Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Tussenstand ten behoeve van de Borgingscommissie van het Energieakkoord voor Duurzame Groei
Taskforce: Uitwerking Overige Hernieuwbare Energie, Ingesteld door de Borgingscie. Actietrekker: Duurzame Energie Koepel, Teun Bokhoven Datum: 18 december 2014
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
pagina: 2
Verantwoording: Deze tussenrapportage is tot stand gekomen door een bijdrage van bijna 100 organisaties die zijn uitgedaagd om concrete oplossingsrichtingen en maatregelen aan te dragen om een versnelling te realiseren in de toepassing van hernieuwbare energieopties binnen de categorie “overige hernieuwbaar”. Dank is verschuldigd aan de vele mensen die daarvoor tijd en inzet hebben geleverd via allerlei schriftelijke en mondelinge input op de voorstellen en de kritische en opbouwende feedback op de verschillende tussenstappen in het proces om te komen tot het voorliggende pakket voor de verdere uitwerking om de doelstelling van 16% en daarbinnen de “186 PJ” hernieuwbare energie te realiseren.
De Taskforce die het proces tot op heden heeft aangestuurd bestaat uit: Teun Bokhoven (Duurzame Energie Koepel- voorzitter), Ingrid Post (Min.EZ), Gerrie Fenten (Min. I&M), Leo Brouwer (Min.BZK), Ronald van Paassen (IPO), Arnout Potze (IPO/Prov.Overijssel), Eva Hillen (VNG), Astrid Madsen (VNG/Gem.Rotterdam en Warmtenetwerk), Hendrik Steringa (NKNE/Duurzame Energie Koepel). De Taskforce in ondersteund door medewerkers van RVO, Lex Bosselaar, Lydia Dijkshoorn en Ruud van de Mossevelde- waarvoor dank voor hun grote inzet en bijdrage.
Disclaimer: De maatregelensets die worden gepresenteerd in deze rapportage zijn niet het resultaat van een onderhandelingsproces of reflecteren op enige wijze een committering van partijen in dit stadium. Het is een overzicht van mogelijkheden om invulling te geven aan het geconstateerde tekort van 40-50 PJ om daarmee het doel te bereiken om in 2023 voldoende duurzame energie op te wekken waarmee, samen met de andere opties zoals windenergie en biomassa bijstook, de 16% doelstelling wordt gerealiseerd.
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
pagina: 3
Inhoud: Executive summary Hoofdstuk 1 Inleiding, achtergrond en procesaanpak
pagina 7
2
Relatie met de warmtevisie van het ministerie van EZ
8
3
Zichtbaar maken van “tekort” van 40-50 PJ
9
4
Beoordeling door ECN, RVO en duurzame energie sector
10
5
Leeswijzer voor de voorgestelde maatregelensets
10
6
Overzicht van de prioriteit maatregelensets
12
7
Overzicht extra suggesties
20
8
Vervolgstappen
22
overzicht van de relevante routekaarten en visie documenten samenvatting van de relevante teksten uit het Energieakkoord overzicht van de partijen die input hebben geleverd
23
Bijlagen 1 2 3
24 29
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
pagina: 4
Executive Summary: In het Energieakkoord voor Duurzame Groei zijn verschillende maatregelen afgesproken om de doelen voor het aandeel hernieuwbare energie, te weten 14% in 2020 en 16% in 2023, te behalen. Voor de opties windenergie en biomassa bij-en meestook in kolencentrales zijn concrete afspraken vastgelegd. Deze opties bij elkaar dragen ca. 45% bij aan de doelstelling hernieuwbare energie van 16% in 2023. De rest van de invulling van die 16%, benoemd als 186 PJ, zal door de overige hernieuwbare energieopties moeten worden ingevuld. Dit gaat om opties zoals: zon-, water-, bio-, bodemenergie (inclusief geothermie). De toepassing van deze technologieën is divers, veelal zeer decentraal en wordt beïnvloed door een veelheid van factoren. Het vaststellen van maatregelen om deze “186 PJ” mogelijk te maken is daarmee complex en is in het Energieakkoord slechts op hoofdlijnen voorzien. De verdere uitwerking van noodzakelijke maatregelen en afspraken om het beoogde doel te bereiken is belegd als één van de acties uit het Energieakkoord. De aanpak die hiervoor is gekozen bestaat uit 4 stappen. 1) Het kwantificeren van de feitelijke tekort om te komen tot realisatie van de gewenste hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie. Deze fase is rond de zomer ’14 afgerond en gerapporteerd aan de Borgingscommissie en tevens onder de aandacht gebracht van de betrokken bewindslieden. De berekening van dit “tekort” is in overleg tussen experts uit de duurzame energiesector en RVO, met globale toetsing door ECN, benaderd en vastgesteld op ca. 40-50 PJ (ca. 15% van de doelstelling 2023). 2) Om invulling te geven aan een palet van maatregelen heeft er een brede consultatie plaatsgevonden bij zoveel mogelijk betrokkenen. In een serie workshops en 1:1 gesprekken is de vraag gesteld welke belemmeringen er worden geconstateerd en welke concrete acties daarvoor een oplossing zouden bieden. Dat uitdagende proces heeft geleid tot meer dan 300 suggesties voor oplossingsrichtingen. Deze zijn verder gebundeld en geclusterd en worden in deze rapportage uitgewerkt. Met experts van ECN en RVO is dit palet vervolgens doorgenomen en daar is vastgesteld dat het voorgestelde samenhangende pakket van maatregelen de potentie heeft om het tekort van 40-50PJ te dichten. 3) De derde stap bestaat uit het verder uitwerken van de afspraken en het vastleggen daarvan in concrete afspraken van de partijen. Dit is voorzien in de eerste maanden van 2015. Het daaruit vast te stellen pakket van maatregelen zal als basis dienen voor de doorrekening van NEV-’15. 4) De laatste stap betreft de uitvoering van de afspraken en het monitoren van de effecten, in lijn met het reguliere borgingsproces van het Energieakkoord. Parallel aan deze eerste twee stappen ontwikkelt het Kabinet de Warmtevisie. Deze Warmtevisie wordt één dezer dagen verwacht en adresseert voor een deel ook het onderwerp van de “overige hernieuwbare energie” aangezien een groot deel van de beschreven maatregelen, technieken en toepassingsgebieden hernieuwbare warmte omvatten. De uitvoeringsagenda, behorende bij de Warmtevisie, zal begin 2015 ter hand worden genomen. Dit biedt de gelegenheid beide trajecten (onze stap 3- en de uitvoeringsagenda warmtevisie) daar waar mogelijk en effectief, gelijk op te laten gaan. Het pakket van voorgestelde maatregelen is verdeeld over 3 specifieke toepassingsgebieden: maatregelen en acties voor de gebouwde omgeving, gebied gebonden maatregelen en maatregelen en acties voor de industrie en agro-sector. Daarnaast zijn er meer algemene pakketten van maatregelen geformuleerd voor communicatie en bewustwording, wet-en regelgeving en financieel. In de beschrijving van de maatregelen is een onderscheid gemaakt tussen: a) onderwerpen waaraan in het Energieakkoord al wordt gerefereerd (vooral niet financiële barrières), b) onderwerpen die een sterke relatie kunnen hebben met de Warmtevisie van het Kabinet en
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
pagina: 5
c) Overige suggesties gericht op het bereiken van de doelen. Voor elk van deze 3 niveaus zijn aparte afwegingen te maken. Deze maatregelpakketten zullen, in onderlinge samenhang, de basis kunnen vormen voor de noodzakelijke tekortkomende 40-50 PJ hernieuwbare opwekking. Hoofdpunten van de voorgestelde acties zijn: Acties voor de gebouwde omgeving specifiek: Maatregelen die aansluiten bij afspraken uit het Energieakkoord zoals: Minimum eisen stellen aan het aandeel hernieuwbare energieopwekking voor nieuwbouw en grootschalige renovatie en zorgen voor waardering van bio-energie als hernieuwbare energie. Een verplichting voor A+ label apparaten voor verwarming- en warmtapwatervoorziening per 1-1-2018 (op basis van de ecolabels)Ontwikkelen van de vraagzijde door betere voorlichting, creëren van vertrouwen, certificering etc. Onderwerpen met een relatie naar de warmtevisie zijn o.a. : Het opheffen van de ongelijkheid in de energiebelasting op gas en elektriciteit, ter bevordering van toepassingen van hernieuwbare warmte. Het creëren van een financiële investeringsondersteuning voor kleinschalige hernieuwbare warmte opties waarmee een gelijk speelveld ontstaat met andere opties zoals PV. Bij de overige suggesties zijn maatregelen opgenomen als: Het generiek verlagen van het BTW tarief voor decentrale duurzame opties, zoals ook in een aantal andere EU landen. Inzet van fiscaal instrumentarium rond OZB tarieven, overdrachtsbelasting, etc op basis van mate van gebruik van duurzame energie of energieprestatie van het gebouw.
Acties voor de gebiedsaanpak specifiek: Maatregelen die aansluiten bij afspraken uit het Energieakkoord zoals Wetsaanpassing zoals voorzien in STROOM voor tarief differentiatie voor energielevering en kosten infra. Biowarmte voor de energiebelasting bij warmtenetten gelijk behandelen aan restwarmte. Verruimen van de mogelijkheid om hoge-temperatuuropslag toe te passen Onderwerpen met een relatie naar de warmtevisie zijn o.a. : Opheffen ongelijkheid in wetgeving, waardering en rol netbheerders tussen warmte en gas- en elektra-infrastructuur. Nieuw positionering voor hybride warmtenetten; lagere temperatuur netten , aanpassing regels voor toegang tot > 500 m voor WKO ; voorkomen van lock-in effecten voor fossiele bronnen. Bij de overige suggesties zijn maatregelen opgenomen als: Compensatievoorziening voor het uitfaseren oudere –fossiele bronnen en doorrekening van netkosten voor hybride netten. Verbreden van de berekeningsgrondslag voor de SDE+-regeling, zodat ook verbindingsleidingen hier onder vallen. Acties voor de Industrie en Agro: Maatregelen die aansluiten bij afspraken uit het Energieakkoord zoals: Uitwerking van de routekaarten uit de sector en effectueren rol waterschappen. Onderwerpen met een relatie naar de warmtevisie zijn o.a. : Jumpstart programma mono-vergisters en dit vervolgens door ontwikkelen tot een state of the art toepassing met opname mogelijkheid in EPK systeem. RO aspecten gemeenten en prov. Stuctuurvisies Bij de overige suggesties zijn maatregelen opgenomen als: Na jumpstart mono-vergisters, ontwikkeling structureel inbedden via ofwel verplichting of meerwaarde andere aspecten.
