Tweede woningen, kans voor krimpgebieden? Verkenning
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden? Verkenning
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
Colofon Kenniscentrum Recreatie, juli 2010 Auteur: Suzanne van de Laar Met subsidie van: Ministerie van LNV Uitgever: Kenniscentrum Recreatie Raamweg 19 2596 HL Den Haag Telefoon: 070-312 49 70 fax: 070-312 49 99 e-mail:
[email protected] www.kenniscentrumrecreatie.nl
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
Inhoudsopgave 1
Inleiding
2
Tweede woningenmarkt 2.1 Definitie tweede woningen 2.2 Aanbod van tweede woningen 2.2.1 Marktomvang 2.2.2 Ligging van tweede woningen 2.3 Vraag naar tweede woningen 2.3.1 Kenmerken tweede woningbezitters 2.3.2 Keuzecriteria en motieven van tweede woningbezitters 2.3.3 Kenmerken van een tweede woning 2.4 Effecten van tweede woningbezit 2.4.1 Ruimte en milieu 2.4.2 Woningmarkt 2.4.3 Sociale en economische aspecten 2.5 Toekomst tweede woningmarkt
7 7 8 8 9 11 11 12 13 15 15 16 17 18
3
Situatie in krimpregio’s 3.1 Noordoost-Groningen 3.1.1 Situatieschets 3.1.2 Kansen voor tweede woningbezit 3.2 Parkstad Limburg 3.2.1 Situatieschets 3.2.2 Kansen voor tweede woningbezit 3.3 Zeeuws-Vlaanderen 3.3.1 Situatieschets 3.3.2 Kansen voor tweede woningbezit 3.4 Situatie overige krimpregio’s
21 21 21 22 24 25 26 27 28 29 33
5
Conclusie
35
Literatuur Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
5
37 Geraadpleegde personen Regioaanbod recreatiewoningen in Nederland Invloed van toerisme en recreatie op platteland
Kenniscentrum Recreatie
39 40 41
3
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
4
Kenniscentrum Recreatie
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
1
Inleiding
De komende jaren krijgen verschillende regio’s te maken met bevolkingskrimp. In sommige regio’s, zoals Noordoost-Groningen, Parkstad Limburg en Zeeuws-Vlaanderen van daalt het aantal inwoners en huishoudens nu al. Deze demografische ontwikkelingen zijn vooral van invloed op de woningmarkt en de leefomgeving. Afname van huishoudens kan leiden tot woningleegstand en afnemende kwaliteit van de leefomgeving. Daarnaast kampen veel krimpgebieden met vergrijzing en ontgroening waardoor de vraag naar het type woningen verandert. Bestuurders krijgen hierdoor te maken met een transformatieopgave: van uitbreiden van de woningvoorraad naar verkleinen en veranderen. Een van de strategieën die steeds vaker naar voren komt in de discussie over de transformatieopgave is functieverandering door toe te staan dat reguliere woningen als tweede woning worden gebruikt. Om meer zicht te krijgen op de kansen van deze strategie voerde het Kenniscentrum Recreatie een verkenning uit naar de tweede woningmarkt en de kansen die deze biedt in krimpregio’s. In dit onderzoek staat de volgende vraag centraal: Welke bijdrage kan het bezit van een tweede woning leveren aan de leefbaarheid in krimpregio’s?
Onderzoeksaanpak In dit onderzoek heeft het Kenniscentrum Recreatie een literatuurstudie verricht naar de tweede woningenmarkt (vraag, aanbod, effecten). Door middel van interviews met regiodeskundigen (zie bijlage 1) zijn de kansen van de tweede woningmarkt in de specifieke krimpregio’s beschreven. Dit onderzoek is gericht op de drie krimpregio’s die in het Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling ‘Krimpen met Kwaliteit’ worden onderscheiden: Noordoost-Groningen, Parkstad-Limburg en Zeeuws-Vlaanderen. Waar van belang voor dit onderzoek zijn ook situaties in andere regio’s beschreven.
Leeswijzer In hoofdstuk twee is de tweede woningmarkt in Nederland beschreven. Hoe is het gesteld met vraag naar en aanbod van tweede woningen en welke effecten heeft tweede woningbezit op de omgeving? Hoofdstuk 3 gaat specifiek over de drie krimpregio’s en de visies van partijen over de kansen voor tweede woningbezit in deze regio’s. Hoofdstuk 4 bevat de conclusies over de kansen van de tweede woningmarkt voor krimpregio’s.
Kenniscentrum Recreatie
5
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
6
Kenniscentrum Recreatie
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
2
Tweede woningenmarkt In dit hoofdstuk geven wij zicht op de vraag naar en aanbod van tweede woningen in Nederland. Inzicht in deze markt is beperkt. Maar de afgelopen jaren zijn er drie onderzoeken uitgevoerd die in dit kader interessant zijn. Het gaat om een onderzoek van het Ruimtelijk Planbureau en RIGO uit 2003: ‘Tweede woningen: voorraad en ontwikkelingen’ en een studie van NRIT Onderzoek naar de markt voor tweede woningen (2010). Over de resultaten van het derde onderzoek van NBTC-NIPO Research over de markt voor (recreatieve) tweede woningen (2007) konden wij helaas niet beschikken omdat hiervoor moet worden betaald. Met behulp van de overige twee onderzoeken en andere rapporten, waarin de tweede woningmarkt zijdelings als thema wordt gebruikt, geven wij zicht op de tweede woningmarkt.
2.1
Definitie tweede woningen De definities van het verschijnsel tweede woning lopen sterk uiteen. In dit onderzoek hanteren wij de volgende definitie gebaseerd op vier dimensies: verschijningsvorm, eigendomsverhouding, gebruiksvorm en ligging.
Figuur 1 Definitie tweede woning in onderzoek
Tweede woning
Verschijningsvorm: Een ‘echte’ woning die vergelijkbaar is met reguliere woonvormen (geen stacaravans, tuinhuisjes op volkstuincomplexen of campers)
Eigendomsverhouding: Een verblijf dat men door eigendom of anderszins min of meer permanent voor zichzelf beschikbaar heeft naast de hoofdwoning (eerste woning)
Gebruiksvorm:
Woning voor recreatie
Woning voor werk
(recreatiewoning)
(o.a. deeltijdwoning)
Woning als investering
Mengvorm
Ligging: Op park
Niet op park
Kenniscentrum Recreatie
7
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
Toelichting gebruiksvormen: Recreatiewoning: een tot bewoning bestemd gebouw dat voldoet aan alle criteria die gelden voor woningen, maar waarvoor daarnaast geldt dat de woning òf voor vakantiedoeleinden is bestemd òf gelegen is op een officieel voor recreatie aangewezen terrein (CBS). Woning voor werk: Een tweede woning die om werkredenen wordt betrokken zoals deeltijdwoningen (pied-à-terre), expatwoningen en tijdelijke huisvesting voor gastarbeiders (VROM-raad, 2009). Deeltijdwoning (pied-à-terre): een tweede woning die om werkredenen wordt betrokken waarbij een duidelijk scheiding is tussen doordeweeks en weekend: doordeweeks werken en verblijven in pied-à-terre (vaak in stedelijke gebieden en/of in de nabijheid van arbeidsintensieve werkgelegenheid) zodat men daar de nacht kan doorbrengen en niet doordeweeks steeds naar huis hoeft. In het weekend ontspannen in eerste woning die vaak ver(der) van het werk ligt. Onduidelijk is vaak wat hoofd- en wat nevenverblijf is (VROMraad, 2009). Verschil recreatiewoning – tweede woning: Er bestaat een overlap tussen recreatiewoningen en tweede woningen, maar recreatiewoningen die permanent in de verhuur zitten behoren niet tot de tweede woningen en tweede woningen zonder recreatieve bestemming behoren niet tot de recreatiewoningen. Een tweede woning is dus niet altijd synoniem aan een recreatiewoning omdat een tweede woning ook andere gebruiksvormen kan hebben (Planbureau voor de Leefomgeving, oktober 2008).
2.2
Aanbod van tweede woningen In deze paragraaf beschrijven we de marktomvang en ligging van de tweede woningen.
2.2.1
Marktomvang Door de verschillende gehanteerde definities voor tweede woningen èn door het door elkaar lopen van definities van tweede woningen en recreatiewoningen zijn er diverse ramingen van de marktomvang van tweede woningen. Dit betekent dat we slechts een indicatie kunnen geven van de marktomvang. De volgende organisaties hebben het aantal tweede, dan wel recreatiewoningen berekend, ieder vanuit de eigen expertise dan wel informatiebehoefte.
8
Kenniscentrum Recreatie
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
Tabel 1 Onderzoeksinstanties die het aantal tweede woningen in Nederland schatten, 1996-2009 Organisatie
Aantal 2e woningen
ContinuVakantieOnderzoek (enquête)
Gehanteerde term
Jaar
87.000
Tweede woning
2000
Belastingdienst (registratie)
105.000
Tweede woning
2000
NIPO/RIGO (enquête)
136.000
Tweede woning inclusief buitenland
2000
Tweede woning
2002
135.000
Recreatiewoning
2000
NIROV
50.000
NRIT (enquête) CBS (registratie)
67.000
Recreatiewoning
1996
204.000
Recreatiewoning
2000
Vereniging Eigen Huis (enquête)
100.000
Onbekend
2001
VROM (inventarisatie gemeenten)
152.000
Recreatiewoning
2005
CBS (registratie)
103.041
Recreatiewoning
2009
CBS (secundaire enquête)
(peildatum 1 januari) Bron: NRIT Onderzoek 2010, CBS Woningregister (CBS statline mei 2010)
Uit onderzoek van het Ruimtelijk Planbureau en RIGO (2003) blijken de volgende extra gegevens over tweede woningen:
20.000 tweede woningen zijn in het bezit van buitenlanders, voornamelijk Duitsers (woningen van buitenlanders die in Nederland werken worden hierbij niet meegeteld). 8.800 reguliere woningen zijn voor recreatief gebruik. Dit verschijnsel speelt vooral in gebieden die recreatief aantrekkelijk zijn en waar de druk op de reguliere woningmarkt niet al te groot is (Zeeland, Friesland, Drenthe). Cijfers over het aantal pied-à-terre‘s in Nederland zijn niet beschikbaar.
Van recreatiewoningen is bekend dat het aanbod jaarlijks rond de 2% groeit. Absoluut gezien betekent het dat elk jaar rond de 2.000 woningen bijkomen (CBS Woningregister 2005-2009).
2.2.2
Ligging van tweede woningen De meerderheid van de tweedewoningbezitters kiest voor een landelijke omgeving (NRIT onderzoek 2010). Uit onderzoek van NRIT (2010) blijkt dat de huidige tweede woningbezitters vooral in Gelderland, Friesland en Zeeland gevestigd zijn. Plannenmakers1 hebben vooral belangstelling voor Friesland (39%), Zeeland (36%), Drenthe (20%) en Overijssel (20%). Tweede woningen zijn vaak geclusterd. Tweede woningen die om werkredenen gebruikt worden (pied-à-terre’s, expatwoningen en tijdelijke huisvesting voor gastarbeiders) bevinden zich vaak in stedelijke gebieden en/of in de nabijheid van arbeidsintensieve werkgelegenheid (VROM-raad, 2009). Voor recreatiewoningen geven gemeenten en
1
Potentiële tweede woningbezitters met plannen en tweede woningbezitters met nieuwe plannen
Kenniscentrum Recreatie
9
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
provincies aan waar dit wel en niet toegestaan is. Van deze recreatiewoningen lag in 2003 45% op een recreatiepark en 55% buiten een dergelijk park (Ruimtelijk Planbureau en RIGO, 2003). NRIT-Onderzoek uit 2010 geeft aan dat 85% van de tweede woningbezitters een recreatiewoning op een park heeft en 15% daarbuiten2. De NVRM geeft aan dat het percentage tweede woningen op parken waarschijnlijk rond de 90% ligt. De tweede woningen buiten recreatieparken zijn vooral reguliere woningen in de oude dorpskernen die als tweede woning worden gebruikt. Dit in tegenstelling tot de meer landelijk en verspreid gelegen tweede woningen zoals we die in bijvoorbeeld Frankrijk kennen (Ruimtelijk Planbureau & RIGO, 2003). Recreatiewoningen hebben, vergeleken met andere tweede woningen, meestal een ruimtelijk specifieke locatie. In de directe omgeving hebben ze vaak water (kust of binnenwater), bos of een combinatie van beiden. Deze woningen komen relatief vaak voor in gebieden met weinig druk op de ruimte (VROM-raad, 2009). Het CBS houdt elk jaar bij hoeveel recreatiewoningen Nederland in totaal en per provincie telt en welke wijzigingen (toevoegingen en onttrekkingen) hebben plaatsgevonden. Gelderland, Noord-Holland en Zuid-Holland hebben de meeste recreatiewoningen. In Groningen bevinden zich de minste recreatiewoningen.
Tabel 2 Voorraad recreatiewoningen op 1 januari, per provincie 1995
2000
2005
2006
2007
2008
2009*
Nederland
73117
87463
95122
96722
98622
101244
103041
Gelderland
9864
12547
14241
14369
14652
16152
16339
Noord-Holland Zuid-Holland
12799
13932
14562
14603
14839
15067
15840
9573
10561
11629
11698
11816
11873
12207
Zeeland
8423
10793
11111
11226
11366
11526
11524
Drenthe
6028
6792
7773
8251
8623
8789
8898
Friesland
5509
6615
7381
7522
8029
8428
8552
Overijssel
4704
6503
7430
7489
7641
7780
7828
Limburg
5518
6608
7016
7272
7272
7214
7319
Noord-Brabant
4955
6071
6529
6758
6931
6978
7008
Utrecht
2371
3324
3458
3475
3509
3546
3562
Flevoland
2058
2058
2130
2155
2030
2044
2082
Groningen
1315
1659
1862
1904
1914
1847
1882
Bron: CBS Woningregister 1995 – 2009 *voorlopige cijfers
Kijken we naar regio’s (zie bijlage 1) dan staan de meeste recreatiewoningen op de Veluwe (11.365), in de kustzone en op de Waddeneilanden (bijlage 2). Wat betreft gemeenten heeft Schouwen-Duiveland (4.469) de meeste recreatiewoningen, gevolgd door Texel
2
Onderzoekers zetten een kanttekening bij de getallen omdat de respondenten in het onderliggende onderzoek zijn verkregen via een in tweede woningen gespecialiseerde makelaarsorganisatie. Deze personen hebben contact opgenomen met deze makelaar die een waarschijnlijke oververtegenwoordiging van aanbod van tweede woningen in het buitenland en op parken heeft. Aanbod in Nederland wordt vaak op een andere wijze aangeboden, namelijk rechtstreeks door een eigenaar en/of projectontwikkelaar.
