Topic-modeling: Een comparatieve analyse van de Belgische verzetspers tijdens de Tweede Wereldoorlog De toepassing van een nieuwe methodologie op de Belgische verzetspers Fréderic Croughs Promotor: prof. dr. Bruno de Wever Commissarissen: prof. dr. Jan Naert en prof. dr. Dominique De Groen
Masterproef voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor het behalen van de graad van Master in de Geschiedenis Academiejaar 2014 - 2015
1
Inhoudsopgave 1 Algemene inleiding en historiografische omkadering...........................................................................6 1.1 Onderzoeksobject en probleemstelling: contextualisatie .............................................................7 1.1.1 Selectie en afbakening van de geografische en chronologische termini ................................8 1.2 De conceptualisering en definiëring van ‘het verzet’ ....................................................................9 1.3 Definiëring en afbakening van het onderzoeksobject: de Verzetspers ...................................... 11 2
De ontsluiting en de digitalisering van de Belgische (oorlogs)pers .............................................. 14 2.1
Het wetenschappelijk en cultureel patrimonium van België ................................................ 14
2.2
Digitalisering van de Belgische pers ...................................................................................... 14
2.2.1 De Belgische pers in de periode 1830-1950: De Koninklijke Bibliotheek............................. 15 2.2.2 De Belgische oorlogspers: CEGESOMA................................................................................. 15 2.2.3 Optical Character Recognition ............................................................................................. 17 2.2.4 De opzoekmogelijkheden van de digitalisering en de OCR-Methode ................................. 18 2.2.5 Problematieken omtrent het krantenbestand. .................................................................... 18 2.3
De clandestiene pers tijdens de tweede wereldoorlog ........................................................ 20
2.3.1 Historische context van het verzet en de verzetspers ......................................................... 20 2.3.2 De ontwikkeling van de verzetspers aan de linkerzijde van het politiek spectrum ............. 26 2.3.3 Impact van het verzet en de verzetspers ............................................................................. 31 2.3.4 Problematische persomstandigheden ................................................................................. 32 2.3.5 Het onderscheid met andere verzetsmedia: radio-uitzendingen ........................................ 39 2.3.6 Actualité de R.A.F. ................................................................................................................ 40 2.3.7 Indépendance....................................................................................................................... 46 2.4
De gecensureerde pers ......................................................................................................... 52
2.4.1 Censuur en de Belgische persvrijheid .................................................................................. 54 2.4.2 De Propagande-Abteilung Belgien ....................................................................................... 55 2.4.3 Classificatie Gecensureerde pers ......................................................................................... 56 3
Topic-modeling.............................................................................................................................. 58 3.1
Contextualisatie: The digital humanities en distant reading ................................................ 58
3.1.1 Theoretische onderbouwing: probabiliteitsverdeling en Latent Dirichlet Allocation .......... 59 3.1.2 Noodzakelijke vereisten voor topic-modeling ..................................................................... 60 3.1.3 De selectie van het softwareprogramma ............................................................................. 61 3.1.4 Voorbeeldstudies en modellen ............................................................................................ 62 3.2
Methodologische toepassing ................................................................................................ 63
3.2.1 Samenstelling van een stoplist ............................................................................................. 64 2
3.2.2 Het achterhalen van woordverbanden: Clusters/N-grams .................................................. 66 3.2.3 Het achterhalen van de interne topics: de ‘Collocate’ functie............................................. 71 3.2.4 De chronologische evolutie van de topics: ‘Concordance plot’ ........................................... 82 3.3
Methodologische evaluatie ................................................................................................... 83
3.3.1 Voordelen: positieve bijdragen tot de verzetshistoriografie ................................................ 83 3.3.2 Nadelen: de kritiekpunten van topic-modeling .................................................................... 85 3.3.3 Potentiële onderzoeksmogelijkheden .................................................................................. 86 3.3.4 Methodologische conclusie: complementariteit? ............................................................... 87 4
Interpretatie en analyse van de onderzoeksresultaten ................................................................ 90 4.1
Theoretische positionering: ‘The Linguistic Turn’ en discours-analyse................................. 90
4.1.1 De ontwikkelingsprocessen Collective Action Frames en Framing ...................................... 93 4.2 Interpretatie en analyse van de onderzoeksresultaten : Actualité de R.A.F............................... 95 4.2.1 De compositie en de ontwikkeling van de kernonderwerpen ............................................. 95 4.2.2 Algemene ontwikkelingen en conclusie: Actualité de R.A.F. ............................................. 121 4.3 Interpretatie en comparatieve analyse van de onderzoeksresultaten : Indépendance ........... 125 4.3.1 De compositie en de ontwikkeling van de kernonderwerpen ........................................... 125 4.3.2 Conclusie en de algemene ontwikkelingen vanuit een comparatief perspectief: Indépendance.............................................................................................................................. 152 4.4 Alternatieve onderzoeksmogelijkheden ................................................................................... 157 5
Conclusie ..................................................................................................................................... 160
Bijlagen ................................................................................................................................................ 164 Bijlage 1: Een algemene Franstalige stoplist ................................................................................... 165 Bijlage 2: Onderzoeksresultaten Clusters/N-gram analyse verzetskrant Actualité de R.A.F. ......... 168 Bijlage 3: Onderzoeksresultaten Clusters/N-gram analyse verzetskrant Indépendance................ 171 Opgave van bronnen en wetenschappelijke literatuur....................................................................... 176
3
Verklaring in verband met de consulteerbaarheid van het onderzoek, de bronnen en de onderzoeksresultaten De auteur en de promotor(en) geven de toelating deze studie als geheel voor consultatie beschikbaar te stellen voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van gegevens uit deze studie. Het auteursrecht betreffende de gegevens vermeld in deze studie berust bij de promotor(en). Het auteursrecht beperkt zich tot de wijze waarop de auteur de problematiek van het onderwerp heeft benaderd en neergeschreven. De auteur respecteert daarbij het oorspronkelijke auteursrecht van de individueel geciteerde studies en eventueel bijhorende documentatie, zoals tabellen en figuren. De auteur en de promotor(en) zijn niet verantwoordelijk voor de behandelingen en eventuele doseringen die in deze studie geciteerd en beschreven zijn. In dit onderzoek staat een comparatieve analyse centraal tussen twee verzetskranten tijdens de tweede wereldoorlog, namelijk Actualité de R.A.F en Indépendance. Deze clandestiene publicaties zijn raadpleegbaar in het archief van het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij in Brussel. Maar recent werd er een digitaliseringsproject uitgevoerd, met als doel het digitaal ontsluiten van dit bronnenbestand (Cfr. infra). De historische bronnen zijn hierdoor raadpleegbaar via de website http://warpress.cegesoma.be/. Het softwareprogramma AntConc vormt een cruciaal analyse-instrument voor deze comparatieve analyse. Het programma, en de handleiding voor het wetenschappelijke gebruik ervan, zijn raadpleegbaar via de website http://www.laurenceanthony.net/software/antconc/. De statistische onderzoeksresultaten die verkregen werden aan de hand van deze analyse werden bijgevoegd als bijlagen (Cfr. infra). Op deze wijze kan het wetenschappelijke onderzoek accuraat geverifieerd en gereproduceerd worden.
4
Woord vooraf Een constante in mijn academische loopbaan was de drijfveer om onderzoek te verrichten omtrent contemporaine geschiedenis. Centraal in dit wetenschappelijk onderzoek stonden de Europese verzetsbewegingen tijdens de tweede wereldoorlog. Dit heterogeen geheel aan burgerinitiatieven en organisaties ageerden in reactie tegen de historische ontwikkelingen die de bezette bevolkingen ondergingen. Het in opstand komen tegen het bezettingsregime, en de collaboratie die participeerde in deze bezetting, getuigd van een hoge graad van burgerzin en weerstand. De diverse bezette samenlevingen doorgingen gelijkaardige ontwikkelingen, maar verschilden sterk in de omgang met deze veranderingen in de sociale realiteit. Deze afwijkende benadering van de contemporaine gebeurtenissen had fundamentele implicaties voor de formatie van de Europese verzetsbewegingen. Een centraal onderdeel van mijn historiografisch onderzoek was de comparatieve analyse van deze verbonden, maar desondanks divergerende, verzetsbewegingen. Ook ditmaal vormt deze doelstelling het fundament van deze scriptie. Na het verrichten van zeer gevarieerde historiografische onderzoeken, ben ik uiteindelijk gestuit op het onderwerp ‘het verzet’ tijdens mijn studieprogramma aan de Universiteit van Groningen. Hier legde ik onder begeleiding van prof. dr. Bruno de Wever de basis voor mijn bachelorscriptie omtrent de analytische benaderingen van de Nederlandse en Belgische verzetsbewegingen. Mijn dank gaat daarbij in eerste plaats uit naar de begeleidende professoren aan beide de Universiteit van Gent en de Universiteit van Groningen. Onder hun toeziend oog heb ik deze verhandeling met de grootste onderscheiding kunnen voltooien. Maar dit onderzoek stilde mijn honger niet wat betreft de drang om het Europese verzet dieper te analyseren, integendeel. Het spoorde mij aan om mijn masterscriptie te wijden aan een onderbelicht maar cruciaal element van het Belgische verzet: de clandestiene pers. De honger is echter nog steeds niet verzadigd, waarop ik het wetenschappelijk onderzoek omtrent de Europese verzetsbewegingen verder wens te zetten na de voltooiing van deze doorgronding van de verzetspers. Het doel van deze scriptie is voornamelijk om de studie omtrent dit sociaal fenomeen te stimuleren en tot een volgende fase te brengen in het historiografisch proces. De methodologische ontwikkelingen stonden doorheen de jaren niet stil in de geschiedschrijving, wat zich reflecteerde in de inhoudelijke analyses. Het wetenschappelijk onderzoek omtrent het verzet ontwikkelde zich echter niet met dezelfde snelheid. Indien dit onderzoek een positieve bijdrage kan leveren aan deze historiografische ontwikkeling, dan ben ik alvast geslaagd in mijn initiële doelstelling. Ten slotte wens ik graag mijn dank te betuigen voor de adviezen en de begeleiding van prof. dr. Isabelle Devos en Thomas D’haenick. Maar ook de expertise van Fabrice Maerten van het CEGESOMA was van fundamenteel belang voor dit onderzoek. Het is dankzij hun medewerking dat ik deze scriptie kan voorleggen aan de leescommissie, en aan iedereen die mijn passie deelt voor de verzetshistoriografie.
5
1 Algemene inleiding en historiografische omkadering De Belgische verzetspers tijdens de tweede wereldoorlog betreft een zeer omvangrijk en heterogeen geheel van clandestiene publicaties, die als doel hadden oppositie te voeren tegen het bezettingsregime en de daaraan verbonden collaboratie. Historici worstelden decennialang met de wetenschappelijke benadering van zulk een complex bronnenbestand. Er werd steeds gepoogd om het analyseperspectief zo ruim en inclusief mogelijk te maken, rekening houdend met het gegeven dat het simultaan analyseren van honderden publicaties heuristisch en methodologisch problematisch is. Vanwege deze problematieken werd er doorgaans geopteerd om dit onderdeel van de oorlogsgeschiedenis te segmenteren, om de historische realiteit vatbaarder te maken voor kwalitatieve benaderingen. In dit soort van onderzoeken werd er de focus gelegd op een specifiek onderdeel van de verzetspers, zoals onder meer de verzetspers aan de linkerzijde van het politiek spectrum of de analyse van een bepaalde geografische eenheid. Deze ontwikkeling is echter ook van toepassing voor de gehele verzetshistoriografie, waarbij het onderzoeksperspectief vaak te gefragmenteerd is. Verbonden aan deze historiografische ontwikkeling, waren de vele documenterings- en inventariseringsprojecten die werden uitgevoerd omtrent de verzetspers. Het doel was een omvattend beeld te schetsen van de gecatalogiseerde publicaties. Hiervoor werd er samengewerkt met de respectievelijke bewaarinstellingen. De Guide de la presse clandestine de Belgique1 is hier een cruciaal element van. Recent werden deze projecten aangesloten met een digitaliseringsproject om dit onderdeel van het Belgisch cultureel patrimonium te preserveren en digitaal te ontsluiten. Deze initiatieven creëerden de voedingsbodem voor een inclusieve en globale analyse van de verzetspers vanuit een metaperspectief. De noodzaak voor zulk een holistische benadering van de verzetspers werd al zeer vroeg geformuleerd door historici zoals José Gotovitch. Gotovitch viseerde de gefragmenteerde benadering van dit essentieel onderdeel van de verzetsgeschiedenis. Het was in dit opzicht noodzakelijk om ‘de verzetspers’ als coherent geheel te benaderen; of zoals Gotovitch het zelf formuleerde: “Kunnen indrukken, nagelaten door selectieve ontledingen – wat uiteraard reeds onvolledig is – en herinneringen, welbewust tot een bepaalde sector of streek beperkt, steekhoudend blijven bij een systematisch onderzoek van het geheel de clandestiene bladen, verschenen over het ganse grondgebied en gedurende de hele bezetting?”2 De historicus José Gotovitch uitte in 1972 dus al de oproep voor een systematisch onderzoek van de gehele clandestiene pers in België. Deze oproep werd geformuleerd na de diverse inventarisatieprojecten die in de jaren voordien werden uitgevoerd door onder meer Leo Lejeune en José Gotovitch zelf. Door deze projecten was een meer omvattende benadering mogelijk. Om ‘de verzetspers’ te kunnen benaderen vanuit een inclusief en globaal perspectief was het echter vereist om nieuwe methodologieën en analyse-instrumenten te ontwikkelen om het bronnenbestand om te kunnen gaan. Het kernprobleem waar Gotovitch zelf al mee worstelde was de kwantitatieve omvang van de verzetspers. Als methodologische oplossing werden de kwantitatieve methodes geponeerd. In deze periode nam het aanzien van deze methodologie aanzienlijk toe in de historiografie. Maar vanwege de omvang beperkte Gotovitch zelf het onderzoek tot het bezettingsjaar 1940. Zo besloot 1
Gotovitch J. (dir.), Guide de la presse clandestine de Belgique, Bruxelles, Centre de Recherches et d'Etudes historiques de la Seconde Guerre Mondiale, 1991, IV + 214 p. 2
Gotovitch J. Beeld van de Klandestiene pers in 1940. In Bijdragen tot de geschiedenis van de tweede wereldoorlog, p 224.
6
de navorsing met ‘Zo men zich voor 1940 moest beperken tot een doorlichting, eerder dan tot een analyse te kunnen overgaan, kan toch niet meer getwijfeld worden dat de totaal-studie, over de vier oorlogsjaren, een analyse mogelijk zal maken en de essentiële krachtlijnen van dit fenomeen…zal blootleggen.’ Dit soort van structureel en holistisch onderzoek lijkt echter methodologisch, epistemologisch en praktisch mogelijk via de toepassing van een recent ontwikkelde benadering genaamd topicmodeling. Deze innovatieve methodologie opent de weg voor compleet nieuwe historiografische onderzoeksmogelijkheden. Een systematische analyse kan de structurele patronen in het discours van de clandestiene pers achterhalen, en op deze wijze onderbelichte of zelfs compleet innovatieve onderzoeksvragen en benaderingen aanreiken. Hierdoor kunnen nieuwe inzichten verkregen worden in het complexe verzetsdiscours van de tweede wereldoorlog. Indien de onderzoeksresultaten elementen weergeven die nog niet opgemerkt werden in de wetenschappelijke literatuur en door de eerdere kwalitatieve lezingen, wordt op deze wijze zo nieuwe mogelijkheden gecreëerd die dieper onderzocht kunnen worden. Deze methodologische innovatie draagt op deze wijze bij tot een inhoudelijke innovatie omtrent de (verzets)pers. Het pleidooi dat in 1972 werd geformuleerd door José Gotovitch kan alsnog ingewilligd worden door de toepassing van deze vernieuwende methodologie.
1.1 Onderzoeksobject en probleemstelling: contextualisatie Deze wetenschappelijke probleemstelling, namelijk de methodologische omgang met dit omvattend bronnenbestand, resulteert met dit onderzoek in een tweeledige vraagstelling. Enerzijds wordt er vertrokken vanuit de initiële vraagstelling of de systematische analyse van de verzetspers vanuit een holistisch perspectief operationeel is door middel van de toepassing van topic-modeling. Hierbij zal er een methodologische evaluatie uitgevoerd worden, waarbij er onder meer gereflecteerd wordt over de meerwaarde en de mogelijkheden van deze methode. Het doel is de constructie van een inclusief analyse-model, dat toegepast kan worden op elke individuele clandestiene publicatie en ‘de verzetspers’ als geaggregeerd geheel. Daarnaast wordt de ontwikkelde methode specifiek toegepast op een comparatieve analyse van twee clandestiene verzetskranten uit de provincie Henegouwen. Het doel is hierbij enerzijds de verificatie en de toepassing van het eerder ontwikkelde model aan een concrete historische casus. Centraal staat de analyse van twee verzetskranten die op het eerste zicht inhoudelijk enorm divergeren van elkaar, ondanks hun gedeeltelijk overlappende geografische afzetgebied. De toepassing van deze methodologie staat toe om het een systematische analyse uit te voeren van de structurele patronen die in het discours van de verzetskranten vervat zijn. Hierdoor worden de impliciete en expliciete overtuigingen van de verzetskrant treffend geconcretiseerd en geïllustreerd, waardoor een comparatieve analyse diepgaand uitgevoerd kan worden. Hierbij staan de onderlinge divergenties en convergenties centraal. Een belangrijk element is de geografische representativiteit van deze inhoudelijk afwijkende clandestiene publicaties, ondanks overeenstemming wat betreft de geografische situering in de provincie Henegouwen. Daarnaast wordt de bestaande wetenschappelijke literatuur omtrent deze verzetskranten geverifieerd met de toepassing van deze innovatieve methodologie. Hierbij zal de meerwaarde van de conventionele methodologische benadering van de verzetspers geëvalueerd worden. De vraag of topic-modeling niet een geschiktere methode is voor een systematisch en wetenschappelijk accurate 7
benadering van de verzetspers. Het is van cruciaal belang in de omgang met de complexe historische realiteit, en met de omgang met dit extensief bronnenbestand. De cruciale vraag is op welke wijze dit bronnenbestand het best benaderd wordt: bieden de traditionele kwalitatieve onderzoeken de meest historisch accurate inzichten, of wordt wetenschappelijke kennis omtrent de verzetspers het best verkregen door innovatie methodologieën zoals topic-modeling? Op deze wijze ondergaat het methodologisch debat in de historiografie een ontwikkeling met als kernvraag of deze methodologische vernieuwing ook inhoudelijke vernieuwing teweeg brengt. Dit academisch proces werd passend betiteld door Thomas Kuhn als ‘paradigm shifts’. 1.1.1 Selectie en afbakening van de geografische en chronologische termini Een centraal element van dit onderzoek is de comparatieve analyse tussen twee verzetskranten uit de provincie Henegouwen, namelijk Actualité de R.A.F. en Indépendance. De selectie van deze verzetskranten gebeurde op basis van een aantal determinerende factoren. Beide publicaties waren operationeel in dezelfde geografische omgeving, namelijk de provincie Henegouwen in België. Maar er zijn ook convergenties wat betreft de chronologische en temporele dimensie. Beide Indépendance en Actualité de R.A.F. waren actief in dezelfde historische context en periode. De verzetsorganisaties doorgingen dezelfde historische ontwikkelingen tijdens de tweede wereldoorlog, en reflecteerden hierover met een specifiek discours dat geformuleerd en clandestien gepubliceerd werd in de vorm van een verzetskrant. Maar ook wat betreft de essentiële doelstellingen en kerneigenschappen van deze publicaties zijn er sterke overlappingen waar te nemen. Zoals de term ‘verzetskrant’ indiceert, was het voeren van verzet tegen een bezettingsregime een intrinsiek onderdeel van de essentie van deze verzetskranten. Het centrale doel was namelijk het voeren van verzet en oppositie tegen de bezettende macht, diens bondgenoten en de collaboratie die participeerde met deze bezetting. (Cfr. infra voor de precieze definiëring en conceptuele omkadering van ‘de verzetspers’). Maar deze overeenstemmende factoren impliceerden echter niet een convergerende ideologie, of een convergentie wat betreft de formulering van de verzetsstandpunten. Beide verzetskranten doorgingen dezelfde historische ontwikkelingen, maar verschilden onderling in hun omgang met deze veranderingen in de sociale realiteit. Deze afwijkende benadering van de contemporaine gebeurtenissen had fundamentele implicaties voor het gehanteerde discours. Het achterhalen, en comparatief analyseren van deze verbonden verzetskranten, die afweken in hun omgang met de sociale realiteit, vormt het fundament van dit onderzoek. Concreet werd er daarom geopteerd voor de Henegouwse verzetskrant Indépendance vanwege het feit dat deze clandestiene publicatie representatief was voor de provincie als geheel. Representativiteit impliceert in dit geval beide het geografische afzetgebied, alsook de politiekideologische vertegenwoordiging van de politieke opvattingen. In de comparatieve analyse die wordt uitgevoerd wordt deze representatieve krant afgezet ten opzichte van wat omschreven kan worden als een uitzondering of een ‘outlier’ op de algemene ontwikkelingen in Henegouwen. Ondanks de gedeelde geografische eenheid ageerden beide verzetskranten in een afwijkende lokale context. Het afzetgebied van Actualité de R.A.F. betrof voornamelijk de meer marginale en rurale gebieden in Henegouwen Deze afwijkende sociale context had fundamentele implicaties voor het discours van deze clandestiene publicaties, en het illustreert treffend de politiek-ideologische heterogeniteit van de verzetspers als geheel.
8
Dit onderzoek heeft daarmee als kerndoelstelling deze inhoudelijke divergentie op een systematische en structurele wijze te analyseren, en zo de tekstuele patronen in het discours op een wetenschappelijk accurate wijze te achterhalen. Het model dat hiertoe werd ontwikkeld hanteert de methodologie topic-modeling, en kan als model gereproduceerd worden om andere verzetskranten (comparatief) te doorgronden. Maar ook de globale analyse van de verzetspers vanuit een holistisch perspectief behoort tot de onderzoeksmogelijkheden. Deze scriptie herhaalt daarbij het pleidooi van José Gotovitch voor zulk een globale analyse. Vanwege de omvang van zulk een holistisch titanenwerk werd er echter niet geopteerd om dit te verrichten in de context van een scriptie. Maar de analyse-instrumenten daartoe werden ontwikkeld, en daarmee draagt deze methodologische innovatie bij aan de inhoudelijke innovatie van de verzetshistoriografie.
1.2 De conceptualisering en definiëring van ‘het verzet’ Het is fundamenteel voor elk wetenschappelijk onderzoek met ‘het verzet’ als onderzoeksobject om te reflecteren over de precieze inhoud en afbakening van dit analyseconcept. De complexe definiëring en verhouding van het concept met gerelateerde begrippen is al decennialang een controversieel debat in de verzetshistoriografie. De handelingen van de individuen en groeperingen die ageerden tegen de Duitse bezetter werden in de Belgische historiografie onder de noemer ‘het verzet’ verzameld. Ondanks het sporadisch opduiken van alternatieven zoals ‘weerstand’ of ‘oppositie’, bestaat er omtrent de term ‘verzet’ een zeer grote maat van consensus. In een internationaal perspectief volgt België hiermee de algemene trend, waarbij termen equivalent aan de term ‘verzet’ de historiografie domineren. In een internationaal perspectief duiken echter ook veel alternatieven voor de term ‘verzet’ op. Bijvoorbeeld in de Duitse geschiedschrijving kan men termen zoals ‘widerstand’, ‘resistenz’ of ‘opposition’ terugvinden.3 Deze terminologische consensus onder de Belgische historici impliceert echter niet dat er tevens een consensus bestaat omtrent de exacte definiëring en reikwijdte van de term. Een controversieel element in de verzetsdefiniëring is de exacte verhouding tussen verwante concepten zoals ‘illegaliteit’ en ‘clandestiniteit’. De scheidingslijn en afbakening tussen deze sociale fenomenen is zeer ambigue en genuanceerd: wat onderscheid een ‘verzetsgroep’ van enerzijds een ‘hulporganisatie’ en anderzijds een ‘illegale organisatie’? Een organisatie die als hoofddoelstelling het bieden van onderdak heeft, kan bijvoorbeeld illegaal ageren door verzetsleden een schuilplaats aan te bieden: wordt deze organisatie dan geclassificeerd als verzetsbeweging, die hierbij ook ondersteuning aanbied aan de bredere bevolking, of valt deze groep onder de noemer van een hulporganisatie die ook (illegale) verzetsactiviteiten uitvoert? Deze debatten bepalen de omkadering van het onderzoeksperspectief, het determineerde welke sociale actoren in de analyses werden opgenomen, welke bronnen hiervoor werden geselecteerd, de typologieën en andere analyseinstrumenten die gebruikt werden. Dit geheel kende uiteraard een inhoudelijke impact. De definiëring die door de verzetshistorici werd uitgewerkt gaf het historiografische debat omtrent ‘het verzet’ vorm. Latere historici zullen zich in hun narratief steeds verhouden ten opzichte van deze conceptualisering, waarbij dezelfde definiëring (genuanceerd of volledig) werd overgenomen, of men zich ertegen afzet en alternatieve analyses voorstelt. Zo kreeg het verdere historiografisch onderzoeksveld vorm. Het perspectief op welke bronnen geselecteerd werden, welke sociale actoren
3
Cfr. G. van Roon, Widerstand im Dritten Reich: eun Uberblick, Munich, 1979. Of H. Rotfels, Die deutsche Opposition gegen Hitier, Frankfurt, 1958.
9
geanalyseerd werden, welke concepten gehanteerd werden in de Belgische verzetshistoriografie was en blijft een dynamisch gegeven dat beïnvloed wordt door de bredere wetenschappelijke context. Dit historiografisch debat wordt treffend geïllustreerd door de (her)definiëring van het perspectief op het fenomeen ‘verzet’ van de Nederlandse historicus Lou de Jong. Centraal stond de complexe verhouding tussen het concept ‘verzet’ en andere termen zoals ‘illegaliteit’. Dit was in de context van de Nederlandse historiografie al enkele decennia een controversieel element van de verzetshistoriografie.4 Zoals De Jong zelf al aangaf werden beide analysetermen vaak oppervlakkig gepresenteerd door historici als synoniemen. Maar de onderlinge relatie was in zijn inzicht genuanceerder, en hij formuleerde deze complexe verhouding op de volgende wijze: ‘er is veel verzet geboden dat niets met illegaal werk te maken had en er zijn illegale handelingen verricht die niets te maken hadden met het verzet’.5 Kortom: niet elke verzetsdaad was illegaal, en elke illegale daad was niet een daad van verzet tegen de bezetter. Er werd dus een strikt onderscheid geponeerd tussen ‘verzet’ en ‘illegaal werk’, waarbij ‘verzet’ verwees naar elk handelen waarmee men trachtte te verhinderen dat de bezetter zijn doelstellingen verwezenlijkte. Dit impliceert dus het intentioneel en doelgericht handelen van zelfbewuste verzetsleden die ageren vanuit een duidelijke motivering. De Jong definieerde de doelstellingen van de bezetter hierbij verder als economische exploitatie, de politieke transformatie van Nederland, de deportatie van ongewenste elementen in de samenleving en de bestrijding van elke oppositie tegen de voorgaande drie doelstellingen.6 Dit is een zeer inclusieve omkadering op gebied van de betrokken sociale actoren, aangezien het van toepassing is op elke zelfbewuste actor die intentioneel ageert (beide individueel of in groepsverband) tegen de bezetter. De gehanteerde definiëring is echter relatief beperkt op vlak van motivering van het handelen: enkel de oppositie tegen de vier opgesomde bezettingsdoelstellingen golden hierbij als verzet. Verzet vanuit bijvoorbeeld persoonlijke, psychologische motivering werd op deze manier uitgesloten niet geïntegreerd in de analytische benadering. ‘Het verzet’ werd hierbij overigens ook impliciet geïnterpreteerd als een losstaand fenomeen, specifiek gebonden aan de context van de Tweede Wereldoorlog en de periode 1940-1945: ‘Ik meen dat, wat de jaren ’40-’45 betreft, als verzet als handelen mag aanduiden dat…’. De definitie is dus geen universele definitie; ze kan niet toegepast worden op andere (contemporaine) verzetsfenomen in andere (nationale) contexten; noch kan ze toegepast worden als analytisch model voor andere oorlogssituaties. Kortom: het is een analysemodel specifiek voor de casus van de Tweede Wereldoorlog. Indien dit perspectief toegepast wordt op de verzetspers, dan kan gesteld worden dat niet elke illegale of ongeautoriseerde publicatie een verzetskrant was. Indien een krant niet de expliciete toestemming kreeg van de bezetter om te verschijnen, impliceert dit echter niet dat deze publicatie ook een verzetskrant is, aangezien de doelstellingen en de essentie van beide publicatietypes fundamenteel verschillen (Cfr. infra). Deze (her)definiëring wordt gedeeltelijk overgenomen in dit onderzoek, en verder aangevuld wat betreft de vermelde pijnpunten. Deze omkadering wordt aangesloten met het perspectief dat werd aangehaald door de historicus Laborie.7 Volgens deze auteur is het vereist dat elke conceptualisering van het verzet de volgende drie kernelementen bevat. Ten eerste is er het voluntaristische en 4
Het werk van bijvoorbeeld Dekker C. e.a. 1940-1945 : een analyse van het verzet. Amsterdam, 1945. behandelde al beknopt de kwestie. 5 De Jong L. Verzet en illegaliteit 1940 - 1945. 1976, P. 203. 6 Ibidem, P204. 7Laborie P. La notion de résistance à l'épreuve des faits : nécessité et limites d'une approche conceptuelle. in Résistances, insurrections, guérillas, Presses universitaires de Rennes, 2010. En Mémoire et Histoire: la Résistance, Toulouse, 1995.
10
intentionele aspect van ‘het verzet’, waarbij de verzetsleden actief en doelbewust de bezettende macht wensten te hinderen of schade toe te brengen om zo te vermijden dat diens doelstellingen werden gerealiseerd. Een tweede cruciaal element was hierbij het bewustzijn dat het verzet in essentie gelaagd en gegradeerd en dus heterogeen is. Ten slotte betreft ‘het verzet’ een sterk engagement en betrokkenheid dat verbonden is met de praktijk van de overtreding. Deze toegevoegde conceptualisering stapt af van de conventionele perspectieven waarbij ‘het verzet’ in een eng denkkader verwerkt werd. De specifieke ontstaanscontext heeft hierbij een fundamentele impact op het ontstaan en de ontwikkeling van het verzet. Hierbij zijn een aantal contextuele factoren van belang, zoals onder meer de handelingen en de dan niet afwezigheid van de oorspronkelijke politieke autoriteiten, het beleid van de bezettende macht en de culturele factoren zoals onder meer de mentale erfenis van voorgaande oorlogservaringen zoals de eerste wereldoorlog. Het complexe geheel had als gevolg dat bepaalde sociale groepen met afwijkende motivaties en in verschillende omstandigheden overgingen tot het verzet tegen de Duitse bezetter. De afwijkende context in het ontstaansproces verklaart het heterogene karakter van het verzet als geheel. Deze conceptuele elementen sluiten aan met het breder theoretisch kader, en de afbakening van ‘het verzet’ en ‘de verzetspers’, die in dit onderzoek gehanteerd worden (Cfr. infra).
