlijst staan. Op middellange termijn zal via dit werk een significante bijdrage worden geleverd aan de implementatie van de Aichi Doelstellingen (met name Doelstelling 11) in het kader van de Conventie voor Biologische Diversiteit, waar de meeste landen, inclusief België, zich bij hebben aangesloten. Dit project wil een opstap vormen naar het aantrekken van nieuwe partners voor herhaling van het werk op andere mariene Werelderfgoedsites en wil geleidelijk aan meer steun bieden aan sites die gebruik maken van mariene ruimtelijke ordening als kernhulpmiddel voor het behoud van bijzondere universele waarde op mariene sites. Dit project heeft als doel het behoud van de bijzondere universele waarde van mariene Werelderfgoedsites een nieuw tijdperk in te loodsen door de toepassing van ecosysteemgebaseerde mariene ruimtelijke ordening. Mariene ruimtelijke ordening is een methode die is ontwikkeld onder leiding van de Intergouvernementele Oceanografische Commissie (IOC) van UNESCO. Door uitbreiding van deze methode tot voorbij het conceptuele niveau via praktische toepassing op mariene Werelderfgoedsites zal het wereldwijde leiderschap van de IOC in het domein mariene ruimtelijke ordening groeien en wordt een nieuwe koers gezet voor het behoud van 's werelds toonaangevende zeereservaten (Marine Protected Areas, MPA's) die op de Werelderfgoedlijst staan. Op middellange termijn zal via dit werk een significante bijdrage worden geleverd aan de implementatie van de Aichi Doelstellingen (met name Doelstelling 11) in het kader van de Conventie voor Biologische Diversiteit, waar de meeste landen, inclusief België, zich bij hebben aangesloten. Dit project wil een opstap vormen naar het aantrekken van nieuwe partners voor herhaling van het werk op andere mariene Werelderfgoedsites en wil geleidelijk aan meer steun bieden aan sites die gebruik maken van mariene ruimtelijke ordening als kernhulpmiddel voor het behoud van bijzondere universele waarde op mariene sites. Elke werelderfgoedsite heeft een beschrijving van zijn bijzondere universele waarde waarin de kernwaarden worden vermeld die de reden vormen voor de plaats van die site op de Werelderfgoedlijst. De aanduiding van de bijzondere universele waarde vormt een
essentieel referentiepunt voor de monitoring en beoordeling van de staat van conservering van een site. De aanduiding wordt door het Werelderfgoedcomité gebruikt als de ultieme benchmark voor het nemen van beslissingen met betrekking tot maatregelen om het behoud van de bijzondere universele waarde te verzekeren en voor de eventuele vermelding op de lijst van bedreigde sites of voor schrapping van de lijst. Met het oog op het belang ervan moet de aanduiding van de bijzondere universele waarde centraal staan binnen elk beheersysteem dat tot doel heeft de waarden van een werelderfgoedsite te beschermen. Dit moet de basis vormen voor de bepaling van het einddoel en de doelstellingen van het beheer van de site en moet dus als "rode draad" dienen bij de selectie en implementatie van conserveringsmaatregelen. De aanduiding van de bijzondere universele waarde moet ook essentiële richtlijnen bieden voor ngo's en andere stakeholders die op Werelderfgoedsites actief zijn om ervoor te zorgen dat hun conservatieprojecten zijn afgestemd op de algemene vereisten die noodzakelijk zijn voor het behoud van de site op lange termijn. Ondanks de natuurlijke logica van deze gezichtspunten en de resultaatgerichte beheersresultaten die hierdoor op effectieve en efficiënte wijze tot stand gebracht zouden kunnen worden, is het gebruik van de bijzondere universele waarde voor het beheer van mariene Werelderfgoedsites geen standaardwerkwijze. Het gebrek aan een dergelijke benadering maakt dat de Werelderfgoedconventie niet volgens haar volledige potentieel wordt toegepast. Door de introductie van ecosysteemgebaseerde mariene ruimtelijke ordening evenwel kunnen sitebeheerders en hun medewerkers worden opgeleid om ervoor te zorgen dat hun beschrijving van de bijzondere universele waarde de basis vormt voor het beheer van hun site. Mariene ruimtelijke ordening is een praktische manier om een meer rationele organisatie te creëren en in te voeren voor het gebruik van mariene ruimte en de interactie tussen de gebruiksvormen ervan. Zo kan de behoefte aan ontwikkeling in balans worden gebracht met de noodzaak om de meest waardevolle mariene ecosystemen te beschermen en om sociale en economische doelstellingen te realiseren op een wijze die de conservatie niet in gevaar brengt.
Versterking van de subregionale samenwerking en de landelijke capaciteiten in zeven landen in zuidelijk Afrika voor de implementatie van de Conventie van 2003 voor het behoud van immaterieel cultureel erfgoed Thema Landen Budget Periode
Cultuur Botswana, Lesotho, Malawi, Namibië, Swaziland, Zambia en Zimbabwe 250.000 USD 2014
Dit project beoogt de opstelling van een subregionaal samenwerkingsplatform om zeven landen in zuidelijk Afrika te helpen bij hun inspanningen om het levende erfgoed binnen hun landsgrenzen te beschermen. Dit platform consolideert de resultaten van eerdere door Vlaanderen gefinancierde projecten. Het wordt aangestuurd door de landelijke comités voor immaterieel cultureel erfgoed en de organen die verantwoordelijk zijn voor het immaterieel cultureel erfgoed in de begunstigde landen. Het in dit project voorgestelde werk is gefocust op het trainen van sitebeheerders en hun medewerkers om de bijzondere universele waarde van hun site onder te verdelen in kleinere kernelementen en die in tijd en ruimte te vertalen. Daarop kan dan een beter geïnformeerde besluitvorming over het gebruik van de werelderfgoedsite worden gebaseerd. Hiermee kan op praktische, maar brede wijze worden gefocust op beschermingsmaatregelen (visverbod, zones waar extractie verboden is enz.) voor de zones waar de waarden het meest kritiek zijn, terwijl duurzame ontwikkeling wordt toegelaten in zones waar het draagvermogen hoger is en die dus geschikter zijn voor het realiseren van sociale en economische resultaten. Verder, gezien de aanzienlijke toename van toerisme waarmee Werelderfgoedsites vaak te maken krijgen zodra ze in de Werelderfgoedlijst zijn opgenomen en met het oog op de toenemende industrialisering van de oceanen wereldwijd, is de toekomstgerichte benadering die inherent is aan mariene ruimtelijke ordening ideaal geschikt voor het verzekeren van het behoud van Werelderfgoedsites op lange termijn, zodat ook de toekomstige generaties ervan kunnen genieten. Een eerste praktische toepassing van deze benadering vindt op dit moment plaats bij het Groot Barrièrerif in Australië. Dit kan een eerste inspiratiebron vormen voor dit werk. Dit project wil een solide basis leggen voor subregionale samenwerking in zuidelijk Afrika. Zeven landen – Botswana, Lesotho, Malawi, Namibië, Swaziland, Zambia en Zimbabwe – kunnen hiermee worden geholpen bij het versterken van hun landelijke capaciteit voor het behoud van immaterieel cultureel erfgoed binnen hun landsgrenzen. Het project vindt plaats binnen het raamwerk van UNESCO’s wereldwijde capaciteitsopbouwprogramma voor de versterking van de nationale beschermingscapaciteit. Dit programma is in 2009 opgezet om te beantwoorden aan de behoeften van de verdragsluitende staten die de Conventie voor de Bescherming van Immaterieel Cultureel Erfgoed van 2003 (de Conventie van 2003) wilden implementeren. UNESCO zal met nationale tegenspelers in deze landen samenwerken om een subregionaal platform op te stellen – de Nationale dienst voor musea en monumenten
