Tussenkomst in de vervoerskosten en mobiliteitsvergoeding voor de bouwarbeiders vanaf 1 februari 2013 Ingevolge de stijging van de prijs van de NMBS-treinkaart met 1,32% op 1 februari 2013, stijgt ook de werkgeverstussenkomst in de vervoerskosten vanaf deze datum. Hieronder vindt u een toelichting van de in de bouwsector bestaande systemen van mobiliteitsvergoeding en de tussenkomst in de vervoerskosten.
Wat zijn verplaatsingsvergoedingen? Deze vergoeding wordt aan de arbeiders betaald, wanneer zij – buiten hun arbeidsuren – op eigen kracht naar een opstapplaats, de zetel of een werf komen. Uw arbeiders kunnen deze verplaatsing doen met ofwel de trein, de auto, de fiets, de bromfiets, de bus, de tram… Het is hierbij van geen belang of het gebruikte vervoermiddel eigendom is van de arbeider of van iemand anders. Een uitzondering hierop is de auto of camionette die u als werkgever ter beschikking stelt. In dat geval komt de werknemer niet op eigen kracht en moet u dus geen verplaatsingsvergoeding betalen.
Wat zijn mobiliteitsvergoedingen? De mobiliteitsvergoeding is een vergoeding, die u moet betalen aan uw werknemers voor hun totale verplaatsing tussen de woonplaats en de effectieve plaats van tewerkstelling, voor zover deze verplaatsingen gedaan werden buiten hun arbeidsuren. De basisvergoeding is afhankelijk van de totale dagelijkse werkelijke afstand. Het basisbedrag van de mobiliteitsvergoeding varieert van 0,0516 euro tot 0,0723 euro per werkelijke kilometer (opmerking: het gaat hier dus wel degelijk om de reële afgelegde afstand). Er bestaat al geruime tijd geen vaste mobiliteitsvergoeding meer, zoals vroeger van 0,0372 euro (of 1,5 frank) per kilometer, voor arbeiders die met een ander vervoermiddel dan de trein komen werken. Aangezien u een mobiliteitsvergoeding moet betalen voor een totale dagelijkse werkelijk afgelegde afstand, betaalt u dus zowel voor de verplaatsing heen als terug.
Hoe zit het dan met de chauffeur? Wanneer een arbeider een of meer andere collega’s ophaalt en/of terugbrengt met een voertuig van u als werkgever, wordt deze arbeider beschouwd als een chauffeur. Voor zover wel te verstaan dat u als werkgever hem dit opgedragen hebt. Zijn mobiliteitsvergoeding bedraagt voor elke wettelijke afgelegde kilometer (als chauffeur) 0,1316 euro. Er werd dus afgestapt van het vroegere principe dat de chauffeur het dubbele kreeg van de niet-chauffeur. Indien de reistijd per rit meer dan 2 uur bedraagt, moet u twee chauffeurs voorzien. Let wel: deze verhoogde mobiliteitsvergoeding is niet van toepassing wanneer u een bedrijfsvoertuig (bv. een camionette) ter beschikking stelt van een arbeider en deze laatste geen andere arbeiders vervoert.
BOUWUNIE, UNIE VAN HET KMO-BOUWBEDRIJF Maria-Theresialaan 35, B-1800 Vilvoorde, tel. 02 588 11 00, fax 02 253 07 45, e-mail
[email protected], url www.bouwunie.be
p. 1
Krijgt de chauffeur de verhoogde mobiliteitsvergoeding voor de gehele rit? Ja. Wanneer een arbeider in opdracht van zijn werkgever personeel naar de plaats van tewerkstelling vervoert en/of terug, met een voertuig van zijn werkgever, wordt hij beschouwd als chauffeur en ontvangt hij de hogere mobiliteitsvergoeding van 0,1316 euro per km (zie vorige vraag). Hij ontvangt deze hogere mobiliteitsvergoeding voor de volledige rit, dus ook voor het traject dat hij alleen rijdt. Dit zal zich o.a. voordoen wanneer de chauffeur met het voertuig van zijn werkgever naar huis mag rijden.
