Transnationaal ondernemerschap
Een onderzoek onder tweede generatie hoogopgeleide Marokkanen en Chinezen: een mixed embeddedness benadering.
Auteur Mirjam Bouma Studentnummer 0420441 Scriptie Masterscriptie Universiteit Universiteit van Amsterdam Faculteit Maatschappij- en gedragswetenschappen Opleiding Sociologie Specialisatie Eerste begeleider prof. dr. E. R. Engelen Tweede begeleider prof. dr. J. C. Rath Dagtekening Amsterdam, 31 augustus 2011
handelsgeest
重商主义 يراجتلا بهذملا
4
|
Transnationaal ondernemerschap
Inhoudsopgave
SAMENVATTING
7
1 INLEIDING
9
1.1
9
Aanleiding en beschrijving van het onderwerp
1.1.1 De (subjectieve) keuze voor een immigrantengroep
9
1.1.2 Politiek / maatschappelijke factoren
10
1.2
Historisch perspectief immigratie in Nederland
10
2
RELEVANTIE VAN DIT ONDERZOEK
17
2.1
Wetenschappelijke relevantie
17
2.2
Sociale relevantie
19
3
THEORETISCH KADER
21
3.1 Motivatie
21
3.2
Mixed embeddedness
22
3.3
Toegang tot de markt
24
3.4 Strategieën
26
3.5 Transnationalisme
27
3.6
28
Etnisch ondernemerschap?
4 ONDERZOEKSVRAAG
31
4.1 Subvragen
31
4.2 Operationalisatie
32
4.3 Transnationaliteit
33
4.4 Inbedding
33
4.5 Casus
34
|5
5 PORTRETTEN
37
5.1
Een beschrijving van de Marokkaanse ondernemers
37
5.2
Portretten Chinese ondernemers
44
6 ANALYSE 6.1
Hoe de tweede generatie immigrant-ondernemers het startkapitaal bij elkaar krijgt 52
6.2
Sociale inbedding en doelgroep
53
6.3
Lidmaatschap van netwerken en verenigingen
54
6.4
Rekrutering van werknemers
54
6.5
Transnationale activiteiten
55
6.6
Conclusies op de deelvragen
56
7 DISCUSSIE 7.1
6
51
59
Cultureel kapitaal, economisch kapitaal en sociaal kapitaal en de relatie tot transnationaal ondernemen
59
8
CONCLUSIE VAN HET ONDERZOEK
63
LITERATUUR
67
BIJLAGE: VRAGENLIJST
69
|
Transnationaal ondernemerschap
Samenvatting
Het migrantenbeleid heeft een grote actuele waarde, zowel in politiek-maatschappelijke discussies als in de meer economisch gerichte arbeidsverhoudingen. De gastarbeider van de jaren zeventig van de vorige eeuw is vernederlandst. Normen en waarden van de Nederlandse samenleving en die van het land van herkomst mengen zich, al dan niet succesvol. De Noord Afrikaanse landen – waar traditioneel veel gastarbeiders met hun gezinnen vandaan kwamen – staan op het moment dat ik deze scriptie afsluit in het middelpunt van de belangstelling. In sommige NoordAfrikaanse landen heerst een revolutie-achtige sfeer. In ander landen rommelt het. In Libië wordt de dictator met geweld uit zijn paleis verdreven. Het onderzoek, waarvan in deze scriptie verslag wordt gedaan, onderzoekt de tweede generatie immigranten van Marokkaanse en Chinese herkomst. Ik koos voor de hogeropgeleide ondernemers uit beide groepen, omdat daarover weinig onderzoek bekend is. Voor dit onderzoek gebruikte ik de concepten van mixed-embeddedness en van transnationaliteit. Het ondernemerschap biedt ruimte voor beslissingen die in loondienst niet mogelijk zijn. Zo kan de ondernemer vrij kiezen of hij al dan niet transnationaal zaken wil doen. Het is een centrale vraag in het onderzoek geweest of dit – en in welke mate – het geval is. Het mixed embeddedness concept kijkt naar de wijze waarop de ondernemer is ingebed in maatschappelijke structuren. Zowel lokaal in woon- en werkomgeving, als in de beroepsgroep of beroepsvereniging. Evenzeer wordt meegewogen in hoeverre er een inbedding bestaat met een etnische achtergrond. De kwaliteiten zijn breed gevarieerd.
|7
Dit onderzoek doet verslag van interviews met dertien Marokkaanse ondernemers en elf Chinese ondernemers. Met veel moeite vond ik in beide groepen ondernemers uit dezelfde branche, zoals de advocatuur, de ICT, consultancy en accountancy. Dit maakt het mogelijk om wat gemakkelijker tussen de groepen te vergelijken. Ik sluit mijn onderzoek af met de volgende conclusies: Chinese ondernemers zijn bewust transnationaal actief, met name met China. Het kernwoord daarbij is China Business. De Marokkaanse ondernemers acteren pas transnationaal als er een duidelijke aanleiding voor is. Het zijn doorgaans eenmalige acties. Na de interviews bleek er een duidelijk onderscheid te bestaan tussen de configuraties van de mixed embeddedness van Marokkaanse en Chinese ondernemers. De Chinese ondernemer heeft is steeds China georiënteerd. Marokkaanse ondernemers zijn vooral lokaal georiënteerd, met een veelvoud van interesses. De relatie tussen mixed embeddedness en transnationaal zakendoen is overduidelijk aangetoond. Ik heb met veel plezier de interviews afgenomen. Ik ben zonder enige kennis van het scriptie-onderwerp aan het onderzoek begonnen. Het proces bestaat uit veel lezen, echter ik heb het meeste opgestoken uit de verhalen van mijn respondenten.
8
|
Transnationaal ondernemerschap
1
Inleiding
1.1 Aanleiding en beschrijving van het onderwerp Geïnspireerd door immigratie en arbeidsstudies heb ik een onderwerp voor mijn scriptie gezocht, dat deze beide velden behelst. Gedurende een van de modules hebben we gesproken over expats en hoe deze meer en meer betrokken raken in het opzetten van een eigen bedrijf in hun gastland. Omdat dit een recente ontwikkeling leek te zijn vond ik het interessant dat te onderzoeken. De vraag die mij toen intrigeerde, was wat de motivatie van een expat is om een onderneming in het ontvangende land op te zetten. Het opzetten van een onderneming is risicovol en vol onbekende factoren. Zeker wanneer je dat als buitenlander doet in een land waarvan de regelgeving je onbekend is. Het aantal expat ondernemingen is echter nog zeer beperkt en dus voor systematisch onderzoek minder geschikt. Dit dwong mij er toe het onderwerp ter heroverwegen. Dankzij de theorieën over netwerken, sociale inbedding en integratie kon ik terugkeren naar het immigrant-ondernemerschap, specifiek naar immigrant-ondernemerschap in de vier grote Nederlandse steden. 1.1.1 De (subjectieve) keuze voor een immigrantengroep Marokkaanse mensen in Nederland lijden onder een negatief imago. Een imago dat door een relatief kleine groep Marokkanen wordt opgeroepen. In mijn alledaagse communicatie over en weer met Marokkanen wordt dat imago niet bevestigd. Ik besef me daarbij dat ik vaak met tweede generatie Marokkanen in contact ben en stoor mij aan het negatief imago wat hen achtervolgt. Van de Chinese groep immigranten intrigeert mij het imago, dat zij een gesloten groepering zouden vormen binnen de Nederlandse samenleving. Voor de tweede generatie Chinezen zou dit gesloten karakter tot spanningen kunnen leiden in school en studiesituaties en vervolgens bij maatschappelijke participatie. Voor ondernemers zou een gesloten groepskarakter sterk nadelig kunnen zijn omdat ondernemers een bepaald afzetgebied moeten hebben en hun onderneming idealiter gezien zou moeten groeien; en dus zou de ondernemer zijn doelgroep
|9
constant moeten uitbreiden. Of er bij de Chinese immigrant ondernemers inderdaad sprake is van een gesloten groep is wetenschappelijke relevant voor een onderzoek. 1.1.2 Politiek / maatschappelijke factoren Lang was het de opvatting dat immigrant-ondernemerschap bevorderd en gestimu leerd moest worden. Het idee was dat allochtone ondernemers een speciale stimulans nodig hadden om een onderneming te starten. Voor gemeenten is dit de achterliggende motivatie geweest om etnisch ondernemerschap een boost te geven, zodat er meer diversiteit in een wijk zou komen en een sterkere lokale economie. Daarnaast zou hierdoor in de wijk het winkelaanbod een betere afspiegeling van de bevolking bieden. Deze opvatting heeft tot weinig effect geleid terwijl integratie nog steeds een actueel onderwerp is in de Nederlandse politiek. Ondernemers zijn de belangrijkste actoren die een buurt en lokale economie kunnen doen opbloeien. Etnische ondernemers zijn bovendien belangrijk voor de integratie van immigrant-buurtbewoners omdat ze een voorbeeldfunctie vervullen. Zij hebben daarmee een dubbele rol voor de wijk. Vanwege deze dubbele functie zijn etnische ondernemers een interessant onderwerp om te onderzoeken vanuit elke discipline. Dit onderzoek richt zich op de wijze waarop tweede generatie Chinese en Marokkaanse ondernemers gebruik maken van hun netwerken, in welke mate er gesproken kan worden van mixed embeddedness, en welke factoren bepalen of, en in hoeverre een ondernemer transnationaal actief is. 1.2 Historisch perspectief immigratie in Nederland Honderd jaar geleden kwamen de eerste Chinese gastarbeiders naar Nederland. Chinese mannen waren aantrekkelijke arbeidskrachten aangezien zij goedkoop waren, sterk en harde werkers. Chinese zeelieden vervingen al snel de Nederlandse zeelieden in Amsterdam en Rotterdam. Echter toen de crisis van 1929 aanbrak werden de Chinezen uit de havens geweerd en verarmden. Toen maakte Nederland kennis met de pindakoekjesverkoper. De Chinese groepen waren niet populair omdat ze de steden een verpauperd aanzien zouden geven. Met de uitbraak van de Tweede Wereldoorlog veranderde er veel voor de Chinese immigranten. Veel Chinese zeelieden voeren uit en kwamen niet meer terug met als gevolg dat de Chinese achterblijvers zich uit noodzaak stabiliseerden binnen de Nederlandse samenleving: Er vonden ook interculturele huwelijken plaats. Bovendien, de Chinese restaurants die waren opgekomen bleven gedurende de hele oorlog open en klanten van alle etniciteiten bleven ze bezoeken om simpele rijstmaaltijden te nuttigen, ook tijdens de hongerwinter. Dit feit en de interculturele huwelijken zorgden ervoor dat de Chinezen zich langzaam aan in de Nederlandse samenleving gingen bewegen (Tinnemans, 1994)
10
|
Transnationaal ondernemerschap
Toen Indonesië onafhankelijk werd van Nederland in juli 1950 keerde een grote groep Nederlanders die daar hadden gewoond en gewerkt terug naar Nederland. Een bijzondere groep vormde de Molukkers en voormalige KNIL-militairen. De Chinezen speelden hierop in en omschreven nu hun restaurant als Chinees-Indisch waarmee ze veel succes behaalden. Nieuwe generaties Chinezen kwamen Nederland binnen, legaal en illegaal. Voor het eerst is er sprake van specifieke criminaliteit van illegaal verblijf tot aan gebruik en handel van drugs. Gastarbeiders uit andere landen kwamen naar Nederland en namen hun eigen exotische cultuur mee wat de Nederlander nieuwsgierig maakte (Meeuwse, 2010). De Chinese eethuizen raakten hun exclusieve positie kwijt door de opkomst van andere exotische keukens. De tweede generatie kiest er niet meer voor om in de horeca te gaan werken zoals hun ouders (Gijsberts et al, 2011). Grafiek 1
Absolute aantallen immigranten naar land van herkomst, 2005-2006
Irak Suriname Marokko India Voormalig Sovjet-Unie Ned. Antillen en Aruba China Turkije Verenigde Staten Verenigd Koninkrijk Duitsland Polen 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
(aantallen x 1.000)
2005
2006 Bron: CBS
Grafiek 1 toont de absolute aantallen immigranten in Nederland van 2005 en 2006. Immigratie uit de traditionele landen zoals Turkije en Marokko is afgenomen, maar ook uit China is de immigratie afgenomen. De stroom van mensen uit Indonesië zorgde voor voldoende arbeidskrachten in Nederland. Echter, veel Nederlanders hadden geen vertrouwen meer in de opbouw van Nederland na de tweede wereldoorlog en emigreerden naar Canada, Australië de Verenigde Staten etc. Nederland ontving een grootte hoeveelheid immigranten
Inleiding |11
(het antwoord daarop was dat de overheid emigratie actief begon te stimuleren tot aan het eind van de jaren vijftig en begin jaren zestig waarbij de werkgevers arbeidstekorten voorzagen en de emigratie wilden stoppen. Bovendien stelden de Nederlandse jongeren hun toetreden tot de arbeidsmarkt uit door vervolgoplei dingen te volgen en lieten laag en ongeschoold fabriekswerk links liggen. Vacatures voor ongeschoolde- en geschoolde industriebanen bleven openstaan. De discussie ontstond hoe dit probleem opgelost diende te worden: • het aantrekken van buitenlandse arbeidskrachten of • het werk beter betalen zodat mensen wel weer terug zouden komen Het probleem met het laatste was dat ondernemers bang waren voor een faillisse ment vanwege hun zwakkere concurrentiepositie ten op zichten van het zelfde werk in omliggende landen. Technische vernieuwing was in de jaren vijftig van de vorige eeuw geen optie omdat hiervoor tijd- en diepte-investeringen nodig waren. Het risico dat daarmee gepaard ging was dat de productie in een langzamer tempo terecht zou komen en de afzetmarkt daarmee verloren zou kunnen gaan. Het aantrekken van goedkope ongeschoolde buitenlandse gastarbeiders was hierdoor het aantrekkelijkst. Mensen uit overwegend Italië en Spanje werden aangetrokken begin jaren zestig van de vorige eeuw. Aan het eind van datzelfde decennium was het de beurt van Marokkanen en Turken en om als gastarbeider naar Nederland te komen. Het aantal Turken en Marokkanen was meer dan verwacht. Dit kwam voornamelijk doordat zij zich niet lieten leiden door de officiële weg via wervingsbureaus maar op eigen gelegenheid kwamen. Dit werd in de hand gewerkt omdat de officiële werving soms wel jaren kon duren voordat de immigrant te werk werd gesteld. Dit in tegenstelling tot de groep die op eigen gelegenheid kwam en probleemloos verblijfs- en werkvergunning kon verkrijgen en meteen aan de slag ging. Opzienbarend is wel dat de officiële weg voornamelijk bedoeld was voor diegenen die in het thuisland geen perspectief hadden en west Europa als enige oplossing zagen om betaald werk te krijgen. Vervolgens moesten juist zij lange tijd wachten voordat zij daadwerkelijk konden werken (Tinnemans, 1994). De mensen die op eigen gelegenheid kwamen hadden geld om de reis te betalen en daarmee dus niet wanhopig op zoek naar werk. Het arbeidsklimaat leidde er toe dat ook zij in de regel veel sneller aan werk konden komen. Het aantal gastarbeiders dat afkomstig was van landen rond de Middellandse Zee steeg wezenlijk. De Turken vormden de grootse groep samen met de Marokkanen respectievelijk 120.000 en 72.000. Veel Spaanse gastarbeiders waren na de dood van Franco (1975) terug naar Spanje gegaan. De overheid verwachtte hetzelfde
12
|
Transnationaal ondernemerschap
van de Turkse en Marokkaanse groep maar dat gebeurde niet, zelfs niet toen in datzelfde jaar de werkloosheid in Nederland steeg en als gevolg de vraag naar ongeschoolde arbeiders afnam (Tinnemans,1994). Het was voor de gastarbeider niet rendabel om terug te keren. De werkloosheid in Marokko of Turkije was nog hoger dan in Nederland. Er was in Marokko en Turkije geen sociaal stelsel om het gebrek aan inkomsten te compenseren. Het was beter om te blijven. De blijvers zijn gedurende de jaren na de gastarbeider-stop gelegaliseerd of zij die al legaal verbleven hebben zich in Nederland gevestigd (Lucassen & Lucassen, 2011). Integratie van deze mensen werd onderwerp van beleid. Het beleid richtte zich tot aan 2000 tot de promotie van identificatie van Nederland bij de immigranten door het aanleren van de Nederlandse normen en waarden. Daarnaast moest er vertrouwen worden opgebouwd tussen de groepen. De laatste jaren richt het beleid zich veel meer op de structurele kant van integratie. Structurele integratie richt zich op onderwijsprestaties en arbeidsparticipatie. Inmiddels is het onderwijsniveau van de tweede generatie gestegen en hun arbeidspositie is beter dan dat van de eerste generatie. Ondanks de betere positie van de tweede generatie op de arbeidsmarkt kiest een aanzienlijk deel ervoor om zelfstandig te ondernemen (Rusinovic, 2006) Onderstaande grafiek laat de relatieve groei of krimp zien van het aantal ondernemers naar etnische herkomst. Er is nog geen longitudinaal onderzoek te vinden over de tweede generatie omdat deze populatie nog te jong is.