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
pagina: 6
Bijmengopties groen gas verbeteren
Algemene Acties voor Wet & Regelgeving, communicatie, draagvlak en financiering: Maatregelen die aansluiten bij afspraken uit het Energieakkoord zoals EU regels voor bio-massa criteria, digestaat gebruik, inregelen gelijk speelveld voor inregelen van installaties (fossiel en HE), Intensiveren uitvoering routekaarten, versterking investeerdersvertrouwen, uitbreiden rol NII. Onderwerpen met een relatie naar de warmtevisie zijn o.a. : Ontwikkelen van energie-infraplannen en aanwijzen locaties, planologische inbedding Garantiefonds voor alternatieve financiers (nieuwe toetreders) en aansluiten op regioplannen met financiering Subsidie SDE+ ook voor kleinere projecten onder huidige bodemwaarde, met eenvoudige administratieve belasting. Bij de overige suggesties zijn maatregelen opgenomen als: Exploitatiegarantie voor specifieke risico kritische projecten; Inzet Nationaal Bodembedrijf voor verbetering financieringspropositie; Investeringsfonds “energielandschap” om de supply site van de biomassa stromen uit het landschap te versterken. Met een pakket van maatregelen die deze punten adresseert wordt de invulling van de “40-50 PJ opgave” haalbaar. In de volgende fase dienen daarvoor de nodige afspraken te worden gemaakt, zodanig dat bij doorrekening van NEV-’15 de effecten op basis van effectief en voorgenomen beleid + inspanningen van lokale overheden en sectoren zichtbaar zullen worden.
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
1.
pagina: 7
Inleiding, achtergrond en procesaanpak
In het Energieakkoord voor Duurzame Groei zijn verschillende maatregelen afgesproken om de doelen voor het aandeel hernieuwbare energie, te weten 14% in 2020 en 16% in 2023 te behalen. Voor de opties windenergie en biomassa bij-en meestook (BMS) in kolencentrales zijn concrete afspraken vastgelegd. Deze zijn duidelijk omschreven onder Pijler 2 van het EA. Dat geldt ook voor de introductie van de zogenaamde postcoderoos, beschreven onder Pijler 3. Deze opties bij elkaar dragen ca. 45% bij aan de doelstelling van de 16% in 2023. De rest van de invulling van die 16%, benoemd als 186 PJ, zal door de overige hernieuwbare energieopties moeten worden ingevuld. Dit gaat om de opties zoals: zon-, water-, bio-, bodemenergie (inclusief geothermie). Concrete acties en maatregelen zoals voor wind en BMS beschreven zijn niet opgenomen; wel wordt aangegeven dat voor deze categorie “Overig Hernieuwbaar” nog een nadere uitwerking moet komen. Zie bijlage B voor de relevante teksten die op dit onderwerp slaan. De voorgestelde maatregelen zullen bijdragen aan de versnelde uitrol van veelal decentrale duurzame energie (DDE) door het oplossen van knelpunten en benutten van kansen. Behalve dat dit bijdraagt aan het behalen van de doelen van duurzame energie zal dit ook ruimte bieden aan nieuwe economische activiteiten en werkgelegenheid, een schonere leefomgeving en betrokkenheid van burgers, bedrijven en politici op regionaal en lokaal niveau. De toepassing van deze “overige” technologieën is divers, veelal zeer decentraal en wordt beïnvloedt door een veelheid van factoren. Het vaststellen van maatregelen om deze “186 PJ” mogelijk te maken is daarmee complex en is in het Energieakkoord slechts op hoofdlijnen voorzien. De verdere uitwerking van noodzakelijke maatregelen en afspraken om het beoogde doel te bereiken is belegd als één van de acties uit het Energieakkoord. De Duurzame Energie Koepel heeft zich opgeworpen om dit onderwerp nader in kaart te brengen en de nodige acties voor te bereiden voor verdere besluitvorming. De besluitvorming rond deze uitwerking en inventarisering van maatregelen en acties is dus de-facto aangekondigd in het Energieakkoord en zal op basis van onderliggend document kunnen worden uitgewerkt. De aanpak die hiervoor is gekozen bestaat uit 4 stappen. Stap 1: Het kwantificeren van de het feitelijke tekort om te komen tot realisatie van de gewenste hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie. Deze fase is rond de zomer ’14 afgerond en gerapporteerd aan de Borgingscommissie en tevens onder de aandacht gebracht van de betrokken bewindslieden. De berekening van dit “tekort” is in overleg tussen experts uit de duurzame energiesector en RVO, met globale toetsing door ECN, benaderd en vastgesteld op ca. 40-50 PJ (ca. 15% van de doelstelling 2023). Stap 2: Om invulling te geven aan een palet van maatregelen heeft er een brede consultatie plaatsgevonden bij zoveel mogelijk betrokkenen die te maken hebben met deze uitbouw van deze technologieën. In een serie workshops en 1:1 gesprekken is de vraag gesteld welke belemmeringen er worden geconstateerd en welke concrete actie daarvoor een oplossing zou bieden. Dat uitdagende proces heeft geleid tot meer dan 300 suggesties voor oplossingsrichtingen. Deze zijn verder gebundeld en geclusterd en worden in deze rapportage aangegeven (zie onder). Met experts van ECN en RVO is dit palet vervolgens doorgenomen en daar is vastgesteld dat het voorgestelde samenhangende pakket van maatregelen de potentie
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
pagina: 8
heeft om het gat van 40-50PJ te dichten. De voorgestelde maatregelen sets worden hierbij gepresenteerd. Stap 3: De derde stap bestaat uit het verder uitwerken van de afspraken en het vastleggen daarvan in concrete afspraken van de partijen. Dit is voorzien in de eerste maanden van 2015. Het daaruit vast te stellen samenhangende pakket van maatregelen en acties zal als basis informatie dienen voor de doorrekening van NEV-’15, waarvan 1 mei de peildatum is. Stap 4: de laatste stap betreft de uitvoering van de verschillende afspraken en het monitoren van de effecten, in lijn met het reguliere borgingsproces van het Energieakkoord. Het pakket van voorgestelde maatregelen is verdeeld over 3 specifieke toepassingsgebieden: Maatregelen en acties voor de gebouwde omgeving. Gebied gebonden maatregelen en Maatregelen en acties voor de industrie en agro-sector. Daarnaast zijn er meer algemene maatregelen pakketten geformuleerd voor communicatie en bewustwording, wet-en regelgeving en financieel. In de beschrijving van de verscheidene maatregelen is vervolgens weer een onderscheid gemaakt tussen: a) onderwerpen waaraan in het Energieakkoord al wordt gerefereerd (vooral niet financiële barrières), b) onderwerpen die een sterke relatie kunnen hebben met de Warmtevisie van het Kabinet en c) Overige suggesties gericht op het bereiken van de doelen. Voor elk van deze 3 niveaus zijn aparte afwegingen te maken. Deze maatregelpakketten zullen, in onderlinge samenhang, de basis moeten vormen voor de noodzakelijke 40-50 PJ hernieuwbare opwekking zoals beoogd.
2. Relatie met Warmtevisie van het Ministerie van EZ Parallel aan deze eerste twee stappen vindt de ontwikkeling plaats van de Warmtevisie van het kabinet. Deze is al in 2013 aangekondigd en dekt voor een deel hetzelfde werkveld als de uitwerking van deze “186 PJ” opgave. Dit is het gevolg van het feit dat een groot deel van de hier beschreven maatregelen, technieken en toepassingsgebieden hernieuwbare warmte omvatten, waarbij we biogas en groen-gas productie ook tot dat domein rekenen. In het eerste kwartaal is ter voorbereiding van input voor de warmtevisie al een eerste inventarisatie van knelpunten en mogelijke oplossingsrichtingen gemaakt en aangeboden aan het Ministerie van EZ. Dit was bedoeld om beide trajecten (uitwerken Warmtevisie en Stap 2 van dit traject) zoveel mogelijk van dezelfde uitgangspunten te laten uitgaan. De Warmtevisie wordt één dezer dagen verwacht en adresseert voor deel ook het onderwerp van de “overige hernieuwbare energie” aangezien. De uitvoeringsagenda, behorende bij de Warmtevisie, zal ook begin 2015 ter hand worden genomen. Dit biedt de gelegenheid beide trajecten (onze stap 3- en de uitvoeringsagenda warmtevisie) daar waar mogelijk gelijk op te laten gaan.
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
pagina: 9
3. Zichtbaar maken van het “tekort” van 40-50 PJ Uit een analyse door de duurzame energiesector en RVO, in afstemming met ECN, volgt dat op basis van het “business as usual scenario” het doel voor ‘overig hernieuwbaar’ (186PJ) zoals afgesproken in het Energieakkoord niet wordt gehaald. Er is een tekort geconstateerd van ca. 40-50 PJ, dat is rond de 15% van de totale doelstelling voor hernieuwbare energie in 2023 (zie onderstaande tabel). In het Energieakkoord was een tekort voorzien, reden waarom deze actie in het akkoord is opgenomen. Bij de analyse en de bepaling van het verschil tussen wat kan worden verwacht op basis van een “Business as Usual (BAU) “ scenario en de gewenste eindsituatie conform het Energieakkoord (16%) in 2023, zijn de opties die geen relevante invloed hebben niet meegenomen (zoals bio-brandstof tbv mobiliteit). In onderstaand overzicht is zichtbaar hoe het PJ-“tekort” ruwweg is opgebouwd.
Realisatie
Verwachting 2013 - 2023
Prognose
CBS
Referentie BAU DEK/RVO
Referentie (DE/RVO) voor 16% intensivering
2013
2023
2023
PJ
PJ
PJ
Waterkracht
0,4
0,50
2,0
Zonne-energie (PV+TH) Bodemenergie, Geoth. + WP Bio-energie (Ex BMS en Mobiliteit)
2,9
17,0
26,0
7,2
21,5
40,0
49,5
71,0
87,0
60
110
155
Jaar Eenheid
TOTAAL
In de 2de fase zijn de belemmeringen en verschillende oplossingsrichtingen, noodzakelijk voor de gewenste opschaling van de categorie ‘overige’ duurzame energie scherper in kaart gebracht. Gecoördineerd door de Duurzame Energiekoepel heeft hierover intensief overleg plaatsgevonden binnen de Taskforce (bestaande uit vertegenwoordigers van EZ, I&M, BZK, IPO, Provincies, VNG, Duurzame Energie Koepel en ondersteund door RVO) en een brede waaier van verschillende marktpartijen en NGO’s. In totaal zijn bijna 90 organisaties betrokken geweest bij het proces, waarvan meer dan helft actief heeft bijgedragen aan deelname in workshops en het leveren van concrete input. De opgave voor de verdere uitwerking is daarmee gefocussed op de volgende opgave: Identificeer concrete maatregelen die zullen leiden tot een intensivering van de toepassing van de categorie “overig hernieuwbaar”. Daarbij zullen alle partijen een relevante rol moeten nemen om hieraan invulling te geven. Immers een deel ligt bij de overheid (veranderingen / aanpassingen wet en regelgeving en potentieel invullen financiële of fiscale randvoorwaarden); een deel ligt bij de provincies en gemeenten (Structuurvisies, aanbestedingsbeleid) en een deel berust bij het activeren van burgers, branches en bedrijven (certificeren, voorlichting, opleidingen, promotie, financiering, etc).