van Zimbabwe in Harare is de gastheer – ter bevordering van de samenwerking op subregionaal niveau en om toezicht te houden op de capaciteitsopbouwactiviteiten op nationaal niveau. Dit project consolideert de resultaten van eerdere door Vlaanderen gefinancierde projecten. Het speelt in op veel voorkomende specifieke behoeften in de begunstigde landen, zoals een adequate institutionele omgeving, het vermogen wetgevings- en beleidsraamwerken op te zetten of te herzien en de beschikbaarheid van expertise in het domein immaterieel cultureel erfgoed. De hoop is dat dit samenwerkingsmechanisme zal bijdragen aan een efficiëntere implementatie van de Conventie van 2003 in de subregio en zal resulteren in concrete output, zoals een pool resourcepersonen die in de regio operationeel zijn en herziening van beleids- of wetgevingsraamwerken. Het project is eerst en vooral ontwikkeld binnen het kader van UNESCO’s wereldwijde strategie voor capaciteitsopbouw, die in 2009 is opgezet om de uitdagingen aan te gaan waarmee de effectieve implementatie van de voorzieningen van de Conventie van 2003 en de bijbehorende Operationele Richtlijnen gepaard gaat. Deze wereldwijde strategie is bedoeld om verdragsluitende staten te helpen zich de concepten, maatregelen en mechanismen eigen te maken die door het normatieve instrument worden voorgesteld om het immateriële culturele erfgoed te beschermen. De staten die de Conventie van 2003 hebben ondertekend, hebben interesse getoond in deze strategie. De donoren hebben op vrijgevige wijze steun geboden aan de implementatie ervan via het Fonds voor Immaterieel Cultureel Erfgoed en Funds-in-Trust. Dankzij deze steun is een reeks leermaterialen ontwikkeld en is een netwerk van 79 experts opgeleid om die materialen te gebruiken bij de training en het verlenen van advies aan de staten. Tot nu toe hebben zo'n 70 landen van de wereldwijde strategie kunnen profiteren door hun capaciteit voor het behoud van levend erfgoed te verbeteren. De begunstigde landen zullen op die manier profiteren van de tijdens de implementatie van de wereldwijde strategie geleerde lessen, de diensten van de door UNESCO opgeleide facilitators, de trainingsmaterialen en de eerdere ervaring in het verlenen van adviesdiensten inzake wettelijke en beleidskwesties. Dit project ligt in het verlengde van de eerdere twee projecten die in recente jaren door UNESCO en de Vlaamse Trustfondsen zijn gefinancierd. Daarbij werd op twee aspecten gefocust: gemeenschapsgebaseerde inventarisatie van immaterieel cultureel erfgoed en institutionele capaciteitsopbouw voor behoud van dit erfgoed. Het gaat om de volgende projecten:
‘Een reeks proefprojecten rond de gemeenschapsgebaseerde inventarisatie van immaterieel erfgoed onder de bevolking van zes geselecteerde landen in SubSahara-Afrika’ (275.000 USD; 1 juni 2009 - 28 oktober 2011; Botswana, Lesotho, Malawi, Swaziland, Oeganda en Zambia) ‘Versterking van de nationale capaciteit voor de implementatie van de Conventie voor de Bescherming van Immaterieel Cultureel Erfgoed in vier geselecteerde landen in Afrika’ (399.785 USD; maart 2011 - maart 2013; Botswana, Malawi, Zambia en Zimbabwe).
© Traditie van de Kaya in het heilige bos van de Miiikenda - Kenia
Zes van de voor dit project geselecteerde landen (Botswana, Lesotho, Malawi, Swaziland, Zimbabwe en Zambia) hebben reeds gemeenschapsgebaseerde inventarisatieoefeningen gerealiseerd en zijn uitgerust met de vereiste knowhow om het proces voort te zetten1. Namibië en Zimbabwe hebben ervaring opgedaan met gemeenschapsgebaseerde inventarisatie via een project dat door het Millenniumdoelstellingenfonds is gefinancierd. Vier van de geselecteerde landen (Botswana, Malawi, Zambia en Zimbabwe), die ook bij het tweede project betrokken waren, (a) stelden een nationaal actieplan op voor de bescherming van immaterieel cultureel erfgoed, (b) realiseerden of begonnen een beleids- en wetsherzieningsproces, (c) voerden institutionele raamwerken in voor erfgoedbescherming en (d) leidden ambtenaren op inzake de reikwijdte en de doelstellingen van de Conventie van 2003 en de opstelling van nominatiedocumenten voor de Lijsten van de Conventie van 2003. Hoewel deze landen aanzienlijke vooruitgang hebben geboekt, is het van belang om de resultaten van de eerdere projecten te consolideren en verder te ontwikkelen. Dit geldt met name voor de operationalisering van de Nationale Comités voor Immaterieel Cultureel Erfgoed (in Botswana, Malawi en Zimbabwe), de afronding van de Landelijke Actieplannen en de efficiënte implementatie van die plannen. Ook is follow-up nodig voor de herziening van de beleidskaders en de wetgeving en voor de inventarisatie- en specifieke beschermingsactiviteiten. . Via het eerste Vlaamse project konden de begunstigde landen de volgende gemeenschappen mobiliseren voor de identificatie van hun immaterieel cultureel erfgoed (aantal geïdentificeerde elementen): Botswana: de gemeenschap van het district Kgatleng (28 elementen); Lesotho: de gemeenschap van Menkhoaneng (14 elementen); Malawi: de gemeenschappen van vijf districten (Chiradzulu, Mulanje, Phalombe, Thyolo en Zomba) in het zuiden van het land (31 elementen); Swaziland: de gemeenschappen in Ntfonjeni en Mlindza (15 elementen); Zambia: de gemeenschap van Ngoni (25 elementen); Zimbabwe: de gemeenschappen in het district Chiweshe (3 elementen). 1
Deze landen hebben nog altijd een gebrek aan voldoende resourcepersonen en trainers voor de uitbreiding van het capaciteitsopbouwvermogen en om hun immateriële culturele erfgoed op effectieve wijze te beschermen. Zo zijn er in vijf van de zeven begunstigde landen geen experts aanwezig die getraind zijn via de voornoemde capaciteitsopbouwstrategie voor de implementatie van de globale capaciteitsopbouwstrategie van de Conventie van 2003. Verder wordt het project door de experts en ambtenaren in zuidelijk Afrika als actueel en pertinent beschouwd, zoals naar voren kwam tijdens de subregionale workshop ‘Southern African regional strategy on intangible cultural heritage: focus on national training of trainers processes’ die van 30 april tot 2 mei 2014 werd georganiseerd door de UNESCO-kantoren in Harare en Windhoek. De deelnemers aan de workshop waren afkomstig uit alle begunstigde landen. Ze steunden het voorgestelde project en benadrukten tegelijk het belang van netwerkvorming en kennis- en ervaringsuitwisseling binnen de subregio. Netwerkvorming is van bijzonder belang in zuidelijk Afrika, waar de landen vele uitdrukkingsvormen en gewoonten gemeen hebben die deel uitmaken van het levende erfgoed (regenrituelen, naamgevingsceremoniën, het systeem van de leeftijdsgroepen en traditionele geneeswijzen, om er slechts enkele te noemen). De sociale functies en betekenissen van die expressies en gewoonten zijn vergelijkbaar; de landen staan ook tegenover gelijkaardige uitdagingen met betrekking tot het behoud van hun immaterieel cultureel erfgoed, zoals verstedelijking, gebrek aan basismaterialen voor hun rituelen en de druk van het toenemende toerisme. Daarom vormt de opzet van een subregionaal samenwerkingsplatform de kern van het voorgestelde project. Dankzij het eerdere Vlaamse project zijn er nu Nationale Comités voor Immaterieel Cultureel Erfgoed in Botswana, Malawi en Zimbabwe. Elk ervan heeft een nationaal actieplan opgesteld. De implementatie van die plannen is echter in de meeste gevallen nog niet van start gegaan door gebrek aan financiële en institutionele middelen. Dit project wil steun bieden aan de Nationale Comités voor Immaterieel Cultureel Erfgoed bij de uitvoering van hun mandaat en hen helpen legitimiteit te verwerven, zodat ze zullen worden erkend als deel van de nationale structuren voor het beheer van de middelen voor het behoud van het cultureel erfgoed. In de loop van het project zal elk comité bespreken hoe de duurzaamheid van zijn operaties verzekerd kan worden, met bijzondere aandacht voor het veiligstellen van de vereiste financiële middelen.