Grafiek 2
Startende (allochtone) ondernemers, 1999-2003
Autochtoon Westers allochtoon Niet-Westers allochtoon waarvan:
Turkije Marokko Surinamen, Ned. Antillen China (incl. Hongkong) Egypte India en Pakistan 0
5
10
15
20 (percentage)
1999
2003 Bron: CBS
Inleiding |13
Grafiek 2 laat zien dat er in 2003 ongeveer 4 procent van de niet westerse allochtoon een onderneming start. Van de niet westerse allochtonen zijn de Chinezen en de Egyptenaren het meest ondernemend, de Marokkanen het minst. Let bij deze gegevens op dat het onderzoek uit 2003 is. Recenter onderzoek dat zich voldoende heeft gedifferentieerd naar herkomstgroep is afwezig. Dit betekent dat er een gerede kans is dat er in de jaren van 2003 tot aan 2011 het een en ander is veranderd in deze cijfers. Grafiek 3
Absolute aantallen allochtone ondernemers, 2003
India en Pakistan Marokko China (incl. Hongkong) Suriname, Ned. Antillen Turkije Overige niet-westers Verenigd Koninkrijk België Duitsland Ned. Indië, Indonesië Overige westers 0
5
10
15
20
25
30
(aantallen x 1.000)
Bron: CBS
Grafiek 3 toont de hoeveelheid allochtone ondernemers in Nederland in het jaar 2003. Ten eerste valt op dat de niet-westerse allochtonen minder ondernemen dan de westerse allochtonen. Van de niet-westerse allochtonen zijn de Turken en de ondernemers afkomstig van de voormalige Nederlands Antillen en Suriname het meest actief. Daarna zijn de Chinezen en Marokkanen de grootste groep en die een onderneming hebben. De overige niet westerse balk bestaat uit meerdere etniciteiten, bijvoorbeeld Egyptische ondernemers. De sector waar de etnische ondernemer voor het meest voor heeft gekozen in 2007 is de bouw (zie tabel 3). Het percentage startende etnische ondernemers ligt veel hoger dan dat van Nederlandse startende ondernemers. Opmerkelijk is het hoge aandeel van autochtone starters in de zakelijke dienstverlening terwijl het percentage van de etnische ondernemer in deze sector de helft minder is.
14
|
Transnationaal ondernemerschap
Tabel 3
Verdeling starters (%) naar herkomst en sector, 2007
Sector landbouw/visserij delfstoffen/industrie/energie bouwnijverheid handel en reparatie horeca vervoer. opslag en communicatie financiële instellingen zakelijke dienstverlening etc. zorg. openbaar bestuur. onderwijs overige dienstverlening etc.
Etnisch 4% 4% 25% 21% 5% 4% 0% 12% 4% 21%
Autochtoon 2% 4% 16% 18% 3% 3% 1% 25% 8% 20%
Totaal 3% 4% 8% 19% 3% 3% 1% 23% 7% 20%
Bron: EIM. op basis van KvK
Rusinovic heeft in haar dissertatie twee tabellen opgenomen die eerste en tweede generatie ondernemerschap onderscheiden. Van deze gegevens is 2005 het laatste jaar en daarmee niet meer representatief voor 2011. De ontwikkeling die daaruit blijkt is echter wel illustratief.
Inleiding |15
Tabel 4
Demografische ontwikkeling. Nederlandse bevolking, 1996-2005 1996 15.493.889 12.995.174 2.498.715 16,1
2000 15.863.950 13.088.648 2.775.302 17,5
2005 16.305.526 13.182.809 3.122.717 19,2
Totaal eerste-generatie immigranten Westerse immigrant Non-Western immigrant, inclusief: Marokkanen Antillianen Surinamers Turken Andere non-Westerse immigranten
1.284.106 522.554 761.552 140.572 55.808 179.266 167.248 218.658
1.431.122 544.890 886.232 152.540 69.266 183.249 177.754 303.423
1.606.664 582.278 1.024.386 168.400 82.321 188.367 195.678 389.620
Totaal tweede-generatie immigranten* Westerse immigranten Non-Westerse immigranten, inclusief: Marokkanen Antillianen Surinamers Turken Andere non-Westerse immigranten
1.214.609 805.048 409.561 84.516 31.016 101.349 104.266 88.414
1.344.180 821.645 522.535 109.681 37.931 119.265 131.136 124.522
1.516.053 841.397 674.656 147.421 48.217 141.063 163.168 174.787
Total populatie Native Immigranten (absolute nummers) Immigranten (percentage)
* Tweede generatie zijn geboren in Nederland, maar ten minste één ouder is elders geboren. Bron: gebaseerd op CBS/Statline Bevolking Kerncijfers 2005 (Rusinovic. 2006)
In tabel 4 zien we dat tussen 1996, 2000 en 2005 de totale bevolking fluctueert, het aantal immigranten ieder jaar is gegroeid. Met name het aandeel van de nietwesterse immigranten vormt een groot aandeel in de groei van de totale bevolking.
16
|
Transnationaal ondernemerschap
2
Relevantie van dit onderzoek
In dit hoofdstuk staat de relevantie beschreven van dit onderzoek, opgedeeld in de wetenschappelijke relevantie en de sociale betekenis. 2.1 Wetenschappelijke relevantie Over immigrant-ondernemerschap is veel onderzocht. Daarbij bleek mij dat dit soort onderzoeken vooral om eerste generatie, laag opgeleide immigranten gaat. Inmiddels heeft de tweede generatie de leeftijd bereikt om aan de arbeidsmarkt deel te nemen. Ondernemers uit deze groep tweede generatie immigranten hebben betere kansen gehad om middelbaar- en hoger onderwijs te volgen. Cruciaal hierbij is hun betere vaardigheid met de Nederlandse taal. De eerste generatie heeft vaak het Nederlands nauwelijks onder de knie gekregen. Gezien de nieuwe ontwikkelingen in de maatschappij en het wetenschappelijk onderzoek dat werd verricht, lijkt een nieuw wetenschappelijk onderzoek naar tweede generatie migranten vernieuwend. Inherent aan de verbeterde opleidingsniveaus is duidelijk dat er steeds meer hoogopgeleide tweede generatie migranten zijn in Nederland. De voor de hand liggende keuze voor onderzoek naar immigrant-ondernemerschap lag doorgaans bij de Turkse minderheid, aangezien hun zelfstandig ondernemerschap de grootste is van alle etnische groepen binnen Nederland. Deze groep werd relatief vaak onderzocht. Na de Turkse is de Marokkaanse ondernemersgroep het grootst in Nederland. Over deze tweede grote groep is nauwelijks onderzoek gedaan, met uitzondering van de dissertatie van Kourtit & Nijkamp (2011). Anders ligt het bij onderzoek naar integratie van zowel de Turkse als Marokkaanse minderheden in Nederland. Daarbij werden beide met elkaar vergeleken, omdat ze beide in dezelfde periode naar Nederland zijn gekomen en veelal niet zijn teruggekeerd naar hun land van oorsprong. De onderzoeken richtten zich op het integratieproces van beide groeperingen, waarvan de uitkomsten naderhand met elkaar werden vergeleken. Enkele namen van hen die dit soort onderzoek verricht hebben zijn: Doomernik (1999) Crul (2000) Sterckx en Bouw (2005).
|17
Met de tweede generatie die in Nederland opgroeide werd het integratievraagstuk urgenter. Uit deze onderzoeken naar integratie bleek dat er grote verschillen waren in de manier waarop de Marokkanen en Turken integreerden. Latere onderzoeken richtten zich op die verschillen, juist omdat het aanvankelijke beeld uitging van veronderstelde overeenkomsten. Aangezien er nog niet veel onderzoek is gedaan naar de Marokkaanse gemeenschap los van de Turkse heb ik er voor gekozen om hen als onderzoeksgroep te nemen. Omdat ik de Marokkaanse immigranten niet andermaal wilde vergelijken met de Turkse groep koos ik voor Chinese immigranten. Vanuit wetenschappelijk oogpunt is de Chinese groep interessant, omdat de groep een langere immigratie geschiedenis in Nederland kent. Echter het idee dat Chinezen een gesloten groep zouden vormen is overheersend (Collins, 2002, Lucassen & Lucassen, 2011, Gijsberts et al, 2011). Behalve hun lange geschiedenis in Nederland hebben zij een niet-westerse culturele achtergrond en zullen qua mixed embeddedness naar verwachting verschillen van de Marokkaanse groep. Mixed embeddedness houdt kort gezegd in de mate waarop een individu of groep geïntegreerd is in de ontvangende maatschappij met al zijn facetten: de socio-economische institutionele context als ook de context van sociaal en financieel kapitaal. Mixed embeddedness wordt uitgebreid in paragraaf 3.2 besproken. Wat betreft de Marokkaanse groep is de immigratie geschiedenis relatief kort, heeft eveneens een niet-westers culturele achtergrond en zal – zoals gezegd – gemeten naar mixed embeddedness andere karakteristieken tonen. In mijn onderzoek wordt een vergelijking gemaakt met de Marokkaanse en Chinese ondernemers om de verschillen in sociale dynamiek aan te tonen. Deze groepen bieden – naar ik verwacht – een maximaal contrast in hun casus. Transnationale activiteiten, zoals bijvoorbeeld: het sturen van geld dat in Europa is verdiend naar het thuisland. Of blijvende interesse in de politiek van het thuisland. Maar ook het onderhouden van relaties die de nationale grenzen overschrijden. Dit kan bijvoorbeeld ook plaatsvinden op het werk. Een ondernemer houdt sterke banden met China of Marokko en zelfs zo dat de ondernemer er afhankelijk van is voor het welslagen van de onderneming in het ontvangende land. De focus op transnationale activiteiten in dit onderzoek is hier relevant omdat het een redelijk nieuwe onderzoeksinteresse is. Daarbij is het interessant om te kijken of de tweede generatie, waarvan verwacht wordt dat die beter te participeert in de samenleving, speciaal zaken wil doen met het vaderland. Ik zal mij vooral richten op de tweede generatie. Deze focus is vrij nieuw; eerder onderzoek was voornamelijk gericht op de eerste generatie, omdat de tweede gene-
18
|
Transnationaal ondernemerschap
ratie simpelweg nog te jong was om effectief onderzoek naar te doen op sociologisch vlak. Bovendien, in de verrichtte studies waren de ondernemers laag geschoold. Daarbij wil ik ook een nieuw element in brengen door juist naar de hoogopgeleiden te kijken. Naast deze nieuwe invalshoek en het gebruik van de bestaande literatuur is deze scriptie een verdere uitdieping van de concepten mixed embeddedness en transnationalisme. De onderzoeksvraag richt zich vooral op de mogelijk aantoonbare verschillen van deze concepten ten aanzien van de beide onderzoekgroepen. 2.2 Sociale relevantie Voor ondernemers met een niet Nederlandse etnische achtergrond is het beeld dat zij zich vooral beperken tot het verhandelen van producten uit eigen achterland. Dit geldt eveneens voor Marokkaanse en Chinese ondernemers. Ik ben nieuwsgierig in hoeverre dit beeld nog waar is. Daarbij hoop ik met deze scriptie ook aan te kunnen tonen dat Marokkanen een positieve maatschappelijke bijdrage leveren. Crimineel gedrag, agressie, slechte integratie, hangjongeren, het lastig vallen van meisjes is het beeld dat over Marokkaanse jongeren door de media wordt uitgelicht en wat daarom als realiteit wordt aangenomen. De uitkomsten van mijn onderzoek zouden een ander beeld kunnen genereren. In dit onderzoek zal blijken of de Chinese gemeenschap inderdaad als gesloten moet worden gekenmerkt, conform het algemeen levende (voor)oordeel.
Relevantie van dit onderzoek |19
20
|
Transnationaal ondernemerschap
3
Theoretisch kader
In dit hoofdstuk bespreek ik de theorieën die van toepassing zijn op het huidige immigrant-ondernemers discours. Ik begin met de motivatie voor het ondernemerschap, vervolgens bespreek ik de rol van mixed embeddedness en in het bijzonder de economische inbedding in de vorm van de manier van toegang verkrijgen tot de markt en strategieën. Het tweede grote onderwerp is transnationalisme en de vraag of er nog gesproken kan worden van etnisch ondernemerschap. 3.1 Motivatie In alle economische regimes is duidelijk dat ondernemerschap een belangrijke motor is voor economische welvaart De stimulans voor een uitbreiding van midden- en kleinbedrijf is daarom voor veel landen een beleidsthema geweest. Ondernemerschap verhoudt zich tot twee dingen: • maatschappelijke omstandigheden • de individuele omstandigheden Gray (2006) stelt de individuele boven de maatschappelijke omstandigheden, ofwel externe factoren. Hij stelt dat voor ondernemerschap intentie en visie nodig is. Visie en intentie worden omgevormd tot gedrag. Motivatie is daarbij een voorwaarde voor uitvoeren van gedrag en de visie, aldus Gray. Op de tweede plaats stelt hij dat de omgeving ook een bijdrage levert aan het wel of niet ondernemen. Volgens Gray maakt het individu een afweging van de externe factoren waarmee hij betrokken is. Die externe factoren zijn: • cultuur • familieachtergrond en voorbeeldfiguren • scholing en werkervaring • positieve of negatie factoren die iemand ertoe kunnen zetten ondernemer te worden
|21
Volgens Gray kan de externe situatie het individu vanuit een negatieve of positieve omstandigheid tot ondernemerschap stimuleren. Een voorbeeld van een negatieve omstandigheid zou discriminatie bij sollicitatie kunnen zijn en een positief voorbeeld kan een innovatief idee zijn, waardoor het individu besluit ondernemer te worden. De drempel naar ondernemerschap wordt lager wanneer er al in de familie ondernemers zijn. De familie is al bekend met wat de succes- en de faalfactoren kunnen zijn van een nieuwe onderneming. Onderwijs en werkervaring zijn ook katalysatoren voor ondernemerschap. Hoewel Gray stelt dat onderwijs en werkervaring niet direct te linken zijn aan ondernemerschap meent hij wel te kunnen zeggen dat werkervaring bijdraagt aan strategisch inzicht en een mogelijkheid biedt tot netwerkuitbreiding. Als laatste stipt hij kort aan dat beleid- en marktstructuren de eventuele aankomende ondernemer kunnen motiveren of juist demotiveren. Hoewel Gray als laatste nog de marktstructuur en beleidsstructuren aanwijst als factoren besteedt hij hier verder geen aandacht aan en noemt verder cultuur ook amper. Persoonlijk denk ik dat onderwijs een grotere rol speelt dan Gray aangeeft. Om dat aan te kunnen tonen is echter longitudinaal onderzoek noodzakelijk. Dat valt buiten het bestek van deze scriptie. 3.2 Mixed embeddedness Het begrip inbedding werd in de jaren 60 van de vorige eeuw geïntroduceerd door Karl Polany (1944). Polany ageerde tegen het idee dat economie los gezien kon worden van sociale relaties. Hij stelde dat wanneer de economie zo verweven is met sociale relaties de economie niet uitsluitend drijft op economische motieven. Het is Granovetter geweest die het begrip populair heeft gemaakt. Granovetter legde het begrip uit als de mate waarin mensen ingebed zijn in hun sociale netwerken. Hij vond dat economisch gedrag niet uitsluitend uitgelegd kon worden door een rationele keuzetheorie, maar evenmin door de verklaring dat mensen overgevoelig zijn voor invloeden en meningen van anderen om hen heen. Hij zocht naar een middenmoot. Het individu is niet geheel autonoom, maar is zeker niet volledig ondergeschikt aan de macht van de groep. Als resultaat concludeerde hij dat economisch handelen tot stand komt door de door Polany geïntroduceerde term: inbedding. Granovetter bedoelt met inbedding dat handelingen bepaald worden door individuen, netwerkstructuren en de persoonlijke relaties die worden onderhouden (Rusinovic, 2006. p26). Deze benadering stuitte op kritiek omdat het een te beperkte benadering zou zijn om economisch gedrag van individuen te verklaren. De bestaande onderzoeken en resultaten werden bovendien als te Amerikaans bestempeld en niet toepasbaar op
22
|
Transnationaal ondernemerschap
andere samenlevingen. Het mixed embeddednessmodel van Kloosterman en Rath borduurt verder op het concept van Granovetter. Bij mixed embeddedness gaat het echter niet alleen over de inbedding in sociale netwerken maar ook over de inbedding in politieke en economische context: wetgeving, de economische conjunctuur én de netwerken van de immigrant-ondernemer.