Wanneer betaal ik niets? Verplaatsingen tijdens de arbeidstijd Wanneer uw arbeiders zich verplaatsen tijdens hun arbeidstijd (dus als “hun uren aan het lopen zijn”), betaalt u hen het gewone loon en dus geen verplaatsings- en mobiliteitsvergoedingen. Indien uw arbeiders deze verplaatsing met hun eigen voertuig moeten doen, kan men eventueel een onkostenvergoeding betalen, een zogenaamde kost eigen aan de werkgever. Hierop wordt echter niet dieper ingegaan. Totale dagelijkse werkelijke afstand van minder dan 10 km Indien de totale dagelijkse werkelijke afstand minder dan 10 km bedraagt, moet noch een verplaatsingsvergoeding, noch een mobiliteitsvergoeding betaald worden. Hierop bestaan echter drie uitzonderingen: - Uitzondering 1 De chauffeur krijgt een mobiliteitsvergoeding voor elke werkelijk afgelegde kilometer, ook voor het traject dat hij alleen rijdt (zie boven). Met dien verstande weliswaar dat hij de verplaatsing gedaan heeft buiten zijn werkuren en hij effectief beschouwd kan worden als “chauffeur” (voor de definitie: zie hoger). -
Uitzondering 2 Arbeiders die met de trein komen, krijgen ook de verplaatsingsvergoeding vanaf de eerste km. Op de mobiliteitsvergoeding hebben ze pas recht vanaf 10 km.
-
Uitzondering 3 Wanneer een arbeider met zijn eigen voertuig rechtstreeks van thuis naar de werf rijdt en terug, dient u eveneens de verplaatsingsvergoeding te betalen vanaf de eerste km, wanneer onderstaande voorwaarden cumulatief vervuld zijn: o de arbeider gebruikt zijn eigen vervoermiddel; o de verplaatsing gebeurt op vraag van u als werkgever; o de arbeider rijdt rechtstreeks van thuis naar de werf en terug; o u organiseert geen collectief vervoer.
Hoe wordt de afstand bepaald? Verplaatst uw arbeider zich met de trein, dan is het zeer eenvoudig. Op zijn abonnement staat namelijk de afstand zoals deze wordt vastgelegd door de NMBS. De tussenkomst in de vervoerskosten is dan terug te vinden in het zg. “barema A” (voor de arbeiders-bouw) waar u kan aflezen welke vergoeding overeenstemt met dit aantal kilometers. Begeeft uw arbeider zich met een ander vervoermiddel dan de trein (dus: tram, bus, auto, fiets, bromfiets, …) naar de opstapplaats, de zetel of de werf, dan wordt de berekeningswijze van de werkelijk afgelegde afstand, in overleg op ondernemingsniveau vastgelegd. U kan bijvoorbeeld afspreken dat er gekeken zal worden naar de kilometerstanden van het voertuig of naar de gegevens BOUWUNIE, UNIE VAN HET KMO-BOUWBEDRIJF Maria-Theresialaan 35, B-1800 Vilvoorde, tel. 02 588 11 00, fax 02 253 07 45, e-mail
[email protected], url www.bouwunie.be
p. 2
van de tachograaf, …. U hoeft voortaan geen andere berekeningen meer te maken. In het “barema B” moet u dan enkel nog aflezen hoe hoog de vergoedingen zijn die overeenstemmen met het totaal aantal afgelegde kilometers (buiten de werkuren) voor de betrokken dag. Bepaalt u niets of ontstaat er een betwisting over de wijze hoe de werkelijke afstand dient bepaald te worden, dan kan u steeds gebruik maken van de routeplanner Mappy, beschikbaar op het internet (www.mappy.be).
Wat zijn die barema’s A en B? Dit zijn tabellen waaruit u op een eenvoudige wijze de te betalen vergoeding kan lezen. Het barema A gebruikt u om de vergoedingen te bepalen voor die afstanden of delen van afstanden waarbij uw arbeider gebruikt maakt van de trein. Het barema B gebruikt u wanneer uw arbeider een ander vervoermiddel dan de trein gebruikt. De vergoedingen die men uit die tabellen afleest, werden berekend om zowel de afstand heen als terug te vergoeden. Voorbeeld 1: u dient een werknemer te vergoeden voor een afstand van 23 km (hij komt met de trein en deze afstand staat op zijn treinabonnement). Dit is de enkele afstand. Uit de tabel “Barema A” blijkt dat hij hiervoor een wekelijkse vergoeding van 24,90 euro moet krijgen (verplaatsingsvergoeding) en een mobiliteitsvergoeding van 2,0010 euro per dag. Deze 2 vergoedingen dekken de afstand heen én terug, u dient deze dus helemaal niet te vermenigvuldigen met 2. Op dezelfde wijze dient u te werken bij het gebruik van “Barema B”. Voorbeeld 2: u dient een werknemer te vergoeden voor een totale dagelijkse afstand van 46 km (hij komt met zijn eigen auto). Uit de tabel “Barema B” blijkt dat hij hiervoor een wekelijkse verplaatsingsvergoeding van 26,50 euro krijgt en een mobiliteitsvergoeding van 2,3736 euro per dag.