De internationale gemeenschap bijeenbrengen om het culturele erfgoed van Syrië te beschermen Thema Landen Budget Periode
Cultuur – (Wereld)erfgoed Syrië 170.000 USD 2014-2016 (34 maanden)
Dit project viel als cofinanciering onder een door de EU gefinancierd UNESCO-project met de naam “De internationale gemeenschap bijeenbrengen om het culturele erfgoed van Syrië te beschermen”. Het project omvatte een bijeenkomst van internationale experts voor het behoud van het culturele erfgoed van Syrië en technische noodbijstand voor de bescherming van het culturele erfgoed van Syrië, hierna “technische noodhulp” genoemd. Het project belichtte de activiteiten die door UNESCO zijn opgezet om het rijke culturele erfgoed van Syrië te beschermen. Het hielp bij het nemen van noodmaatregelen om het culturele erfgoed tijdens het conflict te beschermen en creëerde bewustwording inzake de vernietiging van dit erfgoed. Het hielp ook om de weg vrij te maken naar het behoud en herstel van dit erfgoed na afloop van de oorlog en bracht de wetenschappelijke gemeenschap, de UNESCO-lidstaten en de media bijeen in het kader van dit onderwerp. Als gevolg van het gewapende conflict in Syrië sinds maart 2011 en in het licht van de nog altijd voortdurende vernietiging van het cultureel erfgoed van Syrië en het alarmerende nieuws hieromtrent dat de internationale gemeenschap te horen krijgt, onderneemt UNESCO meerdere acties en activiteiten om bewustwording te creëren inzake het onschatbaar rijke culturele erfgoed van Syrië en om dit erfgoed te beschermen – of het nu gaat om vastgoed, roerend erfgoed of onroerend erfgoed. De Directeur-generaal van UNESCO heeft meerdere oproepen gedaan aan de partijen binnen het conflict en aan de internationale gemeenschap. Hij heeft ook de buurlanden van Syrië aangeschreven om hen te vragen de illegale handel in geplunderde kunstvoorwerpen te bestrijden. Als resultaat van die inspanningen deed de VNVeiligheidsraad in Resolutie 2139 (2014) inzake Syrië een beroep op alle partijen om "het rijke maatschappelijke mozaïek en het culturele erfgoed van Syrië te bewaren en passende maatregelen te nemen om de bescherming van de Werelderfgoedsites van Syrië te verzekeren". Op 12 maart 2014 gaven de Secretaris-generaal van de VN, de Speciaal Gezant van de Verenigde Naties en de Arabische Liga voor Syrië en de Directeurgeneraal van UNESCO een gezamenlijke verklaring uit waarin zij opriepen tot bescherming van het culturele erfgoed van Syrië. De verklaring was getiteld “De vernietiging van het culturele erfgoed van Syrië moet stoppen”. Op technisch niveau ondersteunde UNESCO in januari 2013 een door ICOMOS opgezette e-learningcursus voor Syrische professionals inzake cultureel erfgoed. In februari 2013 organiseerde UNESCO in Amman, Jordanië een regionale training inzake het culturele erfgoed van Syrië, waarbij op het probleem van illegale handel werd ingegaan. Op 29 augustus 2013 bracht UNESCO een technische bijeenkomst van experts op hoog niveau bijeen om de huidige situatie te onderzoeken en een actie te bespreken om verder verlies te voorkomen en schade te herstellen waar en wanneer mogelijk. Speciaal Gezant
van de Verenigde Naties en de Arabische Liga voor Syrië dhr. Lakhdar Brahimi, de Europese Unie, de Directeur-generaal van UNESCO en diens topmedewerkers, UNESCO’s institutionele partners (ICOMOS, ICOM, ICCROM, Interpol, WCO) en het Directoraatgeneraal voor Oudheden en Musea van Syrië namen deel aan deze bijeenkomst. Ze keurden een Actieplan goed dat een operationele respons omvat om het nog altijd voortdurende verlies van cultureel erfgoed een halt toe te roepen en prioritaire acties voor na het conflict voor te stellen, evenals maatregelen op middellange en lange termijn. Op basis van dit Actieplan ontwikkelde UNESCO een projectvoorstel voor “Noodmaatregelen ter bescherming van het culturele erfgoed van Syrië”. De implementatie van dit project begon in maart 2014; het heeft een looptijd van 3 jaar. Het wordt financieel gesteund door de Europese Unie (2,46 miljoen euro), maar de Europese Unie heeft gevraagd om een aanvullende cofinanciering van 10% uit andere bronnen. Het project stelt een activiteit voor die als cofinanciering onder het door de EU gefinancierde UNESCO-project van drie jaar valt. De activiteit is genaamd “De internationale gemeenschap bijeenbrengen om het culturele erfgoed van Syrië te beschermen” en omvat een bijeenkomst van internationale experts voor het behoud van het culturele erfgoed van Syrië, die zal worden geïmplementeerd tijdens het eerste jaar van het project. Daarnaast zal technische noodbijstand worden geboden voor de bescherming van het culturele erfgoed van Syrië, hierna “technische noodhulp” genoemd.