Instituties: regels kansenstructuur
Economische conjunctuur
Mixed embeddedness
ontwikkelingsfase
verklaring voor de immigranteneconomie
Individuele hulpbronnen: economisch kapitaal sociaal kapitaal cultureel kapitaal Bron: Engelen, 2010
Mixed embeddedness houdt rekening met de hulpbronnen van het individu, het netwerk en het institutionele raamwerk. Dit analytisch model acht het noodzakelijk dat er rekening gehouden wordt met alle facetten van een samenleving. Door dit model is vergelijkend onderzoek van landen mogelijk. Bovendien kan met dit model de ontwikkeling van het etnisch ondernemerschap onderzocht worden. Over tijd veranderen de facetten in de samenleving die deel uitmaken van het mixed embeddedness model. Het resultaat daarvan is dat de etnische ondernemer andere kansen en mogelijkheden heeft als de samenstelling en karakteristieken van de instituties wetgeving, economische conjunctuur en de individuele hulpbronnen veranderen. De strategieën die dan mogelijk zijn en hun voorwaarden staan verderop in dit hoofdstuk beschreven. Kloosterman en Rath waren van mening dat het concept van mixed embeddedness dichter in de buurt kwam van het idee zoals Polany embeddedness had bedoeld. Mixed embeddedness lijkt sterk op wat wij tegenwoordig integratie noemen. Mixed embeddedness is echter niet zo rigide als de bovenstaande typen. Omdat het geen boven- of ondergrens stelt aan mixed embeddedness. Met mixed embed-
Theoretisch kader |23
dedness wordt er vooral verwezen naar hoe migranten zich dynamisch gedragen en bewegen in de ontvangende samenleving, zonder verlies van eigen cultuur. Daarbinnen zijn er de kapitalen van kracht die we kennen van Bourdieu: • sociaal kapitaal • cultureel kapitaal • economisch kapitaal Vooral de eerste en de laatste zijn belangrijk voor het gedrag en strategieën van migranten. Daarbij zijn deze twee kapitalen belangrijk voor de twee soorten embeddedness die in dit onderzoek centraal staan: economische en sociale inbedding. Economisch kapitaal is onder te verdelen in materiële en immateriële zaken. Met de materiële zaken wordt voornamelijk gedoeld op: onderkomen, inkomen uit werk, spaargeld, gezondheidszorg, inboedel. De immateriële zaken worden gekenmerkt door bijvoorbeeld bezittingen als onderwijs en toegang tot de arbeidsmarkt. Als de ondernemer voldoet aan veel van de onderdelen van economisch kapitaal dan is er sprake van een economische inbedding (Rusinovic, 2006). Sociale inbedding wordt bepaald door het sociaal kapitaal. Met sociaal kapitaal wordt er gedoeld op de aanwezigheid van een sociaal netwerk. Granovetter vond netwerken het belangrijkste aandeel voor sociaal kapitaal. Hij stelde dat individueel gedrag in hoge mate wordt bepaald door de plaats die de persoon binnen de structuur van het netwerk inneemt en dat dat de relatie met anderen in het netwerk bepaalt (Rusinovic, 2006). Netwerken worden op twee verschillende manieren benaderd: • de actor georiënteerde benadering • de collectivistische benadering De eerste manier bekijkt welke invloed netwerken en structuren hebben op het individu. De collectivistische benadering kijkt geheel niet naar het individu. In plaats daarvan kijkt deze benadering naar het effect dat de sociale netwerken en structuren hebben op de samenleving als geheel. In mijn onderzoek richt ik mij slechts op de eerste benadering. 3.3 Toegang tot de markt Esping-Andersen gebruikte als basis om verschillen in nationale markteconomieën te onderscheiden, de mate van commodificatie en decommodificatie. Van commodificatie is sprake wanneer de markt de prijs van een goed of dienst
24
|
Transnationaal ondernemerschap
bepaalt. Decommodificatie is wanneer dat niet het geval is en een goed van de markt werd afgehaald en als een recht gezien wordt. Bijvoorbeeld de ouderen die na hun pensioengerechtigde leeftijd stoppen met werken. In feite is dit door de markt bepaald. Oudere werknemers zijn minder waard dan jongere werknemers. Het sociale stelsel is hier in grote mate de veroorzaker van. De werkgever hoefde geen schuldgevoel te hebben. De persoon in kwestie had toch wel een inkomen via het pensioen en AOW. Niet verkoopbare verschijnselen krijgen een meerwaarde toebedeeld en worden verhandelbaar. Zoals in het voorbeeld is het verschijnsel jeugd/jong verhandelbaar geworden. Engelen (2001) legt uit dat hoewel Esping-Andersen het voornamelijk had over de arbeidsmarkt, deze termen ook toegepast kunnen worden op de markteconomie. Namelijk, voor nieuwkomers is een gecommodificeerde markt voordeliger om bij in te stappen omdat er meer mogelijkheden tot zaken doen zijn dan in een niet-gecommodificeerde markt. Behalve de juiste marktomstandigheden zijn er andere voorwaarden nodig om toegang tot de markt te krijgen. Daarbij zijn een aantal kenmerken van belang: • voldoende financiën • kennis • sociaal kapitaal De behoefte aan elk van deze voorwaarden is verschillend per sector. Managers en productiesectoren steunen voornamelijk op kennis boven de andere twee. Kennis ofwel cultureel kapitaal is een kenmerk waarvan de drempel hoog is om onderscheidend te zijn. Zeker in de technische branche waar veel specifieke kennis is vereist is het lastiger om op de markt te komen dan in de productie van consumptiegoederen waar minder gespecificeerde kennis voor nodig is. De mate van wet- en regelgeving voor het hebben van een eigen onderneming kan ook bepalend zijn. Als er veel regels hieromtrent zijn dan is de drempel om een eigen onderneming te starten veel hoger dan wanneer er minimale regels zijn. Wanneer de onderneming eenmaal is opgestart moet er zekerheid zijn over de vraag naar het product. Hier schuilt een probleem. Het theoretische idee van vrije marktwerking klopt in de praktijk niet. Het is vaak slechts een handjevol ondernemers dat de markt domineert. Strategische verdeling van de afzetmarkt is dus essentieel om toegang te krijgen tot de consument en andersom. Bovendien, gevestigde en geïnstitutionaliseerde markten zijn vaak moeilijker te betreden doordat er aan meer voorwaarden moet worden voldaan. Uitzonderingen zijn niet mogelijk in dit soort rigide markten, zeker niet voor nieuwkomers. In rigide markten wordt winstbejag minder geaccepteerd dan in lossere markten. Het kan
Theoretisch kader |25
ook zo zijn dat er meer onderlinge controle is in geïnstitutionaliseerde markten doordat die transparanter zijn dan minder rigide markten (Engelen, 2001). Maximale winst nastreven is niet alles wat de ondernemer wil en najaagt. Zoals McClelland en Miller al beargumenteerden gaat het ondernemerschap, maar dat geldt eigenlijk ook voor instituties, samen met bepaalde motivaties, houdingen en interesses. Deze kenmerken worden gevormd door de sociale inbedding van het individu (Engelen, 2001). 3.4 Strategieën Wat betreft het onderzoek naar immigrant ondernemerschap is er sprake van drie verschillende strategieën. In eerste instantie was er sprake van een strategie dat de immigrant een Nederlandse onderneming over kocht. Bijvoorbeeld de Turkse bakker, de Marokkaanse slager. De Nederlandse middenstander verlaat de wijk en maakt plaats voor een andere sociaal economische karakter van de wijk (Rusinovic, 2006). De tweede strategie is de ontwikkeling van etnisch ondernemerschap. Voorwaarde hiervoor is dat de stedelijke omgeving van de ondernemer een hoge mate van etnische segregatie kent. Een voorbeeld is Chinatown. In eerste instantie bediende deze wijk enkel de Chinezen (in de buurt) maar daarna kwamen er ook steeds meer klanten van buiten af (Light, Sabagh et al., 1994). Saskia Sassen beschrijft in haar boek The Global City (1991) hoe verandering van de economische structuren de verminderde vraag naar industriële productie en de groeiende vraag naar persoonlijke dienstverlening tot stand kwam (Kloosterman en Rath, 2003). Hierdoor is bij het hogere segment van de dienstverlening de behoefte aan outsourcing gegroeid. Volgens Sassen zijn het de immigranten die in dit veld van productie ondersteuning een bedrijf opzetten. Bedrijven in de persoonlijke dienstverlening zijn bijvoorbeeld: naaiateliers, kapsalon, catering, juridisch en financieel advies. De mogelijkheid om met dit soort kleine bedrijfjes te staren heeft voor de sterke groei van zelfstandig ondernemers gezorgd. Migranten begonnen in laagwaardig persoonlijke diensterleningbedrijven. Waarschijnlijk uit overlevingsmotieven. Informele netwerken werden door de ondernemer gebruikt om zich te voorzien van werknemers (Kloosterman, van der Leun & Rath, 1998 In Rusinovic, 2006). Tegenwoordig heeft de tweede generatie immigranten de leeftijd bereikt om zich op de arbeidsmarkt te betreden. Het onderwijs niveau stijgt, hoger beroepsondewijs en ook universitair geschoolde tweede generatie immigranten zijn hun eerste banen in het hogere segment begonnen of zijn zelf een bedrijf gestart (Rusinovic, 2006).
26
|
Transnationaal ondernemerschap
3.5 Transnationalisme Transnationalisme en diaspora zijn als begrippen de afgelopen paar jaar in populariteit gestegen en het aantal onderzoeken met deze thematiek is navenant toegenomen. Dit heeft echter niet geleid tot een duidelijke definitie. De pioniers op dit gebied Blanc, Basch en Schiller, omschreven in 1994 transnationalisme als een proces waarbij immigranten hun sociale contacten, die een brug slaan tussen hun thuisland en het land van bestemming bevorderen, opzoeken en onderhouden. Hiermee doorkruisen immigranten de politieke en culturele beperkingen die vaak samenhangen met de geografische grenzen. Portes heeft echter een wat engere opvatting van transnationalisme. Portes gaat eerder uit van een diaspora-ketting van immigrant-activiteiten. Portes’ transnationalisme definieert hij vanuit het dualisme van immigranten. Transnationalisme volgens Portes is dat de immigrant zijn sociaal-culturele netwerken beperkt tot het herkomstland en het vestigingsland. Sterker nog, Portes’ definiëring beperkt zich tot het idee dat immigranten iets ondernemen of verrichten met het oog enkel op het herkomstland (Duijvenbooden, 2009). Hoewel deze benadering dominanter is en ik verwacht dat er eerder sprake is van een duaal transnationalisme of diaspora-netwerken beperk ik mij in principe niet tot deze benadering. Ik vind het belangrijk om te kijken naar hoe tweede generatie immigranten ondernemers omzet en afzet ontwikkelen en daarbij essentiële netwerken creëren die grens overschrijdend zijn en zo dat zo mocht zijn of dat doelbewust uit een zelfde inbedding komt als de ondernemer zelf. Transnationalisme is met het internet, telefoon en vliegmogelijkheden vereenvoudigd en transnationaal ondernemen kan mede door deze ontwikkelingen potentieel bieden. Immigranten hebben het voordeel dat zij wonen en leven in het ene land, daar een onderneming opzetten maar de taal spreken van hun herkomstland en daar ook contacten hebben. Daarmee kunnen ze een niche bedienen in de markt. De vraag of dit voor de tweede generatie nog steeds geldt is de vraag. De eerste generatie heeft sterke banden met het vaderland en spreekt de taal vloeiend. Bij de tweede generatie zal dat op beide fronten al een stuk minder zijn, ondanks dat de communicatiemogelijkheden sneller, goedkoper en beter worden. De redenen om transnationaal te ondernemen berusten er voornamelijk op dat de ondernemers transnationale contacten essentieel bevinden voor de kans die zij zien om een zaak te starten. Een andere reden is meer geëngageerd met het thuisland om daarvoor iets te kunnen betekenen. Het besluit om juist niet transnationaal actief te worden heeft te maken de verwachting dat het niet rendabel is,
Theoretisch kader |27
of dat het land van herkomst geen extra mogelijkheden biedt. Geen vertrouwde contacten hebben in het land is een andere belangrijke reden. Als laatste geven de respondenten in Rusinovic (2006) onderzoek als reden aan, dat zij ervoor kiezen om transnationaal te ondernemen, taalvaardig genoeg zijn om handel te drijven in het land van herkomst. Rusinovic vond tijdens haar dissertatie dat er voor tweede generatie ondernemers veel minder sprake was van transnationaal actief ondernemen dan bij de eerste generatie immigrant-ondernemers het geval was. Voor de tweede generatie zou een transnationale manier van ondernemen meer een bijkomstigheid zijn dan dat het van existentieel belang zou zijn voor de onderneming. Rusinovic heeft echter geen distinctie gemaakt in haar onderzoek naar lager en hoger opgeleide ondernemers. In mijn onderzoek beperk ik mij tot hoger opgeleide tweede generatie Marokkaanse en Chinese ondernemers. Ik zal onderzoeken of dit nog steeds zo geldt of dat er andere trends te zien zijn. 3.6 Etnisch ondernemerschap? Eerste generatie immigrant-ondernemers werkte voornamelijk in de traditionele markten zoals de horeca en die van confectiekleding. Dit hield in dat er weinig educatie was vereist. Daarnaast nam het merendeel een bedrijf van een Nederlander over die het als een verzadigde en weinig winstgevende onderneming van de hand deed. De immigranten echter konden het bedrijf behouden omdat zij hulp kregen van familie en andere informele netwerken. De immigranten zijn gebleven en de tweede generatie klopt op de deur van de arbeidsmarkt. De tweede generatie is hoger opgeleid en zal waarschijnlijk werk vinden of creëren dat niet meer een etnische connotatie heeft maar meedoet in de mainstream. Rusinovic zegt, baserend op Alba en Nee, dat de tweede generatie de etnische nichemarkten niet aantrekkelijk vindt omdat zij meer mogelijkheden hebben. Om als ondernemer tot de mainstream te gaan behoren kan het klantenbestand niet meer bestaan uit mensen met een gelijke etniciteit. Daarmee beperkt de ondernemer zich sterk. De markt is overstroomd met dit soort ondernemingen voor slechts een kleine afzetmarkt. Om te groeien moet de ondernemer instappen op andere, andere markten die een meer gevarieerder publiek bedienen. De ondernemer kan echter wel zijn diensten specialiseren (Rusinovic, 2006). Aan andere kant stellen Portes en Sensenbrenner (1993) dat de tweede generatie juist de banden met hun vaderland in bepaalde situaties kan aanhalen om ervan te kunnen profiteren, bijvoorbeeld goedkope arbeidskrachten binnen de etnische netwerken rekruteren. Of door zich sterk te specialiseren in een etnisch goed kan de ondernemer een monopolie positie verkrijgen voor een markt met allerhande
28
|
Transnationaal ondernemerschap
consumenten. Ondernemers die deze strategieën hebben noem ik tussenhandelaren; ze produceren zelf weinig tot niets, maar kopen goederen in en verkopen die met winst aan consumenten. Hoogopgeleide tweede generatie immigranten hebben bovendien de Nederlandse achtergrond en daarom verwacht ik dat zij zich niet beperken tot het ondernemerschap als tussenhandelaar of tot de ethische markt. Maar dat zij meer op de mainstream markt actief zullen zijn.
Theoretisch kader |29
30
|
Transnationaal ondernemerschap
4
Onderzoeksvraag
Tot nu toe heb ik de theorie besproken die voor dit onderzoek wordt gebruikt. Het theoretisch kader en mijn onderzoeksveld brengen mij tot de volgende onderzoeksvragen: Verschilt de tweede generatie hoogopgeleide Chinese en Marokkaanse ondernemers in de mate waarop zij in de Nederlandse samenleving bewegen en de mate waarin zij transnationaal ondernemen? De verwachting die ik hierbij heb is dat er een degelijk verschil is tussen de hoogopgeleide ondernemer van de tweede generatie Chinese en Marokkaanse immigranten. Ik verwacht dat de mate van mixed embeddedness invloed heeft op de mate van transnationaal ondernemen. 4.1 Subvragen Vanuit literatuur is bekend dat minderheidsgroepen verschillen in de mate waarin zij ingebed zijn in hun eigen etnische groep, als ook in de ontvangende maatschappij waarin zij leven. Gebaseerd op de literatuur verwacht ik dat Marokkanen lossere netwerken hebben in vergelijking tot de Chinezen. De algemene visie op die laatste is dat zij sterke sociale netwerken hebben maar enigszins gesloten voor het gastland. Verschillen in etnische inbedding zullen verschillende effecten hebben op transnationale activiteiten. Vanuit de literatuur destilleer ik de volgende subvragen: 1. Hoe is de situatie van de Chinese en Marokkaanse ondernemers van de tweede generatie waarin zij hun bedrijf starten? Wat is hun motivatie geweest? 2. Zijn de hoogopgeleide tweede generatie immigrant-ondernemers enkel actief op de mainstream-markt of ook op de etnische markt? 3. Wat bevordert transnationaal ondernemen?
|31
Mijn scriptie is een toetsend onderzoek. Toetsend onderzoek heeft als doelstelling de geopperde literatuur te testen of deze stand houdt in de confrontatie met nieuwe empirische gegevens. Er is al redelijk wat bekend over zowel de Marokkaanse gemeenschap en de Chinese gemeenschap in Nederland. Over mixed embeddedness en transnationale activiteiten is ook redelijk wat bekend. Echter er is weinig onderzoek gedaan naar de mixed Embeddedness van de tweede generatie immigranten. Daarmee automatisch ook de tweede generatie Chinezen en Marokkanen. Bovendien is vorig onderzoek voornamelijk gedaan bij de lager opgeleide immigrant-ondernemers. Dit onderzoek heeft enkel de hoogopgeleide migrant-ondernemers als subject van onderzoek genomen. De verkregen data vormen nieuwe informatie die de bestaande theorien testen op hun houdbaarheid De data die ik gebruik komt uit diepte-interviews. Toetsend onderzoek is een inductieve manier van onderzoek en maakt gebruik van kwalitatieve data verzameling (Bryman, 2004). Diepte interviews geven de mogelijkheid om aan data te komen die een nieuw licht zouden kunnen werpen op de reeds bestaande theorie. Interviews lenen zich hiervoor omdat de respondent in een vertrouwde setting de vragen kan beantwoorden in alle vrijheid. Hij is niet-gebonden aan vooraf voorgestelde antwoorden waarin hij zich moet vinden, maar heeft alle ruimte om de vragen te beantwoorden die voor dit onderzoek van belang zijn ten einde een zo duidelijk mogelijk beeld te scheppen. Zo kan de onderzoeker de interview gegevens spiegelen aan dat wat al bekend is (De Vries, 2007). 4.2 Operationalisatie Het hoofdthema voor dit onderzoek is hoe etniciteit zich verhoudt tot de mate van transnationale activiteit. Hierbij wordt de mixed embeddedness van de ondernemer als een interactie-variabele beschouwd Om te beginnen verzamelde ik statistische gegevens over migrant-ondernemingen in Nederland en als dat mogelijk was naar het specifieke gegevens van migrantonderneming in de grote Nederlandse steden: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. Uiteraard met een onderscheid naar de verschillende in etniciteit, onderwijsniveau en generatie. In hoeverre dit mogelijk is, hangt af van de data die voor handen zijn. Deze gegevens zijn slechts om een beeld te schetsen van de context waarin het onderzoek plaatsvindt. Met deze gegevens is verder geen statistische analyse gemaakt.
