8 april 2013
EPPO DOEVE
Uitgebreide expositie van politieke prenten Pagina 7
u i t g av e v o o r v r i e n d e n va n h e t
AB VISSER
Biografie van schrijver en boekenrecensent Pagina 11
GERARD MULDER
Journalistieke droom spatte snel uiteen Pagina 12
JOURNALISTENCAFÉ In Gouda draaide ‘t om de kaasprijs Pagina 13
Kranten zwaaien nieuwe vorstin in 1898 uitsluitend lof toe
“Het Koningskind heeft overal de harten gewonnen” “En nu zien we haar achttien jaar geworden en genaderd tot het tijdstip waarop zij de verwachtingen des volks in vervulling moet doen gaan”. “… En is daarmede gerechtigd den roemrijken troon harer vaderen te bestijgen.” “Nu wuiven huis aan huis Holland’s vlaggen omhoog”. “Welkom gij Koninginne aan ’t hoofd van onzen Staat!” Bij de inhuldiging van Wilhelmina in 1898 kwamen de kranten zalvende woorden te kort om de jonge koningin en het instituut dat zij vertegenwoordigde, te lauweren. DOOR HENK SCHAAF
O
p 30 april treedt haar achterkleinkind in haar voetsporen. Nu roeren republikeinen en mopperende burgers zich in de media. Is Willem-Alexander wel geschikt voor het koningschap? Wordt het onderhand geen tijd om de monarchie af te schaffen? Waarom betalen de bewoners van de Eikenhorst in deze crisistijd hun inhuldigingsfeestje niet zelf? Wat moeten we in hemelsnaam met die knullige ideeën van het nationaal comité? De vraag van zijn oma, ‘Wie ben ik dat ik dit doen mag?’, zou hij toch kun-
nen beantwoorden met: ‘Laat allemaal maar, ik blijf wel watermanager.’ Dergelijke kritiek was 115 jaar geleden volstrekt ondenkbaar. Toen buitelden journalisten over elkaar heen
om de nieuwe majesteit lof toe te zwaaien. Frankrijk gaat eind 1898 diep door het stof bij de herziening van het strafproces tegen de officier Dreyfuss die enige jaren eerder valse-
2
de PersMus
van het Wilhelmus toe, voordat het vorstelijk gezelschap zich op 30 augustus per trein naar Den Haag begeeft. “Na afloop daarvan hoorde men Wilhelmina vriendelijk zeggen: ‘ik dank u hartelijk, kinderen’.” In de Hofstad zijn “de straten en wegen, langs welke de Koninklijke Familie gewoonlijk den weg naar het paleis neemt, bezaaid met menschen” (Het Nieuws van den Dag). Bij aankomst op het paleis Voorhout “stijgt een luidruchtig gejubel op uit de dichte menschendrommen”. En dit gejubel zal daarna ook niet verstommen, als we de media mogen geloven.
Hoog Soeren: een ereboog met de letter W. lijk was beschuldigd van spionage. Hij wordt nu gerehabiliteerd. Maar het nieuws over dit schandaal (j’Accuse!) krijgt in Nederland weinig ruimte: ons koninkrijk lijkt in dat najaar in een roes te verkeren. Liever volgen onze dag- en nieuwsbladen de gebeurtenissen rond de troonsbestijging van Wilhelmina op de voet. Van de Leeuwarder tot de Tilburgsche Courant, van de periodieken in Nederlands-Indië tot Suriname. Van elke rijtoer, bezichtiging van tentoonstellingen, bloemenhulde, aubade en godsdienstige samenkomst doen ze juichend verslag. Het Algemeen Handelsblad gaat daarin het verst en biedt zijn lezers een minutieuze weergave van iedere koninklijke voetstap. Hou ´t kort! Het Nieuws van den Dag doet er weinig voor onder, ondanks een hoofdredactionele oproep, op 30 augustus op de voorpagina: “De overvloed van feesten allerwege noopt ons onzen correspondenten te verzoeken slechts een beknopt bericht van de voornaamste plaatselijke vieringen in te zenden, in hoofdzaak het algemeen karakter van het feest aangevende.” Ook De Tijd legt zichzelf enige matiging op: “Wij moeten ons in het vermelden van festiviteiten zeer beperken en bepalen ons dus tot die plaatsen waar de viering eenig bijzonder karakter droeg.” De regionale media hebben hier in hun plaatselijke berichtgeving geen last van. De Leeuwarder Courant meldt gedetailleerd wat er zich in Fryslân afspeelt: “Onthaal van kinderen van scholen en bewaarscholen, benevens onthaal van de verpleegden in gestichten van liefdadigheid. Men had er bij moeten zijn, om zich een denkbeeld te kunnen vormen van de feestvreugde van het jongvolkje.” En vervol-
gens kan men alles lezen over kaatspartijen in Winsum en een optocht in Tjalleberd. “De kwistig met groen op bevallige wijze aangebrachte eerepoorten en de talrijk versierde gevels der huizen van ingezetenen verhoogden de feestvreugde”, meldt de correspondent te Franeker. Berichten over guirlandes en slingers komen zelfs uit De Oost, hoewel niet altijd even lovend: “Er begint wat meer kleur te komen in den feestdos van m’n goede vaderstad, echter van zeer, zeer ongelijke kleur”, schrijft het Bataviaasch Nieuwsblad. “Wat jammer. Samenwerking is toch ’n eerste vereischte, wil men een goed geheel krijgen. En voor deze bij uitstek publieke zaak was zij bijna een plicht. Doch ondanks alle aansporing heeft ieder vogeltje willen zingen zoals het gebekt is.” In Semarang verstoort een geweldige regenbui de pret. “Stromen van water hebben veel moois bedorven en velen teleurgesteld.” Aan de andere kant van de wereld worden de feesten echter “met onverflauwde geestdrift” voortgezet. Het Koloniaal Nieuws- en Advertentieblad Suriname is tevreden: “Voorbeeldig is de stemming die overal heerscht en prijzenswaardig de wijze waarop de goede orde wordt bewaard.” Misdeelden Ruim voor haar inhuldiging heeft de jonge koningin al een ronde door Nederland gemaakt. “Zij heeft zich te midden der natie bewogen. Overal heeft het Koningskind de harten gewonnen. In alle provinciën hebben honderdduizenden haar toegejuicht, hebben vooral duizenden misdeelden, weezen en ouden van dagen haar in hun midden zien verschijnen” (Algemeen Handelsblad). De schooljeugd in Soestdijk zingt de koninginnen Emma en Wilhelmina drie coupletten
Terwijl de Doetinchemse mineraalwaterfabriek Van Perlstein in De Graafschapsbode adverteert met ‘Kroon-champy’ (eene uiterst fijne alcoholvrije mousseerende vruchtenwijn), wordt in de redactionele kolommen een Balkenende-VOC-toon aangeslagen: “Deze groote gebeurtenissen zijn des levens en der geslachten opwaarts strevende mijlpalen. Weg met sombere zwartgalligheid, weg met hatelijk pessimisme!” Van enige somberheid zal geen sprake zijn. Als de Proclamatie op 31 augustus is uitgesproken, meldt het Oost-Indische blad De Locomotief: “Hoe liefelijk en welluidend toch klinken deze woorden.” De auteur, slechts aangeduid met de initialen H.Th.W., sluit zijn lofzang af met een gelofte: “Wilhelmina, Koningin der Nederlanden, Keizerin van het schoone en ons zo dierbare Insulinde, ook wij ingezetenen van Nederlandsch Indië zweren alles te zullen doen wat goede en getrouwe onderdanen schuldig zijn te doen.” Volbloeide maagd In het Bataviaasch Nieuwsblad kan auteur M.B. op de verjaardag van de koningin zijn geluk ook niet op: “Vanaf 1891 mocht ik telkens bij gelegenheid van den 31sten Augustus het woord wijden aan onze Koningin, eerst aan ‘de kleine Koningin’, daarna aan de jonkvrouwelijke, toen de 17-jarige, de volbloeide maagd, nog slechts door een jaar gescheiden van haar optreden als zelfregeerende Vorstin. En nu is dat jaar ten einde. De 18-jarige aanvaardt de regeering en thans wordt het zegel gedrukt op haar Koningschap door het recht van geboorte en afstamming.” En verder: “In Menado en in de Molukken, voor zoover de christelijke beschaving daar is doorgedrongen, voelt de geheele inlandsche bevolking in liefde tot ons roemrijk Vorstenhuis.” ■ Omwille van de leesbaarheid is in deze productie over de inhuldigingen in 1898 en 1948 een aantal citaten ingekort.