© Palmyra in Syrië voor de vernietiging en plundering
Het project “De internationale gemeenschap bijeenbrengen om het culturele erfgoed van Syrië te beschermen” vormt een belangrijke, grensverleggende activiteit in het kader van het door de EU gefinancierde Project voor het Culturele Erfgoed van Syrië, want het schept draagvlak bij de wetenschappelijke gemeenschap en bij internationale organisaties, ngo's en experts die thuis zijn in het Syrische erfgoed en/of tijdens het nog altijd voortdurende gewapende conflict en daarvoor hebben gewerkt aan de bescherming en het behoud ervan, en bij buurlanden van Syrië die betrokken zijn bij het
tegengaan van illegale handel. Het zal op dringende behoeften inspelen om het risico op verder verlies te beperken. Het heeft ook draagvlak gecreëerd onder de UNESCOlidstaten en zichtbaarheid verleend aan de voortdurende internationale actie om het behoud van het culturele erfgoed van Syrië te beschermen. En niet in de laatste plaats maakt het de juiste coördinatie en de juiste samenwerkingsmechanismen mogelijk onder alle spelers in het veld, waardoor de effectiviteit van de hulp wordt versterkt. Het door de Vlaamse Regering gefinancierde project was daarmee een van de meest zichtbare activiteiten in het kader van het globale EU-project ter bescherming van het culturele erfgoed van Syrië. De volgende paragraaf verduidelijkt het verband tussen het projectvoorstel “De internationale gemeenschap bijeenbrengen om het culturele erfgoed van Syrië te beschermen” en componenten van het door de EU gefinancierde project: “Noodmaatregelen ter bescherming van het culturele erfgoed van Syrië”. De voornaamste activiteiten van het door de EU gefinancierde project omvatten: 1) Een database ter beoordeling van de schade en ter documentatie van het culturele erfgoed van Syrië en een Internationaal Waarnemingscentrum inzake het Culturele Erfgoed van Syrië, waar de internationale bijeenkomst van experts voor het behoud van het culturele erfgoed van Syrië onder leiding van het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen deel van zal uitmaken. 2) Het Internationaal Waarnemingscentrum inzake het Culturele Erfgoed van Syrië, dat onder de eerste activiteit van het project valt, zal de vorm krijgen van een online platform dat is gefocust op de monitoring en evaluatie van het culturele erfgoed in Syrië, inclusief lokalisatiekaarten van beschadigde sites, informatie in woord en beeld over beschadigde structuren en geplunderde objecten en informatie ter lokalisering en identificatie van alle initiatieven en expertise waarmee het culturele erfgoed van Syrië is gedocumenteerd en beschermd voor de planning van de herstelfase. Het Internationaal Waarnemingscentrum inzake het Culturele Erfgoed van Syrië zal een referentie worden voor het verzamelen van informatie over en de monitoring van de situatie inzake het culturele erfgoed van Syrië en zal een database vormen van documentatie en experts die diepgaande kennis hebben van en/of gewerkt hebben aan de documentatie en het behoud van het culturele erfgoed van Syrië. Dit Waarnemingscentrum zal de basis vormen voor de reconstructie en conservatie na afloop van het conflict en zal zo een hulpmiddel worden om het culturele erfgoed van Syrië te beschermen. De internationale bijeenkomst van experts voor het behoud van het culturele erfgoed van Syrië zal een belangrijk hulpmiddel vormen voor internationale samenwerking en bewustmaking en zal de doelstellingen van het Waarnemingscentrum in belangrijke mate ondersteunen. 3) Een communicatie- en bewustmakingscampagne. 4) Training en capaciteitsopbouw voor stakeholders inzake het nationaal cultureel erfgoed en noodhulp- en technische bijstandsmaatregelen, waar de “technische noodhulp” van het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen deel van zal uitmaken.
Bijdragen aan de speciale rekening voor steun aan landen in post-conflict- en postrampsituaties: Crisisrespons in Nepal Thema Programma/Conventie Landen Budget Periode
Cultuur Post-conflict – Post-ramp, Werelderfgoedconventie Nepal 25.000 USD 2015
De Vlaamse Overheid heeft bijgedragen aan de speciale rekening voor steun aan landen in post-conflict- en post-rampsituaties. Met deze bijdrage droeg Vlaanderen bij aan de noodacties van Unesco in de nasleep van de grote aardbevingen op 25 april en 12 mei 2015. Nepal kreeg te maken met twee grote aardbevingen op 25 april en 12 mei 2015, met een respectieve kracht van 7.8 en 7.3 op schaal van Richter. Meer dan 8.300 mensen verloren het leven en ook miljoenen anderen werden getroffen. In de desbetreffende gebieden zijn ongeveer 289.000 huizen vernietigd, 255.000 anderen werden beschadigd, hetgeen resulteerde in een grootschalige vorm van dakloosheid. Meer dan 3.500 scholen waren zwaar beschadigd en duizenden kinderen en jongeren gingen niet meer naar school en hadden nood aan psychologische hulp. Bijkomend aan deze menselijke tragedie, nemen we een ongezien cultureel verlies waar. De aardbeving veroorzaakte grote schade in de Kathmanduvallei – een Werelderfgoedsite gekend voor zijn unieke tempels, stoepa’s en historische huizen. Meer dan de helft stortte in of werd zwaar beschadigd. Volgens de initiële beoordeling – gezamenlijk uitgevoerd door de Unesco Kathmandu afdeling en het Archeologisch Departement van Nepal – zijn er van de 86 beschadigde monumenten (inclusief tempels, chaityas, stoepa’s, sattals, heiligdommen en durbar complexen) 48 volledig ingestort terwijl de rest gedeeltelijke schade leed. Een grote meerderheid van deze monumenten zijn gelegen in de zeven beschermde monumentzones van de Kathmanduvallei. Er was een urgente nood om de relieken en antiquiteiten die zich binnen de beschadigde monumenten bevonden, te beschermen, net als de originele architecturale kenmerken. Ondanks het feit dat het leger, de politie en de lokale gemeenschappen hun best deden om de getroffen gebieden te beschermen, werden sommige beschadigde sites het slachtoffer van plunderingen en verdere instortingen. Snel handelen was essentieel aangezien ook het Moessonseizoen risico’s met zich meebracht zoals landverschuivingen die voor bijkomende schade konden zorgen. Unesco heeft een kantoor in Kathmandu en een sterke aanwezigheid in Nepal. Dit stelde het Unesco-team direct na de aardbeving in staat om te reageren en een voorlopige beoordeling van het beschadigde culturele erfgoed en de educatieve noden op te stellen. Hierdoor hadden zij de gelegenheid om de hoogste prioriteiten te identificeren en aan te pakken.
Desondanks was het ook nodig om een gedetailleerde beoordeling van de beschadigingen en impact op te stellen, en een herstelstrategie op vlak van cultuur en educatie te definiëren. Unesco nam daarom deel aan de gezamenlijke Post-disaster Needs Assesment (PDNA) samen met de Verenigde Naties, Europese Unie, Wereldbank en Nepalese regering. Deze PDNA werd mede ondersteund door het Algemeen VlaamsUnesco Trustfonds. Volgens de Nepalese regering richtte de kerntaak van de PDNA zich op het onderzoek van de volledige impact van de recente aardbevingen en het opstellen van een concrete herstelstrategie, inclusief de financieringsimplicaties. Van het waarborgen van levensonderhoud en economie tot de wederopbouw en het herstel van huizen en infrastructuur. Tegelijkertijd wilde men een veerkrachtig herstel verzekeren, gebaseerd op de uitkomsten van de derde VN wereldconferentie over Disaster Risk Reduction, met als centraal concept “Build Back Better.” De PDNA heeft specifiek de socio-economische impact van de aardbeving onderzocht, prioritaire noden met indicatieve kosten geïdentificeerd en institutionele mechanismen en beleidsopties geformuleerd ter ondersteuning van het herstel om de veerkrachtige groei waar te maken. Versterking van de subregionale samenwerking en de landelijke capaciteiten in zeven landen in zuidelijk Afrika voor de implementatie van de Conventie van 2003 voor het behoud van immaterieel cultureel erfgoed Thema Landen Budget Periode