1.3 Definiëring en afbakening van het onderzoeksobject: de Verzetspers Naast de conceptualisering van ‘het verzet’ is het fundamenteel om het centrale onderzoeksobject, de verzetspers, precies en accuraat te definiëren. De samenstelling van een concrete afbakening en definiëring van een ‘verzetskrant’ of de ‘verzetspers’ is echter problematisch. De verzetspers was zodanig divers, en zodanig heterogeen dat het compileren van een ideaaltypische definiëring niet volstaat om de complexe sociale realiteit te weergeven. Zoals aangetoond zal worden, was de ‘verzetspers’ als aggregaatbegrip intern gefragmenteerd en ideologisch heterogeen. Ook op materieel vlak waren er enorme verschillen. Zo was er een aanzienlijk aantal aan lokale verzetskranten met hooguit enkele honderden oplagen, die elk slechts 1 à 2 pagina’s bevatten (Cfr. Infra). Maar er waren ook enkele verzetskranten die een nationale afzetmarkt hadden gecreëerd, en die in sommige gevallen tientallen pagina’s bevatten. De problematische definiëring van het bronnencorpus werd versterkt door het vage onderscheid met andere potentieel subversieve media zoals onder meer pamfletten, of door het problematische onderscheid met de gecensureerde pers (Cfr. Infra). De samenstelling van een omvattende definitie blijft dus bemoeilijkt door de aard van de historische bronnen zelf. Hetgeen betekent niet dat er geen pogingen daartoe zijn ondernomen, of dat de definiëring van wat een ‘verzetskrant’ precies inhoudt niet fundamenteel is voor de historiografie en het historisch onderzoek hieromtrent. De definiëring en de afbakening van een ‘verzetskrant’ en de ‘verzetspers’ is vaak een onderbelicht aspect gebleven van het historisch onderzoek. De inventarisatie- en digitaliseringsprojecten, zoals dat van het SOMA (Cfr. infra), reflecteerden nauwelijks of niet over de inherente definiëring en de afbakening van het centrale onderzoeksobject. Maar ook het toonaangevende werk van José Gotovitch8 (dir., 1991), dat als doel het de inventarisatie van de ‘verzetspers’, stond nauwelijks stil bij de feitelijk afbakening van het onderzochte bronnenbestand. Een uitzondering in deze 8
Gotovitch J. (dir.), Guide de la presse clandestine de Belgique, Bruxelles, Centre de Recherches et d'Etudes historiques de la Seconde Guerre Mondiale, 1991, IV + 214 p.
11
historiografische ontwikkeling vormt echter het exhaustieve werk van de historicus Fabrice Maerten.9 In dit onderzoek werden de cruciale vragen en de definiëring van het onderzoeksobject weldegelijk ingevuld. Het is immers fundamenteel voor elk wetenschappelijk onderzoekt om de parameters, de omkadering, de doelstelling en het onderzoeksobject duidelijk te formuleren. Vragen die hierbij centraal staan zijn onder meer: Wat is de precieze inhoud van het concept de ‘verzetspers’, welke bronnen behoren (niet) tot deze categorie, wat is het onderscheid met andere vormen van (subversieve) media, welke kenmerken onderscheiden deze persvorm van de overige, niet clandestiene en gecensureerde persvormen? Het specifieke, en vaak ambigue, onderscheid met onder persvormen wordt verder in dit onderzoek behandeld (Cfr. de gecensureerde pers infra). De afbakening van het onderzoeksobject die in dit onderzoek gehanteerd wordt convergeert met bepaalde aspecten van de afbakening die gehanteerd werd door Fabrice Maerten. 10 De definiëring die in dit onderzoek gehanteerd wordt vertrekt vanuit de volgende premissen: een ‘verzetskrant’ verwijst naar elke clandestiene publicatie die verscheen tijdens de bezetting gedurende de tweede wereldoorlog en de nasleep hiervan in de directe naoorlogse periode. Een cruciaal element hierin was de motivatie om deze bezetting en de daaraan verbonden collaboratie te ondermijnen. De oppositie tegenover de collaboratie is hierbij essentieel. Het vormde één van de centrale drijfveren achter de oprichting van het verzet, en is naast dit inhoudelijk aspect ook op chronologisch vlak cruciaal voor de definiëring en afbakening van het onderzoeksobject. In het interbellum werd er in de pers namelijk ook al oppositie gevoerd tegen de acties van het Derde Rijk in bijvoorbeeld Tsjecho-Slowakije. Maar indien de collaboratie één van de cruciale elementen vormt van de afbakening, dan kan de chronologische parameter ook uitgebreid worden naar de directe naoorlogse periode en de behandeling van de collaborateurs. Zo wordt het onderzoeksobject niet gelimiteerd door een strikte interpretatie van de bezettingsperiode. De verzetspers kon in bepaalde gevallen haar activiteiten voortzetten in de naoorlogse periode. Hierdoor waren de activiteiten van de verzetsbeweging achter deze verzetskrant niet langer clandestien en illegaal, aangezien België niet langer bezet werd. Maar deze specifieke categorie van verzetskranten die haar activiteit continueerde in de directe, naoorlogse periode wordt alsnog gerekend als behorende tot de categorie ‘verzetskrant’, aangezien deze publicaties sterke elementen van continuïteit vertonen beide op institutioneel en inhoudelijk vlak. Indien de conventionele chronologie consequent wordt toegepast, dan wordt een significant deel van het bronnenbestand niet in de analyses opgenomen. Een voorbeeld hiervan is onder meer de verzetskrant Actualité de R.A.F. Deze krant bleef publiceren tot na de bezetting, en bleef actief tot het najaar van 1945. Indien deze strikte afbakening gehanteerd zou worden, dan zou er een cruciaal segment van deze verzetskrant verloren gaan. Een bredere interpretatie van het historische bronnenbestand is dus vereist. Hieraan verbonden is het heuristische voordeel van een onderzoek met ‘de verzetspers’ als onderzoeksobject vanwege het feit dat er relatief veel geschreven bronnen beschikbaar zijn. De verzetshistoriografie heeft vaak te kampen met het gegeven dat er nauwelijks contemporaine geschreven getuigenissen werden opgesteld door de verzetsleden vanwege de problematische bezettingscontext waarin het verzet opereerde. Vaak werden de sporadische bronnen retrospectief 9
Maerten F. Du murmure au grondement. La Résistance politique et idéologique dans la province de Hainaut pendant la seconde guerre mondiale (mai 1940-septembre 1944). Mons, 1999, 3 vol., 1.176 p. 10
Maerten F. Du murmure au grondement. La Résistance politique et idéologique dans la province de Hainaut pendant la seconde guerre mondiale (mai 1940-septembre 1944). Mons, 1999, 3 vol., 1.176 p.
12
opgesteld, en werden ze al te vaak niet gepreserveerd. De weinige beschikbare bronnen bevatten intrinsieke problematieken zoals onder meer de anonimiteitskwestie (Cfr. infra). Deze heuristische problematiek is minder van toepassing indien het onderzoeksobject ‘de verzetspers’ vormt, aangezien deze per definitie handelt over schriftelijke bronnen.
13
2 De ontsluiting en de digitalisering van de Belgische (oorlogs)pers De toepassing van een methodologische benadering zoals topic-modeling vereist echter een goede kennis van de specifieke context van het bronnenbestand en de historische context waarin de bronnen gesitueerd zijn. Daarom is het cruciaal om bepaalde aspecten van dit onderzoeksproject dieper te analyseren. Centraal staan hier onder meer het bronnenbestand en het daar aan verbonden digitaliseringsproject, alsook de historische context van de verzetspers en het verzet in het algemeen. Hierbij wordt ook dieper ingegaan op de specifieke situatie van de twee verzetskranten die centraal staan in de analyse, namelijk Indépendance en Actualité de R.A.F.
2.1
Het wetenschappelijk en cultureel patrimonium van België
Het ontsluitings- en digitaliseringsproject is het resultaat van een langdurige samenwerking tussen diverse instellingen met als centrale doelstelling het archiveren, het ontsluiten en het (digitaal) beschikbaar maken van het wetenschappelijk en cultureel patrimonium van de Federale Wetenschappelijke Instellingen (FWI’s). Het voorstel werd gelanceerd door Fientje Moerman, de toenmalige minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid. De ministerraad stemde toe om voor dit project financiële middelen vrij te maken, aangezien de digitalisering van het wetenschappelijk en cultureel erfgoed een zeer dringende kwestie was. Er was immers gebleken uit een studie van de betrokken instellingen, zoals onder meer de Koninklijke Bibliotheek en het Rijksarchief, dat het Belgische patrimonium zich in een precaire situatie bevond. De papieren uitgaven werden bedreigd door problematische preservatiecondities zoals verzuring. Ook was de lage digitaliseringsgraad problematisch; slechts 0,3% van het patrimonium was gedigitaliseerd. Hierdoor was het patrimonium zeer ontoegankelijk en had het een ondermaats aanzien op (inter)nationaal niveau. Het initiële voorstel voorzag een globaal bedrag van 147,70 miljoen euro en had als doelstelling om gedurende een periode van tien jaar alle bedreigde collecties (zoals boeken, archieven, etc.), alle frequent geraadpleegde verzamelingen (zoals kranten, kaarten, etc.) en ook alle unieke verzamelingen (incunabelen, statistieken, etc.) te digitaliseren.11 Dit project moest de algemene toegankelijkheid van de collecties verhogen voor educatieve, commerciële, academische en recreatieve doelstellingen. De initiële subsidiëring werd nadien gesupplementeerd met een extra bijdrage van de minister van Economie ter waarde van 43,8 miljoen euro, gecombineerd met een lening van 73,85 miljoen euro uitgegeven door de Europese Investeringsbank. Ook de betrokken instellingen investeerden in het digitaliseringsproject voor in totaal 30,05 miljoen euro. Het project was voor de toenmalige regering een cruciaal element voor de modernisering van de Federale Wetenschappelijke Instellingen. Het sloot ook nauw aan bij de Europese strategie van Lissabon waarbij de lidstaten zich engageerden om 3% van het bruto binnenlands product te investeren voor wetenschappelijk onderzoek.
2.2
Digitalisering van de Belgische pers
Concreet resulteerde dit besluit in de digitalisering van de Belgische pers in de periode van 1830 tot 1950, inclusief de twee wereldoorlogen. Aan dit project participeerden zoals vermeld diverse
11
De geciteerde gegevens werden gepubliceerd in het persbericht van de Ministerraad van 30 april 2004.
14
cultuurinstellingen. Het CEGESOMA was samen met de Koninklijke Bibliotheek verantwoordelijk voor de uitvoering van dit onderdeel. 12 2.2.1 De Belgische pers in de periode 1830-1950: De Koninklijke Bibliotheek De Koninklijke Bibliotheek van België begon in 2005 al een project in samenwerking met het Archief van de Stad Brussel. Dit digitaliseringsproject richtte zich specifiek op de krant Le Soir, en ontsloot in totaal circa 250.000 pagina’s voor de periode 1887-1970. In het kader van het regeringsbesluit om het wetenschappelijke en culturele patrimonium van België te digitaliseren, kreeg de Koninklijke Bibliotheek één jaar later de opdracht een representatieve selectie van 19de en 20ste eeuwse Belgische kranten te digitaliseren. Dit was de eerste fase van het plan voor de digitalisering van de FWI’s. Onder de begeleiding van het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO) werd er een samenwerking gestart tussen de Koninklijke Bibliotheek en het Studie- en documentatiecentrum Oorlog en hedendaagse Maatschappij (SOMA). De praktische uitwerking en de integrale uitvoering van het project werden gezamenlijk bepaald. Het project werd uitgevoerd in twee deelprojecten. Het grootste onderdeel werd uitgevoerd door de Koninklijke Bibliotheek, en bestreek de periodes uit de Belgische geschiedenis met een vrij persregime. Dit omvat in feite de hele Belgische persgeschiedenis met uitzondering van de beide wereldoorlogen. Dit project beoogde de talrijke Belgische regionale titels, alsook de kranten van verschillende politieke strekkingen en de grote neutrale kranten. Deze doelstelling was echter zeer omvatrijk, waardoor de Koninklijke Bibliotheek ervoor opteerde om meer dan veertig representatieve titels te selecteren om te digitaliseren. Deze kranten moesten evenwichtige doorsnede bieden van de Belgische dagbladpers voor de periode 1830-1950. Hiervoor werden strenge selectiecriteria toegepast om een representatieve weergave van de Belgische pers te verkrijgen. Elementen zoals onder meer oprichtingsdatum, geografische ligging, ideologische oriëntering werden in hierbij achting genomen. Het project viseerde zowel Franstalige, Nederlandstalige als Duitstalige kranten van verschillende politieke strekkingen. Voorbeelden hiervan zijn onder meer de neutrale Le Soir en het socialistische Vooruit en Le Peuple. Zowat de helft van de geselecteerde kranten is nog steeds actief, wat de toekomstige continuïteit van de database sterk bevordert. De einddatum van de selectie werd vastgesteld op 31 december 1950. De lacunes die nog resteren in het persbestand werden stelselmatig aangevuld. Centraal in dit digitaliseringsproject stonden de collecties van zogenaamde ‘historische’ kranten. Dit soort erfgoed is immers vaak zeldzaam en ten zeerste kwetsbaar. Krantenpapier verzuurt wanneer het in contact komt met lucht, wat kan leiden tot de aantasting en zelfs de destructie van de collecties. Deze kranten zijn echter van uitzonderlijk documentair maatschappelijk belang, vandaar dat de preservatie en documentering ervan uiterst belangrijk is voor het Belgisch cultureel patrimonium. 2.2.2 De Belgische oorlogspers: CEGESOMA Het CEGESOMA was verantwoordelijk voor het digitaal catalogiseren en ontsluiten van de gecensureerde en clandestiene pers tijdens de eerste en de tweede wereldoorlog. Deze onderneming verschilde fundamenteel van het project dat beheerd werd door de Koninklijke Bibliotheek vanwege het feit dat het aantal te digitaliseren bladzijden in deze periodes beperkter 12
Voor meer achtergrondinformatie omtrent het digitaliseringsproject wordt er verwezen naar de officiële website van het CEGESOMA: http://www.cegesoma.be/
15
was. Diverse oorzaken lagen aan de basis van deze divergentie, zoals het gebrek aan persvrijheid en praktisch-materiële problematieken zoals schaarste en logistieke verhinderingen. Hierdoor kon het CEGESOMA volledigheid nastreven: alle uitgaven van de clandestiene pers en de gecensureerde dagbladen tijdens de oorlogsperiode werden geviseerd. Het CEGESOMA specifieert de categorie van ‘de gecensureerde pers’ als de vooroorlogse kranten die binnen de krijtlijnen van de Duitse censuur een aanwezigheidspolitiek voerden, samen met de zogeheten gestolen pers en de nieuwe collaborerende pers (Cfr. infra). Van die gecensureerde dagbladpers zijn er in totaal zestig titels bekend, waarvan 37 uit de eerste wereldoorlog en 23 uit de tweede wereldoorlog. De clandestiene pers is kwantitatief kleinschaliger en is ook is meer gefragmenteerd. Voor de eerste wereldoorlog zijn 49 van de 66 gekende titels teruggevonden, en het aantal voor de tweede wereldoorlog benadert het totaal circa 700 titels. Dit vormt een significante vooruitgang in het aantal gedocumenteerde verzetsbladen in vergelijking met de in 1991 gepubliceerde Guide de la Presse Clandestine de Belgique. Zo resulteerde dit project in een aanwinst van circa vijftig nieuwe titels. Het digitaliserings- en catalogiseringsproject draagt in dit opzicht ten zeerste bij aan de preservatie van het Belgisch cultureel patrimonium. De oorzaak achter de vondst van deze nieuwe bijdragen komt vanwege de intensieve samenwerking met externe bewaarinstellingen. Via deze coöperatie werd quasi de gehele verzetspers omvat. De concrete praktische uitvoering werd verricht door een Luxemburgse onderneming genaamd Infotechnique. De expertise van deze onderneming werd gebundeld met die van de firma Belgacom, die overigens ook instond voor de digitalisering van de collecties van de Koninklijke Bibliotheek. De interne opdeling tussen enerzijds de gecensureerde pers, en anderzijds de clandestiene pers is vanuit een heuristisch-methodologisch perspectief een zeer vruchtbare benadering van het bronnenmateriaal. Dit onderzoeksperspectief geeft het onderscheid weer tussen beide persuitgaven, en toont de (potentiële) impact van de door de bezetter opgelegde censuur. Een comparatieve analyse tussen beide krantentypes kan bijvoorbeeld de berichtgeving (of gebrek daaraan) omtrent bepaalde nederlagen van de Asmogendheden benadrukken. De vraag is echter of in de praktijk zulk een zwart-wit dichotomie effectief hanteerbaar is (Cfr. de gecensureerde pers infra). Het CEGESOMA biedt weinig tot geen verantwoording voor de indeling van dit onderscheid. Er worden geen reflecties aangeboden omtrent de inhoud en de definiëring van deze classificaties. Dit maakt het project vatbaar voor kritiek zoals bijvoorbeeld een arbitraire en subjectieve selectie van de classificatieselecties. Wat wordt voorondersteld met censuur? Hoe werd deze censuur praktisch verwerkt? Wordt zelfcensuur, uit vrees voor retributie, ook geclassificeerd als censuur? Ondernam de gecensureerde pers geen clandestiene (journalistieke) activiteiten? Indien dit het geval was, wat kan dan voorondersteld worden met ‘clandestiene pers’? De specifieke invulling van deze vragen blijven grotendeels onbeantwoord door het CEGESOMA. Het CEGESOMA kon voor haar projectonderdeel beroep doen op de eigen collectie, die aangevuld werd met de collectie uit andere bewaarinstellingen. Hiervoor werd beroep gedaan op de collectie van federale instellingen zoals het Algemeen Rijksarchief, alsook op regionale instellingen. Deze medewerking was cruciaal voor de samenstelling van de digitale databank. Hieronder volgt een opsomming met alle samenwerkingspartners:
16
Koninklijke Bibliotheek van België, Fonds d'Histoire du Mouvement Wallon, Algemeen Rijksarchief, Openbare bibliotheek Brugge, Bibliotheek van het Federaal Parlement, Provinciale Bibliotheek Limburg, Directie-generaal Oorlogsslachtoffers van de Universiteitsbibliotheek Gent, Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, Koninklijk Museum van het Leger en de AMSAB ISG, Krijgsgeschiedenis, CARCOB Archives communistes, Openbare bibliotheek Kortrijk. Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, Het eindresultaat van deze onderneming is een geactualiseerde databank die een digitale catalogus aanbiedt van alle (in 2011) bekende oorlogskranten, beide clandestien en gecensureerd. De diensten worden hierbij in drie talen aangeboden: Frans, Nederlands en Engels. De metadatabank nam telkens de herkomst, het afzetgebied en de publicatiedatum op van de originele uitgave, in zoverre deze gekend is. De originele edities zijn daarnaast consulteerbaar in de respectievelijke bewaarinstellingen. Maar de virtuele collectie van de gecensureerde pers tijdens de tweede wereldoorlog wordt echter niet integraal digitaal ontsloten voor het bredere publiek. De reden waarom enkel de gecensureerde pers uit de tweede wereldoorlog uitgezonderd wordt, is omwille van het auteursrecht. De wetgeving omtrent auteursrecht legt een aantal juridische beperkingen op omtrent de beschikbaarheid van deze informatie. De overige persedities zijn aan geen enkele beperkingen of voorwaarden onderworpen. De verwerking en publicatie van bepaalde persoonsgegevens uit deze kranten zijn echter wel onderworpen aan de privacywetgeving. 2.2.3 Optical Character Recognition Om de onderzoeksmogelijkheden en de kwaliteit van de gedigitaliseerde pers te optimaliseren werd er tijdens dit project gebruikt gemaakt van het OCR-procedé, oftewel de Optical Character Recognition methode. Deze methode staat onderzoekers toe om geavanceerde zoekmogelijkheden toe te passen. Optische tekenherkenning is een transformatie waarbij alle tekens uit een tekstafbeelding worden herkend en opgeslagen door middel van patroonherkenning. Op deze manier wordt de tekst uit een afbeelding omgezet in een bewerkbare tekst. Indien er geopteerd wordt voor een volledige en integrale overname van de gehele tekst, dus inclusief elementen zoals de opmaak, dan verkrijgt men ‘full-text OCR-bestanden’. Deze methode van gegevensomzetting in werkbare computerbestanden biedt onderzoekers verregaande onderzoeksmogelijkheden. Maar het potentieel van dit soort bestanden overstijgt louter het efficiënt doorzoeken van grote hoeveelheden teksten. Zo kunnen deze bestanden ook gehanteerd worden om op geavanceerde wijze de interne woordverbanden en –verhoudingen te achterhalen via onder meer de methode topic–modeling (Cfr. Infra en de analyse van deze methodologie). Tijdens het digitaliseringsproject van CEGESOMA werd (grotendeels) geopteerd voor de OCR-methode, met als doel een (quasi) integrale full text OCRbestanden te verkrijgen (Cfr. Infra en de bespreking van het specifieke bronnenbestand). Het eindresultaat was de digitalisatie van zowat 3.2 miljoen pagina’s. Deze persedities werden gecatalogiseerd, geregistreerd en zoals vermeld in bepaalde gevallen digitaal ontsloten met toepassing van de OCR-methode. Het SOMA voorzag een volledige digitalisering van de oorlogscollectie, terwijl de Koninklijke Bibliotheek een gelimiteerde selectie uitvoerde en niet de OCR-methode toepaste. Dat kwam vooral vanwege de praktisch-methodologische moeilijkheden omtrent het verwerken van zulk een groot persbestand. Ook de digitale toegankelijkheid van het persdeel dat behandeld werd door de Koninklijke Bibliotheek is beperkter dan die van het 17
CEGESOMA. De digitale versies werden enkel beschikbaar gemaakt voor consultatie via de voorziene computers in de instelling zelf, terwijl het CEGESOMA een vrij toegankelijke website oprichtte. 2.2.4 De opzoekmogelijkheden van de digitalisering en de OCR-Methode Naast de geavanceerde onderzoek-methodologische mogelijkheden die deze methode aanbiedt (Cfr. Infra), zijn er diverse oppervlakkige voordelen die toestaan om dit omvattend databestand efficiënt te doorgronden. Concreet resulteert deze methode in de mogelijkheid om de gedigitaliseerde kranten te doorzoeken naar bepaalde karakters en woorden. Er zijn twee hoofdopzoekmogelijkheden, namelijk de kalender-zoekmethode en de full-text zoekmethode. De eerste methode staat toe om een specifieke datum en uitgavejaar te selecteren van een bepaalde krant. Deze methode is vooral geschikt voor het opzoeken van bepaalde casussen of evenementen om de berichtgeving van de geselecteerde kranten comparatief te analyseren. Daarnaast kan er via de full-text opzoekmethode naar specifieke woorden of karakters gezocht worden. Deze methodiek werkt lettergevoelig, waardoor een combinatie van verwante woorden en synoniemen vereist is. Indien men bijvoorbeeld de berichtgeving omtrent Hitler poogt te verkrijgen, wordt best ook gezocht naar verwante begrippen en benamingen zoals ‘Adolf’, Führer’ en dergelijke meer. Ook dient de historische evolutie van de betekenis van bepaalde woorden in achting genomen te worden. Doorheen de decennia is de betekenis van diverse begrippen fundamenteel veranderd. Om de ruis op de opzoekresultaten te limiteren kan er daarnaast ook gewerkt worden met woordcombinaties, zoals bijvoorbeeld ‘de invasie van Polen’ i.p.v. zoeken naar de individuele termen ‘invasie’ en ‘Polen’. Op deze wijze kan er efficiënt naar specifieke evenementen gezocht worden. Deze opzoekmethode staat echter niet toe om de complexe woordverbanden en interne onderwerppatronen te achterhalen, zoals mogelijk is via de methodologie topic-modeling. 2.2.5 Problematieken omtrent het krantenbestand. Er moet echter wel rekening gehouden worden met de lacunes in het bronnenbestand, alsook de toestand van het bronnenmateriaal zelf. De databank bevat namelijk zeer oude kranten die zich in een niet-optimale toestand bevinden. De bewaringsstaat van deze documenten werd negatief beïnvloed door het intensieve gebruik, de ouderdom van de kranten, de bewaringswijze en de kwalitatieve samenstelling van het papier zelf. Deze situatie heeft evident gezien ook een negatieve impact op de digitalisering en de OCR-mogelijkheden (Cfr. Infra). Hierdoor is het mogelijk dat de ingegeven zoektermen geen positief resultaat weergeven, ondanks het feit dat het woord effectief opgenomen is in het origineel exemplaar. Bij de digitalisering kunnen de ingegeven tekens en karakters ook (gedeeltelijk) vervormd worden, waarop de OCR-methode de vervormde tekens niet zal herkennen als zodanig. Een kwalitatief ondermaatse digitalisering limiteert op deze wijze de (onderzoeks)meerwaarde van deze investering. Het is dus van fundamenteel belang om een gedegen digitalisering uit te voeren, die een optimale kwaliteit nastreeft. Indien dit niet gebeurt verliest de het project aan waarde, en is de enige meerwaarde van de investering louter het vermijden van praktische problemen zoals de vereiste om de archieven fysiek te bezoeken en de kranten manueel te analyseren. Een diepgaande analyse via geavanceerde methodologieën zoals topic-modeling is enkel mogelijk indien de digitalisering correct verloopt. Indien het doel is om een onderzoeksmeerwaarde aan te bieden, dan moet deze overweging een sterke determinant vormen in het besluitvormingsproces van de betrokken instellingen.
18
Andere kritieken die van toepassing zijn op het digitaliseringsproject is het frequent voorkomen van factuele fouten wat betreft de geografische verspreiding van de (verzets)kranten en de exacte datering van de uitgaven. Zoals zal blijken in dit onderzoek was een zeer groot deel van het afzetgebied van de verzetskrant Actualité de R.A.F. gelegen in Noord-Frankrijk. Deze informatie is cruciaal voor de inhoudelijke interpretatie van de bronnen. Maar er werd echter geen melding gemaakt van deze geografische verspreiding. Daarnaast stemmen ook zeer veel dateringen niet overeen met de aangegeven data op de concrete bronnen zelf. Deze factuele dwalingen bemoeilijken een gedegen wetenschappelijk onderzoek. Maar ondanks deze kritieken en pijnpunten kan gesteld worden dat het project zeer vruchtbare resultaten heeft opgeleverd wat betreft de ontsluiting, de inventarisering, de preservatie en de digitalisatie van dit cruciaal onderdeel van het Belgisch cultureel patrimonium. Zeker indien het project in een comparatief perspectief wordt geanalyseerd. Andere digitalisaties, zoals onder meer bepaalde projecten uitgevoerd door het Franse Gallica, werden uitgevoerd zonder onderzoekswetenschappelijke redeneringen, waarbij er louter afbeeldingen van de pagina’s werden genomen. Indien het project niet nauw afgesloten wordt op het essentiële doel, namelijk wetenschappelijk onderzoek, dan heeft dit een kwalijke impact op de onderzoeksmogelijkheden van het bronnenbestand.