de PersMus
3
Handelsblad volgt elke vorstelijke voetstap De inhuldiging van Wilhelmina, de rijtoer, de balkonscène, het gejuich van het feestvierende volk. De kranten doen er in september 1898 uitgebreid verslag van. Vooral het Algemeen Handelsblad laat geen detail onvermeld, in zijn ochtend- én avondeditie. DOOR HENK SCHAAF
D
e meeste kranten hebben op 1 september “een bijzondere versiering, hetzij door fraaie typografische of steendrukranden, kleurige drukinkt, illustraties of papierkleur; anderen geven afzonderlijke feestnummers uit, geheel aan de feesten gewijd. Dat de redacteurs de vreugde en opgewekte gevoelens des volks vertolken, spreekt vanzelf” (De Tijd). De Graafschapsbode is er van overtuigd “dat onze lezers onze woorden gaarne zullen willen onderschrijven, ja, dat zelfs de uitingen hunner geestdrift vaak de onze zullen overstemmen”. De internationale gemeenschap wordt geïnformeerd via de Franstalige zondagseditie van de Nieuwe Amsterdamsche Courant / Algemeen Handelsblad. Buitenlandse bladen en persbureaus wijden eveneens aandacht aan de troonsbestijging. In Duitsland en Rusland wordt de verwantschap met de Oranje-Nassaus benadrukt: “… dat zij het land tot voortdurende bloei zal besturen, daarvoor nemen wij als borg haar afstamming aan het Huis dat aan den Duitse bodem taaiheid en kracht ontleende…” (Norddeutsche Algemeine Zeitung). “…dat de historische herinnering en levendige sympathie die er bestaan tussen het Russische en het Nederlandse volk, in het rijk van de tsaar grote deelneming doet heersen met hetgeen de Nederlanders op deze dag bezighoudt” (Journal de St-Petersburg). Vol vertrouwen De bekendmaking van af- en aantreden en de toespraak van de nieuwe monarch maken indruk. “Met de voorbeelden van Hare beide
De jonge koningin Wilhelmina op weg naar de Nieuwe Kerk. voorgangers en van Hare Moeder voor ogen zal ook Haar opvatting van het koningschap een hoogere en verhevene zijn. Met de geestdrift aan Haar jeugdigen leeftijd eigen, zal het stellig Haar ideaal wezen de koninklijke macht steeds meer te doen zijn een beweegkracht ten goede in alle deelen der maatschappij; tot handhaving van recht, vrijheid en orde” (Rotterdamsch Nieuwsblad). “H.M. heeft nog geen gelegenheid gehad om te tonen wat Zij voor het volk kan zijn, maar die gelegenheid wordt Haar thans gegeven. En de natie, vol vertrouwen op deze laatste nazaat van het roemruchte Oranjehuis, jubelt Haar tegen” (Het Centrum). “Salve Regina!” (Het Vaderland). “Heil U, Koningin! Worde aan U vervuld wat Uw volk voor U wenscht en hoopt. Zie Uw land toenemen in welvaart, wijsheid, kracht” (NRC). Veel waardering spreken de kranten uit voor de regentes Emma, die na de dood van Willem III de troon waarnam tot de achttiende verjaardag van diens erfopvolgster. “Een innige dankbetuiging voor haar wijs beleid, voor de
voortreffelijke wijze waarop zij hare dochter voor de taak die deze staat te aanvaarden, heeft opgevoed” (NRC). “Zij gaf haar kind over aan Haar volk. Zij begeleidde dat kind naar den erfelijken Troon van haar geslacht” (Tilburgsche Courant). “Zij heeft zich-zelve geheel gegeven aan haar kind, op hetwelk Gods gaven reeds vroeg als druppels neervielen, en die gaven heeft zij ontplooid en tot de volle rijpheid der ontwikkeling gebracht” (De Maasbode). Maar er is klinkt ook serieuze bezorgdheid door: “Denkende aan der tijden nood, zouden we reden hebben met bekommering op te zien naar de achttienjarige die de troon beklimt, omdat der tijde nood zooveel vreeze en onrust met zich brengt” (De Standaard). Is er echt reden tot pessimisme? “Zij vindt een volk dat een welvaart geniet als in geen twee eeuwen zijn deel is geweest; de schatkist geen zorg barende, orde in de financiën, het vertrouwen ongeschokt” (NRC). En ook in Nederlands-Indië is er geen vuiltje aan de lucht: “In de koloniën bloeit allerwegen de vrije nijverheid op, de millioenen bruine onderdanen
4
de PersMus
versmeltend, forsch, teer” (Alg. H’blad). “Eén groote gedachte van vreugde en opgewektheid bezielt de massa, en die vroolijkheid uit zich in geestdriftig gezang” (Nws vd Dag).