Mijn arbeider beweert dat de afstand langer is. Wat moet er gebeuren? Zoals reeds eerder gemeld, dient er bij betwisting over de afstand gebruik gemaakt te worden van de routeplanner Mappy, die beschikbaar is op het internet (www.mappy.be).
Wanneer wordt de afstand gesplitst? Zonder alle mogelijke speciale gevallen toe te lichten, geven wij u ter herinnering mee dat de afstand in twee delen wordt gesplitst wanneer uw arbeiders, alvorens gezamenlijk naar de werf te rijden, afspreken op een opstapplaats of de zetel. Voor het eerste deel van het traject, de zogenaamde "woonplaats-opstapplaats"-verplaatsing of "woonplaats-zetel"-verplaatsing, berekent u de mobiliteitsvergoeding en eventueel de verplaatsingsvergoeding alsof dit het enige traject zou zijn. Het tweede deel van de verplaatsing, de gezamenlijke verplaatsing van en naar de werf (met uw camionette), berekent u opnieuw alsof dit de enige verplaatsing zou zijn. Dit systeem heeft het voordeel dat u de "progressieve stijging" van de mobiliteitsvergoedingen (en in voorkomend geval de verplaatsingsvergoeding) doorbreekt. Voorbeeld: Een van uw arbeiders komt met zijn eigen wagen naar de zetel. Daar stapt hij in de camionette waarmee hij naar de werf wordt gevoerd. Stel dat de totale werkelijke dagelijkse afstand, om van zijn BOUWUNIE, UNIE VAN HET KMO-BOUWBEDRIJF Maria-Theresialaan 35, B-1800 Vilvoorde, tel. 02 588 11 00, fax 02 253 07 45, e-mail
[email protected], url www.bouwunie.be
p. 3
woonplaats naar uw zetel en terug te rijden, 50 kilometer bedraagt en dat de totale werkelijke dagelijkse afstand, om van de zetel naar de werf en terug te rijden, 76 kilometer is. Rekening houdend met de splitsing zal u volgende bedragen moeten betalen (per dag): de Deel 1 (50 km): verplaatsingsvergoeding: 5,60 euro (= 1/5 van 28,00) en mobiliteitsvergoeding: 2,580 euro of een totaal van 8,18 euro. Deel 2 (76 km): mobiliteitsvergoeding: 4,2788 euro Per dag zal u dus een totaal van 12,4588 euro moeten betalen. Mocht er geen rekening gehouden worden met de splitsing, zou u een totaal moeten betalen van 13,1978 euro. Per maand kan dit een totaal verschil van meer dan 16,258 euro worden.
Wat moet ik eigenlijk verstaan onder opstapplaats? Onder opstapplaats wordt verstaan de op ondernemingsniveau afgesproken plaats van waaruit of tot waar de arbeider gebruikt maakt van het voertuig dat door u als werkgever ter beschikking wordt gesteld.
Kan ik kiezen wat ik betaal, ofwel verplaatsingsvergoedingen ofwel mobiliteitsvergoeding? Neen, er moet gekeken worden naar de werkelijke situatie en op basis hiervan betaalt u ofwel het ene, ofwel het andere ofwel zelfs beide.
Betaal ik niet dubbel? Eigenlijk niet, omdat de verplaatsingsvergoeding een andere vergoeding is dan de mobiliteitsvergoeding. Maar men kan zich inderdaad niet ontdoen van het gevoel dat men in sommige gevallen voor dezelfde verplaatsing tweemaal betaalt. Men is dan verplicht de verplaatsingsvergoeding te betalen en daar bovenop nog eens de mobiliteitsvergoeding.