19
2.3
De clandestiene pers tijdens de tweede wereldoorlog
Een geavanceerde analyse van de interne woordverbanden en van de onderwerpverhoudingen via de methode topic-modeling kan enkel kwaliteitsvolle onderzoeksresultaten opleveren indien de historische context gekend is. Zonder expertise in de behandelde materie zijn de achterhaalde woordverbanden weinig betekenisvol. Ook is expertise in de materie vereist om het onderzoeksproces richting te geven, en om de methodologie af te stellen op de initiële vraagstelling. Het is dus van essentieel belang dat de context waarin de verzetskranten actief waren gekend is, om zo de diepgang van de teksten te kunnen analyseren. Dit kan in bepaalde gevallen problematisch zijn voor de specifieke casus van de clandestiene verzetspers, aangezien deze vorm van pers vaak anoniem te werk ging en er in veel gevallen relatief weinig achtergrondinformatie beschikbaar is over de verzetsorganisatie die de publicaties beheerde. Maar het is deze achtergrondinformatie die cruciaal is om de onderzoeksproces richting te geven, en om de onderzoeksresultaten te interpreteren. 2.3.1 Historische context van het verzet en de verzetspers De verzetspers werd tijdens de bezetting al zeer vroeg actief. De eerste verzetsbladen doken al op in het najaar van 1940.13 De verzetspers verzette zich tegen de Duitse propaganda en censuur die zich verspreidde in België. Zo toonde het onderzoek van José Gotovitch onder meer aan dat voor de verzetspers de meest geviseerde vorm van collaboratie met de bezetter de gecensureerde pers vormde14. De individuen achter de verzetspers konden voortbouwen op de clandestiene ervaring en traditie die geaccumuleerd werd tijdens de eerste wereldoorlog. Dit was onder meer het geval voor de verzetskranten die verschenen onder de benaming La Libre Belgique. Er verschenen versies van deze publicatie in beide wereldoorlogen. Maar ook was de mentale en ideologische nasleep van de eerste wereldoorlog nog sterk aanwezig. Dit uitte zich onder meer in het taal gebruik met begrippen zoals ‘boches’ en ‘teutons’ en het belang van de symbolische datum 11 november (Cfr. Infra). De kernmotivatie achter de ontwijking van de Duitse censuur en de oprichting van de eigen verzetsbladen was voor de meeste van de initiële verzetsbladen het patriotisme, het stimuleren van het moreel en om de collaboratie tegen te gaan.15 De Belgische troepen leden immers een vlugge nederlaag na de Achtiendaagse veldtocht, waardoor de verzetspers de noodzaak zag om het Belgische moreel te onderbouwen. Verbonden hieraan was een ander prominent thema, waarbij een toekomstverwachting en het bezinnen over nieuwe staatsstructuren en maatschappijmodellen centraal stonden. In de beginperiode van de bezetting was echter één specifiek element van de verzetspers nog niet prominent in het discours, namelijk het oproepen tot (gewelddadig) verzet tegen de Duitse bezetter en de collaborateurs.16 Deze ontwikkeling zal pas later echt doorgezet worden. In deze vroege periode ontstonden er embryonale verzetsnetwerken die zich gradueel ontwikkelden tot volwaardige verzetsorganisaties en een verzetsbeweging.17 Dit complex ontwikkelingsproces werd passend beschreven door socioloog en historicus A.A. Klumper (Cfr. Infra). Het zal overigens enige tijd duren voordat er vanuit overheidswege effectief connecties werden gelegd met deze 13
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. Antwerpen, 2004, p. 209. Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940, in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n. 2, 1972, p. 258-259 15 Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p 209 en p 250. 16 Ibidem p 250 en Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940, in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n. 2, 1972, p. 223-267. 17 Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p. 210. 14
20
netwerken. De dienst Staatsveiligheid werd pas in november 1940 opgericht in Londen, en slaagde er pas in 1941 in om bestendige banden te leggen met de zich ontwikkelende verzetsorganisaties.18 Dit gebrek aan contacten en coöperatie wordt mede verklaard door de geringe belangstelling vanwege de regering in Londen voor de embryonale verzetsbeweging. Vanaf het voorjaar van 1942 kwam er echter een verandering in de houding, en werd er een nauwere samenwerking nagestreefd.19 Deze verzetsbeweging zal gradueel expanderen. Deze expansie werd mede gedreven door bepaalde factoren zoals onder meer de toename aan discriminerende maatregelen tegen de Joden, en de verplichte tewerkstelling.20 Hierbij zijn ook de internationale factoren van belang, zoals het verbreken van de niet-aanvalspact tussen de Sovjet Unie en Duitsland, alsmede de nederlagen die Duitsland onderging. Deze expansiebeweging ging ook gepaard met een toename van het anti-Duitse sentiment en met de wrok tegenover de collaboratie.21 Het chronologisch verloop van de arrestaties illustreert de graduele groei en intensivering van de clandestiene strijd. Zo werd meer dan de helft van de arrestaties van verzetsleden uitgevoerd in de laatste acht bezettingsmaanden.22 De explosie van arrestaties was ook te wijten aan de intrinsieke evolutie van het verzet zelf. Kwantitatief gezien nam beide het geweldloze en het gewelddadige verzet toe, maar gewelddadige verzetsactiviteiten zoals aanslagen werden veel strenger aangepakt door de Duitse bezetter.23 De heterogeniteit van de verzetspers, en het verzet in het algemeen, wordt treffend weergeven door de diversiteit aan verzetskranten die actief waren tijdens de bezetting. Zo waren er de onafhankelijke kranten, zoals onder meer de Churchill Gazette uit Luik of De Vrijschutter uit Halle. Hoewel De Vrijschutter beheerd werd door katholieken die beïnvloed werden door het flamingantisme, streden zij voor Vlaanderen in de context van een vrij en verenigd België.24 De verzetskrant die een centrale rol speelt in deze analyse, de Actualité de R.A.F. kan in de stroming gesitueerd worden. Daarnaast werd de clandestiene pers ook gebruikt als publicatiemedium voor een bepaalde beweging, zoals het geval was voor L’Insoumis (Brussel), en de verzetskrant Steeds Vereenigd-Unis Toujours voor de Antwerpse Witte Brigade. Ook belangrijk in deze stroming waren de kranten La Vérité voor het Luikse Armée de la Libération en La Voix des Belges voor de Belgisch Nationale Beweging in Brussel. Deze verzetskranten situeerden zich vaak aan de rechterzijde van het politiek spectrum, maar sluiten zich niet aan bij een specifieke politieke partij.25 Deze kranten worden ook gekenmerkt door een sterk christelijk discours. Omgezet in absolute cijfers resulteerde de verzetspers concreet in circa 700 verschillende verzetsbladen. Er waren tienduizenden verzetsleden en tientallen verzetsorganisaties verbonden aan het beheer van deze verzetsbladen en de uitvoering van de clandestiene persactiviteiten. De overgrote meerderheid van de verzetskranten was Franstalig (Cfr. infra), en verscheen in Brussel. Zo toonde het onderzoek van Gotovitch bijvoorbeeld dat zesendertig van de vijfennegentig verzetskranten die in 1940 verschenen uit Brussel afkomstig waren.26 Ook in Henegouwen en Luik 18
Ibidem, p 219. Ibidem, p 219. 20 Ibidem, p 212. 21 Ibidem, p 213. 22 Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 45. 23 Ibidem, p 45. 24 Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p 251. 25 Ibidem, p 251. 26 Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940. in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n°2, 1972, p. 226-227 19
21
waren er zeer veel verzetskranten operatief. De verzetspers was collectief genomen echter zeer gefragmenteerd en zeer heterogeen. Er is geen ideologische uniformiteit te onderscheiden in het discours van de verzetspers, noch is er uniformiteit terug te vinden in de motivering voor de verzetsactiviteiten. Het enige echte verbindende element in de verzetspers was de gedeelde oppositie ten opzichte van de Duitse bezetting en de collaboratie. Maar wat dit verzet inhield, hoe het verzet uitgevoerd moest worden en de motivatie op basis waarvan verzetsleden gemobiliseerd werden verschilden drastisch. Dit impliceert niet dat er onderlinge convergenties en verbanden te onderscheiden zijn tussen bepaalde specifieke verzetskranten (Cfr. de communistische verzetspers infra). Maar de absolute cijfers moeten echter ook genuanceerd worden. Zo verschenen de meest verzetsbladen slechts sporadisch. Doorgaans werd er eens per maand, soms zelfs om de veertiendagen, een nieuwe editie uitgebracht.27 Deze edities bevatten bovendien slechts enkele artikels op twee, vier of in het beste geval zestien pagina’s. De algemene levensduur bedroeg slechts één jaar. Daarnaast verschenen er doorgaans hooguit enkele honderden exemplaren per editie. Het overgrote merendeel van de Belgische bevolking die niet actief in het verzet kwam dus niet direct in contact met de verzetspers. Overigens waren slechts twee à drie procent van de Belgische volwassen bevolking actief betrokken in de verzetsbewegingen en –netwerken.28 De verzetspers speelde echter een cruciale rol in het verzet tijdens de Duitse bezetting. Maar ondanks de geaccumuleerde invloed en prestige zal het verzet, en daarmee dus ook de verzetspers, dit niet kunnen vertalen in concrete politieke macht in de naoorlogse periode. De verzetsbeweging woog niet door op het politieke gebeuren in de naoorlogse periode (Cfr. infra). Na de oorlogsperiode werden er in totaal circa 12.000 verzetsleden officieel erkend voor hun participatie in de clandestiene pers. Dit was echter slechts een fractie van het reële aantal aan verzetsleden die actief participeerde in de verzetspers. 29 Maar de repressie en onderdrukking van de Duitse bezetter kende duidelijk zijn tol. Er werden ten minste 1.650 verzetsleden gefusilleerd vanwege hun rol in de verzetspers.30 Voor de gehele verzetsbeweging werd zowat één op de vier verzetsleden geconfronteerd met repressiemaatregelen, en zowat één op de tien zal het leven laten door onder meer executie, ziekte of uitputting in een kamp.31 De maatregelen raakten niet elke sociale groep even hard. Zo hadden vrouwelijke verzetsstrijders doorgaans meer overlevingskansen. In relatief opzicht overleed slechts twee à drie procent van de strijdsters ten gevolge van de Duitse repressiemaatregelen.32 2.3.1.1 Continuïteit en de stopzetting van de persactiviteiten Tijdens de oorlogsperiode kampte de verzetspers met continuïteitsproblemen, voornamelijk vanwege deze repressie en de materieel-logistieke problematieken (Cfr infra). Het kwam vaak voor dat verzetskranten verdwenen of samensmolten met andere gelijkaardige initiatieven om de voortzetting van de activiteiten te kunnen waarborgen. Doorgaans kunnen de volgende motieven 27
De kwantitatieve gegevens uit deze alinea zijn afkomstig uit: Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 75. 28 Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 45 29 Gotovitch J. (dir.), Guide de la presse clandestine de Belgique, Bruxelles, Centre de Recherches et d'Etudes historiques de la Seconde Guerre Mondiale, 1991, IV + 214 p. spreekt van 12.128 verzetsleden die erkend werden voor hun activiteiten in de verzetspers. 30 Cijfergegevens zijn afkomstig uit: Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p. 250. 31 Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p. 218. 32 Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 45.
22
voor de stopzetting van de activiteiten vastgesteld worden.33 Een eerste categorie is de verplichte stopzetting. Deze externe factoren hadden een bepaalde en dwingende impact op het uitgeven van de verzetskrant, waardoor de krant haar activiteiten niet langer kon verderzetten. Tot deze categorie behoorden onder meer de Duitse repressiemaatregelen, zoals arrestaties, het overlijden van de medewerkers of een gebrek aan materiële middelen. Een tweede categorie was de vrijwillige stopzetting van de activiteiten. De vrijwillige stopzetting kon bepaald worden door onder meer de vrees voor de eigen veiligheid, de samensmelting met andere verzetskranten, de geringe impact van de eigen verzetskrant ten opzichte van meer invloedrijke publicaties of de overstap naar andere verzetsactiviteiten zoals bijvoorbeeld het vergaren van inlichtingen.34 Deze factoren verklaren waarom het overgrote merendeel van de verzetskranten tijdens de tweede wereldoorlog slechts een kortdurend bestaan kenden. Arrestaties, gecombineerd met de voorzorgsmaatregelen hiertegen, waren verantwoordelijk voor het verdwijnen van minstens 31 van de 92 in 1940 ontstane kranten.35 De repressiemaatregelen waren de voornaamste reden voor het stopzetten van de persactiviteiten. 2.3.1.2 Inhoudelijke convergenties en divergenties In de heterogene verzetspers tijdens de tweede wereldoorlog zijn er een aantal inhoudelijke convergenties en divergenties waar te nemen in de diverse ideologische stromingen. Vanzelfsprekend vormde de oorlogsontwikkelingen een cruciaal onderdeel van de berichtgeving. Doorgaans kan gesteld worden dat de inhoudelijke oriëntatie voornamelijk gericht was tegen de bezetter en de daaraan verbonden collaboratie. Hierbij werd de verplichte tewerkstelling en de politiek van het minste kwaad gehekeld, en daarmee ook de autoriteiten, magistraten en politici die hieraan meewerkten. Ook stond het pleidooi voor de absolute bevrijding van België en de steun aan de geallieerden centraal.36 Enkele uitzonderingen op deze algemene tendens waren de verzetskranten van de beweging Wallonie Libre, die zich afzette tegen wat ze als de Vlaamse greep op België beschouwden, en de trotskistische verzetskranten die een proletarische revolutie bepleitten.37 Naast deze inhoudelijke convergenties waren er zoals vermeld ook significante divergenties38. Zo vermeden de conservatieve verzetsbladen kritiek op de houding die de Belgische industriëlen aannamen, en stonden ze zeer positief tegenover koning Leopold III. Na diens huwelijks in 1941 werd Leopold III echter wel een minder frequent en positief behandeld onderwerp.39 Deze stroming in de verzetspers leunde ook dicht aan bij de Britse en Amerikaanse geallieerden, maar waren minder geneigd openlijk steun te betuigen aan de Sovjet-Unie.40 Daarnaast was er een sterke inhoudelijke beïnvloeding in het discours van het katholicisme. Ook steunden deze verzetskranten veel minder aanslagen of sabotageacties, voornamelijk uit vrees voor represailles. Er werd echter wel opgeroepen
33
Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940. in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n°2, 1972, p. 241-243 34 Ibidem, p 241-243. 35 Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 78 36 37
Ibidem, p 83.
Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 83. De bron voor de beschreven convergenties en divergenties is: Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 79-86. 39 Ibidem, p 83-85. 40 Ibidem, p 83-85. 38
23
tot samenwerking van de gewapende milities en het vergaren van inlichtingen.41 De verzetskrant Actualité de R.A.F. valt te situering in deze algemene ontwikkeling (Cfr. infra). Tegenover deze inhoudelijke stroming in de verzetspers stonden de groeperingen aan de linkerzijde van het politieke spectrum. Doorgaans besteedde de communistische zijde meer aandacht aan de Jodenvervolging in België, en werden de koningen en de Belgische industriëlen harder aangepakt in het discours.42 Er werd fervent steun betuigd aan de Sovjet-Unie, maar in zekere mate ook aan de Angelsaksische geallieerden.43 Daarnaast werd er opgeroepen tot een nationale opstand, gecombineerd met gewelddadige aanslagen en sabotage. Voor de regeerperiode na de bevrijding werd er geponeerd om de bestaande autoriteiten te vervangen door comités opgericht door het Onafhankelijkheidsfront.44 De verzetskranten die beheerd werden door het Onafhankelijksheidsfront zelf waren echter gematigder in hun toon, aangezien deze beweging streefde naar nationale eenheid en een verenigd front tegen de Duitse bezetter en de collaboratie. De clandestiene krant Indépendance overlapt inhoudelijk sterk met deze ontwikkelingen. De socialistische verzetskranten positioneerden zich eerder in het midden van het politieke spectrum. Er was wel een zekere overlapping met de communistische stroming in de kritiek ten opzichte van de Belgische industriëlen en de strijd tegen de deportatie, maar er werd doorgaans minder opgeroepen tot gewelddadige aanslagen en sabotage45. Ook werd er relatief weinig aandacht besteed aan de Jodenvervolging, en werd de Sovjet-Unie met meer argwaan bekeken in vergelijking met de communistische strekking.46 Een recurrent onderwerp in het discours van de clandestiene pers was de naoorlogse politieke structuur en organisatie van België. Er was een zeer grote overeenstemming over het feit dat België soeverein en onverdeeld moest blijven en dat er een repressie moest plaatsvinden van de collaboratie. Daarnaast moest de uitgeweken Belgische regering in Londen verantwoording afleggen, en werd een strikte marktcontrole als noodzakelijk geacht om een economische ontregeling te vermijden.47 Een laatste punt van inhoudelijke overeenstemming, was de consensus omtrent de oorlogsvoering: De strijd moest worden voortgezet tot de capitulatie van het Derde Rijk, gecombineerd met een ontwapening van Duitsland.48 Maar daarnaast waren er ook sterke ideologische divergenties waar te nemen. De verzetskranten aan de rechterzijde van het politieke spectrum benadrukte de nood aan structurele binnenlandse hervormingen, waarbij er meer bevoegdheden werden overgedragen aan de uitvoerende macht. De koning en de regering moesten autonomer kunnen handelen ten opzichte van het parlement. Dit parlement zou volgens de geponeerde staatsstructuren slechts enkel één kamer tellen.49 Op sociaaleconomisch vlak steunde deze stroming geen fundamentele veranderingen in het economisch
41
Ibidem, p 83-85. Ibidem, p 83-85. 43 Ibidem, p 83-85. 44 Ibidem, p 83-85. 45 Ibidem, p 83-85. 46 Ibidem, p 83-85. 47 Ibidem, p 83-85. 48 Ibidem, p 83-85. 49 Ibidem, p 83-85. 42
24
systeem, al was er weinig bezwaar tegen een uitbreiding van de sociale wetgeving.50 Deze stroming was een voorstander van een corporatistisch economisch bestuursorgaan met verregaande bevoegdheden.51 Er was echter een algemene afkeer van Internationale instellingen die de nationale soevereiniteit zouden beknotten. Ten slotte moest de collaboratie afgehandeld worden binnen het bestaande rechterlijke systeem.52 Hiertegenover stond de socialistische strekking van de verzetspers, die het fundamenteel oneens was met de rechterzijde van het politieke spectrum. Enkel wat betreft het standpunt over de afhandeling van de collaboratie was er enige overlapping.53 De nieuwe politieke en economische staatsstructuur van de conservatieve zijde werd verworpen, en bovendien werd er het vertrek van Leopold III geëist. Hierbij werden er verregaande sociaal-economische hervormingen voorgesteld, zoals onder meer de nationalisatie van bepaalde industrieën en de uitbreiding van de sociale zekerheid.54 De communistische staatsvoorstellen waren doorgaans minder ontwikkeld en vager van aard, behalve wat betreft de collaboratie. In de behandeling van de collaboratie werd er een meedogenloze uitzonderingsrechtspraak geponeerd.55 De communistische strekking vertoonde echter een opvallend gematigde toon wat betreft politieke en sociale hervormingen.56 Dit kwam vanwege het feit dat er gepoogd werd een breed en verenigd front te creëren tegen de bezetter, met initiatieven zoals het Onafhankelijkheidsfront (Cfr. infra). De convergenties tonen aan dat er omtrent een aantal onderwerpen een zekere overlapping was in het discours van de diverse stromingen in de verzetspers. Maar de inhoudelijke divergenties benadrukken daarentegen sterk het heterogene karakter van de clandestiene pers tijdens de tweede wereldoorlog. 2.3.1.3 De symbolische erfenis van de eerste wereldoorlog Zoals reeds vermeld had de collectieve culturele en psychologische erfenis van de eerste wereldoorlog fundamentele implicaties voor de clandestiene pers tijdens de tweede wereldoorlog. Tijdens het interbellum heerste er al een ware oorlogscultus waarin de sacralisatie van het vaderland en de haat tegenover de vijand werd aangewakkerd.57 Hierin stonden symbolische herdenkingen, figuren en data centraal. De verzetspers beriep zich tijdens de tweede wereldoorlog op deze oorlogserfenis, waarbij er bijvoorbeeld diverse verzetskranten werden opgericht die verwezen naar de symboliek van de eerste wereldoorlog in hun berichtgeving en zelfs hun benaming. Er verschenen diverse kranten die verwezen naar de belangrijkste verzetskrant uit de Grote Oorlog, namelijk La Libre Belgique. Ook waren zeer veel verzetsleden oud-strijders en politieke gevangen van de eerste wereldoorlog. Deze oorlogservaring het een fundamentele impact op de omgang met de contemporaine oorlogsontwikkelingen.
50
Ibidem, p 83-85. Ibidem, p 83-85. 52 Ibidem, p 83-86. 53 Ibidem, p 84-85. 54 Ibidem, p 82-85. 55 Ibidem, p 83-85. 56 Ibidem, p 83-86. 57 Ibidem, p 91. 51
25
Inhoudelijk vormde de eerste wereldoorlog een voorbeeld, een referentiekader en een aanknopingspunt waaraan tweede wereldoorlog werd gekoppeld.58 Centrale elementen waren symbolische figuren of daden zoals onder meer koning Albert I en de zogenaamde Francs-Tireurs59. Hierbij werd ook de nadruk gelegd op de barbaarsheid van de Duitse invaller, conform het discours van de eerste wereldoorlog. Zelfs in de gehanteerde terminologie werd er verwezen naar de culturele oorlogserfenis, waarbij er frequent gebruik gemaakt werd van begrippen zoals ‘Teuton’, ‘Boche’ en zelfs ‘Prussienne’ (Cfr. infra). Vooral in het begin van de bezettingsperiode werd de verwijzing naar de barbaarsheid van de eerste wereldoorlog sterk benadrukt als retorisch instrument om de Belgische bevolking te overtuigen over het kwaadaardige karakter van de Duitse invaller.60 De snelle inval en overwinning van de Duitser verliep namelijk veel ‘geciviliseerder’ dan de inval in 1914, waardoor het vereist was voor de verzetspers om deze erfenis te benadrukken.61 Maar ook in de beschrijving van de collaboratie werd er zeer vaak verwezen naar de eerste wereldoorlog. Zo werd er in de beginjaren vaker verwezen naar de figuur August Borms dan naar Staf de Clercq, ondanks het feit dat de Clerq de leider was van het collaborerende Vlaams Nationaal Verbond.62 De nalatenschap van de toenmalige invasie was nog steeds prominent aanwezig in het collectieve geheugen. De culturele significantie van de eerste wereldoorlog voor de vezetsbeweging werd ook treffend geïllustreerd door het onderzoek van Gotovitch. Het onderzoek toonde aan dat meerderheid van de verzetskranten die in het jaar 1940 werden opgericht in de periode oktober-november.63 De verklaring achter dit fenomeen was de symbolische datum 11 november. Gotovitch beschouwt deze datum als het ontwakingsmoment voor de verzetsbewustzijn. De verzetskrant Actualité de R.A.F. komt dus sterk overeen met de algemene stichtingstrend. Maar ook voor de verzetskrant Indépendance, die onderdeel was van het Onafhankelijkheidsfront (Cfr. infra), was deze symbolische datum van cruciaal belang. Zo verschenen er op 11 november uitgebreide speciale edities. De collectieve culturele en psychologische erfenis van de eerste wereldoorlog is enorm significant voor de ontwikkeling van de verzetspers, en de analyse ervan, tijdens de tweede wereldoorlog. Deze bepalende factor moet in beschouwing genomen worden indien er bijvoorbeeld comparatieve analyses worden uitgevoerd met verzetskranten die niet in deze culturele context publiceerden, zoals onder meer de Nederlandse verzetspers. Naarmate de oorlog vorderde, en ook in de naoorlogse periode, werd de symboliek van de eerste wereldoorlog gradueel vervangen door de nieuwe symbolen en de gruweldaden die plaatsvonden tijdens de tweede wereldoorlog. Maar de significantie van de Grote Oorlog voor de verzetsbeweging is onmiskenbaar. 2.3.2 De ontwikkeling van de verzetspers aan de linkerzijde van het politiek spectrum De links georiënteerde, antifascistische verzetspers vormde een cruciale stroming in de clandestiene pers tijdens de tweede wereldoorlog. Maar het linkse verzet en haar persorganen waren heterogeen en gefragmenteerd.
58
Ibidem, p 91. Ibidem, p 94. 60 Ibidem, p 93. 61 Ibidem, p 93. 62 Ibidem, p 95. 63 Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940. in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n°2, 1972, p. 229. 59
26
2.3.2.1 De ontwikkeling van de socialistische verzetspers In de beginmaanden van de bezetting was deze linkse stroming nog zeer beperkt. Gematigd links was namelijk totaal van slag door de ineenstorting van de westerse democratieën, en de communisten namen in het verlengde van het Duits-Russisch niet-aanvalspact een afwachtende houding aan.64 Enkel in Luik verscheen er de verzetskrant Le monde du Travail, wat een socialistisch initiatief was.65 Maar vanaf 1941 kwam er een zeer actieve en militante verzetspers op aan de linkerzijde van het politiek spectrum. Vanaf dat jaar ontstond er pas echt een gestage groei aan clandestiene socialistische organisaties en structuren die de basis zullen vormen voor een solide verzetspers.66 Een treffend voorbeeld voor deze socialistische stroming is onder meer Le Peuple uit Brussel. De Belgische Socialistische Partij hanteerde de clandestiene pers als een prominent instrument in de strijd tegen het bezettingsregime. Op deze manier poogde de partij het contact te houden met de leden, en poogde de partij een overstap naar de collaboratie of naar de Kommunistische Partij van België te vermijden.67 2.3.2.2 De clandestiene communistische pers Maar deze ontwikkeling was nog sterker aan communistische zijde. Na het verbreken van het Nietaanvalspact, en met de invasie van de Sovjet-Unie, ontstond er een zeer actieve en militante communistische verzetsstroming. Maar het communistisch verzet was ook al actief voor de invasie van de Sovjet-Unie. Zo werden er al in september 1940 verzetskranten opgericht die de strijd aangingen met de Duitse bezetter.68 Het onderzoek van Gotovitch toonde onder meer aan dat er op zijn minst elf communistische verzetskranten waren in het jaar 1940.69 De verzetspers was een essentieel ideologisch propaganda-instrument voor het communistisch verzet.70 De clandestiene pers werd geoperationaliseerd voor het Onafhankelijksheidsfront. Dit was een communistische organisatie die in 1941 werd opgericht om diverse verzetsorganisaties en initiatieven te verenigen (Cfr. infra). Het zwaartepunt van de communistische beweging lag voornamelijk in de Waalse industriële zones en in Brussel. Het partijlidmaatschap reflecteerde de regionale wanverhouding: slechts 9,9% van de leden van de KPB kwam uit Vlaanderen.71 De activiteiten van de Kommunistische Partij van België en de communistische verzetspers waren zeer succesvol. De Kommunistische Partij overzag tijdens de bezettingsperiode (in)direct de operaties van tientallen clandestiene kranten. Hierin speelde de verzetskrant De Rode Vaan – Le Drapeau Rouge een cruciale rol. Daarnaast verschenen er zowat 248 verzetskranten die (in)direct verbonden waren aan de Kommunistische Partij en het Onafhankelijksheidsfront. De spreekbuis van deze beweging was de nationale verzetskrant Front. Deze verzetskrant werd in 1943 opgericht en had een oplage van circa 25.000 exemplaren.72 Vanaf 1942 publiceerde het Onafhankelijkheidsfront regionale kranten en kranten die specifiek gericht waren op een bepaalde doelgroep zoals onder meer dokters, leraren, landbouwers, etc.73 Hierbij dient er opgemerkt te worden dat er steeds meer van deze 64
Ibidem, p 79 Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p 221. 66 Ibidem p 221. 67 Ibidem, p 223. 68 Ibidem p 221. 69 Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940. in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n°2, 1972, p. 241-243 70 Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p 221. 71 Ibidem, p 223. 72 Ibidem, p 233. 73 Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 81. 65
27
regionale verzetskranten in handen kwamen van liberale, socialistische of christendemocratische verzetsstrijders.74 Dit had significante inhoudelijke implicaties. Maar zoals vermeld waren er al voor de invasie van de Sovjet-Unie communistische verzetsorganisaties actief. De pers speelde al in de vooroorlogse periode een cruciale rol in de communistische beweging als ideologisch en politiek instrument. Ondanks de vervolging bleef de Kommunistische Partij van België haar militanten mobiliseren met een orgaan dat continue van titel wijzigde om de vervolging en de verschijningsverboden te ontwijken. In de vroege bezettingsperiode werd er gepoogd om alsnog legaal persbladen te publiceren onder de titels La Voix du Peuple en Het Vlaamsche Volk.75 Maar in juni 1940 volgde, ondanks onderhandeling met de Propaganda-Abteilung , alsnog een verschijningsverbod. Tot januari 1941 bleef er in Antwerpen echter een legale publicatie verschijnen genaamd Ulenspiegel. In 1941 nam het aantal communistische verzetskranten aanzienlijk toe. Doorgaans verschenen deze verzetskrenten in de grote Belgische steden, zoals onder meer Brussel, Charleroi, Luik, Antwerpen en in de Borinage-regio. De verzetspublicaties poogde de communistische militanten te mobiliseren en te groepen, alsmede de ideologische standpunten te verspreiden: sociale revolutie, de nationale bevrijding en ondersteuning voor de Sovjet-Unie.76 Hiertoe werden er in januari 1941 de vermelde clandestiene persorganen opgericht: De Rode Vaan en Le Drapeau Rouge. De Kommunistische Partij van België ontwikkelde gestaag een hecht netwerk van verzetskranten. Centrale thema’s waren de misdaden van de Duitse bezetter, verslagen over de eigen acties en activiteiten, richtlijnen voor verzetsactiviteiten en dergelijke meer. Het doel was de creatie van een binnenlands front. Hiertoe werd informatie en inlichtingen vergaard uit alle delen van België, om zo het beeld te creëren dat het gehele land in beroering was.77 Verspreidt over de bezettingsperiode telde de Kommunistische Partij van België in totaal 76 verschillende verzetskranten, naast de 19 verzetskranten die uitgegeven werden door de jongerenorganisaties en de 88 titels die beheerd werden door de Syndicale Strijdcomités.78 Deze Strijdcomités werden opgericht door communistische militanten in de Belgische bedrijven. De communistische verzetspers vormde dus een zeer significant onderdeel van de verzetsbeweging. 2.3.2.3 Geografische en regionale verschillen Er zijn echter sterke geografische en regionale verschillen op te merken in de verzetspers en de verzetsbeweging in het algemeen. Vaak speelde de verzetspers een geografisch gelimiteerde en lokale rol, aangezien het vaak praktisch niet mogelijk was om een groot doelpubliek en uitgebreide afzetgebieden te bereiken (Cfr. de problematische situatie waarin deze organisaties opereerden). Maar een andere geografische factor was ook van fundamenteel belang. Het verzet ontwikkelde zich echter pas later in Vlaanderen ten opzichte van het verzet in de andere landsdelen. Het verzet was er ook minder gewelddadig en hevig. Deze wanverhouding reflecteerde zich ook in de verzetspers. In Vlaanderen verscheen slechts 25,5% van de verzetsbladen, ten opzichte van de 42,7% in Wallonië en 31,8% in Brussel.79 De verschillen zijn nog sterker indien de publicatietaal comparatief geanalyseerd 74
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p 221-224.
75
Ibidem, p 223-249.