De inhuldiging in de Nieuwe Kerk. worden geregeerd met een handvol bajonetten; inlandsche vorsten getogen herwaarts om bewijzen van eerbied neder te leggen aan de voeten der achttienjarige koningin; en op Noord-Sumatra is de dag nabij dat de spiezen tot sikkelen geslagen worden en het overal vrede zal zijn in Harer Majesteits Koninkrijk” (NRC). De Groene “Een onaangename wanklank” ontdekt de katholieke De Tijd daarentegen in De Amsterdammer, Weekblad voor Nederland / De Groene: “Dit blad achtte het een gepaste gelegenheid om nog eens goed te doen uitkomen dat het koningschap bij de gratie Gods een onding is, dat het niet meer is dan een ornament, omdat het volk is souverein, dus dat het gezag meer en meer op het volk moet overgaan”. De Groene krijgt er in De Tijd fors van langs: “Wij hopen dat zelfs zeer vele lezers van De Groene de redactie niet dankbaar zullen zijn voor deze loyale ‘hulde’. Het heeft meer van gekrijsch dan van een feestklank.” Op 6 september gaat het land helemaal los. “Vijf minuten over halftwaalf sloegen de deuren der kerk weer open en buiten traden de herauten van wapenen met hun trompetten om den volke kond te doen: ‘Hare Majesteit Koningin Wilhelmina is ingehuldigd!’ […] Het gejuich op den Dam barstte in een storm los toen kort daarop de koninklijke stoet verscheen”, bericht het Algemeen Handelsblad. De krant die een ochtendeditie én een avondblad uitbrengt, besteedt dagelijks meters kopij aan de feestelijkheden in Amsterdam. Daarbij worden alle namen genoemd van hoogwaardigheidsbekleders in het koninklijk gevolg, van autoriteiten bij een kerkdienst, Indische vorsten (“zij worden eenigszins toegejuicht”)
en van de studenten-erewacht. Regelmatig worden ook de prins en prinses Von Wied als eregasten ten tonele gevoerd. In 1898 kent iedereen ze nog, maar in 2013 moet Wikipedia mij uitkomst bieden: deze Duitse vorsten zijn achterneef en -nicht van Wilhelmina. Na de dood van de zoons van Willem III maakten zij zelfs een kleine kans op de Nederlandse troon. Maar nu staan zij bescheiden in de schaduw op het balkon. Op de dag van de inhuldiging maken de oude en nieuwe koningin een rijtoer door de hoofdstad. De bevolking loopt er massaal voor uit. “Onder de wachtenden heerschte een prettige, opgewekte geest. Als er gedrongen werd, dan protesteerde het slachtoffer met een kwinkslag op het gratis mangelen” (Nieuws vd Dag). In de Jordaan zijn talloze vetpotjes langs de route neergezet. “Gas is deftig en electrisch licht is krachtig, maar kom er vooreerst bij den Jordaner niet mee aan. Hij houdt ons de traditie van het vetpotje het langste hoog.” De majesteit rijdt ook door de Jodenbuurt. “Wij mogen met satisfactie constateren dat onze geloofsgenooten van hun liefde en eerbied voor Oranje op de meest hartelijke, ondubbelzinnige wijze blijk hebben gegeven” (Nieuw Israelietisch Weekblad). Duizendstemmig Op de derde dag verzamelen zich 940 leden van de Nederlandsche Zangersbond voor het paleis waar het koninklijk gezelschap logeert. “En over den Dam, als onder den blauwen koepel van een reuzendom, stijgt de jubel: ‘Wilhelma van Nassouwe, tot Koningin gekroond, U blijft het vol getrouwe, dat U zijn liefde toont’. Het is geen zingen meer van een duizendstemmig koor, het is nu geworden tot één klank, stijgend, dalend, aanzwellend,
Op 10 september sluit het Handelsblad af: “De schoone dagen zijn voorbij. Wij hebben onze jeugdige Koningin zien komen in Haar wonderen stoet, wij hebben Haar gehuldigd met de beste gaven die ons ten dienste staan: innige hartelijkheid, liefde voor Haar Huis en Haar persoon, reine vreugde, schitterend feestvertoon bij Haar verschijnen.” Bij haar terugkeer in ’s-Gravenhage luiden de klokken en donderden de kanonnen. Op de veranda van het station Staatsspoor valt Wilhelmina het zoveelste eerbetoon ten deel. “Een aardig kind der zee, in Scheveningsche kleederdracht, geboren op hetzelfde uur dat de jonge vorstin het levenslicht aanschouwde, treedt toe en biedt een prachtvollen ruiker aan, die erkentelijk wordt aanvaard.” Ten slotte: “Daar staat een rij bevallige schoone dames uit alle standen der maatschappij in de residentie. Zij juichen en strooien haar oranje snippers voor de voeten met milde hand als teken van innige verknochtheid.” En de koningin? “Zij buigt en neigt gevoelig voor deze hulde.” ■
Wilhelmina: “Hoog is Mijne roeping, schoon de taak die God op Mijne schouders gelegd heeft. Ik ben gelukkig en dankbaar het Volk van Nederland te mogen regeeren, een volk klein in zielental, doch groot in deugden. […] De woorden van Mijn beminden Vader maak ik tot de Mijne: ‘Oranje kan nooit, ja nooit genoeg voor Nederland doen’.” Juliana: “Sedert eergisteren ben ik geroepen tot een taak die zo zwaar is, dat niemand die zich daarin ook maar een ogenblik heeft ingedacht, haar zou begeren, maar ook zó mooi dat ik alleen maar zeggen kan: Wie ben ik dat ik dit doen mag.”
de PersMus
5
En daar is Prins Bernhard in zijn prachtige uniform Ook bij inhuldiging Juliana gaan de verslaggevers ‘los’
De beroemde uitroep van Wilhelmina op het balkon van het Koninklijk paleis: “Leve de Koningin!”
Van enige journalistieke terughoudendheid was ook in 1948, bij de troonsbestijging van Juliana, geen sprake. De Haagsche Courant zet de uitspraak “Wie ben ik, dat ik dit doen mag” prominent op zijn voorpagina, met daaronder teksten die doen herinneren aan 1898: “Treffende woorden van Koningin Juliana bij haar inhuldiging in de Nieuwe Kerk” en “Juichend volk begroet geestdriftig zijn nieuwe Koningin”. DOOR henk schaaf
E
xact een halve eeuw ligt er tussen beide plechtigheden. Maar de toon in de dagbladen is weinig veranderd. Het Nieuwsblad van het Noorden komt met een eigen Kroningslied, van de Groningse politicus De Marees van Swinderen: “Koningin der Nederlanden, in de jubel ’t allen kant, moge ook een heilwens klinken uit het Noorden van het land, uit een landsdeel noest en nuchter, maar in voelen diep en echt, waar men lang pleegt na te denken, maar dán ook de waarheid zegt…” De chroniqueur Sub Luna maakt in De Gooien Eemlander een veelgebruikte historische vergelijking: “Willem van Oranje en Wilhelmina, Juliana van Stolberg en Juliana.” Minister-president Drees verwijst in een radiotoespraak ook naar “het aloude stamhuis’. Maar al bij de inhuldiging van Wilhelmina in september 1898 refereerde De Graafschapsbode hieraan: “Meer dan 800 jaar geleden leefde in Duitschland eene prinses, Juliana van Stolberg; zij huwde met graaf Jan van Nassau en
werd de moeder van Prins Willem van Oranje, den Vader des vaderlands.” Een ware stammoeder dus. ‘Juliaantje’ De vrome woorden van Sub Luna in de Gooien Eemlander lijken een kopie van vijftig jaar eerder: “Wij kennen allen Juliana, wier levensgang wij gevolgd hebben vanaf haar eerste kinderpasjes tot de schreden van haar koninklijke voeten onder de pergola naar de Nieuwe Kerk. Wij noemen haar in onze gedachten nog altijd ‘Juliaantje’, met dat tedere verkleinwoord dat een liefkozing inhoudt. Want wij hebben haar lief, omdat zij naar aard en karakter zo geheel een der onzen is.” Een volgende uitspraak vind ik te mooi om onvermeld te laten: “Zij weet zich bij voorbaat verzekerd van de toegenegenheid van haar volk. Dit voorrecht genoot ‘Willemientje’ ook, maar zij was de eerste vrouw op de troon en moest nog bewijzen dat een vrouw kon doen wat zovele mannen vóór haar gedaan hadden.”
A
6
de PersMus
die allen de inhuldiging van de Moeder des Vaderlands in 1898 hebben beleefd. […] Maar het wachten duurt lang. Oudjes en kleuters werden zoet gehouden met lekkers, zo gelukte het de tijd door te komen.”