Wanneer moet ik verplaatsings- en mobiliteitsvergoedingen betalen? Vooreerst dient gezegd of herhaald te worden dat u enkel verplaatsings- en mobiliteitsvergoedingen dient te betalen, wanneer de verplaatsingen buiten de werkuren vallen. Als dit het geval is dan moet er gekeken worden naar de gebruikte vervoermiddelen. Komt de werknemer op eigen kracht naar het werk (dus met de trein, de auto, de fiets, de bromfiets, de bus, de tram…), dan zal u beide vergoedingen moeten betalen. Stelt u een voertuig ter beschikking, dan betaalt u enkel een mobiliteitsvergoeding. Een voertuig ter beschikking stellen wil zeggen dat de werknemer: - ofwel met een bedrijfswagen of met de camionette naar huis mag en vandaar rechtstreeks naar de werf of de zetel rijdt, - ofwel dat u hem oppikt of laat oppikken met uw wagen of de camionette.
BOUWUNIE, UNIE VAN HET KMO-BOUWBEDRIJF Maria-Theresialaan 35, B-1800 Vilvoorde, tel. 02 588 11 00, fax 02 253 07 45, e-mail
[email protected], url www.bouwunie.be
p. 4
Wat betalen voor welke verplaatsing? In onderstaande tabel wordt weergegeven wat er wanneer verschuldigd is:
Soort vervoer (van - naar) Woonplaats opstapplaats Woonplaats zetel Woonplaats werf Opstapplaats zetel
Werknemer komt met trein, tram, bus, eigen auto, fiets, brommer, … Mobiliteit Verplaatsing
U haalt de werknemer zelf op of laat hem ophalen Mobiliteit
1
ja
neen
ja
neen
ja
neen
ja
neen
ja
neen
ja
ja
n.v.t.
ja
ja
ja
ja
1
Verplaatsing
De werknemer beschikt over een bedrijfswagen of over de camionette Mobiliteit Verplaatsing
n.v.t.
n.v.t.
1
n.v.t.
1
ja
neen
ja
neen
Opstapplaats werf
n.v.t.
1
n.v.t.
1
ja
neen
ja
neen
Zetel werf
ja
ja
neen
ja
neen
1
ja
niet van toepassing
Er kan opgemerkt worden dat men per dag of per werf geconfronteerd kan worden met verschillende soorten verplaatsingen, verschillende combinaties zijn dus mogelijk. Een aantal duidelijke vaststellingen zijn in elk geval zichtbaar (voor zover de verplaatsingen gebeuren buiten de werkuren): - hoe de werknemer zich ook verplaatst, hij krijgt altijd een mobiliteitsvergoeding voor de volledige afstand tussen zijn woonplaats en zijn effectieve werkplaats; - van op het moment dat u tussenkomt in het vervoer (door een voertuig ter beschikking te stellen of door de arbeiders te laten ophalen) bent u niet meer verplicht een verplaatsingsvergoeding te betalen.
Voorbeelden Om de verplaatsings- en mobiliteitsvergoedingen te verduidelijken, geven we u onderstaand een aantal voorbeelden: 1. Guy neemt 's morgens de trein om van bij hem thuis naar de zetel te komen (25 km staat er op zijn abonnement). Van daaruit vertrekken hij en zijn collega's met de camionette naar de werf (42 km totale dagelijkse afstand: bepaald via de km-teller van het voertuig). 's Avonds komt iedereen met de camionette tot op de zetel. Guy neemt dan opnieuw de trein naar huis. De afstand afgelegd met de trein is een "woonplaats-zetel"-verplaatsing. Deze wordt op eigen kracht door Guy afgelegd. Hiervoor moet u zowel een verplaatsingsvergoeding als een mobiliteitsvergoeding betalen. Voor de verplaatsing vanaf de zetel tot aan de werf en terug stelt u een camionette ter beschikking. U moet voor deze "zetel-werf"-verplaatsing enkel een mobiliteitsvergoeding betalen. 2. Steve rijdt met zijn eigen wagen van thuis tot aan de werf (98 km totale dagelijkse afstand: berekend via Mappy) Steve doet hier, volledig op eigen kracht, een "woonplaats-werf"-verplaatsing. U bent opnieuw gehouden hem voor het volledige traject zowel een verplaatsingsvergoeding als een mobiliteitsvergoeding te betalen. U moet voor Steve geen mobiliteitsvergoeding als chauffeur betalen, want hij vervoert geen collega's. 3. Mieke rijdt met de auto van het schildersbedrijf. Zij mag ermee naar huis gaan. 's Morgens rijdt zij naar een vooraf bepaalde opstapplaats om daar haar collega Vera op te pikken. Vera is naar de opstapplaats gereden met haar fiets. Samen rijden ze naar de werf (voor Mieke BOUWUNIE, UNIE VAN HET KMO-BOUWBEDRIJF Maria-Theresialaan 35, B-1800 Vilvoorde, tel. 02 588 11 00, fax 02 253 07 45, e-mail
[email protected], url www.bouwunie.be
p. 5
bedraagt de totale dagelijkse afstand van haar woonplaats tot de opstapplaats 131 km en van de opstapplaats tot aan de werf 164 km; Vera legt met haar fiets 10 km af heen en terug; de afstanden werden telkens bepaald door gebruik te maken van Mappy). Aan Mieke bent u enkel een mobiliteitsvergoeding verschuldigd. U stelt haar namelijk een voertuig ter beschikking voor zowel de "woonplaats-opstapplaats"-verplaatsing als de "opstapplaats-werf"-verplaatsing . Mieke zal voor de gehele rit de verhoogde mobiliteitsvergoeding krijgen als chauffeur, dus ook voor het traject tussen haar woonplaats en de opstapplaats dat zij alleen doet. Aan haar collega Vera zal u een mobiliteits- en een verplaatsingsvergoeding moeten betalen voor de afstand die ze gedaan heeft met de fiets en enkel een mobiliteitsvergoeding voor de verplaatsing die ze samen met Mieke doet.