32
|
Transnationaal ondernemerschap
4.3 Transnationaliteit Het onderzoek richt zich op de mate waarin de ondernemer afhankelijk is van transnationale netwerken voor het zaken doen. Het is belangrijk om daarbij in het oog te houden dat transnationale activiteiten wellicht een tactiek voor de ondernemer vormen om met zijn initiële doelgroep in contact te blijven staan. Dit zou wellicht minder het geval zijn bij persoonlijk diensten zoals de advocatuur. Bovendien zou voor de tweede generatie kunnen gelden dat zij slechts een symbolische band hebben met hun thuisland. Of dit zo is zal blijken uit het onderzoek. Het is belangrijk om economisch transnationalisme en cultureel transnationalisme van elkaar te differentiëren. Met cultureel transnationalisme bedoel ik de manier waarop immigranten zich bezighouden met het vaderland; met de vakantie daar naar toe, het lezen van de Marokkaanse of Chinese krant etc. Een economische vorm van transnationaliteit die veel voorkomt is het regelmatig overmaken van geld naar de familie die is achtergebleven in het thuisland. Met economisch transnationalisme bedoel ik het vinden van een manier waarop de ondernemer in Nederland mensen uit het vaderland op de een of andere manier als essentiële factor inzet voor de onderneming. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het rekruteren van werknemers met dezelfde etnische of taalkundige achtergrond, of de clientèle doelbewust uitbreiden met mensen die hetzelfde vaderland hebben als de ondernemer. Economisch transnationalisme is niet het importeren van producten die alleen in het vaderland of ander land te verkrijgen zijn. Om een voorbeeld te noemen: Het importeren van eetstokjes van een bedrijf dat in Bangkok zetelt is niet per definitie transnationaal ondernemerschap. Het kernargument bij deze situatie of iets wel of niet transnationaal ondernemerschap is, berust op de vraag of het op basis van willekeur is of dat het netwerk van essentiële waarde is voor het bedrijf in Nederland. Met andere woorden er moet voor transnationalisme sprake zijn van een netwerk dat cruciaal is voor de onderneming. 4.4 Inbedding De andere vraag is hoe inbedding geoperationaliseerd kan worden. Het onderzoek kijkt naar in hoeverre de ondernemers instituties en regels gebruiken voor hun eigen voordeel of de mate waarin zij kennis hebben van faciliteiten die hen kunnen helpen. Bijvoorbeeld een lening aanvragen om een startkapitaal te verkrijgen. Maar ook hoe belastingadviseurs kunnen mediëren tussen het Nederlands belastingstelsel en een ander (thuisland) belastingstelsel.
Onderzoeksvraag |33
Daarnaast vormt het lidmaatschap van bepaalde verenigingen een indicatie. Bijvoorbeeld van beroepsverenigingen. Het belang dat de ondernemer hieraan hecht wordt meegenomen in het onderzoek. Dit zal inzicht geven in waarom ondernemers wel of niet belang hechten aan (etnische) netwerken. 4.5 Casus In essentie is het onderzoek van kwalitatieve aard en wordt gevormd door twee case studies. Ik onderzocht twee groepen die erg van elkaar verschillen. Daarom zal mijn casestudy een zogenaamde Most similar / Most different Case Study zijn (Seawright & Gerring, 2008: p 306). Chinezen zouden een sterk en gereserveerd netwerk hebben; de Marokkanen daarentegen lijken meer te participeren met Nederlanders en andere nationaliteiten. Om toch aan de voorwaarden van een Most similar / Most Different Case Study te voldoen is het essentieel dat beide groepen op in ieder geval op één variabele gelijk zijn. In dit geval is dat, dat alle respondenten tweede generatie immigranten ondernemers zijn en beide groepen zijn hoogopgeleid en in Nederland actief zijn. In dit geval zijn er dus drie variabelen waarop de beiden groepen gelijk zijn. Variabelen als sociaal, economisch en cultureel kapitaal, mixed embeddedness configuraties zijn de most different in dit model, namelijk deze variabelen bepalen de uitkomst die betrekking heeft op de onderzoeksvraag. Respondenten vond ik via de sneeuwbaltechniek en daarnaast het willekeurig aanschrijven van ondernemers van Chinese of Marokkaanse afkomst die bereid zijn om mee te werken. Ik ben mij ervan bewust dat dit niet een erg representatieve selectie is omdat het onderzoek afhankelijk is van de medewerking van anderen. Daarmee kunnen de resultaten een vertekend beeld geven. Desalniettemin, ben ik van mening dat deze onderzoeksopzet in staat zal zijn om een algemeen beeld te scheppen van de strategieën gebruikt door ondernemers van Chinese en Marokkaanse komaf. Sectoren kiezen Volgens Monitor Nieuw Ondernemerschap 2010 is voor de eerste en tweede generatie immigranten ondernemers de sector van horeca, productie- en persoonlijke dienstverlening. Vooral de horeca is een traditionele vorm van ondernemen voor migranten. Echter, de hoogopgeleide migranten van voornamelijk de tweede generatie zijn overwegend actief in de productie en persoonlijke dienstverlening. Daarom koos uit deze laatste twee branches mijn respondenten. • Productie diensten (reisbureaus, amusement, onderzoek, en adviesbureaus) • Persoonlijke dienstverlening (IT, accountants, belastingadvies en advocatuur).
34
|
Transnationaal ondernemerschap
Om de interne validiteit van de resultaten te vergroten heb ik geprobeerd om van iedere groep 15 respondenten te vinden. Van beide te onderzoeken groepen is mij gebleken dat het bijzonder moeilijk is respondenten te vinden, die tijd en moeite willen besteden aan een onderzoek als dit. Gezien de tijdsdruk en de onevenredig grote inspanning om meer respondenten te vinden werd ik gedwongen mij te beperken tot aantallen die onder mijn streefgetal van 15 lagen. De door mij gewenste aantallen heb ik dan ook niet gehaald. Toch zijn er grote overeenkomst gevonden binnen de groep van Marokkanen en Chinezen met respectievelijk dertien en elf respondenten, dat ik denk wel van een trend te kunnen spreken. In onderstaand schema is zichtbaar in welke beroepen respondenten werkzaam zijn.
Advocatuur Bedrijfsadvies Makelaardij Ict Belastingadvies/accountancy Totaal
Marokkaans 3 3 2 2 3 13
Chinees 3 2 0 3 4 11
Onderzoeksvraag |35
36
|
Transnationaal ondernemerschap
5
Portretten
Dit hoofdstuk is het eerste hoofdstuk met empirische gegevens. Ik begin met korte impressies van alle respondenten die ik heb gesproken, te beginnen met de Marokkaanse ondernemers en vervolgens de Chinese. De portretten zijn allen voorzien van fictieve namen. Een aantal respondenten heeft daar op aangedrongen. 5.1 Een beschrijving van de Marokkaanse ondernemers Mohamed (32) en Nisrine (29) Amsterdam-West zijn zakenpartners binnen hetzelfde advocatenkantoor. Het is een klein kantoorpand in Amsterdam-West. De twee advocaten hebben als doelgroep gekozen voor de mensen uit de lagere inkomensklasse. Mohamed is advocaat en meer in het bijzonder gespecialiseerd in ruimtelijke ordening en milieuzaken, Nisrine heeft zich gespecialiseerd op arbeidsrecht. Hun werkzaamheden bestaan voornamelijk uit ondersteuning en vertegenwoordiging bij bouwvergunningen, en ontslagregelingen. Uit de — afzonderlijk gehouden — interviews kwam naar voren dat beiden niet tevreden waren in hun werk toen zij bij een ander kantoor werkten. Mohamed en Nisrine kennen elkaar van hun rechtenstudie aan de Universiteit van Amsterdam, waar zij beiden in 2005 afstudeerden. Daarna splitsten hun wegen. Nisrine is na haar studie direct als advocaat gaan werken bij verschillende advocatenkantoren in Amsterdam. Ze vertelt dat ze — hoewel ze het werk leuk vond — het werken bij een kantoor waarbij er geen uitzicht is op partnerschap erg onbevredigend wordt. “Want als advocaat werk je hard, maar je kan niet je eigen creativiteit gebruiken.”
Na enkele jaren in loondienst te zijn geweest besloot ze in 2009 om zelf een advocatenkantoor te beginnen. Mohamed die op dat moment ook al verschillende banen bij de overheid en advocatenkantoren had gehad, kwam dat ter ore. Hij besloot contact met haar op te nemen, ze waren toch oude studiemaatjes. Nisrine vond het moeilijk om de stap naar een zelfstandig ondernemerschap daadwerkelijk
|37
te zetten. Mohamed heeft haar overgehaald en sinds begin 2010 hebben zij hun eigen kantoor in Amsterdam-West. Beiden rechtspecialismen moesten op de een of andere manier gecombineerd worden. Ze wilden niet in de valkuil vallen van de grote advocatenkantoren, waarbij zij beide hadden ervaren dat de grote klanten de koers van het bedrijf bepalen. Ze kozen voor een kantoor met een sterke sociale uitstraling. Tot nog toe was de drempel voor potentiële cliënten altijd erg hoog gebleken. Een eigen kantoor midden in de wijk van hun doelgroep is een goede keuze gebleken. Dit heeft de drempel verlaagd en men komt veel eerder een probleem presenteren. Hoewel zij zich bij voorkeur profileren als advocaten in het arbeidsrecht, het milieu recht en de wetgeving rond de ruimtelijke-ordening leveren zij ook andere kleine diensten. Zoals bijvoorbeeld Nederlands-Marokkaanse formaliteiten. Het zijn vaak echtscheidingszaken, die vooral door vrouwen worden binnen gebracht. De vrouwen zijn destijds in Marokko getrouwd, maar na enkele jaren wonen in Nederland, loopt het huwelijk spaak en dan zijn Mohamed en Nisrine de advocaten die zij vertrouwen omdat zij dezelfde taal en cultuur kennen. Als het huwelijk in Marokko is gesloten en geregistreerd, dan wil men doorgaans ook dat de echtscheiding in Marokko wordt erkend. Het is een procedure die in Marokko uitgevoerd dient te worden. Indien de clientèle de Nederlandse taal niet machtig is, is de Marokkaans-Nederlandse advocaat hulp een uitkomst. De advocaten kennen de functionarissen in Marokko en sturen de documenten over de post naar hen toe, zodat het afgehandeld kan worden. Het is geen winstgevend onderdeel van de praktijk, maar Mohamed en Nisrine hopen via deze kleine diensten wel klanten over de drempel te krijgen en door mond op mond reclame aan nieuwe klanten te komen. De sociale advocatuur vinden zij geen aparte niche in Amsterdam. Het recht is voor ieder hetzelfde of dat nou iemand met een hoog of een laag inkomen is. Wel vinden ze allebei dat ze wel een voordeel hebben ten opzichte van de Nederlandse kantoren; Mohamed en Nisrine hebben veel Marokkaanse klanten die hen meer vertrouwen dan de Nederlandse advocaat aan de grachtengordel. Mohamed en Nisrine zijn lid van meerdere verenigingen, zoals Het Nederlands Marokkaans Juristen Netwerk (NMJN) en tevens van een beroepsvereniging. Dounia (28) Amsterdam-West De derde Marokkaanse ondernemer die ik heb gesproken is Dounia. Zij is een advocate gespecialiseerd in personen- en familierecht met een praktijk van huis. Dounia richt zich niet op een bepaalde doelgroep, wel merkt ze op dat haar kantoor
38
|
Transnationaal ondernemerschap
door veel Marokkanen en ook andere Arabisch sprekenden wordt bezocht. Dounia is begonnen als stagiaire en daarna mocht ze blijven als advocate. Na twee jaar is ze echter voor zichzelf begonnen en is inmiddels een jaar zelfstandig onderneemster in de advocatuur. De reden waarom Dounia voor zichzelf is begonnen was simpelweg dat ze het gewoon tijd vond om die stap te zetten. Niet omdat ze ontevreden was. Aangezien ze van huis uit werkt heeft ze geen specifiek startkapitaal nodig gehad. In de toekomst hoopt ze wel een eigen pand te kunnen krijgen. En ze wil dat zelf financieren, zonder een lening. Ze wil geen lening omdat handel met winst en rente verboden is voor de moslim. Ze is lid van een beroepsvereniging. Toen ik haar vroeg of ze dan ook lid was van de NMJN zoals Mohamed en Nisrine zei ze dat ze niet gelooft in dat soort initiatieven die zich richten op een bepaalde etniciteit. Daarmee bevorder je enkel het wij-zij gevoel en de slachtofferrol. Ze heeft geen klanten uit het buitenland en is ook niet gemotiveerd om transnationaal te ondernemen. “Ik heb hier genoeg om me mee bezig te houden!”