76
Ibidem, p 223-234. Ibidem, p 250-251. 78 De gegevens zijn afkomstig van het inventarisatieproject van het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij. 79 Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p. 211-214. 77
28
wordt. Nauwelijks 25,7% van de verzetsbladen werd in het Nederlands gepubliceerd, terwijl 71,5% van de verzetskranten Franstalig was.80 De Vlaamse verzetspers is dus ondervertegenwoordigd in relatieve en absolute cijfers, zeker indien deze gegevens gekoppeld worden aan de demografische statistieken. Het Vlaamse aandeel in het verzet was anderhalf tot tweemaal minder dan conform het demografisch gewicht van de Vlamingen verwacht had mogen worden.81 Maar de regionale verschillen beperkten zich niet tot louter de verzetspers, maar kende ook zijn weerslag in de gehele verzetsbeweging. Een bepalende factoren voor deze divergentie is onder meer het antifascisme en het daaraan verboden het communisme en socialisme die in een zwakkere positie stonden in Vlaanderen.82 Daarnaast was het anti-Duitse sentiment en het patriotisme ook sterker aanwezig in de Franstalige landsdelen. Maar ook de meer tegemoetkomende houding die het militaire bestuur speelde in Vlaanderen was belangrijk voor deze ontwikkeling. Dit alles neemt echter niet weg dat het verzet toch sterk aanwezig was in Vlaanderen, ondanks haar relatieve ondervertegenwoordiging. Zo was toch circa 30% van de Belgische verzetsstrijders Vlaams.83 2.3.2.4 Sociologisch profiel van de verzetsstrijder Een meer recente trend in de verzetshistoriografie is de prosopografie. Deze trend kan beschouwd worden als een soort variëteit van de micro-analyse, waarbij een specifiek ‘micro-element’ van het verzet geanalyseerd wordt. Vanuit dit deelperspectief wordt bijvoorbeeld een specifiek, geïsoleerd element van het verzet afgebakend, waarna het verzetswezen als geheel vanuit dit perspectief wordt verzet benaderd. De focus ligt hierbij op de gemeenschappelijke kenmerken van een bepaalde sociale groep, zoals bijvoorbeeld sociale afkomst en gender. Op basis van deze studies kan er een sociologisch profiel opgemaakt worden van de doorsnee verzetsstrijder. Indien het algemeen sociologisch profiel van de verzetsstrijder geanalyseerd wordt dan kunnen de volgende veralgemeningen vastgesteld worden. De gemiddelde verzetsstrijder was een man tussen de twintig en de veertig jaar oud, die vooral behoorde tot de hogere Franstalige, stedelijke middenklasse.84 Deze hoogopgeleide middenklasse kan onderverdeeld worden in een tweedelige, ideaaltypische opdeling. Een eerste groep was voorstander van radicale en directe actie tegen de bezetter en de collaboratie.85 Deze groep had vaak banden met de Kommunistische Partij van België of het Onafhankelijkheidsfront. De tweede groep die onderscheden kan worden was echter zeer heterogeen en kan variëren tussen gematigd links tot rechtsgezind. Deze groep opteerde eerder voor minder gewelddadige verzetsvormen, zoals onder meer hulpverlening, onderduiking en inlichtingenvergaring. Wat betreft de repressie van de collaboratie, opteerde deze groep voor een centrale rol van het Belgische gerecht en een evenwichtige justitie in de naoorlogse periode.86 De verzetspers die zich in dit milieu bevond was ook sterk gericht op het naoorlogse, toekomstige staatsmodel. Maar over de precieze uitwerking van dit model bestonden er echter sterke verschillen. De meer socialistisch georiënteerde segmenten poneerden sociale en economische hervormingen, maar kanten zich tegen de transformatie van de liberaal-democratisch staatsstructuur87. De 80
Ibidem, p. 213. Ibidem, p 214. 82 Ibidem, p 214. 83 Ibidem, p 215. 84 Het sociaal profiel dat geschetst werd is gebaseerd op de volgende werken: Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p. 213-251, en Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940, in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n. 2, 1972, p. 223-267. 85 Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 84-85. 86 Ibidem, p 83-85. 87 Ibidem, p 83-85. 81
29
conservatieve elementen poneerden daarentegen een versterking van de uitvoerende macht, verbonden aan een beperking van de wetgevende macht. Daarnaast verzette deze groep zich tegen (drastische) sociaaleconomische hervormingen.88 De verzetsnetwerken die ontwikkeld werden, werden doorgaans uitgewerkt op basis van persoonlijke connecties met verzetsleden uit de directe sociale omgeving. Nieuwe leden moesten hierbij doorgaans een proefperiode ondergaan waarbij er vertrouwensbanden werden aangelegd. De overstap tot het verzet was een relatief evidente ontwikkeling voor de Belgische communisten, aangezien deze sociale groep al sinds het interbellum protest bedreef tegen de gevestigde orde.89 Deze ontwikkeling was echter problematischer voor meer gevestigde groepen zoals katholieken, liberalen en militairen. In deze verzetsnetwerken waren ook een aanzienlijk aantal buitenlanders actief. 90 De verzetsleden hanteerden vaak een strikte scheiding tussen het meer publieke levenssfeer, en de clandestiene verzetsactiviteiten in de privésfeer. Vele verzetsleden leidden een relatief normaal leven, aangezien ze slechts beperkt betrokkenwaren in de verzetsactiviteiten.91 Een aanzienlijk aantal van het verzet opteerde echter voor een compleet ondergrondse levensstijl. Maar vaak volstond deze ondergrondse levensstijl niet als voorzorgsmaatregel tegen de Duitse repressie. Gemiddeld werd één op de vier verzetsleden getroffen door de repressiemaatregelen, en één op de tien overleefde de oorlog niet.92 Het verzetsleven kende dus een zeer hoge sociale tol. 2.3.2.5 Het institutionaliserings- en socialisatieproces: A.A. Klumper Van fundamenteel belang voor een inzicht in de sociale ontwikkelingsprocessen van het verzet is het werk van A.A. Klumper.93 Centraal in dit werk stonden de interactie en de verhouding tussen het verzet en de bredere sociale omgeving waarbinnen het verzet actief was. Vanuit een historisch en sociologisch-inductieve benaderingswijze analyseerde Klumper de dieperliggende sociale processen die het verzet vormgaven. De benadering van verzetsorganisaties werd fundamenteel omgekeerd, waarbij de interne sociale verhoudingen en ontwikkelingen geanalyseerd werden. Organisaties werden niet gezien als statische entiteiten, maar als dynamische instituties die een socialiserings- en institutionaliseringsproces ondergingen. Binnen dit ‘institutionaliseringsproces’ staan de (ontstaans)ontwikkelingen en de sociale functies van een verzetsorganisatie centraal. Het betreft het sociologisch proces waarbij samenhangende structuren, activiteiten en ideeën van verzet of een verzetsinstitutie ontwikkeld worden. Kernelementen hierin zijn de structurering en systematisering van de verzetsactiviteiten die bepaalde sociale functies dienden. Het geponeerde ‘socialisatieproces’ die een organisatie onderging legde de nadruk op de creatie van en de socialisering in een eigen verzetscultuur. Het betreft de persoonlijke ontwikkeling die verzetsleden ondergingen, waarbij deze individuen evolueerden van loyale burgers, tot amateuristische en/of professionele verzetsstrijders. Er worden hierbij processen van enstructuratie, enculturatie en personalisatie doorlopen, waarbinnen de internalisering en de interactie tussen het verzetsindividu en de bredere sociale omgeving zich ontwikkelde. De ontwikkeling van deze processen verklaren mee waarom het enige 88
Ibidem, p 83-85. Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 43. 90 Ibidem, p 41-42. 91 Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 44. 92 Ibidem, p 45. 93 A.A. Klumper. Sociale verdediging en Nederlands verzet '40-'45. Ideëel concept getoetst aan historische werkelijkheid. Tilburg, 1983, 504 P. 89
30
tijd duurte voordat het Belgische verzet zich ontwikkelde van een eerder informeel en geïsoleerd verzet naar een georganiseerde verzetsbeweging die effectief de bezetter kon hinderen in haar doelstellingen. 2.3.3 Impact van het verzet en de verzetspers Indien de balans wordt opgemaakt van de definitieve impact van het verzet kan vastgesteld worden dat op militair vlak de hinder en de overlast veroorzaakt door het verzet zeer significant was voor de geallieerden.94 Hoewel het verzet er niet in sloeg de Duitse bezetter zodanig te ondermijnen dat de greep over het bezette land verloren ging, sloeg ze er toch in een zeer waardevolle bijdrage te leveren aan het oorlogsgebeuren.95 Door de vernielingen, de aanslagen, de sabotage en de bewaking die hierdoor vereist werd, liep de Duitse bezetter vertragingen en materieel verlies op. Daarnaast verloor de bezetter aan extra manschappen die ingezet moesten worden om het verzet te onderdrukken.96 Maar ook de hulp tijdens de gevechten, en het doorgeven van cruciale inlichtingen vormden een essentiële bijdrage van het verzet. Ook zorgden de ontsnappingslijnen ervoor dat honderden piloten en andere prominente figuren in staat waren terug te keren naar Groot-Brittannië om daar de strijd te hervatten.97 Verbonden hieraan was de humanitaire rol van het verzet. Deze rol uitte zich onder meer in het aanbieden van hulp, onderdak en een toevluchtsoord voor vervolgde sociale groepen zoals de Joodse gemeenschap. De rol van de verzetspers was ook fundamenteel voor het succes van het verzet als geheel. Eén van de initiële drijfveren achter de verzetspers was het oppositie voeren tegen de collaboratie en de bezetting, mede om te verhinderen dat een deel van de bevolking overging tot de collaboratie. Daarnaast stimuleerde de verzetspers ook het moreel en een identiteitsvorming. In tijden van oorlog zorgde de patriottistische en hoopvolle berichtgeving een toevlucht voor de oorlogsellende. De verzetspers continueerde ook het voortbestaan van het politieke leven in België.98 Het verspreiden van de verzetsbladen, waarin de politieke ontwikkelingen en debatten omtrent de (toekomstige) staatstructuur centraal stonden, hield het politieke debat en dialoog levendig.99 De clandestiene pers was een uiterst waardevol communicatie- en informatie-instrument in de handen van het verzet. Het verzet verloor op bepaalde aspecten aan aanzien en prestige vanwege buitensporige acties, zoals aanslagen en diefstal uit zelfverrijking.100 Maar vooral het kunstmatig ophemelijken van de troepen bij de bevrijding en de zware vergrijpen tegen de collaborateurs hadden een zeer negatieve impact op het imago van het verzet.101 Het beeld van het verzet was in de bevrijdingsperiode niet geheel ongeschonden. Het verzet was voor de meerderheid van de bevolking een vreemd element. Slechts twee à drie procent van de volwassenen bevolking was betrokken in de verzetsbewegingen en – netwerken.102 De symbiose russen het verzet en de bredere Belgische bevolking was slechts een tijdelijk gegeven, aangezien de wederzijds sympathie vooral steunde op de gedeelde haat tegen de
94
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p. 260. Ibidem, p 260. 96 Ibidem, p 260. 97 Ibidem, p 261. 98 Ibidem, p 261. 95
99
Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 75-77.
100 101 102
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p 262. Ibidem, p. 262. Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 45.
31
bezetter.103 De vlugge bevrijding door de geallieerden troepen had ook een nadelige impact op de toename van het prestige van de verzetsbeweging, die al jarenlang streed tegen de Duitse bezetting.104 De centrale waarde die het verzet uitdroeg, het patriottisme, kende na de bevrijding ook beperkte mogelijkheden vanwege de nationale conflicten die al snel tot uiting kwamen in de naoorlogse periode zoals onder meer de koningskwestie. Het verzet als geheel was zelf ook intern verdeeld over zulke kwesties, wat getuigd van het heterogene karakter van het verzet. Het verzet faalde ook om haar positie om te zetten in politieke invloed en besluitvorming. Dat gold zeker voor de Kommunistische Partij van België. Deze partij rekende op het vergaarde politieke kapitaal die opgebouwd werd met de massabeweging het Onafhankelijkheidsfront (Cfr. Infra). De Kommunistische Partij had in de naoorlogse periode al reeds snel te kampen met de ontwikkeling van de Koude Oorlog. Maar ook andere partijen die hun rol in het verzet uitspeelden faalden erin om deze positie te vertalen in een duurzame politieke machtspositie.105 Het verzet bekleedde hierbij ook een ondergeschikte plaats in de politieke strategieën van de traditionele partijen van België.106 De erfenis en het aanzien van de Belgische verzetsbeweging tijdens de tweede wereldoorlog, en in de naoorlogse periode, was en blijft dus een complex en genuanceerd beeld. 2.3.4 Problematische persomstandigheden De verzetspers voerde haar clandestiene activiteiten uit in een zeer precaire situatie. Het feit dat de verzetspers clandestien moest opereren getuigd op zich al van de moeilijkheden die verbonden zijn aan deze soort van verzetsdaden. De Duitse repressie was onverbiddelijk zoals de cijfers al reeds indiceerden (Cfr. Supra.). De repressiemaatregelen leidde tot de ontmanteling van veel verzetskranten. Gemiddeld bestonden clandestiene kranten slechts één jaar, waardoor is weinig continuïteit was in de verzetspers. Vandaar dat de verzetsleden ook voor anonimiteit opteerden. Pas naarmate de oorlog vorderde in het nadeel van de Duitse bezetter, en de bevrijding nabij leek, begonnen bepaalde individuen achter de verzetspers pas een prominente publieke rol te spelen. Dit was onder meer het geval voor de verzetskrant die in deze analyse centraal staat, namelijk Actualité de R.A.F.. De centrale figuur en auteur van deze verzetskrant, Edmond Dumont, zal pas zijn naam publiekelijk publiceren wanneer de Duitse macht tanend was.
Deze signatuur geeft duidelijk de naam van de auteur weer. Deze ontwikkeling was zeldzaam, en werd voornamelijk pas toegepast aan het einde van de oorlog of in de naoorlogse periode, zoals de datum indiceert (8 september 1945).107
103
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p 262. Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 45. 105 Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p. 263. 106 Ibidem, p. 263. 107 Actualité de R.A.F. editie 8 september, 1945. 104
32
Deze signatuur werd gebruikt in de vroege oorlogsperiode. Uit vrees voor repressie opteerde de auteur, Edmond Dumont, voor anonimiteit en besloot zijn vertoog met louter ‘l’auteur’.108 De repressie van de Duitse bezetter had ook een negatieve impact op de continuïteit van de clandestiene pers. De vervolging en arrestatie van verzetsleden die betrokken waren bij de productie en de distributie zorgde ervoor dat een constante toestroom van bereidwillige verzetsleden vereist was om de activiteiten te kunnen voortzetten. Slechts een twintigtal verzetskranten kunnen effectief hun clandestiene activiteiten continueren van het begin van de bezetting tot en met de bevrijding109. De krant Actualité de R.A.F. kon deze continuïteit aanhouden. De publicaties lopen vanaf het begin van de bezetting in de zomer van 1940, tot en met eind 1945. Het is ten zeerste uitzonderlijk dat een verzetskrant zo lang na de bevrijding actief bleef. De andere verzetskrant die in deze analyse werd opgenomen, Indépendance, kon eveneens haar activiteiten voortzetten tot na de bevrijding. De verzetskrant zal echter pas beginnen met publiceren in het voorjaar van 1942 en zal actief blijven tot september 1944. Verbonden aan de repressie- en anonimiteitsproblematiek zijn de diverse praktische en materiële beperkingen die een belangrijke rol speelden in de activiteiten van de verzetspers. Door materiële schaarste en logistieke hindernissen was het produceren en verspreiden van grote oplages zeer moeilijk. Het aantal oplagen ligt doorgaans tussen honderd en duizend exemplaren.110 Daarnaast verschenen de verzetsbladen slechts sporadisch, vaak één keer per maand. De materiële problematiek verhinderde ook de productie van uitgebreide verzetskranten, waardoor de kranten slechts enkele pagina’s telden. Een goed voorbeeld van de materiële en logistieke problematiek was de verzetskrant Actualité de R.A.F. De verzetskranten tellen doorgaans slechts 1 à 2 pagina’s, en het verspreidingsgebied was zeer beperkt. Het beperkte oplage-aantal werd lokaal verspreid in de regio Henegouwen en ook in de Franse grensregio. Het doelpubliek dat bereikt werd met de verzetskranten was dus kwantitatief gezien niet omvangrijk. Ook van belang waren de financiële beperkingen van de verzetspers. Het publiceren van clandestiene kranten was economisch, financieel en materieel zeer intensief. Vaak werden de financiële moeilijkheden opgelost dankzij giften van particulieren of door het verkoop van de verzetskranten. 111 Het verkopen van verzetskranten kwam echter niet vaak voor, aangezien dit de verspreiding van de berichtgeving bemoeilijkte en het een zeer risicovolle activiteit was. Slechts zeer sporadisch financierde de Belgische regering in Londen de persactiviteiten.112 Deze financiële problematiek uitte zich ook in de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van de verzetspers: Vaak waren de verzetskranten beperkt qua aantal exemplaren en aantal bladzijden, naast de povere materiele kwaliteit van de kranten zelf. De problematische materiële en professionele context waarin de clandestiene pers opereerde had een significante impact op de creatie van het bronnenmateriaal. De rudimentaire werkmiddelen die het verzet ter beschikking had, stonden in veel gevallen niet toe om grootschalige en geavanceerde drukwerken te produceren. Deze situatie had evident gezien een negatieve impact op de aanlegging en de preservatie van het bronnenmateriaal. Deze kwalitatief problematische situatie is tevens één 108 109
Actualité de R.A.F. editie zomer, 1940.
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p. 263. Ibidem, p 253-255. 111 Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 77. 110
112
Ibidem, p. 77.
33
van de drijfveren achter het initiële digitaliseringsproject, waarbij er gepoogd werd dit segment van het Belgische cultureel patrimonium te preserveren. Een concreet voorbeeld hiervan is het volgende segment van de verzetskrant Actualité de R.A.F.113 Een aanzienlijk deel van de passages in de verzetskranten zijn, vanwege de kwalitatief minderwaardige conditie, nauwelijks tot niet leesbaar. Indien de bronnen geanalyseerd worden vanuit een kwalitatieve en individuele benadering kan dit probleem (gedeeltelijk) verholpen worden door de individuele lezing door de historicus. Maar de situatie is echter problematisch wanneer deze onleesbare passages gedigitaliseerd worden, en daarna verwerkt worden in methodologieën zoals topic-modeling. Dit soort van analyses vereisen duidelijk herkenbare tekens om de teksten accuraat te kunnen verwerken. De onleesbare passages kunnen individueel geïdentificeerd en gecorrigeerd worden, maar dit is een arbeidsintensief proces wat quasi onmogelijk is voor grote tekstcorpussen. Indien de kwalitatieve situatie van het bronnenbestand te problematisch is, dan kan de onderzoeksmeerwaarde van het bronnenmateriaal sterk in vraag gesteld worden. Voor de casus van de verzetskrant Actualité de R.A.F. blijven de ongeïdentificeerde passages relatief beperkt, waardoor ze relatief tijdsefficiënt gecorrigeerd konden worden.
Maar deze manuele correctie heeft significante methodologische implicaties. Dit vanwege de structurele fouten die in de teksten verwerkt worden. Een machinale tekstverwerking, die verloopt via het inscannen volgens het OCR-procedé, zal omwille van de machinale factor structurelere fouten produceren in de tekstcorpus. Dit vanwege diverse factoren, zoals onder meer het slecht herkennen van een kwalitatief beperkte gedigitaliseerde passage of vanwege ongeïdentificeerde lettertekens. Bij het manueel verwerken is de fout, of de mogelijkheid tot fouten, menselijk en niet machinaal van karakter. Hierdoor zijn de fouten niet structureel en systematisch in de tekst zelf verwerkt. Dit heeft implicaties voor een analyse aan de hand van topic-modeling, aangezien dit methodologisch model de teksten kwantitatief en statistisch benaderd. In theorie is dit een fundamentele wijziging van de parameters waarin het onderzoek verloopt. In de praktijk betekent het een minder fundamentele factor voor de analyse die uitgevoerd wordt met dit onderzoek, aangezien het hier handelt over een beperkt aantal ongeïdentificeerde passages in een relatief beperkt tekstcorpus. Een problematiek die hieraan verbonden is, is het verwerken van verzetskranten die doorheen het tekstcorpus kolommen gebruikten om de tekst te structureren. Een volledig machinale tekstverwerking verstoord mogelijk de continuïteit van de tekst, aangezien de correcte passages niet consequent geïntegreerd worden in het tekstueel geheel. Het verwerken van tekstkolommen vereist vaak een inzicht in de inhoudelijk
113
Actualité de R.A.F., editie van 8 september 1945.
34
structuur en de coherentie van de tekst. Het is cruciaal dat dit onderdeel van het verwerkingsproces met de uiterste zorgvuldigheid verloopt. Onderstaande foto’s weergeven een voorbeeld van een clandestiene drukkerij. De foto’s werden genomen in de drukkerij van de verzetskrant La Libre Belgique in Luik voor het jaar 1944. Het toont sterk hoe rudimentair de persfaciliteiten konden zijn. Deze materiële en praktische context had een belangrijke impact op de mogelijkheden en de invloed van de verzetspers.
114
Ook de problematiek omtrent informatie- en nieuwsvergaring had een significante inhoudelijke impact. Het was voor veel verzetsorganisaties zeer problematisch om betrouwbare informatie te verkrijgen omtrent de oorlogsontwikkelingen. De kritische, journalistieke criteria konden vaak niet toegepast worden aangezien de informatiebronnen vaak niet onafhankelijk geverifieerd konden worden. Naast de Duitse nieuwspropaganda was de nieuwsvergaring ten zeerste bemoeilijkt, onder meer vanwege de vele censuurmaatregelen. Het waren vaak de grootschalige verzetsorganisaties die over voldoende contactpersonen beschikten om grootschalige verzetsbladen met nieuwsberichtgeving te kunnen publiceren.115 Deze problematische situatie uitte zich uiteraard ook in de redactionele activiteit. Indien de chronologische ontwikkeling van het discours en de berichtgeving in kaart gebracht wordt (Cfr. infra) moet er daarbij rekening gehouden worden met het feit dat de berichtgeving niet gelijktijdig verloopt met de contemporaine gebeurtenissen. In de hedendaagse mediacontext is dit wel het geval, waarbij de media de dagdagelijkse ontwikkelingen direct kunnen verifiëren en wereldkundig maken. Maar de verzetskranten beschikten niet over gelijkaardige communicatiemiddelen en (internationale) correspondenten. De oorlogsontwikkelingen werden ‘vertraagd’ geïntegreerd in de berichtgeving. De veldslagen aan het Oostfront bijvoorbeeld, werden pas dagen na het verloop ervan waargenomen door de verzetsorganisaties. Hierdoor vond de berichtgeving erover ook later plaats, waardoor er een chronologische divergentie is tussen de gebeurtenis en de verslaggeving. Er moet daarnaast wel de opmerking gemaakt worden dat ondanks deze gelimiteerde geografische reikwijdte en de materiële problematieken, de verzetspers een cruciaal (intern) communicatiemiddel 114
115
Bron: Databank CEGESOMA, ‘La Libre Belgique’ Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 77.
35
was voor de verzetsnetwerken en de verzetsbeweging als geheel. Het belang van een eigen kanaal voor berichtgeving en communicatie was fundamenteel voor de uitvoering van de verzetsactiviteiten en de instandhouding van de verzetsbeweging (Cfr. de rol van het socialisatie- en het institutionaliseringsproces). 2.3.4.1 Auteurschap en anonimiteit Zoals vermeld werd er in de verzetspers zeer vaak geopteerd voor anonimiteit wat betreft auteurschap. De Duitse repressiemiddelen waren een cruciale oorzaak van deze anonimiteit. Pas naarmate de bezetting vorderde en de bevrijding nabij was zullen de auteurs zich publiekelijk beginnen te uitten (Cfr supra). Maar door middel van een tekstanalyse van de structurele kenmerken in het discours kan in bepaalde gevallen een anonieme auteur, of groep auteurs, geïdentificeerd worden. De wetenschapstak die hieromtrent actief is, is de stylometrie. Het doel is het vaststellen van cruciale tekstuele factoren, zoals onder meer auteurschap, originaliteit en authenticiteit. Momenteel worden er softwareprogramma’s ontwikkeld zoals bijvoorbeeld JStylo, die als doel hebben het identificeren en het achterhalen van de originele auteur. Deze analyse-instrumenten zijn echter nog te onderontwikkeld om het auteurschap vast te stellen in uitgebreide tekstcorpora, of indien er geen achtergrondinformatie omtrent de publicatie of de potentiële auteur beschikbaar is. Maar indien er een sterk vermoeden is omtrent een potentiële auteur, of er een representatief en kenmerkend tekstcorpus beschikbaar is voor een bepaalde auteur, dan kan aan de hand hiervan mogelijk de auteurschap van een tekst vastgesteld worden. Concreet kan een statistisch model genaamd Latent Dirichlet Allocation of LDA (Cfr. infra) een tekstcorpus doorgronden op basis van het structurele woordgebruik en woordverdeling. Hierdoor worden de patronen achterhaald die eigen zijn aan de initiële auteur. Ook indien een bepaalde tekst meerdere auteurs kende, is het op deze wijze in bepaalde gevallen mogelijk om het auteurschap te bepalen indien er aan de vereiste informatie voldaan wordt. Zo kan ook vastgesteld worden welke onderwerpen of woordgebruik specifiek kenmerkend zijn voor bepaalde auteurs. Deze modellen bevinden zich nog in een prille ontwikkelingsfase, maar de kans is groot dat de toekomstige versies accuraat anonieme auteurs kunnen identificeren.116 Dit zou significante consequenties hebben voor de historiografie omtrent de verzetspers. Het zou nieuwe, potentiële onderzoekspistes mogelijk maken of verder faciliteren, zoals onder meer het schrijven van biografieën van verzetsleden of bij de toepassing van netwerktheorieën om de complexe interconnectie tussen de verzetsorganisaties vast te stellen (Cfr. Infra). Concreet voor de kranten die in dit onderzoek centraal staan zouden deze analysemethoden resulteren in nieuwe onderzoeksmogelijkheden. Ondanks het feit dat de auteur van de krant Actualite de R.A.F. gekend is (Cfr. infra), zou hiermee mogelijk de structurele kenmerken van het discours en de gehanteerde terminologie diepgaand in kaart kunnen brengen. Hierbij zou er bijvoorbeeld een linguïstisch profiel van de auteur kunnen samengesteld worden, waarbij de interconnectie en de beïnvloeding van het discours centraal staat. Maar ook zou het een zeer vruchtbare methodologie vormen voor verzetskranten met meerdere auteurs zoals Indépendance. Op deze manier zou bijvoorbeeld de interne taakverdeling wat betreft de berichtgeving, of de specifieke tekstuele karakteristieken van de auteurs samengesteld kunnen worden. Bepaalde auteurs 116
Voor achtergrondinformatie omtrent de statistische modellen: Cfr. Griffiths T. e.a. Proceedings of the 20th conference on Uncertainty in artificial intelligence, Press Arlington, Virginia, 2004, p 487-494.
36
konden zich bijvoorbeeld focussen op één bepaald onderwerp, waarbij één auteur uitsluitend de focus legde op het socialistisch verzet in de nieuwsberichten. Het zou dus een diepgaande institutionele, biografische en tekstuele analyse mogelijk maken. 2.3.4.2 De productietechnieken van de verzetspers Het uitgeven van clandestiene kranten gebeurde technisch gezien op zeer diverse wijzen. De verzetsorganisaties konden beroep doen op diverse verschillende technieken. Zo konden de verzetskranten hun uitgaven reproduceren via dactylografie, stencils, linotype, de directe reproductie van het handschrift of dactylografisch schrift met behulp van apparaten op basis van alcohol, pasta of de afdruk van clichés.117 Er bestond geen uniformiteit wat betreft de toegepaste techniek. Een goed voorbeeld van een dactylografische verzetskrant is onder meer de krant De Socialist die in 1941 in Antwerpen verscheen, of de verzetskrant Actualité de R.A.F. Het kwam ook voor dat bepaalde verzetskranten vanwege de problematische (materiële) situatie omschakelde naar een andere, minderwaardige publicatiemethode. Een omgekeerde evolutie was echter ook mogelijk, waarbij de productie van de verzetskrant kwalitatief verbeterde naarmate de verzetsorganisatie professionaliseerde. De meest prominente productiemethode was het stencilen. Maar de productiviteit van deze techniek was relatief beperkt, waardoor het publiceren van duizenden exemplaren en het bereiken van een uitgebreid lezerspubliek ten zeerste bemoeilijkt werd.118 Een productiemethode die hiervoor wel geschikt was het drukken van verzetskranten. Maar dit was een zeer risicovolle activiteit aangezien de drukpersen sporen nalieten op het drukwerk waardoor de identificatie van de drukkerij mogelijk werd. Ook was het een zeer intensieve methode, beide materieel en financieel. Er moet overigens opgemerkt worden dat de overgrote meerderheid van de handgeschreven verzetskranten afschriften waren van kranten die op een andere manier geproduceerd werden.119 Het was materieel en professioneel gezien te problematisch om een verzetskrant te publiceren indien de activiteiten volledig handmatig werden uitgevoerd. Maar dit technisch aspect was echter cruciaal voor het uitgeven en het publiceren van verzetskranten. Het bepaalde immers de materiële mogelijkheden wat betreft oplage-aantal, de preservatie, de leesbaarheid, de mogelijkheid om fotografisch- en/of beeldmateriaal te integreren in het tekstcorpus en dergelijke meer. Een goed voorbeeld van de negatieve impact en de beperkte mogelijkheden wat betreft de productiemethoden is de verzetskrant De Vrije Belg. Deze dactylografische verzetskrant heeft een zeer lage kwaliteit. De leesbaarheid van de tekst kwalitatief ondermaats, en de verzetsorganisatie had via de toepassing van deze methode ook niet de mogelijkheid om (complexe) afbeeldingen of fotografisch materiaal te integreren in het tekstcorpus om de berichtgeving te onderbouwen. Door de intensieve arbeidsmethode was een groot oplage-aantal, of een uitgebreid pagina-aantal ook quasi uitgesloten. De materiële beperkingen en de productiemethode hadden duidelijk een significante impact op de invloed van de verzetspers.
117
Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940. in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n°2, 1972, p. 235. 118 Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 77. 119 Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940. in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n°2, 1972, p. 234.
37
120
Maar ook de preservatie op lange termijn in archiefinstellingen wordt bemoeilijkt door de materiële productiemethode. Deze problematiek speelt een zeer grote factor bij manuscripten. De kans is namelijk kleiner dat een leesbaar exemplaar overgedragen werd aan zulk een bewaarinstelling, gezien de materiële degradatie en het doorgaans kleinere aantal aan exemplaren. Dit heeft ook significante implicaties voor het digitaliseringsproces (Cfr. supra). 2.3.4.3 De distributiemethoden Ook de distributie van de verzetspers kon op diverse manieren plaatsvinden. Dit kon variëren van de manuele en individuele verspreiding, de verkoop van de verzetskranten, of de verzending via de post. Een combinatie van deze distributiemethoden was mogelijk. Zo werd de meerderheid van de verzetskranten in 1940 individueel verspreid in de directe omgeving.121 Vaak werd het lezerspubliek opgeroepen om de verzetskranten te reproduceren en/of de berichtgeving te verspreiden. Dit werd onder meer aangetoond door het kwantitatief onderzoek van Gotovitch. De oproep tot het doorgeven en reproduceren van het clandestiene blad vormde voor de verzetskranten in het jaar 1940 kwantitatief gezien de grootste categorie van oproep tot verzetsactiviteiten.122 Een concreet voorbeeld hiervan kan teruggevonden worden in de verzetskrant Actualité de R.A.F. De auteur besloot doorgaans de berichtgeving met de oproep om het exemplaar van de krant te verspreiden. De krant Actualité de R.A.F. beschikte over een relatief laag oplage-aantal vanwege de problematische materiële situatie. Daarom was het van fundamenteel belang voor de verzetskrant dat de exemplaren zo efficiënt mogelijk werden ingezet.
120 121
De Vrije Belg, editie maart 1943.
Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940. in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n°2, 1972, p. 235., p 244. 122 Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940. in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n°2, 1972, p. 257.
38
123
Bovenstaande afbeelding geeft een voorbeeld weer van de oproep de werd uitgedragen om het exemplaar verder te verspreiden.