Hoeveel moet u nu in elke situatie betalen? Voor elk van de bovenstaande situatie worden de vergoedingen berekend op basis van Tabel A en/of de Tabel B. 1. Aan Guy betaalt u een vergoeding voor de 25 km die op zijn treinabonnement staan op basis van tabel A. Voor de "zetel-werf"-verplaatsing moet u tabel B gebruiken. Dit wil zeggen: Verplaatsing "woonplaatszetel" 25 km met de trein (zie tabel A)
Verplaatsingsvergoeding (per week) 26,50 euro.
Verplaatsing "zetel-werf" 42 km totale dagelijkse werkelijke afstand (zie tabel B)
Verplaatsingsvergoeding (per week)
Mobiliteitsvergoeding (per * dag)
0,00 euro
2,1672 euro
Mobiliteitsvergoeding (per dag) 2,1750 euro
*
Voor deze totale afstand (42 km werkelijk) bedraagt het basisbedrag van de mobiliteitsvergoeding: 0,0516 euro per werkelijke km.
In totaal krijgt Guy dus: per dag: 9,6422 euro (= 26,50 x 1/5 + 2,1750 + 2,1672); per week: 48,211 euro (= 26,50 + 5 x 2,1750 + 5 x 2,1672)
2. Aan Steve betaalt u de 98 km die hij met zijn eigen wagen doet op basis van tabel B. Dit wil zeggen: Verplaatsing "woonplaatswerf" 98 km totale dagelijkse werkelijke afstand (zie tabel B)
Verplaatsingsvergoeding (per week)
Mobiliteitsvergoeding (per * dag)
45,00 euro
5,7134 euro
*
Voor deze totale afstand (98 km werkelijk) bedraagt het basisbedrag van de mobiliteitsvergoeding: 0,0583 euro per werkelijke km.
In totaal krijgt Steve dus: per dag: 14,7134 euro (= 45,00 x 1/5 + 5,7134); per week: 73,567 (= 45,00 + 5 x 5,7134) 3. Aan Mieke betaalt u, rekening houdend met de splitsing, een mobiliteitsvergoeding voor 131 km werkelijke afstand en een mobiliteitsvergoeding voor 164 km werkelijke afstand, die zij met
BOUWUNIE, UNIE VAN HET KMO-BOUWBEDRIJF Maria-Theresialaan 35, B-1800 Vilvoorde, tel. 02 588 11 00, fax 02 253 07 45, e-mail
[email protected], url www.bouwunie.be
p. 6
de bedrijfswagen doet op basis van tabel B. Dit wil zeggen: Verplaatsing "woonplaatsopstapplaats" 131 km totale dagelijkse werkelijke afstand (zie tabel B) Verplaatsing "opstapplaatswerf" 164 km totale dagelijkse werkelijke afstand (zie tabel B)
Verplaatsingsvergoeding (per week)
Mobiliteitsvergoeding (per dag)
0,00 euro
17,2396 euro
0,00 euro
21,5824 euro
*
**
*
Voor de totale werkelijke afstand van 131 km bedraagt het basisbedrag van de mobiliteitsvergoeding: 0,1316 euro per km (Mieke krijgt de verhoogde mobiliteitsvergoeding want zij wordt ook vergoed als chauffeur, zelfs voor dit traject alleen). ** Mieke blijft natuurlijk chauffeur en krijgt dus de verhoogde mobiliteitsvergoeding van 0,1316 euro per km.