Op de dag van de inhuldiging zelf trekt Sub Luna werkelijk alle registers open in een editorial op de voorpagina: “Wat ons roerde dat was dat gevoelige, dat diep-menselijke. Dat was haar rede, zo gaaf, zo waardig en vorstelijk dat zij daarmee aller harten gestolen moet hebben, zo zij ze nog niet bezat.” De plechtigheid in de Nieuwe Kerk is volgens Het Vrije Volk van “ongekende pracht en praal”. Imposant is “het scharlaken rood van de staatsie-uniformen der militairen, het purper en rood der gewaden van de hoge katholieke geestelijkheid, de kleurige kledij der dames, het daverend geel en groen in de galauniformen van bereden regimenten; de stoet der Indonesische delegatie met de stemmige tinten der pronkgewaden waarin de edelgesteenten flonkeren in het licht der ontelbare kaarsen in de luchters. Hoog boven dit alles, het gebrandschilderde raam dat bij de inhuldiging van koningin Wilhelmina 50 jaar geleden werd onthuld: het grauwe licht van de regenachtige Septemberdag valt door dat raam in blokken van zacht geel en warm blauw en een weelde van grijze tinten de kerk binnen.” Uitbundig publiek De scène op het balkon van het koninklijk paleis veroorzaakt tot in de koloniën emotie. De Nieuwsgier, ochtendblad voor Indonesië: “Voor hen die dit hier via de radio konden meemaken was het een even onvergetelijk moment als voor de mensenmassa op de Dam. En terwijl daar in de hoofdstad de mensen van geen ophouden schenen te weten, dachten wij hier, heel stil, maar daarom niet minder
gemeend en niet minder geroerd: Leve de Koningin!” Een greep uit tussenkoppen in de Leeuwarder Courant: “Uitbundig publiek. Ovatie na ovatie. Diep aangrijpende momenten. De warmste gevoelens”. Maar ook: “Jolige feestvreugde”. De verslaggever ter plaatse meldt: “De laatste woorden van Prinses Wilhelmina ‘Leve de Koningin!’ waren het sein tot een donderende ovatie die ten slotte overging eerst in een verward en daarna in een als één man gezongen Wilhelmus.” […] “Plotseling huppelden toen de vier kleine Prinsesjes in rode jurkjes met grote witte strikken in het haar het balcon op. Ook Prins Bernhard trad naar voren. De Koningin nam de kleine Marijke op haar arm en Margrietje, die kennelijk niets kon zien omdat zij nog te klein is om over de fleurige versiering van het balcon heen te kijken, klauterde vrolijk wuivend op een verhoging. Het publiek was bijna niet meer te houden.” In de loop van de dag breekt het Oranjezonnetje door. Het Vrije Volk: “In een lange bonte stoet, onder een hemel die langzaam openbrak en waaruit het grijs steeds sneller wegdreef, fonkelend en kleurig in de zon, is Nederlands jonge Koningin uitgereden in de Gouden Koets. […] In de koets zat zij temidden van haar gezin, Prins Bernhard in zijn prachtige uniform en vier levendige prinsesjes.” Tijdens de rijtoer door Amsterdam brak de Oranjeliefde verder los. In de Jordaan (“de buurt der bevolking met een ruwe bolster, doch een zeer gevoelig hart”) zaten de buurtbewoners al uren te wachten op de stoet. De Gooi- en Eemlander: “Daar zaten op gemakkelijke stoelen 200 oude mannen en vrouwen,
Peter van straaten
Koningin Juliana in de Willemstraat, in de Amsterdamse Jordaan.
Communisten Nog één keer Sub Luna in De Gooi- en Eemlander. Blij reageert hij op de aanwezigheid van communistische Kamerleden in de Nieuwe Kerk: “Dit koningschap heeft zijn waarde bewezen in de donkere jaren der bezetting toen heel het volk het koningshuis beschouwde als de band die ons tezamen bond in leed en verdrukking. Hebben het ook zo de communistische Kamerleden, zonen van datzelfde volk, gevoeld toen zij de belofte van trouw aflegden aan de Koningin? Als hun belofte even oprecht was als die der overigen, dan is er dubbel reden om te jubelen op deze dag die de eenheid van het volk om Oranje zo machtig demonstreerde.” Maar De Waarheid, Volksdagblad voor Nederland, zet – onder het kopje “Een bont schouwspel” – de zaken even terug in proletarisch perspectief: “Bij al dit plechtige ceremonieel moest uw verslaggever steeds er aan denken, dat de macht in ons land uiteindelijk ook door deze hoge vergadering niet wordt uitgeoefend en dat de gang van zaken wordt bepaald door de strijd tussen de reactie en de groepen die de vooruitgang vertegenwoordigen, de arbeidersklasse voorop.” ■
Koning Beatrix en de politieke prent Aan de abdicatie van koningin Beatrix besteedt het Persmuseum aandacht met een reizende tentoonstelling van politieke prenten waarin de majesteit een rol speelt. De tentoonstelling ‘Koningin Beatrix en de Politieke Prent’, met tekeningen van onder andere Peter van Straaten en Bas van der Schot is op drie locaties te zien: tot en met 20 mei in Perscentrum Nieuwspoort in Den Haag, tot en met 9 juni in het Stedelijke Museum Zutphen en tot en met 12 mei in het Haus der Niederlande in het Duitse Münster.
de PersMus
7
Eppo Doeve, een duivelskunstenaar
Het Persmuseum toont tot september de tentoonstelling ‘Crisis in het Persmuseum’, met politieke prenten van Eppo Doeve. De collectie brengt vooral de problemen rond de Nederlandse economie in beeld, van pakweg 1945 tot in de jaren ´70. De geschetste situaties zijn en blijven actueel: de tekeningen zouden vandaag de dag zo weer gepubliceerd kunnen worden – je hoeft alleen maar de persoon van de minister van Financiën Piet Lieftinck te verwisselen met Jeroen Dijsselbloem. DOOR JOP EUWIJK
H
et Persmuseum trekt veel ruimte uit voor Doeve, want komende zomer volgt nog een grote overzichtstentoonstelling in Arti et Amicitiae aan het Rokin te Amsterdam, die de kunstenaar in al zijn veelzijdigheid zal laten zien. Eppo Doeve (Bandoeng 1907 – Amsterdam 1981) was dan ook een bijzonder tekenaar. Al tijdens zijn leven stond hij bekend als een duivelskunstenaar. Formeel is dat iemand die in zwarte magie doet, maar ondanks het feit dat de journalist Piet Bakker hem in zijn memoires “een magiër” noemde, was bij Doeve vooral zijn veelzijdigheid de reden voor deze typering. De autodidact Doeve waagde zich aan vrijwel alle grafische uitingen. Hij ontwierp kleine postzegels, maar ook reusachtige muurschilderingen. Iedere Nederlander betaalde tussen
1954 en 1978 met ‘zijn’ bankbiljetten: waaronder 10 gulden met het portret van Hugo de Groot, 25 gulden met het pruikenhoofd van Christiaan Huygens, 100 gulden met Erasmus. Verder maakte hij reclameaffiches, toneeldecors, boekillustraties, en zo voort. “Hij kon alles wat hij wilde, en wilde alles wat hij kon”, zei tekstschrijver-artiest Alexander Pola met wie Doeve een paar jaar op de televisie te zien was met het programma ‘Daar maken wij een fabel van’, waarbij Doeve verantwoordelijk was voor tekeningen bij liedjes en sketches. Trucjes De bewondering voor Doeve kwam ook voort uit de trucjes die hij kon uithalen. Als jongetje in Bandoeng hield hij al zijn familie voor de gek door een liniaal of een sleutel op het tafelblad te tekenen die zo levensecht leek
8
de PersMus
De Hongerwinter.
Bankbiljetten.
Een boekomslag.
dat sommigen ze tevergeefs probeerden op te pakken. Jaren later moest een ober eens een paar keer terug naar de keuken om een nieuw bord voor Doeve te halen, omdat er steeds een barst in bleek te zitten. U raadt het al: hij tekende die er razendsnel op. Peter van Straaten heeft hem ooit in de kunstenaarssociëteit De Kring met beide handen tegelijk een naakte vrouw zien tekenen, anderen zagen hem op de kop werken. Frits Müller zei na de dood van zijn collega dat Doeve vaardigheden bezat die hij nooit bij een ander mens had aangetroffen. Als aanjager van diverse projecten over Eppo Doeve ben ik dol op zijn duivelse imago. Het spreekt mensen aan, het wekt interesse. De studenten van de Reinwardt Academie die voor het Persmuseum een toeristische wandeling ontwikkelen, kozen om die reden uit verschillende onderwerpen voor Doeve. Hun opzet staat geheel in het teken van de vraag ‘wie is de duivelskunstenaar?’