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
4.
pagina: 10
Beoordeling door ECN, RVO en duurzame energie sector
Het pakket van voorgestelde maatregelen zal in de volgende fase van verdere uitwerking en vastlegging nader worden doorgerekend op effectiviteit en bijdrage aan de hernieuwbare energie hoeveelheid in 2023. In dit stadium is er geen specifieke doorrekening gemaakt en is de beschrijving van de verschillende maatregelen nog te algemeen om daar concrete getallen aan te hechten, maar de DE-koepel heeft wel indicaties gekregen vanuit de experts van haar achterban. De hoofdlijnen van de verschillende maatregelen zijn wel voldoende duidelijk zodat er een globale appreciatie is vast te stellen van de mogelijke effecten van het pakket in de onderlinge samenhang. In overleg met experts van zowel RVO als ECN-Beleidsstudies is vastgesteld dat het voorgestelde samenhangende pakket van maatregelen de potentie heeft om het geconstateerde tekort van 40-50PJ te dichten. Er zijn echter nog veel zaken die een nadere uitwerking behoeven. Dit is voorzien in de volgende fase en de opmaat tot de NEV 2015.
5. Leeswijzer voorgestelde maatregelenlijst Uit de brede input die zijn gegenereerd tijdens en na de workshops over dit onderwerp (ca. 300 suggesties voor maatregelen) zijn een aantal sets van maatregelen geclusterd die voldoende concreet zijn beschreven. Deze zijn verder uitgewerkt in een “prioriteitenlijst” met daarin een aantal maatregelsets waarvan een serieuze impact van mag worden verwacht op het bereiken van de doelstelling. Een aantal van deze maatregelsets zijn direct doorrekenbaar naar PJ’s, maar er zijn ook maatregelen die een duidelijk randvoorwaardelijk karakter hebben; niet direct doorrekenbaar, maar showstoppers als ze niet worden ingevuld of een indirect bijdrage leveren aan de realisatie van meer hernieuwbare energie of de basis leggen voor verdere groei van meer hernieuwbare energie. In dit document zijn de prioriteiten aangegeven, die uit de lange lijst van suggesties zijn gedistilleerd. Voor de leesbaarheid zijn de prioriteiten voorzien van een verwijzing die refereert aan een toepassingsgebied zoals we die ook hebben besproken tijdens de workshops op 30 september en 3 oktober (waarbij industrie, agro en vergisting nu zijn geclusterd). Verder zijn de maatregelen onderverdeeld in drie categorieën. Maatregelen, of de relevantie daarvan, zoals deze zijn benoemd in Energieakkoord (niet financiële barrières). Maatregelen die al in een eerder stadium zijn geadresseerd als input voor de Warmtevisie zoals door het Rijk wordt ontwikkeld en waarvan het gepast zou zijn indien die daarin (respectievelijk de uitvoeringsagenda) worden geadresseerd. Additionele suggesties gericht om maatregelen af te wegen die het doel binnen bereik brengen. Dit zijn onderwerpen waarvan het helder moet zijn dat ze essentieel zijn om het doel van de 186PJ te bereiken, respectievelijk de noodzaak om het geconstateerde tekort in te vullen. Voor alle voorgestelde maatregelen die tzt in concrete afspraken zullen worden vertaald, is het nodig dat er een verdere kwantitatieve onderbouwing vanuit ECN/PBL zal plaatsvinden. Deze is voorzien in de eerste helft van 2015 als opmaat naar de NEV-‘15.
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
pagina: 11
Het moet nadrukkelijk worden gesteld: de voorgestelde maatregelen zijn ontwikkeld op basis van de inbreng van vele partijen, maar de voorstellen kunnen in dit stadium niet worden beschouwd als een commitment van de partijen om deze ook uit voeren. Dat voorbehoud is nadrukkelijk van toepassing voor die maatregelen waarin de rijksoverheid een rol krijgt toegedacht. Deze notitie is een tussenstand. Ideeën zijn ontwikkeld, maatregelen sets zijn in een onderlinge samenhang gebracht en de noodzaak tot maatregelen is aangetoond door het zichtbaar maken van de noodzaak om maatregelen in te zetten om de doelen van het Energieakkoord te realiseren binnen de categorie “overig hernieuwbaar”. In de volgende fase (voorzien begin 2015) zullen met de betrokken partijen sluitende afspraken gemaakt gaan worden over de commitering. Deze tijdsplanning sluit aan op het uitwerken van de uitvoeringsagenda van de Warmtevisie. In onderstaande matrix is een beknopt overzicht gegeven van alle maatregelen. Op de volgende pagina’s worden de maatregelen uitgewerkt.
Specifiek Wet en Regelgeving Communicatie Versterking financieel
Maatregelensets bestemd voor cluster: Gebouw-gebonden Gebied-gebonden Industrie en Agro Gebouw 1 Gebied 1,2,3, 4 IA- 1 WR-1 WR-2, WR-1 C-1, C2 F-2 F-1 F-1. F-2
Na de prioriteiten lijst is nog een overzicht toegevoegd van een lijst van additionele acties en maatregelen. Deze zijn ofwel een nadere specificatie of vergen nog nadere uitwerking (concreetheid) en beschrijving.
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
6.
pagina: 12
Overzicht van de prioriteit-maatregelensets
Verwijzing Huidige situatie en knelpunt Beoogde oplossingsrichting
Voorgestelde actie-set
Gebouw-1: Groei van het hernieuwbare energie in gebouwen Te weinig stimulans in de gebouwde omgeving voor kleinschalige hernieuwbare energie opties. Dit pakket adresseert de gebouw-gebonden opties (woningen, utiliteitsbouw etc). Maatregelenpakket gericht op verhogen aandeel duurzame warmte op huishoud niveau. De acties adresseren verschillende onderwerpen voor ondersteuning die nu, vooral voor duurzame warmte opties, niet zijn ingericht, terwijl voor vergelijkbare hern.energieopties wel een ondersteuningsinstrumentarium beschikbaar is. Dit maatregelen pakket neemt deze ongelijkheid weg.
Benoemd in Energieakkoord (niet financiële barrières): ● In bouwbesluit opnemen van eis betreffende minimaal aandeel duurzame energieopwekking voor nieuwbouw of ingrijpende renovatie (deze ruimte is er conform RED art 13 lid 4 en 6; en EPBD recast via definitie van "bijna energieneutraal" ) ● Verschillende vormen van bio-energie opnemen in de EPG/EMG/Label en Energie Index. ● Een verplichting voor A+ label apparaten voor verwarming- en warmtapwatervoorziening per 1-1-2018 (op basis van de ecolabels) ● Sector start een brede voorlichtings- en motivatie campagne gericht op verschillende doelgroepen en in aanvulling op (voortbouwend op) de door BZK gestarte ondersteuningsstructuur via het VNG.
Connectie met Warmtevisie: ● Invoeren investeringsondersteuning betaald uit SDE+ voor duurzame warmte opties als: zonneboilers, warmtepompen, hoog-efficiënte bio-kachels op basis van energieprestaties. Deze regeling handhaven tot moment van introductie aanscherping Ecodesign (A+) met voldoende budget, zodat er stabiele meerjarige regeling is. verplichting. LET OP: manage de verwachtingen. Voorkom koperstaking door te vroege aankondiging. Stel kwaliteitseisen in de subsidie, zowel aan het product als aan het installeren. ● Nadelige ongelijkheid in energiebelasting tussen elektriciteit en gas opheffen (voor duurzame warmteopties). Nu wordt meer EB afgedragen bij overgang van gas naar duurzaam + elektrisch. Oplossingsrichting: a) via gelijktrekking van EB voor beide bronnen op basis van energie-inhoud of b) door een verhoging van de vrijstellingskorting in energienota voor bedoelde opties op basis van correctiebedrag ter compensatie van extra EB afdracht (deze maatregel zal budget neutraal voor het Rijk uit werken).
Additionele suggesties om doel te bereiken:
Verwijzing naar technieken Beoogde effecten Actoren
● Laag BTW tarief voor alle levering en installatie van hernieuwbare energie systemen, alsmede voor levering van pellets voor bio-installaties (zoals ook in het buitenland) ● Ruimte voor differentiatie van belasting (OZB, huurwaardeforfait, overdrachtsbelasting) op basis van de energie-index op de onroerende zaak. Deze maatregel is besproken bij het opstellen van het Energieakkoord, maar toen was er nog te weinig zicht op de maatregelen die nodig zijn voor de overige hernieuwbare energieopties. ● In bouwbesluit een verplichting opnemen voor LT-verwarming voor nieuwbouw en grootschalige renovaties. Zonnewarmte, Warmtepompen, efficiënte low nox bio-kachels Grote aantallen van deze decentrale duurzame opties; zeker als vervangingsmarkt (na 2018) wordt meegenomen (ca. 350.000 systemen per jaar) EZ, Financiën, I&M, BZK, VNG, DE Sector
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei Verwijzing Huidige situatie en knelpunt
pagina: 13
Gebied -1: Ontwikkeling van collectieve warmte& koudenetten als alternatief voor individuele aardgasverwarming Er bestaat een marktfalen bij de (financiële) condities waaronder warmtenetten kunnen worden toegepast. Bij verdere groei en behoefte aan inzet van duurzame warmte neemt de noodzaak toe om de totale maatschappelijke kosten/baten in rekening te nemen. Gas is op dit moment het uitgangspunt en referentie in het energiesysteem. Dat is op langere termijn problematisch en belemmert de transitie die nu zou moeten starten naar meer inzet van (hernieuwbare) warmte. Netbeheerders komen voor afweging welke gasnetten wel-of niet te renoveren. Samenbrengen van gas-en warmtenetten, met ruimte voor invoeding van duurzame warmte kan maatschappelijke kosten verlagen indien integraal wordt afgewogen als onderdeel geleidelijke transitie warmtevoorziening (30/40 jaar).
Beoogde oplossingsrichting
Warmtenetten met groeiend aandeel hernieuwbare opwekking als integrale oplossing voor de warmtevoorziening. Daarbij anticiperen op te vervangen oude- en op termijn niet meer rendabele gasnetten, die daarmee worden uit gefaseerd en worden vervangen door (LT) warmtenetten. Op dit ogenblik zit warmte klem tussen de private- en de publieke markt en bestaat geen level playing field. Fundamentele aanpassingen zijn noodzakelijk en er zal vanuit een integrale afweging op basis van maatschappelijke kosten, kosten voor de bewoners en baten over langere termijn tussen gas / elektra en warmte moeten worden geredeneerd.
Voorgestelde actieset
Benoemd in Energieakkoord (niet financiële barrières): ● In wetgeving (Stroom) regelen dat onder voorwaarden invoedingsrecht (voorrang) bestaat voor duurzame warmte in warmtenetten. ● Creëer ruimte voor tariefdifferentiatie (EZ) met als uitgangspunt, uiteindelijke gelijke klantkosten (warmtebundel)- ook toepasbaar maken voor Stroomversnelling concepten (BZK) en hernieuwbare warmte, inclusief woonlasten garantie (warmtesector).