In totaal krijgt Mieke dus: per dag: 38,822 euro (=17,2396 + 21,5824); per week: 194,11 euro (=17,2396 x 5 + 21,5824 x 5) Ook voor Vera wordt gekeken naar tabel B: Verplaatsing "woonplaatsVerplaatsingsvergoeding opstapplaats" met fiets 10 (per week) km totale dagelijkse werkelijke afstand (zie tabel 11,60 euro B) Verplaatsing "opstapplaatswerf" 164 km totale 0,00 euro dagelijkse werkelijke afstand (zie tabel B)
Mobiliteitsvergoeding (per * dag) 0,5160 euro
11,1848 euro
*
Voor de totale werkelijke afstand van 10 km bedraagt het basisbedrag van de mobiliteitsvergoeding: 0,0516 euro per km. Voor de totale werkelijke afstand van 164 km bedraagt het basisbedrag van de mobiliteitsvergoeding: 0,0682 euro per werkelijke km.
In totaal krijgt Vera dus: per dag: 14,0208 euro (= 11,60 x 1/5 + 0,5160 + 11,1848); per week: 70,104 euro (= 11,60 + 5 x 0,5160 + 5 x 11,1848) Let op: in de bovenstaande voorbeelden hebben we duidelijk gemaakt hoeveel er uiteindelijk in totaliteit per dag en per week dient betaald te worden. Het is echter van groot belang dat u het totaal van de te betalen verplaatsingsvergoedingen en het totaal van de te betalen mobiliteitsvergoedingen steeds apart vermeldt op de maandelijkse loonbrieven. Beide vergoedingen ondergaan namelijk een verschillend fiscaal regime. Opmerking: Nieuw vanaf 1 januari 2013 Opdat u de verplaatsingsvergoedingen vrijgesteld zou mogen houden tot het maximale jaarbedrag van 380 euro (inkomstenjaar 2013 – aanslagjaar 2014), dient u aan uw arbeider een geschrift te vragen waarin hij verklaart dat hij in zijn aangifte personenbelasting geen gebruik zal maken van het bewijs van zijn werkelijke beroepskosten (maar wel van de forfaitaire beroepskostenaftrek). Enkel wanneer u dit geschrift hebt, kan u per maand max. 31,70 euro vrijstellen (dwz niet onderwerpen aan de bedrijfsvoorheffing). Zonder dit geschrift dient u de verplaatsingsvergoeding volledig te laten onderwerpen aan de bedrijfsvoorheffing. BOUWUNIE, UNIE VAN HET KMO-BOUWBEDRIJF Maria-Theresialaan 35, B-1800 Vilvoorde, tel. 02 588 11 00, fax 02 253 07 45, e-mail
[email protected], url www.bouwunie.be
p. 7
Ben ik verplicht de details van de berekening van de mobiliteitsvergoeding aan mijn arbeiders te overhandigen? Ja. Sedert 2012 dient u per trimester een schriftelijk detail af te geven aan uw arbeiders m.b.t. hun betaalde mobiliteitsvergoedingen. Uw arbeider kan u hiervan individueel vrijstellen. Het is aangewezen dat deze vrijstelling schriftelijk gebeurt. Als er een syndicale delegatie aanwezig is in de onderneming, kan deze u hiervan collectief vrijstellen. Het detail moet minstens volgende elementen bevatten: o het aantal werkelijk afgelegde kilometers per dag (op de wijze zoals in uw onderneming afgesproken werd hoe de werkelijke afstand bepaald ging worden); o het toegekende bedrag van de mobiliteitsvergoeding per dag. Er wordt geen afbreuk gedaan aan de bestaande regelingen op ondernemingsniveau met betrekking tot de wijze en de modaliteiten van de berekening van de werkelijk afgelegde afstand. Tip: het is dan ook aan te raden, mocht u dit nog niet gedaan hebben, om zo spoedig mogelijk de wijze en de modaliteiten van de berekening van de werkelijk afgelegde afstand, in overleg op ondernemingsniveau, vast te stellen (zie boven “Hoe wordt de afstand bepaald”).