Mystiek Tja, wie was Doeve eigenlijk? Persoonlijk heb ik enige moeite met de term ‘duivelskunstenaar’. Elk interview waarin ik hoop informatie over hem te vinden staat vol met eenzelfde aaneenschakeling van anekdotes en opsommingen van zijn werk. De mens achter de tekenaar komt vrijwel nooit aan bod. De mooie verhalen maken hem weliswaar interessant, maar mystificeren hem ook onnodig. Misschien konden de journalisten weinig anders, want Doeve praatte niet makkelijk over zichzelf. De mystiek hield hij op die manier persoonlijk in stand. Niet zelden werd de Indische afkomst van de tekenaar gebruikt om het fenomeen te verklaren. Tijdens mijn onderzoek vertrouwde iemand mij toe dat “als die Indo’s geniaal zijn, ze ook goed geniaal zijn”. Er zijn verschillende mensen die Doeve een fotografisch geheugen hebben toegeschre-
ven. Maar hij had, zoals veel tekenaars, ook gewoon een fotoarchief en nam op reportage vaak een camera mee. Het staat tevens haaks op een ander bekend verhaal over Doeve, waarin hij ‘verboden’ tekeningen maakt in het mausoleum te Moskou. Onder het strenge oog van een Russisch militair tekende Doeve stiekem met een klein potloodje in de binnenzak van zijn jasje de opgebaarde Lenin en Stalin. Een zelfde anekdote bestaat er over de rechtbank The Old Bailey in Londen, waar ook niet gefotografeerd of getekend mocht worden. Virtuoos Waarom zou een man met een fotografisch geheugen dat moeten doen? Omdat deze bijzondere eigenschap alleen werkte als hij zich heel goed concentreerde. En daar was op reportage vaak geen tijd voor. De verboden tekeningen uit Moskou en Londen zullen onooglijke krabbeltjes zijn geweest, zoals er honderden in zijn
de PersMus
De voorpagina van de Avro-bode, 1963.
archief te vinden zijn. Doeve baseerde zich hier later op bij het uitwerken van de echte tekeningen. Die zijn overigens virtuoos genoeg, en hebben geen opgeleukte vertellingen nodig. Elke onderzoeker die gebruik maakt van interviews weet dat het menselijke geheugen merkwaardige eigenschappen heeft. Het brein kan willekeurige zaken met elkaar verbinden en mensen kunnen zich gebeurtenissen herinneren die beslist niet hebben plaats gehad. Zelfs de meest twijfelachtige anekdotes kunnen waarheid worden, als je ze maar vaak genoeg herhaalt. Eenmaal gepubliceerd worden ze nog geloofwaardiger. Hoewel… Het Parool schreef op 21 januari 1984 een ongelofelijk verhaal over ‘het wonder Doeve’ die bij het schilderen van een kudde van veertig schapen “eerst 160 hoeven penseelde, toen 40 staarten, vervolgens 80 oren en 40 lichamen, om tenslotte de 40 koppen te
9
Affiche voor een orkestuitvoering.
schilderen”. Een kudde schapen waarop alle lichaamsdelen van elk dier te zien zijn? Om dat een beetje aantrekkelijk in beeld te brengen, moet je wel echt een duivelskunstenaar zijn geweest. Paganini Het opinieweekblad Elsevier brengt in mei een speciale Doeve-editie uit, die ik heb mogen samenstellen. Daarin probeer ik zo veel mogelijk het echte verhaal over ‘de Paganini onder de tekenaars’ te vertellen. Dat was niet eenvoudig, omdat de meeste bronnen zijn vervuild door mystificatie en grootspraak; beide vast en zeker geboren uit oprechte bewondering voor de kunst van Eppo Doeve. En daar draait het natuurlijk uiteindelijk allemaal om. De tienduizenden werken die zijn nalatenschap vormen, zijn meer dan dertig jaar na zijn dood nog steeds fascinerend. De prachtige spotprenten, reportagetekeningen en affi-
ches geven een nauwgezet beeld van de maatschappij tijdens zijn leven. In het Persmuseum en later in Arti et Amicitiae kan de bezoeker zelf oordelen of deze prenten zijn gemaakt door een duivelskunstenaar of gewoon door een hardwerkende, knappe tekenaar. De Elsevier-uitgave ‘Ter herinnering Eppo Doeve’ is al te bestellen via www.elsevier.nl. Van 14 juni tot 14 juli is in Arti et Amicitiae de grote overzichtstentoonstelling van Doeve te zien. Voor meer informatie, zie: www.eppodoeve.nl. ■ Jop Euwijk is onderzoeksmedewerker bij het Persmuseum. Hij heeft al een aantal publicaties over Eppo Doeve op zijn naam staan.
10 de
PersMus
Joep Bertrams opent tentoonstelling Eppo Doeve:
De tekenaar Peter van Straaten bestudeert op de tentoonstelling het werk van Doeve.
‘Crisis in het Persmuseum’, zoals de tentoonstelling van politieke prenten van Eppo Doeve is genoemd, mag je een titel met een knipoog noemen. Vorig jaar dreigde het Persmuseum inderdaad financieel in zwaar weer te raken, maar daar gaat het nu helemaal niet om. DOOR BERT STEINMETZ
D
e politieke prenten uit de vijftig jaar omspannende tekenloopbaan van Doeve handelen voor een belangrijk deel over economische kwesties: belastingen, werkloosheid, een strenge overheid. Hij begeleidde dan ook met zijn tekeningen periodes van ernstige crisis. Desondanks werd er heel wat gelachen bij de opening van de expositie, op de ijzig-winterse lentedag 28 maart. Onderzoeker Jop Euwijk, die een beknopte biografie van Eppo Doeve heeft geschreven, schetste daarbij de mens Doeve. “Wie hij eigenlijk was, kunnen we hier nog niet zien”, vertelde hij. “Dat komt pas bij de grote tentoonstelling in Arti et Amicitiae, komende zomer.” Daar organiseert het Persmuseum, van 14 juni tot 14 juli, een overzicht van al Doeves werk – want hij was veel meer dan politieke tekenaar. Bij die gelegenheid verschijnt ook Euwijks biografie, een uitgave van Elsevier, het weekblad waarvoor Doeve lang heeft gewerkt. “Doeve was een beminnelijk mens”, stelde Euwijk vast, “ik heb met heel veel plezier onderzoek naar zijn leven gedaan.”