Farida (28) Amsterdam De Marokkaanse bedrijfsadviseuse Farida is zakenpartner in een bedrijf dat ondernemers begeleidt op individueel niveau. Het bedrijf heeft geen werknemers in loondienst; het werkt met zzp’ers die voortkomen uit het opgebouwde netwerk van ondernemers. De begeleiding van een bedrijf kan variëren van het helpen opzetten van een bedrijfsplan tot het oplossen van financiële vraagstukken. Farida is het bedrijf binnen gerold door haar opleiding bedrijfsadministratie. Ze liep stage en is daarna gevraagd om te blijven. Haar belangrijkste taken zijn acquisitie en netwerken. De bedoeling van het bedrijf is dat ondernemers met elkaar in contact komen. Farida heeft geen reclame gemaakt via een van de klassieke methodes. Het gaat haar er om haar naamsbekendheid te vergroten tijdens bijeenkomsten en op die manier mensen te benaderen. Ze is voornamelijk lid van initiatieven die zich richten om het ondernemerschap te promoten in bepaalde wijken: oost of west. Daarnaast richt ze zich ook op beleid en economische zaken van gemeenten. Transnationaal actief is ze niet doelbewust. Het komt voor dat ze ondernemers begeleidt die een productie onderneming hebben in Turkije of Mexico. Zij verzorgt dan met haar bedrijf de introductie op de Nederlandse markt. Jallal (31) Amsterdam-West Jallal heeft in Leiden bestuurskunde gestudeerd. Momenteel is hij werkzaam als bedrijfsconsulent tijdens organisatiecultuur veranderingen. Bijvoorbeeld bij grote
Portretten |39
aantallen ontslagen, of bij een fusie of bij een onderneming waar door de jaren heen de cultuur rigide en star is geworden. Na het behalen van zijn bachelor in bestuurskunde heeft Jallal een baan had gevonden op de Human Resource afdeling van de ING. Hoewel hij dit leuk werk vond heeft Jallal na vijf jaar ontslag genomen en wilde vervolgens als managementadviseur aan de slag gaan. Hij kon echter in 3 maanden geen baan vinden die voldeed aan zijn verwachtingen waardoor hij toch aan de Master bestuurskunde is begonnen en heeft die inmiddels afgerond. Hij heeft een stage gelopen bij de Nederlandse Bank. Toen Jallal 30 jaar was is hij voor zichzelf begonnen als organisatieconsulent. De onderneming is bedoeld als eenmanszaak, maar hij heeft een secretaresse die de zaken waarneemt als Jallal voor een project niet aanwezig is op het kantoor. De secretaresse betrekt hij via het uitzendbureau. Jallal huurt een kantoorruimte in Amsterdam-West vlakbij station Sloterdijk. De huur is bescheiden en daardoor heeft hij geen specifiek startkapitaal nodig gehad. In het begin kostte het wel moeite om genoeg geld binnen te krijgen, maar zijn vrouw en ouders hebben hem door die eerste paar moeilijke tijden heen geholpen. De doelgroep van Jallal is niet duidelijk omschreven. Internationaal is hij niet actief. In de praktijk is Jallal actief in het midden- en kleinbedrijf. Omdat hij slechts een eenmanszaak heeft kan hij geen grote projecten aan. Jallal is niet lid van een beroepsorganisatie. Sarah (32) Den Haag Sarah is de derde bedrijfsconsulent in mijn onderzoek. Sarah heeft conflictstudies gestudeerd in Utrecht en is nu zelfstandig ondernemer. Ze richt zich vooral op kleine en jonge bedrijven. Haar hoofdactiviteit is het ontwerpen van strategische plannen en intensieve begeleiding bij overnames en fusies. Sarah heeft voor haar studie een onderzoek gedaan bij een telecommunicatie bedrijf dat veel internationale werknemers tijdelijk in dienst heeft. Daar merkte ze op dat ze geïnteresseerd raakte in marketing en management. Gedurende haar studie heeft ze als management ondersteuning gewerkt bij een financieel adviesbureau. Daar lag de nadruk op de haalbaarheid van innovatie, analyseren en hoe om te gaan met bezuinigingen. Haar werk ligt geheel binnen Nederland. Sarah gelooft niet in het lidmaatschap van een organisatie. Ze gaat liever zelf op zoek naar klanten via haar informele vrienden en kennissen netwerk dan dat ze zich aansluit bij organisaties of verenigingen die alleen maar verplichtingen met zich meebrengen. Mohammed (33) Amsterdam Mohamed is makelaar en heeft daarvoor de bijbehorende opleiding: Vastgoed en makelaardij, gestudeerd bij InHolland Rotterdam. Hij en zijn Nederlandse zakenpartner
40
|
Transnationaal ondernemerschap
(Joris) zijn acht jaar actief op de huizenmarkt in Amsterdam, Rotterdam en Groningen. Daarbij richten zij zich voornamelijk op huurwoningen, slechts een klein gedeelte is koopwoningen. Zowel de huur- als de koopwoningen behoren tot het hogere segment. De makelaardij van Mohamed onderscheidt zich door dat zij een zogenaamde Corporate Housing aanbieden. Voor bedrijven regelen zij het beheer en de huur voor het personeel. Mohamed streeft ernaar om het personeel dat veelal internationaal is zo veel mogelijk dicht in de buurt van elkaar te laten wonen, het liefst in hetzelfde gebouw. Op die manier blijft het overzichtelijk voor de opdrachtgever, zeker als het gaat om huurprijzen en andere financiële zaken. Verder bieden Mohamed en zijn partner uitgebreide persoonlijk service door internet, televisie en telefoon aan te laten leggen en periodieke controles uit te voeren bij de bewoners thuis. Maar het meest opmerkelijke is wel dat Mohamed ervoor zorgt dat het personeel van Schiphol opgehaald wordt en naar het huis wordt gebracht dat voor hen bestemd is. Mohamed is later bij de onderneming gekomen. Joris was aanvankelijk alleenstaand ondernemer en Mohamed was een goede vriend van hem. Op een gegeven moment is Mohammed uitgenodigd om als partner in het bedrijf te stappen. De investeringen die Mohamed moest doen waren minimaal. Sinds acht jaar werkt hij nu samen met Joris. Ze zijn niet van plan om werknemers in dienst te nemen. Zij zijn lid van een beroepsvereniging voor Makelaars. Aicha (27) Utrecht Aicha heeft net een jaar geleden de opleiding Management, Economie en recht afgesloten aan de hoge school in Almere. Daarin heeft ze zich gespecialiseerd in vastgoed en projectontwikkeling. Sinds twee jaar verzorgt Aicha een verkoopwebsite van huizen in Marokko. Particu lieren en bedrijven kunnen op deze website hun woning te koop zetten of een woning zoeken. Het is een soort marktplaats geworden zegt ze zelf. Nu treedt ze echter ook op als makelaar en is betrokken bij de aankoop- of huur procedure. Ze onderhoudt contacten met andere makelaars, zowel in Marokko als Nederland en biedt hen advertentieruimte aan. Als ze zover is wil ze zich aansluiten bij NVM makelaars om te profiteren van het gemak dat dat met zich mee brengt. Ze wil ook gecertificeerd worden omdat ze voorziet dat het in de toekomst steeds belangrijker wordt voor hypotheekverstrekking dat de makelaar ook gecertificeerd is. Het ondernemerschap is voor Aicha altijd een vanzelfsprekendheid geweest, in haar familie zijn er meerdere ondernemers. Voor Aicha is haar vrijheid van tijdsindeling en financiën essentieel. Mede hierdoor denkt ze geen werknemers aan te zullen nemen, want ze is bang voor de verplichtingen en vrijheidsbeperkingen die dit op den duur met zich mee zullen brengen.
Portretten |41
Haar doelgroep bestaat uit mensen die een huis in Marokko willen kopen of huren. Zeker de laatste jaren hoorde Aicha regelmatig vanuit haar omgeving dat zowel Marokkaanse als Nederlands mensen er naar verlangen om een huisje te hebben in Marokko. Aicha heeft relaties in Marokko lopen, die aanvankelijk van haar vader komen. Inmiddels heeft Aicha zelf dat netwerk uitgebreid en kan daar volledig op vertrouwen. Voorlopig ziet ze nog geen reden om op zoek te gaan naar een formeel netwerk of een bereopsorganisatie. Abdelfatah (25) Amsterdam Abdelfatah is software programmeur en ontwikkelaar. Vanuit huis als freelancer werkt hij aan opdrachten van particulieren, bedrijven en semi-overheid. Zijn werkzaamheden zijn bijvoorbeeld het websites maken maar ook ingewikkeldere zaken. Zo zoekt Abdelfatah oplossingen voor koppelingen en weergave dissonanties tussen twee programma’s. Een andere belangrijke activiteit is de integratie van applicaties. Abdelfatah is in eerste instantie een autodidact. Na de middelbare school heeft hij ervoor gekozen om informatica te gaan doen en daarna is het vanzelf gegaan. Tijdens zijn studie had Abdelfatah al genoeg opdrachten om erop te kunnen vertrouwen dat hij zelfstandig kon zijn. Er is bij hem geen sprake van transnationaal ondernemen. Hij werkt binnen de Nederlandse ICT-wereld. Voorlopig werkt hij alleen. Uitbreiden met werknemers of andere samenwerkingsvormen vindt hij complicerend. Hij is geen lid van een beroepsvereniging. Amine (30) Den Haag Amine heeft ongeveer hetzelfde verhaal als Abdelfatah. Het enige verschil is dat Amine eerst in loondienst heeft gewerkt bij een zorginstelling waar hij de interne informatie beheerde en nieuwe vormen van data programma’s ontwikkelde. Sinds twee jaar is Amine voor zichzelf begonnen en adviseert hij bedrijven over de informatie architectuur en structuur. Transnationaal werken is voor hem niet aan de orde. De opdrachten zijn steeds van Nederlandse ondernemers. Amine ziet zichzelf vooral als een eenmanszaak. De aard van het werkt brengt dat ook met zich mee. Hij is lid van de FNV vanwege het goedkope lidmaatschap en voor de voordelen die het heeft om FNV lid te zijn. Rachid(30) Amsterdam Rachid is belastingadviseur. Hij richt zich op de kleine ondernemers en particulieren. Hij heeft fiscaal recht gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam. Voordat Rachid voor zich zelf begon heeft hij gewerkt bij een vakcentrale en een bekend belastingadvieskantoor. Op een gegeven moment kon Rachid geen voldoening in het werk vinden
42
|
Transnationaal ondernemerschap
in het bedrijf en ging op zoek naar een ander bedrijf, maar ook daarin merkte hij dat hij zich niet kon ontwikkelen. Naar aanleiding daarvan is de beslissing genomen om dan voor zichzelf te beginnen. Rachid geeft te kennen dat het grootste voordeel van zelfstandig zijn voor hem is dat hij zelf kan kiezen hoe hij met cliënten omgaat. Toen hij nog in loondienst werkte vroegen zijn vrienden en kennissen vaak of Rachid ze kon helpen met hun belasting of administratie, maar hij moest altijd nee zeggen omdat hij al te veel werk had. Hierdoor wist hij dat er vraag was naar de diensten die hij nu levert. Nu zijn veel van deze mensen zijn vaste klanten geworden. Rachid heeft overigens nauwelijks tot geen reclame gemaakt en verwerft zijn cliënten voornamelijk door mond op mond reclame. Rachid is van mening dat hij geen doelgroep heeft, maar dat er wel een bepaalde groep bij hem uitkomt. Vooral Marokkaanse en Turkse mensen brengen hun financiën naar Rachid. Als verklaring hiervoor zegt Rachid dat er met deze mensen wederzijds begrip en vertrouwen is. Rachid is nog maar zes maanden bezig en draait nog niet genoeg om dure contri butie van een beroepsvereniging en certificering processen te betalen. Voor de toekomst is het wel de bedoeling om bij dit soort bewegingen aan te sluiten. Rachid werkt binnen het Nederlands belastingstelsel en heeft geen behoefte aan cliënten in het buitenland. Als het moet is er wel de aanwezigheid van contacten in Marokko maar Rachid heeft deze nog nooit nodig gehad. Leila (28) Den Haag Leila werkt aan huis als registeraccountant. Leila heeft toegepaste economie gestudeerd in Amsterdam en Nyenrode. De onderneming van Leila is nog klein, ze kan er nog niet van rondkomen. Haar man verdient wel genoeg om deze aanloopperiode te overbruggen. Wat Leila doet als accountant is cliënten helpen met het invullen van bijvoorbeeld complexe belastingaangiftes. Ze probeert de cliënt dusdanig te adviseren opdat deze het meeste rendement behaalt uit de mogelijkheden die er zijn, maar die voor de gewone burger onbekend zijn. Daarbij adviseert ze ondernemers over wat voor hen de beste manier is om het eigenaarschap vorm te geven. Leila is verplicht lid van het Koninklijke Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA). Vooralsnog bestaat de klantenkring van Leila uit vrienden en bekenden. Ze is druk bezig om grotere klanten uit het MKB aan te trekken om zo toch het werk te doen waarvoor ze gestudeerd heeft: bedrijfsadministratie, berekenen, analyseren en verslag uitbrengen met een suggestie voor de toekomst. Gezien haar recente start als zelfstandig ondernemer is transnationaal werken nog niet in het vizier gekomen. Ze beseft zich dat ze ook een beroep uitoefent dat op het Nederlandse belastingstelsel is toegesneden. Over een personele uitbreiding heeft ze nog niet nagedacht.
Portretten |43
Youssef (26) Amsterdam Youssef is financieel adviseur. Hij heeft accountancy gestudeerd aan de Hoge School Amsterdam (HVA-HES). Sinds 3 jaar doet hij dit werk en sinds 15 maanden is hij zelfstandig. Hij is zelfstandig geworden omdat hij moeite had met het in loondienst zijn. Hij voelde dat hij te veel werk moest doen voor het salaris dat hij overhield na aftrek van premies. Daarbij voelde hij zich niet vrij en vond hij het werk niet meer leuk. Nadat hij ontslag heeft genomen is hij 2 maanden op vakantie geweest. Bij terugkomst is het idee al snel ontwikkeld om een eigen bedrijf op te starten. Youssef werkt aan huis, hij heeft een apart kantoortje naast zijn huis waar hij ook cliënten kan ontvangen. Youssef heeft voornamelijk beginnende ondernemers en ondernemers van kleine bedrijven, hij beoordeelt hun financiële bedrijfsvoering en biedt ondersteuning door middel van verklaringen als er veranderingen doorgevoerd moeten worden. Hij beoordeelt ook bedrijfsplannen, of de financiële raming wel reëel is, of dat het misschien ook efficiënter kan. Hoewel de ondernemers die hij als klant heeft vaak immigrant-ondernemer zijn, vindt hij zelf dat hij niet transnationaal onderneemt. Hij is vooral op de situatie in Nederland georiënteerd. Youssef is op een aantal netwerkavonden geweest, maar daar merkte hij al gauw dat de ondernemers die daar rondliepen veel te groot waren voor hem en meestal ook al een interne accountant hebben. Youssef heeft naar eigen zeggen eigenlijk wel genoeg werk maar heeft zich wel aangesloten bij een branchevereniging voor financieel adviseurs, NBVA . 5.2 Portretten Chinese ondernemers Wendy (34) Rotterdam Wendy heeft een besloten vennootschap in de advocatuur gevestigd in Rotterdam. De praktijk is ondernemingsrechtelijk georiënteerd dus arbeidsrecht, contractrecht incasso zaken, maar ook handelsrecht. Het ondernemerschap is niet onbekend voor Wendy. Aan haar vaderskant zijn er een aantal opa’s en ooms die ook ondernemer zijn geweest. Voor Wendy is het ondernemerschap aantrekkelijk omdat voor haar dat creativiteit, inventiviteit en zelfstandigheid symboliseerde. Na haar rechtenstudie in Leiden durfde ze het nog niet meteen aan om deze droom te realiseren en ging eerst in loondienst werken. Uiteindelijk waagde ze na zeven jaar de stap en is inmiddels twaalf jaar zelfstandig ondernemer. Wendy kon de klantenkring dat ze had opgebouwd bij andere kantoren meenemen en dat betekende dat ze meteen een bepaalde omzet haalde en om die reden geen startkapitaal nodig had. De Chinese gemeenschap was voor Wendy haar eerste doelgroep, maar dat is nu
44
|
Transnationaal ondernemerschap
ontwikkeld tot wat ze noemt: China Business. Dit betekent in de praktijk dat het merendeel van haar cliënten toch Chinees is. Wendy spreekt Chinees en dat is volgens haar een groot voordeel. Ze verklaart dat ze een van de weinige Chinees sprekende advocaten is. Ten eerste zijn er weinig Chinezen die rechten studeren en daarvan spreken zij doorgaans nog amper Chinees. Wendy gaat vaak naar China toe om zaken te regelen. Persoonlijk contact werkt veel beter in onderhandelingen dan via telefoon of e-mail. Verder is Wendy ook actief als docent in Chinees recht aan andere advocaten. Wendy heeft vier werknemers. Drie daarvan heeft ze gerekruteerd via de Hoge School Maastricht, zij studeerden Chinese taal en letterkunde. En de laatste werkte bij FORUM (een organisatie die zich onder andere richt op vreemdelingenrecht). Wendy geeft de voorkeur aan netwerken boven adverteren, omdat ze vindt dat wanneer ze adverteert zichzelf te koop zet. Wendy is lid van de Dragon Businessclub. Ling (36) Rotterdam Ling is advocaat in ondernemingsrecht. Ling heeft rechten gestudeerd aan de Universiteit van Groningen en is daarna in Rotterdam bij een advocatenkantoor als jurist begonnen. Na vier jaar werd Ling advocaat bij hetzelfde kantoor. De ouders van Ling hadden gewild dat hun zoon in dienst zou blijven, maar Ling wilde geen partner worden, hij wilde zelfstandig zijn. Tien jaar na zijn afstuderen is Ling voor zichzelf begonnen. Hij mocht zijn cliënten niet meenemen. Toch had Ling vanaf het begin genoeg omzet om een kantoor te huren in Rotterdam. Ling komt in aanraking met mensen die op kleine schaal in de internationale handel zitten. Ling stelt contracten op die een samenwerkingsverband of een distributieovereenkomst vastleggen. Zijn klanten zijn kleine ondernemingen, veelal Chinese. Ling gaat vaak met een klant mee naar China, waar hij netwerkt en ook andere ondernemingen uit Nederland tegenkomt. Persoonlijk contact tussen hem en de cliënt is belangrijk omdat de Chinees volgens Ling geen zaken per e-mail. Er moet een vertrouwensband zijn. Af en toe voelt het alsof hij eerst vrienden moet worden en pas daarna een zakelijke relatie kan opbouwen. Ling is door de diensten die hij doet transnationaal actief en maakt een groot percentage uit van zijn praktijk dat er op de korte termijn afhankelijk van is. Ling is lid van de orde van advocaten en van enkele China Business gerelateerde verenigingen. Marieke (30) Utrecht Marieke is bedrijfsadviseuse, haar moeder is Chinese maar haar vader is Nederlands. Marieke heeft commerciële economie gestudeerd. Marieke heeft tijdens haar studie stage gelopen bij een vriend van haar vader. Daar heeft ze veel geleerd maar
Portretten |45
ze vond niet dat ze haar eigen ideeën kwijt kon in een organisatie die zo sterk vast zat in zijn structuur. Ze noemt het opmerkelijk voor een consulentenkantoor. Marieke is sinds drie jaar freelance bedrijfsadviseur. De vrijheid om te bepalen of ze wel een klant aanneemt of niet en haar eigen schema aanhouden vindt ze fantastisch. Marieke heeft dan ook geen kantoor, ze is op internet gevestigd, maar als ze een opdracht heeft gaat ze naar de klant toe om meteen kennis te maken met het probleem. Haar doelgroep is niet per definitie de Chinese gemeenschap, maar ze merkt wel dat sinds ze stage heeft gelopen zij een reputatie heeft opgebouwd. Chinese ondernemers vinden het fijn om een jong iemand in te schakelen om met frisse ideeën te komen maar bovenal om een Chinese adviseur in de arm te nemen. Marieke is niet doelgericht transnationaal actief. Lidmaatschap van een organisatie heeft Marieke nog niet, ze heeft er nog geen tijd gehad om zich er goed in te verdiepen. Yuen (35) Amsterdam Yuen verkoopt ledverlichting. Hij heeft sterrenkunde in Amsterdam en Leiden gestudeerd en is min of meer bij toeval in het bedrijfsleven terecht gekomen. Hij merkte dat er een markt was voor ledverlichting. Toen zijn partner in China een contact had die ledlampen kon produceren was het een duidelijke keus voor een eigen bedrijf. Doordat hij het samen met zijn partner opzette had Yuen niet veel startkapitaal nodig. Hij heeft het beetje spaargeld dat hij had ervoor gebruikt. Voor Nederland is het bedrijf alleen zichtbaar via het internet. In tegenstelling tot wat men daar doorgaans aantreft kan er niet rechtstreeks via internet besteld worden. Yuen heeft gemerkt dat klanten vaak niet goed weten wat ze willen, daarom geeft hij liever voorlichting alvorens mensen de lampen te laten kopen. De zaken gaan voornamelijk in buitenland erg goed. Daar heeft hij dan ook zijn personeel te werk gesteld. Yuen is sterk gemotiveerd voor een eigen onderneming. ‘Al het werk dat je in je onderneming steekt krijg je dubbel terug’ stelt hij. De huidige klanten bestaan voornamelijk uit industriëlen en zij realiseren zich dat het relatief hoge aankoop bedrag zich op den duur dik uitbetaalt. De particulier ziet alleen de aankoopprijs. De Nederlandse consument heeft volgens Yuen nog het oude vooroordeel in zijn hoofd dat het koud licht is. In Indonesië China en Thailand is dat veel minder een probleem. Daar kent men dat vooroordeel niet. Yuen is de persoon die ledverlichting populair moet maken. Zijn zakenpartner en goede vriend, verzorgt de verkoop. Yuen is alleen lid van de Dragon businessclub vanwege hun missie dat iedereen die geïnteresseerd is in China Business welkom is. Lid worden van een vereniging vindt Yuen kansloos. omdat bedrijven daar niet verkopen aan andere Chinezen maar enkel aan het buitenland.