10
Kenniscentrum Recreatie
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
(3.650), Bergen (NH, 2.826). Sluis staat als krimpgemeente in Zeeuws-Vlaanderen op de tiende plaats met 1.818 recreatiewoningen (CBS Woningregister, 1 januari 2009). Sluis heeft de meeste woningen zonder officiële bewoners (22%) in Nederland. In 2008 hadden 311 gemeenten recreatiewoningen (Leven in Nederland, 2009).
2.3
Vraag naar tweede woningen Van de Nederlandse huishoudens heeft in 2006 circa 2% een tweede woning (WoON, 20063), waarvan 60% in Nederland (92.860) en 40% in het buitenland (vooral in Spanje en Frankrijk). Het buitenland is populair vanwege de rust, ruimte, relatief lagere huizenprijzen, goede vervoersverbindingen (lowcostcarriers) en beter klimaat. Het aantal huishoudens met een tweede woning in Nederland is tussen 2002 en 2006 gegroeid met 19.960 (27%). Dit betekent een jaarlijkse gemiddelde groei van ongeveer 7%. Vergeleken met andere West Europese landen is het aandeel huishoudens dat een tweede woning bezit relatief laag. In Frankrijk en Spanje betreft het meer dan 10% van de huishoudens en in Finland en Zweden meer dan 20% (NRIT Onderzoek, 2010).
2.3.1
Kenmerken tweede woningbezitters Uit WoON onderzoek uit 2006 en NRIT Onderzoek uit 2010 blijkt dat de tweedewoningbezitters gemiddeld ouder zijn dan eerste woningbezitters en over een hoog inkomen beschikken. 80% van de tweede woningbezitters in Nederland heeft een inkomen van meer dan 2 keer modaal. De grootste leeftijdsgroep met een tweede woning in Nederland zijn ‘50- tot 64-jarigen’ (63% van de tweede woningbezitters). 13% is 65 jaar en ouder en 18% 36 tot 49 jaar. Bijna alle tweede woningbezitters maken deel uit van een meerpersoonshuishouden, tegenover 65% van alle huishoudens in Nederland. 66% is hoger opgeleid, 32% heeft een middelbare scholing, 2% is lager geschoold Van de personen met plannen voor de aanschaf van een tweede woning is 51% 50 tot 64 jaar; 40% 36 tot 49 jaar en 7% 65 jaar en ouder met meestal een inkomen van meer dan twee keer modaal. Tweede woningzoekers worden steeds jonger: 18% bezit onder 36 tot 49 jarigen tegenover 40% plannenmakers onder deze leeftijd (NRIT Onderzoek, 2010). Op basis van sociaal-demografische kenmerken kunnen twee groepen tweedewoningbezitters worden onderscheiden (RUG 2007: in NRIT Onderzoek 2010):
3
Tweede woning = recreatiewoning of vakantiewoning exclusief stacaravan of een boot of volkstuinhuisje met overnachtingsmogelijkheden
Kenniscentrum Recreatie
11
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
Jonge tweede woningbezitters
Jonger dan 40 jaar
Getrouwd, en/of samenwonend met partner, met of zonder thuiswonende (jonge) kinderen
Arbeidsparticipatie: hoge functies, goed betaalde baan, zelfstandig
Wooncarrière: aan het begin, in bezit van koopwoning
Weinig vrije tijd, ook door kinderen veel sociale verplichtingen
Oudere tweedewoningbezitters
Ouder dan 40 jaar
Getrouwd en/of samenwonend met partner met kinderen of ‘empty nest’ (kinderen uit huis)
Arbeidsparticipatie: hoge functie, zelfstandig of reeds met pensioen of VUT
Vergevorderd in wooncarrière, eerste woning met (veel) overwaarde
Vermogend door goed pensioen, overwaarde eerste woning, beursontwikkelingen of verkochte eigen zaak
Nog werkend met een drukke carrière, of (bijna) gepensioneerd met relatief veel en flexibele tijd voor onder andere sociale contacten
2.3.2
Keuzecriteria en motieven van tweede woningbezitters De basismotieven voor de aanschaf van een tweede woning zijn: wonen, werken, investeren en recreëren. Meer dan driekwart gebruikt de tweede woning om te recreëren. Daarnaast zijn er niet-objectiveerbare persoonlijke motieven zoals behoefte aan vrijheid, rust en ruimte, nostalgie en het genieten van twee leefwerelden: het drukke dynamische leven in de stad versus de vredige natuur en rust in het buitengebied (NRIT Onderzoek, 2010). Op basis van aanschafmotieven kunnen drie doelgroepen worden onderscheiden (Barendregt & Smit, 2001: in NRIT Onderzoek, 2010:): 1
2
3
the holidayers: bezitten een tweede woning voor het recreëren en buiten zijn, zowel voor lange als korte verblijven, alleen of met kinderen, vrienden of familie. De tweede woning ligt meestal in een park met voorzieningen en activiteiten. Zij ervaren geen onvrede over hun eerste woning. the escapers: zijn op zoek naar een tweede woning die rust en ruimte biedt, omdat de eigen woning meestal geen of een kleine tuin heeft. De tweede woning gebruiken ze vaak voor korte verblijven. Ze zijn op zoek naar een rustige plek buiten of in een rustig park. Meestal ligt hun eerste woning binnen korte reisafstand in een stedelijk gebied. the enjoyers: hebben diverse redenen voor het bezit van een tweede woning. Het kan gaan om sociale contacten of een tuin. Hun aankoop is meestal ingegeven uit onvrede over de eerste woning, waardoor de tweede woning soms zelfs permanent bewoond wordt.
Senioren zoeken vooral naar traditionele waarden en herinneringen uit hun jeugd. Voor jongeren is vooral het beleggingsmotief relevant. Zij maken minder gebruik van de woning en verhuren de woning vaker dan ouderen (NRIT Onderzoek, 2010). Huishoudens met voldoende financiële middelen kiezen vaak voor een volledig uitgeruste tweede 12
Kenniscentrum Recreatie
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
woning. Lagere inkomensgroepen zoeken meestal naar een tweede tijdelijk verblijf op een camping of volkstuin, omdat velen in het dagelijks leven een bovenwoning of appartement bewonen zonder tuin. Soms is een bijkomend motief hun behoefte aan een sociaal meer homogene omgeving (wonen met gelijkgestemden). Volkstuinen en campings trekken namelijk veel bewoners met eenzelfde leefstijl aan terwijl hun eigen stadsbuurt dikwijls een heterogene bevolking heeft gekregen (VROM-raad, 2009).
Tabel 3 Keuzecriteria en motieven van tweede woningbezitters of plannenmakers in Nederland (in volgorde van belangrijkheid) Bezitters in Nederland
Criteria / Motieven Doorslaggevend
1.
Belegging/investering/rendement
aanschafmotief van een
2.
Eigen vakanties (recreatief)
tweede woning
3.
Permanente bewoning
Belangrijkste keuzecriteria
1.
De locatie/omgeving (49%)
voor een tweede woning
2.
Goede verhouding investering -
Plannenmakers in Nederland 1.
Belegging/investering/rendeme nt
2.
Eigen vakanties (recreatief)
3.
Permanente bewoning
1.
Goede verhouding investering rendement (32%)
rendement (13%)
2.
De locatie/omgeving (28%)
3.
Prijs (9%)
3.
Prijs (20%)
4.
Grootte woning,
4.
Het kwaliteitsniveau (7%)
verhuurmogelijkheden, bereikbaarheid (allen 7%) Aantal vakanties in regio
1.
Meer dan 5 keer (56%)
1.
Meer dan 5 keer (56%)
voorafgaand aan aanschaf
2.
Geen (21%)
2.
2 tot 3 keer (16%)
tweede woning
3.
2 tot 3 keer (10%)
3.
4 tot 5 keer (12%)
Bron: Bewerking NRIT Onderzoek 2010
Het belangrijkste aanschafmotief is het beleggings- / investerings- / rendementsmotief. Beweerd wordt dat bezitters de aanschaf naar de buitenwereld verkopen als een beleggingsvorm om hun emoties te drukken en niet toe te geven aan hun behoefte aan vrijheid, rust en ruimte (NRIT Onderzoek, 2010).
2.3.3
Kenmerken van een tweede woning Voor tweede woningbezitters en mensen die van plan zijn een tweede woning aan te schaffen zijn de volgende kenmerken van de tweede woning (in volgorde van belangrijkheid) van belang (NRIT Onderzoek 2010): 1 2 3 4 5 6
Omgeving Ligging woning in de omgeving Voorzieningen in de woning Voorzieningen in de omgeving Verhuurbaarheid van de tweede woning (Gegarandeerd) rendement
Kenniscentrum Recreatie
13
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
Hieronder is een aantal aspecten van een tweede woning op volgorde van belangrijkheid nader uitgewerkt
Tabel 4 Belangrijkheid van kenmerken van een tweede woning voor bezitters en plannenmakers Kenmerken
Bezitters in Nederland
Plannenmakers in Nederland
Omgeving (regio /
1. Landschappelijke omgeving
1. Landschappelijke omgeving
bestemming)
2. Bereikbaarheid
2. Bereikbaarheid
3. Sportieve mogelijkheden
3. Sportieve mogelijkheden
4. Watersportmogelijkheden
4. Watersportmogelijkheden
5. Recreatieve mogelijkheden
5. Recreatieve mogelijkheden
6. Cultuurhistorische omgeving
6. Eigen ervaringen in deze regio
7. Familie/vrienden in deze regio
7. Mogelijkheden tot golf
Op een park (85%)
Op een park (69%)
Solitair (15%)
Solitair (31%)
Voorzieningen in
1. Eigen tuin/terras/balkon
1. Eigen tuin/terras/balkon
tweede woning
2. Meerdere slaapkamers
2. Meerdere slaapkamers
3. Parkeerplaats/garage
3. Parkeerplaats/garage
4
Ligging van woning
Voorzieningen in de
1. Eigen parkeerplaats
1. Eigen parkeerplaats
omgeving
2. Horeca
2. Horeca
Type woning
3. Watersportvoorzieningen
Overdekt zwembad
4. Speeltuin
Winkel
5. Winkel
3. Watersportvoorzieningen
1. Vrijstaande woning (52%)
1. Vrijstaande woning (72%)
2. Geschakeld (19%)
2. Geschakeld (11%)
3. Appartement (17%)
3. Appartement (14%)
4. Luxe villa (8%)
4. Luxe villa (0%)
5. Anders (4%)
5. Anders (4%)
Grootte van de woning
1. 5 of 6 personen (54%)
1. 5 of 6 personen (67%)
(in termen van aantal
2. 3 tot 4 personen (27%)
2. 3 tot 4 personen (20%)
personen)
3. 7 tot 8 personen (7%)
3. 7 tot 8 personen (10%)
en 1 tot 2 personen (7%) Prijs tweede woning
Gemiddeld 275.000
Gemiddeld 190.000
1. 200.000 -350.000 (43%)
1. 100.000 – 200.000 (55%)
2. 100.000 – 200.000 (28%)
2. 200.000 -350.000 (36%)
3. 350.000 – 500.000 (15%)
3. 50.000-100.000 (9%)
Bron: Bewerking NRIT Onderzoek 2010
4
Onderzoekers zetten een kanttekening bij deze getallen aangezien de respondenten in het onderliggende onderzoek zijn verkregen via een in tweede woningen gespecialiseerde makelaarsorganisatie. Deze personen hebben contact opgenomen met deze makelaar die een waarschijnlijke oververtegenwoordiging van aanbod van tweede woningen in het buitenland en op parken heeft. Aanbod in Nederland wordt vaak op een andere wijze aangeboden, namelijk rechtstreeks door een eigenaar en/of projectontwikkelaar.
14
Kenniscentrum Recreatie
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
2.4
Effecten van tweede woningbezit Recreatie en toerisme zijn het laatste decennium in opkomst in het buitengebied. Het aantal toeristisch-recreatieve voorzieningen neemt toe en ook het aantal bezoekers stijgt. Deze ontwikkeling heeft invloed op de sociale verbanden op het platteland; zowel positieve als negatieve. Onderzoek van Kenniscentrum Recreatie (Recreatie en toerisme als sociaal bindmiddel op het platteland, 2005) beschrijft de invloed van toerisme en recreatie op de leefbaarheid op het platteland. In bijlage 3 geven we een korte samenvatting van dit onderzoek. In dit hoofdstuk focussen we op de invloed van tweede woningbezit op het platteland. De meningen over de invloed van tweede woningbezit op de lokale omgeving zijn verdeeld. Naast ruimtelijke impact heeft een toename van tweede woningbezit ook sociale en economische aspecten en invloed op de woningmarkt. In deze paragraaf beschrijven we, op basis van literatuuronderzoek, de positieve en negatieve effecten.
2.4.1
Ruimte en milieu Druk op ruimte Uitgaande van onze definitie voor tweede woningen, schatten we het aantal tweede woningen op ongeveer 120.000. Dit impliceert dat nog niet eens 1,5% van de Nederlandse woningvoorraad als tweede woning in gebruik is. Deze kwantitatieve druk valt erg mee. In vergelijking met andere Europese landen is het tweede woningbezit in Nederland beperkt. Denemarken kent naast 2,4 miljoen eerste woningen ongeveer 200.000 recreatiewoningen. Dit is 8,3% van de woningvoorraad (VROM-Raad, 2009). Verstedelijking Indien het gebruik van recreatiewoningen in landelijke gebieden grote vormen aanneemt, ontstaat de angst voor verstedelijking van de regio met bijkomende files en milieuvervuiling (zoals op de Veluwe) (VROM-raad, 2009) Druk op de natuur Tweede woningen liggen veelal dicht bij natuurgebieden. Hierdoor ontstaat druk op deze gebieden. Anderzijds biedt de aanwezigheid van investeerders in deze gebieden (projectontwikkelaars, recreatieondernemers) ook mogelijkheden voor natuurontwikkeling (Ruimtelijke Planbureau & RIGO, 2003) Ook de bewoners van recreatiewoningen zetten zich in voor de kwaliteit van het landschap (VROM-raad, 2009). Dit effect speelt voornamelijk bij tweede woningparken.