Kan het ook anders? Ja, maar dat is veel duurder en economisch niet steeds opportuun. U kan bepalen dat de werkuren beginnen te lopen vanaf 7.30 uur en dat iedereen op dit uur aanwezig moet zijn op de zetel. Van daaruit vertrekken de arbeiders samen in de camionette naar de werf. U betaalt dan slechts een verplaatsings- en mobiliteitsvergoeding vanaf de woonplaats van de arbeiders tot de zetel, die dan fungeert als opstapplaats. De verplaatsing van de zetel tot aan de werf moet u niet vergoeden met een mobiliteitsvergoeding of een verplaatsingsvergoeding, maar wel met uurloon. Wat natuurlijk veel duurder is. Daarnaast moet men met dergelijke methode ook rekening houden met de grenzen van de arbeidsduur. In het algemeen impliceert dit – zonder dat we hierbij rekening houden met de wettelijk voorziene afwijkingsmogelijkheden of speciale arbeidsduurregelingen – dat de arbeiders na 8 uren (of 9 uren als men 1 uur schafttijd geeft) terug op de zetel moeten zijn. Is dit niet het geval, dan bent u in principe gehouden tot het betalen van overloon en het toekennen van inhaalrust.
Moet er ook een mobiliteitsplan opgesteld worden? Indien u een syndicale afvaardiging hebt in uw bedrijf, wordt er aanbevolen om in overleg met de syndicale afvaardiging een mobiliteitsplan op te maken. Dit heeft vooral de bedoeling om vermijdbare lange verplaatsingen aan te pakken. Hiervoor dient u als werkgever principes op te stellen voor het vervoer van uw arbeiders naar de bouwplaatsen, waarbij u rekening houdt met: - de plaats waar de bouwplaats gelegen is - de woonplaats van uw arbeiders - de competenties nodig op de bouwplaats. Voorbeeld Om dit te verduidelijken geven we u een voorbeeld van een situatie die mogelijk opgelost kan worden via een dergelijk mobiliteitsplan. Stel u hebt 2 ploegen metsers, waarbij elke ploeg samengesteld is uit 3 arbeiders. De arbeiders van de ene ploeg (ploeg A) wonen allemaal in de regio van Mechelen. De arbeiders van de andere ploeg (ploeg B) wonen allemaal in de regio van Gent. Om evidente organisatorische redenen hebt u in elke ploeg een chauffeur aangeduid die een camionette ter beschikking heeft om zo rechtstreeks met de ploeg naar de bouwwerf te rijden. Veronderstel dat u een werf in Kortrijk hebt en een werf in Antwerpen. Indien uw 2 ploegen evenwaardige competenties hebben, lijkt het logisch dat u ploeg A tewerkstelt in BOUWUNIE, UNIE VAN HET KMO-BOUWBEDRIJF Maria-Theresialaan 35, B-1800 Vilvoorde, tel. 02 588 11 00, fax 02 253 07 45, e-mail
[email protected], url www.bouwunie.be
p. 8
Antwerpen en ploeg B in Kortrijk. Het is net de bedoeling dat dergelijk principe opgenomen wordt in uw mobiliteitsplan. Indien uw 2 ploegen echter verschillende competenties hebben (bv. de ene is gespecialiseerd in het verlijmen van bakstenen en de andere in het traditionele metsen met mortel) en u net de competentie van ploeg A nodig hebt in Kortrijk en de competentie van ploeg B in Antwerpen, is er natuurlijk geen enkel probleem om ploeg A naar Kortrijk te sturen en ploeg B naar Antwerpen. Ook dit principe kan u vastleggen in uw mobiliteitsplan.
Kan de berekening met vogelvluchtafstanden nog verdergezet worden? Neen. Vanaf 1 oktober 2008 is het niet meer mogelijk om gebruik te maken van vogelvluchtafstanden.
Speciale gevallen Mijn arbeiders spreken onderling af om tot aan de zetel te rijden, vandaar gaan ze met de camionette naar de werf. Hoe zit het hier met de vergoedingen? Als u niet de opdracht hebt gegeven aan een van de arbeiders om hun collega(‘s) op te halen, komt u eigenlijk niet tussen in hun verplaatsing “woonplaats-zetel”. Dit wil dus zeggen dat ze elk recht hebben op een verplaatsingsvergoeding plus een mobiliteitsvergoeding. Hiervoor dient u voor elk van hen de afstand te bepalen (bv. via Mappy) en dan te kijken in barema B om te weten hoe hoog de vergoedingen zijn. U bent natuurlijk geen hogere vergoeding verschuldigd omdat er een arbeider chauffeur speelt of omdat hij een omweg maakt om zijn werkmakker op te pikken. Vanaf de zetel betaalt u enkel de mobiliteitsvergoeding zoals hoger in deze tekst reeds werd toegelicht.