Connectie met Warmtevisie:
Verwijzing naar technieken
● Vanuit PPS of publieke constructies, in samenwerking met oa netbeheerders, bundelen van investeringen in zowel gasinfrastructuur en (lagetemperatuur)warmtenetten in de bestaande gebouwde omgeving. Doorberekening van (aansluiting en gebruik net) kosten op basis van geïntegreerd aanbod (gas + warmtenet). Onder meer van toepassing indien er sprake is van een op termijn van 15 jaar af te schakelen gasnet vanwege teruglopende gasafzet en ter voorkoming van "stranded assets". In samenhang met maatregel waarbij aansluitplicht voor gas komt te vervallen en er een afsluitrecht wordt toegevoegd. Dit onder de strikte voorwaarden van net-economie en gelijktijdig aanbod van een warmte-infrastructuur. De provinciale warmteplannen geven aan waar de kansen liggen voor warmteinfrastructuur. ● In het Nationaal Energiebesparingsfonds (NEF) de aansluiting op (duurzame) warmtenetten volwaardig meenemen, naast opties zoals gasverwarming. ● ACM (vergunning) c.q. Ministeriele bevoegdheid inzetten om temperatuurniveau van warmtenetten te verlagen waar mogelijk en leidend tot de meest (economisch) efficiënte aanpak om te komen tot een klimaatneutrale gebouwde omgeving. ● Financiële imperfectie in dekking van kosten voor warmtenetten in huurmarkt oplossen. Ongelijk speelveld tussen gesocialiseerde gasaansluitkosten en warmtenetkosten en tussen woninggebonden - en gebiedsgebonden maatregelen.. ● Vergunningen voor nieuwe warmtenetten koppelen aan toekomstperspectief voor transitie naar duurzame warmtebronnen. (geen lock-in effecten fossiele centrales) Mogelijk maken dat er een relatie komt tussen de duurzaam opgewekte warmte en een specifieke afnemer in een warmtenet Hybride warmtenetten, geoptimaliseerde inzet van hernieuwbare warmtebronnen en restwarmte
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
pagina: 14
Beoogde effecten
Andere aanpak voor benutting van rest+duurzame warmte als vervanger voor gas (voor warmte).
Actoren
Netbeheerders, EZ, BZK, I&M, Warmtebedrijven, nieuwe PPS-en, Provincies, gemeenten en waterschappen
Verwijzing Huidige situatie en knelpunt
Gebied-2: groei van duurzame warmte voor stadswarmtenetten De belastingdienst heeft recentelijk in een aantal gevallen de definitie van restwarmte zo ingeperkt dat bijvoorbeeld WKK’s die specifiek voor een warmtenet zijn gebouwd, of warmte uit een biomassaketel niet meer als restwarmte worden aangemerkt. Dat houdt in dat het gas voor piekketels wordt belast met het blokverwarmingstarief. Deze belastingheffing leidt tot een verslechtering van de business case.
Beoogde oplossingsrichting
Met aangepaste definitie wordt duurzame warmte gelijkwaardig beoordeeld. Kan voor het Rijk budget neutraal.
Voorgestelde actieset
Benoemd in Energieakkoord (niet financiële barrières):
Verwijzing naar technieken Beoogde effecten
Hybride warmtenetten
Actoren
Verwijzing Huidige situatie en knelpunt
Beoogde oplossingsrichting
Voorgestelde actieset
Verwijzing naar technieken Beoogde effecten Actoren
Pas de definities van restwarmte in artikel 59 lid 3 van de WBM zodanig aan dat naast “restwarmte” tevens hernieuwbare warmte/biomassawarmte en warmte van WKK wordt opgenomen. Oplossing is budget neutraal voor het Rijk.
Speelt bij bio ketels in bestaande stadsverwarming, zoals Purmerend. Lost belemmering op voor nieuwe duurzame of hybride warmte projecten. MinFin
Gebied-3: versnelde vervanging van fossiele installaties door duurzame installaties Als het moment van einde economische/technische levensduur van fossiele brandstof gedreven installaties (die op zich wel energie-efficiënt warmte opwekken zoals WKK) nog niet is bereikt, is er tijdens een vroegtijdige overgang naar een hernieuwbare bron, nog een “rendabele top” te financieren. Er is eigenlijk geen economisch incentive om in dat geval het productiemiddel vervroegd te vervangen. Door inrichting van een financiële faciliteit waarmee fossiele brandstof gedreven installaties, die in aanmerking komen voor vervanging door een duurzame energie installatie, kunnen dit soort installaties vroegtijdig worden vervangen en daarmee het hernieuwbare opwekdeel een impuls geven.
Additionele suggesties om doel te bereiken:
Neem binnen de SDE + een compensatie voorziening op (tbv grondslag) waaruit vervroegde sluiting van niet-duurzame centrales en vervangen door duurzame energie bronnen wordt gestimuleerd. Deze extra investering levert veel PJ duurzaamheid op, tegen betrekkelijk lage extra kosten. Breidt de SDE+ berekeningsgrondslag uit, zodat ook de verbindingsleidingen (van duurzame bron naar afnemer) voor duurzame warmte hieronder vallen. Hybride warmtenetten Versnelling van de inzet van hernieuwbare energie ter vervanging van fossiele energie gedreven installaties. Met name relevant voor warmte en bio-energie. Fin, EZ, Warmtebedrijven, Bio-energiesector
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei Verwijzing Huidige situatie en knelpunt Beoogde oplossingsrichting
Voorgestelde actieset
pagina: 15
Gebied-4: Hogere temperatuuropslag (HTO) opnemen in provinciaal bodembeleid Er kan veel meer gebruik worden gemaakt van hogere temperatuur opslag en benutting uit de ondergrond. Meer aandacht voor integratie van Hoge temperatuur opslag in de ondergrond (HTO) bij warmtenetten. Door een groter en dieper deel van de ondergrond te gebruiken kan er meer hernieuwbare capaciteit worden ingezet voor hernieuwbare warmte. Dat kan door de grens van 500m diepte te verleggen naar 1000m. Let wel: dit is geen diepere geothermie- die start vanaf ca. 3000m.
Benoemd in Energieakkoord (niet financiële barrières) / Connectie met Warmtevisie:
Verwijzing naar technieken Beoogde effecten Actoren
Verwijzing Huidige situatie en knelpunt Beoogde oplossingsrichting
Voorgestelde actieset
Differentiatie van het bodemenergie beleid. In lagen die geen winbaar drinkwater bevatten (of strategische voorraad), zouden de provincies HTO in meer gevallen kunnen toestaan. Daarvoor is het o.a. ook nodig dat er een aanpassing komt van de mijnbouwwet naar diepte vanaf 1000m. Tot 1000m zelfde vergunning regiem voor inzet WKO als die nu tot 500m geldt. Discussie over HTO inbrengen in de Structuurvisie ondergrond (STRONG) Bodemenergie en hybride warmtenetten meer mogelijkheden voor hernieuwbare opwekking en opslag. EZ, I&M, IPO
Industrie en Agro-1 (AI-1): groei van monomestvergisters en voldoende locaties voor (regionale) vergisters Te weinig versnelling voor extra energie uit mestvergisting Er is een groot potentieel vergisting nog onvoldoende ontsloten voor toepassing. Het beoogde set van maatregelen zal bijdragen aan deze ontsluiting door: a) via een jumpstart programma veel nieuwe initiatieven losmaken- b) kwantificeren van positieve overige effecten en deze omzetten in stimuli- c) RO beleid actief invullen regionaal en d) zorgen voor meer info en communicatie. Dit set van maatregelen moet leiden tot voldoende economie of scale en learning curve-effect waardoor voldoende prijsreductie om vervolgens binnen de SDE aan bod te kunnen komen.
Benoemd in Energieakkoord (niet financiële barrières): ● Sector richt ondersteuningsgroep in voor advies aan doelgroep over de juiste systeemkeuze en laatste state of the art. Uitvoering van eigen Routekaart GGNL. ● Inzet van vergistingscapaciteit van waterschappen in combinatie met andere vergistingsstromen om te komen tot een hogere inzet. Verruiming wettelijke mogelijkheden daartoe voor de waterschappen. ● Provincies en gemeenten wijzen potentiele locaties aan in RO-plannen die geschikt zij voor grootschalige (collectieve) vergistingsinstallaties. Vergisters opnemen in erkende maatregelenlijst van maatregelen met terugverdientijd indien terugverdientijd korter dan 5 jaar is.
Connectie met Warmtevisie: ● Jumpstart programma voor mono-mestvergisting (voor de eerste 100 stuks een investeringssubsidie voor stallen > 200 koeien van bijvoorbeeld 25%, afbouwend naar 15%). In de 1 op 1 benadering met MEE bedrijven, specifieke warmteparagraaf proberen af te spreken: warmtebesparing, duurzame warmte en restwarmte.
Additionele suggesties om doel te bereiken ● Verplichting vanaf 2018 tot mestvergisting bij elke boerderij voor >200 koeien, gebaseerd op toereikende beschikbaarheid van SDE+ of alternatieve ondersteuning en voldoende succes van het jumpstartprogramma.. ● Nader onderzoek gericht op bijmengoptie van groen gas in de gasnetwerken naar model van de biobranstoffen
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
Verwijzing naar technieken Beoogde effecten Actoren
Verwijzing Huidige situatie en knelpunt Beoogde oplossingsrichting Voorgestelde actieset
Verwijzing naar technieken Beoogde effecten
Actoren
Verwijzing Huidige situatie en knelpunt Beoogde oplossingsrichting
Voorgestelde actieset
pagina: 16
● Belonen vermeden broeikasemissies. Met mestvergisting wordt niet alleen duurzame energie geproduceerd, maar worden ook andere negatieve milieu-effecten voorkomen. Deze worden niet gewaardeerd in de prijs, terwijl dat een drukkend effect zou hebben op de subsidie uitgaven. Methodiek ontwikkelen waarbij ook andere milieueffecten (zoals voorkomen CH4 emissies) een waarde krijgen. Dit systeem zou per 1-1-2018 operationeel moeten zijn. Biogas, co-vergisting van mest, monomestvergisting en mestraffinage 1500 monomestvergisters; Investeringsbasis creëren; EZ, I&M, LTO, IPO (prov), VNG (Gem), DE Sector w.o. GGNL, Waterschappen, Duurzame zuivelketen
WR-1: (EU) normen en toepassing in Nederland (EU) normering aanpassen aan versterking positie DDE vanwege huidige regels die groei belemmeren en rol van overheid als launching customer borgen Er zijn verschillende normen en richtlijnen die middels aanpassing zullen leiden tot een versterking van de rol en toepassing van decentraal duurzaam.