Cultuur Botswana, Lesotho, Malawi, Namibië, Swaziland, Zambia en Zimbabwe 250.000 USD 2016-2017 (17 maanden)
Dit project bouwt voort op de gerapporteerde resultaten uit voorgaande jaren. Het beoogt de versterking van een subregionaal samenwerkingsplatform dat in het eerste jaar is opgesteld om zeven landen in zuidelijk Afrika te helpen bij hun inspanningen om het levende erfgoed binnen hun landsgrenzen te beschermen. Dit platform consolideert de resultaten van sinds 2009 door Vlaanderen gefinancierde projecten. Het wordt aangestuurd door de landelijke comités voor immaterieel cultureel erfgoed en de organen die verantwoordelijk zijn voor het immaterieel cultureel erfgoed in de begunstigde landen. Het project besteedt bijzondere aandacht aan een adequate institutionele omgeving, het vermogen wetgevings- en beleidsraamwerken op te zetten of te verbeteren en de beschikbaarheid van nationale expertise. De concrete output van het project omvat de versterking van een pool resourcepersonen die in de regio operationeel zijn, een aantal beleids- en wetgevingsraamwerken voor het behoud van immaterieel cultureel erfgoed en kwantitatief bewijs van de impact van het project. Dit project wil een solide basis leggen voor subregionale samenwerking in zuidelijk Afrika. Zeven landen – Botswana, Lesotho, Malawi, Namibië, Swaziland, Zambia en Zimbabwe – kunnen hiermee worden geholpen bij het versterken van hun landelijke
capaciteit voor het behoud van immaterieel cultureel erfgoed binnen hun landsgrenzen. Het project vindt plaats binnen het raamwerk van UNESCO’s wereldwijde capaciteitsopbouwprogramma voor de versterking van de nationale beschermingscapaciteit. Dit programma is in 2009 opgezet om te beantwoorden aan de behoeften van de verdragsluitende staten die de Conventie voor de Bescherming van Immaterieel Cultureel Erfgoed van 2003 (de Conventie van 2003) wilden implementeren. UNESCO zal met nationale tegenspelers in deze landen samenwerken om een subregionaal platform op te stellen – de Nationale dienst voor musea en monumenten van Zimbabwe in Harare is de gastheer – ter bevordering van de samenwerking op subregionaal niveau en om toezicht te houden op de capaciteitsopbouwactiviteiten op nationaal niveau. Dit project consolideert de resultaten van eerdere door Vlaanderen gefinancierde projecten. Het speelt in op veel voorkomende specifieke behoeften in de begunstigde landen, zoals een adequate institutionele omgeving, het vermogen wetgevings- en beleidsraamwerken op te zetten of te herzien en de beschikbaarheid van expertise in het domein immaterieel cultureel erfgoed. De verwachting is dat dit samenwerkingsmechanisme zal bijdragen aan een efficiëntere implementatie van de Conventie van 2003 in de subregio en zal resulteren in concrete output, zoals een pool resourcepersonen die in de regio operationeel zijn en herziening van beleids- of wetgevingsraamwerken. Het project is ontwikkeld binnen het kader van UNESCO’s wereldwijde strategie voor capaciteitsopbouw, die in 2009 is opgezet om de uitdagingen aan te gaan waarmee de effectieve implementatie van de voorzieningen van de Conventie van 2003 en de bijbehorende Operationele Richtlijnen gepaard gaat. Deze wereldwijde strategie is bedoeld om verdragsluitende staten te helpen zich de concepten, maatregelen en mechanismen eigen te maken die door het normatieve instrument worden voorgesteld om het immateriële culturele erfgoed te beschermen en aan de verplichtingen van de staat te beantwoorden. De staten die de Conventie van 2003 hebben ondertekend, hebben interesse getoond in deze strategie. De donoren hebben op vrijgevige wijze steun geboden aan de implementatie ervan via het Fonds voor Immaterieel Cultureel Erfgoed en Funds-in-Trust-overeenkomsten. Dankzij deze steun is een reeks leermaterialen ontwikkeld en is een netwerk van ruim 80 experts opgeleid om die materialen te gebruiken bij de training en het verlenen van advies aan de staten. Tot nu toe hebben zo'n 70 landen van de wereldwijde strategie kunnen profiteren door hun capaciteit voor het behoud van levend erfgoed te verbeteren. De begunstigde landen zullen op die manier profiteren van de tijdens de implementatie van de wereldwijde strategie geleerde lessen, de diensten van de door UNESCO opgeleide facilitators, de trainingsmaterialen en de eerdere ervaring in het bieden van adviesdiensten inzake wettelijke en beleidskwesties. Dit project (inclusief het eerste deel van december 2013 tot maart 2015) ligt in het verlengde van de eerdere twee projecten die in recente jaren door UNESCO en de Vlaamse Trustfondsen zijn gefinancierd. Daarbij werd op twee aspecten gefocust: gemeenschapsgebaseerde inventarisatie van immaterieel cultureel erfgoed en
institutionele capaciteitsopbouw voor behoud van dit erfgoed. Het gaat om de volgende projecten:
‘Een reeks proefprojecten rond de gemeenschapsgebaseerde inventarisatie van immaterieel erfgoed onder de bevolking van zes geselecteerde landen in SubSahara-Afrika’ (275.000 USD; 1 juni 2009 - 28 oktober 2011; Botswana, Lesotho, Malawi, Swaziland, Oeganda en Zambia) ‘Versterking van de nationale capaciteit voor de implementatie van de Conventie voor de Bescherming van Immaterieel Cultureel Erfgoed in vier geselecteerde landen in Afrika’ (399.785 USD; maart 2011 - maart 2013; Botswana, Malawi, Zambia en Zimbabwe). Zes van de voor dit project geselecteerde landen (Botswana, Lesotho, Malawi, Swaziland, Zimbabwe en Zambia) hebben reeds gemeenschapsgebaseerde inventarisatieoefeningen gerealiseerd en zijn uitgerust met de vereiste knowhow om het proces voort te zetten2. Namibië en Zimbabwe hebben ervaring opgedaan met gemeenschapsgebaseerde inventarisatie via een project dat door het Millenniumdoelstellingenfonds is gefinancierd. Vier van de geselecteerde landen (Botswana, Malawi, Zambia en Zimbabwe), die ook bij het tweede project betrokken waren, (a) stelden een nationaal actieplan op voor de bescherming van immaterieel cultureel erfgoed, (b) realiseerden of begonnen een beleids- en wetsherzieningsproces, (c) voerden institutionele raamwerken in voor erfgoedbescherming en (d) leidden ambtenaren op inzake de reikwijdte en de doelstellingen van de Conventie van 2003 en de opstelling van nominatiedocumenten voor de Lijsten van de Conventie van 2003. Het voltooide eerste jaar van dit project (513RAF4005) heeft een resultaatsverbetering met zo'n 20 bijkomende geïnventariseerde elementen opgeleverd en er zijn 129 landelijke deelnemers getraind via een training-voor-trainers-oefening. Hoewel deze landen aanzienlijke vooruitgang hebben geboekt, is het van belang om de resultaten van de eerdere projecten te consolideren en verder te ontwikkelen. Dit geldt met name voor de versterking van de Nationale Comités voor Immaterieel Cultureel Erfgoed, de afronding van de Landelijke Actieplannen en de efficiënte implementatie van die plannen. Ook is follow-up nodig voor de herziening van de beleidskaders en de wetgeving en voor de inventarisatie- en specifieke beschermingsactiviteiten. Alle opgeleide resourcepersonen en trainers in het eerste jaar van dit project zullen worden gevraagd om bij te dragen aan de uitbreiding van de capaciteitsopbouw en de effectieve bescherming van hun immateriële erfgoed te verzekeren door de betrokkenheid van de lokale gemeenschappen te versterken.