46
|
Transnationaal ondernemerschap
Joanna (32) Rotterdam Joanna onderhoudt een Chinese community website. Het is de grootste Chinese website in Nederland. Tien jaar geleden begon het als een hobby naast haar studie economie en marketing aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Het was eerst een soort blog en ze startte ook een forum waarop mensen konden reageren en praten over studeren en leven in Nederland. Het aantal Chinese studenten in Nederland groeide snel en velen bleven in Nederland nadat ze afgestudeerd waren. Nadat ze zelf afgestudeerd was heeft ze de website verder uitgewerkt tot een portal naar allerhande diensten. Het begin was niet eenvoudig, Joanne was net student af en wilde haar eigen onderneming starten maar had geen geld om te investeren. Uiteindelijk hebben haar ouders geholpen. Joanne wilde niet naar de bank om een lening aan te vragen omdat ze bang was dat het toch niet zou lukken. Nu krijgt ze haar financiering rond door advertenties van onder andere reisbureaus en een Nederlands telefoonbedrijf. ‘Voor hen is het aantrekkelijk om op mijn website te adverteren omdat ik de grootste Nederlands-Chinese website heb en daarmee toch een gemeenschap bedien’ verklapt ze. Voor haar zelf is het niet nodig om te adverteren, veel nieuwe leden komen via mond op mond reclame. Ze is lid van verenigingen die zich focussen op relaties met China. Voor de toekomst wil ze dat haar website ook toegankelijk wordt voor Nederlands of in ieder geval in het Engels vertaald gaat worden. Als het nodig is wil Joanne te zijner tijd ook een kantoor in China openen. Cindy (30) Utrecht Cindy heeft een eenmanszaak in accountancy. Ze heeft bedrijfseconomie gestudeerd en een postdoctoraal in register accountancy in Rotterdam. Na haar studie is ze bij de ING gaan werken. Maar na enige tijd merkte Cindy op dat ze daar niet op haar plek was; werkinhoudelijk vond ze het bij de ING niet interessant. Ze besloot op aanraden van mensen in haar omgeving om zich te verzelfstandigen. Aanvankelijk is Cindy met een praktijk thuis begonnen. Nu huurt ze een stoel – zoals Cindy het omschrijft – in een gedeeld kantoor in Utrecht. Haar klanten zijn voornamelijk Chinezen die zelf ook transnationaal actief zijn. Maar ze heeft een uitgebreid netwerk via initiatieven en organisaties en zo komt ze aan genoeg omzet. Cindy heeft geen plannen om personeel aan te nemen Cindy spreekt Chinees en zegt daarmee een niche te kunnen bedienen; grote Chinese bedrijven die zich in Nederland willen vestigen. Ik help ze bij het vestigen van hun bedrijf maar ook om hun doelgroep te benaderen. Nederland is voor ondernemers fiscaal zeer gunstig. Cindy heeft voorlopig enkel kleine bedrijven als klant omdat zij kostenbewust zijn en haar tarieven bescheiden zijn. Het feit dat ze Chinees
Portretten |47
spreekt betekent dat ze veel bedrijven in China heeft die ze bedient. Ze gaat ook geregeld naar China toe om daar zaken te doen, en voor Chinezen is vertrouwen in het zakendoen heel belangrijk.”Om die reden maak ik ook geen reclame, Chinezen maken meer gebruik van mond op mond reclame omdat het dan meer vertrouwd is, Chinezen ondernemers weten dan wie je bent en dat scheelt enorm.” Jack (36) Rotterdam Jack heeft een belastingadviespraktijk en een administratiekantoor. Beide zijn aan huis gevestigd in Rotterdam omdat Jack zich nog geen kantoorpand kan veroorloven. Hij is sinds 2008 zelfstandig ondernemer. Voordat hij zijn eigen bedrijf opstartte is Jack afgestudeerd aan de universiteit van Leiden in fiscaal recht. Daarna heeft hij in loondienst gewerkt bij een administratie kantoor. Maar Jack zou daar geen partner kunnen worden. In plaats van een andere werkgever te zoeken is Jack voor zichzelf begonnen omdat hij daar de tijd rijp voor vond. Hij had geen startkapitaal als zodanig nodig, wel betaalt hij een substantieel bedrag aan abonnementskosten voor vakliteratuur en onderzoeksmateriaal. Maar Jack wilde ook niet naar de bank stappen om daar startkapitaal aan te vragen omdat hij dan het gevoel heeft dat de bank zijn baas is. Jack richt zich op het MKB. Het MKB is in de regel gemakkelijker te benaderen dan grote bedrijven. Hij netwerkt graag en geeft daarbij aan dat hij beschikbaar is voor nieuwe opdrachten. Voor hem is dat de enige manier om aan cliënten te komen. Adverteren werkt volgens hem niet omdat het bij zijn werk toch om vertrouwen gaat. Vertrouwen krijgt hij van en via andere mensen die hem aanraden en niet via de krant. Het overgrote deel van zijn cliënten is Nederlands. Die heeft hij meegenomen vanuit zijn vorige banen, de nieuwe klanten zijn overwegend Aziatisch. Voor dat soort cliënten gaat het er vaak om dat hij de ideeën die de klant heeft kan vertalen naar de Nederlandse markt. Jack is aangesloten bij twee beroepsverenigingen die hem cursussen aanbieden om zijn kennis bij te houden. De kennis die hij heeft van een buitenlands belasting systeem houdt hij bij via zijn persoonlijke contacten in het buitenland. Cheng (32) Rotterdam Cheng is belastingadviseur. Hij heeft fiscaal recht aan de universiteit in Rotterdam gestudeerd. Direct na zijn studie is hij voor zichzelf begonnen omdat hij moeite had met het vinden van een baan op zijn niveau. Hij werkt aan huis en deelt de zorg voor de kinderen met zijn vrouw. Hij heeft klanten in het MKB maar in zeer uiteenlopende branches. Hij begeleidt een aantal beginnende ondernemers en adviseert over de financiële bedrijfsvoering van de onderneming. Cheng werkt nauw samen met een accountant die af en toe de zaken zoals een jaarverslag verzorgen. Cheng
48
|
Transnationaal ondernemerschap
kent deze man en ze hebben altijd goed kunnen samenwerken. Cheng heeft nog geen transnationale activiteiten maar hij wil zich daar wel in gaan verdiepen. Hij denkt dat China de toekomst heeft Cheng is lid van de Dragon businessclub omdat het een organisatie is die Nederlandse en Chinese bedrijven samenbrengt met een gemeenschappelijke interesse in zakendoen met China. Op den duur hoopt Cheng hier te kunnen netwerken en zo nieuwe klanten te krijgen. Larry (28) Utrecht Larry heeft een klein headhuntersbureau in Utrecht. Na zijn studie bedrijfseconomie in Rotterdam heeft Larry een viertal jaren gewerkt bij een groot Nederlands voedingsbedrijf op de afdeling marketing. Al gauw was hem duidelijk dat hij meer met mensen dan met producten had en nam uiteindelijk het besluit om zich in de Human resources te bekwamen. Dat dit uitpakte in een zelfstandig ondernemerschap verbaast hem nog steeds. De beginfase was erg moeilijk, omdat headhunters nu eenmaal volledig afhankelijk zijn van hun netwerk. Voordat dat netwerk op peil was duurde het wel twee jaar. Daarbij is hij zeer geholpen door zijn Chinese netwerk en familie. Zijn spaargeld heeft hij in die fase volledig ingezet. Larry is nog niet lid van een vereniging omdat hij zichzelf nog teveel starter vindt; hij wil eerst groeien. Hij wil voorlopig nog geen werknemers. Zijn transnationale activiteiten bestaan uit zowel Chinese opdrachten voor de Nederlandse markt als voor de Nederlandse opdrachten voor de Chinese markt. De gemeenschappelijke factor is steeds China Business.
Portretten |49
50
|
Transnationaal ondernemerschap
6
Analyse
In dit hoofdstuk analyseer ik de resultaten die uit de interviews zijn gekomen. Uit de data heb ik een aantal aspecten gedestilleerd die ik ga bespreken in dit hoofdstuk: Hoe het startkapitaal gefinancierd wordt, omdat ik wil achterhalen of datgene dat Rusinovic in haar dissertatie hier teven van toepassing is. Daarna bespreek de sociale inbedding en doelgroep met lidmaatschap van verenigingen. Samen met de manier van rekrutering beslaat sociale inbedding twee facetten die horen binnen het mixed embeddedness model: sociaal kapitaal en economisch kapitaal, maar ook de context van de economische conjunctuur en kansenmogelijkheid. Gray (2006) stelde dat ondernemerschap voorkomt uit het hebben van een visie en intentie. Op de tweede plaats komt de omgeving die het individu kan inspireren tot ondernemerschap. Maar ook eerdere ervaringen kunnen hierbij een bijdrage hebben. Drie op de vijf Marokkaanse ondernemers geeft aan dat hun loondienstjaren er in zekere zin toe heeft gebracht dat ze nu zelfstandig zijn. Eén respondent gaf aan dat hij zich bij zijn vorige werkgever benadeeld voelde ten opzichte van zijn directe collega’s in zijn potentiële doorgroeimogelijkheden. De andere belangrijkste reden waarom ondernemers voor zich zelf beginnen is dat ze zagen dat wat hun werkgever deed, zij zelf ook wel konden en ook beter. Opvallend is dat de Chinese ondernemers praktisch allemaal zeggen dat het idee van zelf ondernemer zijn hun al in het bloed zat en het een logische volgende stap is. Chinezen zijn explicieter in het erkennen dat ze competitief zijn en gedreven. De Marokkaanse populatie is daar niet zo expliciet over. Aan de andere kant heeft het merendeel wel een strategisch plan om de doelgroep te bereiken en uit te breiden. “Om die bedrijven te benaderen ga ik naar netwerkbijeenkomsten. Dat is waar ik het eigenlijk van moeten hebben. Ik ben het van ons team die ze aanspreekt. Maar je moet ze ook wel kennen en daar heb ik gewoon een naam ontwikkeld.” Farida
|51
6.1 Hoe de tweede generatie immigrant-ondernemers het startkapitaal bij elkaar krijgt De inbedding in sociale netwerken is voor een ondernemer belangrijk, zeker voor een immigrant-ondernemer. De ondernemer kan via zijn netwerk startkapitaal verwerven voor zijn onderneming door te lenen bij familie of vrienden of hen te laten investeren in de onderneming. Uit mijn interviews is gebleken dat het merendeel het startkapitaal uit eigen inkomsten genereert. Ongeveer de helft is eerst zijn of haar onderneming thuis begonnen en zodra er genoeg inkomsten en continuïteit waren werd een pand gehuurd om zo uit te groeien tot een professioneel bureau met eigen huisvesting. Daarmee is duidelijk dat zowel de Chinese als de Marokkaanse ondernemers van de tweede generatie niet geneigd zijn externe formele financiering gebruiken maar ook niet afhankelijk zijn van informele financiering vanuit het netwerk. Chinese en Marokkaanse ondernemers verschillen hierin niet. Drie respondenten van Marokkaanse afkomst zijn als partner later bij het bedrijf gekomen. Slechts één ondernemer, een Marokkaanse advocaat, heeft startkapitaal via de bank gekregen, maar niet zonder gebruik te maken van het eigen netwerk. “Eigenlijk zijn we op een hele slechte tijd gestart. De banken waren voorzichtig met leningen nadat het bankwezen was ingestort. Banken waarbij we een afspraak hadden, gaven niet thuis. Uiteindelijk heeft een vriend die bij de Rabobank werkt het geregeld. En toen ging het allemaal heel snel.” Mohamed
De Chinese advocate Wendy omschreef de kwestie als volgt: “Een startkapitaal was niet nodig. Want in mijn geval was het zo dat ik vanaf het begin een bepaalde omzet kon draaien, dus had ik gelijk inkomsten, ten tweede is het zo dat wanneer je als advocate begint je niet veel kapitaal nodig hebt, want wij verkopen kennis!” Wendy
Dit is een afwijking van hetgeen Rusinovic stelt. Zij vond tijdens haar dissertatie dat veel ondernemers van de tweede generatie hun startkapitaal via formele wegen hebben gefinancierd. Rusinovic heeft echter geen onderscheid gemaakt naar etniciteit en uit mijn onderzoek, dat zich heeft gericht op twee etniciteiten, blijkt dat beide groepen amper gebruik maken van de officiële mogelijkheden. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat de zakelijke dienstverlening weinig startkapitaal nodig heeft. In principe kan een dergelijke bedrijf aan huis starten, zoals ook uit een aantal interviews blijkt. Een Chinese belastingadviseur gaf aan dat hij gelukkig was dat hij niet bij de bank hoefde te komen voor hulp: “Als ik leen bij de bank dan geeft dat nog meer verplichtingen en misschien kan ik mijn werk dan niet zo doen als ik zou willen.” Jack
52
|
Transnationaal ondernemerschap
6.2 Sociale inbedding en doelgroep Bij de Marokkanen is heel duidelijk dat de sociale inbedding de doelgroep voor hun onderneming bepaalt, terwijl dat bij de Chinezen veel minden het geval is. Chinese ondernemers laten hun doelgroep meer bepalen door hun culturele achtergrond, zij richten zich voornamelijk op mensen uit China en in enkele gevallen wijken ze uit naar andere Aziatische landen. Een mooi voorbeeld van lokale inbedding is bijvoorbeeld van de Marokkaanse advocate Nisrine. Zij heeft zich expres in Amsterdam-West gevestigd omdat haar doelgroep daar over het algemeen leeft. Haar doelgroep definieert ze als de mensen met lage inkomens die bijvoorbeeld problemen hebben met de belasting, een bekeuring of met hun uitkering. De gedachte achter deze keuze is dat een lokale vestiging laagdrempelig is in vergelijking met de grote kantoren in de binnenstad. Bovendien wil ze de alledaagse problemen die zij ook kent van buren en vrienden oplossen. Daarbij geeft ze aan dat vooral vrouwen die geen Nederlands kunnen graag bij haar aankloppen omdat zij hun taal spreekt en daarmee meer vertrouwen aan de cliënten kan geven. De Chinezen hebben een meer algemene doelgroep: iedereen die China Business doet. “Mijn klantenkring bestaat voornamelijk uit Chinezen. Mijn klantenkring is heel erg China Business gerelateerd. Maar ook alles wat ook maar een beetje met China te maken heeft. China komt altijd om de hoek kijken.” “Mijn klanten zijn vooral Chinese ondernemers, die ook internationaal actief zijn. Ik heb zo mijn eigen netwerk, via-via en ook bij de semi-overheid heb ik lijntjes lopen om Chinese investeerders aan te trekken.” Wendy
De manier waarop de ondernemers zijn gestart heeft vaak te maken met de omgeving. Chinezen worden vaak getriggerd door familie en vrienden om een eigen bedrijf op te starten. Bij Marokkanen ligt de passie meer bij hen zelf. Vervolgens bepaalt de sociale inbedding wel de doelgroep. De opleiding is de voorbode in welke branche de ondernemer gaat werken. De overlevingstheorie is volgens mij hiermee achterhaald. Ook omdat de meeste respondenten eerder in loondienst waren, uitgekeken raakten op het werk dat zij deden en prefereerden zelf invulling aan hun tijd- en werkbesteding te geven. Dat geldt voor zowel de Chinese als de Marokkaanse ondernemers. Wanneer een respondent bij een Nederlands bedrijf te werk werd gesteld en later partner in dat bedrijf werd, dan is een evenredige verdeling te zien is in de klantenkring naar Nederlandse afkomt en de andere etnische afkomst. Echter wanneer een
Analyse |53