Benoemd in Energieakkoord (niet financiële barrières): ● Afspraken over duurzaamheidscriteria vaste biomassa per soort installatie en feedstock voor alle niet BMS biomassa opstellen in overleg met betrokken partijen, bij voorkeur in EU-verband. Vervolgens toepassen en snel duidelijkheid communiceren. ● EU richtlijn voor digistaat aanpassen (eventueel alleen NL aanpassing binnen EU ruimte) waardoor residu van vergisting kan worden ingezet in andere toepassingen waardoor hogere waardering ontstaat. ● Het creëren van een gelijk speelveld voor een periodieke keuring en het inregelen van installaties in de utiliteitsbouw (alle technologieën); dit opnemen in activiteiten besluit. Ref: EPBD recast. ● Ruimte bieden via Omgevingswet om gemeenten in landelijk gebied EU emissienormen hanteren voor bio-ketels ipv de strengere NL normen die met name zijn bedoeld voor dicht bevolkte gebieden. Bio-energie a) betere waardering digistaat; b) grotere transparantie voor investeerders, c) meer flexibiliteit bij gem. d) gelijk speelveld voor WKO installaties in vergelijking met trad. Installaties. EZ, I&M, VNG, LTO, DE Sector
WR-2: Planologische inbedding Een kenmerk van warmtenetten is dat er meestal slechts zicht is op een bescheiden financieel rendement (lange terugverdientijd), zeker in relatie tot de onzekerheid rondom de risico's en in relatie tot de uiteindelijke hoogte van het restrisico. Een lokale visie over de noodzakelijke aanpassing van de energie infrastructuur wordt van essentieel belang. Dat vraagt om een integrale afweging rond de inzet van (duurzame) warmtenetten in samenhang met toekomstige vraagpatronen in gebieden en RO aspecten.
Benoemd in Energieakkoord (niet financiële barrières) / Connectie met Warmtevisie: Gemeente en provincies ontwikkelen energie-infraplannen voor gebieden in samenhang met de warmteplannen en beginnen met locaties met meer dan 500 GJ/ha aan energievraag. Dit in samenwerking met de netbeheerders en eventueel lokaal aanwezige warmtebedrijven om een optimale energie infrastructuur te ontwikkelen voor warmte, gas en elektriciteit. Hierin dient de inzet van hernieuwbare warmte te worden opgenomen en dienen warmtenetten hybride
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
Verwijzing naar technieken Beoogde effecten
Actoren
Verwijzing Huidige situatie en knelpunt
Beoogde oplossingsrichting Voorgestelde actieset
Verwijzing naar technieken Beoogde effecten Actoren
Verwijzing Huidige situatie en knelpunt
Beoogde oplossingsrichting
Voorgestelde actie-
pagina: 17
(en waar dat optimaal is op lage temperatuur) te worden uitgelegd. In deze plannen een visie opnemen hoe de transitie naar steeds meer invoeding van hernieuwbare duurzame energie plaats kan vinden, hierin ook duiding over het temperatuur-regiems. De plannen maken onderscheid in transportnetwerken (lage leidingverliezen, grotere afstanden, business to business aansluitingen) en distributienetten ( kleinere afstanden, aansluiting op (kleine) eindgebruiker en eventueel duurzame warmte producenten). Netbeheerders en aanwezige warmtebedrijven krijgen wettelijk taak om (goedgekeurde) plannen te gebruiken voor lange termijn investeringen. Hybride warmtenetten Met vroegtijdige planvorming en ruimtelijke bestemming kunnen maatschappelijk rendabelere beslissingen worden genomen. Transitie naar duurzame bronnen wordt met de aanleg van hybride warmtenetten mogelijk. Hiermee wordt voorgesorteerd op nieuwe ontwikkelingen. Op termijn zullen woonwijken, bedrijventerreinen gerenoveerd worden, nieuw aangelegd, etc VNG, IPO, Netbeheerders, DE sector, warmtebedrijven
C-1: Oplopende zekerheid voor projectontwikkelaars over toekenning SDE+ SDE onzekerheid: beschikbare SDE+-budget per jaar voor 'overige DE-opties' in Nederland, buiten WoZ, onbekend. Onzekerheid leidt tot terughoudendheid bij planontwikkeling. Bijvoorbeeld: Angst voor impact van BMS op beschikbaar budget voor overige opties. Duidelijkheid over beschikbaarheid van SDE+ voor tenders (op iets langere termijn) voor verschillende categorieën is noodzakelijk om investeerders voldoende comfort te bieden om lange ontwikkel-en vergunningstrajecten in te zetten.
Benoemd in Energieakkoord (niet financiële barrières): EZ geeft inzicht in deze budgetten en bedragen per jaar zodat projectontwikkelaars hun risico in projectontwikkeling beter kunnen inschatten en er grotere bereidheid komt om daadwerkelijk projecten te realiseren. Dit SDE-beeld tot 2023 nu per jaar uitwerken met verschillende scenario's en zorg dragen dat niet één categorie het SDE+ budget voor een heel jaar kan claimen (dus geen schot, maar een jaarcap). Betere koppeling maken tussen vergunningen en beschikbare SDE+ Alle SDE+ technieken Verhoogt de investeringsbereidheid in de fase van de planvorming EZ
C-2: Toenemende bekendheid en waardering Bij een verdere groei van de hernieuwbare energie sector en groei van toepassingen zal zowel binnen de betrokken bedrijven veel extra worden geïnvesteerd, maar zal ook de vraagzijde van de markt voldoende bekend moeten worden gemaakt en vertrouwen moeten ontwikkelen in mogelijkheden, onderbouwd met bewezen prestaties. Dit is mutatis mutandis ook van toepassing voor de aanbodzijde: producenten van biomassa (bos, natuur, landschap, stedelijk gebied) moeten bekend raken met mogelijkheden van oogst en productie. Vanuit verschillende organisaties zijn roadmaps en uitvoeringsplannen opgesteld waarin veel van de maatregelen-sets zijn opgenomen. Bij uitvoering van de maatregelensets zullen de verschillende sectoren een inspanning moeten leveren om de benodigde capaciteit op orde te krijgen. Dit zal gaan om investeringen in productiemiddelen bij bedrijven, opleidingen, promotie en marketing, etc. en voor lokale biomassa productie (bosbeheerders, landschapsonderhoud, etc).
Benoemd in Energieakkoord (niet financiële barrières):
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei set
pagina: 18
De verschillende sectoren intensiveren de uitvoering van de verschillende roadmaps op het onderwerp: best practice, promotie, certificering en voorlichting (Bodemenergie, Platform Hout/Houtconvenant, Groengas, Zonnewarmte, zonnestroom, Warmtepompen, Hybride Warmtenetten etc). Hiervoor zal zoveel mogelijk gebundeld worden opgetreden (ook met lokale initiatieven) Inzet van waarderingstools om de waarde van de duurzame energie-installatie zichtbaar te krijgen in onroerend goed taxataties Voor de uitvoering van gecoördineerde acties wordt een Taskforce Duurzame Warmte opgericht.
Additionele suggesties om doel te bereiken
Verwijzing naar technieken Beoogde effecten Actoren
Voor cruciale onderdelen uit de roadmaps die een essentieel onderdeel vormen van de gewenste opschaling en waarvoor de betrokken sector geen middelen kan vrijmaken, zal vanuit de overheid (nationaal of regionaal) een bijdrage ter ondersteuning worden geboden. WP, Bio-sector (aanbod, productie, afname), Zon, Bodem, Hybride Warmtenetten Capacity building in aanbod en vraag DE Sector (breed), ODE, VEH, (lokale) overheden.
Verwijzing Huidige situatie en knelpunt Beoogde oplossingsrichting
F-1: Betere financieringsmogelijkheden voor DE-projecten Wegnemen belemmeringen rondom project financiering, lagere financieringslasten, marktfalen en ontwikkelen rendabele lokale biomassa oogst Om projecten financierbaar te maken tegen lagere rente dienen risico's tijdens projectlooptijd te worden beperkt. Daarbij tevens toegang creëren voor institutionele beleggers voor projectfinanciering via bundeling van goed lopende projecten. Investeringspotentieel vergroten.
Voorgestelde actieset
Benoemd in Energieakkoord (niet financiële barrières): ● Snelle inzet van financieringsmodellen (o.a. uit pijler 10-EA), waarbij inst. beleggers actieve rol krijgen en daarmee bancaire financiering vereenvoudigd. ● Binnen NII voor verschillende categorieën hernieuwbaar en voor verdere ontwikkeling van (duurzame) warmtenetten in de bestaande bouw nieuwe financieringsproposities ontwikkelen die door inzet van lange termijn kapitaal (bv pensioenfondsen) lagere financieringslasten krijgen. ● Verbreed de greendeal met de banken rond het Expertisecentrum van de banken naast geothermie ook groen gas, energie uit water en overige innovatievere technieken waar nog meer ervaring mee moet worden opgedaan.
Connectie met Warmtevisie: ● Ontwikkel een garantiefonds voor alternatieve financiers (groene investeerders, pensioenfondsen) voor inzet in bijvoorbeeld financiering aardwarmte, bodemenergie, vergisters etc. ● Aansluitend op de energie-infraplannen van de regio’s (WR-2) ondersteunen de regio (of centrale overheid) de ontwikkeling van geothermieprojecten.
Additionele suggesties om doel te bereiken ● Exploitatiegarantie (afbouwend) door overheid op specifieke projecten met initieel hoger exploitatierisico (geothermie, vergisters, energie uit water) op basis van referentierendement en specifieke risicofactoren (te bepalen door ECN) . Deze garantie geleidelijk over te brengen in een door de markt/projecten te financieren verzekeringsconstructie (premies uit lopende projecten) en gebaseerd op voortschrijdend inzicht en ervaring. Hiermee wordt het technische risico’s verminderd wat bijdraagt aan de financierbaarheid bij aanvang van investering. ● Inzet EBN, of Nationaal Bodemenergiebedrijf als minderheidsaandeelhouder Geothermie en grootschalige (collectieve) WKO / Bodemenergieprojecten. Vooral bedoeld om financiering te vereenvoudigen, maar kan ook borging bieden op
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
Verwijzing naar technieken Beoogde effecten Actoren
Verwijzing Huidige situatie en knelpunt Beoogde oplossingsrichting Voorgestelde actieset
pagina: 19
continuïteit van opbouwende expertise (specifieke extra taak). ● Ontwikkel een investeringsfonds “energielandschap” met Rijk, Provincies en groenfondsen Bio/Groengas, Geothermie,, Bodemenergie, Energie uit water Meer projecten die van idee-fase naar financial close komen en meer toegankelijkere project financiering en lagere financieringslasten Afnemers, EZ, Banken, Institutionele beleggers, NII, natuurorganisaties, landschapbeheerders
F-2 Groei van het aantal kleinschalige DE- installaties Verschillende opties zoals kleinschalige verbranding, kleinschalige vergisters bij RWZI’s en kleinere zonnewarmte vallen buiten SDE+ Ongelijkheid oplossen rond ondersteuning van hernieuwbare opties die net buiten de SDE+ ondergrens vallen
Benoemd in Energieakkoord (niet financiële barrières): ● Sector via brede voorlichtingscampagne deze mogelijkheid onder de aandacht brengen van potentiele doelgroep
Connectie met Warmtevisie:
Verwijzing naar technieken Beoogde effecten Actoren
● Subsidieregeling voor categorie installaties onder de SDE+, zoals biomassainstallaties < 500 kw, kleine vergisters bij RWZI’s en zonthermische systemen < 100 m2. ● Subsidie voor investeringen in deze installaties beneden de aangegeven ondergrens openstellen maar vanwege de inperking van de administratieve belasting de subsidie eenmalig bij project aanvang uitkeren (dat qua hoogte vergelijkbaar is met vergelijkbare SDE+ categorie) - LET OP: manage de verwachtingen. Voorkom koperstaking door te vroege aankondiging. Zonnewarmte, bio-energie Meer inzet hernieuwbaar EZ
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
7.
pagina: 20
Overzicht: extra suggesties:
Type
Huidige situatie met knel/aandachtspunten
Algemeen
Potentieel van knip en snoeihout en grassen in beheer bij gemeenten, provincies, waterschappen en RWS onvolledig voor binnenlandse bio energieproductie benut.