Een van onze arbeiders wordt elke ochtend afgezet door zijn echtgenote (of iemand anders). Wat nu? Dit is van geen enkel belang. De werknemer komt op eigen kracht. U betaalt hem op basis van de afstand in vogelvlucht een verplaatsings- en mobiliteitsvergoeding zoals weergegeven in barema B.
Nadat we 2 uren op een werf in Gent gewerkt hebben, stuur ik een van mijn arbeiders met de camionette naar een andere werf in Melle. Wat moet er nu betaald worden? Aangezien de verplaatsing gebeurt tijdens de arbeidsuren, is het uurloon voor deze verplaatsingstijd verschuldigd. U bent voor deze verplaatsing dan natuurlijk geen mobiliteits- of verplaatsingsvergoeding verschuldigd. Door het feit dat we voortaan werken met de werkelijke kilometers, wordt het bepalen van de mobiliteitsvergoeding voor die dag ook eenvoudiger. De werkelijke afstand die ’s morgens gereden werd naar de werf in Gent opgeteld bij de werkelijke kilometers die ’s avonds werden gereden vertrekkend vanuit Melle, vormen samen de totale dagelijkse werkelijke afstand. U kijkt in de tabel “Barema B” en ziet onmiddellijk welke vergoeding u uw chauffeur en zijn collega’s voor die dag moet betalen.
Mijn arbeider komt met zijn eigen voertuig naar de opstapplaats; deze afstand heen en terug bedraagt minder dan 10 km. Nadien stapt hij in de camionette en rijden we buiten de uren naar de werf. Soms is dit ook minder dan 10 km. Moet ik hem verplaatsings- en mobiliteitsvergoedingen betalen? U zal hem een vergoeding moeten betalen vanaf het ogenblik dat de totale dagelijkse werkelijke afstand die hij per dag aflegt meer dan 10 km bedraagt (u dient dus de afstanden van de 2 verplaatsingen op te tellen om dit na te gaan). Bijvoorbeeld: met de bromfiets van de woning tot aan de opstapplaats (5 km totale dagelijkse werkelijke afstand), dan met de camionette tot aan de werf (7 BOUWUNIE, UNIE VAN HET KMO-BOUWBEDRIJF Maria-Theresialaan 35, B-1800 Vilvoorde, tel. 02 588 11 00, fax 02 253 07 45, e-mail
[email protected], url www.bouwunie.be
p. 9
km totale dagelijkse werkelijke afstand). Het totaal van zijn dagelijkse werkelijke afstand bedraagt meer dan 10 km, elke deelafstand moet dus vergoed worden. Voor de afstand met de bromfiets, zal u het eenvormig valorisatietarief moeten betalen van 0,25 euro per km. Dit bedrag veronderstelt een vergoeding te zijn voor zowel de verplaatsings- als de mobiliteitsvergoeding. Deze 0,25 euro per kilometer is natuurlijk niet van toepassing op de verplaatsing met de camionette; gezien u in dergelijk geval een voertuig ter beschikking stelt, bent u enkel gehouden tot het betalen van een mobiliteitsvergoeding. In het voorbeeld wil dit zeggen dat de arbeider zal krijgen: - voor de verplaatsing met de fiets: 5 km x 0,25 = 1,25 euro per dag - voor de verplaatsing met de camionette: 7 km x 0,0516 = 0,3612 euro per dag - dit geeft een totaal van 1,6112 euro per dag of 8,056 euro per week.
Nog vragen? Indien u geconfronteerd wordt met een specifiek geval of wanneer bepaalde zaken u nog niet helemaal duidelijk zijn, kan u als Bouwunie-lid steeds contact opnemen met het nationaal secretariaat (fax: 02 253 07 45; tel: 02 588 11 00; e-mail:
[email protected]).
BOUWUNIE, UNIE VAN HET KMO-BOUWBEDRIJF Maria-Theresialaan 35, B-1800 Vilvoorde, tel. 02 588 11 00, fax 02 253 07 45, e-mail
[email protected], url www.bouwunie.be
p. 10