Marokkaan vanaf het begin van de onderneming de baas is geweest, zien we dat deze vooral de etnische groepen bediend. Vaak wordt dat verklaard aan de hand van de kennis van traditie en de taalvaardigheden. Bij de Chinese ondernemers zien we dat zij hun doelgroep en daarmee hun klantenkring laten berusten op de Chinese afkomst. 6.3 Lidmaatschap van netwerken en verenigingen Wat ik uit mijn onderzoek blijkt is dat de advocaten en accountants – zowel Chinese als Marokkaanse – lid zijn van beroepsorganisaties zoals De Orde van Advocaten en andere beroepsmatig verplichte lidmaatschappen. Tevens viel het mij op dat alle Chinese ondernemers die ik heb gesproken lid zijn van verenigingen die zich richten op China Business. Hier is wel een kanttekening op zijn plaats omdat ik een gedeelte van mijn respondenten verkregen heb via dezelfde vereniging. Toch heb ik nauwelijks lidmaatschappen gevonden bij een Nederlandse organisatie. Slechts twee Marokkaanse ondernemers zijn lid zijn van het NMJN, het Nederlands Marokkaanse juristen netwerk dat bestaat uit een heel select groepje van jonge Marokkaanse advocaten. Lidmaatschap van verenigingen en initiatiefgroepen zijn in het belang van de onderneming. De Chinese ondernemer maakt er intensief gebruik van en bezoekt vaak evenementen; de Marokkaanse ondernemer ziet zoiets eerder als handig en gezellig, je ziet wat je collega’s doen, je kennis bijhouden, en eventueel nieuwe contacten leggen. Daarnaast is slechts een enkeling lid van een algemene ondernemersvereniging. Tachtig procent van de Chinese respondenten is lid van de Dragon Businessclub. Dit is een club die zich richt op mensen die zaken doen of willen doen met China. De Chinese ondernemers geven aan grote waarde te hechten aan dit soort netwerken omdat het hen informatie en contacten verschaft. 6.4 Rekrutering van werknemers Slechts twee Marokkaanse ondernemers en een Chinese ondernemer hadden werknemers in dienst. De Marokkaanse ondernemers hebben een contract met een re-integratiebureau en met het Regionaal Opleiding Centrum (ROC), dat stagiaires aanlevert middels een sollicitatie. Deze stagiaires kunnen van allerlei richtingen komen. De reden dat ze hiervoor kiezen is niet kosten¬besparing als wel dat ze maatschappelijk geëngageerd zijn. Niet alleen hun dienstverlening maar ook hun rekrutering van werknemers berust op de ideologie dat ze mensen vooral willen helpen. De Chinese advocate is een populair adres voor stagiaires van studenten die Chinese Taal en Cultuur studeren in Nederland. Ook heeft zij een werkneemster
54
|
Transnationaal ondernemerschap
gerekruteerd op basis van haar ervaring en het bijkomstige voordeel dat zij Chinees spreekt. De andere ondernemers zijn liever alleen in hun onderneming, het samengaan met een eventuele partner in de toekomst is eerder een mogelijkheid dan dat zij werknemers aannemen. De reden hiervoor is dat zij verwachten dat werknemers niet dezelfde inzet als zij zelf zullen tonen omdat zij zich er niet verantwoordelijk kunnen voelen als het niet hun zaak is. Een kanttekening: een op de twee respondenten heeft een jong bedrijf dat nog moet groeien. 6.5 Transnationale activiteiten Chinezen zijn eerder transnationaal actief op een manier dat ze afhankelijk zijn van hun transnationale contacten. Marokkaanse ondernemers zijn slechts actief in het buitenland wanneer de cliënt hen daartoe noopt. Van de Chinese respondenten is 89 procent transnationaal actief. Bij de Marokkaanse ondernemers is er eerder sprake van toeval wanneer zij transnationaal actief moeten handelen, bijvoorbeeld echtscheidingspapieren van een huwelijk dat in Marokko gesloten is laten tekenen, erkennen en terugsturen. Of huisvesting vinden voor werknemers die van een buitenlands bedrijf komen. Voor zowel Chinese als Marokkaanse ondernemers geldt bij samenwerking dat zij de persoonlijkheid van mensen voorop stellen, boven de status en branche van het kantoor. Ze geven aan dat het voor hen belangrijker is een goede communicatie te hebben binnen hun samenwerking dan een statusverhogend bedrijf aan hen te linken. Ruim zestig procent van de Chinese ondernemers geeft aan een meerwaarde te zien in het bezoeken van hun Chinese contacten in China. Voor China is persoonlijk contact belangrijk voor het zaken doen, meer dan in het Westen. Allen geven aan dat wanneer er persoonlijk contact is er veel meer te bereiken is op zakelijk gebied. Chinezen in China zijn ook meer bereid om naar jou toe te komen als je in China bent. “Als jij de moeite neemt, zullen zij ook moeite doen.” Yuen.
Ook voor hun onderneming zijn de netwerken die daarmee ontstaan van essentieel belang geworden voor de onderneming. Chinezen zijn vaker transnationaal actief dan Marokkanen. De data die ik heb verzameld geven aan dat de lokale sociale inbedding in grote mate bepaalt of de ondernemer transnationaal gaat ondernemen. Als de ondernemer sterk is ingebed in zijn directe omgeving zal hij minder snel de behoefte hebben om transnationaal
Analyse |55
te gaan ondernemen. De respondenten die zeggen geen behoefte te hebben om transnationaal te gaan hebben allen een sterke lokale sociale inbedding. Echter, de populatie die ik heb onderzocht is erg klein. Een groter opgezet onderzoek kan wellicht ook andere factoren vinden die van belang zijn. De tweede generatie Chinese en Marokkaanse ondernemers doet qua beroep niet onder voor de mainstream; dezelfde beroepen worden uitgeoefend. Alleen vanwege hun doelgroep en sociale inbedding bedienen de ondernemers over het algemeen wel mensen die dezelfde of vergelijkbare etniciteit hebben. 6.6 Conclusies op de deelvragen De voorafgaande analyse biedt de informatie om de deelvragen te beantwoorden. Hieronder worden de vragen beantwoord. Hoe is de situatie van de Chinese en Marokkaanse ondernemers van de tweede generatie waarin zij hun bedrijf starten? Wat is hun motivatie geweest? De situatie waarin de Chinese en Marokkaanse ondernemer tot het besluit komt tot zelfstandig ondernemen is wat betreft de institutionele context en economische conjunctuur hetzelfde. Er is een verschil in de individuele hulpbronnen die worden aangesproken. De Chinese ondernemers vonden een doelgroep in hun sociaalkapitaal. De Chinese ondernemer is uit op het vinden van een doelgroep voor datgene wat hij of zij levert. De Marokkaanse ondernemer ontvangt daarentegen vraag uit hun sociaalkapitaal. De Marokkaanse ondernemer merkt dat er vraag is naar wat hij of zij doet of waar voor hij voor is opgeleid. Bij de Chinezen is het ondernemerschap in sommige gevallen vanuit familietraditie gestimuleerd of door hun naaste (Chinese) omgeving. De Marokkaanse ondernemer begint een ondernemer meer vanuit eigen passie en gedrevenheid. Zijn de hoogopgeleide tweede generatie immigrant-ondernemers enkel actief op de mainstream-markt of ook op de etnische markt? De Marokkaanse ondernemer is hoofdzakelijk in de mainstream-markt actief. Daarbij weet hij een voordeel te halen uit taal- en cultuurovereenkomsten. Dat trekt een etnische klantenkring aan. Ondanks het etnische aandeel in de clientele is zijn markt toch vooral als mainstream te typeren. Voor zover er bewust is gekozen voor een etnische klantenkring, is dat doorgaans gebaseerd op ideële overwegingen.
56
|
Transnationaal ondernemerschap
De Chinese ondernemer volgt de mainstream-markt. Wel altijd China Business gerelateerd. Maar daar is geen etniciteit aan verbonden. Ook hier spelen uiteraard taal- en cultuurkennis een belangrijke rol. Wat bevordert transnationaal ondernemen? In de eerste plaats spelen factoren als vaardigheid in tweetaligheid. Daarnaast moet de Nederlandse markt aansluiten bij vraag of aanbod van een markt elders. Uit mijn onderzoek blijkt dat de Chinezen voornamelijk transnationaal actief zijn. Dit betekent dat Chinezen hun branche laten aansluiten op de markt in China. Persoonlijk contact bevordert de overzeese onderhandelingen. Bovenal, de sociale inbedding van de ondernemer is verantwoordelijk voor de doelgroep bepaling. De Marokkaanen kiezen hun doelgroep op basis van lokale sociale inbedding: de buurt, vrienden en kennissen. De Chinezen hebben hun doelgroep hebben hun doelgroep daarentegen laten bepalen door een gedeelde culturele achtergrond.
Analyse |57
58
|
Transnationaal ondernemerschap
7
Discussie
7.1 Cultureel kapitaal, economisch kapitaal en sociaal kapitaal en de relatie tot transnationaal ondernemen In het vorige hoofdstuk heb ik geprobeerd om de tussentijdse conclusies om te vormen tot een sociologische analyse en daarmee een antwoord te geven op de subvragen uit hoofdstuk 4. In dat hoofdstuk heb ik de begrippen: sociaal kapitaal, economisch kapitaal en cultureel kapitaal gebruikt en getracht om zo de strategie van de ondernemer te beschrijven en te analyseren. Het probleem met deze drie kapitaalsoorten is dat ze vaak samenvloeien. Alle drie zijn aanwezig, maar zijn niet duidelijk van elkaar te onderscheiden. Economisch kapitaal is de beschikking over geld, en onroerend goed, verzekeringen etc. Sociaal kapitaal bestaat uit netwerken en relaties die van invloed zijn op de personen die zich daarin bevinden. De netwerken en relaties zijn gebaseerd op wederkerigheid. Wederkerigheid van hulpbronnen, materieel en immaterieel. Cultureel kapitaal bestaat uit kennis, ervaring, vaardigheden, attitudes en onderwijs. Cultureel kapitaal wordt door de generaties aan elkaar doorgegeven. In artikelen wil de term human capital geregeld voorkomen, dit is in feite hetzelfde als cultureel kapitaal. De drie types zijn hierboven duidelijk en afzonderlijk omschreven. In de praktijk lopen ze vaak door elkaar. Bijvoorbeeld wanneer veel cultureel kapitaal, veel sociaal kapitaal kan betekenen. In het volgende deel van de discussie lopen de drie typen kapitaal door elkaar. Dit wordt door de bevindingen ingegeven en toont gelijktijdig de interdependentie van de onderdelen aan. De ondernemers die ik heb gesproken hebben hun bedrijven opgezet binnen de Nederlandse context van markteconomie en rechtstructuren. Het onderzoek heeft in de vier grote steden van Nederland plaatsgevonden. De Nederlandse markt kenmerkt zich de laatste jaren door een voortgaande privatisering, liberalisering en deregulering. Dit gegeven is voor al mijn respondenten de gedeelde basis waarop zij het besluit konden nemen om ondernemer te worden. Het verschil ligt bij de
|59
kansen die zij hadden. De kansen zijn niet alleen afhankelijk van de economische context, maar in dit geval ook van factoren als economisch kapitaal, sociaal kapitaal en cultureel kapitaal zijn misschien wel de doorslaggevende aspecten in de overweging. Ik heb in mijn onderzoek zo veel mogelijk getracht om de beroepsbranches van mijn respondenten gelijk te houden. Wat mij daarin opvalt, is dat de Chinese ondernemers hoger opgeleid zijn. Al de Chinese respondenten hebben een universitaire opleiding; een aantal Marokkaanse ondernemers heeft een HBO opleiding gevolgd. De Chinese respondenten in dit onderzoek zijn al langer zelfstandig ondernemer in vergelijking met de Marokkaanse ondernemers. Dit kan toeval zijn maar de persoonlijke drive van de Chinezen biedt hier wel een verklaring. Marokkaanse ondernemers hebben verschillende sociale netwerken. Netwerken met diverse mensen. Chinezen hebben dat veel minder. Hun sociaal kapitaal rust doorgaans op andere Chinezen. Meerdere respondenten hebben aangegeven dat vrienden en bekenden in hun omgeving ondernemer zijn. Het is goed mogelijk dat er sprake is van een voorbeeldfunctie waaraan de tweede generatie immigrant-ondernemer zich optrekt. Marokkaanse ondernemers lijken liever eerst in loondienst ervaring op te doen. In dat opzicht is er een goed verschil te zien in het sociaal kapitaal van beide groepen. Niet dat de een meer sociaal kapitaal heeft, wel dat het anders geconfigureerd is en een andere uitwerking heeft. Het is opvallend om te constateren dat de Chinese ondernemers vaker kiezen voor een (veilige) economische studie, terwijl er onder de Marokkaanse ondernemers meer variatie van studierichting is. Het kiezen van een economische studie kan te maken hebben met de neiging tot onzekerheidsvermijding. Een cultureel kenmerk kan in sommige gevallen goed uitleggen waarom iemand zo iets doet. Het verzelfstandigen kan ook een teken zijn van status en competitiedrang. Het blijft de vraag of deze culturele kenmerken nog steeds opgeld doen, zeker voor wat betreft de tweede generatie die in Nederland woont, werkt en leeft. Voor het startkapitaal hebben beide groepen ongeveer hetzelfde respons opgeleverd: ze willen liever niet naar de bank om een lening af te sluiten. Zowel de Marokkaanse als de Chinese ondernemers vertrouwen op hun eigen capaciteiten en omgeving om het startkapitaal te realiseren. De tweede generatie Marokkaanse en Chinese ondernemers prefereren een informele weg om aan een startkapitaal te komen boven een formele. Het economisch kapitaal van de tweede generatie immigranten ondernemer en vooral de startende ondernemer berust niet op zijn netwerken en relaties. Zeker bij de Marokkaanse ondernemers heeft het sociaal kapitaal geen invloed op het economisch kapitaal. Als de twee in verbinding hadden gestaan dan had dat gevolgen kunnen hebben voor de onderneming. Dan
60
|
Transnationaal ondernemerschap
had bijvoorbeeld de familie het startkapitaal bij elkaar gebracht. Door participatie van familie heeft men ook een bepaalde macht over de onderneming. Dat kan beperkend werken voor de ondernemer die zelf al een visie heeft. Het sociaal kapitaal van de tweede generatie Marokkaanse en Chinese ondernemers verschilt ook. Het beeld dat Marokkanen zich lastig laten organiseren valt gezien de uitkomst van mijn onderzoek wel mee, zeker in vergelijking tot de Chinese groep. Bij beide is er sprake van een aanwezigheid van sociale relaties en netwerken, familie en vrienden maar ook beroepsmatige netwerken en relaties. Beide lijken zich te beperken tot lidmaatschap van beroepsverenigingen. Beroepsverenigingen en verplichte associaties hebben niet per se het inherente voordeel dat leden beschermd worden of dat er substantieel voordeel is door lidmaatschap zoals dat wel is bij vakbonden. Er zijn ook verenigingen die ook iets in gaan willen zetten, zoals een initiatief doet. Er zijn ook verenigingen die verplicht lidmaatschap kennen voor de beroepsbeoefenaren, bijvoorbeeld het Koninklijk Nederlands Instituut Voor Register Accountants (NIVRA). Andere formele netwerken schijnen niet belangrijk te zijn, buiten de beroepsverenigingen wordt in het geval van rekrutering gebruik gemaakt van bestaande formele netwerken, zoals een schoolorgaan of een uitzendbureau. Medewerkers worden niet aangenomen via een informeel netwerk zoals bijvoorbeeld een familielid. Ondanks het lage aantal lidmaatschappen van formele netwerken bewegen de Chinezen duidelijk meer in sociale groepen gebaseerd op de gedeelde cultuur, normen en gebruiken. De tweede generatie Marokkaanse ondernemers wordt lid van de verplichte organisaties en eventueel ook van beroepsverenigingen maar niet, op een enkele uitzondering na, van organisaties die gericht zijn speciaal op hun Marokkaanse achtergrond. Het initiatief NMJN is enerzijds Marokkaans maar zeker ook Nederlands. Marokkaanse ondernemers geven te kennen dat er vanuit hun omgeving vraag was naar hun diensten alvorens zelfstandig te zijn. Bij de Chinese ondernemers is dit minder het geval, zij doen het vooral vanuit zich zelf. Hieruit kan bij beide gevallen wel ingezien worden dat sociaal kapitaal bepalend is voor het ondernemerschap. Bij de Chinezen is het vooral de voorbeeldfunctie binnen het netwerk dat tot ondernemerschap leidt. Vervolgens is de strategie van de tweede generatie Chinese ondernemer om vraag te creëren. Bij de Marokkanen speelt het sociaal kapitaal een meer bevestigende rol. Door de aankomend zelfstandige te vragen naar zijn diensten wordt de noodzaak duidelijk om zich aan de vraag aan te passen en ondernemer te worden. In het algemeen opereert de tweede generatie ondernemers op de mainstream markt en beperkt zich niet tot de etnische markt. Met het verschil dat de Chinese ondernemer veelal voor de Chinese gemeenschap produceren. De Marokkaanse ondernemers maken dat onderscheid niet.