Industrie & Agro
Algemeen
Gebouwde omgeving.
Gebouwde omgeving
Voorgestelde actieset
Duurzame aanbesteding knip en snoeihout, met gunningscriteria voor afzet bij energietoepassing dichtbij plaats van oogst. De Rijksoverheid zal lagere overheden actief ondersteunen om groei mogelijk te maken voor de oogst van houtige biomassa uit plantsoenen, houtwallen, etc. MR Gas is beperkend voor groen gas -Regeling inrichten op de toekomst: invoeding groen invoeding en gaat niet uit van gas optimaal mogelijk maken energietransitie - Actieve hulp van netbeheerders bij de aanvraag van een groen gas invoeding - Green Deals optimale benutting gasnetcapaciteit mogelijkheden creëren voor compressie van lagedruk naar hogedruknet. - Experimenteer AMvB (openstelling voor gas) creëert ruimte voor biogasnetten, flexibel netbeheer en kleine gasopslag - Technische kennisontwikkeling flexibiliteit door groen gas (bijvoorbeeld op P2G gebied); nationaal en internationaal. - Verduidelijking en communicatie over regelgeving biogashubs Advies en installatie gebeurt nog te veel door Stimulering herkenbaarheid en toegankelijkheid DEhandelspartijen in plaats van kennispartijen. bedrijven en DE-installateurs, bijvoorbeeld door Gevolg is dat veel installaties onvoldoende verplichte keuring / rapport bij ingebruikname ingepast zijn in de specifieke situatie, installatie en koppeling van kwaliteitseisen aan waardoor veel energie verloren gaat (o.a. subsidie of fiscale faciliteiten. door overcapaciteit). Aanleg nieuwe installaties door DE-Erkende Installateurs geeft sterke verbetering van rendement en daarmee mogelijk ook het aantal gebruiksuren. Voor consumenten en andere gebruikers is Het oprichten van een portals. De portals zijn er onduidelijkheid waar en hoe te beginnen websites die bezoekers objectief informeert over: met de aanschaf van een PV-systeem, 1 stappenplan aanschaf & praktische checklist zonneboiler, warmtepomp of bioketel. 2 opbrengst berekeningen en voorbeelden De consument is zich niet bewust van de 3 regelingen hoeveelheid energie die hij kan opwekken. 4 randvoorwaarden 5 werkingsprincipes. Een voorbeeld voor PV is www.BELpv.be. Deze website bevat ook een forum waarin gebruikers hun ervaringen kunnen delen. Het portaal is eveneens per email en telefonisch bereikbaar voor Questions & Answers. Middels enquêtes op het portaal wordt gemeten of de onduidelijkheid bij de consument afneemt. Er zijn op dit moment te weinig installateurs Geef bekendheid aan het opleidingssysteem wat om alle duurzame-energiesystemen ontwikkeld is door branches (zoals Holland Solar) en installeren. Het is ook niet bekend welke Uneto-VNI. Dit ook middels de web-portals. Neem installateur ervaring heeft. Installateurs het belang van installatiekwaliteit op in de promotie. hebben een opleidingsstramien beschikbaar maar dit wordt niet uitgerold.
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei Type
Huidige situatie met knel/aandachtspunten
Gebied
Financierbaarheid / risico profiel investering in grootschalig warmtenet.
Gebied
Industrie & Agro
regelgeving
pagina: 21
Voorgestelde actieset
Participatiemodel eindgebruikers in warmtenet. Overdraagbaar aandeel. Doelen: winstdeling lange termijn, sturing en optimalisatie door eindgebruiker in warmtesysteem, borging afnamezekerheid . Er mist een (grootschalig) aansprekend De Warmterotonde: Investering in warmtebackbone sleutelproject met toepassing van warmte van sleutelproject in Prov. ZuidHolland, volgens 'smart thermal grid' uit de MKBA Warmte ZuidHolland als voorbeeld van een hybride warmtenetwerk (restwarmte + hernieuwbare warmte). Realisatie van warmterotonde wordt door publieke en private partijen opgepakt. Aandachtspunt is dat set aan maatregelen (waaronder ook warmtevisie) die in ontwikkeling is niet te laat komt waardoor ‘window of opportunity’ gemist wordt. Verbreden toepassing zonnewarmte Regeling voor vervanging asbest daken door zonnewarmtedaken. Zonnewarmte toepassen in combinatie met het verwijderen van asbestdaken, geeft een goed economisch perspectief. Verschillende gemeenten geven aan dat zij Ontwerp een uniforme regeling voor precario met de precario heffing op leidingen en netten alle gemeenten. Verleen een minimaal opstalrecht willen introduceren dan wel verhogen, in voor WKO’s en hybride warmtenetten die veel gevallen in combinatie met beperking in vergelijkbaar is met de economische levensduur van bijdrage aan kosten voor de verlegging van de installatie; binnen die periode zal de lokale netten. overheid bij wijzigingen moeten compenseren.
Gebouwde omgeving
Voor technieken waarbij nog veel innovatie plaatsvindt zoals bij warmtepomp concepten kan de regelgeving een belemmering vormen doordat de berekeningsmethoden die technieken niet herkennen.
Gestructureerd periodiek aanpassen van berekeningsmethoden. Berekeningsmethoden voor normen niet alleen baseren op bestaande technieken, maar ruimte gaan beiden voor innovaties. Gelijkwaardigheidsverklaringen meer ruimte bieden voor innovatieve oplossingen.
Algemeen
Wet en regelgeving: Koude telt nu niet mee voor de Europese doelstelling
Lobby in Brussel en bij Eurostat om `koude` het wel mee te laten tellen,
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
8.
pagina: 22
Vervolgstappen
Het in deze rapportage geleverde overzicht is tot stand gekomen door een zeer brede inzet van veel partijen. Veel deskundigheid en praktijkervaring is in dit proces ingebracht. Aangegeven is dat het pakket van maatregelen de potentie heeft om het tekort van 40-50 PJ in te vullen. In de vervolgstappen zullen de gesuggereerde pakketten moeten worden vertaald naar concrete afspraken met duidelijke verantwoordelijkheden om de overeengekomen maatregelen te implementeren. De afspraken hierover dienen bij voorkeur voor 1 mei 2015 voldoende “hard” te zijn zodat deze kunnen worden meegenomen in de NEV-2015. De resultaten daarvan zijn vervolgens beter zichtbaar. Bij de vervolgstappen zullen de verschillende partijen die tot op heden ook een input hebben geleverd zoveel mogelijk worden betrokken en geïnformeerd. Er wordt voorgesteld om de voorzitter van de Borginsgcie de komende maanden de leiding te geven over de Task-force die wordt belast met de verdere uitwerking van dit onderwerp. Voor de aanpak van het verdere wordt voorgesteld om langs 3 sporen die voorstellen nadere uit te werken en indien mogelijk snel als haalbaar is naar een implementatie te brengen: Spoor 1: De onderwerpen die in beginsel in het Energieakkoord zijn geadresseerd zullen nader worden uitgewerkt en worden belegd bij de betrokken partijen. Input voor lopende wetgevingstrajecten zal bij de betrokken ministeries worden belegd. Er dient te worden vastgelegd op welke wijze de input zal worden verwerkt, zodat deze informatie kan worden meegenomen bij de NEV-’15 voorbereiding. De Borginsgcie zal dit proces dienen te bewaken. Discussiepunten dienen ook primair binnen de borgingscie te worden opgelost. Spoor 2: Dit betreft de onderwerpen die een sterke relatie hebben met de Warmtevisie en de uitvoeringsagenda daarvan. De uitwerking daarvan zal zoveel mogelijk (waar relevant) in overleg met betrokken domein worden ingevuld. Afstemming over dit deel van de aanbevelingen en de uitwerking van de uitvoeringsagenda van de Warmtevisie is van belang en hier zal structureel overleg wenselijk zijn. Spoor 3: Dit betreft onderwerpen die nadere afstemming en overeenstemming behoeven tussen partijen. Het gaat dan om de additionele suggesties die voor het behalen het doel (40-50 PJ) essentieel worden geacht. Hierbij kan een parallelle doorrekening door ECN op maatregel niveau helpen bij het prioriteren en maken van de juiste afweging. In dat verband kan desgewenst ook een relatie moeten worden gelegd met andere afspraken in het Energieakkoord (bijvoorbeeld of er een beroep zou moeten worden gedaan op de 375 mln indien blijkt dat maatregelen aan de daaraan gekoppelde randvoorwaarden voldoen). Voorgesteld wordt in april (dus voor de NEV-’15 deadline) over de voortgang van de 3 sporen aan de brede Borgingscommissie te rapporteren, waarbij het merendeel van de aanbevolen acties en maatregelen zouden moeten zijn vertaald naar concrete afspraken.
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
pagina: 23
Bijlage 1: Lijst road maps voor overige duurzame-energieopties: 1. Nationaal Actieplan Zonnestroom: http://www.hollandsolar.nl/downloads/684/Nationaal%20Actieplan%20Zonnestroom-final.pdf 2. Actieplan zonnewarmte Thermische werkgroep van Holland Solar. 3. Routekaart Groen Gas, Groen Gas Nederland. http://issuu.com/ggnl/docs/routekaart 4. Concretisering maatregelen bos, natuur en landschap t.b.v. het Energieakkoord, Actieplan hout (Probos) Partners van het Houtconvenant. 5. Versnellingsplan Aardwarmte glastuinbouw 2014-2017. Vanuit “kas als energiebron” met alle relevante stakeholders. http://www.energiek2020.nu/fileadmin/user_upload/energiek2020/docs/Meerjarenplan/Versne llingsplan_Aardwarmte.pdf 6. Warmtepompen: “Positioning paper warmtepompen in smart grids”, DHPA. http://www.dhpa-online.nl/wp-content/uploads/2011/03/DHPA-Positioning-paperwarmtepompen-in-smart-grids-def.pdf 7. Visie van het Warmtenetwerk Update van de visie “Beleid dat warmte uistraalt” en “Warmtenetten in transitie” input voor de discussie voor het 186 pj traject. http://warmtenetwerk.nl/warmtenetten/beleid-dat-warmte-uitstraalt/ 8. Bodemenergie – visie document, BodemenergieNL, http://www.bodemenergienl.nl/Over_ons/Missie__visie__doelstellingen 9. Visie Platform bio-energie In voorbereiding
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
pagina: 24
Bijlage 2: Samenvatting van de relevante teksten uit het Energieakkoord i.r.t. categorie “overig hernieuwbaar” Uit pijler 2: ……………………………
4.2.4 Overige vormen van duurzame energieopwekking Hierbij gaat het om veelal decentrale vormen van duurzame energieopwekking, zoals om zon-photovoltaïsch, vooral in grootschalige toepassingen op bedrijfspanden; afvalverbrandingsinstallaties, houtkachels en open haarden; biobrandstoffen ten behoeve van transport; groen gas op basis van vergassing en vergisting van regionale biomassareststromen; duurzame warmte (zon-thermisch, biowarmte, warmtepompen, koude/warmteopslag en geothermie), vooral voor toepassing in de grote industrie en het mkb. Pijler 3 gaat specifiek over decentrale duurzame energieopwekking. In aanvulling hierop spreken overheid en andere partijen af nader overleg te voeren om niet-financiële barrières weg te nemen; zie paragraaf 5.1. Partijen rekenen bij dit akkoord op een potentiële inzet van deze vormen van hernieuwbare opwekking op een bijdrage die kan oplopen tot 186 PJ richting 2023.