“Krachtdadige werkloosheidsbestrijding” (1975). Premier Den Uyl en de ministers Boersma (Sociale Zaken) en Lubbers (Economische Zaken) steken hun vinger in de dijk. Tekenaar Joep Bertrams bevestigde dat. “Eppo Doeve was een man die van het leven hield. Je ziet in hem geen getormenteerde kunstenaar”, zei hij als spreker bij de opening van de tentoonstelling. Hij wees vooral op het vakmanschap van zijn in 1981 overleden collega. “Die Doeve was een duivelskunstenaar. Hij had een fenomenaal tekentalent, hij kon alles.” Volgens Bertrams was dat het gevolg van het feit dat hij autodidact was. “Doeve heeft nooit de sturing van een vakopleiding gehad. Hij deed alles, omdat hij alles kon, dus waarom zou het niet doen?” In tegenstelling tot de meeste politieke tekenaars, zoals Bertrams zelf, verdiepte Doeve zich helemaal niet in de politiek. “Daar had hij geen verstand van. De redactie fluisterde hem wel in welke tekening hij moest maken.” Zodoende schetste Doeve vooral de handelingen van politieke functionarissen, geen maatschappelijke situaties. Hij tekende ook geen karikaturen, maar gewoon gelijkende portretten. Het Persmuseum laat tot en met 1 september een mooie keuze zien uit deze markante politieke prenten. ■
collectie Persmuseum
FOTO: Henk Schaaf
“Van politiek had hij geen verstand”
de PersMus
11
Voor Ab Visser was de ene dienst de andere waard Biografie over schrijver en boekbespreker Naast schrijver was Ab Visser ook recensent. Zijn vrienden konden op hem rekenen. DOOR PAUL ARNOLDUSSEN
A
b Visser (1913-1982) was, met ruim zeventig boeken – romans, dichtbundels, essays, waaronder publicaties over thrillers – een productief auteur. Het was sappelen voor hem, met menig boek moest hij bij uitgevers leuren. Hij had ook fysiek een hard leven: Visser leed aan de ziekte van Bechterew die niet alleen heel pijnlijk was, maar er ook toe leidde dat hij steeds krommer ging lopen. Seksueel had hij van doen met ongemakken, wat succes bij vrouwen niet in de weg stond, decennia lang had hij er twee tegelijk en dat waren geen onnozele dames. We kunnen er alles over lezen in een omvangrijke, niet altijd meeslepend geschreven, maar genoeg anekdotes biedende, breed opgezette en zeer ultieme biografie die Michiel van Diggelen van hem publiceerde. En waaruit te concluderen is dat met zo’n bestaan het goede humeur stand kan houden. Visser was ook recensent, op het laatst vooral van detectives. Toen in 1992 de knipselmappen vol recensies van het Nederlands Bibliotheek en Lectuur Centrum en de Openbare Bibliotheek Amsterdam op een cd waren gezet, bleken er 569 van zijn hand te zijn. Alleen Hans Warren en Kees Fens hadden er meer. En ongetwijfeld zullen deze instituten ook nog wel wat gemist hebben. Visser gaf zijn meningen ondermeer in De Telegraaf en ten slotte, meer dan tien jaar, in de Leeuwarder Courant. Recensies Natuurlijk werd hij ook zelf gerecenseerd. Zo gaat Van Diggelen in op de ontvangst van zijn roman ‘God in Frankrijk’ uit 1958. Die werd “door de belangrijkste kranten” gerecenseerd, “al moet daarbij worden vermeld dat zeven ervan door vrienden en bekenden van hem werden geschreven.”
Vriend A. Marja noemde het in het Haagsch Dagblad een goed boek, goede vriend Rico Bulthuis was ook al tevreden in de Haagsche Courant, en heel goede vriend Hans van Straten besprak het boek gunstig in Het Vrije Volk, hoewel hij daarbij – moet kunnen bij een heel goede vriend – enige kanttekeningen plaatste. Gelukkig wist ook Visser dat vriendschap getoond moet worden, zo blijkt uit de krantencollectie van de Koninklijke Bibliotheek. Dus toen in 1975 ‘De dagen na donderdag’ verscheen van Rico Bulthuis meldde Visser: “Voor mij is dit het beste boek dat hij geschreven heeft en het verdient stellig een literaire prijs, laten we zeggen de Vijverbergprijs. Helaas leggen jury's in 't algemeen andere normen aan dan die van goede smaak en onpartijdigheid. Daarom acht ik het mijn plicht de kat hier even op het spek te binden.” Al eerder, in 1963, was Visser lyrisch over de biografie van meesterdrukker H.N. Werkman door Hans van Straten: “Dit boek heeft vele kwaliteiten, het is een model-biografie en wanneer men denkt dat ik overdrijf, moet men het zelf maar lezen. Het is een erudiet, boeiend, levensecht, door en door hartelijk boek en alleen de miezerige criticaster zal er misschien wat spijkers op laag water in kunnen zoeken.” Edgar Allan Poe Een andere goede vriend, blijkt uit het boek, was Rudolf Germeraad. Die schreef weinig, maar vertaalde vooral en dat deed hij volgens Visser voortreffelijk. Zijn Poe-vertaling was “zorgvuldig en gewetensvol”. Visser: “Ik meen wel te mogen zeggen dat men hier van een definitieve vertaling kan spreken.” Toen Germeraad met een eigen detective kwam was er sprake van “een milde humor, poëtische jeugdreminencies en een subtiel opgevoerde spanning.” A. Marja schreef niet zoveel – hij haalde vooral nogal hardhandige practical jokes uit – maar toen die in opspraak kwam door een onprettig akkefietje bij de Vereniging van Letterkundigen nam Visser hem in bescherming: “Toch komt telkens zijn essentieel goede, sociaal ingestelde aard weer boven en niet zel-
den betoonde hij zich een wezenlijke vriend voor zijn vrienden. Een van zijn meest opvallende goede eigenschappen is bijvoorbeeld dat hij geen kleingeestige, collegiale jaloezie kent.” Maar toegegeven, Visser maakte openlijk duidelijk dat Marja een vriend was en dan mag zoiets natuurlijk. Detectiveroman Zoals Visser toch vooral ook werk van buitenstaanders besprak waren er naast vrienden ook buitenstaanders die de loftrompet staken over Ab Visser. Zo was er acht jaar lang Carel J. Bicker in Het Vrije Volk. Die was zeer te spreken over Vissers boek ‘De samenzwering’: “Een zuiver geschreven verhaal.” Twee jaar eerder, in 1963 had hij met enthousiasme gesignaleerd dat Ab Visser de detectiveroman serieus nam. Visser had net zijn essay ‘Kain sloeg Abel’ gepubliceerd en Bicker concludeerde dat Ab Visser een degelijk kenner van het genre was en van de literatuur daarover. “Een schat van kennis betreffende dit onderwerp wordt in deze bladzijden aangedragen.” De kop boven het stuk: “Ab Visser sloeg de spijker op zijn kop met Kain sloeg Abel”. Niet lang na diens dood maakte Van Straten bekend dat Bicker een pseudoniem was van Ab Visser. Visser schreef toen voor De Telegraaf, maar kon er wel een centje bij gebruiken. Dat hij vertrok bij De Telegraaf had niets te maken met dit dubbelspel, dat was onbekend. Maar er trad een nieuwe hoofdredacteur aan en die begon, zoals we wel vaker zien, met het eruit kieperen van medewerkers. Het is maar goed dat na de periode Ab Visser de beschaving zich aandiende en dat deze recensiepraktijken nu uiteraard tot het verleden behoren.
Michiel van Diggelen: ‘Ab Visser. Biografie’. Uitgeverij Passage, € 29,50
12 de
PersMus
Harde lessen van Gerard Mulder Gerard Mulder (1947) werkte voor diverse dag- en opiniebladen, waaronder NRC Handelsblad, Vrij Nederland, HP/De Tijd en Het Vrije Volk. In een serie met terugblikken trekt hij daar de harde lessen uit. Deel 7: Hoe je de droom om buitenlands correspondent te worden, weer snel kunt loslaten.
Werken in Fleet Street? Forget it!
O
p Schothorst, mijn chef bij de Zwolsche kom ik terug, maar ik wil niet te ver op de gebeurtenissen vooruit lopen. Er speelden nog andere journalistieke zaken in mijn leven. Zo kreeg ik een origineel idee over mijn toekomst. Die zou bestaan uit het schrijven van mooie, lange reportages, zo mooi en zo lang dat men mij op een dag zou bevorderen tot reportageredacteur. Dan hoefde ik nooit meer iets anders te doen. De Zwolsche had al een reportageredacteur, Jan Louwen. Hij wist het niet, maar hij leefde dus het leven dat ik voor mezelf had uitgestippeld en waarom ik hem dagelijks benijdde. Jan Louwen worden, daar ging het om. De ambitie ooit chef of zelfs hoofdredacteur te worden, kwam niet in mij op, zodat ik die niet eens minachtend hoefde te verwerpen. En buitenlands correspondent worden? Dat is toch ook een journalistieke droombaan? Voor de zomer van 1967, acht maanden na mijn entree in Het Vak, nodigde een Britse vriendin van mijn ouders mij uit bij haar te komen logeren. Voor mij was het een buitenkans omdat zij in Londen woonde, en Fleet Street, mijn persoonlijk Walhalla, met een korte treinreis bereikbaar werd. Ik was helemaal in de ban van de autobiografie ‘Headlines All My Life´ van Arthur Christiansen, de legendarische hoofdredacteur die in twintig jaar de oplaag van de Daily Express naar vier miljoen exemplaren had gejaagd zonder een sensatiekrant te maken. En ik wilde met eigen ogen zien waar dit mirakel zich had afgespeeld. “Wanneer je in Londen bent, moet je bij Leo langsgaan,” zeiden een paar veteranen op de redactie. “Leo heeft zo’n band met de Zwolsche dat hij het prachtig vindt als iemand van ons hem komt opzoeken, zelfs al kent hij je niet.” `Leo’ was Leo Davidson, destijds al jaren de correspondent van het Algemeen Dagblad in Londen. Ik schreef hem, en hij antwoordde onmiddellijk dat ik welkom was.