Discussie |61
Het is lastig om te bepalen welke van de twee groepen meer mixed embeddedness kent. Zoveel verschil in configuraties is er namelijk niet. De Chinezen hebben een sterke band met andere Chinezen en hun onderneming in Nederland houdt zich bovendien ook bezig met China Business. De Chinese ondernemers uit dit onderzoek bedienen veelal de Chinese of anders Aziatische markten en veel minder de Nederlandse markt. De Marokkaanse ondernemer daarentegen heeft een strak omlijnde doelgroep maar die beperkt zich niet een bepaalde etnische groep. De tweede generatie Marokkaanse ondernemer ziet niet de meerwaarde om transnationaal actief te zijn. De tweede generatie Chinese ondernemer ziet transnationaal ondernemen juist als een kans om een niche te bedienen. Op basis hiervan durf ik geen oordeel te geven wie hoger scoort op mixed embeddedness schaal. Ik neig er toe te denken dat de Marokkaanse ondernemer van de tweede generatie immigranten iets dieper mixed embeddedness scoort dan de Chinezen. De Marokkaanse ondernemer is lid van Nederlandse en Marokkaanse initiatieven. Belangrijk voor mixed embeddedness is de mate waarin het individu dynamisch beweegt tussen zijn eigen cultuur en dat van de ontvangende samenleving. Gezien het lidmaatschap van verenigingen en welke markt bediend wordt durf ik te concluderen dat de tweede generatie Marokkaanse ondernemer over het algemeen dieper mixed embedded is dan de tweede generatie Chinese ondernemer. Het blijkt duidelijk dat er een verband bestaat tussen sociale inbedding en transnationaal activiteit. Sociale inbedding in de eigen etnische groep bevordert transnationalisme. De tweede generatie Marokkaanse en Chinese ondernemers verschillen naar hun mixed embeddedness configuraties. De Marokkaanse ondernemers zijn sterk sociaal ingebed op lokaal niveau: hun omgeving, hun klanten, de wijk, familie en vrienden. Indien Marokkanen transnationaal actief zijn berust dat eerder op toeval dan op doelgerichtheid. De Chinese ondernemer is ingebed in de eigen etnische context. Door de keuze van de doelgroep lijkt het ook dat de Chinese ondernemer afhankelijk is van de Chinese gemeenschap en daarmee in grote mate genoodzaakt is om transnationaal te ondernemen.Opleidingen zijn ook erg verschillend tussen de beide etnische groepen. Chinezen neigen vaak naar een financiële opleiding, economie, accountancy en aanverwante studies. Bij de Marokkaanse respondenten is er meer diversiteit in de opleiding die zij hebben genoten.
62
|
Transnationaal ondernemerschap
8
Conclusie van het onderzoek
In de voorgaande hoofdstukken heb ik mixed embeddedness van de tweede generatie Chinese en Marokkaanse immigranten ondernemers geanalyseerd en gekeken naar de aanwezigheid van transnationaal ondernemen. Naast de aanwezigheid heb ik ook de motieven van transnationaal ondernemen voor beide groepen blootgelegd. De vraag die centraal stond was: Verschilt de tweede generatie hoog opgeleide Chinese- en Marokkaanse ondernemers in de mate waarop zij in de Nederlandse samenleving bewegen en de mate waarin zij transnationaal ondernemen? Beiden groepen hebben te maken met dezelfde institutionele structuur van Nederland en de zelfde economische conjunctuur en de kansenstructuur. Verschillen kunnen bestaan tussen de individuele hulpbronnen en de de mate van stedelijke segregatie kunnen dan nog een invloed hebben op transnationaal ondernemen. De respondenten zijn afkomstig uit de vier grote steden van Nederland. Onderscheid en kansenstructuur verschillen dan in beginsel niet. Het is mogelijk om deze factor gespecificeerd mee te nemen in het onderzoek maar dat behelst een stukje stadssociologie dat buiten dit onderzoek valt. Het is duidelijk dat de tweede generatie Chinese en Marokkaanse ondernemers verschillen in de manier waarop zij in Nederland bewegen. De Marokkaanse ondernemer uit mijn onderzoek heeft zich een vraag eigen gemaakt die gebaseerd is op de Nederlandse samenleving. Uiting daarvan is te vinden in lidmaatschappen van zowel Nederlandse als Marokkaanse organisaties. Met andere woorden, de Marokkaanse ondernemer beweegt zich tussen de Nederlandse samenleving en cultuur zonder de Marokkaanse cultuur uit het oog te geraken. Een enkele Marokkaanse ondernemer participeert ook in beleidsinitiatieven. De Chinese ondernemer is veel meer georiënteerd op China en in sommige gevallen ook andere Aziatische landen. Dit blijkt ook uit de verenigen waarbij ze zich aansluiten. De Chinese ondernemer heeft de neiging om enkel lid te worden van de
|63
Nederlandse verplichte beroeps associaties. Vrijwillig lidmaatschap is voornamelijk te vinden in organisaties die zich op China richten. Maar wat bevorderd transnationaal ondernemen? Tweetaligheid is te vinden bij zowel de Marokkaanse als de Chinese ondernemer en is dus geen onderscheidende factor voor een van de groepen. Tweetaligheid biedt dus geen verklaring. Dat, terwijl de Marokkaanse ondernemer nauwelijks transnationaal onderneemt en de Chinese ondernemer bij voorkeur wel. De onderscheidende factor is configuratie van de sociale inbedding. De doelgroep is een weerspiegeling van de sociale inbedding. De Marokkaanse ondernemer heeft een een brede doelgroep. Deze is geïnspireerd door familie kennissen en de buurt waarin zij leven. De Marokkaanse ondernemer heeft een sterke lokale en sociale inbedding. De Chinese ondernemer heeft een doelgroep die cultureel sociaal ingebed is, namelijk de Chinese Markt. De Chinese markt wordt door de respondenten China Business genoemd. Deze benaming suggereert al een bepaalde manier en beperking van zaken doen. De dynamiek van de ondernemer heeft uitwerking op zijn bedrijfsvoering. De mixed embeddedness van de Chinese respondenten leidt er toe dat zij veelal China Business georiënteerd zijn. Dat heeft tot gevolg dat ze transnationaal ondernemen. De Marokkaanse ondernemer heeft een solide basis in Nederland en ziet de meerwaarde niet in van transnationaal ondernemen. Het is ook zo dat voor de Marokkaanse ondernemer de vraag naar zijn diensten er eerder was dan de verzelfstandiging, terwijl de Chinese ondernemer vraag creëert door een niche te bedienen. Sociaal kapitaal bepaalt of en op welke manier er transnationaal ondernomen wordt. De familiale omgeving is vaak de inspiratie om ondernemer te worden. Formele netwerken om een startkapitaal te bemachtigen worden nauwelijks benut. Rekrutering van werknemers — als die plaatsvindt — gebeurt juist wel via formele wegen. Dit botst met wat Rusinovic ondervond tijdens haar dissertatie. Rusinovic heeft echter de resultaten van de verschillend etnische immigranten-ondernemers gegeneraliseerd. In dit onderzoek heb ik twee groepen immigrant-ondernemers onderzocht en ik kwam tot een contrasterende bevinding. Uit dit onderzoek blijkt dat de Marokkaanse ondernemer niet wordt gestimuleerd tot transnationaal ondernemen op basis van mixed embeddedness. Juist het tegenovergestelde. De Marokkaanse ondernemer heeft verschillende sociale netwerken die genoeg uitdaging bieden. Ondernemen in het buitenland is voor de Marokkaanse ondernemer meer ballast dan vreugde. Dat transnationaal ondernemen niet rendabel zou zijn, was een reden die Rusinovic aandroeg om niet transnationaal actief te worden. Dit lijkt van toepassing te zijn op de Marokkaanse ondernemer van de tweede generatie.
64
|
Transnationaal ondernemerschap
Rusonovic stelde ook dat transnationaal ondernemen bij de tweede generatie zou afnemen. Dit is bij de Marokkanen inderdaad gebleken, maar geenszins bij de tweede generatie Chinese ondernemers. De Chinese ondernemer is sterk op China gericht. Dit zorgt ervoor dat de configuratie van de mixed embeddedness anders is dan die van de Marokkaanse ondernemer. Het netwerk van de Marokkaanse ondernemer is pluriformer in vergelijking tot de Chinese ondernemer die zich oriënteert op China business. Daarmee wil ik niet zeggen dat de Chinese gemeenschap gesloten is. Middels dit onderzoek heb ik geprobeerd om de richting aan te duiden tussen mixed embeddedness en transnationaal ondernemen. Dit onderzoek heeft bevestigd dat transnationaal ondernemen wordt beïnvloed door de mixed embeddedness configuratie. De kwaliteit van de mixed embeddedness bepaalt de meerwaarde voor transnationaal ondernemen.
Conclusie van het onderzoek |65
66
|
Transnationaal ondernemerschap
Literatuur
Bryman, A. (2004), Social Research Methods: second edition, Oxford: University Press. Collins, J. (2002), Chinese entrepreneurs: The Chinese Diaspora in Australia, International Journal of Entrepreneurial Behaviour & Research, 8:1/2, pp. 113-133 Crul, M. (2000), De sleutel tot succes: over hulp, keuzes en kansen in de schoolloopbanen van Turkse en Marokkaanse jongeren van de tweede generatie, Amsterdam: Het Spinhuis. Doomernik, J. (1999), Economische groei, werkgelegenheid en immigranten: veranderende verhoudingen?, in: J.J. Godschalk ed. (1999), Die tijd komt nooit meer terug, Amsterdam: Het Spinhuis. Duijvenbooden, L. (2009), Over grenzen heen. Transnationale activiteiten van Angolese migranten in Nederland, Nijmegen: Radboud Universiteit. Engelen, E. (2001), ‘Breaking in’ and ‘breaking out’: A Weberian approach to entrepreneurial opportunities, Journal of Ethnic and Migration Studies, 27:2, 203-223. Engelen, E. (2010), Oratie: Etnisch ondernemerschap 2.0, Leerstoel Etnisch Ondernemerschap, Stichting VNO-NCW. Gelderen, M. van (2007), Country of origin as a source of business opportunity, International Small Business and Entrepreneurship Journal, 4:4, 419-430. Gijsbrechts, M., Huijnk, W., Vogels, R. (2011) Chinese Nederlanders, van horeca naar hogeschool, The Netherlands Institute for Social Research, beschikbaar op: http://www.scp.nl/dsresource?objectid=28710&type=org [bezocht, 27 augustus 2011]. Gray, K.R. (2006), Motivations of Moroccans to be entrepreneurs, Journal of Developmental Entrepreuneurship, 11:4, pp. 297-318. Hospers, G.J. (2004) Migrantenondernemers: de wereld in de wijk, Utrecht: Tijdschrift Geografie van het KNAG. Kitching, J., Smallbone, D., Athayde, R. (2009), Ethnic Diasporas and business Competitiveness: minority owned enterprises in London, Journal of Ethnic and Migration Studies, 35:4, pp. 689-705.
|67
Kloosterman, R. & Rath, J. (2003), Immigrant entrepreneurs: venturing abroad in the age of globalization, Oxford: Berg. Kourtit, K. & Nijkamp, P., (2011), Strangers on the move: Ethnic entrepreneurs as urban change actors, Amsterdam: Vrije Universiteit, Research Memorandum 2011:4. Lee, H. ed. (2008), Ties to the homeland: Second Generation Transnationalism, Cambridge: Cambridge Scholars Publishing. Light, I., Sabagh, G., Bozorgmehr, M. & Der-Martirosian, C. (1994), Beyond the Ethnic Envlave, Social Problems. 41:1, pp. 65-81. Lucassen, L. & Lucassen, J. (2011), Winnaars en verliezers. Een nuchtere balans van vijfhonderd jaar immigratie, Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker. Maas, M. (2003), Transnationale migrantenonderneming in opkomst, Utrecht: Tijdschrift Geografie van het KNAG. Markus, H.R. & Kitayama, S. (1991), Culture and the Self: Implications for Cognition, Emotion and Motivation, Psychological Review, 98:2, pp. 224-253. Meeuwse, K. (2010), Oostenwind: Honderd jaar Chinezen in Nederland, Uithoorn: Karakter Uitgevers. Portes, A. & Sensenbrenner, J. (1993), Embeddedness and Immigration: Notes on the Social Determinants of Economic Action, The American Journal of Sociology, 98:6, pp. 1320-1350. Portes, A., Guarnizo, L.E. & Haller, W.T. (2002), Transnational Entreprenuers: An alternative Form of immigrant Adaptation, American Sociological Review, 67:2, pp. 278-298. Rusinovic, K. (2006), Dynamic Entrepreneurship: First and Second-Generation Immigrants Entrepreneurs in Dutch Cities, Amsterdam: Amsterdam University Press. Saalbrink, R. & Helvoirt, B.J. van (2009), Van gelukzoeker tot Kapitalisten: Etnisch Chinese ondernemers in Zuidoost- Azië, Utrecht: Tijdschrift Geografie van het KNAG. Sassen, S. (1991), The Global City, Princeton: Univerity Press. Seawright, J. & Gerring J. (2008), Case Selection Techniques in Case Study Research: A Menu of Qualitative and Quantitative Options, Political Research Quartely, http://128.197.153.21/jgerring/documents/caseselection.pdf [bezocht: 14 maart 2011]. Sterckx, L., & Bouw C. (2005), Liefde op maat: partnerkeuze van Turkse en Marokkaanse jongeren. Amsterdam: Het Spinhuis. Thornton, P.H. (1999), The Sociology of Entrepreneurship, Annual Reviews Sociology, vol. 25, pp. 19-46. Vries, P.J. de (2007), Handleiding Masterthesis Bestuurskunde, Amsterdam: Vrije Universiteit.
68
|
Transnationaal ondernemerschap
Bijlage: vragenlijst
Achtergrond Naam respondent Naam onderneming Branche Generatie 1 Wat voor een onderneming heeft u? 2 Hoe is uw bedrijf gevestigd: thuis, internet, bedrijfspand. 3 Hoeveel medewerkers heeft u in dienst
Naar de opzet van het bedrijf 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Welke opleiding heeft u doorlopen? Heeft u een speciale opleiding gevolgd met betrekking tot uw bedrijf? Heeft u eerder in loondienst gewerkt? Zo ja, in welke branche? Hoe bent u tot de beslissing gekomen om een eigen onderneming te starten? Op welke leeftijd was dat? Welke factoren waren daarbij van belang? Wat is voor u het voordeel van ondernemer zijn? Heeft u hulp gehad bij de opzet van uw bedrijf? Zo ja, van wie? Hoe heeft u uw startkapitaal gerealiseerd? Indien van bank of subsidie hoe heeft u deze procedure ervaren? 13 Zijn er bijzondere faciliteiten voor u vanuit de overheid in de vorm van ondersteuning? 14 Is dat op nationaal of lokaal niveau? 15 Is uw onderneming door u opgezet of heeft u het overgenomen? Zo ja, van wie? En waarom?
|69
16 Hoe wist u dat er vraag was/is naar datgene dat u doet? 17 Hoe heeft u toegang gekregen tot de markt? 18 Heeft u (bijzondere) dingen gedaan on naamsbekendheid te creëren?
De huidige situatie en klantenkring 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Hoe is uw bedrijf gegroeid? Heeft u werknemers? Zo ja? Hoeveel en hoe heeft u ze gerekruteerd? Wat is uw doelgroep? Was dat aanvankelijk ook uw initiële doelgroep? In welke zin houdt u rekening met uw doelgroep? Is het percentage autochtonen binnen uw klantenkring beduidend groter of kleiner dan bij vergelijkbare Nederlandse ondernemingen? Wat is daar volgens u de verklaring voor? Werkt u nauw samen met autochtone mensen/ondernemingen? Bent u lid van een ondernemersvereniging? Welke? Heeft u in andere landen steunpunten/filialen of vestigingen?
Transnationalisme 29 Haalt u ook materiaal/hulpbronnen uit uw land? 30 Beweegt u zich meer of mindere mate op de internationale markt? 31 Wat is daarvan het voordeel voor u? 32 En hoe verloopt dat contact dan: via contactpersonen of familie? 33 Hoe onderhoudt u deze contacten? 34 Houdt de locale situatie (politieke, economische) van uw herkomstland u bezig? 35 Heeft u afnemers in het buitenland? Zo ja, waar? 36 Hoe ziet u de toekomst van uw bedrijf voor zich?
70
|
Transnationaal ondernemerschap
|71
72
|
Transnationaal ondernemerschap
|73
74
|
Transnationaal ondernemerschap