Via het eerste Vlaamse project konden de begunstigde landen de volgende gemeenschappen mobiliseren voor de identificatie van hun immateriële culturele erfgoed (aantal geïdentificeerde elementen): Botswana: de gemeenschap van het district Kgatleng (28 elementen); Lesotho: de gemeenschap van Menkhoaneng (14 elementen); Malawi: de gemeenschappen van vijf districten (Chiradzulu, Mulanje, Phalombe, Thyolo en Zomba) in het zuiden van het land (31 elementen); Swaziland: de gemeenschappen in Ntfonjeni en Mlindza (15 elementen); Zambia: de gemeenschap van Ngoni (25 elementen); Zimbabwe: de gemeenschappen in het district Chiweshe (3 elementen). 2
Dit project (tweede jaar) wil verdere steun bieden aan de Nationale Comités voor Immaterieel Cultureel Erfgoed bij de uitvoering van hun mandaat en hen helpen legitimiteit te verwerven, zodat ze zullen worden erkend als deel van de nationale structuren voor het beheer van de middelen voor het behoud van het cultureel erfgoed. In de loop van het project zal elk comité bespreken hoe de duurzaamheid van zijn operaties verzekerd kan worden, met bijzondere aandacht voor het voortdurend veiligstellen van de vereiste financiële middelen. De begunstigden van het project zijn de nationale overheden die verantwoordelijk zijn voor het behoud van het immateriële culturele erfgoed en een selectie gemeenschappen in Botswana, Lesotho, Malawi, Namibië, Swaziland, Zambia en Zimbabwe. Dit project gaat uit van de idee dat de betrokkenheid van de nationale tegenspelers vanaf het allereerste begin van een projectcyclus een voorvereiste is voor effectieve capaciteitsopbouw. Deze handelwijze ontving dan ook grote bijval tijdens de subregionale workshop die van 24 tot 26 februari 2015 plaatsvond in de Chinhoyi University of Technology (CUT) in Chinhoyi, Zimbabwe. De workshop diende als debriefing voor het eerste jaar van dit project. De begunstigde landen zijn de Engelstalige landen in zuidelijk Afrika die onder de verantwoordelijkheid van het regionaal UNESCO-kantoor voor zuidelijk Afrika in Harare vallen. Meer informatie over deze landen is te vinden in het beschrijvend slotrapport van 513RAF4005, dat aan het Vlaams UNESCO-Trustfonds is gepresenteerd ter ondersteuning van de bijeenkomst van de Stuurgroep inzake UNESCO’s activiteiten op 7 mei 2015 op het UNESCO-hoofdkantoor in Parijs. FARO is een andere relevante stakeholder. FARO, het Vlaams Steunpunt voor Cultureel Erfgoed, is gevestigd in Brussel. Het is een non-profitorganisatie ter ondersteuning van het behoud en de bescherming van materieel en immaterieel cultureel erfgoed in Vlaanderen en daarbuiten. De functies van FARO worden gedefinieerd in het Decreet Cultureel Erfgoed (2008). Het Steunpunt staat onder toezicht van het Agentschap Kunsten en Erfgoed van het Vlaams ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media. Tijdens het eerdere Vlaamse project voor vier landen bood FARO expertise inzake beleidsherziening en de opstelling van institutionele kaders. FARO zal ook bij het hier voorgestelde project betrokken zijn als adviseur inzake de opzet van een regionaal samenwerkingsplatform, het beleid en het institutionele kader en meer specifiek inzake de gezamenlijke ontwikkeling van landelijke/subregionale databases voor immaterieel cultureel erfgoed. De projectfondsen zullen de reiskosten voor FARO dekken voor het bijwonen van de subregionale coördinatie-evenementen. Met dit project streven we naar de volgende ontwikkelingsdoelstellingen: a) Bijdragen aan duurzame ontwikkeling in de zeven begunstigde landen via de effectieve implementatie van de Conventie voor de Bescherming van Immaterieel Cultureel Erfgoed, die het belang van levend erfgoed als drijfveer voor culturele diversiteit en menselijke creativiteit erkent. b) Een betere zichtbaarheid van immaterieel cultureel erfgoed bevorderen, de bewustwording van het belang en de functie van dit erfgoed in de samenleving
promoten en wederzijds respect kweken voor het erfgoed van anderen om zo mensen dichter bij elkaar te brengen en uitwisseling en begrip onder hen tot stand te brengen, waardoor culturele diversiteit, interculturele dialoog en een vredescultuur worden gestimuleerd. Dit project wil de volgende resultaten behalen: a) Het bestaande subregionale samenwerkingsplatform van CUT wordt versterkt, zodat het de nationale inspanningen voor het behoud van het immaterieel cultureel erfgoed binnen gemeenschappen in zuidelijk Afrika op duurzame wijze kan ondersteunen; b) De menselijke middelen worden verder versterkt en op landelijk niveau ondersteund om de implementatie van de Conventie van 2003 te faciliteren met de breedst mogelijke betrokkenheid van de gemeenschappen en om de beleids-, wettelijke en institutionele kaders op landelijk niveau te versterken.
Uitbreiding van de bescherming van mariene sites op de UNESCO Werelderfgoedlijst Thema Landen Budget Periode
Cultuur Wereldwijd 250.000 USD 2016-2017 (24 maanden)
Het globale doel van dit project is een verdere versterking van de impact van het World Heritage Marine Programme voor het behoud van mariene sites op de UNESCO Werelderfgoedlijst om daarmee een katalysator te bieden voor andere beschermde zeegebieden wereldwijd. De projectdoelstellingen zijn gericht op verdere verbetering van de besluitvorming ter plaatse via een sterkere toepassing van de mechanismen van de Werelderfgoedconventie. Globaal gesproken wil het project een opstap vormen naar het aantrekken van nieuwe partners om het door de Vlaamse Overheid begonnen werk voort te zetten of het werk en de via dit project behaalde resultaten op andere mariene Werelderfgoedsites te herhalen. Het project heeft 4 hoofddoelstellingen: 1. De samenwerking met de Intergouvernementele Oceanografische Commissie van UNESCO uitbreiden voor het gebruik van ecosysteemgebaseerde mariene ruimtelijke ordening voor het behoud van de bijzondere universele waarde van mariene Werelderfgoedsites; 2. Het uitwisselen van best practices en het navolgen van succesvolle voorbeelden afkomstig van de Zuid-Afrikaanse werelderfgoedsite iSimangaliso Wetland Park op andere mariene Werelderfgoedsites stimuleren, in samenwerking met de Vlaamse vertegenwoordiger in Zuid-Afrika; 3. Ontwerp van een eerste basisstudie met het oog op het tegengaan van illegale, nietgemelde en ongereguleerde visserij, die op dit moment nog voorkomt in minstens 30% van de mariene Werelderfgoedsites; en 4. Verbetering van het vermogen van het World Heritage Marine Programme om meetbare resultaten inzake mariene conservatie te produceren; Het project is volledig gebaseerd op de resultaten die zijn behaald via de eerdere projecten van het Vlaams Trustfonds voor marien werelderfgoed. Het globale doel van dit project is een verdere versterking van de impact van het World Heritage Marine Programme voor het behoud van mariene sites op de UNESCO Werelderfgoedlijst om daarmee een katalysator te bieden voor een meer effectieve conservering van andere beschermde zeegebieden wereldwijd. De projectdoelstellingen zijn gericht op verdere verbetering van de besluitvorming ter plaatse via een intensere toepassing van de mechanismen van de Werelderfgoedconventie. Globaal gesproken wil het project een opstap vormen naar het aantrekken van nieuwe partners voor herhaling van het werk en de resultaten op andere mariene Werelderfgoedsites. In de voorbije 5 jaar is het World Heritage Marine Programme uitgegroeid tot een gevestigd programma met krachtig leiderschap en een steeds sterker cv als het gaat om succesvolle conservering. Het programma heeft grensverleggende wetenschappelijke ondersteuning geboden bij het identificeren van mariene "gaten" op de UNESCO Werelderfgoedlijst. Het realiseerde de eerste door de regering goedgekeurde roadmap voor de verwijdering van het Barrièrerif van Belize van de Lijst van Bedreigd Werelderfgoed en bood UNESCO
toonaangevende technische expertise voor de invoer van een permanent verbod op baggerstort, een aanzienlijke beperking in de havenontwikkeling en een grensverleggend plan voor 35 jaar plus een investering van 200 miljoen Australische dollar voor het toekomstige behoud van een van 's werelds meest iconische oceaanlocaties, het Groot Barrièrerif in Australië. Het programma heeft verder geleid tot vruchtbare en groeiende samenwerking met de Intergouvernementele Oceanografische Commissie en andere agentschappen van de Verenigde Naties (met name het VN-Milieuprogramma en de Internationale Maritieme Organisatie).