Lord Beaverbrook En zo treinde ik op een middag naar Fleet Street. Leo had zijn kantoor in, of all places, het gebouw van de Daily Express! Ik had nu een legitieme reden om dit mythische krantenpaleis te betreden. Arthur Christiansen was inmiddels met pensioen, en zijn baas Lord Beaverbrook, eigenaar van onder andere de Daily en de Sunday Express, was net drie jaar dood. Maar zijn borstbeeld stond nog in de hal, zag ik. Ik zweefde eraan voorbij.
Fleet Street in Londen Vanaf het moment dat ik weer landde, voor de deur van het AD-kantoor, wordt mijn geheugen gebrekkig, al staat de essentie me nog goed bij. Ik deed de deur open en staarde verbluft naar het tafereel aan mijn voeten. Elke vierkante centimeter vloer lag verborgen onder een dikke laag kranten. Op zijn knieën waadde een man, ongetwijfeld Leo Davidson, door de knipsels, pagina’s en katernen, die hij voor zich opstuwde als een boeggolf. In zijn handen had hij een lange telexschaar. Vanuit zijn papieren zwembad begroette Leo mij hartelijk, en vroeg me vast thee te gaan zetten. Terwijl ik moederde met ketel en kopjes, maakte hij stapeltjes van de knipsels, bundelde ze met grote paperclips, en pakte de telefoon. Ik hoor hem nog zeggen: “Piet, ik kan
je vandaag het volgende leveren.” In een paar woorden vatte hij de inhoud samen, en reageerde prompt op het commentaar van ‘Piet’. De knipselstapels die kennelijk aan de andere kant van de lijn niets losmaakten, wierp Leo onmiddellijk terug op het krantentapijt, waarin ze wegzonken als ondermaatse bijvangst. Dus dat was een buitenlands correspondentschap: berichten in elkaar flansen van andermans werk! Ik staarde hem ontzet aan, maar hij deed net een very British wolk melk in zijn thee. Zo hoefde ik hem gelukkig niet uit te leggen door welke ontgoocheling ik werd geteisterd. We hebben nog een paar uur zitten praten, want Leo bleek een ontzettend aardige collega te zijn, maar van het gesprek heb ik niets onthouden. Alleen dat ‘Piet’ de chef buitenland van het AD was, Piet van der Weel. Zuid Oost Pers Dat ik het correspondentschap wel erg snel afschreef, geef ik toe. Maar een paar jaar later, als redacteur binnen- en buitenland van het Brabants Dagblad in Den Bosch, moest ik dagelijks stukken doorgeven die het samenwerkingsverband Zuid Oost Pers (ZOP) doortelexte van haar correspondenten, zoals Frans Wennekes in Bonn en Henk van Maurik in Londen (de andere namen ben ik vergeten). Het waren vaak opvallend levendige verhalen, gelardeerd met precies de goeie anekdotes en pittige quotes. Ik moest ze hooguit een beetje inkorten. Wanneer alles naar de zetterij was, en we zaten te wachten op de eerste editie, namen we de buitenlandse bladen door, waarvan de redactie rijk voorzien was. In Der Spiegel, in The Daily Telegraph en noem maar op zag ik ze staan, de saillante anekdotes, de pittige quotes. Gek, ik kende ze al.
DE LES: Achter de schermen van de journalistiek gaat het er vaak ontluisterend aan toe. Wie daar niet tegen kan, moet zo snel mogelijk het vak uit.
de PersMus
13
Ver van Scheltema
Vanuit De Beursklok belden we trouw de marktberichten door Scheltema aan de ‘Nieuwezijds’ had de naam, maar er waren en zijn wel meer journalistencafés. Want waar een krant wordt gemaakt, is een perskroeg het uitgangspunt. Hoewel: een oud-journalist te Gouda weet wel beter. DOOR CO CALJOUW
T
oen ik na een reeks journalistieke omzwervingen op 15 maart 1964 als editieredacteur van Het Vrije Volk in Gouda arriveerde bleek alras dat het toen 43.000 inwoners tellende kaasstadje geen journalistensoos of iets dergelijks kende. Terwijl ik elders veelvuldig etablissementen had gefrequenteerd als Scheltema, Hoppe, Koek, De Posthoorn en, niet te vergeten, Nieuwspoort. Overigens hier wel aardig te vermelden dat ik in de voetsporen trad van toch wel illustere voorgangers: Pierre Janssen (tv-kunstrecensent met die bibberende lange vingers) en Willem O’Duys (van de goudvissenkom). Terug naar het café. Het Schaakbord en De Beursklok waren wel
eens plekken van samenkomst voor het journaille, maar dat was dan bij voorbeeld ter gelegenheid van een persconferentie. Al snel na mijn komst verdween de ambiance waarin ooit wereldkampioen Max Euwe, volgens diverse overleveringen, een nederlaag tegen een plaatselijke 64-veldencoryfee, wiens naam mij inmiddels niet meer te binnen wil schieten, zou hebben geleden. En ook De Beursklok bleek op termijn geen eeuwig leven beschoren. In laatstgenoemde zitzaak kwam de pers wel elke donderdag bijeen om de kaas-, varkensen biggenprijzen te noteren en die naar de centrale redacties door te bellen. Gouda kende toen nog een levendige kaas- en veemarkt. Maar daarmee is het levendige wel gans op. Het stadje zou je op z’n best provinciaal kunnen noemen. Op zondag was er niets anders te beleven dan kerkgang en gepaste stilte, met als jaarlijks hoogtepunt Hervormingsdag op 31 oktober in de overigens fameuze Sint Janskerk (die met de wereldberoemde gebrandschilderde ramen). De kermis bleef op zondag gesloten! Toen allengs ook steeds meer dagbladen met hun inktkoelies uit het historisch stadshart verdwenen (mijn eigen Vrije Volk, Trouw, De Waarheid, Nieuwe Zuid-Hollander, Rijn en Gouwe, Rotterdammer en ten slotte ook de inmiddels eeuwenoude Goudsche Courant, naast opgeheven correspondentschappen
van de Woerdense en de Schoonhovense Krant), werd het oorverdovend stil. Wel bestaat er sinds vele jaren nog zoiets als een kwartaalclub, ooit bedoeld als ontmoetingspunt tussen lokale pers, politiek en bedrijfsleven. Bij ontstentenis van (voldoende) persmensen lijdt deze club een kwijnend bestaan. Voor de goede orde meld ik nog dat zeer onlangs de door oud-collega’s gerunde radioziekenomroep na een halve eeuw ter ziele is. En ook TV/Radio Gouwestad is in grote nood. Resteren twee huis-aan-huisbladen die wekelijks eenmalig de advertenties wat opwaarderen met plaatselijk nieuws; voorheen arglistig ontleend aan de lokale dagbladen. Het zijn respectievelijk de Goudse Post en de Krant van Gouda. In de stedelijke noordelijke periferie wordt ook nog wekelijks Kijk op Reeuwijk rondgebracht. Het grootste deel van de, net als elders, ontleesde Goudse burgerij neemt hier qua informatie kennelijk genoegen mee, want de inmiddels samengevoegde edities (Gouda, Alphen a.d. Rijn en Woerden) van het AD Groene Hart houden hun lezers ook steeds minder vast. Bovenstaande wil ten slotte niet zeggen dat ik me, tot mijn pensionering in Den Haag journalistiek actief, in Gouda (bijna 750 jaar stadsrechten) ook maar één moment ongelukkig heb gevoeld. ■
Dag van de Persvrijheid V
rijdag 3 mei is de Dag van de Persvrijheid in de Rode Hoed in Amsterdam (Keizersgracht 102). Thema is dit jaar: De grenzen van de persvrijheid. Rechten, plichten en verantwoordelijkheden. Na de presentatie van de Internationale Persvrijheidbarometer Freedom House 2012, de uitreiking van de jaarlijkse prijs van het Hans Verploeg Memorial Fund
en een intermezzo door cabaretière Carolien Borgers wordt de Persvrijheidlezing 2013 gehouden door Egbert Myjer, tot 2013 rechter bij Europese Hof van de Rechten van de Mens, waarna een reactie op de Persvrijheidlezing door filosoof/journalist Rob Wijnberg en een discussie onder leiding van BNR-journaliste Petra Grijzen. www.persvrijheid.nl
A
Biografie Ten Cate
In het verhaal over Friese Koerierhoofdredacteur Laurens ten Cate (De Persmus nr. 6) wordt Maarten Vrolijk genoemd als hoofdredacteur van de NRC. Dit is onjuist. Bedoeld werd Maarten Rooij, hoofdredacteur van 1945 tot ’58.