2.3.5 Het onderscheid met andere verzetsmedia: radio-uitzendingen De clandestiene pers was echter niet het enige medium dat het verzet ter beschikking had in de oppositie tegen de Duitse bezetter en de collaboratie. Zo kon het verzet ook gebruik maken van andere media-instrumenten zoals radio-uitzendingen. De doelstelling, de vormelijke structuur, de informatiebronnen en het perspectief van dit medium verschilde fundamenteel van de verzetspers. De radio-uitzendingen werden voornamelijk uitgebracht vanuit het Verenigd Koninkrijk en waren onderdeel van de BBC-programma’s.124 Zo gaf Radio-Londen, net zoals de sluikpers, aanmoedigingen en richtlijnen.125 Maar het fundamentele verschil was dat de verzetspers doorgaans in het bezette land zelf gevestigd was, en zo de berichtgeving beter kon afstellen op de gemoedstoestand in België.126 De radio-uitzendingen van de BBC gaven wel precieze informatie over de internationale oorlogsontwikkelingen, maar waren weinig geïnformeerd over de specifieke lokale gebeurtenissen.127 In veel opzichten waren deze twee informatie- en propagandamiddelen complementair in de strijd tegen de Duitse bezetter. Specifiek voor de Belgische context waren de uitzendingen van Radio Belgique-Radio België cruciaal. De Belgische uitzendingen werden mogelijk gemaakt dankzij de ‘European Service’ van de BBC in het Verenigd Koninkrijk.128 Na een korte periode van uitzendingen in België en Frankrijk, werd er uitgeweken naar London. Vanuit Londen werd er vanaf 28 september 1940 tot en met 16 september 1944 elke avond, en later ook elke ochtend, een kroniek uitgezonden van vijftien minuten beide in het Frans en het Nederlands.129 Aan de hand van deze uitzendingen konden de censuur en de doelstellingen van de Duitse bezetter ondermijnd worden. Het luisteren naar deze zender had verregaande implicaties voor het luisterpubliek. Het decreet dat in 18 juni 1940 werd uitgevaardigd bepaalde namelijk dat alle Belgische (amateur) radiozenders ingeleverd moesten worden bij het Duitse Kommandantur.130 Dit impliceerde echter niet de confiscatie van de particuliere ontvangstposten. Hierop volgde er op 27 juli een decreet met het verbod op het opzettelijk luisteren naar Engelse radio-uitzendingen.131 Het overtreden van dit verbod zou bestraft worden met dwangarbeid of gevangenschap. Om het verbod verder te specifiëren volgde er nog een verordening op 23 december 1940. Dit decreet bevestigde het voorgaande verbod en bevestigde dat het verboden was om te luisteren naar alle Engelse uitzendingen, niet enkel nieuwsuitzendingen. 132 Het was dus niet toegestaan om te luisteren naar andere posten dan die van
123
Actualité de R.A.F., editie van 10 januari 1941. Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 69. 125 Ibidem, p 69. 126 Ibidem, p 69. 127 Ibidem, p 69. 128 Ibidem, p 69. 129 Ibidem, p 69. 130 Ibidem, p.69. 131 Ibidem, p 69. 132 Ibidem, p 69. 124
39
de Duitse bezetter of naar zenders die door hen opgenomen waren.133 De bezetter erkende dus de significantie van radio-uitzendingen en het gebruik van dit medium door het verzet. Zo was dit medium een cruciaal onderdeel van de bredere verzetsbeweging. Ondanks het feit dat het fundamenteel van aard verschillende met de clandestiene pers, waren beide mediavormen in feite complementair aan elkaar in de verzetsstrijd tegen de Duitse bezetter en de collaboratie. 2.3.6 Actualité de R.A.F. De voorgaande segmenten handelden voornamelijk over de algemene, geaggregeerde context waarin de verzetspers zich situeerde. Nu zullen de specifieke omstandigheden van de verzetskrant Actualité de R.A.F. behandeld worden, alsmede de wetenschappelijke literatuur hieromtrent. Centraal staat hier de vraag hoezeer deze verzetskrant de algemene ontwikkelingen die geschetst werden al dan niet bevestigd. De verzetskrant werd in november 1940 opgericht door Edmond Dumont. De centrale motivatie achter de verzetskrant was om een tegenreactie te starten tegen de collaboratie.134 Hierbij werd vooral een zeer sterke nadruk gelegd op het oppositie voeren tegen de collaborerende Rexisten en Léon Degrelle. Edmond Dumont spreekt zelf over een ‘Résistance Morale … pour la Patrie’.135 Maar ondanks het sterk patriottistische discours, werd de nauwe band met Frankrijk ook benadrukt: ‘..pour la défense de ma patrie bien-aimée, sans oublier la France, pour laquelle j’ai déployé souvent mon drapeau!’. Over de figuur Dumont is relatief veel informatie gekend, gezien het feit dat doorgaans veel van de leden van de verzetspers anoniem opereerden. Een zeer waardevolle bron voor achtergrondinformatie omtrent de verzetskrant en de biografische informatie over Edmond is diens werk La guerre en vers sous l’occupation allemande 1940-1944136. Edmond was woonachtig in GrandReng, waar hij tevens geboren werd op 30 januari 1897, nabij de Franse grens in de regio Thudinië in de provincie Henegouwen. Hij had nauwe banden met Frankrijk, en werkte er als diensthoofd in de zaak Etablissement Bridoux-Puffet in Jeumont.137 Dumont was al vroeg actief betrokken in het verzet. Naast zijn verzetskrant faciliteerde hij in juni 1941 tevens de vlucht van een groep Franse en Engelse soldaten naar Frankrijk. Later zal hij zelfs de vrouw van majoor Emile Delannoy, de hoofd van de inlichtingendienst Delbo, overbrengen naar Parijs.138 Daarnaast zorgde hij ook voor de transmissie van correspondentie naar Frankrijk, voorzag hij Belgische identiteitskaarten aan Franse verzetsstrijders, en tijdens de laatste weken van de bezettingsperiode bood hij onderdak aan een illegale persoon.139 Hij was lid van het burgerlijk verzet in België, en was daarnaast ook lid van het Front National in Frankrijk sinds 1 juni 1941. Edmond Dumont werd naar eigen zeggen ten zeerste geïnspireerd door Charles de Gaulle.140 De verzetskrant Actualité de R.A.F. verscheen wekelijks vanaf haar stichting in november 1940 tot en met maart 1943. Hierna verschenen de uitgaven onregelmatig vanwege het gebrek aan papier. De 133
Ibidem, p 69. Dumont E. La Guerre en vers sous l’occupation allemande, 1940-1944. Parijs, Centrale du Croissant, 1945. p 2. 135 Ibidem, p 3. 136 Ibidem, p 3. 137 Maerten F. Du murmure au grondement. La Résistance politique et idéologique dans la province de Hainaut pendant la seconde guerre mondiale (mai 1940-septembre 1944). Mons, 1999, vol. 2, boek 7, p. 608. 138 Dumont E. La Guerre en vers sous l’occupation allemande, 1940-1944. Parijs, Centrale du Croissant, 1945. p. 1. 139 Maerten F. Du murmure au grondement. La Résistance politique et idéologique dans la province de Hainaut pendant la seconde guerre mondiale (mai 1940-septembre 1944). Mons, 1999, vol. 2, boek 7, p. 608. 140 Dumont E. La Guerre en vers sous l’occupation allemande, 1940-1944. Parijs, Centrale du Croissant, 1945. p2. 134
40
kranten telden doorgaans één à twee bladzijden en werden in een dactylografische stijl geschreven. Van de uitgaven verschenen er telkens circa 500 exemplaren die in de lokale omgeving werden verspreid. Ongeveer de helft werd verdeeld in de regio rond het Franse Jeumont, en de overige exemplaren werden verdeeld in België in de regio van Erquelinnes.141 In totaal verschenen er zowat 150 verschillende edities, wat een totaal opleverde van circa 75.000 exemplaren.142 Ondanks het feit dat Edmond Dumont de stichter was en daarnaast ook de enige auteur en redacteur, waren er nog diverse andere figuren betrokken met de productie en de distributie van de verzetskrant. De voornaamste figuren die Edmond hierin bijstonden waren zijn bazen André Bridoux (Jeumont) en Puffet Leon (Thuillies). Maar de volgende figuren waren ook cruciaal voor de operationele werking van de verzetskrant:143
Léon Guepin (Maubeuge) Eugène Denis (Valenciennes) Moïse Rampanaux (Jeumont) Gaston Aspero (Jeumont) Yvon Cocu (Grand-Reng) Pierre Camberlin (La Louvière) Gaston Thibaud (Erquelinnes) Raylond Brulet (La Buissière) Eugene Chaoine (Bousignies-sur-Roc) Jules Sancier (Grand-Reng)
Voor de verzetskrant Actualité de R.A.F. is er relatief veel informatie beschikbaar omtrent de medewerkers en over de auteur Edmond Dumont. Echter, indien er nog meer contextuele informatie beschikbaar zou zijn over deze verzetsorganisaties en de potentiële interconnectie met andere verzetskranten en verzetsbewegingen, dan zou een netwerkanalyse een zeer vruchtbare onderzoeksmogelijkheid vormen. Zulk een analyse zou de onderlinge verwantschappen en interdependentie van de verzetsbewegingen treffend kunnen illustreren. Voor de toepassing van netwerktheorieën is het echter vereist om te beschikken over een hoge graad aan contextinformatie omtrent de verzetsleden, hun biografische achtergrond en de verzetsnetwerken waarin zij actief waren. Deze situatie is echter problematisch voor het verzet, onder meer vanwege de anonimiteitsproblematiek (Cfr. supra). Het werk van Christophe Verbruggen over de hervormingsbewegingen tijdens de Belle Epoque, en diens complexe interconnectie, vormt een potentieel model voor een gelijkaardige toepassing op de verzetsnetwerken.144 Zoals de plaatsnamen al reeds indiceerden was een zeer groot segment van de medewerkers van de verzetskrant afkomstig van en actief in Frankrijk. Onderstaande diagram visualiseert deze onderzoeksresultaten.
141
Ibidem, p. 1. Ibidem, p3. 143 Ibidem, p 3. 142
144
Cfr. Verbruggen C. Schrijverschap in de Belgische Belle Epoque. Vantilt, Nijmegen, 2009, 414 p.
41
Geografische verdeling medewerkers Actualité de R.A.F. (exclusief Edmond Dumont)
Frankrijk
België Jeumont 1
1
Grand-Reng 2
Valenciennes 1
3
1
Maubeuge Bousignies-surRoc
Thuillies La Louvière
1
La Buissière 1
1
Erquelinnes
145
Bron van de gegevens: Dumont E. La Guerre en vers sous l’occupation allemande, 1940-1944. Parijs, Centrale du Croissant, 1945. p2.
Alle medewerkers van de verzetskrant Actualité de R.A.F. waren dus operatief in dezelfde regio aan de Frans-Belgische grens. Dit gebied was daarmee ook de kern van het afzetgebied van de krant, vanwege de materiële en logistieke mogelijkheden. Naast een evenwichtige verdeling tussen het aantal exemplaren (Cfr. Supra) is er ook een evenwichtige verdeling in het aantal medewerkers. Op basis van deze gegevens, gecombineerd met een sterke Franse beïnvloeding en inhoudelijke oriëntatie (Cfr. Infra), kan de verzetskrant Actualité de R.A.F in feite ook als een Franse verzetskrant geclassificeerd worden. Voor beide landen werd er oppositie gevoerd tegen dezelfde bezettende macht en de collaboratie die hieraan verbonden is. Deze tendens is echter moeilijk te verzoenen met het sterke nationalistische en royalistische discours dat in de verzetskrant gehanteerd werd (Cfr. Infra). Desondanks het patriottistisch discours was de krant in de realiteit zeer sterk inhoudelijk, professioneel en logistiek-materieel gericht op Frankrijk. Deze inhoudelijke oriëntatie gericht op een Frans doelpubliek vormt, samen met het feit dat een groot deel van het afzetgebied gelegen was in Noord-Frankrijk, de noodzaak om deze verzetskrant te integreren in de Franse inventarisatieprojecten van de verzetspers. De voorgaande projecten, zoals onder meer de Catalogue des périodiques clandestins (1939-1945)146 erkenden echter niet het Franse karakter van deze verzetskrant, en zijn daarmee onvolledig wat betreft de clandestiene kranten die verspreid werden op het Franse grondgebied. Een integratie van Actualité de R.A.F. in de inventarisaties vormt dus een belangrijke bijdrage voor de Franse verzetshistoriografie. Indien deze ontwikkelingen in het licht geplaatst worden van de algemene ontwikkelingen van de verzetspers, dan kunnen de volgende convergenties en divergenties vastgesteld worden. De Actualité de R.A.F. kan in dezelfde persstroming geplaatst worden als de onafhankelijke verzetskranten zoals onder meer de Churchill Gazette uit Luik of De Vrijschutter uit Halle. Actualité de R.A.F. werd opgericht met als één van de centrale doelstellingen een sterke oppositie tegenover de collaboratie. Ook deze tendens is aanwezig in zeer veel van de verzetskranten. De overeenkomsten met de
146
Roux-Fouillet. Catalogue des périodiques clandestins (1939-1945), Paris, Bibliothèque nationale, 1954, 282 p.
42
algemene tendens op materieel-logistiek vlak is evident. Vanwege de Duitse repressie, samen met de schaarste en de materiële beperkingen van een kleine verzetsorganisatie, was het aantal exemplaren zeer beperkt (ca. 500 per uitgave), en was tevens het afzetgebied zeer lokaal. Wat betreft het sociale profiel van de algemene verzetsstrijder lijkt deze verzetskrant doorgaans de tendens te bevestigen. Het betreft voornamelijk Franstalige mannen van middelbare leeftijd uit de (hogere) middenklasse. Het ontwikkelingsproces dat beschreven werd door A.A. Klumper, waarin elementen zoals institutionalisering, socialisering en professionalisering centraal staan, lijkt ook van toepassing op de graduele ontwikkeling van de krant Actualité de R.A.F. Het verzetsnetwerk was voornamelijk gebaseerd op de onderlinge contacten uit de directe sociale omgeving. Een ander aspect van een convergentie met de algemene ontwikkelingen van de verzetspers is de oprichtingsperiode van de krant in het jaar 1940. Het onderzoek van J. Gotovitch toonde aan dat meerderheid van de verzetskranten die in het jaar 1940 werden opgericht in de periode oktobernovember.147 De verklaring achter dit fenomeen was het belang van de symbolische datum 11 november 1940. Gotovitch beschouwt deze datum als het ontwakingsmoment voor het verzetsbewustzijn. De verzetskrant Actualité de R.A.F. komt dus sterk overeen met de algemene stichtingstrend. Onderstaande grafiek geeft de ontwikkeling weer voor het jaar 1940. Oprichtingsperiode verzetskranten 1940
148
Maar wat betreft de chronologische ontwikkeling vormt de einddatum van de verzetskrant echter wel een afwijking van de algemene tendens. Van de vijfennegentig verzetskranten die in 1940 ontstonden, verschenen er nog slechts negentien na de bevrijding in 1944.149 De verzetskrant Actualité de R.A.F. was zelfs actief tot het en met eind 1945. 147
Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940. in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n°2, 1972, p. 229. 148 149
Ibidem, p 230. Ibidem, p 230.
43
Een afwijking van de algemene trend is echter wel het rurale karakter van deze verzetskrant. Het afzetgebied van de verzetskrant lag voornamelijk in de rurale grensstreek tussen Noord-Frankrijk en Henegouwen. Een andere factor die van deze krant een outlier maakt, is de hoge continuïteit en de langdurige activiteit van de verzetskrant. De verzetskrant had veel minder te kampen met de directe repressiemaatregelen, waardoor een constante rekrutering van nieuwe verzetsleden niet vereist was, zoals onder meet het geval was voor de krant Indépendance (Cfr. infra). De auteur Edmond Dumont had de verzetskrant al zeer vroeg opgericht, en zal tot na het einde van de oorlog de persactiviteiten verderzetten. Beide factoren bevorderden de continuïteit. Het katholieke, patriottische en royalistische discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F. vormde wat betreft de geografische omgeving ook een uitzondering. Het afzetgebied van de verzetskrant lag in de nabijheid van sterk geïndustrialiseerde zones zoals de Samber-Maas regio en de Borinagestreek. In deze regio stonden socialistische en communistische organisaties en partijen zeer sterk. Hier verschenen ook zeer veel verzetskranten die tot deze ideologische stromingen behoorden.150 Deze sterke positie van de linkerzijde van het politieke spectrum had ook een impact op het royalisme in deze regio. Deze tendens werd sterk geïllustreerd met het referendum dat werd gehouden in 1950 over het koningschap van Leopold III. De onderstaande kaart geeft de nationale uitslag weer van deze plebisciet.151
De roodkleurige kader geeft bij benadering het afzetgebied weer van de verzetskrant Actualité de R.A.F. Ondanks het feit dat bepaalde rurale delen van Henegouwen sterk katholiek en nationalistisch waren, indiceren de resultaten van het referendum in 1950 desondanks dat het discours van deze 150 151
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p. 231. Bron van de kaart is: Laboratoire de Méthodologie des Sciences Géographiques (LMG) de Liège
44
verzetskrant niet de dominante stroming was in de bredere geografische regio. Het gegeven dat de verzetskrant actief was aan de Frans-Belgische grensregio, en in een regio met een sterk communistisch en socialistisch karakter, is frappant gezien de sterk patriottische en royalistische oriëntatie (Cfr. onderzoeksresultaten infra). Hoewel een verband tussen het royalisme van deze regio en de uitslag van het referendum niet indicatief is voor een direct causaal verband, indiceert het echter de sterke positie van socialistische en communistische organisaties en partijen in deze streek. Deze these wordt bevestigd met de verkiezingsuitslagen van voor en na de tweede wereldoorlog. Onderstaande tabel geeft de uitslagen weer voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers in de provincie Henegouwen voor respectievelijk het jaar 1939 en 1946. Indien deze uitslagen naast de uitslagen van het referendum geplaatst worden, dan bevestigd dit de sterke positie van de linkerzijde van het politieke spectrum in de provincie Henegouwen.
152
Een andere afwijking van de algemene tendens is het gegeven dat de verzetskrant Acualité de R.A.F. ook actief was in Frankrijk zelf. Inhoudelijk werd de krant ook gekenmerkt door een sterke Franse beïnvloeding. Zo toonde het kwantitatief onderzoek van Gotovitch onder meer aan dat deze verzetskrant de enige verzetskrant was in 1940 die ook in Frankrijk verscheen.153 Alle overige verzetskranten die in dat jaar gesticht werden waren uitsluitend gebaseerd in België. Vanwege deze
152
De bron van de gegevens is het departement van Binnenlandse zaken. De informatie is consulteerbaar via de website: http://www.ibzdgip.fgov.be/result/nl/main.html 153
Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940. in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n°2, 1972, p. 265-267.
45
factoren vormde deze krant een sterke uitzondering op de algemene ontwikkelingen in de verzetspers. 2.3.6.1 De wetenschappelijke literatuur omtrent Actualité de R.A.F. In de bestaande wetenschappelijke literatuur omtrent deze verzetskrant bestaat er een algemene consensus over de volgende kenmerken van deze verzetskrant. Eén van de voornaamste kerntaken was oorlogsverslaggeving over de internationale ontwikkelingen die positief waren voor de gebeurtenissen voor de geallieerden.154 Zo werd er gepoogd het moreel te stimuleren na de vlugge Belgische nederlaag. De korte, dactylografische nieuwsberichten bevatten weinig tot geen expliciete opiniestukken. Het algemene discours was zeer positief over het eigen vaderland, de Angelsaksische bondgenoten en Charles de Gaulle.155 Het discours omtrent de Sovjet-Unie was echter negatief. Op het vlak van de binnenlandse politiek werd er een sterke oppositie gevoerd tegen de collaboratie, en meer specifiek de Rexisten en Léon Degrelle. In sommige gevallen werd zelfs de doodstraf geponeerd door de auteur Edmond Dumont.156 Het sterk patriottische discours werd gekoppeld aan een royalistische berichtgeving die Leopold III voorstelde als een moedige held die België verdedigde tegen de Duitse invallers. Doorheen de berichtgeving werd er ook een sterk christelijk discours gehanteerd.157 Eén van de centrale elementen van dit onderzoek is het toetsen en verifiëren van deze opvattingen via de methodologie topic-modeling. (Cfr. Infra voor een inhoudelijke analyse van de onderzoeksresultaten. 2.3.7 Indépendance De voorgaande segmenten handelden voornamelijk over de algemene, geaggregeerde context waarin de verzetspers zich situeerde. Nu zullen de specifieke omstandigheden van de verzetskrant Indépendance behandeld worden. Centraal staat de vraag hoezeer deze verzetskrant de algemene ontwikkelingen die geschetst werden al dan niet bevestigd. Allereest wordt aan de hand van de bestaande wetenschappelijke literatuur de algemene ontwikkelingen geschetst die de verzetskrant Indépendance onderging. 158 2.3.7.1 Indépendance in de Borinagestreek De verzetskrant Indépendance was onderdeel van een bredere verzetsbeweging genaamd het Onafhankelijksheidsfront die bestond uit diverse regionale afdelingen die onderling verbonden waren (Cfr. infra). Op het einde van het jaar 1941 besloten Andrée Legros en Jean Terfve samen met Marcel Dupont, Franz Lacroix, René Noel en Henri Schoonbroodt om vanaf de maand januari 1942 te beginnen met het uitgeven van een clandestiene krant genaamd Indépendance. De regio waar deze verzetskrant initieel werd opgericht was de Borinagestreek. De edities werden gedrukt door Edmond Laurent, een drukker uit Wasmes. De krant werd samen met andere verzetskranten gedrukt, zoals 154
Maerten F. Du murmure au grondement. La Résistance politique et idéologique dans la province de Hainaut pendant la seconde guerre mondiale (mai 1940-septembre 1944). Mons, 1999, vol. 2, boek 7, p. 609. 155 Ibidem, p 609 en Gotovitch J. (dir.), Guide de la presse clandestine de Belgique, Bruxelles, Centre de Recherches et d'Etudes historiques de la Seconde Guerre Mondiale, 1991. P 3. 156 Maerten F. Du murmure au grondement. La Résistance politique et idéologique dans la province de Hainaut pendant la seconde guerre mondiale (mai 1940-septembre 1944). Mons, 1999, vol. 2, boek 7, p. 609. 157 Ibidem, p 609 en Gotovitch J. (dir.), Guide de la presse clandestine de Belgique, Bruxelles, Centre de Recherches et d'Etudes historiques de la Seconde Guerre Mondiale, 1991. P 3. 158 De bron voor de achtergrondinformatie omtrent de verzetskrant Indépendance is : Maerten F. Du murmure au grondement. La Résistance politique et idéologique dans la province de Hainaut pendant la seconde guerre mondiale (mai 1940-septembre 1944). Mons, 1999, vol. 2, boek 7, p. 485-540. En Gotovitch J. (dir.), Guide de la presse clandestine de Belgique, Bruxelles, Centre de Recherches et d'Etudes historiques de la Seconde Guerre Mondiale, 1991, p 136.
46
onder meer La Voix Boraine en La liberté. Edmond Laurent werkte hiervoor samen met zijn familie en zijn directe sociale omgeving. De distributie verliep in de beginfase nog zeer rudimentair. Gedurende de nacht werden de gedrukte exemplaren gebracht naar de koeriers van het Onafhankelijkheidsfront. Er waren bij de oprichting in januari 1942 in totaal circa 3.000 exemplaren, maar tegen de maand maart was dit aantal al aangegroeid tot 7.000. De allereerste uitgave van de verzetskrant bevatte in totaal vier pagina’s en riep alle arbeiders, bedienden, landbouwers, patriotten en intellectuelen op, van alle politiekideologische overtuigingen, tot het voeren van een gecoördineerde actie tegen de bezetter. Deze actie hield beide directe strijd in, zoals stakingen en sabotage, alsook het ondersteunen van verzetsactiviteiten zoals bijvoorbeeld het bieden van onderdak. Centrale elementen in het discours waren het benadrukken van eenheid, de oproep tot actie en verzet samen met een hoopvolle verwachting van de internationale ontwikkelingen. De berichtgeving was ook zeer politiek, antifascistisch en anti-collaboratie van aard. Deze boodschappen werden herhaald doorheen de eerste edities van de verzetskrant, gecombineerd met de oproep tot een partizanenoorlog en het aansluiten bij het Onafhankelijkheidsfront. Een cruciaal pijnpunt was voor Indépendance de economische plundering die de bezetter uitvoerde. Er werd een campagne opgezet met als doel de koolproductie te hinderen. Hierbij werden ook de industriële eigenaars geviseerd in het discours. Daarnaast werd de uitgave ook gekenmerkt door de hoogstaande redactionele kwaliteit, wat uitzonderlijk was voor een verzetskrant uit de regio Henegouwen. In tussentijd ontwikkelde het Onafhankelijkheidsfront zich verder in de Borinagestreek. In het begin van het jaar 1942 werd er een regionaal comité opgericht door onder meer de pastoor Ernest Charensol. Van hieruit poogde de beweging zich verder te expanderen, maar de Duitse repressiemaatregelen kenden hun tol. In maart 1942 werden dertig verzetsleden gearresteerd, waaronder Henri Schoonbroodt. Nadien werd de ontwikkeling van het Onafhankelijkheidsfront weder opgestart, maar de repressie bleef een zeer grote hindernis voor de beweging. Als voorzorgsmaatregel werd er kortstondig uitgeweken naar de regio rondom Charleroi, waardoor de 3de editie van de verzetskrant hier gedrukt werd. 2.3.7.2 Indépendance Henegouwen In juni 1942 werd de verzetskrant omgedoopt tot Journal de Front de L’indépendance du Hainaut. Het illustreerde de graduele expansie van het Onafhankelijkheidsfront in de regio. De drukkersactiviteiten werden overgenomen door Pays Wallon. De organisatorische expansie kon plaatsvinden door de uitzendingen van leden van het Onafhankelijksheidsfront, die hierbij steun kregen van de lokale bevolking. Zo kon de beweging een sterk netwerk oprichten in de provincie Henegouwen. Enkel in de regio rond Doornik was de positie van het Onafhankelijkheidsfront relatief miniem. Tijdens deze expansieve ontwikkeling werden andere verzetskranten en groeperingen geïncorporeerd, zoals onder meer de krant Union Belge en het communistische Lutte. Hierbij werden deze organisatorische structuren overgenomen en beheerd door de eigen verzetsleden. Het Onafhankelijkheidsfront was de belangrijkste verzetsorganisatie geworden in de provincie Henegouwen. Het auteurschap en de redactie van de verschenen publicaties is voor de meeste gevallen onbekend. In een aantal gevallen zijn er sterke vermoedens omtrent wie de auteurs waren. Dit kan aangetoond worden door het voorkomen van een aantal karakteristieke kenmerken van auteurs zoals Jean 47
Terfve. Hij was vermoedelijk de hoofdredacteur van de editie van juni 1942. Duizenden exemplaren werden verdeeld over de gehele provincie. Centrale figuren in de distributie waren onder meer Maurice Petit, Georges Van Pevenage en Gustave Van Wymeersch. De aanhoudende arrestaties en repressiemaatregelen verhinderde organisatorische expansie en continuïteit. De verzetsleden die hierdoor niet langer actief waren in het verzetsnetwerk moesten hierdoor constant vervangen worden door nieuw aangeworven leden. In de periode augustus tot en met november van het jaar 1942 werd er gepoogd om de arrestatiegolf in Charleroi en in de Borinagestreek te boven te komen. In november 1942 verscheen er een speciale editie met in totaal veertien bladzijden. Het oplageaantal van de krant was in tussentijd gestegen tot circa 20.000 en zelfs 30.000 exemplaren. Het beheer van de krant werd opgenomen door Léon Hasey die hiervoor samenwerkte met onder meer de verzetsstrijders Jean Terfve en Réne Noel. Na de novembereditie was er een korte onderbreking in het verschijnen van de verzetskrant. Mogelijk speelden de arrestaties in de regio hierbij een rol. Vanwege de aanhoudende arrestaties was een nieuwe reorganisatie nodig in de regio. Er moest ook een nieuwe drukker gevonden worden. Hierdoor kon er pas een nieuwe editie verschijnen voor de provincies Namen en Henegouwen in februari 1943. De nieuwe drukker was Jean Genard. In de lente van het jaar 1943 onderging het Onafhankelijkheidsfront in Henegouwen een diepgaande herstructurering. De leidinggevende structuur van de organisatie werd grondig vernieuwd. De arrestaties en de reorganisatie troffen de diverse regionale afdelingen van het Onafhankelijkheidsfront in Henegouwen, en verzwakte het centrale bestuur. Deze decentralisering was nadelig voor het vestigen van een sterk, provinciaal bestuur van de verzetsbeweging. Hierdoor werden er naast de verzetskrant Indépendance ook nieuwe initiatieven opgericht voor bepaalde regionale gebieden, zoals onder meer de verzetskranten Vaincre en Le Bon Combat. Gedurende de periode dat de verzetskrant Indépendance het publicatiemedium was voor het Onafhankelijkheidsfront in Henegouwen, van juni 1942 tot en met april 1943, verschenen er in totaal zeven edities. Centrale onderwerpen waren de hoop op een vlugge bevrijding en overwinning, het aansporen van acties tegen de bezetter en de collaboratie, de nationale onderdrukking en het verzet tegen de Duitse maatregelen zoals de deportaties. Daarnaast werd er ook een aanval gericht tegen de industriëlen die produceerden voor de bezetter en te ver gingen in hun accommodatiepolitiek. In november verscheen er weer een speciale editie waarbij vooral de oproep tot directe actie, zoals stakingen en sabotage, centraal stond samen met het pleidooi om comités de Défense en comités de Solidarité op te richten. Deze comités zouden onder het bestuur van het Onafhankelijkheidsfront verenigd moeten worden in de collectieve strijd tegen de deporaties. Het verzet tegen de verplichte deportatie werd een kernonderwerp van de verzetskrant. De politiek-ideologische oriëntatie was representatief voor de contemporaine Henegouwse bevolking (Cfr. bijvoorbeeld de eerder geciteerd verkiezingsuitslagen). De verzetskrant Indépendance had een sterk socialistisch discours, met een significante communistische beïnvloeding. Zo werden er onder meer oproepen gelanceerd tot sociaal-politieke hervormingen en de oprichting van een socialistische samenleving na de bevrijding. Maar interne onenigheid tussen de communistische strekking en de sociaaldemocratische stromingen van de beweging kon voor frictie zorgen. Het communistische element was echter significant verzwakt door de aanhoudende arrestaties. Hierbij werd de oproep tot politieke eenheid tussen alle ideologische strekkingen vaak herhaald. Doorgaans was het discours van de verzetskrant Indépendance gematigder in de periode dat de verzetskrant 48
verscheen in de gehele provincie Henegouwen, ten opzichte van de initiële verzetskrant die enkel in de Borinagestreek verscheen. Er verscheen in november 1942 ook een regionale versie van de verzetskrant Indépendance in de Henegouwse regio Centre, maar deze editie werd echter niet gepreserveerd. Enkel de voorpagina is bewaard gebleven. Deze behandelde de conventionele onderwerpen, zoals de verplichte tewerkstelling en de nationale onderdrukking. Maar ook werd de partizanenstrijd werd in deze editie sterk benadrukt. 2.3.7.3 Indépendance Charleroi Tijdens de periode september 1943 tot en met augustus 1944 verscheen de verzetskrant Indépendance uitsluitend in de regio rond Charleroi. Dit kwam vanwege de hervormingen die het Onafhankelijksheidsfront doorvoerde. Voortaan werd de verzetspers onder het beheer van deze beweging opgedeeld per regio, waarbij een bepaalde krant uitsluitend verscheen in de toegewezen streek. De centrale figuur achter de verzetskrant Indépendance was voor deze periode Jean Demal. Hij nam het beheer van de persactiviteiten over en schreef persoonlijk meerdere artikels. De overige redacteurs waren voornamelijk professoren aan het Atheneum van Charleroi, waaronder de figuur Henri Servais. In het laatste bezettingsjaar verschenen er in totaal negen edities die gedrukt werden in de drukkerij van Raymond van Vinckenroye in Monceau-sur-Sambre. Er vond echter een breuk plaats met de voorgaande periodes, aangezien de exemplaren van de verzetskrant vanaf toen verkocht werd voor de prijs van één frank per stuk. Er werd gepoogd maandelijks een nieuwe editie te publiceren, maar dit initiatief faalde voor de periode januari tot en met juli 1944. Gedurende deze periode verschenen er slechts drie edities. Dit is echter frappant, aangezien deze periode de bevrijding van België besloeg. Vooral de verzwakte positie van het Onafhankelijkheidsfront in Charleroi was hier de oorzaak van. Daarnaast illustreert het echter ook de algemene tendens in de verzetspers waarbij de materiele en logistieke problematieken een grote rol speelden. Ook het oplage-aantal divergeerde van de voorgaande ontwikkeling, toen nam het aantal exemplaren gestaag toe. Maar in deze periode schommelde het oplage-aantal tussen de 3.000 en de 10.000 exemplaren. Een evidente reden hiervoor is het kleinere afzetgebied, aangezien Indépendance enkel nog verscheen in de regio rondom Charleroi. Tot zijn arrestatie stond Joseph Urbach in voor de distributie van de verzetskrant. Nadien werd deze taakverdeling overgenomen door drie anonieme verzetsstrijders. Inhoudelijk stonden vooral de internationale ontwikkelingen en de partizanenstrijd centraal samen met de collaboratie en de bestraffing ervan. Het waren voornamelijk de collaborerende politici en industriëlen die geviseerd werden. Ook werden gecensureerde kranten gehekeld, zoals onder meer La Gazette de Charleroi. Er was een sterke communistische beïnvloeding waar te nemen in de laatste oorlogsedities. De vakbondsvereniging U.T.M.I., die opgericht werd onder supervisie van de Duitse bezetter, werd verworpen ten voordele van vakbondsorganisatie Comité de Lutte Syndicale. Naarmate de verzetskrant verder ontwikkelde nam de retributieve toon jegens de collaboratie ook sterk toe. Centrale elementen hierbij waren de epuratie en de vervolging van collaborateurs. Vooral de economische en industriële collaboratie werd gehekeld. De laatste oorlogsuitgave verscheen in september 1944. Na een korte onderbreking zal de krant opnieuw verschijnen gedurende de naoorlogse periode. Er werd gefusioneerd met de krant Le Journal de Charleroi. De nieuwe krant werd omgedoopt tot Le Journal et Indépendance en viel onder 49
het beheer van de voormalige verzetsstrijder Jean Demal. Deze nieuwe krant werd een dagblad die de banden met het Onafhankelijkheidsfront verbrak. De laatste onafhankelijke uitgave verscheen in het jaar 1967. Toen werden de persactiviteiten definitief stopgezet. 2.3.7.4 Het Onafhankelijksheidsfront Het is van cruciaal belang de achtergrond van Het Onafhankelijkheidsfront te schetsen, om de onderzoeksresultaten en de historische context accuraat te kunnen interpreteren. De verzetskrant Indépendance was namelijk een onderdeel van deze bredere verzetsbeweging tijdens de tweede wereldoorlog, namelijk het Onafhankelijkheidsfront. Het Onafhankelijksheidsfront was een Belgische verzetsbeweging die werd opgericht in de herfst van het jaar 1941. Het initiatief hiervoor kwam van de Kommunistische Partij Van België, en de beweging moest als koepel functioneren voor een heterogeen geheel aan verzetsinitiatieven. Enkele prominente stichters waren onder meer de Brusselse journalisten Pierre Joye en Fernand Demany.159 Het centrale doel was om de volksmassa te verenigen in de strijd tegen de bezetter en de collaboratie. Hiertoe werd er aangespoord tot diverse verzetsacties, waaronder geweldloze verzetsvormen zoals hulpverlening en het bieden van onderdak. Vanaf het jaar 1942 steunde het Onafhankelijkheidsfront ook de gewelddadige operaties van het Belgische Partizanenleger. 160 Dit was de gewapende tak van de Belgische Kommunistische Partij die werd opgericht door de exvakbondslid Joseph Leemans.161 De Partizanen viseerden voornamelijk het saboteren van de logistiek-materiele voorzieningen van het Duitse leger, en het verhinderen van de collaboratie.162 Naast het Belgische Partizanenleger waren de Patriottische Milities de prominentste exponenten van het Onafhankelijksheidsfront. Deze milities waren quasi de reservetroepen van de Partizanen die moesten optreden bij het uitbreken van een eventueel nationaal volksoproer.163 Dit vooruitzicht van een finale ondergrondse strijd zal echter nooit uitbarsten. Maar ook het voeren van propaganda was een cruciaal onderdeel van het Onafhankelijkheidsfront. Honderden verzetsleden spanden zich in om de activiteiten van verschillende verzetsbladen (in)direct te beheren. Voorbeelden hiervan zijn onder meer Front of Indépendance. Eén van de centrale strijdpunten van het Onafhankelijkheidsfront was het verzet tegen de deportaties. Hiertoe werd een grootschalige actiecampagne opgezet, waarbij er werd opgeroepen om actief de tewerkstelling te weigeren en er ondersteuning werd gegeven aan de werkweigeraars.164 Een ander significante groepering die onder de koepel van het Onafhankelijkheidsfront viel was de DienstSolidariteit. Diens doelstelling was het inzamelen en verdelen van (financiële) middelen voor de naasten van de eigen verzetsleden die getroffen werden door de Duitse repressiemaatregelen.165 Het was de inzet van de Kommunistische Partij om van de Onafhankelijkheidsfront een overkoepelende massaorganisatie te maken. Vandaar dat er substructuren naast deze beweging moesten gecreëerd worden om bepaalde specifieke doelgroepen te mobiliseren.166 Ondanks het feit
159
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. Antwerpen, 2004, p. 231. Ibidem, p 232. 161 Ibidem, p 231. 162 Ibidem, p 232. 163 Ibidem, p. 221. 164 Ibidem, p. 233. 165 Ibidem, p. 233. 166 Ibidem, p. 234. 160
50
dat het Onafhankelijkheidsfront faalde in deze doelstelling, ontwikkelde het zich toch tot een ware massabeweging die de kern vormde van het Belgische verzet. 2.3.7.5 Convergenties en divergenties met de algemene ontwikkelingen Het vorige segment behandelde de specifieke omstandigheden en de historische ontwikkeling van de verzetskrant Indépendance op basis van de bestaande wetenschappelijke literatuur. De vraag is echter vraag hoezeer deze verzetskrant de algemene ontwikkelingen die geschetst werden al dan niet bevestigen of verwerpen. Een sterke convergentie met de algemene verzetsontwikkelingen zijn de materieel-logistieke problematieken waarmee de krant Indépendance rekening mee moest houden. Dit had onder meer een significante impact op het aantal oplagen en het aantal edities. Zo verschenen er slechts drie edities van de verzetskrant tijdens de bevrijdingsperiode. De oorzaak hiervan waren voornamelijk schaarste, netwerkproblemen wat betreft de productie en distributie en de Duitse repressiemaatregelen. Het oplage-aantal vormde wel een sterke afwijking van de algemene trend. Op het hoogtepunt distribueerde Indépendance zowat 30.000 exemplaren. Doorgaans had een gemiddelde verzetskrant amper enkele honderden oplages met hooguit één a twee bladzijden. De edities van Indépendance telden daarentegen minstens vier, en zelfs tot veertien bladzijden. Verbonden hieraan is de lage operatieve continuïteit van de verzetskrant. De clandestiene krant verscheen pas in januari 1942, en zal slechts publiceren tot en met september 1944. Het feit dat de krant pas in 1942 werd opgericht overlapt met de algemene ontwikkeling van de verzetspers aan de linkerzijde van het politieke spectrum. Deze stroming ontwikkelde zich pas echt na de invasie van de Sovjet-Unie. Ook was het niet mogelijk om de publicaties op een consistentie wijze te laten verschijnen. Veel edities werden uitgesteld of geschrapt vanwege de problematische omstandigheden, en vaak werd er als voorzorgsmaatregel uitgeweken naar verschillende locaties. De vele repressiemaatregelen en arrestaties van de medewerkers hadden een zeer negatieve impact wat betreft de redactie en de distributie van de verzetskrant. Ook deze ontwikkelingen vormen een algemene trend voor de verzetspers tijdens de tweede wereldoorlog. Verbonden aan de continuïteitskwestie is het gegeven dat er ook zeer vaak gefusioneerd werd met andere verzetsorganisaties en kranten. Het verzet was geen statisch geheel aan initiatieven, maar een complex een dynamisch gegeven dat adapteerde aan de bestaande sociale realiteit. Diverse verwante organisaties werden geïncorporeerd en beheerd door het Onafhankelijkheidsfront. Daarnaast is er een sterke overeenstemming wat betreft de theorievorming omtrent verzetsnetwerken. Het initiële initiatief werd opgestart op basis van persoonlijke contacten uit de directe sociale omgeving. Ook de aanwerving van medewerkers gebeurde voornamelijk op basis van dit soort connecties. De verzetskrant Indépendance had een relatief zeer groot verzetsnetwerk, waarbij er zeer veel interactie en interdependentie was met andere verzetsorganisaties. De vermelde netwerktheorie zou zeer vruchtbare onderzoeksresultaten kunnen opleveren indien deze toegepast zou worden op de complexe, onderlinge verbanden tussen de verzetsbewegingen. Een mogelijk model hiertoe vormt het werk van Christophe Verbruggen (Cfr. Supra). Een convergentie die aan dit element gerelateerd is, is het sociologisch profiel van ‘de verzetsstrijder’. Op basis van prosopografische studies werd aangetoond dat het merendeel van de verzetsleden die actief waren in de clandestiene pers afkomstig waren uit de Franstalige, hogere middenklasse en dat het voornamelijk mannen betreft van middelbare leeftijd. De sociale 51
achtergrond en afkomst van de medewerkers van Indépendance stemt dus overeen met het veralgemeend sociaal profiel. Maar ook bevestigd deze verzetskrant de enorme impact van de repressiemaatregelen die werden opgelegd door de Duitse bezetter. De diverse arrestatiegolven hadden een nefaste impact op de continuïteit van de verzetskrant. Hierdoor was een constante toestroom en rekrutering van nieuwe verzetsleden vereist. Het limiteerde sterk de publicatiemogelijkheden van de krant. Wat betreft het socialiserings- en institutionaliseringsproces dat beschreven werd door A.A. Klumper is van toepassing op Indépendance. Zo ontwikkelde en (re)organiseerde de verzetsorganisatie zich continu doorheen de bezettingsperiode. Een centrale drijfveer hierachter waren de repressiemaatregelen waardoor een constante rekrutering en reorganisatie essentieel waren. Maar ook de vele fusies en incorporaties van andere verenigingen en verzetskranten droeg bij aan deze ontwikkeling. Het beschreven professionaliseringsproces wordt ook sterk geïllustreerd door de kwalitatieve en kwantitatieve productie van de verzetskrant. Deze nam gradueel maar zeker toe naargelang de bezetting vorderde. Daarnaast ontwikkelde het Onafhankelijkheidsfront een eigen verzets-subcultuur onder de aangesloten leden. Een laatste convergentie is de significantie van de symbooldatum 11 november. Op deze herdenkingsdatum verschenen er namelijk speciale edities. Zoals het onderzoek van Gotovitch aantoonde was deze symbooldatum cruciaal voor veel verzetsorganisaties tijdens de tweede wereldoorlog. Zo werd een significant aantal van de verzetskranten opgericht in de periode oktobernovember. Maar ook inhoudelijk woog de impact van deze datum door. Een treffende illustratie hiervan is het nationalistische discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F. in de novemberedities (Cfr. de onderzoeksresultaten infra). In tegenstelling tot de eerder behandelde verzetskrant Actualité de R.A.F., is de ideologische oriëntatie van Indépendance representatiever voor de bredere geografische omgeving. De vermelde verkiezings- en referendumuitslagen staven deze these (Cfr. supra). De socialistische en communistische bewegingen stonden zeer sterk in de provincie Henegouwen. Door deze geografisch-ideologische overeenstemming kon een groter doelpubliek bereikt worden. Een andere significante afwijking is het feit dat de verzetskrant Indépendance een financiële bijdrage vereiste bij de verkoop van de krant tijdens de periode dat de krant in Charleroi gevestigd was. De algemene tendens in de verzetspers is dat de gepubliceerde verzetskranten geheel kosteloos verspreid werden. Dit bevorderde namelijk de verspreiding van de berichtgeving en vergrote het doelpubliek. De financiële bijdragen vergemakkelijkten daarentegen wel de clandestiene persactiviteiten. De verzetskrant Indépendance vertoont zeer veel convergenties met de algemene tendenzen. Maar het is hierbij ook cruciaal om de eigen, specifieke karakteristieken te vermelden die afweken van de geaggregeerde ontwikkelingen.