© UNESCO
De steun van Flanders Funds in Trust (FFiT) aan het programma tussen 2011 en 2015 was cruciaal voor het behalen van deze resultaten. Allereerst maakte die steun het mogelijk Vlaamse topexpertise op marien gebied van bij de Vlaamse universiteiten aan te trekken (ook via steun aan de Intergouvernementele Oceanografische Commissie (IOC)) en wereldwijd in te zetten voor de conservering van de meest iconische mariene sites van onze planeet. Ten tweede speelde FFiT een onschatbaar waardevolle rol als katalysator voor het aantrekken van extra steun van overheden en stichtingen. Die extra steun heeft innovatieve nieuwe projecten opgeleverd die mede bepalend zijn voor de toekomst van de Werelderfgoedconventie voor het behoud van de oceanen. Ten derde heeft FFiT een bijzonder waardevolle rol gespeeld voor het behoud en de uitbreiding van de steun van de langetermijnpartner van het programma uit de privésector, Jaeger-LeCoultre. Ten vierde wordt het technische werk in het kader van het programma in toenemende mate begeleid door markante persoonlijkheden aan te trekken die deze zaak de benodigde zichtbaarheid kunnen verlenen, die onmisbaar is voor de bescherming van deze bijzondere mariene sites tegen gevaren en dreigingen. Algemeen gesproken heeft de verbondenheid van FFiT (als neutrale partner van buiten de privésector) aan het programma op lange termijn geholpen bij de opbouw van zulke relaties en bij de positionering van het programma voor potentieel grotere en meer wereldwijde partnerships.
Het programma positioneert de 47 mariene sites op de UNESCO Werelderfgoedlijst nu op strategische wijze als voorbeelden voor andere mariene sites die bescherming verdienen. Ecosysteemgebaseerde mariene ruimtelijke ordening is een praktische manier om een meer rationele organisatie te creëren voor het gebruik van mariene ruimte en de interactie tussen de gebruiksvormen ervan. Zo kan een toekomstgerichte benadering worden verzekerd voor de bescherming van de bijzondere universele waarde van deze sites op een wijze die de conservatie op lange termijn niet in gevaar brengt. Het is allereerst essentieel om de reikwijdte van de samenwerking met de IOC uit te breiden voor de toepassing van ecosysteemgebaseerde mariene ruimtelijke ordening op marine Werelderfgoedsites. Alle menselijke activiteiten op die sites nemen ruimte en tijd in beslag. Door een ruimtelijke ordeningsbenadering toe te passen, kan tegelijk (a) een duidelijk beeld worden verkregen van de huidige menselijke activiteiten op mariene sites en hun impact op de bijzondere universele waarde en (b) op meer proactieve wijze worden gepland om ervoor te zorgen dat beter met toekomstige dreigingen kan worden omgegaan. Zo kunnen sites de reactieve, op individuele gevallen gefocuste ad-hocbenadering van het beheer van de site achter zich laten. Ten tweede is iSimangaliso Wetland Park in Zuid-Afrika een van de best beheerde mariene Werelderfgoedsites. In het voorbije decennium heeft de site milieubescherming gerealiseerd door de sociaal-economische voordelen voor de mensen die op de site wonen te versterken. Daarnaast hanteert de site ook een duidelijke, gefocuste communicatiestrategie over zijn bijzondere universele waarde en kan de site bogen op een reeks succesvolle best practices op beheersgebied. Al die elementen samen zijn van enorme waarde voor diverse andere mariene Werelderfgoedsites die met vergelijkbare problemen te kampen hebben. Het is daarom van cruciaal belang om sites aan te moedigen van elkaar te leren en meer best practices van iSimangaliso over te nemen om het beheer van andere mariene Werelderfgoedsites te verbeteren. Dit werk verbreedt de reikwijdte van gelijkaardige capaciteitsopbouwprojecten die op dit moment door het World Heritage Marine Programme in andere regio's worden gerealiseerd (de Grote Oceaan) en die door andere bronnen worden gefinancierd (in de eerste plaats de Franse regering). Ten derde heeft ruim 30% van alle mariene Werelderfgoedsites te kampen met illegale, onduurzame en niet-gemelde visserij. De reikwijdte en de mate waarin de sites onder dit probleem te lijden hebben, is op dit moment onbekend. Dit betekent een ernstig risico voor het behoud van de bijzondere universele waarde op mariene sites. Een eerste bureauonderzoek zou meer helderheid kunnen bieden en zou het mogelijk moeten maken de contouren te schetsen van een bredere benadering van deze uiterst belangrijke kwestie. Het werk zou voortbouwen op de eerste resultaten van Google-satellietbeelden van de visserijdruk op mariene Werelderfgoedsites. Ten vierde heeft het World Heritage Marine Programme via een meer doelgericht gebruik van de mechanismen van de Werelderfgoedconventie meetbare en wereldwijd erkende conservatieresultaten weten te realiseren. Die kunnen verder worden versterkt door constructieve richtlijnen aan de verdragsluitende staten te verstrekken voor het beleid en de besluitvorming inzake mariene Werelderfgoedsites, meer diepgaand onderzoek en analyse voor de voorbereiding van conserveringsrapporten voor mariene sites aan het Werelderfgoedcomité en capaciteitsopbouwondersteuning voor de implementatie van aanbevelingen van het
Werelderfgoedcomité op mariene Werelderfgoedsites. De voornaamste begunstigden van het project zijn: 1.
2.
3. 4. 5.
Het beheerdersnetwerk van de 47 mariene Werelderfgoedsites, verspreid over 36 landen. Die sites beslaan ca. 20% van de oppervlakte van alle beschermde zeegebieden op de planeet; Staten die de Werelderfgoedconventie van 1972 hebben ondertekend en met name de minst ontwikkelde landen die mariene Werelderfgoedsites bezitten waarvoor beschermingscapaciteit nodig is; De Intergouvernementele Oceanografische Commissie van UNESCO; De Internationale Unie voor Natuurbescherming (IUCN); en De wereldwijde zeereservatengemeenschap door het tonen van leiderschap inzake bescherming via mariene ruimtelijke ordening op toonaangevende mariene Werelderfgoedsites.
Het project wil ook mariene experts aan de Vlaamse universiteiten ten goede komen door hen waar gepast te betrekken bij de ontwikkeling van de projectresultaten en door hun respectievelijke werk meer zichtbaarheid te bieden. Het project heeft 4 hoofddoelstellingen: 1.
De samenwerking met de Intergouvernementele Oceanografische Commissie van UNESCO uitbreiden voor het gebruik van ecosysteemgebaseerde mariene ruimtelijke ordening voor het behoud van de bijzondere universele waarde van mariene Werelderfgoedsites; 2. Het uitwisselen van best practices en het navolgen van succesvolle voorbeelden afkomstig van de Zuid-Afrikaanse werelderfgoedsite iSimangaliso Wetland Park op andere mariene Werelderfgoedsites stimuleren, in samenwerking met de Vlaamse vertegenwoordiger in Zuid-Afrika; 3. Ontwerp van een eerste basisstudie met het oog op het tegengaan van illegale, nietgemelde en ongereguleerde visserij, die op dit moment nog voorkomt in minstens 30% van de mariene Werelderfgoedsites; en 4. Verbetering van het vermogen van het World Heritage Marine Programme om meetbare resultaten inzake mariene conservatie te produceren; De projectdoelstellingen zijn gericht op verdere verbetering van de besluitvorming ter plaatse via een intensere toepassing van de mechanismen van de Werelderfgoedconventie. Dit project wil verder een opstap vormen naar het aantrekken van nieuwe partners voor de voortzetting van het door de Vlaamse Regering gestarte werk of door herhaling van het werk en de resultaten op andere mariene Werelderfgoedsites. Het wil geleidelijk aan meer steun bieden aan sites die gebruik maken van mariene ruimtelijke ordening als kernhulpmiddel voor het behoud van bijzondere universele waarde op mariene sites.