Kenniscentrum Recreatie
15
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
Druk op milieu / Mobiliteit Tweede woningbezitters reizen doorgaans met de auto naar hun tweede woning in Nederland (NRIT Onderzoek, 2010). Door meer tweede woningbezit wordt het gebruik van de auto gestimuleerd met als gevolg een toenemende druk op gevoelige natuurgebieden en verkeerscongestie (Dijst, Lanzendorf, Barendregt en Smit, 2004). In gebieden waar minder natuur en verkeersdruk is valt het effect mee.
2.4.2
Woningmarkt Schaarste en stijging huizenprijzen? Wanneer reguliere woningen als tweede woning worden gebruikt, zijn deze niet meer beschikbaar voor de eigen bevolking. Dit kan een probleem opleveren in regio’s waar de druk op de woningmarkt hoog is. Daarnaast zijn sommige tweede woningbezitters bereid om diep in de buidel te tasten voor een woning in een landelijke setting. Het gevolg is dat starters op de lokale woningmarkt de gestegen woningprijzen niet meer kunnen betalen en desnoods wegtrekken uit hun dorp. Beide fenomenen doen zich overigens ook voor indien de woningen als eerste woning worden gekocht door mensen van buiten de regio (Ruimtelijke Planbureau & RIGO, 2003). Specifiek aan tweede woningen is dat deze in de regel worden gekocht in regio’s waar de druk op de woningmarkt laag is. De tweede woning kan op het platteland waardedaling beperken (RLG, 2009). Leegstand en verloedering Tweede woningen werden in het verleden meestal niet expliciet gezien als oplossing voor leegstand. De angst bestond voor spookdorpen buiten het vakantieseizoen, doordat de tweede woningen dan niet bewoond worden (Ruimtelijke Planbureau & RIGO, 2003). Uit onderzoek blijkt dat 80% van de bezitters de woning in de zomer gebruikt, 69% in de lente, 54% in de herfst en 44% in de winter. Van de plannenmakers is 67% van plan de woning in de zomer te gebruiken, 76% in de lente, 65% in de herfst en 47% in de winter (NRIT Onderzoek 2010). Tegenwoordig worden tweede woningen wel steeds vaker als oplossing genoemd in de discussie over leegstand. Positief aan de komst van tweede woningbezitters is dat zij oude, verlaten huisjes opknappen (RLG, 2009). Bij leegstand in wijken in steden (waar zich soms ook krimp afspeelt) zijn leegstaande gebouwen vaak zeer geschikt voor tijdelijke huisvesting (van arbeidsmigranten en studenten) en kunnen vormen van collectief beheer een rol spelen bij de revitalisering van naoorlogse woonwijken (VROM-raad, 2009). Permanente bewoning Bij tweede woningen die voor recreatiedoeleinden worden gebruikt kan permanente bewoning ontstaan. Het is per gemeente afhankelijk of permanente bewoning van een recreatiewoning is toegestaan. Vooral in gebieden met een betrekkelijk gespannen woningmarkt kan door permanente bewoning een tekort aan recreatiewoningen ontstaan (VROM-raad, 2009). In overige gebieden, zoals krimpregio’s zonder gespannen woningmarkt en met leegstaande woningen, bestaat dit probleem niet en is permanente bewoning juist geen probleem. Uit groepsgesprekken met burgers over onrechtmatige
16
Kenniscentrum Recreatie
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
bewoning, gehouden door VROM, blijkt dat in Goes burgers weinig begrip hebben voor het verbieden van permanente bewoning van recreatiewoningen. De deelnemers hebben geen overlast van de permanente bewoning van recreatiewoningen en weten niet waarom dit verboden is. Huisjes worden daardoor juist goed onderhouden. Als de recreatiewoningen leegstaan, is er meer kans op inbraak.
2.4.3
Sociale en economische aspecten Werkgelegenheid Tweede woningen en de recreatieve voorzieningen die daarmee samenhangen zorgen voor werkgelegenheid in de regio. De inkomsten voor de middenstand zijn in de regel hoger bij recreatief gebruik dan bij permanente bewoning. (Ruimtelijke Planbureau & RIGO, 2003). Dit effect geldt voornamelijk bij grootschalig tweede woningbezit en tweede woningen op recreatieparken. Draagvlak voor winkels e.d. Draagvlak voor voorzieningen wordt kleiner als woningen tijdelijk gebruikt worden. Maar aangetekend moet worden dat het verdwijnen van voorzieningen in kleine kernen veelal ook te maken heeft met een algemeen verschijnsel van schaalvergroting. Draagvlak voor voorzieningen verschilt per gebruik van de tweede woning. Geredeneerd wordt dat een recreatiewoning de middenstand minder klandizie oplevert dan een deeltijdwoning, omdat een deeltijdbewoner vaker in de woning is (elke week). Maar een recreatiebewoner zal misschien weer sneller van toeristische voorzieningen gebruik maken. Verder levert een park met recreatiewoningen weer meer (seizoensgebonden) klandizie op dan enkele individuele recreatiewoningen (Ruimtelijke Planbureau & RIGO, 2003). Het creëren van woon- en servicehotels voor expats en nieuwe gastarbeiders in krimpende buurten in steden kan een versterking betekenen voor het voorzieningenniveau in een wijk (VROM-raad, 2009). Daarnaast kan bij permanente bewoning van recreatiewoningen juist extra vraag naar openbare voorzieningen ontstaan. Door de komst van nieuwe bewoners kan bijvoorbeeld het schooltje blijven bestaan en hoeft de bibliotheek niet te sluiten. Dit is echter meer van toepassing bij grootschalige permanente bewoning. Echter, het permanent bewonen van nieuwe recreatiewoningen is verboden (VROM-raad, 2009).
Extra druk op zorgvoorzieningen Extra druk op lokale zorgvoorzieningen ontstaat voornamelijk bij permanente bewoning van recreatiewoningen. Permanente bewoners zijn in de regel ook ouder. Deze bewoners tellen officieel niet mee als inwoner waardoor het zorgapparaat niet op deze extra bewoners is ingesteld (Ruimtelijke Planbureau & RIGO, 2003).
Kenniscentrum Recreatie
17
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
Sociaal leven Bewoners geven soms aan dat door de komst van tweede woningbezitters het lokale verenigingsleven minder goed floreert. De vraag is of andere maatschappelijke aspecten zoals het krijgen van minder kinderen, wegtrekken van jongeren en vergrijzing niet meer invloed hebben op het afnemende draagvlak voor het verenigingsleven. Ook geven bewoners aan dat de mentaliteit van de ‘nieuwkomers’ niet aansluit bij de oorspronkelijke bevolking van de kleinere kernen. Ook bij de komst van permanente bewoners van buiten doet dit fenomeen zich voor (Ruimtelijke Planbureau & RIGO, 2003).
2.5
Toekomst tweede woningmarkt Hoe de tweede woningmarkt zich in de toekomst zal ontwikkelen hangt af van verschillende factoren.
Sociale en culturele trends De VROM-raad ziet de opkomst van verschillende vormen van ‘meerhuizigheid’ als een van de drie belangrijke sociale en culturele trends in het wonen op dit moment (VROMraad, 2009). Hierdoor verdwijnt het verschil tussen tijdelijke en permanente bewoning. Een opkomende trend is shared wonen: het delen van tweede woningen, kamers of boten. Het delen van kosten, belang van sociale contacten (vriendengroepen) en ontsnappen aan het leven van alledag zijn belangrijke motieven. Dit vindt overal in Nederland plaats (VROM-raad, 2009). Ook deeltijdwonen, een vorm van bilokaal wonen, komt steeds meer voor. Maatschappelijke ontwikkelingen zoals toegenomen mobiliteit en de ontwikkelingen in de ICT-sector maken het mogelijk om op grotere afstand van het werk te wonen: men werkt steeds vaker een deel van de week thuis. Daarbij maakt het niet uit of dit een huisje in het groen, of een pied-à-terre in de stad is. Het is steeds minder vanzelfsprekend dat een ‘gewone’ woning continu wordt bewoond; het onderscheid tussen eerste en tweede woning is bij de deeltijdbewoners sterk vervaagd. Overigens moet opgemerkt worden dat in deze situaties niet gesproken kan worden van recreatief gebruik van de ‘gewone’ woning. Het is een volwaardige permanente woning (Provincie Zeeland, 2005). Ook signaleert de VROM-raad een trend in de richting van meer luxe in en rond de tweede woning. Een tweede woning is soms zelfs luxer dan de eerste woning. Stedenbouwkundig lijken nieuwe complexen met recreatiewoningen vaak sterk op ‘gewone’ woonwijken.
Sociaal-demografische ontwikkelingen Een hoger besteedbaar inkomen en grotere mobiliteit hebben invloed op de toename van tweede woningen. Ook andere sociaal-demografische ontwikkelingen hebben invloed. De vergrijzing zorgt voor meer ouderen. Deels is dit positief voor de tweede woningmarkt die voor een groot deel uit 45-plussers bestaat. Maar 13% van de tweedewoningbezitters en 7% van de plannenmakers is 65-plusser tegenover 22% van de bevolking die 65 jaar of ouder is. Tweede woningzoekers worden ook jonger. Tegenover 18% van de 36 tot 49 jarigen die een tweede woning in Nederland bezitten, is 40% van plannenmakers 36 tot 49 jaar (NRIT-
18
Kenniscentrum Recreatie
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
Onderzoek, 2010). Hoogleraar demografie aan de Universiteit van Amsterdam, Jan Latten, stelt in Trouw dat de rijksoverheid meer moet inspelen op nieuwe leefstijlen en toptalenten gelegenheid geven verantwoordelijkheid te nemen voor kwijnende dorpen (Jan J. Latten, podium/Trouw, 7 mei 2010). Volgens hem zijn er al trendsetters (superurbanisten) die als parttime-bewoners voor enkele dagen per week in de Randstad werken en de overige in hun huis aan de randen van het land wonen. Daarnaast zijn er succesvollen die tijdelijk een baan met pied-à-terre in de Randstad hebben. Ook powerkoppels waarbij de één - vanwege ieders individuele carrièrebelang - doordeweeks ergens anders woont dan in de gemeenschappelijke woning. En er zijn volgens Latten beslist meer regionale talenten of kosmopolitische Randstedelingen die graag een woonplek in de periferie met een plek in de Randstad willen combineren. Door de ligging ten opzichte van grootstedelijke regio’s kunnen Parkstad Limburg en Zeeuws-Vlaanderen interessant zijn voor hoogopgeleide toptalenten die zich internationaal oriënteren. Stimuleringsmaatregelen zijn volgens de hoogleraar: begunstig in geselecteerde krimpregio’s fiscaal een tweede woning door opnieuw de hypotheekrenteaftrek voor een tweede woning in te voeren, laat een tweede woning niet in box 3 vallen en maak het parttime bewoners mogelijk om zich op twee adressen in te schrijven (Jan J. Latten, podium/Trouw, 7 mei 2010).
Tweede woningen: een modegril? De vraag is in hoeverre tweede woningbezit een modegril is. Tot nu toe groeit het aantal recreatiewoningen nog elk jaar. Het aandeel vakanties dat in de eigen tweede woning in Nederland wordt doorgebracht, is door de jaren heen ook relatief stabiel gebleven (CBS Statline 2010). Dit geeft wel aan dat het bezit van tweede woningen zal blijven maar het hebben van een tweede woning heeft ook nadelen. Het betekent minder flexibiliteit in het benutten van vakantiedagen. Het is geen verplichting om de vakantie in de tweede woning door te brengen, maar het vermindert in principe de mogelijkheid om een andere vakantiebestemming te kiezen. De vraag is wat mensen in de toekomst belangrijker vinden. Tracy Metz suggereert in haar boek ‘Huis in Frankrijk’ dat de trend van tweede woningen voorbij gaat en dat mensen flexibeler willen zijn in het zoeken van een vakantiebestemming en meer vrijheid willen. Op dit moment richten de personen met plannen voor een tweede woning zich in bijna 88% van de gevallen op het buitenland (NRIT Onderzoek, 2010)5. Tot slot is er, volgens de NVRM, op dit moment een overschot aan recreatiewoningen op parken in elke regio. Er wordt teveel gebouwd. Er is wel belangstelling van potentiële tweede woningbezitters, maar er wordt weinig verkocht. Deze geringe verkoop is waarschijnlijk in eerste plaats een gevolg van de crisis. Maar de toekomst moeten uitwijzen of de parken nog aan de wensen van de tweede woningbezitter voldoen. Misschien willen tweede woningzoekers liever buiten een park zitten? Dit is niet bekend en zou moeten worden onderzocht.
5
Ook hier zetten onderzoekers kanttekeningen bij dit getal aangezien de respondenten in het onderliggende onderzoek contact hebben opgenomen met een op tweede woningen gespecialiseerde makelaarsorganisatie met een waarschijnlijke oververtegenwoordiging van aanbod van tweede woningen in het buitenland. Aanbod in Nederland wordt vaak op een andere wijze aangeboden, namelijk rechtstreeks door een eigenaar en/of projectontwikkelaar.
Kenniscentrum Recreatie
19
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
Ontwikkelingen op de woningmarkt Ook ontwikkelingen op de woningmarkt kunnen een rol spelen. Bij een ontspannen markt wordt het mogelijk makkelijker een tweede woning te verwerven.(VROM-raad, 2009). Huizenprijzen zijn de afgelopen jaren gestegen maar met de economische recessie is dit geen garantie voor de toekomst. Het bezit van een tweede woning is een financieel risico. Ook de Nederlandse Vereniging van Recreatie Makelaars (NVRM) geeft aan dat de prijzen van tweede woningen in Nederland onder grote druk staan (NRIT Onderzoek 2010). Volgens Second Home, beursorganisator van de beurs Second Home International, bestaat echter nog steeds grote belangstelling voor tweede woningen en is Nederland doorgedrongen tot de top drie van favoriete landen (naast Frankrijk en Spanje) voor een tweede huis (Second Home International, 28 maart 2010). Beleid en regelgeving Beleid en regelgeving (op belastingtechnisch en ruimtelijke ordeningsgebied) hebben ook invloed op de ruimte voor tweede woningen. Een hypotheek op een tweede woning is niet aftrekbaar. Als dit wordt herzien kan dit gevolgen hebben. Maar dit is gezien de huidige politieke situatie waarbij de hypotheekrenteaftrek wordt herbezien, niet realistisch. Ook het verbod op permanent bewonen heeft invloed op toename van tweede woningen. Daarnaast is het verschil tussen tijdelijke en permanente bewoning aan het verdwijnen door de trend van tijdelijk wonen en meerhuizigheid. Alleen wordt het burgerschap, met alle daarbij horende rechten en plichten, in Nederland georganiseerd rondom het hoofdverblijf (VROM-raad, 2009). Voldoet een dergelijk enkelvoudig burgerschap nog wel? Economische ontwikkelingen De economische crisis heeft ook zijn effect op tweede woningbezit. De lage rentestand geeft aanleiding om privaat vermogen om te zetten in vastgoed. De hypotheekrente staat laag en de rendementen zijn doorgaans hoger dan op de spaarrekening. Wel zullen mensen mogelijk meer wikken en wegen alvorens een tweede huis aan te schaffen. Ook denken experts dat mensen eerder een tweede woning in Nederland kopen. Aangezien Nederland een eigen, bekende en vertrouwde basis is waar men regels en wetten kent (NRIT onderzoek 2010).