4.2.5 Borging doelbereik hernieuwbare energie Het eerder geschetste tijdpad (tabel 4.1) is ambitieus voor ieder van de genoemde vormen van hernieuwbare opwekking. De planbureaus betrokken bij de doorrekening van het akkoord hebben aangegeven dat met name realisatie richting 2020 van het potentieel voor de overige vormen van duurzame energieopwekking bijzonder uitdagend is. Daarom starten partijen betrokken bij dit akkoord een verkenning die tot doel heeft het halen van de 14% te borgen. Als onderdeel van de SDE+-regeling is in de periode tot 2020 375 miljoen euro beschikbaar om te borgen dat de doelstelling van 14% hernieuwbare energie in 2020 wordt gerealiseerd. Tegelijkertijd zal worden bezien of naast wind op zee ook andere versnellingsopties te realiseren zijn in de overige vormen van hernieuwbaar. Deze middelen zullen primair worden ingezet voor versnelling van wind op zee, tenzij uit de verkenning blijkt dat betere opties voor versnelling beschikbaar zijn. Deze verkenning leidt uiterlijk in 2014 tot besluitvorming. Mocht blijken dat de 14% rond 2020 zeker haalbaar is, ook met een mindere inzet van de SDE+ dan de 375 miljoen, dan zal dit overschot dan worden gebruikt voor lastenverlichting.
4.3 Cascadering van biobased materialen De relaties tussen grondstofgebruik, keteneffecten en de energievoorziening verdienen de aandacht. Diverse energiebronnen worden eveneens ingezet als grondstof. Substitutie van fossiele grondstoffen door hernieuwbare grondstoffen en gerecycled materiaal heeft een potentieel positief effect op het verder reduceren van broeikasgasemissies. Uitgangspunt is cascadering van biobased materialen, waarbij verduurzaming en energieproductie en duurzaam materialengebruik samengaan. Het is gewenst om de aanpak hiervan te intensiveren en partijen willen binnen een halfjaar uitwerking geven aan: a. Via een aantal acties en pilots zal een impuls aan de toepassing van cascadering worden gegeven. Onderzoek1 (voetnoot 14 in EA tekst) heeft 69 belemmeringen in beleid en regelgeving in kaart gebracht die de ontwikkeling van de biobased economy beperken. b. Uitwerking van het advies van de commissie-Corbey om vervanging van fossiele materialen door biobased materialen en de inzet van gerecycled materiaal en afvalstromen onderdeel te laten vormen van de energieconvenanten. c. De wijze waarop de ondersteuningsstrategie binnen de energieconvenanten MJA3 en MEE kan bijdragen aan de inzet van biobased materialen. 1
SIRA Consulting (2011) Botsende belangen in de biobased economy. Een inventarisatie en een analyse van de belemmeringen in de transitie naar een biobased economy.
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
pagina: 25
d.
Verhelderen of en zo ja, hoe, bij implementatie van Europese richtlijnen (zoals de EED) de inzet van biobased materialen, sluiten van de materiaalketen en de ontwikkeling van duurzame producten kunnen worden gehonoreerd. e. De wijze waarop dit kan worden geïncorporeerd in het duurzaam inkoopbeleid van de overheid. Bij de uitwerking zal worden aangesloten bij de activiteiten van de Topgebieden Energie en Chemie.
4.4 SDE+-regeling en niet-financiële belemmeringen Partijen zijn het erover eens dat de bestaande SDE+-regeling het belangrijkste instrument is voor financiering van de onrendabele top bij de uitrol van hernieuwbare energieopwekking. Voor het realiseren van de kabinetsdoelstelling van 16% hernieuwbare energie in 2020 is de inzet van publieke middelen via de SDE+-regeling voorzien, oplopend tot 3,0 miljard euro per jaar in 2020. Met de geschetste aanpak kan de SDE+-opslag voor burgers en bedrijven substantieel worden verlaagd ten opzichte van de ramingen uit het Regeerakkoord. De verwachting op basis van de laatste ramingen is dat het uitstellen van de doelstelling voor hernieuwbare energie naar 2023 dit cumulatief 2,25 miljard euro scheelt tot 2020. Dit is niet de totale uiteindelijke vermindering van het lastensaldo van dit Energieakkoord, aangezien de lasten van aanvullende maatregelen elders ten dele de hier ontstane vrijvallende ruimte opvullen (zie verder in hoofdstuk 13). Op enkele punten is een aanpassing van deze regeling nodig om optimale condities te creëren voor een slimme uitrol die voldoende vaart maakt en die producenten, toeleveranciers en financiers de benodigde investeringszekerheid biedt. Partijen zijn met EZ nog in gesprek over de gewenste aanpassingen de daarmee verbonden consequenties. Het betreft onder meer: aanscherping van de toekenningsprocedure om zeker te stellen dat de financiering vaststaat; intelligente aanbesteding voor wind op zee, die anticipeert op de leer- en kostencurve, in combinatie met monitoring van de gerealiseerde kostenreductie; een nadere uitwerking van de ondersteuning voor het bijen meestoken van biomassa, inclusief de vormgeving van duurzaamheidscriteria. Bezien zal worden, ook met de sector, of en hoe deze criteria toegepast kunnen worden bij de inzet van andere biomassaopties. Deze aanpassingen worden ingebracht in het voortgaande proces van optimalisering van de regeling. Voor de financiering van de SDE+-regeling blijft de systematiek van de opslag duurzame energie (analoog aan de energiebelasting van toepassing, teneinde de internationale concurrentiepositie van energie-intensieve industriële bedrijven te borgen. Naast financiële stimulering met de SDE+-regeling, de garantieregeling geothermie en de belastingkorting voor lokaal opgewerkt hernieuwbare elektriciteit, worden waar nodig en mogelijk en in overleg met betrokkenen niet-financiële belemmeringen weggenomen (zie ook paragraaf 5.1). Daarnaast zal voor eind 2013 de mogelijkheid worden onderzocht om de toepassing op het gebied van duurzame warmte/koude (zoals warmtepompen, zonnewarmte en bodemenergie) en groen gas extra te stimuleren ten opzichte van het bestaande instrumentarium. Er komt een onderzoek dat moeten leiden tot een betere benutting van het potentieel van deze hernieuwbare bronnen tegen de achtergrond van het bereiken van de 2020-doelstelling. Partijen committeren zich eraan om uiterlijk eind 2013 een aanpak te verwezenlijken waarmee niet financiële belemmeringen worden eggenomen, zodat voorgaande ambities mogelijk worden gemaakt.
Uit Pijler 3: 5.1. Inleiding …………………… Voor het bereiken van de 16%-doelstelling wordt naast de opties uit pijler 2 ingezet op een zo optimaal mogelijke kosteneffectieve benutting van de overige opties voor hernieuwbare energie. In de mix van het bereiken van 16% in 2023 streven partijen naar 186 PJ in 2023 uit diverse, veelal decentrale, vormen van duurzame energie.
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
pagina: 26
Het streven is in 2020 een totaal opwekvermogen van DDE te realiseren van ca. 40 PJ (zoals zonnestroom, zonnewarmte, warmtepompen en WKO-installaties). Het merendeel komt voor rekening van bio-energietoepassingen zoals biogas,biowarmte en bio-WKK. Zo zullen de waterschappen in 2020 minstens 40% (4 PJ) van hun eigen energieverbruik duurzaam 2 produceren (nu circa 25%). Met name de productie van biogas bij de afvalwaterzuivering zal hieraan bijdragen (in EA tekst voetnoot 16). Een aantal van deze opties vereist een financiële prikkel, andere toepassingen zijn minder gevoelig voor SDE+-ondersteuning, maar juist meer voor vereenvoudiging van regelgeving, experimenteerruimte of aanscherping van normen zoals de Europese richtlijnen Ecodesign/Ecolabelling. In aanvulling op onderstaande onderwerpen spreken overheid en andere partijen af nader overleg te voeren over het wegnemen van niet-financiële barrières. In aanvulling op verder in deze pijler opgenomen onderwerpen bestaan er een aantal niet-financiële barrières die de opschaling van hernieuwbare energie beperken. Voor de voortgang is het cruciaal die aan te pakken. In relatie tot deze onderwerpen zullen de partijen op de kortst mogelijke termijn, doch uiterlijk voor 1 juli 2014, werkbare oplossingen ontwikkelen en de implementatie daarvan daaropvolgend ter hand te nemen. Dit betreft onder meer (niet uitputtend) een goede ruimtelijke inpassing om belemmeringen bij vrijwaringsgebieden waar mogelijk weg te nemen, het actualiseren van bouwregelgeving aan een grotere inzet van hernieuwbare energie, het actualiseren van vergunningsprocedures gericht op snellere toepassing van innovaties en het verkorten van projectdoorlooptijden, netinpassing en invoedingscondities, het versterken van het draagvlak en andere specifieke knelpunten die snelle opschaling beperken. Bij deze pijler komen achtereenvolgens aan bod: het oplossen van organisatorische knelpunten (paragraaf 5.2); adequate wet- en regelgeving (paragraaf 5.3); fiscale maatregelen (paragraaf 5.4).
5.2 Oplossing van organisatorische knelpunten Er zijn inmiddels honderden lokale energie-initiatieven. In de voorfase (ideevorming) en planfase (plannen maken en concretiseren) blijkt er bij deze initiatieven een sterke behoefte te zijn aan ondersteuning in de vorm van informatie, kennis en kennisuitwisseling. Maatregelen Lopende lokale initiatieven en bestaande aanbieders van ondersteuning helpen met kennis, kennisdeling en informatiemateriaal nieuwe initiatieven op weg. Deze faciliteiten worden versterkt en uitgebreid, waarbij aangesloten wordt bij de lokale ondersteuningsstructuur met betrokkenheid van de VNG. Samen met de hierbij betrokken partijen wordt hierbij constructief samengewerkt met de bestaande initiatieven en de relevante markt-, branche- en maatschappelijke organisaties en hun netwerken3 (in EA voetnoot nr 17). De aanbodzijde (duurzame energiesector) zal binnen een jaar een kwaliteit- en certificeringsysteem hebben ingericht, gericht op aanbieders van DDE met inachtneming van de mededingingswet. Dit helpt consumenten om een goede keuze te maken uit het brede aanbod. Gemeenten en provincies maken ruimtelijk beleid voor decentrale duurzame energie. Dit heeft betrekking op onder meer windparken kleiner dan 100 MW als onderdeel van de afspraken tussen het Rijk en provincies over 6000 Mw zoals opgenomen in de Structuurvisie Windenergie op land, duurzame warmte en koude (opslag) en de inzet van bio-energie. Gemeenten en provincies bepalen tijdig de ruimtelijke reserveringen in nauw overleg met het maatschappelijke middenveld. De netbeheerders adviseren daarbij over de optimale energie- infrastructuur tegen de achtergrond van het kunnen nemen van tijdige investeringsbeslissingen.