© UNESCO
Detachering van een expert bij het verbindingsbureau van UNESCO bij de Europese Unie Thema Budget Periode
Educatie & Cultuur & Communicatie & Informatie 500.000 EUR 2012-2017
Sinds 2012 financiert de Vlaamse Regering de detachering van een ambtenaar bij het verbindingsbureau van UNESCO in Brussel en de vertegenwoordiging bij de Europese Unie en haar bijkantoren. Onder de algemene verantwoordelijkheid van de Directeur-generaal en onder rechtstreekse supervisie van het Hoofd van het verbindingsbureau van UNESCO in Brussel en de UNESCO-vertegenwoordiging bij de Europese Unie helpt de ambtenaar via regelmatig contact en raadpleging bij het handhaven en versterken van de relatie met de Europese Unie, haar bijkantoren en de Vlaamse Regering om de mandaten van UNESCO te verdedigen en UNESCO bij te staan in de versterking van het globale partnership en de operationele samenwerking met deze partners. Sinds 2012 financiert de Vlaamse Regering de detachering van een ambtenaar bij het verbindingsbureau van UNESCO in Brussel en de vertegenwoordiging bij de Europese Unie en haar bijkantoren. Onder de algemene verantwoordelijkheid van de Directeur-generaal en onder rechtstreekse supervisie van het Hoofd van het verbindingsbureau van UNESCO in Brussel en de UNESCO-vertegenwoordiging bij de Europese Unie helpt de ambtenaar via regelmatig contact en raadpleging bij het handhaven en versterken van de relatie met de Europese Unie, haar bijkantoren en de Vlaamse Regering om de mandaten van UNESCO te verdedigen en UNESCO bij te staan in de versterking van het globale partnership en de operationele samenwerking met deze partners. Hiertoe doet de Programmaspecialist het volgende:
Hij helpt bij de identificatie van gemeenschappelijke actiedomeinen en synergieën met de Europese Unie en de Regering van Vlaanderen om het bilaterale en/of driehoekspartnerschap tussen de EU en UNESCO in de competentiedomeinen van UNESCO te ontwikkelen en/of versterken; Hij helpt de mobilisatie van middelen te versterken, analyseert de reglementen van de donoren en de belangrijkste tendensen in het internationale ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de donoren en het volume van fondsen voor die samenwerking in verband met UNESCO's competentiegebieden en identificeert potentiële samenwerkingsopportuniteiten; Hij helpt bij de voorbereiding van projectvoorstellen voor indiening bij deze financieringsbronnen en bij de onderhandeling met de diensten van de relevante donor; Hij bereidt/verwerkt diverse documenten (d.w.z. relevante briefings en andere documenten inzake de projectstatus) die verband houden met de activiteiten die door de Europese Unie en/of de Vlaamse Regering worden ondersteund; Hij organiseert en zorgt voor de follow-up van regelmatige vergaderingen met de EU en de Vlaamse Regering en neemt deel aan die vergaderingen. vi. Hij helpt bij de versterking van de zichtbaarheid van de Organisatie binnen de Europese en lokale instellingen; Hij helpt bij de afstemming met projectleiders binnen UNESCO’s programmasectoren en veldkantoren en met collega's binnen de centrale diensten om de uitvoering van extrabudgettaire projecten te monitoren.
Eeuwherdenking Eerste Wereldoorlog – Vredeseducatieproject Thema Budget Periode
Educatie & Cultuur 50.000 USD 2014-2018
Honderd jaar na een van de twee meest destructieve conflicten in de recente wereldgeschiedenis merken we op dat de perceptie van oorlog zich op een keerpunt bevindt. Dit zou in de toekomst tot een meer duurzame vorm van vrede kunnen leiden. Denk aan de oprichting van 's werelds eerste internationale organisaties die de promotie van duurzame vrede als mandaat hebben. Vandaag maakt vredesopbouw deel uit van het mandaat van UNESCO, en de Vlaamse Overheid draagt graag bij aan de realisatie van deze doelstelling. Om de waarheid over de oorlog en de uit deze conflicten geleerde lessen over te brengen aan kinderen en jongeren om hen te doen begrijpen hoe kostbaar veiligheid en vrede zijn, stelt UNESCO ter gelegenheid van de eeuwherdenking van de Eerste Wereldoorlog een educatief vredesopbouwinitiatief voor adolescenten voor. Het initiatief vindt plaats van 2014 tot 2018 en is bedoeld om informatie te bieden over oorlog en vrede via de perceptie van erfgoed in het algemeen en cultureel erfgoed onder water in het bijzonder.
Dit project stelt een educatief vredesopbouwinitiatief voor ter gelegenheid en ter nagedachtenis van de eeuwherdenking van de Eerste Wereldoorlog in 2014. Het is gebaseerd op cultureel erfgoed onder water uit die tijd, maar er zal ook een krachtig verband worden gelegd met de situatie vandaag. Om de waarheid over de oorlog en de uit deze conflicten geleerde lessen over te brengen aan kinderen en jongeren om hen te doen begrijpen hoe kostbaar veiligheid en vrede zijn, stelt UNESCO ter gelegenheid van de eeuwherdenking van de Eerste Wereldoorlog een educatief vredesopbouwinitiatief voor adolescenten voor. Het initiatief vindt plaats van 2014 tot 2018 en is bedoeld om informatie te bieden over oorlog en vrede via de perceptie van erfgoed in het algemeen en cultureel erfgoed onder water in het bijzonder. Het scheepvaartaspect van de Eerste Wereldoorlog en de eruit resulterende zeeblokkade had een grote impact op het leven van de bevolking. Hierover wordt echter relatief weinig gereflecteerd. Er bestaat een grote hoeveelheid onderwatererfgoed uit deze tijd. De reflectie over dit nog altijd vrij onbekende erfgoed en de eraan verbonden geschiedenis opent interessante perspectieven om het belang van vrede te verduidelijken. Deze aanpak kijkt niet alleen naar het verleden, maar is ook van belang voor de toekomst. De georganiseerde activiteiten zullen daarom sterk gericht zijn op het leggen van een verband met de wereld van vandaag en de toekomstige levens van de aangesproken kinderen. De nadruk van dit initiatief zal liggen op vredeseducatie, verzoening en individueel emotioneel begrip van het belang van vrede bij het jonge publiek. De vraag wie de oorlog heeft gewonnen of verloren of wie goed of fout was in dit conflict, zal geen nadruk krijgen: het accent ligt bij verzoening. Het project zal ook openstaan voor landen die niet bij de Eerste Wereldoorlog betrokken waren. Zo kan ook worden gefocust op andere historische conflicten en hun erfgoed onder water, zoals de gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog en hun uitgebreide erfgoed in Oceanië.
De waarde aantonen van vrede in plaats van agressie Kinderen andere culturen en landen leren begrijpen De waardering voor en het verlangen naar vrede onder jongeren versterken Inzicht in erfgoed en conservatie koppelen aan vredeseducatie Relevant zijn voor de wereld van vandaag en voor de toekomstige keuzes in het leven van de studenten Het behoud en de erkenning van cultureel erfgoed onder water verbeteren
Meer informatie http://www.unesco.org/new/en/culture/themes/underwater-culturalheritage/world-war-i/meeting-in-bruges-2014/