20
Kenniscentrum Recreatie
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
3
Situatie in krimpregio’s In dit hoofdstuk beschrijven we de situatie in krimpregio’s en de kansen die de verschillende partijen zien voor het tweede woningbezit in deze regio’s. Deze informatie is deels verkregen uit literatuuronderzoek en deels uit interviews met experts in de krimpgebieden.
3.1
Noordoost-Groningen Veel open ruimte, groen, fraaie dorpen en wierden zijn kenmerken van NoordoostGroningen. De regio kampt echter met het imago ‘krimpgebied’. Dit is misschien wel de grootste bedreiging voor de regionale economie. De investeringsbereidheid daalt hierdoor aanzienlijk en er is te weinig werkgelegenheid. Jongeren trekken weg en grijze dorpen ontstaan (NVM & Bureau Stedelijke Planning, 2010). De prognose is dat de bevolking in Noordoost-Groningen in 2040 met 15% is gekrompen.
3.1.1
Situatieschets Woningmarkt Krimp zorgt in Groningen al jarenlang voor problemen op de woningmarkt. In 1995 waren de problemen zelfs erger dan nu. Leegstand was toen heel zichtbaar in het straatbeeld, terwijl die op dit moment meer verspreid is. Gemeenten gingen slopen en verbouwen om de dorpen weer leefbaar te maken (zoals Ganzedijk). In Delfzijl is in het verleden zelfs een hele wijk gesloopt. In Groningen heeft elke gemeente eigen problemen met krimp (NVM & Bureau Stedelijke Planning 2010, Aedes-Compact 2009, interviews):
Overschot aan goedkope huurwoningen in Delfzijl. Woningen worden hier gesloopt. Groot aanbod van goedkope koopwoningen onder de 150.000 in de gemeente Oldambt (extra door verkoop bezit van woningbouwcorporaties) Tegenvallende verkoop kavels Blauwe stad Overschot aan appartementen in Veendam Er zijn nog steeds diverse woningbouwplannen in Noordoost-Groningen Gebrek aan bedrijfsruimte in Noordoost-Groningen
Volgens woningbouwcorporatie Acantus hebben veel jongeren en ouderen een goedkope koopwoning (vooral in gemeente Oldambt). Deze mensen kunnen hun woning niet kwijt. Terwijl jongeren een volgende stap in hun wooncarrière willen zetten en ouderen een gelijkvloerse of grondgebonden woning met een klein tuintje in het centrum willen. Deze woningen voldoen dus niet meer aan de huidige vraag en komen steeds meer leeg te staan.
Tweede woningen Er zijn alleen cijfers bekend van het aantal recreatiewoningen in Groningen. Gegevens over het aantal deeltijdwoningen of andere tweede woningen ontbreken.
Kenniscentrum Recreatie
21
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
De provincie Groningen en de regio Delfzijl heeft de minste recreatiewoningen van Nederland. Ook Oost-Groningen heeft weinig recreatiewoningen (708) en komt op de 30e plaats vergeleken met andere regio’s in Nederland (CBS Woningregister, 1 januari 2009). Uit NRIT Onderzoek (2010) blijkt dat minder dan 0,5% van de tweedewoningbezitters een tweede woning in Groningen bezit en 3% van de plannenmakers belangstelling heeft voor een tweede woning in Groningen.
Tabel 5 Aantal recreatiewoningen in Groningen (1 januari) 1995
2000
2005
2006
2007
2008
2009*
1315
1659
1862
1904
1914
1847
1882
475
632
642
659
666
680
708
32
32
31
31
31
29
29
-
-
-
-
-
-
-
Delfzijl
32
32
31
31
31
29
29
Eemsmond
40
40
40
39
39
14
14
Loppersum
-
-
-
-
-
-
-
Groningen (Provincie) Oost-Groningen (COROP-gebied) Delfzijl en omgeving (COROP-gebied) Appingedam
De Marne
300
376
409
403
403
403
403
Reiderland (tegenwoordig gemeente Oldambt)
-
-
-
-
-
-
-
Scheemda (tegenwoordig gemeente Oldambt)
-
-
-
-
-
-
2
60
125
136
136
136
133
139
-
-
-
-
-
-
-
Slochteren Winschoten (tegenwoordig gemeente Oldambt) Bron: CBS Woningregister (CBS statline mei 2010)
Sociaal leven / voorzieningenniveau Winkelvoorzieningen in kleine kernen staan onder druk. Ook neemt het aantal leden van (sport) verenigingen af. In de kleine kernen is de huisarts inmiddels weg, is het buurthuis moeilijk draaiende te houden en kunnen supermarkten alleen blijven bestaan als ze vernieuwen (NVM & Bureau Stedelijke Planning, 2010). In Winschoten en Veendam is nog een redelijk voorzieningenniveau met aantrekkingskracht voor jongeren en ouderen uit de omgeving. Woningbouwcorporatie Acantus geeft aan dat wegtrekkende jonge mensen een bedreiging zijn voor het sociale leven in Groningen. Verenigingsleven en de zorg zijn deels aangewezen op vrijwilligerswerk van deze groep. Maar ook de drukke agenda van volwassenen en ouderen die daaraan steeds minder kunnen bijdragen, spelen daarbij een rol (Aedesnet, 2010).
3.1.2
Kansen voor tweede woningbezit Gemeenten in Noordoost-Groningen hebben nog niet allemaal beleid voor leegstand. Delfzijl is er wel al jaren mee bezig. Ook op de huurmarkt worden al strategieën toegepast. Strategieën voor koopwoningen lopen nog achter. Zo is de gemeente Oldambt nog bezig met het inventariseren van de leegstand van koopwoningen. Als dit een trend blijkt, gaat de gemeente beleid maken. Ook het Planbureau voor de Leefomgeving geeft aan dat er geen nationale leegstandcijfers zijn, waardoor het moeilijk is in te schatten hoe groot het leegstandprobleem in de koopsector is, nu en in de toekomst.
22
Kenniscentrum Recreatie
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
Leegstand in huursector / omvormen huurwoningen naar koop In Noordoost-Groningen staan veel huurwoningen leeg. Deze woningen worden door woningbouwcorporaties geherstructureerd of afgestoten door ze te verkopen. Deze huurwoningen zijn vaak rijtjeshuizen in traditionele huurstraten en nauwelijks vrijstaande woningen. Niet bepaald aantrekkelijk voor tweede woningzoekers. Een optie zou kunnen zijn deze woningen om te vormen zodat ze als tweede woning interessant kunnen zijn. Woningbouwcorporatie Acantus staat hier niet afwijzend tegenover, maar de vraag is of het de investering waard is en de ligging (in traditionele huurstraten) blijft hetzelfde. Woningen in de particuliere sector zijn daarom interessanter voor tweede woningbezitters. Leegstaande koopwoningen Naast huurwoningen staan ook veel koopwoningen leeg. De gemeente Oldambt staat niet negatief tegenover tweede woningbezit. Uit de eerste inventarisaties blijkt dat de helft van de leegstaande woningen goedkope koopwoningen zijn. De leegstaande goedkope koopwoningen in de gemeente Oldambt worden incidenteel als tweede woning gebruikt door bijvoorbeeld kinderen van (overleden) eigenaren. De Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) onderzoekt in opdracht van de gemeente Oldambt en de provincie Groningen de oplossingen voor de uitval van de vraaguitval naar goedkope koopwoningen. Het stimuleren van tweede woningbezit is door zowel SEV als de experimentpartners niet als oplossing aangedragen, omdat plekken als Oldambt weinig toeristische potentie hebben. In het experiment in Holwerd in Friesland ziet de SEV meer mogelijkheden (meer informatie in paragraaf 4.4). Leegstaande woningen in het hogere segment De andere helft van de leegstaande woningen in Oldambt zijn boerderijen, vrijstaande woningen en twee-onder-een-kappers. De vrijstaande woningen en boerderijen zijn volgens de gemeente Oldambt wel geschikt als tweede woning. Maar hier is maar sporadisch vraag naar. De gemeente heeft geen beleid voor tweede woningen. Maar zou deze wel mondjesmaat toe willen staan, als het maar niet grootschalig wordt, zoals in Zeeland en liever niet teveel in de dorpskern. De gemeente vraagt zich ook af of het gebied aantrekkelijk genoeg is, al komen er steeds meer watersportmogelijkheden naar de Blauwe Stad en de haven in Beerta. Deze gebieden kunnen misschien interessant worden voor tweede woningbezitters. In Zuidoost-Groningen staan al veel recreatiewoningen, zoals in Vlagtwedde. Deze gemeente heeft sinds 2004 een verordening tegen permanente bewoning van recreatiewoningen. Een belangrijke rol hierbij speelde de contingentering vanuit de provincie. De provincie stelt aan de gemeente een maximum voor het aantal nieuw te bouwen woningen. Door de krimp staat de provincie maar een beperkt aantal nieuwbouwwoningen toe. Wanneer vervolgens door gemeenten wordt besloten dat recreatiewoningen permanent bewoond mogen worden, hebben gemeenten minder contingenten voor ‘echte’ nieuwbouw woningen, waar gemeenten liever op scoren. Braakliggende nieuwbouwkavels In het rapport over de toekomst van de Blauwe Stad zijn twee scenario’s uitgewerkt voor de braakliggende nieuwbouwkavels. Scenario 2 beoogt een versnelling in de ontwikkeling door versterkte promotie en door ruimte te bieden aan nieuwe markten en functies. Naast grondgebonden villa’s is er ruimte voor recreatiewoningen, geschakelde bouw,
Kenniscentrum Recreatie
23
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
appartementen en thematisch wonen. De recreatiewoningen zijn gericht op de watersporter. Er wordt een park ontwikkeld van 200 tot 300 recreatiewoningen compleet met zwembad, tennisbaan en oosterse sauna. Hierdoor zou een vliegwiel moeten ontstaan voor de ontwikkeling van de Blauwe Stad (Provincie Groningen & gemeente Oldambt, 2010). Maar de partijen hebben nu toch gekozen om scenario 2 niet uit te voeren (gezien de wisselingen van gebruikers en bezoekersstromingen) en op de braakliggende terreinen eerst natuur aan te leggen. In de toekomst kan altijd nog voor andere opties worden gekozen. Ook mogen er volgens het POP van de provincie geen nieuwe bungalowparken meer worden gebouwd.
Leefbaarheid Tweede woningbezit is in Groningen niet de factor die ervoor zorgt dat het sociale leven terugloopt, gezien het beperkte aantal tweede woningen. De provincie heeft ook geen beleid voor tweede woningen. Het besef dat men wellicht moet accepteren dat kleine dorpen geen voorzieningen hebben, dringt binnen de regio steeds meer door. Daardoor is stimulering van tweede woningbezit om voorzieningen te redden niet nodig. NVMmakelaars vragen zich af of het nodig is dat iedere kern beschikt over eigen voorzieningen. De meeste bewoners beschikken wel over een auto waardoor voorzieningen in het dorp minder noodzakelijk zijn dan vroeger (NVM & Bureau Stedelijke Planning, 2010). Ook Vereniging Groninger Dorpen accepteert de teruglopende voorzieningen en ziet mogelijkheden. In haar visie over krimp staat (Vereniging Groninger Dorpen, 2010): “Wonen op het Groninger platteland vraagt een bepaald slag mensen, mensen die zichzelf kunnen redden, die hun eigen mobiliteit regelen, die daarnaast zich afhankelijk weten van hun buren. Die afhankelijkheid geeft juist ook de cohesie waarin dorpen zich van steden kunnen onderscheiden. In dorpen geen anonimiteit maar een zelfstandigheid waarin je toch weet dat je op elkaar kunt terug vallen. Je bent op elkaar aangewezen. Ook gemeenten kunnen dorpen handreikingen geven om de regie zelf in handen te houden. Door serieus met dorpsvisies om te gaan, maar ook door het instellen van dorpsbudgetten. Dit zijn kleine bedragen die dorpen naar eigen inzicht kunnen inzetten om de leefbaarheid van het dorp te verbeteren. Gemeenten kunnen ook een belangrijke rol spelen in het stimuleren van kleinschalig ondernemerschap in dorpen. Door de schaalvergroting van de landbouw komen steeds meer boerderijpanden beschikbaar voor herbestemming. Daarin ligt een heel nieuwe uitdaging. Al wordt meer gedacht aan inrichting tot bedrijfsruimte dan aan woningen”.
3.2
Parkstad Limburg Parkstad Limburg is een stedelijke regio en voormalig mijnbouwgebied. Parkstad ligt in de nabijheid van enkele (buitenlandse) economische regio’s. Maastricht, Aken en Luik bevinden zich op korte afstand. In alle gemeenten in Parkstad Limburg neemt de bevolking al jaren af. De regio vergrijst en het geboortecijfer is laag. Sinds 1998 blijft het aantal huishoudens nagenoeg gelijk. Jongeren trekken weg door gebrek aan verschillende soorten opleidingen. Er bestaat een tekort aan werkgelegenheid en hoogopgeleide werknemers.