Bezoekersinformatie Persmuseum Zeeburgerkade 10, 1019 HA Amsterdam T 020-692 88 10 F 020-468 05 05 E
[email protected] W www.persmuseum.nl
Openingstijden Dinsdag – vrijdag 10.00 –17.00 uur Zondag 12.00 –17.00 uur Het museum is gesloten op zaterdag, maandag en op feestdagen.
Toegangsprijzen Volwassenen 13 - 18 jaar, 65+ Groepen vanaf 10 personen Stadspas Cultuurkaart / CJP Studenten met collegekaart 0 - 12 jaar, Museumkaart ICOM, Vrienden
€ 4,50 € 3,25
Bus 48: vanaf Station Sloterdijk via Centraal Station Amsterdam. Vertrekhalte bij Centraal Station is voor de Sint Nicolaaskerk te vinden. De bus neemt een prachtige route langs het IJ. Rij mee tot halte Borneolaan en loopt dan verder de C. Van Eesterenlaan af. Direct over de brug loopt u links de (Zeeburger) kade op. Bus 65: vanaf Station Zuid (via Amstelstation) richting KNSM Eiland, halte Veelaan. U vind het Persmuseum aan de kadekant, bij het water. U kunt zich oriënteren op de vlaggen. Meer informatie: www.9292ov.nl
onderwijsprogramma’s en rondleidingen Informatie over en prijzen van onze onderwijsprogramma’s en rondleidingen vindt u op www.persmuseum.nl
Vanaf Centraal Station: één van de hiernaast genoemde bussen Vanaf Station Muiderpoort: lopend (ca. 15 minuten). U loopt de Insulindeweg op (oostelijke richting) en gaat na ongeveer 500 meter links op de Molukkenstraat. Deze loopt u af tot u het gebouw van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis bereikt (pakhuis recht voor u). Aan de achterzijde van dit gebouw bevindt zich het Persmuseum. Meer informatie: www.ns.nl/reisinfo
Auto
Tram € 2,50 € 2,75 € 2,25 gratis
Trein
Tram 14 naar het Javaplein (5 minuten lopen) Tram 10 naar de Van Eesterenlaan (5 minuten lopen) Tram 7 naar de Molukkenstraat (10 minuten lopen) Meer informatie: www.9292ov.nl
Vanaf de rondweg (A10) afslag Zeeburg (S114). De borden Zeeburg volgen. Voor de Piet Heintunnel linksaf, richting Indische Buurt. Bij de eerste stoplichten na de brug rechtsaf. Vervolgens de tweede rechts. Bij de rotonde de tweede afslag nemen (= doodlopend) om op de Zeeburgerkade te komen. Deze geheel uitrijden (ca. 400 m.), aan het einde bevindt zich het Persmuseum.
Toegankelijkheid
Bus 22: vanaf Centraal Station richting Indische Buurt, halte Veelaan (iedere 20 minuten). Vertrekhalte bij Centraal Station is voor de Sint Nicolaaskerk te vinden. Loop naar het gebouw van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (groot grijs pakhuis). Aan de achterzijde van dit gebouw bevindt zich het Persmuseum.
Word Vriend van het persmuseum!
DE PERSMUS is een uitgave van het Persmuseum, die mede mogelijk wordt gemaakt door de Stichting Vrienden van het Persmuseum. Redactie: Paul Arnoldussen, Sjoukje Posthuma, Henk Schaaf, Bert Steinmetz Aan dit nummer werkten mee: Co Caljouw, Job Euwijk, Gerard Mulder Vormgeving: Bildermann.nl Redactieadres: Persmuseum Zeeburgerkade 10 1019 HA Amsterdam T 020-6928810
[email protected] De PersMus verschijnt ca. 10 maal per jaar. Deze krant wordt per e-mail kosteloos verstrekt aan Vrienden en relaties van het Persmuseum. Bij de balie van het museum zijn geprinte exemplaren te verkrijgen. © Persmuseum Op gesigneerde artikelen en afbeeldingen berust het auteursrecht. Overname is slechts toegestaan na toestemming van de redactie.
Het Persmuseum is goed toegankelijk voor rolstoelgebruikers. Het museum beschikt over een aangepast toilet en de expositieruimte bevindt zich op 0-niveau.
Routebeschrijving Bus
Colofon
Amsterdam
En steun de aandacht voor persvrijheid, vrijheid van meningsuiting en het behoud van het journalistiek erfgoed. De Stichting Vrienden van het Persmuseum stelt zich ten doel de bloei en de naamsbekendheid van het Persmuseum te bevorderen en extra inkomsten te verwerven ten behoeve van collectieaankopen en activiteiten.
Voor minimaal € 50,- per jaar krijgt u tevens: • een gratis publicatie/catalogus
U bent al Vriend met een bijdrage van minimaal € 25,00 per jaar!
U kunt ook Vriend voor het leven worden door eenmalig een bedrag van € 500,- te doneren. U geniet dan altijd van alle voordelen die een Vriend(in) van het Persmuseum heeft.
Een vriend van het Persmuseum krijgt: • gratis toegang tot het Persmuseum • 10% korting op uitgaven van het Persmuseum • uitnodigingen voor openingen en andere speciale activiteiten • 10 x per jaar het digitale blad De PersMus
Word of maak nu een Vriend! Vul het aanvraagformulier in op www.persmuseum.nl onder het kopje ‘Vrienden’. U kunt telefonisch (020-6928810), of per e-mail (info@persmuseum. nl) het aanvraagformulier ‘Word of maak een Vriend’ opvragen.
Een donatie is ook altijd welkom! Postbank 5761042 t.n.v. Stichting Vrienden van het Persmuseum o.v.v. ‘donatie’
Het Persmuseum is hét levendige en herkenbare landelijke centrum van de Nederlandse pers en de politieke prent, met een breed scala aan activiteiten. Het Persmuseum is uniek in Nederland. Al meer dan honderd jaar beijvert het Persmuseum zich om de geschiedenis, het heden en de toekomstige ontwikkelingen van de Nederlandse pers te documenteren, te bestuderen en toegankelijk te maken.