2.4
De gecensureerde pers
Om een grondige analyse van de verzetspers uit te voeren is het ook van cruciaal belang om de context en de omstandigheden te schetsen waarin de gecensureerde pers actief was. Deze persvorm werd onderworpen aan een regime van overzicht en censuur, wat mee de basis vormde voor het ontstaan van de verzetspers. De verzetspers definieerde zich door zich af te zetten ten opzichte van 52
de gecensureerde pers. Het onderscheid tussen beide persvormen is echter niet altijd dichotoom en evident. Zo kan er in bepaalde gevallen een zelfcensuur opgelegd worden vanwege de angst voor repercussies, of kan de graad van de oplegde censuur miniem zijn en kunnen de persactiviteiten relatief ongereguleerd verlopen. De verzetspers kon zichzelf ook bepaalde vormen van (zelf)censuur opleggen, om bijvoorbeeld bewust de publicatie te verhinderen van gebeurtenissen die nadelig zijn voor de eigen beweging. Een concreet voorbeeld hiervan is onder meer de verzetskrant Actualité de R.A.F. Het volgende citaat van een medewerker van deze verzetskrant toont sterk de moeilijke positie waarin de verzetspers opereerde wat betreft de eigen berichtgeving om het moreel hoog te houden. ‘Commenter les événements dans le sens favorable à notre pays quand tout allait mal, n’est pas chose aisée; Chanter victoire quand tout semble s’effondrer, il y faut du courage.’167 Maar de problematische definiëring wordt nog verder geïllustreerd door de oprichting van het ministerie van Nationale Voorlichting in 1939. De centrale doelstelling van dit instituut was het garanderen van de Belgische neutraliteit, en het verhinderen dat de oorlogvoerende partijen in de pers geviseerd werden. Hiertoe werden diverse publicatieverboden opgelegd aan dag- en weekbladen die stelling namen tegen Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland.168 De implementatie van censuurmaatregelen begon dus niet tijdens de Duitse bezettingsperiode, en werd ook door contemporaine persmedewerkers bekritiseerd. Maar de complexiteit van het censuurbegrip wordt nog verder geproblematiseerd door het gegeven dat ook voor het uitbreken van de oorlog Duitsland censuurmaatregelen ondernam gericht tegen de Belgische persvrijheid. Zo verscheen er op 26 oktober 1939 een editie van het weekblad Pourqoui-Pas? waarin een karikatuur verscheen van de toenmalige Duitse ambassadeur Von Bülow-Schwante. 169 De Duitse instanties in België oefende druk uit op de Belgische regering om deze aan te sporen om op te treden tegen de publicatie van het weekblad. Ondanks journalistiek protest werd het nummer uit de circulatie gehaald omdat het inging tegen de Belgische neutraliteitspolitiek. De censuur ging dus de bezetting vooraf, en is daarmee een ontwikkeling met significante implicaties. Daarnaast voorzag de Duitse overheid ook financiële steun en onder het propagandacampagnes om de Belgische pers te beïnvloeden.170 Maar ook de geallieerden mogendheden ondernamen pogingen om de Belgische pers te beïnvloeden.171 Het gegeven dat de censuur de bezetting vooraf ging is van fundamenteel belang voor de definiëring van het analyseconcept. Wat betreft de consequenties voor de chronologische en inhoudelijke definiëring van het analyseconcept ‘de gecensureerde pers’, is een methodologische uitweg mogelijk voor deze conceptuele problematiek. De afbakening van het onderzoeksobject ‘de gecensureerde pers’ kan hiermee afgelijnd worden tot alle publicaties die verschenen tijdens het censuurregime van de Duitse bezetter tijdens de tweede wereldoorlog. Hierdoor wordt het analyseperspectief afgericht op de specifieke situatie van de Belgische pers tijdens de tweede wereldoorlog.
167
Dumont E. La Guerre en vers sous l’occupation allemande, 1940-1944. Parijs, Centrale du Croissant, 1945. Préface, p 2. Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 49. 169 De Bens E. De Belgische dagbladpers onder Duitse censuur 1940-1944. Kapellen, De Nederlandsche Boekhandel, 1973, p 131-132. 170 Ibidem, p 134. 171 Ibidem, p 137. 168
53
Daarnaast vormt de collaborerende pers (Cfr. Infra) een grijze zone die zich niet gemakkelijk laat situeren in deze tweedeling. Deze persvorm kon nauwelijks legaal verschenen tijdens de bezettingsperiode, maar implementeerde bewust een (zelf)censuur waarbij doorgaans enkel positieve berichtgeving over de bezetter, de autoriteiten en de collaboratie werd gepubliceerd. Het woord ‘censuur’ volstaat niet om de complexe persrealiteit te beschreven in zulke ambigue gevallen. Een strikt, dichotoom onderscheid tussen enerzijds de clandestiene pers en de gecensureerde pers anderzijds is in de historische realiteit ten zeerste problematisch. 2.4.1 Censuur en de Belgische persvrijheid De Belgische grondwet garandeerde de persvrijheid, maar dit verhinderde de Duitse bezetter niet om een perscensuur te implementeren. Tijdens de bezettingsperiode schakelde de Duitse overheden de geschreven, de gefilmde en de gesproken pers gelijk om te garanderen dat alle informatiemedia met dezelfde stem spraken.172 De Duitse greep op de Belgische pers was zodanig groot tijdens de bezettingsperiode, dat persvrijheid enkel bedreven kon worden met de ontwikkeling van een clandestiene pers. De verzetspers definieerde zich dus ten opzichte van de gecensureerde pers. De verschillende informatiemedia werden beheerd door specifieke groepen en cellen binnen de Popaganda Abteilung. Zo vielen de kranten en periodieken onder de verantwoordelijkheid van de Gruppe Presse, radioaangelegenheden onder Gruppe Rundfunk en filmjournalen onder de Gruppe film.173 Maar ook aanverwante cellen, zoals de Gruppe Kultur en de Gruppe Aktiv-Propaganda mengde zich in het persbeleid.174 Initieel werd er een systeem van preventieve censuur geïntroduceerd, waarbij alle persedities werden nagelezen voor de publicatie ervan. Maar in het najaar van 1940 schakelde het Militair Bestuur over naar een censuur a posteriori, vanwege het feit dat via deze censuurstrategie beter het beeld van een neutrale pers werd hooggehouden.175 Deze vorm van censuur bleek uiteindelijk niet operationeel, waarop vanaf augustus 1942 opnieuw geopteerd werd voor een preventief censuurbewind.176 Hierbij was een toelating vereist om legaal kranten te publiceren. Ongeautoriseerde publicaties werden zo het bestaansrecht ontnomen. Zo werd ongeveer één op twee van alle aanvragen geweigerd, en kon een toelating herroepen worden.177 Sommige kranten die banden hadden met verzets- en/of communistische organisaties, poogden tevergeefs, om legaal te blijven verschijnen. Dit bleek in sommige gevallen uiteindelijk niet acceptabel voor de autoriteiten, waarop de activiteiten werden stilgelegd (Cfr. supra). Een goed voorbeeld van deze ontwikkeling is de reeds vermelde krant Ulenspiegel. Maar ook de Belgische tijdschriften werden onderworpen aan het Duitse censuurregime. De Propaganda-Abteilung controleerde elk binnen- en buitenlands tijdschrift dat in België verscheen. Een belangrijk propagandamedium voor het nationaal-socialisme was het tijdschrift Signaal.178 Verbonden aan deze censuurmaatregelen, werden ook andere middelen ingezet door het Militair Bestuur om de pers te controleren. Zo werd de nieuwsgaring gecentraliseerd, werd er een 172
Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p49. Ibidem, p 55. 174 Ibidem, p 55. 175 De Bens E. De Belgische dagbladpers onder Duitse censuur 1940-1944. Kapellen, De Nederlandsche Boekhandel, 1973, 62-66. 176 Ibidem, P 62-80.. 177 Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 57. 178 De Bens E. De Belgische dagbladpers onder Duitse censuur 1940-1944. 1973, p 87-91. 173
54
distributiemonopolie geïmplementeerd. De distributiemonopolie hield in dat het door de Duitsers gecontroleerde distributiebedrijf, Dechenne, het enige verdeelcentrum was voor de Belgische kranten. Journalisten werd de verplichting opgelegd om zich te verbinden aan een officiële beroepsorganisatie.179 Het persagentschap Belga werd omgevormd tot Belgapress en werd onderworpen aan Duitse controle.180 Hiernaast werd er voor alle Belgische kranten de verplichting ingevoerd om zich aan te sluiten bij het nieuwe persagentschap.181 Ook de papierverdeling werd door de bezetter gecontroleerd, mede om de clandestiene pers te ondermijnen.182 In het licht van de eerder beschreven ontwikkelingen kende deze maatregel een significante impact op de publicatiemogelijkheden van de verzetspers. Vanwege de papierschaarste was beide het oplageaantal en het pagina-aantal ten zeerste beperkt. Aan de hand van deze instrumenten werd er gepoogd een stevige greep te krijgen op de Belgische pers en informatiemedia. Deze sterke greep en beïnvloeding impliceerde echter niet dat alle Belgische journalisten dwangmatig deze maatregelen ondergingen en zich inschakelden in de propagandamachine. Veel persmedewerkers participeerden namelijk uit opportunisme of uit overtuiging.183 Enkele voorbeelden van de Nieuwe Orde stroming in de pers zijn onder meer de geconfisqueerde kranten zoals Le Soir en de publicaties in handen van collaboratiegroepen zoals Volk en Staat en Le Pays Réel.184 2.4.2 De Propagande-Abteilung Belgien Een centrale actor in het Duitse censuur- en propagandabeleid was de Propaganda-Abteilung in België. De hoofdzetel van deze afdeling was gevestigd in Brussel, maar er werden daarnaast diverse filialen gevestigd in de belangrijkste steden zoals onder meer Luik, Charleroi en Antwerpen.185 De hoofddoelstelling van de Propaganda-Abteilung was de publieke opinie te winnen voor het nationaal-socialisme aan de hand van affiches, vlugschriften, tentoonstellingen en dergelijke meer.186 De positie van dit overheidsorgaan was ten zeerste complex, aangezien het deel uitmaakte van het militaire bezettingsapparaat maar tegelijk ook verantwoording verschuldigd was aan het Propaganda-Ministerium van Goebbels. Officieel was de Propaganda-Abteilung louter een uitvoerend orgaan voor censuur en cultuurbevordering, maar het zal desondanks dit statuut eigengereide initiatieven hiertoe ondernemen en de eigen, officiële terreinafbakening samen met het beslissingsrecht expanderen.187 Hierdoor ontstond er een zekere frictie tussen het Militaire Bestuur en de Propaganda-Abteilung.188 Naast deze instantie waren ook de Sicherheitsdienst en de Duitse ambassade in Brussel cruciaal voor het uitvoering van het censuurbeleid. Het was via deze bezettingsorganen dat de Belgische pers in de greep werd gehouden.
179
Ibidem, P 87-91. Ibidem, p 87-91. 181 Ibidem, P. 87-91. 182 Ibidem, P. 87-91. 183 Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 59. 180
184 185
Ibidem, p 59.
De Bens E. De Belgische dagbladpers onder Duitse censuur 1940-1944. Kapellen, De Nederlandsche Boekhandel, 1973, p 73. 186 Ibidem, p74. 187 Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p. 130-133. 188 Ibidem, p 130-132.
55
2.4.3 Classificatie Gecensureerde pers Er verschenen zowat 35 kranten gedurende de bezetting die gecategoriseerd kunnen worden als de ‘gecensureerde pers’. Deze publicaties waren echter niet in alle gevallen actief voor de gehele bezettingsperiode. Een aantal kranten verschenen hooguit enkele maanden lang. De gecensureerde pers was een zeer diverse categorie. De volgende drie groepen kunnen hierin onderscheden worden. Hiervoor wordt hetzelfde methodologisch en typologisch onderscheid overgenomen dat gehanteerd werd door het SOMA tijdens het inventariserings- en digitaliseringsproject. Als eerste groep kan de collaborerende pers onderscheden worden. Deze persbladen vormden de officiële spreekbuis van de collaborerende partijen en bewegingen waaraan ze verbonden waren. De voornaamste voorbeelden van deze stroming zijn onder meer de krant Volk en Staat van het Vlaams Nationalistisch Verbond, De Gazet dat beheerd werd door DeVlag, of de krant Le Pays Réel van de groepering Rex.189 Het tweede onderscheid dat gemaakt kan worden in de gecensureerde pers is de niet gebonden dagbladpers. Tot deze categorie behoorden alle kranten die in België (opnieuw) verschenen gedurende de bezettingsperiode.190 De kranten waren niet officieel verbonden met collaborerende partijen, bewegingen en organisaties. Enkele voorbeelden van deze stroming zijn onder meer De Dag of Le Courrier de L’Escaut. Er was wel een significant aantal aan nieuwe titels die ongebonden waren, maar tot de Nieuwe Orde stroming behoorden. Voorbeelden van deze ontwikkeling zijn onder meer Le Nouveau Journal en het Vlaamsche Land. Ten laatste kan de zogenaamde ‘gestolen pers’ onderscheden worden. Hiermee worden de kranten geviseerd die opnieuw verschenen gedurende de bezettingsperiode, zonder het akkoord van de initiële eigenaars van de publicatie.191 Tot deze stroming behoorden onder meer Het Laatste Nieuws en Le Soir. De toon van bepaalde gestolen kranten was uitermate pro-Duits. Zo kreeg La Nation Belge vaak de bijnaam La Nation Boche.192 De bezetter poogde desondanks de indruk te wekken dat de gestolen pers de continuatie was van de vooroorlogse versie.193 De exacte invulling van deze classificatie wordt echter geproblematiseerd vanwege het feit dat de complexe perssituatie vaak niet nauw typologisch kan worden opgedeeld in strikt afgebakende categorieën. Zo waren er bepaalde ‘gestolen bladen’ die echter toch verschenen met een gedeeltelijke of impliciete toestemming van de beheersraad. Ondanks de Duitse censuurmaatregelen was deze persvorm zeer succesvol en omvangrijk. Het oplage-aantal was aanzienlijk, en benaderde de vooroorlogse cijfers. Zo werden er bijvoorbeeld van de kranten Le Soir en Het Laatste Nieuws meer dan 200.000 exemplaren per dag gedrukt.194 Doorgaans hadden de meeste kranten echter een beperktere oplage-aantal tussen de 40.000 en 70.000 edities. De prominent politieke persbladen van de collaborerende partijen boekte doorgaans minder goede resultaten. Na 1941 kan er een daling in de belangstelling voor de gecensureerde pers
189
De Bens E. De Belgische dagbladpers onder Duitse censuur 1940-1944. Kapellen, De Nederlandsche Boekhandel, 1973, p 303-324. 190 Ibidem, p 328-364. 191 Ibidem, 328-364. 192
Ibidem, p 145. Ibidem, p 145. 194 Ibidem, p 339-345. 193
56
waargenomen worden.195 Maar de vraag naar nieuwsberichten en inlichtingen omtrent het oorlogsgebeuren was grootst. Deze informatie was ook cruciaal bijvoorbeeld met betrekking van de ontwikkelingen aan het front, of de informatie omtrent de ravitaillering. Daarnaast was er ook een behoefte aan ontspanning en recreatie. De gecensureerde pers bleef met andere woorden een kernelement in de nieuws- en verslaggeving in België.
195
Ibidem, p 303-328.
57
3 Topic-modeling In het voorgaande onderdeel werd er voornamelijk stilgestaan bij de historische context samen met de afbakening van het onderzoeksobject en het bronnenbestand. Deze elementen zijn van cruciaal belang bij de analyse en de interpretatie van de onderzoeksresultaten. In dit segment zal er echter voornamelijk aandacht besteed worden aan het methodologisch aspect van het onderzoek. De interdisciplinaire methodologie die in dit historisch onderzoek centraal is ‘topic-modeling’. Vooraleerst er wordt overgegaan op de praktische en methodologische aspecten ervan is het van essentieel om stil te staan bij de kerneigenschappen en vooronderstellingen van deze (historiografische) methode.
3.1
Contextualisatie: The digital humanities en distant reading
Recent werd er een nieuwe methodologie ontwikkeld in de sociale wetenschappen, waarvan de basis lag in de conceptie van complexe analysemethodes in de computer wetenschappen en de linguïstiek. Topic-modeling is een methodologie die toestaat om de structurele patronen te herkennen in een tekstcorpus die niet of nauwelijks rechtsreeks gedetecteerd kunnen worden via een kwalitatieve lezing van de bronnen. Het bouwde voort op een lange tendens in de sociale wetenschappen, waarbij er gepoogd werd om computertechnieken en -methodologieën te integreren met de conventionele analysemethoden in de zogenaamde Humanities. Vandaar dat het begrip ‘the digital humanities’ werd gebruikt in het verwijzen naar deze initiatieven. Deze nieuwe methodologieën vormen cruciale instrumenten in de handen van historici en andere (sociale) wetenschappers om de dieperliggende patronen in uitgebreide tekstcorpora te achterhalen. Aan de hand van de interne woordverbanden en woordclusters worden ‘topics’ of onderwerpen samengesteld. Deze onderwerpen vormen de kern en de basis van elk tekstcorpus. Rondom deze tekstuele fundering wordt een breder discours geweven, en deze verbondenheid wordt achterhaald door middel van deze methodologie. Daarnaast biedt het de mogelijkheid om de interconnectie en de interdependentie van de onderwerpen aan te tonen. Een bepaald discours omtrent een onderwerp is geen statisch gegeven dat strikt geclassificeerd kan worden in afgebakende onderwerpsgroepen. Het is een complex geheel van onderling verbonden woordrelaties dat doorheen de aanleg van het tekstcorpus gradueel evolueert. Het in kaart brengen van deze structurele, chronologische ontwikkeling is ook mogelijk via topic-modeling. Deze methodologie brengt digitalisering tot een complexere dimensie (Cfr. de methodologische evaluatie infra). Het biedt een meerwaarde die verder gaat dan louter de digitale consultatie van historische bronnen. Deze vorm van bronnenanalyse werd treffend gevat door Franco Moretti met het begrip distant reading. In de handen van de historicus vormt het een zeer vruchtbaar, interdisciplinair analyse-instrument voor gegrond historisch onderzoek. De methodologische toepassing van topic-modeling gebeurt met softwareprogramma’s zoals AntConc of Mallet (Cfr Infra). Centraal staat hierbij de zoektocht naar recurrente patronen van onderling verbonden woorden in uitgebreide tekstbestanden. Dit heuristisch en methodologisch instrument doorzoekt een tekstcorpus voor woordclusters, waarbij de historicus gericht het wetenschappelijk onderzoek kan sturen en de achterhaalde woordverbanden kan groeperen onder één bepaalde ‘topic’. Deze onderwerpsgroepen worden samengesteld op basis van de achterhaalde woordrelaties en op basis van logische en inhoudelijke relevantie. De metafoor die vaak gebruikt wordt voor dit proces is dat van een markeerstift die bepaalde woorden in een tekst accentueert in verschillende kleuren. Elke kleur behoort tot een bepaalde 58
topic. Deze onderwerpen werden samengesteld op basis van de interne woordrelaties van het tekstbestand. Onderstaande afbeelding illustreert deze metafoor, en is afkomstig van één van de grondlegger van deze methodologie David M. Blei. De woorden die geel, groen of blauw gemarkeerd zijn behoren in dit metafoor elk tot hun respectievelijke topic. Op basis hiervan worden coherente onderwerpsgroepen samengesteld.
196
3.1.1 Theoretische onderbouwing: probabiliteitsverdeling en Latent Dirichlet Allocation topic-modeling vormt een element van een breder onderzoeksveld genaamd probalistic modeling of probabiliteitsmodelering. Het doel is het thematisch en inhoudelijk ontleden van uitgebreide tekstcorpora aan de hand van statische modellen.197 De gehanteerde algoritmen zijn statistische methoden die het woordgebruik in de originele teksten analyseren om de onderliggende thema’s te distilleren. Daarnaast wordt er aan de hand van deze methodes ook geprobeerd om na te gaan hoe deze thema’s zich verhouden ten opzichte van elkaar, en hoe deze onderwerpen chronologisch evolueren. Er is geen voorafgaande thematische classificatie vereist, waardoor het mogelijk wordt om ongeziene hoeveelheden aan tekstbestanden inhoudelijk te doorgronden. De meest courante topic model, of geheel aan algoritmen en methodologische premissen, is genaamd Latent Dirichlet Allocation (LDA). Dit is het statistisch model dat courant gebruikt wordt bij softwareprogramma’s zoals onder meer Mallet (Cfr infra). Dit model verondersteld dat tekstbestanden meerdere onderwerpen bevatten, waarbij een bepaald onderwerp kernbegrippen bevat die over het gehele corpus verdeeld zijn. Dit model vereist dat het aantal onderwerpen vooraf bepaald wordt, waarbij er dan a posteriori gezocht wordt op basis van de probabiliteit van de woordrelaties. Elk tekstdocument uit het corpus ondergaat een tweeledig proces waarbij de gedefinieerde onderwerpen, en de daaraan verbonden woorden, willekeurig worden verdeeld over het gehele tekstcorpus.198 Centraal staat hierbij de statische probabiliteitsverdeling van de woorden. Dit is het onderscheidende kenmerk van het model LDA: alle documenten in het corpus worden verondersteld dezelfde onderwerpen te bevatten, maar niet dezelfde proportie en dezelfde distributie van deze onderwerpen. LDA beschouwt een tekstcorpus als een metaforische emmer gevuld met woorden, waarbij de precieze situering of de ordening van de woorden en de
196 197 198
Blei D.M. Probalistic Topic Models. In: Communications of the ACM, 2012, vol.55 nr. 4, p. 77-84. Ibidem, p 77-78. Ibidem, p 77-78.