24
Kenniscentrum Recreatie
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
3.2.1
Situatieschets Woningmarkt Krimp en de economische crisis zorgen in Parkstad Limburg voor problemen op de woningmarkt. Deze problemen verschillen per gemeente en zijn het grootste in de stedelijke gemeenten (PBL 2008, NVM & Bureau Stedelijke Planning 2010, interviews):
Te grote woningvoorraad Leegstand in zowel koop- als huurmarkt Leegstand in alle segmenten maar voornamelijk in appartementen, tussenwoningen en traditionele twee-onder-een-kappers Overschot aan woningen uit de jaren ’50, ’60 en ’70 Grootste leegstand in de steden: Heerlen en Kerkrade. Niet buiten de kern. Starterswoningen tot 120.000 euro lopen redelijk Gebrek aan kwalitatief goede woningen in het goedkope segment (vergelijkbaar met nieuwbouw rond de 170.000 euro) Transactieprijs van particuliere woningen is circa 100.000 euro lager dan de landelijk gemiddelde transactieprijs Looptijd van transacties van particuliere woningen is aanzienlijk langer dan landelijk gemiddelde
De huidige woningvoorraad past niet bij de toekomstige bewoners. Senioren hebben behoefte aan levensloopbestendige woningen. Zij wonen nu vaak in een huis met twee etages waar ze beneden geen slaap- en badkamer hebben, terwijl ze wel slechter ter been zijn. Deze huizen zijn moeilijk verkoopbaar en levensloopbestendige woningen zijn schaars. Het overschot aan woningen uit de jaren ’50, ’60 en ’70 zorgt voor dreigende verloedering in vroeg naoorlogse wijken in Heerlen en Kerkrade. Overigens ziet Parkstad Limburg vooral problemen in de particuliere markt. In de huurmarkt kunnen corporaties de doorstroming nog bevorderen. In de particuliere markt is dit lastig. Koopwoningen kunnen niet zomaar opgekocht en gesloopt worden door gemeente of projectontwikkelaars.
Tweede woningen Er zijn alleen cijfers bekend van het aantal recreatiewoningen in Limburg. Gegevens over het aantal deeltijdwoningen of andere tweede woningen in Limburg ontbreken. Limburg is de achtste provincie qua aantal recreatiewoningen. Parkstad Limburg kent ongeveer 296 recreatiewoningen (CBS Woningregister, 1 januari 2009), terwijl ZuidLimburg (waaronder Heuvelland) zo’n 1869 recreatiewoningen kent. Uit NRIT onderzoek (2010) blijkt dat 10% van de tweedewoningbezitters een tweede woning in Limburg bezit en 7% van de plannenmakers belangstelling heeft voor een tweede woning in Limburg.
Kenniscentrum Recreatie
25
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
Tabel 6 Aantal recreatiewoningen in Limburg (1 januari) 1995
2000
2005
2006
2007
2008
2009*
Limburg (Provincie)
5518
6608
7016
7272
7272
7214
7319
Zuid-Limburg (COROP-gebied)
1442
1764
1742
1942
1927
1851
1869
Heerlen (Stadsgewest = groot heerlen, agglomeratie)
-
326
339
339
339
294
296
Brunssum
5
5
5
5
5
5
5
Heerlen
2
2
2
2
2
2
2
Kerkrade
-
-
-
-
-
-
-
33
33
33
33
33
33
33
Onderbanken
1
1
5
5
5
5
5
Simpelveld
1
164
173
173
173
174
174
Voerendaal
99
120
120
120
120
74
76
Landgraaf
Bron: CBS Woningregister (CBS statline mei 2010)
Voorzieningenniveau Volgens NVM makelaars hanteren sommige gemeenten nog steeds groeiscenario’s. De helft van de gemeenten wil een nieuw centrumplan met uitbreiding van het aantal vierkante meters winkelruimte. De vraag is of deze extra winkelvoorzieningen levensvatbaar zijn (NVM & Bureau Stedelijke Planning, 2010). Parkstad Limburg geeft aan dat een omslag in denken gaande is en groeiscenario’s verdwijnen. In dorpen verschralen de voorzieningen. Er komen kleinere winkels of winkels en supermarkten sluiten. Ook zijn er basisscholen die sluiten. Volgens een geïnterviewde makelaar in Heerlen hoeft dit geen probleem te zijn. Er blijven genoeg voorzieningen, maar bewoners en gemeenten zijn het niet gewend dat voorzieningen verdwijnen. In de Ardennen deed zich een soortgelijke situatie voor, maar daar functioneert het tegenwoordig prima.
3.2.2
Kansen voor tweede woningbezit Het terugdringen van de woningvoorraad is een van de grootste opgaven voor Parkstad Limburg. Gemeenten zijn bezig de nieuwbouwplannen terug te brengen. Ook is per gemeente een sloopopgave geformuleerd. Uit onderzoek van het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid en RIGO Research en Advies (2010) blijkt dat een investering van een half miljard euro in sloop in Parkstad op termijn bijna 1,2 miljard euro aan maatschappelijke baten oplevert. Verder richt Parkstad Limburg zich voornamelijk op de huurmarkt omdat daar de meest reële kansen liggen voor sloop en herstructurering. Parkstad Limburg ziet weinig mogelijkheden voor het bevorderen van tweede woningbezit in de regio. De woningvoorraad wordt hiervoor niet geschikt geacht. Leegstand komt voornamelijk voor in appartementen en tussenwoningen, in de minst aantrekkelijke woonwijken en het meest in Heerlen en Kerkrade. Ook de landelijke gemeenten van Parkstad Limburg zijn minder geschikt voor tweede woningbezit omdat zij een minder landelijke sfeer hebben dan de gemeenten in het Heuvelland. De dorpen en kernen zijn erg geclusterd (met lintbebouwing) en hebben weinig vrijstaande woningen. Grote, groene landbouwgebieden met verspreide woningen , zoals in het Heuvelland, ontbreken.
26
Kenniscentrum Recreatie
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
Een geïnterviewde makelaar in Heerlen geeft aan dat Parkstad Limburg misschien financieel wel aantrekkelijk is voor tweede woningbezit maar omgeven wordt door twee regio’s die interessanter zijn voor tweede woningbezit, namelijk Midden-Limburg (plassengebied) en het Heuvelland. Toeristen denken bij Limburg ook eerder aan heuvels, landelijk gebied en hoogteverschil. Terwijl Parkstad Limburg een stedelijk gebied is dat dicht bebouwd is. Ook de vrijstaande woningen voldoen niet aan de wensen van tweede woningbezitters. Vaak zijn het kwalitatief slechte woningen. In Parkstad Limburg zijn overigens wel parken met recreatiewoningen maar de vraag naar tweede woningen op parken is niet groot. Ook buiten parken is slechts incidenteel vraag, zowel voor recreatie als werk (deeltijdwoning). Parkstad Limburg wil overigens in promotie wel insteken op de centrale ligging ten opzichte van andere economische centra (Maastricht, Aken en Luik) in de omgeving.
Leefbaarheid Naast de vraag over de aantrekkelijkheid van de regio voor tweede woningbezitters, twijfelt Parkstad Limburg of tweede woningbezit gestimuleerd zou moeten worden. Omdat deze woningen vaak niet in gebruik zijn, wordt de leefbaarheid niet bevorderd volgens de stadsregio. Tweede woningen vergroten het draagvlak voor voorzieningen nauwelijks en komen de sociale samenhang in de wijk ten goede. Voordeel volgens de stadsregio is wel dat tweede woningen goed onderhouden worden in tegenstelling tot ‘gewoon’ leegstaande panden. Verloedering kan hiermee worden tegengegaan. Er wordt geen beleid gevoerd voor tweede woningen. Parkstad Limburg richt zich in eerste instantie op de lokale woonbehoefte (levensloop bestendig wonen) en heeft niet als speerpunt nieuwe bewoners aan te trekken. Parkstad Limburg ziet wel mogelijkheden voor andere vormen van toerisme dan bijvoorbeeld recreatiewoningen, zo bleek tijdens de excursie over ‘Krimp en de groene stad’ (georganiseerd door Kenniscentrum Recreatie op 3 juni 2010). Conclusie van de excursie was dat bij het leefbaar houden van wijken, steden en regio’s met een krimpende bevolking, groen, recreatie en toerisme een grote rol spelen. Investeringen in toerisme en nieuwe ringwegen moeten in Parkstad Limburg de economische draagkracht vergroten. De afgelopen vier jaar zijn de toeristische uitgaven in de regio al verdubbeld, maar de ambities van Parkstad Limburg liggen hoger. Over tien jaar moet verblijfstoerisme bijna vijfhonderd miljoen euro per jaar opleveren (exclusief de extra inkomsten van de detailhandel). Daardoor kunnen, ondanks de krimp, veel voorzieningen gehandhaafd blijven. De Vereniging Kleine Kernen Limburg wijst ook op het belang van bewonersparticipatie bij oplossingen voor teruglopende voorzieningen. Op het gebied van zorg ondernemen bewoners al steeds meer initiatieven en activiteiten. Bewoners ervaren namelijk ook dat je voorzieningen alleen in stand houdt door actieve betrokkenheid van bewoners.
3.3
Zeeuws-Vlaanderen Zeeuws-Vlaanderen ligt in het uiterste zuidwesten van Nederland. Ook hier daalt het aantal bewoners en huishoudens. Het aandeel jongeren ligt lager dan in de rest van Nederland en het aandeel ouderen hoger. Door de afwezigheid van instellingen voor hoger onderwijs trekken jongeren weg uit de regio. Het aantal banen en bedrijven is
Kenniscentrum Recreatie
27
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
achtergebleven bij het Nederlands gemiddelde. Het gebied is slecht ontsloten richting Randstad; d ontsluiting richting het Vlaamse achterland is beter.
3.3.1
Situatieschets Woningmarkt Net als in de andere regio’s zijn er in Zeeuws-Vlaanderen op de woningmarkt verschillen tussen de gemeenten en kernen binnen de gemeenten Problemen in Zeeuws-Vlaanderen (NVM & Bureau Stedelijke Planning 2010, PZCa 2009, interviews):
Oplopend percentage leegstaande corporatiewoningen van twee procent in voorgaande jaren naar vier procent in 2009. Bestaande particuliere woningen worden steeds moeilijker verkocht. Leegstand in oude kleine huisjes in het goedkope segment in de kernen (onder 100.000 euro). Ontbreken van flexibiliteit in bestemmingsplannen. In Hulst en Terneuzen valt het nog mee met leegstand; deze gemeenten hebben nieuwbouwplannen In Sluis worden huizen moeilijk verkocht en blijven lang leegstaan: vooral (rijtjes)woningen tot 160.000 die gebreken vertonen In Sas van Gent is een stadsvernieuwingsproject opgezet dat voorziet in renovatie van een deel van het woningareaal, sloop van een ander deel en het herinrichten van complete wijken In Breskens en Westdorpe (Singel) zijn sloopplannen in de maak Er is nog voldoende interesse voor nieuwbouwwoningen.
Tweede woningen in Zeeland Er zijn alleen cijfers bekend van het aantal recreatiewoningen in Zeeland. Gegevens over het aantal deeltijdwoningen of andere tweede woningen in Zeeland ontbreken. Overigens worden er op dit moment op de scheidslijn van wonen en recreëren nieuwbouwplannen gerealiseerd met deeltijdwoningen erin, zoals in Perkpolder (200 deeltijdwoningen). Zeeland staat met 11.524 recreatiewoningen op de vierde plaats van provincies met recreatiewoningen, (CBS Woningregister, 1 januari 2009). Het aanbod aan recreatiewoningen in Zeeuws-Vlaanderen is vergeleken met overig Zeeland beperkt. De regio Zeeuws-Vlaanderen heeft 1.969 recreatiewoningen en komt daarmee, landelijk, op de 19e plaats. Overig Zeeland staat op de derde plaats. Zo heeft de gemeente SchouwenDuiveland de meeste recreatiewoningen in Nederland (4.469). In Zeeuws-Vlaanderen heeft de gemeente Sluis de meeste recreatiewoningen (op tiende plaats van gemeenten met recreatiewoningen in Nederland) en meeste woningen in Nederland zonder officiële bewoners (22%). Uit NRIT Onderzoek (2010) blijkt dat 17% van de tweedewoningbezitters een tweede woning in Zeeland bezit en 5% van de plannenmakers belangstelling heeft voor een tweede woning in Zeeland. De tweede woningverordeningen in deze regio maken het lastig een tweede woning te kopen (NVM & Bureau Stedelijke Planning 2010). Toch is er
28
Kenniscentrum Recreatie
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
nog steeds voldoende vraag naar tweede woningen, vooral ook op parken. Er komen zelfs recreatieparken bij (bijvoorbeeld in Cadzand).
Tabel 7 Aantal recreatiewoningen in Zeeland (1 januari) 1995
2000
2005
2006
2007
2008
2009*
Zeeland (Provincie)
8423
10793
11111
11226
11366
11526
11524
Zeeuwsch-Vlaanderen (COROP-gebied)
1507
1831
1925
1927
1927
1968
1969
Hulst
-
-
63
64
64
64
64
Sluis
-
-
1775
1776
1776
1817
1818
70
87
87
87
87
87
87
Terneuzen
Bron: CBS Woningregister (CBS statline mei 2010)
Sociaal leven / voorzieningenniveau In de kleine kernen verdwijnen door afnemend draagvlak voorzieningen zoals scholen, winkels en openbaar vervoer. Senioren trekken weg uit dorpen zonder voorzieningen omdat ze op een gegeven moment zijn aangewezen op de nabijheid van voorzieningen. De bewoners van kleine dorpen zijn wel tevreden over hun woonomgeving. Het belang van sociale cohesie (het verenigingsleven) is hierbij erg groot (NVM & Bureau Stedelijke Planning 2010).
3.3.2
Kansen voor tweede woningbezit Het beleid van de provincie is dat gemeenten zelf de verantwoordelijkheid hebben of ze tweede woningbezit aanvaardbaar achten en instrumenten tegen permanente bewoning willen inzetten. De kustgemeenten hebben allen een verordening tegen tweede woningbezit in de kern. Buiten de kernen is het toegestaan. In het achterland hebben niet alle gemeenten een verordening. De gemeente Sluis geeft in haar Structuurvisie Wonen aan dat het in de toekomst wellicht nodig is om het werkingsgebied van de tweede woningverordening op een aantal plaatsen te verruimen (bv. kuststreek) en op andere plaatsen stringenter te handhaven (bv. de 5 woonkernen). Tweede woningen worden toegelaten als er in kernen geen voorzieningen zoals winkels en scholen zijn en als er geen sprake is van een actief verenigingsleven. In die definitie is ook geen sprake van aantasting van de leefbaarheid (Gemeente Sluis, 2008). Ook zijn tweede woningen toegestaan als een huis ongeschikt is om permanent te bewonen, omdat een dergelijk huis te klein is bijvoorbeeld (PZCb, 2009). De provincie zelf is niet tegen tweede woningbezit en probeert ervoor te zorgen dat gemeenten kritischer kijken naar de huidige woningmarktsituatie en de – meestal al jaren bestaande - tweede woningverordening. Tijden zijn veranderd en wat toen volgens een NVM-makelaar een belangrijke rol speelde was de contingentering, een maximering van het aantal nieuw te bouwen woningen. Woningen die door ‘buutendiekers’ gekocht werden, zorgden voor prijsopdrijving en verminderde de kansen voor de lokale bevolking om hun woonwensen te realiseren. Elke gemeente voerde een ander beleid en nu, 20-30 jaar later, zie je dat het allemaal toch niet zo veel uitmaakte (Mark Faasse, 2010).