2
Ter ondersteuning van deze doelstelling zullen verkenningen en pilots worden uitgevoerd naar de verschillende toepassingen van energiebronnen op eigen terreinen zoals windenergie rondom dijken, waterkracht, zonne-energie, warmte uit afvalwater en benutting van oevermaaisel. 3
Duurzame Energie Koepel, Federatie e-Decentraal, Uneto-VNI, Energie-Nederland, Netbeheer Nederland, NVB/ banken, Klimaatverbond, Natuur-en Milieuorganisaties, Campagne HIER Opgewekt, De Groene Zaak, LTO Nederland, Vereniging Eigen Huis, Aedes, Woonbond, FMECWM, VNO-NCW.
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
pagina: 27
Betrokken ontwikkelaars en overheden hanteren de ‘Elverding’-aanpak (vroegtijdig betrekken van belanghebbenden) bij de ontwikkeling van projecten met een impact op de leefomgeving. Idealiter gebeurt dat door de plannen van burgers en bedrijven als uitgangspunt te nemen, op deze manier gebruikmakend van de energieke samenleving. Rijk, IPO, VNG ontwikkelen samen met de NWEA en natuur- en milieuorganisaties een aanpak specifiek gericht op windmolens en starten daarmee in 2013. Partijen achten het wenselijk het potentieel van duurzame warmte en koude te benutten, al dan niet in combinatie met opslagsystemen. De overheid zal dit faciliteren door vereenvoudiging en harmonisatie van regelgeving waar relevant. Om het potentieel aan warmte en koude te ontginnen zijn veel nieuwe projecten nodig. Zoals coöperatieve verbanden een impuls hebben gegeven aan het aantal projecten in decentrale duurzame elektriciteitsopwekking, zou het ontwikkelen, investeren, beheren en exploiteren van warmte/koude-projecten door coöperatieve verbanden kunnen worden opgepakt. Te denken valt aan lokale (coöperatieve) energiebedrijven, VvE’s, woningcorporaties, coöperaties van glastuinbouwbedrijven en ondernemersverenigingen op bedrijventerreinen. Door coöperaties de ontwikkeling, realisatie, financiering en exploitatie ter hand te laten nemen kan lokale betrokkenheid worden geborgd. Decentrale duurzame warmteopties in woningen vormen een aanzienlijk deel van het duurzame energiepotentieel. De Omgevingswet wordt zodanig ingericht dat vergunningsverlening voor warmte-koude-opslag installaties wordt vereenvoudigd door het introduceren van één vergunningverlenende instantie. Bij de implementatie van de Ecolabelling- en Ecodesign-richtlijn zal het Rijk bezien of eisen kunnen worden gesteld en gewenst zijn bij vervanging van de warmwatervoorziening in woningen. De sector (FME en DE-Koepel) onderzoekt welke labelniveaus van apparaten kosteneffectief kunnen worden toegepast bij vervanging en zal het Rijk daarover adviseren.
5.3 Adequate wet- en regelgeving Om de energietransitie te realiseren, moet wetgeving kaderstellend en consistent zijn om langetermijnzekerheid te bieden aan investeerders. De wetgeving dient daarnaast innovatie te faciliteren. Dit betekent dat wetgeving voldoende ruimte moet bieden om gewenste nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken, juist ook als het gaat om (lokale) productie van hernieuwbare energie. Hiertoe worden de Gas- en Elektriciteitswet gemoderniseerd. Om wetgeving te realiseren die voldoet aan bovengenoemde kenmerken – duidelijkheid en flexibiliteit – werken partijen mee aan de wetgevingsagenda STROOM die hiervoor in gang is gezet. Op korte termijn wordt onderzocht of aanpassing in de wetgeving noodzakelijk is om de energietransitie te ondersteunen. Het Rijk zet deze hoofdlijnen in 2014 of zoveel eerder als mogelijk om in wetgevende voorstellen: In het kader van het STROOM-traject vindt onderzoek plaats naar één landelijk tarief voor afnemers op hetzelfde netvlak. Gekeken wordt of het wenselijk is dat kleinverbruikers overal in Nederland dezelfde transportkosten gaan betalen voor hun elektriciteit. In de huidige situatie van regionaal verschillende transportkosten kunnen afnemers in een gebied met veel decentrale duurzame energie hiervan een nadeel ondervinden. In het onderzoek worden de uitvoeringsconsequenties betrokken. Een dergelijke aanpassing in tariefstructuur mag niet ten koste gaan van de efficiëntieprikkels in de reguleringssystematiek. Het moet ook mogelijk blijven op verschillende tijdstippen verschillende transporttarieven te hanteren om decentraal vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. Er komt een analyse van de noodzaak netbeheerders de taak te geven om het net uit te breiden tot die locaties waar in een structuurvisie wordt voorzien in duurzame energieopwekking4, waarbij de verwachting is dat de totale maatschappelijke kosten hierdoor dalen. Aanleg vindt alleen plaats wanneer realisatie van het project zeker is dan wel de kosten van de netbeheerder volledig kunnen worden gedekt uit de gereguleerde tarieven. De aansluitkosten van duurzame energie-installaties worden zodoende gereduceerd en het SDE+-beslag neemt af. Doordat de netbeheerder zich kan baseren op structuurvisies wordt de aansluiting van DDE-systemen zo efficiënt mogelijk ingericht.
4
Kan zijn opwekking van duurzame elektriciteit, gas en warmte.
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
pagina: 28
Netbeheerders maken informatie geanonimiseerd beschikbaar ten behoeve van de transitie, zoals voor energiebesparingdiensten. Het betreft hier het Productie Installatie Register (PIR) voor decentrale opwekking (invoeding op midden- en laagspanning), alsmede de beschikbaarheid van verbruiksdata op postcodeniveau (Energie in Beeld). Vergunningverlening voor decentrale duurzame energieprojecten in het kader van de Omgevingswet wordt vereenvoudigd, zodanig dat daar waar de vergunningsaanvraag uitsluitend betrekking heeft op de duurzame energie-installatie, de aanvrager niet verplicht kan worden om met betrekking tot het gehele bedrijf een (hernieuwde) aanvraag te doen, maar slechts gegevens hoeft te overleggen ten aanzien van de betreffende duurzame energie-installatie.
Experimenten die de energietransitie kunnen ondersteunen, maar waarvan de maatschappelijke baten en effecten nog onvoldoende zeker zijn, worden opgenomen in een Experimenteer-AMvB onder de Gas- en Elektriciteitswet. Succesvol gebleken experimenten vormen input voor structurele aanpassingen in de wetgeving. De ExperimenteerAMvB bevordert dat er actief brede ervaring wordt opgedaan met het gezamenlijk beheer van productiemiddelen voor duurzame elektriciteit (zonnepanelen, windmolens) of duurzaam gas (vergisters) door energiegebruikers, met het optimaliseren van aanbod en vraag (‘lokaal balanceren’), het al dan niet gebruikmaken van technieken als opslag, warmte / koude buffers, vraagbeïnvloeding e.d. en met distributie in eigen beheer (inclusief facturering en afrekening) van de geproduceerde en/of opgeslagen energiedragers. Inzet is te komen tot een lichter toezichtregime voor lokale opwekking c.q. vereenvoudiging van de beschermingsclausules voor gevallen waarin producent en consument samenvallen. Een dergelijk toezicht regime kan geen concessies bevatten m.b.t. de veiligheid van de netten. Het Rijk neemt dit mee in 2014 of zoveel eerder als mogelijk op in een Experimenteer-AMvB. Marktpartijen zullen de nu reeds beschikbare experimenteerruimte benutten. Energieleveranciers zullen in 2014 experimenten uitvoeren met variabele leveringstarieven. Netbeheerders zullen op basis van de experimenten-AMvB in 2014 minimaal vier experimenten uitvoeren met variabele transporttarieven. Partijen introduceren virtuele – kleinschalige – handelsplatforms waar particulieren hun energie onderling kunnen kopen/verkopen. Energiecoöperaties onderzoeken of er in de praktijk wettelijke belemmeringen zijn voor crowdfunding als financiële basis voor financiering van energiecoöperaties. Gevonden belemmeringen worden door markt en overheid samen weggenomen, mits andere belangen zoals consumentenbescherming en mededingingsbepalingen zich daartegen niet verzetten.
5.4 Fiscale maatregelen (……. Refereert aan postcoderoos regeling ………………..)
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
pagina: 29
Bijlage 3: Overzicht van partijen die input hebben geleverd: Overzicht partijen betrokken bij-, respectievelijk input geleverd tijdens - het samenstellen van de maatregellijsten voor: "categorie overige hernieuwbaar" Gemeenten, Watersch. & Provincies Provincie Overijssel Provincie Zuid-Holland Provincie Brabant Provincie Gelderland Impulszeeland IPO VNG Waterschap Vechtstromen Port of Rotterdam Gemeente Rotterdam Warmtebedrijf Rotterdam Gemeente Leeuwarden Gemeente Sittard Gemeente Zaanstad Gemeente Zaandam Gemeente Den Haag Unie van Waterschappen Individuele bedrijven IF-technology BTG World Alliander DCMR Eneco Rabobank Ekadraat Mijnwaterproject Heerlen CE-Delft Gasterra DWA Triple Bridge Gasunie Atterro
Branche Organisaties Duurzame Energie Koepel Holland Solar BodemenergieNL DHPA PBE Warmtenetwerk Vereniging Inlands Hout Platform hout BVOR VNP VBNE NBKL NHK Platform geothermie ODE KAVB Groen Gas Mobiel NKK Groen Gas Nederland Groen Gas Vereniging Afvalbedrijven RBCN Uneto/VNI Prog. Bureau Warmtekoude Woonbond Aedes vve belang Vereniging Eigen Huis VNCI VNO Cogen Vemw LTO glaskracht LTO Klimaat en Energie LTO Noord LTO Zuid Overheid
Essent Royal Friesland Campina ING Bank GenCo New Energy BAM Kennisinstellingen DNV GL HoSt ECN TKI solar energy TKI EnerGO TNO en Platform duurzame huisvesting
RVO.nl Min BZK Min. BZK en platform duurzame huisvesting Min IenM Min EZ RGD Overige organisaties Deltalinqs stroomversnelling Meer met minder Energy Valley Woonbron
Uitwerking: Overige Hernieuwbare Energie Energieakkoord voor Duurzame Groei
AANTEKENINGEN:
pagina: 30