59
tekstdocumenten irrelevant is.199 Het doel is het interfereren van de achterliggende thematische structuur en het analyseren van de meest probabilistische termen voor de meest probabilistische onderwerpsgroepen. De analyse via LDA gebeurt aan de hand van statistische criteria en assumpties, en dus niet vanuit inhoudelijke criteria. Hierbij is de persoonlijke inbreng van de (sociale) wetenschapper cruciaal voor de inhoudelijke interpretatie en analyse. Voordat het statistisch model Latent Dirichlet Allocation toegepast kan worden op tekstuele bronnen in de (sociale) wetenschapsonderzoeken is het noodzakelijk om een aantal van de inherente statistische assumpties te modificeren. In het vermelde emmer-metafoor verondersteld LDA namelijk dat de volgorde en de situering van de woorden en teksten irrelevant is. Dit is echter problematisch voor een historisch onderzoek waarbij de chronologische ontwikkeling van de onderwerpen geanalyseerd wordt. De inherente woorden en onderwerpen zijn immers geen statische entiteiten, maar dynamische gegevens die zich gradueel ontwikkelen. Ook wanneer er doorheen deze historische ontwikkeling nieuwe onderwerpen worden aangehaald in het tekstcorpus, vormt er zich een probleem aangezien het model initieel vertrok vanuit statische onderwerpsgroepen. Daarnaast is de tekstuele structuur essentieel voor de interpretatie van een tekstcorpus. Ook de achtergrond- en contextinformatie omtrent een tekstcorpus zijn cruciaal voor de analyse ervan. Bij het initiële LDA model werd er geen rekening gehouden met deze zogenaamde metadata, zoals bijvoorbeeld de geografische locatie, de biografische kenmerken van de auteur en dergelijke meer. Het is vanwege deze problematieken dat het LDA model gemodificeerd werd om rekening te houden met de specifieke omstandigheden van de sociale wetenschappen.200 Hierdoor werd het LDA model een toepasbaar interdisciplinair methodologisch-instrument in onder meer de historiografie. 3.1.2 Noodzakelijke vereisten voor topic-modeling De methodologie topic-modeling kan echter niet toegepast worden op elk (historisch) onderzoek of op elk bronnenbestand. Er zijn een aantal cruciale vereisten die noodzakelijk zijn voor een vruchtbare analyse van een tekstcorpus. Allereest is het vereist om te beschikken over een omvattend tekstcorpus. Topic-modeling zoekt naar de structurele patronen en woordrelaties in een bepaald tekstbestand. Dit kan echter niet coherent en systematisch uitgevoerd worden indien het tekstcorpus kwantitatief te beperkt is. In een conventioneel tekstcorpus worden doorgaans verschillende onderwerpen besproken. Deze inhoudelijke variatie zorgt er echter voor dat het belangrijk is dat het aantal tekstbestanden kwantitatief significant genoeg is om ook statistisch en inhoudelijk relevante resultaten te kunnen verwerven. Indien het tekstcorpus kwantitatief te beperkt is, dan worden de analysemogelijkheden en de geloofwaardigheid van de resultaten ondermijnd. Deze problematiek wordt echter gereduceerd wanneer er gewerkt wordt met tekstcorpora die inhoudelijk zeer coherent zijn qua het soort en het aantal van onderwerpen. Bijvoorbeeld, indien de methode toegepast wordt op een tekstcorpus van een commerciële krant voor de periode 1900-1940, dan worden er doorgaans zeer gevarieerde lokale, nationale en internationale nieuwsberichten besproken. Inhoudelijk is er dus een zeer grote diversiteit aan onderwerpen. Maar indien de analyse bijvoorbeeld wordt toegepast op een inhoudelijk consistenter bronnenbestand, zoals onder meer een medisch professioneel tijdschrift, dan is het aantal behandelde onderwerpen inhoudelijk verbonden en kwantitatief beperkter. De kwantitatieve vereiste van het bronnenbestand is dus gerelateerd aan de inhoudelijke structuur van 199 200
Ibidem, p 82.
Cfr. Ibidem, P.83.
60
een tekstcorpus. Het minimumaantal aan vereiste tekstbestanden voor een inhoudelijk divers tekstcorpus wordt doorgaans gelegd op enkele honderden tot duizend verschillende exemplaren201. Indien er gewerkt wordt met meer homogene tekstcorpora, zoals onder meer de verzetspers, is een lagere hoeveelheid ook voldoende. Het geanalyseerde tekstcorpus moet ook ‘voorbereid’ worden vooraleer het geanalyseerd kan worden via topic-modeling. Zo is het essentieel dat de stopwoorden uit het tekstbestand geëlimineerd worden. De tekst wordt als het ware getransformeerd van een leesbaar geheel tot een reeks woorden, zonder leestekens, hoofdletters en dergelijke meer (Cfr het segment over stoplists infra). Deze elementen kunnen het algoritme van het softwareprogramma verstoren. Deze methodologie vereist daarnaast een softwareprogramma als ‘instrument’ om de analyse uit te voeren. Er is breed scala aan programma’s beschikbaar, en de selectie hiervan wordt bepaald door de kenmerken van het bronnenbestand en de onderzoeksvraag. Doorgaans wordt het programma Mallet gebruikt, maar vanwege diverse factoren werd er in dit onderzoek het programma AntConc gehanteerd (Cfr. infra over de selectie van het softwareprogramma). Ten slotte is het ook cruciaal dat de onderzoeker vertrouwd is met de historische materie en de wetenschappelijke literatuur omtrent het tekstcorpus. De structurele patronen en de inhoudelijke significantie van de woordverbanden kunnen slechts zinvol gedetecteerd en geïnterpreteerd worden indien het benaderd wordt met een zekere expertise. Inhoudelijke irrelevante, of zelfs onlogische onderzoeksresultaten kunnen het onderzoeksresultaat verstoren. Statische significantie impliceert niet inhoudelijke relevantie. Vandaar dat een gedegen vakkennis cruciaal is. 3.1.3 De selectie van het softwareprogramma Zoals vermeld vereist deze methodologie een softwareprogramma als ‘instrument’ om de analyse uit te voeren. Er is breed scala aan programma’s beschikbaar, en de selectie hiervan wordt bepaald door de kenmerken van het bronnenbestand en de onderzoeksvraag. Doorgaans wordt er geopteerd voor het softwareprogramma Mallet. Machine Learning for LanguagE Toolkit of MALLET, werd ontwikkeld door de Universiteit van Massachussets Amherst in 2002. Centraal staat de toepassing van Latent Dirichlet Allocation (Cfr supra) waarmee uitgebreide tekstcorpora structureel doorzocht worden naar de frequente woordclusters. Het algoritme vertrek vanuit de premisse dat een tekstcorpus bestaat uit diverse, onderling verbonden onderwerpen. Op deze wijze kunnen de structurele topics uit enorme hoeveelheden tekstbestanden gedistilleerd worden. Maar er zijn echter een aantal aanzienlijke nadelen verbonden aan deze software. Zo verondersteld het een zeer hoge professionele kennis en expertise met het gebruik van computerprogramma’s, zonder dat er een coherente gebruiksaanwijzing wordt voorzien bij het programma. De gebruiker wordt veelal overgelaten aan individuele experimentatie met de mogelijkheden van het programma. De functies en de werking van het programma zijn weinig transparant. Hierdoor is het als gebruiker vaak onduidelijk wat de consequenties zijn van een aanpassing van de variabelen waarmee Mallet werkt. Naast deze praktische hindernissen zijn er ook diverse methodologische problematieken. Vergeleken met andere beschikbare softwareprogramma’s biedt Mallet weinig tot geen mogelijkheid 201 Brett M.R. Topic Modeling: A basic introduction. In: Journal of digital Humanities, vol 2, nummer 1, 2012, p3.
61
voor de onderzoeker om het onderzoeksperspectief af te richten op een specifiek onderzoeksobject of vraagstelling. De inbreng van de wetenschapper wordt vaak gelimiteerd tot louter de analyse en interpretatie van de eindresultaten. Een gerichte, wetenschappelijke onderzoeksvraag wordt vaak verhindert indien er gebruik gemaakt wordt van Mallet. Een laatste methodologische kanttekening die gemaakt moet worden is het feit dat er vooraf arbitrair bepaald moet worden hoeveel onderwerpen er gezocht zullen worden. Indien er gewerkt wordt met uitgebreide tekstcorpora is het quasi onmogelijk voor de onderzoeker om het aantal onderwerpen van een tekstcorpus vooraf accuraat te bepalen. Dit heeft een significante impact op de uiteindelijke onderzoeksresultaten. Deze factoren maken van Mallet eerder een zoekrobot voor leken die actief op zoek zijn naar potentiële vraagstellingen of interessante bevindingen, en niet een correct academisch instrument voor een onderzoeker die een wetenschappelijke vraagstelling poogt te beantwoorden. Vanwege deze problematische factoren werd er in dit onderzoek geopteerd voor het softwareprogramma AntConc (Cfr. infra voor de praktische en methodologische uitwerking). De selectie van AntConc biedt een oplossing voor de problematieken die worden opgeroepen bij het gebruik van Mallet. Zo biedt dit analyse-instrument weldegelijk de mogelijkheid om een gericht, wetenschappelijk onderzoek uit te voeren met als doel de initiële vraagstelling te beantwoorden aan de hand van uitgebreide tekstcorpora. Het is niet vereist om het aantal onderwerpen vooraf arbitrair te bepalen. De (impliciete) vooronderstellingen van de onderzoeker zorgen op deze manier niet voor een negatieve beïnvloeding van het verkregen eindresultaat voorafgaand het feitelijk onderzoek. De samenstelling van de onderwerpen kan hierdoor plaatsvinden op basis van de statistische en inhoudelijke significantie van de onderzoeksresultaten. De onderzoeksvraagstelling en de onderzoekshypothesen kunnen zo dus getoetst worden aan het bronnenbestand. Op methodologisch vlak is dit een enorm voordeel in vergelijking met conventionele software zoals Mallet. Maar ook incorporeert AntConc de historische dimensie veel accurater in vergelijking met softwareprogramma’s zoals Mallet. Deze laatste past de probabiliteitsmethode toe (Cfr. supra), waarbij de woorden willekeurig gedistribueerd worden over het gehele tekstcorpus. Hierdoor wordt het achterhalen van de chronologische ontwikkeling echter problematisch. Maar deze problematiek is echter niet van toepassing op het programma AntConc, aangezien er fundamenteel vertrokken wordt vanuit een benadering die wel deze historische en chronologische dimensie in achting neemt. Daarnaast kunnen de onderzoeksresultaten beter, en op een gebruiksvriendelijkere wijze verwerkt worden. Hierbij bevat AntConc ook een coherente en transparante tutorial en handleiding. Deze methodologische en praktische overwegingen maken van AntConc het meest geschikte softwareprogramma voor de comparatieve analyse die in dit onderzoek centraal staat. 3.1.4 Voorbeeldstudies en modellen Ondanks het feit dat deze methodologie recent ontwikkeld werd, werden er al zeer indrukwekkende resultaten verkregen met de toepassing ervan. Deze methode is uiterst geschikt voor de analyse van krantenbestanden vanwege het feit dat kranten een hoge continuïteit vertonen en periodiek verschijnen. Hierdoor kan de chronologische ontwikkeling van de interne onderwerpen goed in kaart gebracht worden. Daarnaast bevatten kranten coherente en gedefinieerde onderwerpen, zoals bijvoorbeeld binnenlandse politiek, sportberichtgeving en dergelijke meer. Deze afgebakende onderwerpsgroepen faciliteren het detecteren van de onderliggende patronen.
62
Een voorbeeldmodel hoe deze krantenstudies wetenschappelijk en academisch verantwoord uitgevoerd kunnen worden is de studie van Sharon Block.202 Deze studie paste de methodologie van topic-modeling toe op het krantenbestand van The Pennsylvania Gazette. Centraal in deze studie stond het gedigitaliseerde bronnenbestand van de krant voor de periode 1728-1800. Door middel van topic-modeling konden zo de structurele, inhoudelijke patronen gedetecteerd worden op langetermijn. Op basis hiervan werden de kernonderwerpen samengesteld en geclassificeerd. Voor The Pennsylvania Gazette betrof het voornamelijk onderwerpen zoals religie, economie en handel samen met de 18de eeuwse politieke ontwikkelingen. De evolutie van deze onderwerpsgroepen vertoonden naast evidente ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld een toegenomen frequentie van het onderwerp politiek tijdens de Amerikaanse Revolutie, ook zeer verrassende resultaten. Zo namen de discussies omtrent religie en misdaad aanzienlijk af doorheen de 18de eeuw. Deze bevindingen stimuleerden verder onderzoek, beide kwantitatief en kwalitatief, in voordien onderbelichte historische aspecten. Het illustreerde treffend de meerwaarde van deze methodologie.
3.2
Methodologische toepassing
Centraal staat hier de ontwikkeling van de methodologische benadering topic-modeling, toegepast op de specifieke onderzoeksomstandigheden van de verzetspers. Er werd met andere woorden een analytisch model samengesteld specifiek voor de clandestiene pers. Dit model kan echter, mits enige modificaties, ook dienen voor andere brontypes en historiografische onderzoeken. Het softwareprogramma dat hierbij werd toegepast was, zoals vermeld, AntConc.203 Ondanks de ontwikkeling van deze nieuwe methodologie, werd dit soort van analyse nauwelijks of niet toegepast op de specifieke context van de verzetspers. Er bestaat echter wel al een relatief sterke methodologische traditie omtrent de meer reguliere pers (Cfr. de voorbeeld studie supra), maar een concreet model dat de gevoeligheden van de verzetspers in achting neemt is een zeer innovatieve benadering. Een cruciale divergentie tussen beide perstypes is onder meer de temporele dimensie. Conventionele benaderingen selecteren vaak een krantencorpus dat zich uitstrekt over vele decennia, om op deze manier de ontwikkelingen op lange termijn te analyseren. Hierbij worden andere elementen en factoren in achting genomen, zoals onder meer de betekenisverandering van bepaalde begrippen en woorden. Bij een analyse van de verzetspers weegt deze temporele factor minder sterk door, aangezien de tijdsbestek aanzienlijk korter is. Door de Duitse repressie en de relatief kortstondige tijdsperiode is er veel minder continuïteit in het tekstcorpus aanwezig. Daarnaast ligt de focus bij de verzetspers ook op een beperkt aantal zeer specifieke onderwerpen. Hierdoor is expertise en inzicht in de materie cruciaal om zinvolle resultaten te bekomen. Bij conventionele analyses van de pers via topic-modeling zijn de onderwerpen enorm gevarieerd. Daarnaast kan er bij de conventionele pers ook meer context- en achtergrondinformatie achterhaald worden over de auteurs, de redactie en de uitgeverij. Voor de verzetspers is dit vaak problematisch vanwege haar anonieme en clandestiene aard. Kwalitatief is de verzetspers ook vaak beperkter ten opzichte van de contemporaine pers, aangezien de materiele, praktische en logistieke situatie problematisch was. Deze lagere kwaliteit heeft een impact op de digitalisering en de tekstverwerking via het OCR-procedé (Cfr. Supra). Deze specifieke context moet verwerkt worden in een analyse via topic-modeling om op deze wijze 202
Block S. Tales from the vault: doing more with digitalization. In: Common Place, vol 6 nummer 2, 2006, p 1-8. Voor een exhaustieve tutorial en gebruiksaanwijzing zie: http://www.laurenceanthony.net/software/antconc/ 203
63
optimale onderzoeksresultaten te verkrijgen. Het tekstcorpus achteloos kan niet simpelweg geïntroduceerd worden in het methodologisch softwareprogramma, zonder onder meer deze parameters in achting te nemen. Een bijkomend element is het aantal auteurs en de continuïteit van het auteurschap van een bepaald tekstcorpus. Indien een specifiek corpus werd geproduceerd door één auteur over een lange periode, dan vertoond het discours doorgaans een zeer hoge coherentie en een sterke continuïteit. Zulk een situatie is ten zeerste voordelig voor de interpretatie van een bepaald discours en voor de analyse van de lange-termijn evolutie ervan. Deze situatie is van toepassing voor de verzetskrant Actualité de R.A.F. Het bronnenbestand werd namelijk samengesteld door één auteur: Edmond Dumont. Het kan echter ook voorkomen dat meerdere auteurs aan de basis liggen voor de samenstelling van een tekstcorpus. Deze situatie kan de interpretatie en analyse van de onderzoeksresultaten bemoeilijken, indien de verschillende auteurs structureel afwijken van elkaar in het gehanteerde discours. Deze situatie wordt echter problematischer indien er geen continuïteit is wat betreft de groep auteurs. Indien bepaalde groep auteurs bijvoorbeeld na enkele jaren vervangen werden door andere auteurs, dan heeft dit implicaties voor het structurele samenhang van de tekstcorpus. Deze situatie is van toepassing voor de verzetskrant Indépendance. Aan de samenstelling van deze corpus werkten diverse verschillende auteurs, die niet allen actief waren bij de aanleg van het corpus voor de gehele periode. Deze factor dient ook in achting genomen worden bij de analyse van de onderzoeksresultaten. Drastische verschuivingen in het discours kunnen zo verklaard worden door interne verschuivingen op het gebied van auteurschap, en niet door externe (oorlogs)gebeurtenissen. Het detecteren van de verschillende auteurs kan in de context van de verzetspers, en de daaraan verbonden anonimiteitskwestie, in bepaalde gevallen problematisch zijn om vast te stellen (cfr Supra.). 3.2.1 Samenstelling van een stoplist Een eerste cruciale stap is de samenstelling van een correcte en omvattende stoplist. Dit is een samenstelling van een selectie van woorden die bewust niet in achting worden genomen in de analyse. Deze woorden worden beschouwd als een ruis die een negatieve impact heeft op het onderzoekresultaat. Deze veelvoorkomende woorden bieden weinig tot geen toegevoegde informatie en geven vanwege hun frequentie een vertekend beeld van de interne woordverbanden van een tekstcorpus. Woorden zoals ‘le’, ‘des’, ‘plus’ bieden contextinformatie bij een kwalitatieve benadering, maar voor een analyse via topic-modeling moeten dit soort bijwoorden, lidwoorden en dergelijke meer uit het corpus verwijderd worden. Indien dit niet efficiënt en allesomvattend wordt uitgevoerd, zal het onderzoeksresultaat indiceren dat de meest relevante woordverbanden relatief betekenisloos zijn. Het doel is om op deze wijze de meerwaarde van de cruciale woorden en begrippen te vergroten, en zo de essentie van de tekst beter te distilleren. Het is vereist om een stoplists te creëren die specifiek ontworpen is voor het soort tekst, waarbij factoren zoals taal, context en andere specifieke kenmerken in achting genomen worden (Cfr. Infra). In de toepassing van een stoplist kan overigens gebruikt gemaakt worden van bestaande initiatieven en hulpmiddelen. Het Snowball-project biedt bijvoorbeeld diverse taalkundige algoritmes en
64
samengestelde stoplists voor diverse verschillende talen.204 Het blijft echter wel van essentieel belang om de gehanteerde stoplists aan te passen aan de specifiek context van het tekstcorpus. Voor de specifieke situatie van de verzetspers moeten hierbij enkele cruciale factoren in achting genomen worden. In deze analyse staan twee Franstalige verzetskranten centraal, namelijk: Actualité de R.A.F. en Indépendance. Om zoveel mogelijk overbodige woorden (ruis) te elimineren wordt er in dit opzicht gewerkt met twee verschillende stoplists. Beide stoplists bevatten grotendeels dezelfde Franstalige woorden, maar het is toch cruciaal om met twee afwijkende woordlijsten te werken om een zo correct mogelijk onderzoeksresultaat te verkrijgen. Beide lijsten bevatten namelijk specifieke woorden die an sich belangrijk zijn, maar in hun respectievelijke context een vertekend beeld veroorzaken. Het woord ‘Indépendance’ werd bijvoorbeeld toegevoegd aan de stoplist voor de verzetskrant Indépendance. Indien er gewerkt werd met één gezamenlijke stoplist, dan zorgde dit woord ofwel voor een overvloed aan woordrelaties vanwege de benaming van de krant, ofwel zouden er cruciale woordverbanden ontnomen worden van de verzetskrant Actualité de R.A.F.205 Een cruciale opmerking is de behandeling van veelvoorkomende maar toch cruciale begrippen en woorden. Een specifiek voorbeeld voor de verzetspers is de persoon Adolf Hitler. De tekstcorpus is doordrongen met verwijzingen naar Adolf Hitler, wat van deze figuur een centrale figuur in het narratief maakt. De persoon Adolf Hitler is dus cruciaal om de essentie van de tekst te achterhalen. Maar, indien de onderzoeksresultaten dit aanwijzen, kan de benaming ‘Adolf Hitler’ een verstorende factor zijn in de woordverbanden vanwege de kwantitatieve significantie van deze benaming. ‘Adolf Hitler’ kan namelijk omnipresent zijn in de gehele tekst en dus in quasi alle onderwerpen (topics). Indien dit concept significante resultaten vertoont voor alle topics, dan verliest dit veelvoorkomende concept zijn onderzoekswaarde. Zulke verstorende factoren zijn problematisch te detecteren, en moeten in het geval van verzetspers casus per casus geanalyseerd worden. Voor de twee verzetskranten die hier geanalyseerd werden, werd er alsnog geopteerd om alomtegenwoordige concepten zoals ‘Adolf Hitler’ te behouden vanwege de significantie ervan. Maar het potentiële gevaar voor verstoring van het onderzoeksresultaat is reëel, en het is vereist dat de onderzoeker stilstaat bij zulke factoren, en de overweging aftoetst aan het onderzoeksresultaat. Zoals vermeld is het tijdsbestek en de temporele omvang een minder cruciale factor bij de analyse van de verzetspers vanwege de korte periode waarin de clandestiene pers actief was.206 De (potentiele) betekenisverschuiving van bepaalde begrippen en woorden is relatief stabiel voor een tijdspanne van circa vijf jaar. Een andere cruciale factor is een (potentiele) kwalitatief slechte woordverwerking via het OCR-procedé en de digitalisering van de initiële bronnen. Hierdoor kunnen de ongeïdentificeerde tekens geconverteerd worden in afwijkende woorden, of zelfs betekenisloze tekens. Deze verstorende elementen kunnen gedetecteerd en structureel gecorrigeerd worden via de zoekfuncties van het softwareprogramma AntConc. Wat betreft de Franse werkwoorden werd er in deze analyse geopteerd voor een omvattende lijst van de frequent voorkomende werkwoorden die relatief weinig meerwaarde aanbieden voor de 204
Cfr. voor meer informatie omtrent het Snowball-project wordt er doorverwezen naar de officiële website: http://snowball.tartarus.org/texts/introduction.html 205 Cfr. Bijlage 1 voor de convergerende woorden uit beide stoplists. Deze stoplist kan een algemene stoplist vormen voor onderzoek naar Franse (verzets)kranten. Hierbij moet de specifieke context wel verwerkt worden in deze algemene stoplist. 206 Block S. Tales from the vault: doing more with digitalization. In: Common Place, vol 6 nummer 2, 2006, p 1-8.
65
interne woordverbanden. Ondanks het feit dat werkwoorden zoals ‘être’ en ‘aller’ cruciaal zijn voor een kwalitatieve analyse, vormt de kwantitatieve frequentie van de werkwoorden voor een analyse via topic-modeling een verstorende factor. De stoplist werd voor deze gevallen de voorzien van alle vervoegingen van de meest courante werkwoorden (Cfr. Bijlage 1). In bepaalde gevallen kan er echter wel geopteerd worden om significante en betekenisvolle werkwoorden te behouden. Een concreet voorbeeld hiervan is een werkwoord met meerdere betekenissen zoals ‘pouvoir’. In het opzicht van de onderzoeksresultaten van de hier geanalyseerde verzetskranten werd echter toch geopteerd om bepaalde vormen van dit werkwoord te integreren in de stoplist. Een potentieel verstorende factor kan de introductie van anderstalige elementen en passages zijn. De geïmplementeerde stoplists zijn namelijk specifiek geconstrueerd voor Franstalige teksten, waardoor bijvoorbeeld Duits- of Engelstalige stopwoorden niet systematisch verwijderd werden uit de tekst. Dit kan een vertekend beeld creëren van de interne woordverbanden. Dit is echter niet van toepassing voor de hier geanalyseerde verzetskranten, aangezien deze kranten quasi uitsluitend Franstalige woorden gebruiken. 3.2.1.1 Praktische uitwerking via AntConc: het invoegen van de stoplist Centraal staat de praktische uitvoering van de voorgaande, meer theoretische stappen die de concrete uitwerking ervan voorafgaan. Een samengestelde stoplist kan geïntroduceerd worden in het softwareprogramma AntConc via het menu ‘Tool preferences’. Daarna dient de optie ‘word list’ geselecteerd te worden, waarop er dan via de optie ‘use a stoplist below’ de specifieke stoplist kan worden geselecteerd.
3.2.2 Het achterhalen van woordverbanden: Clusters/N-grams Het achterhalen van de interne woordverbanden en -relaties is een cruciale stap in de topicmodeling methodologie. N-grams is een statistische methode die gebruikt wordt in het achterhalen van woordenverbanden in tekstcorpora. Het analyseert een woordsequenties binnen een bepaalde tekstuele framework. Via deze stap worden de meest significante woordverhoudingen achterhaald. Deze woordrelaties weergeven het dieperliggende discours dat in de tekst verwerkt is. Zo biedt deze 66
methodologie onderzoeksmogelijkheden en -resultaten die niet deduceerbaar zijn via een kwalitatieve lezing van de bronnen. Het eindresultaat kan de bestaande wetenschappelijke opvattingen op deze wijze toetsen, verwerpen, nuanceren of zelfs wijzen op geheel innovatieve onderzoeksmogelijkheden. Na de toepassing van een samengestelde stoplist, is de overbodige ‘ruis’ aan woorden uit de tekst gezuiverd. Hierdoor resteren enkel de meest betekenisvolle woorden waardoor het mogelijk wordt om de essentiële woordverbanden te distilleren. Deze stap vormt de fundering voor de samenstelling van de onderwerpen (topics) die in een latere fase uitgevoerd zal worden. Zo bieden de resultaten in een latere fase om de tekst op een diepgaandere manier te benaderen. Via deze methodologie kan er op een gerichte manier gezocht worden naar de essentiële onderzoeksonderwerpen van het tekstcorpus. Dankzij de toepassing van het softwareprogramma AntConc kan de onderzoeker zo het onderzoek richting geven bij de samenstelling en de achterhaling van de topics op basis van de eigen expertise. Concreet resulteert deze stap in het verkrijgen van de meest significante interne woordrelaties van het tekstcorpus. De parameters worden correct afgesteld op basis van de specifieke situatie van het bronnenmateriaal waarmee gewerkt wordt. In conventionele krantenonderzoeken worden vaak tekstcorpora gehanteerd van circa 1.000 bestanden (edities). Een groot aantal tekstbestanden is in dit geval vereist om statistisch significante resultaten te verkrijgen. Dit komt omdat conventionele kranten zeer gevarieerde onderwerpen bevatten. Een bepaalde krant bespreekt doorgaans diverse lokale, nationale en zelfs internationale berichtgevingen. Het aantal recurrente en stabiele onderwerpen zou, statistisch gezien, geen significant onderzoeksresultaat opleveren met een beperkte hoeveelheid teksten. In het geval van verzetskranten is dit echter (doorgaans) niet het geval. Verzetskranten zijn kwantitatief gezien beperkter en kennen een lagere continuïteit, maar het aantal onderwerpen die besproken worden in de tekst zijn zeer specifiek en zeer nauw verbonden. Hierdoor kan er met een kwantitatief beperktere tekstcorpus toch statistisch gezien zeer significante onderzoeksresultaten verkregen worden. Het tekstcorpus waarmee gewerkt wordt voor de twee verzetskranten Indépendance en Actualité de R.A.F. bedragen respectievelijk 17 tekstbestanden (4 à 8 bladzijden per editie) en 152 tekstbestanden (1 a 3 bladzijden per editie). Met deze kwantitatief afwijkende hoeveelheid aan tekstbestanden, kunnen vanwege de specifieke aard van verzetskranten toch statistisch significante resultaten verworven worden. Indien de methodologie topic-modeling wordt toegepast op een bronnenbestand dat zich uitstrekt over een zeer lange-termijnperiode dan is het cruciaal dat de potentiële betekenis- en begripsveranderingen in achting worden genomen. Zo kunnen bijvoorbeeld bepaalde begrippen uit het negentiende-eeuwse segment van een tekstcorpus fundamenteel van betekenis verschillen van hetzelfde begrip in een recentere tekstuele context. Dit soort van inhoudelijk onderscheid kan enkel gemaakt worden door de wetenschappelijke onderzoeker, waardoor het cruciaal is deze factor mee te verwerken in deze analyse. Dezelfde redenering is van toepassing indien topic-modeling wordt toegepast voor een comparatieve analyse van tekstcorpora uit een verschillende linguïstische of geografische context. Vertalingen van een bepaald woord, of een woord in dezelfde taal, kan fundamenteel verschillen que inhoud en betekenis naargelang de specifieke context. Bijvoorbeeld een comparatieve analyse van Nederlandstalige, vroegmoderne pamfletten moet de verschillende geografische contexten en de verschillende dialecten mee in achting nemen. Aangezien het voor deze studie tekstcorpora betreft die beperkt zijn tot één specifieke regio, Henegouwen, en één 67
specifiek periode, de tweede wereldoorlog, spelen deze factoren minder zwaar door op de analyse van de onderzoeksresultaten. 3.2.2.1 Het vaststellen van de onderzoeksparameters Om de essentiële woordverbanden te achterhalen moeten allereerst de parameters correct vastgesteld worden. Het is cruciaal dat deze onderzoeksparameters nauw uitgebalanceerd worden om zo ‘zuiver’ mogelijke onderzoeksresultaten te verkrijgen, en om zoveel mogelijk ruis uit de woordrelaties te elimineren. De afstelling van parameters is verschillend voor elke specifieke casus. Het hangt af van een aantal factoren, zoals onder meer het onderzoeksdoel, het kwantitatieve aantal aan woordconnecties dat gewenst is, en de specifieke kwantiteit en context van het tekstcorpus. Het softwareprogramma AntConc werkt met de volgende onderzoeksparameters. De eerste parameter is de ‘cluster size’. Deze parameter bepaald het minimum- en maximumaantal verbanden tussen woorden waarnaar gezocht wordt. Indien het minimumaantal vastgesteld wordt op vijf, dan impliceert dit concreet dat er gezocht wordt naar de statistisch meest significante woordverbanden tussen minstens vijf verschillende woorden. Dezelfde redenering geldt voor het maximumaantal, maar het verschil is dat er via deze parameter een maximum wordt opgelegd op het aantal woorden waarnaar gezocht wordt. Voor de verzetskrant Indépendance is, vanwege de kwantitatieve omvang van het tekstcorpus, de meest optimale ‘cluster size’ parameter drie voor het minimumaantal en vijf voor het maximumaantal. Een parameterhoeveel die groter is dan vijf zou te vage en te ruime onderzoeksresultaten opleveren. Maar een minimumparameter van twee levert aanzienlijk significantere resultaten op voor de verzetskrant Actualité de R.A.F. Dit wordt mede veroorzaakt door de kwantitatieve verschillen in de hoeveelheid tekstbestanden, en de interne structuur van de tekstcorpora. Daarnaast is er de parameter ‘minimum frequency’. Via deze optie kan het minimumaantal bepaald worden voor hoe frequent het woord minimum moet voorkomen in de gehele tekstcorpus. Woorden die sporadisch of zelfs éénmalig in het tekstcorpus voorkomen kunnen vaak statistisch significante resultaten weergeven, zonder echt inhoudelijk significant te zijn. Dit fenomeen kan hiermee vermeden worden. Aangezien het kwantitatief aantal tekstbestanden relatief klein is voor de verzetskrant Indépendance een ‘minimum frequency’ van twee optimaal. Het tekstcorpus van de krant Actualité de R.A.F. is echter uitgebreider, waardoor een ‘minimum frequency’ van drie in dit geval optimaler is. De laatste onderzoeksparameter is de ‘minimum range’. Deze parameter laat toe om te selecteren in hoeveel verschillende tekstbestanden een bepaalde woord moet voorkomen. Het kan bijvoorbeeld voorvallen dat in één artikel van één bepaalde editie van een verzetskrant een specifiek woord zeer frequent gebruikt wordt, maar echter niet gebruikt wordt in de andere edities van de krant. Het woord werd dus in feite exclusief éénmalig gebruikt. Hierdoor is dit specifiek woord, en de daaraan verbanden woordrelaties, misschien wel statistisch relevant aangezien het frequent gebruikt werd, maar niet representatief en inhoudelijk relevant voor het gehele tekstcorpus. Op deze manier kunnen deze verstorende elementen vermeden worden. Op basis van de kwantitatieve hoeveelheid van verschillende tekstbestanden is het meest optimale cijfer voor beide verzetskranten in dit geval twee. Indien deze parameter verhoogd wordt, dan zou dat voor deze casus te veel significante woordrelaties elimineren.
68
3.2.2.2 Praktische uitwerking via AntConc: Clusters/N-gram analyse Indien deze theoretisch-methodologische redeneringen worden omgezet in de praktische uitvoering ervan dan zijn de volgende stappen essentieel. Nadat de stoplist werd ingevoerd, moet de tekstcorpus van beide verzetskranten individueel, met elk hun specifieke stoplist, geanalyseerd worden. Via het menu ‘file’ kan de optie ‘open file(s)’ geselecteerd worden om zo de gewenste tekstbestanden in te voeren. Daarna moeten de correcte parameters worden ingevoerd via het tabblad ‘Clusters/N-grams’ en moet de optie ‘N-grams’ geselecteerd worden. De onderzoeksresultaten die op deze wijze verkregen zijn worden het best geëxporteerd naar een tekstbestand via het menu ‘file’.