Kenniscentrum Recreatie
29
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
De provincie ziet wat betreft leegstand liever dat er een tijdelijke bewoner in een leegstaande woning komt dan geen bewoner. Dorpsbewoners zijn nog niet zover. Zij denken dat de woning wel verkocht wordt. Voor hen is de leegstand nog niet zichtbaar. Pas als dit zichtbaar is en met onderzoek onderbouwd wordt, veranderen ze misschien van mening. Tot die tijd hebben gemeenten te maken met inwoners die tweede woningbezit tegenhouden en zullen ze niet van de tweede woningverordening afwijken.
Huidige leegstaande woningen Volgens de NVRM staan in Zeeland kwalitatief niet de meest aantrekkelijke woningen, waar ook de eigen bevolking niet in wil wonen. Duitsers wilden in het verleden deze woningen wel graag als recreatiewoning, maar Nederlanders niet. Die willen luxe en onderhoudsvriendelijke woningen. Volgens NVM Makelaars zijn er in Zeeuws-Vlaanderen wel kansen voor (water)recreatie (NVM & Bureau Stedelijke Planning 2010) en daarmee voor tweede woningbezit vanwege de waterrijke omgeving die past bij de wensen van tweede woningbezitters. Bestaande en nieuwe woningbouwprojecten In de Streekplanherziening Woonvisie (maart 2005) van de provincie Zeeland is een nieuwe doelgroep onderscheiden: deeltijdbewoners. Volgens de provincie beschikt deze (groeiende) groep mensen over meer dan één woning en verblijft een deel van de week in de ene woning en een deel van de week in de andere woning. In het Omgevingsplan van de provincie uit 2006 staat dat het tegemoet komen aan de vraag naar deeltijdwonen de marktkansen voor woningbouwprojecten kan vergroten. Ook NVM-makelaars geven dit aan. Het deeltijdwonen wordt in het Omgevingsplan dan ook als kansrijk gezien. In het omgevingsplan staat: “De provincie laat de gemeenten de ruimte om te overwegen in (delen) van kernen en / of het buitengebied deeltijdwonen toe te staan. Ook kan in bijzondere / unieke projecten aan de groeiende behoefte aan deze vorm van wonen / werken op twee locaties tegemoet gekomen worden. Dergelijke projecten op aantrekkelijke locaties kunnen vaak liggen op het snijvlak van wonen en recreatie”. Het is echter nodig, zo wordt in het Omgevingsplan gesteld, een heldere keuze te maken voor wonen (permanent en / of deeltijd) enerzijds en recreatie anderzijds. Volgens de provincie zijn deeltijdbewoners in vergelijking tot bewoners met een recreatief motief, meer in de woning aanwezig. Ook hebben ze meer redenen om deel te nemen aan sportverenigingen en zorgen ze regelmatiger voor inkomsten voor het midden- en kleinbedrijf (supermarkt, winkels). Een NVM-makelaar ziet aan de Noordzeekust dat mensen sociaal verankerd raken in de omgeving en als de werkzame tijd afneemt, of afloopt, zelfs full time in de voormalige deeltijdwoning verblijven (Mark Faasse, 2010). In nieuwe projecten worden al deeltijdwoningen gerealiseerd. Zo is in Breskens een nieuw appartementencomplex gebouwd bij de jachthaven. Ook in Cadzand komt een appartementencomplex en in Hulst komen in het project Perkpolder 200 deeltijdwoningen.
30
Kenniscentrum Recreatie
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
Case study Perkpolder: Realiseren van deeltijdwoningen AM Ontwikkeling en Bouwfonds Ontwikkeling realiseren in de gemeente Hulst (Zeeuws-Vlaanderen) 200 deeltijdwoningen in project Perkpolder. Project Perkpolder is een integrale gebiedsontwikkeling waarin woningbouw, buitendijkse natuur en recreatie moeten zorgen voor een nieuwe economische pijler in de kop van Hulst. Wethouder Frank van Driessche van de gemeente Hulst: “De middenstand in de kernen zal profiteren van de (deeltijd) woningen en jachthaven. Dat geeft een enorme impuls aan het toeristisch product Hulst” ( interview 8 oktober 2009 op website www.perkpolder.nl).
Het westelijk deel van de Westelijke Perkpolder zal ingericht worden tot woongebied. Uitgegaan wordt van 200 woningen gericht op deeltijdwonen. Dit deeltijdwoongebied wordt ingepast in het te ontwikkelen landschap. Belangrijke randvoorwaarden zijn een oplopende woningdichtheid. Woning, parkeerruimte en privé buitenruimte worden gerealiseerd in een vastomlijnde kavel. De rest van de kavel rond de woningen zal gezamenlijk beheerd worden door één beheerder. Hierdoor wordt gewaarborgd dat het landschap één geheel vormt.
Eerst waren er recreatiewoningen bestemd maar gebleken is dat realisering van recreatiewoningen in het gebied financieel niet haalbaar is. (Deeltijd)wonen geeft een grotere impuls aan het gebied dan recreatie (gemiddeld meer bestedingen ter plekke) en de beoogde ruimtelijke kwaliteit in het gebied kan hiermee worden gerealiseerd. Ook zullen de deeltijdwoningen in plaats van recreatiewoningen bijdragen aan de wens om dag- en weekendrecreatie vlak in de buurt tegen te gaan. Overigens is de verwachting dat de bewoners van de deeltijdwoningen ook zullen recreëren in hun woonomgeving Perkpolder. Daarnaast wordt aangesloten bij het Omgevingsplan, waarin wordt aangegeven dat recreatiewoningen collectief moeten worden beheerd. Dit kan in plan Perkpolder niet rendabel worden gerealiseerd.
Deeltijdwoningen vallen onder een andere vorm van wonen dan recreatiewoningen en zijn geen onderdeel van het beleid van het ministerie van VROM inzake permanente bewoning van recreatiewoningen. Deeltijdwoningen worden beschouwd als 'normale' permanente woningen.
Bron: Bestemmingsplan en inspraakreacties voorontwerpbestemmingsplan en MER, Gemeente Hulst en Adviesbureau RBOI, 2008
Deeltijdwonen moet juridisch goed worden vormgeven. Ten eerste moet in het bestemmingsplan de bestemming ‘wonen’ komen. In het bestemmingsplan kan juridisch niet worden vastgelegd of dit permanent of niet-permanent moet zijn. Voor het betreffende gebied moet de gemeente dus de tweede woningverordening niet van toepassing verklaren. Bij het appartementencomplex in Breskens is dit gebeurd. Hierdoor is permanent en niet-permanent bewonen toegestaan. De provincie geeft aan dat het verstandig is om bij woningbouwprojecten met deeltijdwoningen een verhouding tussen permanent en niet permanent vast te leggen (zoals in Perkpolder) om ervoor te zorgen dat permanente bewoners niet alleen tussen de niet-permanente bewoners komen te wonen. In Cadzand (gemeente Sluis) is dit niet gebeurd en nu blijkt dat van de 60 appartementen er maar één permanent wordt bewoond. De woningen moeten nog gebouwd worden. Of dit een probleem oplevert is dus nog de vraag. Projectontwikkelaars staan natuurlijk niet te springen op het vastleggen van verhoudingen, want wat ze kunnen verkopen is meegenomen.
Kenniscentrum Recreatie
31
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
Door de tweede woningverordening niet van toepassing te laten verklaren, loopt de gemeente wel het gevaar dat er niet alleen deeltijdbewoners komen wonen, maar ook mensen die het appartement als recreatiewoning willen gebruiken. Zo blijkt in Breskens dat er naast deeltijdbewoners ook mensen wonen voor recreatief gebruik. Dit heeft nog niet tot problemen geleid. Overigens kunnen gemeenten dit effect juridisch dichttimmeren door een vergunning met criteria (zoals minimaal 3 dagen per week bewonen) uit te geven, maar dat betekent handhaving en administratieve lasten. De vraag is of een gemeente daarop zit te wachten. Dat de tweede woningen in Breskens ook als recreatiewoning worden gebruikt geeft aan dat de vraag naar recreatiewoningen in Zeeland nog steeds volop aanwezig is.
Belgen NVM-makelaars geven aan dat Zeeuws-Vlaanderen misschien ook interessant is voor Belgen, in plaats van de Belgische kust. De afstand tot de Randstad is groot maar het Vlaams achterland is beter ontsloten. Gent en Antwerpen zijn twee belangrijke economische clusters die ‘om de hoek’ liggen (NVM & Bureau Stedelijke Planning 2010). Maar volgens VROM moet er dan wel een betere grensarbeidersregeling komen (VROM, 2009). Leefbaarheid In de gemeente Sluis zijn de sociale samenhang en dorpsbinding sterk. Zo blijkt uit een leefbaarheidonderzoek van de gemeente (Scoop, 2009). Er is een zeer actief verenigingsleven, waar veel inwoners in participeren. Driekwart van de dorpsbewoners in de gemeente Sluis is tevreden met de kern als woonplaats. De tevredenheid met de woonomgeving ligt wel een stuk hoger dan de tevredenheid met de voorzieningen. Maar inwoners zijn niet automatisch tevreden als er veel voorzieningen en een sterke sociale infrastructuur zijn. Zo zijn in Cadzand veel voorzieningen aanwezig, maar de inwoners zijn het minst tevreden over hun dorp. In Sint Kruis, waar nauwelijks voorzieningen zijn, zijn inwoners juist zeer tevreden (Scoop, 2009). De provincie Zeeland is van mening dat de teloorgang van voorzieningen niet het gevolg is van krimp en tweede woningbezit in Zeeland. De voorzieningen staan al jaren onder druk door maatschappelijke processen zoals schaalvergroting in midden- en kleinbedrijf en toenemende mobiliteit van mensen (iedereen heeft wel een auto en werkt bijvoorbeeld in de stad waar ook meteen boodschappen kunnen worden gedaan). Ook het sociale leven in de dorpen is door maatschappelijke processen veranderd. Mensen krijgen het steeds drukker, ook door hun netwerk. Er zijn minder kinderen (demografische veranderingen). Niet alle dorpsbewoners zijn het hier mee eens. Zij hopen en denken dat hun kern nog interessant genoeg is en woningen nog door eerste woningbezitters worden gekocht. In Retrachement zijn de meningen verdeeld over de aanwezigheid van tweede woningbezitters en de invloed op de leefbaarheid. De een geeft aan dat het zorgt voor verjonging en opgeknapte huizen. De ander geeft aan dat tweede woningbezit zorgt voor prijsopdrijving waardoor jonge mensen in het verleden zijn weggegaan. Een nieuwbouwproject voor starters zorgde vervolgens voor een groot succes, maar nu is er geen ruimte meer. Van Pasen tot begin november is het druk in het dorp, maar er is verder weinig bedrijvigheid. Ook vindt er vervreemding plaats omdat de bezitters van tweede woningen geen gebruik maken van het dorpshuis. Onderzoeksbureau Scoop in
32
Kenniscentrum Recreatie
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
Zeeland geeft aan dat gemeenten ervoor kunnen zorgen dat tweedewoningbezitters vaker komen, door bijvoorbeeld de omgeving aantrekkelijker te maken. Op die manier wordt hun tweede huis hun eerste huis. Gemeenten moeten ervoor zorgen dat het plezierig is om in een dergelijk dorp te zijn. Het verenigingsleven zou zich bijvoorbeeld op de tweedewoningbezitters kunnen richten PZC, 2009).
3.4
Situatie overige krimpregio’s In dit onderzoek leggen we de focus op de drie landelijk aangewezen krimpregio’s in het actieplan Bevolkingsdaling. Toch beschrijven we hier enkele andere krimpregio’s die in het verband met tweede woningbezit interessant zouden kunnen zijn. Het voormalige Ruimtelijk Planbureau & RIGO hebben in 2003 onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van tweede woningbezit in een aantal regio’s in Nederland en. In 2008 heeft het Planbureau voor de leefomgeving (PBL) ook een aantal regio’s bezocht en de kansen voor krimp en woningbouw bekeken. PBL ziet krimp als een geleidelijk en langzaam proces dat weinig kansen biedt voor tweede woningbezit. Tweede woningbezit is misschien eerder een oplossing voor andere maatschappelijke ontwikkelingen. Ook de SEV is bezig met experimenten op het gebied van krimp en woningbouw. Hieronder wordt een aantal van deze situaties beschreven.
Friesland In Zuid-oost Friesland worden - op beperkte schaal - verspreide, oorspronkelijke gebouwen in het landelijke gebied (de VAG's= voormalig agrarische gebouwen) gebruikt als tweede woning. Daarbij moet wel gezegd worden dat deze woningen vooral worden gebruikt als eerste woning of tijdelijk als tweede woning om er na het pensioen definitief te gaan wonen. De redenen hiervoor zijn dat de kosten veelal niet gering zijn omdat het om behoorlijk grote gebouwen gaat met een groot grondoppervlak (Ruimtelijk Planbureau & RIGO, 2003). De vraag is of dit in de toekomst sterk verandert wanneer er minder druk is op de eerste woningmarkt en het aanbod aan VAG’s toeneemt. In Koudum (Friesland) hebben jaren geleden de bewoners na terugloop van bevolking, dalende voorzieningen en kwijnende middenstand in de gemeente de handen bijeengeslagen en het Morraplan ontwikkelt dat een groot succes is geworden. Dit plan bestond uit een luxe nieuwbouwwijk aan het water bestaande uit 130 recreatie- en permanente woningen. Koudum is nu een welvarend dorp met veel middenstanders en een multifunctionele accommodatie met onder andere middelbaar onderwijs, bibliotheek en een muziekschool (VNG Magazine, 2010) SEV is momenteel bezig met een onderzoek naar leegstand van woningen in Holwerd op Ameland. SEV geeft aan dat de leegstaande woningen zouden kunnen worden omgebouwd tot Hotel Holwerd, waar toeristen in de zomermaanden in kunnen verblijven. De Kop van Friesland leent zich voor tweede woningen. Maar gek genoeg, komt een dergelijk hotel in Friesland niet voor en pakt de markt het niet op.
Kenniscentrum Recreatie
33
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
Drenthe Frans Thissen van de Universiteit van Amsterdam ziet door opkomende nieuwe leefstijlen (waarover Jan Latten het ook heeft in paragraaf 2.5) mogelijkheden voor bilokaal wonen, waaronder deeltijdwonen, in krimpregio’s zoals Drenthe. Ook vanuit de Randstad. NVRM geeft aan dat in Overijssel nog veel mensen uit de Randstad een recreatiewoning bezitten, maar in Drenthe al minder. Daar komen de tweede woningbezitters eerder uit het noorden van Nederland. Ook komen in Drenthe veel halfsteense en dus vaak energie onvriendelijke woningen vrij. Deze woningen zijn kwalitatief niet geschikt voor recreatiewoningzoekers. Zij willen onderhoudsvrije woningen. Voorbeelden uit het buitenland Het Planbureau voor de Leefomgeving geeft aan dat veel gemeenten en provincies nog bezig zijn met beleidsvorming voor krimp. Strategieën worden langzaamaan vormgegeven. Vaak wordt verondersteld dat men in Duitsland al verder is. Maar volgens het Planbureau voor de leefomgeving zit West-Duitsland ook vaak nog in de beleidsontwikkelingsfase. Maar in het Friese Schiereiland in Noordwest-Duitsland worden leegstaande woningen al aangeboden als tweede woning. Dit wordt al mondjesmaat toegepast, maar met succes mede dankzij het aantrekkelijke landschap aan de kust en de relatief lage huizenprijzen. In gebieden waar het landschap minder aantrekkelijk is voor toeristen (bijvoorbeeld achterstandswijken in stedelijke gemeenten) zal deze strategie minder succesvol zijn. Ook in landen als Groot-Brittannië en Frankrijk herleven delen van het platteland door de groeiende welvarende stedelijke middenklasse die op zoek is naar een tweede woning. Nederland heeft echter geen uitgestrekte gebieden met hier en daar verlaten boerderijtjes. De meer verspreid gelegen tweede woningen zoals we die bijvoorbeeld in Frankrijk kennen lijken dan ook geen onderdeel van ons Nederlands woningbouwbeleid (RIGO 2003). In Nederland ligt het merendeel van de recreatiewoningen op parken en de omgeving is meestal geclusterd naar wonen, werken en recreëren, zodat buitengebieden onbebouwd blijven.
34
Kenniscentrum Recreatie
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
4
Conclusie De hoofdconclusie uit dit onderzoek van het Kenniscentrum Recreatie is: Tweede woningbezit kan - theoretisch gezien - een bijdrage leveren aan de leefbaarheid in krimpregio’s, maar in de praktijk lijken de kansen vooralsnog beperkt. Bovendien verschillen de kansen per regio en binnen regio’s.
Tweede woningbezit kan - theoretisch gezien - een bijdrage leveren aan de leefbaarheid in krimpregio’s In krimpregio’s heeft tweede woningbezit meer positieve dan negatieve effecten. Er is minder druk op de reguliere woningmarkt waardoor verstoring van de lokale huizenmarkt door prijsopdrijving en vermindering van het aanbod van huizen nauwelijks gelden. Ook wordt wel beweerd dat door tweede woningbezit voorzieningen en het sociale verenigingsleven wegvallen. Maar dit zijn in plattelandsregio’s, waaronder krimpregio’s, eerder gevolgen van andere maatschappelijke ontwikkelingen, zoals schaalvergroting en een drukkere agenda. Bij leegstaande particuliere woningen is sloop en herstructurering soms lastig omdat het eigendom vaak versnipperd is en het duur is om eigenaren uit te kopen. Het toestaan van tweede woningbezit is dan een van de weinig overgebleven alternatieven. Er is een grote potentiële markt voor tweede woningen. Vergeleken met andere landen heeft slechts een klein percentage (2%) van alle huishoudens in Nederland een tweede woning. Ook lijkt er meer vraag te komen naar deeltijdwoningen door nieuwe leefstijlen. Daarnaast is het door de lage huizenprijzen in krimpregio’s aantrekkelijk om daar een extra (vakantie)woning te kopen.
De kansen zijn - in de praktijk - beperkt en verschillen per regio en binnen de regio In de praktijk blijkt dat in de huidige krimpregio’s (Parkstad Limburg, NoordoostGroningen en Zeeuws-Vlaanderen) de kansen voor tweede woningbezit beperkt zijn omdat het aanbod grotendeels niet tegemoet komt aan de vraag van tweede woningzoekers. Voor tweede woningzoekenden met het motief recreatie moet de omgeving landschappelijk gezien (toeristisch) aantrekkelijk zijn en rust en ruimte geven. Sommige gemeenten in krimpregio’s lenen zich hiervoor, anderen niet. Voor tweede woningzoekenden met een werkmotief is de toeristische aantrekkelijkheid minder belangrijk. Voor hen moet in de omgeving werk te vinden zijn. In de huidige krimpregio’s is de werkgelegenheid laag. Maar Zeeuws-Vlaanderen en Parkstad Limburg liggen wel vlakbij economische clusters als Gent en Antwerpen en Maastricht, Aken en Luik. In Zeeuws-Vlaanderen worden al deeltijdwoningen aangeboden in nieuwbouwprojecten op de scheidslijn van wonen en recreëren. Het is echter nog te vroeg om uitspraken te doen over het succes hiervan.
Kenniscentrum Recreatie
35
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
Ook de ligging, grootte en kwaliteit van de woningen in krimpregio’s komt vaak niet overeen met de (hoge) eisen van de potentiële tweede woningkoper. Tweede woningzoekenden met een recreatiemotief willen geen woning in een traditionele huurstraat of stedelijke omgeving. Zij zoeken eerder naar een woning op een park. Al verschuift deze voorkeur de laatste jaren naar individuele woningen. Het aanbod van leegstaande huizen in de krimpregio’s varieert per regio en gemeente. Maar over het algemeen zijn de woningen klein en van slechte kwaliteit, terwijl de tweede woningzoekenden met recreatiemotief een luxe, onderhoudsvriendelijke woning willen. Deeltijdbewoners, gastarbeiders of expats hebben waarschijnlijk minder problemen met de kwaliteit van deze woningen. Al wonen zij ook liever in een goed onderhouden huis.
Kansen in de toekomst Dat de kansen momenteel beperkt zijn, wil niet zeggen dat er in de toekomst geen kansen zijn voor tweede woningen in de huidige en toekomstige krimpregio’s. Het is belangrijk te beseffen dat er wel degelijk mogelijkheden zijn om woningen als tweede woning te verkopen maar dat regio’s er niet teveel van moeten verwachten en het geen totaaloplossing biedt voor de leefbaarheid in krimpregio’s. Voor recreatieve tweede woningen zijn er vooral kansen in regio’s die - toeristisch gezien aantrekkelijk zijn of gemaakt kunnen worden. Parkstad Limburg is momenteel al bezig met het toeristisch aantrekkelijker maken van de regio. Ook zijn er kansen voor anticipeerregio’s zoals Drenthe, maar mogelijk ook voor de Achterhoek, Twente en het Groene Hart. Belangrijk is dat bestuurders en ambtenaren die nu bezig zijn met beleidsvorming hier aandacht voor hebben. Andere mogelijkheden om de bijdrage van tweede woningbezit te vergroten zijn:
36
tijdelijke bewoning toestaan. Een aantal gemeenten en provincies beseft dat de vraag naar eerste woningen niet voldoende is om leegstand te voorkomen. Zij hebben liever een tijdelijke bewoner dan geen bewoner en maken tweede woningbezit mogelijk in reguliere woningen. Dit vermindert leegstand en de panden worden weer onderhouden. Dit heeft echter alleen effect in gebieden waar vraag is naar tweede woningen. fiscaal aantrekkelijker maken van tweede woningbezit in krimpregio’s. permanente bewoning toestaan van tweede woningbezit zodat er meer draagvlak komt voor voorzieningen. Dit is echter lastig in regio’s waar nieuwbouwcontingentering wordt toegepast. wegnemen van praktische barrières. Biedt bijvoorbeeld deeltijdbewoners de mogelijkheid om zich op twee adressen in te schrijven. reclame maken voor tweede woningen voor weinig geld in krimpregio’s. Het is echter de vraag of de lagere huizenprijzen een nieuwe groep tweede woningzoekenden kan aanboren met minder bestedingsruimte en minder hoge eisen. Lagere inkomensgroepen zoeken nu meestal naar een tweede verblijf op een camping of volkstuin. de mogelijkheid onderzoeken om individuele en verspreide tweede woningen onder te brengen in een vereniging van eigenaren. Dit vermindert de onderhoudslasten en stimuleert tweede woningbezit buiten parken.
Kenniscentrum Recreatie
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
Literatuur Aedes-Compact, Nederland krimpt; bedreiging of kans? Interview met Rudy Boers. Nr 42, mei 2009 Ashby, Birch, Haslett, Second homes in North Wales, in: Town Planning Review, Vol. 46, No. 3 July 1975 CBS Statline, Woningregister, mei 2010 Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid en RIGO Research en Advies, MKBA Herstructureringsaanpak Parkstad Limburg, 2010 Gemeente Hulst en Adviesbureau RBOI, Bestemmingsplan perkpolder, 2008 Gemeente Hulst, Inspraakreacties voorontwerpbestemmingsplan en MER, 2008 Gemeente Sluis, Raadsbesluit: Voorstel tot het wijzigen van de Verordening tweede woningen Sluis, 25 september 2008 Kenniscentrum Recreatie, Recreatie en toerisme als sociaal bindmiddel op het platteland, 2005 Latten, J.J., Kosmopolieten kunnen van dorpen toplocaties maken, podium/Trouw, 7 mei 2010 LEI, Bevolkingsontwikkeling op het platteland, 1980-2025, 2010 Mark Faasse, Krimpgebied = Kansgebied, op weblog spacemakers, 11 maart 2010 Nederlandse Vereniging van Makelaars & Bureau Stedelijke Planning, Krimpgebied = Kansgebied, 2010 NRIT Onderzoek, De markt voor tweede woningen, 2010 Planbureau voor de Leefomgeving, Regionale krimp en woningbouw: omgaan met een transformatieopgave, 2008 Planbureau voor de Leefomgeving: www.ruimtemonitor.nl, oktober 2008 Provincie Groningen & gemeente Oldambt, Trots en nieuwsgierig: toekomstperspectieven voor Blauwestad en het Oldambt, 2010 Provincie Zeeland, Streekplanherziening Woonvisie, maart 2005 PZCa, Leegstand door krimp bevolking, artikel geschreven door Conny van Gremberghe, 26 mei 2009 PZCb, Tweede huis alternatief bij krimp, 22 april 2009 PZCc, In het dorpshuis zul je die import niet zien, artikel geschreven door Nadia Berkelder en Ondine van der Vleuten, 22 april 2009 RLG, Kansen voor een krimpend platteland, 2009 Ruimtelijk Planbureau & RIGO Research en Advies, Tweede woningen: voorraad en ontwikkelingen, 2003 Scoop, Leefbaarheidsonderzoek Sluis, 2009
Kenniscentrum Recreatie
37
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
Second Home International, Persbericht: Nederland in top 3 voor tweede woning, 28 maart 2010 Thissen, F., Powerpointpresentatie: Krimp, Leefbaarheid en Sociale Vitaliteit, op stamm.nl Vereniging Groninger Dorpen, Dorpsbewoners geven geen krimp, 2010 VNG Magazine nummer 4/5, Van tobdorp tot topdorp, artikel van Leo Mudde (p.37), 19 februari 2010 VROM-raad, Wonen in ruimte en tijd; Een zoektocht naar sociaal-culturele trends in het wonen, 2009
38
Kenniscentrum Recreatie
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
Bijlage 1 Geraadpleegde personen Planbureau voor de Leefomgeving Femke Verwest Projectleider Krimp en Woningmarkt Frank van Dam Senior onderzoeker / programma manager Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) Anne-Jo Visser Programmaregisseur Wonen en Markt Nederlandse Vereniging van Recreatieve Makelaars (NVRM) Leo Greiner Voorzitter en eigenaar Domus Makelaardij (Provincie Drenthe) Gemeente Oldambt Afdeling Ruimte en Economie Ali Dammer Projectleider wonen en dorps- en wijkvernieuwing Geke Lohr beleidsadviseur Wonen Woningbouwcorporatie Acantus (Groningen) Rudy Boers Adviseur strategie, beleid en ontwikkeling Makelaardij Groningen Jan Palland NVM makelaar Provincie Zeeland Directie Ruimte, Milieu en Water Afdeling Ruimte Henk Nijssen Beleidsmedewerker ruimtelijke ontwikkeling Parkstad Limburg Programma wonen Linda van Tilburg (na overleg met regionaal ambtelijk overleg Wonen) Boek & Offermans Makelaars (NVM-makelaar Heerlen) Piet Notten NVM Makelaar
Kenniscentrum Recreatie
39
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
Bijlage 2 Regioaanbod recreatiewoningen in Nederland Tabel: Voorraad recreatiewoningen per regio met hoogste voorraad recreatiewoningen (1 januari) Regio
1995
2000
2005
2006
2007
2008
2009*
Veluwe
7763
9072
9909
9899
10063
11191
11365
Kop van Noord-Holland
8870
9928
10323
10343
10495
10608
10638
Overig Zeeland
6916
8962
9186
9299
9439
9558
9555
Groot-Rijnmond
6258
6758
7226
7281
7339
7350
7604
Noord-Friesland
3421
3925
4119
4176
4668
4936
5034
Noord-Drenthe
2486
2790
3119
3586
3930
3914
3958
Noord-Limburg
3223
3567
3683
3655
3656
3668
3733
Twente
1896
2239
3389
3430
3491
3579
3640
Noord-Overijssel
2242
3394
3583
3589
3623
3661
3634
Utrecht
2371
3324
3458
3475
3509
3546
3562
Achterhoek
1799
2348
2870
2973
3075
3154
3192
Alkmaar en omgeving
3099
3154
3020
3023
3064
3054
3074
Zuidoost-Drenthe
1546
2274
2645
2651
2672
2791
2850
Zuidoost-Noord-Brabant
1759
2564
2540
2542
2551
2629
2618
Zuidwest-Friesland
1217
1697
2185
2266
2257
2278
2300
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek
1912
2010
2101
2101
2116
2134
2243
Zuidwest-Drenthe
1996
1728
2009
2014
2021
2084
2090
Flevoland
2058
2058
2130
2155
2030
2044
2082
Zeeuwsch-Vlaanderen
1507
1831
1925
1927
1927
1968
1969
Zuid-Limburg
1442
1764
1742
1942
1927
1851
1869
Midden-Noord-Brabant
1624
1550
1641
1695
1704
1744
1758
Midden-Limburg
853
1277
1591
1675
1689
1695
1717
West-Noord-Brabant
882
936
1293
1411
1538
1504
1508
Zuidoost-Friesland
871
993
1077
1080
1104
1214
1218
Arnhem/Nijmegen
275
823
1043
1044
1044
1183
1156
Overig Groningen
808
995
1189
1214
1217
1138
1145
Noordoost-Noord-Brabant
690
1021
1055
1110
1138
1101
1124
Oost-Zuid-Holland
958
961
1122
1130
1134
1141
1121
Het Gooi en Vechtstreek
42
42
230
232
237
253
975
Oost-Groningen
475
632
642
659
666
680
708
Zuidwest-Gelderland
27
304
419
453
470
624
626
Agglomeratie 's-Gravenhage
123
492
617
617
617
617
617
Zuidwest-Overijssel
566
870
458
470
527
540
554
Agglomeratie Haarlem
461
465
465
465
465
453
453
Zuidoost-Zuid-Holland
231
248
288
294
312
328
338
IJmond
115
115
297
297
335
337
337 290
Groot-Amsterdam
142
158
157
173
173
289
Delft en Westland
91
92
275
275
298
303
284
Zaanstreek
70
70
70
70
70
73
73
Delfzijl en omgeving
32
32
31
31
31
29
29
Bron: CBS Woningregister (CBS statline mei 2010)
40
Kenniscentrum Recreatie
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
Bijlage 3 Invloed van toerisme en recreatie op platteland Letterlijke weergave van rapport: Kenniscentrum Recreatie, Recreatie en toerisme als sociaal bindmiddel op het platteland, 2005
Voor- en nadelen van recreatie en toerisme in het landelijk gebied Vaak wordt er bij het thema recreatie en toerisme op het platteland gedacht in termen van voor- en nadelen. Bij nadelen van recreatie en toerisme hebben we het dan vooral over vormen van overlast. Te denken valt aan verstoring van de rust, vervuiling, lawaai, vernielingen, de confrontatie met andere gebruiken en omgangsvormen en het moeten delen van lokale voorzieningen (als winkels en parkeergelegenheden). Deze nadelen hebben vaak nieuwswaarde en zijn sterk beeldbepalend voor de invloed van recreatie en toerisme op sociale structuren. De nadelen doen zich ook sterker voor op het platteland als je dat vergelijkt met recreatie in de steden. Waar de stedeling soms niet eens bewust is van de aanwezigheid van toeristen (die zich vooral in het oude centrum ophouden), ziet de dorpeling zich wel vaak direct geconfronteerd met bezoekers van het dorp. De draagkracht is op het platteland door de kleinschaligheid van de omgeving daardoor in principe kleiner. De voordelen van recreatie en toerisme zijn onder andere vaak economisch van aard. Recreatie en toerisme wordt door de lokale bevolking gezien als een bron van inkomsten. Het zorgt voor werkgelegenheid in het dorp en draagt bij aan het instandhouden van voorzieningen (zoals winkels en horeca). Ook kan de ontwikkeling van recreatie en toerisme bijdragen aan de ontwikkeling van de identiteit van dorp of regio. Door het bezoek van toeristen aan plaatselijke musea of historische gebouwen kan de lokale bevolking de eigen streek gaan herwaarderen en een soort eergevoel of gevoel van eigenwaarde aan de streek ontlenen. Bij weging van de genoemde voor- en nadelen blijkt het eindoordeel vaak in het voordeel van recreatie en toerisme uit te pakken. Aan de voordelen wordt meer waarde toegekend dan aan de nadelen. Brouwer (1999) schrijft daarover: “Op grond van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd, dat er weinig grond is voor de opvatting dat toerisme door de lokale bevolking als een negatieve impact op de leefomgeving en het dorpsleven wordt gezien. Toerisme leidt niet tot een ontwrichting van lokale verhoudingen, het speelt eerder een ondersteunende rol bij het bijeenhouden van de lokale bevolking. De kosten van toerisme worden door de bewoners afgewogen tegen de voordelen. Wanneer bewoners overlast ervaren, evalueren zij toerisme vooral op de directe overlast die het teweegbrengt, zoals verkeersdrukte, parkeerproblemen, vernielingen en lawaai. Daarentegen heeft de waarneming van voordelen vooral betrekking op duurzame zaken, zoals werk, leefbaarheid en voorzieningen“ (Brouwer, 1999). Veel van de negatieve aspecten zijn met ingrepen te verhelpen. Bijvoorbeeld aan de overlast van verkeersdrukte en parkeerproblemen is aan de hand van ingrepen in infrastructuur wat te doen. Het is natuurlijk essentieel dat dit dan ook plaatsvindt en dat is niet altijd het geval. Bovendien zijn niet alle negatieve aspecten door ingrepen te verhelpen. Caalders et al (2002) constateren dan ook dat er zich lokaal wel degelijk problemen met recreatie en toerisme voordoen. En ook, zo blijkt uit hun onderzoek, geven mensen aan dat het weliswaar op dit moment goed gaat met recreatie en toerisme
Kenniscentrum Recreatie
41
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
in het dorp, maar dat zij zich wel zorgen maken voor de toekomst – bijvoorbeeld als recreatie zich verder ontwikkelt. Het is met andere woorden niet vanzelfsprekend dat de lokale bevolking positief staat tegenover recreatie en toerisme op het platteland. Aandacht voor de thematiek is geboden.
Toerisme en het manifesteren van lokale identiteit Bij de ontwikkeling van recreatie en toerisme vindt een proces van attractievorming plaats. Om bezoekers te trekken presenteert een regio of een dorp zich als een attractie. De specifieke kwaliteiten worden vermarkt. En hierbij gaat het deels om fysieke kenmerken, zoals een pittoreske dorpskern, een museum of de watersportmogelijkheden. Maar ook gaat het om waarden die deel van het product zijn. Zeker bij plattelandstoerisme is dit in sterke mate het geval. Het gaat hierbij om kwaliteiten die vaak samenhangen met ‘leven in het buitengebied’, zoals gemoedelijkheid, rust, ruimte en kleinschaligheid. Wat vaak gebeurt is dat de gepresenteerde attractie en de eigen leefwereld van de bewoners enigszins door elkaar heen gaan lopen. In veel gevallen hoeft dit geen probleem te zijn. Zeker niet als de belangrijkste attractiewaarde bestaat uit vrij algemene kwaliteiten als rust, ruimte en natuur. Maar bijvoorbeeld bij het organiseren van een evenement kan dat anders komen te liggen. Als gevolg van een toenemend aantal bezoekers van buiten kan de opzet van een dorpsfeest \ commerciëler van aard worden. Het doel van het feest kan dan verschuiven van een gezellig samenzijn van dorpsbewoners naar het presenteren van het dorp en het genereren van een hoge omzet. Individuen uit de gemeenschap kunnen hier op verschillende wijze mee omgaan, variërend van vormen van verzet tot incorporatie van toerisme in de lokale cultuur. Dogan (in Brouwer, 1999) onderscheidt daarin een vijftal strategieën (zie tabel 5.1). Tabel 5.1: Vijf reacties op toeristische ontwikkelingen Weerstand Concrete conflicten tussen enerzijds de bevolking en anderzijds toeristen, bestuurders en ondernemers. Terugtrekking Contacten worden vermeden; bewoners zijn bezorgd over behoud van eigen lokale cultuur; ophalen van dialect of oude gewoonten. Grenshandhaving Economisch meeprofiteren en negatieve effecten van toerisme neutraliseren; toeristische activiteiten vinden in aparte ruimten plaats, er wordt een duidelijke grens getrokken tussen toeristische en lokale activiteiten; benadrukken van een ‘wij-zij-verschil’. Revitalisering Streven naar behoud van traditionele cultuur door inbedding in toeristische attracties; lokale bevolking identificeert zich met deze attracties. Overname Het overnemen van leefstijl en gewoonten van toeristen. Bron: Dogan, 1989 (in Brouwer, 1999) Volgens Dogan (in Brouwer, 1999) zijn reacties op toeristische ontwikkelingen afhankelijk van enerzijds de sociale en culturele karakteristieken van de ‘toeristontvangende’ gemeenschap en anderzijds van het niveau van de toeristische ontwikkeling. In het beginstadium zal toerisme tot een respons van grenshandhaving leiden. Bij een
42
Kenniscentrum Recreatie
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
ontwikkeling naar massatoerisme is de kans groot dat er op een gegeven moment vormen van weerstand ontstaan. Bij statistische analyse van de enquêteresultaten stuitte Brouwer (1999) op enkele verbanden die inzicht geven in de relatie tussen de ontwikkeling van een toerisme en de lokale bevolking:
Respondenten uit kleinere dorpen ervaren meer overlast van toerisme, dan die van grotere plaatsen. In deze kleine dorpen is toerisme doorgaans ‘zichtbaar’ aanwezig en komen bewoners sneller in aanraking met toeristen. Het ervaren van meer overlast kan ook samenhangen met het door bewoners waarnemen van bedreigingen voor de specifieke rurale sfeer. Daarom is ook gekeken naar de nabijheid van de stad. Inderdaad gaf de variabele ‘overlast’ een andere uitkomst bij dorpen dicht bij de stad. De dorpen Vaals en Gemmenich liggen dicht bij Aken. Respondenten gaven aan minder overlast te ervaren in vergelijking met de overige dorpen waar de stedelijke invloed op het dagelijks leven kleiner is. Dit valt te verklaren doordat inwoners in Vaals en Gemmenich, als gevolg van woonwerkverkeer naar Aken en kooptoerisme in het grensgebied, bekender zijn met veel economisch verkeer. Toerisme wordt in het verlengde daarvan als minder bedreigend gezien. De variabele ‘toeristische ontwikkelingsfase’ bepaalt de perceptie van toerisme. In Zuid-Limburg is toerisme in de loop der jaren uitgegroeid tot een omvangrijke en belangrijke economische sector; het zorgt voor werkgelegenheid en draagt bij aan het voorzieningenniveau van dorpen. In het Belgische gebied is het economisch belang van toerisme nog gering, waardoor slechts een klein deel van de bevolking ervan profiteert. De variabele ‘autochtoon versus nieuwkomer’ bepaalt de perceptie van toerisme. Autochtone bewoners – of inwoners die tot de kern van de lokale gemeenschap behoren – tonen zich positiever over toerisme dan nieuwkomers. Zij vinden dat er meer toeristen mogen komen, alles wat voor toeristen is aangelegd het dorp mooier maakt en er meer toeristische voorzieningen moeten komen. Autochtonen hebben ook gemiddeld meer contact met toeristen dan nieuwkomers. In het onderzoek is ook gekeken naar de samenhang tussen lokale identiteit en de perceptie van toerisme. De lokale identiteit is geoperationaliseerd aan de hand van sociale cohesie, lokale betrokkenheid en identificatie met de omgeving. Op grond van de resultaten kan worden geconcludeerd dat er nauwelijks een verband bestaat tussen lokale identiteit en de perceptie van toerisme. Het waarnemen van symbolisch voordeel van toerisme is de enige factor die van belang is voor de perceptie van toerisme.
Verschil in normen en waarden In hoeverre er echt sprake is van verschillende identiteiten van de lokale bevolking en bezoekende toeristen is vaak onduidelijk. In relatie tot recreatie op het platteland kan gedacht worden aan een verschil tussen plattelanders en stedelingen die verschillende normen en waarden zouden hanteren. In hoeverre dat verschil bestaat en vooral in hoeverre het tot uiting komt bij recreatie en toerisme is echter de vraag. Bij dit aspect is ook de ‘aard’ van toerisme en vrije tijd een belangrijk gegeven. “Vakantie betekent voor veel mensen een doorbreken van het dagelijks patroon. Het alledaagse leven wordt gekenmerkt door een bepaalde structuur (met bijvoorbeeld een min of meer vast dagprogramma;
Kenniscentrum Recreatie
43
Tweede woningen, kans voor krimpgebieden?
vaste tijd opstaan, kinderen naar school brengen, werken, boodschappen doen, enz.) en sociale codes over hoe men met elkaar omgaat. In de vrije tijd worden deze structuur en sociale codes in meer of mindere mate losgelaten (laat naar bed en opstaan, een biertje meer drinken, dragen van vrijetijdskleding, enz.). De wijze waarop dit zich uit in concreet gedrag verschilt van toerist tot toerist (twee stereotypen zijn de rustzoekende natuurgenieter op de Veluwe versus de vakantievierende jongeren op Terschelling)” Uiteraard geldt dat bewoners de aanwezigheid van toeristen meer als storend ervaren als het gedrag van de toeristen meer afwijkt van wat zij ‘normaal’ vinden.
Conclusie Toerisme op het platteland leidt doorgaans niet tot grootschalige problemen ten aanzien van sociale aspecten. Bewoners hechten aan de positieve effecten van recreatie en toerisme meer belang dan aan de negatieve effecten. De positieve effecten hebben namelijk betrekking op duurzame aspecten als werkgelegenheid, leefbaarheid en behoud van voorzieningen. De negatieve aspecten zijn vaak vormen van overlast zoals verkeersdrukte, parkeerproblemen, vernielingen of lawaai. Aspecten die zich meer acuut voordoen maar meestal geen blijvend effect hebben. Bovendien is er vrijwel altijd op de een of andere manier een oplossing voor te vinden. Op lokaal niveau is sprake van een groot oplossend vermogen. De aard van het toerisme (jongeren bijvoorbeeld) en de intensiteit zijn in sterke mate bepalend of de positieve dan wel negatieve kanten van het toerisme overheersen. Maar ook de aard van de dorpsgemeenschap die de toeristen ontvangt is bepalend. Eerder onderzoek wijst in de richting dat bewoners van dorpen die dichtbij steden liggen, drukte in hun dorp minder snel als overlast ervaren dan bewoners van dorpen in meer rurale gebieden.
44
Kenniscentrum Recreatie