Bovenstaande afbeelding geeft de onderzoeksresultaten weer voor de verzetskrant Indépendance. Deze lijst indiceert de meest significante woordrelaties van het gehele tekstcorpus. Ze worden geordend met bovenaan de meest frequentste verbanden. Daarnaast worden ook de absolute frequentie aangegeven, alsook de ‘range’ oftewel het aantal verschillende tekstbestanden waarin de specifieke connectie in voorkomt. De onderzoeksresultaten voor de verzetskranten Indépendance en Actualité de R.A.F. werden bijgevoegd als respectievelijk bijlage twee en bijlage drie. De diepere, inhoudelijke analyse volgt in een latere fase van het onderzoek (Cfr infra). De onderzoeksresultaten worden op deze wijze doorzocht naar de meest significante en frequente woordclusters. Op basis van de resultaten werd er voor de absolute frequentie van de verzetskrant Indépendance teruggegaan tot en met vijf. De onderzoeksresultaten waren statistisch en inhoudelijk niet relevant indien dit cijfer lager werd vastgesteld. Maar voor de verzetskrant Actualité de R.A.F. werd dit cijfer vastgesteld op tien, om zo de meest optimale en significante onderzoeksresultaten te bekomen. De resultaten zijn namelijk niet significant indien dit cijfer lager wordt vastgesteld. De
69
methodologisch afwijking tussen beide verzetskranten kunnen mede verklaard worden door de kwantitatieve verschillen tussen beide tekstcorpora. De woordclusters in deze lijst vormen het eerste concrete onderzoeksresultaat van een analyse via topic-modeling. De interne woordverbanden van een tekstcorpus kunnen zo op een diepgaande en efficiënte manier gedistilleerd worden. Het geeft treffend het dominante discours weer van een bepaalde tekst. Ondanks het feit dat de tekst geaggregeerd werd, staat het softwareprogramma AntConc de mogelijkheid toe om elke woordcluster individueel doorheen alle tekstbestanden van het corpus op te zoeken. Deze zoekfunctie kan uitgevoerd worden via het tabblad ‘Concordance’. Op deze wijze kan er zeer efficiënt gezocht worden naar specifieke termen in een enorme hoeveelheid bronnen. Het is dus mogelijk om de specifieke context te benaderen van het woordgebruik van elke individuele term in de historische bron. Zo kunnen de woordrelaties geverifieerd worden, en kunnen eventueel meerdere toegevoegde woordrelaties ontdekt worden die potentieel significant zijn. Hier wordt in een volgende fase verder op ingegaan (Cfr. het segment over Collocate). Onderstaande foto geeft een voorbeeld weer hoe de contextuele woordinformatie achterhaald kan worden via de functie ‘Concordance’. Hierbij werd er gezocht naar de specifieke en inhoudelijk zeer significante woordcluster ‘du parti communiste’. Het resultaat geeft alle voorvallen weer waarbij deze woordcombinatie doorheen het gehele tekstcorpus gebruikt werd. Op deze wijze kan de tekstuele context geanalyseerd worden, en op basis hiervan kan de woordcluster correct geclassificeerd worden onder een passende topic. In dit geval kan dat bijvoorbeeld de topic ‘socialisme en communisme’ zijn. Via deze zoekfunctie kunnen de dieperliggende woordrelaties geverifieerd worden, en kan er gezocht worden naar verdere woordclusters of individuele termen. Dit soort van (tijds)efficiënte analyses zijn praktisch en methodologisch bemoeilijkt wanneer een omvangrijk tekstcorpus benaderd wordt vanuit een kwalitatieve lezing van de individuele bronnen.
70
3.2.3 Het achterhalen van de interne topics: de ‘Collocate’ functie De woordclusters vormen het fundament voor de samenstelling van de initiële woordgroepen, op basis waarvan er gezocht wordt naar de onderliggende onderwerpen (topics) van het tekstcorpus. De meest significante termen van het tekstcorpus worden in logisch en verwante topicgroepen geclassificeerd. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat indien de onderzoeksresultaten indiceren dat woorden zoals ‘patrie’, ‘roi’, ‘belge’ en dergelijke meer frequent voorkomen in de woordclusters, dat deze logischerwijze geclassificeerd kunnen worden onder een topic zoals bijvoorbeeld ‘Patriotisme en nationalisme’. De specifieke woorden kunnen onderdeel uitmaken van meerdere topics, aangezien de inhoud en betekenis van bepaalde woorden afhangt van de tekstuele context. De woordelijke inhoud van deze topic kan daarop geverifieerd en gecorrigeerd worden via de ‘collocate’ functie. Het doel is het achterhalen van de meest correcte en representatieve topics en woordinhouden die de essentie van het tekstcorpus en de daarin besproken onderwerpen reflecteren. De onderzoeksfunctie ‘Cluster/N-grams’ verschilt fundamenteel met de ‘Collocate’ functie. Zoals vermeld wordt er met de eerste functie gezocht naar de directe woordrelaties tussen specifieke woorden in een tekstcorpus. Hierbij staat het direct verband tussen meerdere begrippen centraal. De woorden die aan de hand van deze functie een statistisch significant resultaat vertonen, zijn direct met elkaar verbonden in de tekstbestanden. De reikwijdte van dit verband kan aangepast worden aan het specifieke bronnenbestand. In dit geval werd de maximale afwijking vastgesteld op vijf. Een afwijking die groter zou zijn, zou woorden aan elkaar verbinden die in de realiteit inhoudelijk te weinig connectie bevatten. Maar de functie ‘Collocate’ vertrekt vanuit een fundamenteel 71
verschillend vertrekpunt. Het doel is hier niet het achterhalen van de directe woordrelaties, maar het achterhalen van het discours omtrent de achterliggende onderwerpen, of de topics, van de tekstcorpora. Deze verschillen in doelstelling heeft significante implicaties voor de benadering van het tekstbestand. De auteur(s) van een tekstueel discours kunnen namelijk specifieke woorden met elkaar verbinden naargelang ze deel uitmaken van hetzelfde discours omtrent een gemeenschappelijk onderwerp. De auteur kan bijvoorbeeld het begrip ‘Führer’ gebruiken alsmede het begrip ‘Nazis’ wanneer er gesproken wordt over de Duitse bezetter. Deze woorden zijn dus verbonden met elkaar door middel van de topic ‘Duitse bezetter’. Maar de onderzoeksfunctie ‘Cluster/N-grams’ kan dit contextueel verband niet achterhalen indien deze begrippen niet direct met elkaar verbonden zijn in de tekst. Enkel wanneer de begrippen direct naast elkaar in een zin verwerkt werden, zou dit verband gedetecteerd worden. Om dit complex verband, namelijk het gemeenschappelijk onderwerp, te achterhalen wordt de onderzoeksfunctie ‘Collocate’ toegepast. Er wordt via deze functie dus gezocht naar statistisch en inhoudelijk sterke connecties tussen specifieke woorden en het gemeenschappelijk onderwerp dat deze woorden onderling verbindt. De sterkte van dit statistisch verband kan uitgedrukt worden in diverse verschillende maatstaven. De meest frequente is de zogenaamde ‘Mutual Information’ of MI-maatstaf. Deze maatstaf drukt de graad van de frequentie uit van het samen voorkomen van de geselecteerde woorden. Het meet met andere woorden de significantie van de associatie tussen bepaalde specifieke woorden. De maatstaf is gebaseerd op het aantal keren dat de geselecteerde woorden samen voorkomen in de tekst, ten op zichtte van het individueel en afgescheiden voorkomen van dezelfde woorden. De tweede maatstaf is de T-score. Deze maatstaf is beter geschikt om kleinere tekstcorpora statistisch te graderen. Hier wordt niet de sterkte van de associatie gegradeerd, maar de credibiliteit van de bewering dat er een verband is. De MI-score gradeert de associatie in absolute termen, terwijl de T-score het verband gradeert is relatieve termen. De maatstaf T-score is dus een optimale maatstaf voor tekstbestanden met een lagere frequentie. Als vuistregel wordt voor dit onderzoek een minimumscore van 1.0 beschouwd als een statistisch significante associatie (Cfr. Infra). Deze stap in het onderzoeksproces is cruciaal in het achterhalen van topics in tekstcorpora via de software AntConc. Andere softwareprogramma’s die gehanteerd worden voor de topic-modeling methodologie, zoals onder meer Mallet, verrichten deze stap quasi automatisch zonder de expertise en de inbreng van de individuele onderzoeker te consulteren. Het algoritme indiceert hierbij de kwantitatief en statistisch meest significante relaties, zonder te analyseren of deze resultaten ook inhoudelijk significant of zelfs logisch zijn. Vandaar dat er geopteerd werd voor het programma AntConc, aangezien er zo op een zeer gerichte en inhoudelijke wijze gezocht kan worden naar de essentiële en relevante woord- en topicverbanden. De wetenschappelijke meerwaarde wordt op deze wijze aanzienlijk verhoogt. Zo kan het wetenschappelijk onderzoek afgestemd worden op de initiële vraagstelling die fundamenteel is voor elk onderzoek. De historicus neemt met andere woorden het heft in handen, en wordt niet geleidt door het algoritme van het statistisch model. Op basis van de onderzoeksresultaten die verkregen werd door de analyse van de woordclusters de volgende woordgroepen samengesteld. De samenstelling werd gebaseerd op de logische, interne connecties tussen deze begrippen, en op basis van de literatuur en de expertise van de verzetsgeschiedenis. Onderstaande tabellen geeft deze initiële woordgroepen en topics per verzetskrant weer. 72
De initiële woordgroepen en topics voor de verzetskrant Indépendance 1. Patriotisme / nationalisme 5. Bezetting en collaboratie a. Belg* a. Bandit* b. Nation* b. Collabo* c. Patri* c. Ennemi d. Pays d. Fasc* e. Peupl* e. Gestapo f. Population* f. Hitléri* 2. verzet g. Industriel* a. collectiv* h. Naz* b. courag* i. Ordre n* c. défen* j. polic* d. ennem* k. Rex* e. envahiss* l. Traîtr* f. front de l’in* m. V.n.v* g. front int* 6. Economie h. liber* a. Aliment* i. lut* b. Charbon* j. occup* c. Consomm* k. oppo* d. Écono* l. organ* e. Fabri* m. partisan* f. Fer n. resist* g. Finan* o. sabot* h. Matér* p. victo* i. Métal* 3. socialism en communisme j. Produ* a. classe* k. Ressourc* b. communis* l. Tonne* c. entrepris* m. Usine* d. ouvrièr* 7. oorlogsleed e. social* a. Abri f. solidar* b. Assass* g. syndic* c. Atroce* h. travail* d. Brutal* i. u.t.m.i* e. Déport* 4. oorlogsgebeuren f. Faim* a. allié* g. Fusil* b. armé* h. Martyr* c. assaut* i. Misèr* d. axe j. Mort* e. bomb* k. Mour* f. champ l. Oblig* g. comba* m. peur h. force* n. Répres* i. front de l’e* o. Soulèv* j. front* p. Tortu* k. guerr* q. Tyran* l. machine* m. militai* n. russ*
73
De classificatie van deze begrippen is gebaseerd de verwantschappen en de logische verbanden tussen deze respectievelijke woorden. Voor de categorie ‘Patriotisme / nationalisme’ betreft het statistisch significante begrippen die in de context van een nationalistisch discours gesitueerd kunnen worden. De categorie ‘verzet’ bevat begrippen die allen gerelateerd kunnen worden aan het voeren van verzet ten opzichte van de Duitse bezetter. Dezelfde redenering werd ook toegepast voor begrippen die eventueel elders geclassificeerd kunnen worden, zoals onder meer ‘défen*’ (Cfr. infra voor de verklaring achter deze asterisk). Deze begrippen werden alsnog opgenomen in de initiële categorie vanwege hun tekstuele context en de impact voor het verzet. Ook belangrijk is het concept ‘Front de l ’Indépendance’ aangezien dit een cruciale communistische verzetsbeweging was tijdens de bezetting. Het concept werd geïntegreerd onder de noemer ‘front de l’ind*’ om zo misrepresentaties van het concept te vermijden. Indien enkel het woord ‘Front’ of ‘Indépendance’ werd geïncorporeerd, dan zou het onderzoeksresultaat te vaak verwijzingen integreren naar het woord ‘Indépendance’ in een andere tekstuele context. Hierbij wordt ook het concept ‘Front intérieur’ opgenomen onder deze categorie, aangezien deze term statistisch en inhoudelijk ten zeerste van belang was voor het verzet. De derde categorie werd samengesteld op basis van begrippen die verbonden zijn aan de ideologische stroming en het discours van de linkerzijde van het politiek spectrum. De categorie ‘oorlog’ bevat daarnaast woorden die een zeer duidelijke connectie hebben met oorlogsterminologie. Het woord ‘Est’ werd hierbij gevoegd wegens de statistisch sterke relatie met het oorlogsbegrip ‘front’. ‘Est’ wordt in deze tekstuele context dus geïnterpreteerd als Oost. Om eventuele verwarring met gerelateerde begrippen te vermijden werd geopteerd om dit concept te integreren als ‘front de l’e*’. De vijfde categorie bevat alle evidente woorden verbonden aan de bezetting en de collaboratie. Het concept ‘ordre nouveau’ werd hier als coherent geheel gevoegd, aangezien beide woorden individueel een andere betekenis kunnen aannemen, en de betekenis van dit concept ten zeerste significant is voor deze categorie. Daarnaast bevat deze categorie de term ‘polic*’ verwijzend naar de politionele macht die in België aanwezig was. De term ‘Police’ en alle varianten hiervan werden doorgaans gebruikt in een discours dat dit concept in verband brengt met de collaboratie. Opvallend is hierbij dat het concept ‘industriel*’ onder deze groep geclassificeerd werd. Dit concept werd voornamelijk gehanteerd in verband met de collaboratie. De zesde categorie bevat economisch georiënteerde termen. Deze meer economisch-materiële terminologie werd onderscheden van de meer ideologisch-politieke terminologie van de categorie ‘socialisme en communisme’, ondanks het feit dat er een sterke verwantschap is tussen beiden. Hierbij moet echter opgemerkt worden dat ondanks de statistisch sterke resultaten van het begrip ‘million’ het uiteindelijk niet werd geclassificeerd onder de categorie Economie. Dit komt omdat het woord ook zeer vaak verschijnt in niet-economische tekstuele contexten, zoals onder meet het discours omtrent oorlogsslachtoffers of oorlogsverrichtingen. Ten slotte zijn de termen die gehanteerd werden in een discours over de negatieve consequenties van de oorlog en de bezetting ondergebracht onder de categorie ‘oorlogsleed’. Een zeer belangrijke opmerking die bij deze classificatie gemaakt dient te worden is dat de directe verwijzing naar de persoon Hitler vermeden werd in deze onderwerpsgroepen. De benaming ‘Hitler’ werd namelijk in inhoudelijk te diverse contexten gebruikt om het efficiënt te kunnen classificeren onder één specifieke categorie. De benaming mag wel statistisch significante resultaten opleveren, maar inhoudelijk is het vanwege de heterogene tekstuele context een verstorende factor. Maar opvallend is dat het adjectief ‘hitlérienne’, en alle varianten hiervan, zeer sterke inhoudelijke
74
verbanden vertonen met het onderwerp collaboratie. Hierdoor kan de term ‘hitléri*’ wel geïntegreerd worden in deze onderwerpsgroepen.
75
De initiële woordgroepen en topics voor de verzetskrant Actualité de R.A.F. 1. Patriotisme / nationalisme 4. Verzet a. Aim* a. Angl* b. Belg* b. Churchill c. Chèr* c. Franc* d. Flamands et wallons d. Gaul* e. Hero* e. Libert* f. leopold f. Triomp* g. Lion* g. Vict* h. Martyr* 5. oorlogsgebeuren i. Nation* a. ameri* j. Noble* b. batail* k. Patri* c. bomb* l. Peuple* d. front* m. Roi* e. gagn* n. Union f. guer* o. Vive g. mitrail* 2. religie h. mort* a. âme i. russ* b. avenir j. vain* c. chré* d. ciel* e. dieu f. esper* g. espoir* h. foi i. grâce* j. paix k. paradis l. prier* m. sacr* n. seigneur* 3. bezetting en collaboratie a. assass* b. barbar* c. boch* d. colla* e. crim* f. dictateur* g. ennemi* h. gestapo i. mensong* j. naz* k. ordre nouv* l. orgueil* m. rage* n. rex* o. teuton* p. trahis* q. traîtr* r. vichy 76
Wat betreft de classificering van de woordgroepen voor de verzetskrant Actualité de R.A.F. werd een gelijkaardige redenering gehanteerd. Voor de eerste categorie ‘Patriotisme en nationalisme’ betreft het allen statistisch significante termen verbonden aan een nationalistisch discours. Het begrip ‘Union’ werd hierbij geïntegreerd vanwege de sterke relatie met de nationale leuze ‘Union fait la force’, wat sterk verbonden is aan een nationalistisch discours. De termen ‘Flamands et Wallons’ werd hierbij als coherent geheel geïntegreerd aangezien deze begrippen verwijzen naar een nationalistisch discours dat in oorlogstijd de regionale identiteitsvorming poogt te overstijgen. Het samen voorkomen van deze begrippen geeft statistisch gezien zeer sterke resultaten weer. Vandaar de incorporatie van deze begrippen als geheel. Als tweede categorie kan er een duidelijk religieuschristelijk discours onderscheden worden, die daarom als dusdanig werd geclassificeerd. Als derde categorie kunnen begrippen gesitueerd worden die sterk gerelateerd zijn aan de bezetting en de collaboratie. In een comparatieve vergelijking met de resultaten van de verzetskrant Indépendance valt op eerste zicht op dat er veel Duitse leidersfiguren een statistisch significant resultaat opleveren. Dit is de redenering voor de classificatie van deze individuen. De laatste twee categorieën bevatten beiden duidelijke termen die verbonden zijn aan respectievelijk het verzet en de oorlogssituatie. Ook in dit geval werden de directe verwijzingen naar de personen Hitler en Mussolini vermeden in deze onderwerpsgroepen. De benaming ‘Hitler’ en ‘Mussolini’ werden in inhoudelijk te diverse contexten gebruikt om het efficiënt te kunnen classificeren onder één specifieke categorie. De benamingen mogen wel statistisch significante resultaten opleveren, maar inhoudelijk zijn het vanwege hun heterogene tekstuele context een verstorende factor Zoals vermeld gebeurde deze initiële samenstelling op basis van de resultaten van de woordclusters, alsook de contextuele informatie en de bestaande verzetsliteratuur. De logische verbanden tussen deze woorden kunnen geclassificeerd worden onder de respectievelijke topics. Deze classificatie is een interpretatie van de onderzoeksresultaten, en is open voor verdere nuancering in een latere fase van het onderzoeksproces. De topics en de inhoudelijke woorden zullen hierbij geverifieerd worden op hun significantie en hun classificatie via de ‘collocate’ functie. Het totale aantal topics, en de inhoud ervan, varieert voor elke individuele krant. Dit is evident, aangezien de tekstcorpora van de verzetskranten inhoudelijk verschillen van elkaar. Bepaalde begrippen kunnen hierbij tot meerdere topics behoren. Dit hangt af van de specifieke tekstuele context, maar er dient toch gepoogd te worden om meerdere classificaties van hetzelfde woord te vermijden. Indien een bepaald woord overbodig geclassificeerd wordt in meerdere categorieën verliest het begrip haar analytische meerwaarde en produceert het op deze wijze een vertekend beeld van de behandelde topics. Nogmaals dient er opgemerkt te worden dat deze initiële woordgroepen open staan voor verdere nuancering en aanpassing. De woordrelaties zijn gebaseerd op de statistische significantie en de logische onderlinge verwantschap. De verdere inhoud van deze onderwerpsgroepen of topics zal geverifieerd worden via de functie ‘Collocate’. Op deze manier zullen de uiteindelijk topics vastgesteld worden. Een aanzienlijk deel van de woorden bevat een asterisk-teken (*). Dit teken werd in het woord geïncorporeerd om de zoekmogelijkheden van de geviseerde begrippen te vergroten. De asterisk indiceert voor het softwareprogramma AntConc dat de opgegeven letters slechts een deel zijn van het geviseerde begrip, of dat er varianten van het zelfde begrip in de tekstbestanden aanwezig zijn. Bijvoorbeeld de input ‘belg*’ werd in de woordenlijst opgenomen om alle varianten van het woord 77
‘belgique’ op te nemen in de analyse. Maar op deze manier worden ook alle verwante begrippen geïntegreerd, zoals bijvoorbeeld ‘belge’ of ‘belges’. Daarnaast worden hierdoor ook de spelfouten opgenomen die mogelijk in de tekst verwerkt zijn. Indien er bijvoorbeeld in een editie van een verzetskrant ‘belgique’ als ‘belgicue’ gedrukt werd, dan wordt het begrip alsnog in de analyse opgenomen, ondanks de inherente spelfouten. Op deze wijze worden ook alle vervoegingen of alle meervoudsvormen van een specifiek (werk)woord geïncorporeerd. Dit kan via het AntConc Softwareprogramma ook gebeuren via de ‘Keyword’ functie, waarbij een groep woorden geaggregeerd worden in één concept (Cfr. Infra voor meet uitleg hierover). Het gebruik van het asterisk-teken vergroot zo dus de accuratie van het onderzoeksmodel. Hierbij moet echter wel de opmerking gemaakt worden dat deze functie omzichtig toegepast moet worden. De meerwaarde van deze benadering gaat immers verloren indien begrippen met elkaar geaggregeerd worden die in de realiteit nauwelijks een band met elkaar hebben. De specifieke aggregatie hangt af van de individuele tekstuele context. 3.2.3.1 Praktische uitwerking via AntConc: ‘Collocate’ en het achterhalen van de topics Op basis van de onderzoeksresultaten werd door de analyse van de woordclusters een reeks woordgroepen samengesteld. De samenstelling werd gebaseerd op de logische, interne connecties tussen deze begrippen, en op basis van de literatuur en de expertise van de verzetsgeschiedenis. In dit segment staat de praktische uitwerking van de ‘collocate’ functie centraal. Hierbij zal er gezocht worden naar de meest inhoudelijke en statistisch significante woorden die behoren tot het algemene discours omtrent een bepaald onderwerp. Dit breder discours wordt samengesteld op basis van het verband met de initiële woordenlijst. Zo kan het structurele discours van een tekstcorpus omtrent een specifiek onderwerp of topic op een diepgaande wijze achterhaald worden. Voor het achterhalen van het structurele discours omtrent de topics is het vereist om de ‘collocate’ parameters vast te stellen. Deze verschillen van de eerder besproken parameters van de ‘Cluster/Ngrams’ functie. De eerste parameter is de zogenaamde ‘window span’. Deze bepaalt met andere woorden de reikwijdte van het discours omtrent een bepaald onderwerp. Er zal gezocht woorden naar de statistisch significante connecties tussen de samengestelde woordenlijst en het daaraan verbonden discours omtrent een topic. Deze parameter bepaald tot hoever in de specifieke tekst dit verband gezocht zal worden. Het instellen van de waarde van deze parameter bepaald hoever links en rechts van het specifieke woord in de tekst er gezocht zal worden naar de connectie. Een afbakening van bijvoorbeeld 5L(inks) en 5R(echts) stelt de onderzoekparameter af op een reikwijdte van maximaal vijf woorden aan de linker- en rechterzijde van de specifieke woordpositionering in de tekst zelf. Een grotere reikwijdte impliceert echter meer woordverbanden, maar dit resulteert daarnaast ook in meer ruis op het onderzoeksresultaat samen met meer inhoudelijk en statistisch insignificante verbanden. Een te lage ‘span’ resulteert op zijn beurt in teveel cruciale connecties die niet in achting worden genomen. Het is dus van essentieel belang om een optimale reikwijdte vast te stellen. Deze selectie moet gebeuren op de kernmerken van het specifieke tekstcorpus en de verkregen onderzoeksresultaten. Voor dit onderzoek werd er geopteerd voor een ‘window span’ ter waarde van vijf aan beide zijden. De verkregen onderzoeksresultaten kunnen gesorteerd worden op basis van diverse criteria. Deze criteria zijn onder meer de absolute frequentie van het verband, het specifieke woord zelf of de statistische significantie van een bepaald verband. In dit onderzoek zal er gewerkt worden op basis van de statistische significantie van het verband, aangezien dit de meest inhoudelijk relevante 78
connecties oplevert. De absolute frequentie van een bepaald verband via de frequentiecriteria garandeert niet dat het structureel discours op een inhoudelijk consistente wijze wordt achterhaald. Aangezien er geopteerd wordt voor het statistische selectiecriteria, moet ook de gehanteerde maatstaf bepaald worden (Cfr. supra). Deze selectie moet uitgevoerd worden op basis van het specifieke tekstcorpus, de omvang van het bronnenbestand en de verkregen resultaten. In dit onderzoek wordt er geopteerd voor de maatstaf T-score. Deze maatstaf zal toegepast worden op het bronnenbestand van de verzetskrant Indépendance, aangezien dit tekstcorpus een relatief laag aantal tekstbestanden bevat. Hierdoor is de toepassing van de T-score ideaal voor deze krant. De minimumwaarde werd, zoals vermeld, vastgesteld op 1.0. Een score die een lager resultaat zou weergeven zou (statistisch) insignificant zijn voor het algemene discours omtrent het onderwerp. Aangezien het tekstcorpus van de verzetskrant Actualité de R.A.F. op kwantitatief vlak vergelijkbaar is, wordt er in dit geval ook geopteerd voor T-score als-maatstaf met als minimumscore 1.0. Indien er gewerkt wordt met een relatief beperkt tekstcorpus is het gebruik van deze maatstaf het optimaalst. Doorgaans wordt er met aanzienlijk grotere tekstcorpora gewerkt. In zulke gevallen wordt doorgaans de MI-maatstaf aanbevolen. De selectie van de gehanteerde maatstaf en de daaraan gerelateerde minimumscore moet steeds geverifieerd worden met de resultaten. De conventionele toepassing van een minimumscore van 1.0 als indicator van statistische significantie is sterk aanwezig in het tekstcorpus dat centraal staat in dit onderzoek. Onderstaande afbeelding geeft de statistische resultaten weer voor de verzetskrant Actualité de R.A.F. Er valt een duidelijke vermindering waar te nemen in de statische significantie van de woordverbanden wanneer de score onder het limiet van 1.0 daalt. Deze vermindering is waar te nemen in alle onderwerpsgroepen doorheen het gehele tekstcorpus. Ook wanneer men de maatstaven gaat vergelijken op basis van het aantal statisch significante verbanden, dan is de maatstaf T-score de meest optimale maatstaf. Zo achterhaald de T-score bijvoorbeeld voor de krant Actualité de R.A.F. 470 verschillende woordbanden die significant zijn in de onderwerpsgroep ‘Religie’, terwijl dit aantal aanzienlijk ligger ligt wanneer de MI-maatstaf gehanteerd wordt.
De tweede parameter die in achting genomen moet worden is de ‘minimum collocate frequency’. Dit bepaald de kwantitatieve minimumvereiste die gesteld wordt aan het de frequentie van het verband dat vastgesteld wordt via de ‘collocate‘ functie. Een te strenge criterium legt met andere woorden de lat te hoog voor significante connecties, waardoor er cruciale informatie omtrent een onderwerp verloren gaat. Daarom wordt er voor dit onderzoek geopteerd voor een minimumwaarde van één. 79
Onderstaande afbeelding geeft de praktische uitvoering weer van deze functie. Het resultaat wordt gesorteerd op basis van de statische verbanden, met bovenaan de meest significante. Hierbij worden ook de rangnummer en de absolute frequentie van het verband weergeven. Dit verband kan inhoudelijk geverifieerd worden via de ‘concordance’ functie (Cfr. Supra). Zo kan de specifieke tekstuele context van een bepaald woord gecontroleerd worden op correctheid. Op deze wijze worden enkel de inhoudelijk significante connecties, die ook statistisch significant zijn, verbonden aan het onderwerp. Dit voorkomt de integratie van ruis, overbodige of irrelevante woorden of verstorende factoren in de topic die in de tekstuele realiteit niet tot het feitelijke discours behoren. De woordselectie gebeurt op basis van een aantal factoren, zoals de tekstuele context, de frequentie en statistische significantie en de inhoudelijke en logische verbanden met het topic. Een statistisch hoge score impliceert niet dat het specifieke woord rechtstreeks verbonden is aan het bredere discours. Vandaar dat een zorgvuldige selectie vereist is. Doorheen het discours duiken patronen op, die aan de hand van de wetenschappelijke literatuur en een expertise met de materie in kwestie gedetecteerd kunnen worden. De structurele patronen in het discours kunnen zo verder geclassificeerd worden in subcategorieën (Cfr. Infra). De specifieke resultaten zullen in een latere fase van het onderzoek geanalyseerd worden (Cfr Infra). Deze verrichting wordt voor elke samengestelde woordgroep individueel uitgevoerd. Overigens is het cruciaal om te vermelden dat bepaalde woorden tot meerdere onderwerpsgroepen kunnen behoren. Een woord kan immers meerdere betekenissen aannemen naargelang de specifieke tekstuele context. Daarnaast is het ook plausibel om een compleet divergerende discours te onderbouwen aan de hand van dezelfde woorden. Het meervoudig voorkomen van bepaalde woorden mag dus niet een meervoudige classificatie van datzelfde woord verhinderen.
80
Het is ook belangrijk om op te merken dat de eindresultaten nog verder geoptimaliseerd kunnen worden, waarbij er gepoogd wordt zoveel mogelijk relevante woorden te integreren en om de overbodige ruis uit het resultaat te verwijderen. Dit kan door de uitkomst van het onderzoek via de ‘collocate’ functie te integreren in de initiële lijst op basis waarvan er gezocht werd naar het dieperliggende discours. Op deze manier kunnen nog bijkomende woorden achterhaald worden die aan het onderwerp gerelateerd zijn. Deze stap moet echter wel met voorzichtigheid uitgevoerd worden, want het onderzoeksresultaat kan in dit geval woorden aanhalen die in feite niet direct gerelateerd zijn aan het initiële onderwerp. Er wordt met deze verrichting in feite gezocht naar een derderangs verband. Woorden die statistisch verbonden zijn met het bredere discours omtrent een onderwerp, zijn daarmee nog niet direct verboden met het initiële onderwerp zelf. Bijvoorbeeld, het woord ‘attaque’ kan verbonden zijn met het woord ‘national’ dat behoort tot het onderwerp Nationalisme en Patriottisme. Maar deze connectie impliceert niet dat het woord ‘attaque’ daarmee ook verbonden is met hetzelfde onderwerp. Deze stap moet dus zeer zorgvuldig uitgevoerd worden. Het doel is het onderzoeksresultaat te optimaliseren, zonder overbodige woorden te integreren in het discours omtrent een onderwerp. Het eindonderzoeksresultaat dat verkregen werd door de ‘collocate’ en de ‘cluster/N-gram’ functies ’is hiermee tweedelig: enerzijds zijn er de specifieke onderwerpen met de kernwoorden van een bepaald tekstcorpus, en anderzijds indiceert het onderzoeksresultaat het daaraan verbonden discours. Op deze wijze werden de structurele onderwerpen achterhaald, samen met het dieperliggende discours omtrent deze onderwerpen die hieraan verbonden zijn. Zulk een
81
systematisch en structurele doorgronding van de bronnenmateriaal is quasi onmogelijk via een kwalitatieve lezing. 3.2.4 De chronologische evolutie van de topics: ‘Concordance plot’ Indien de onderwerpsgroepen en het daaraan verbonden discours is vastgesteld, dan is het mogelijk de chronologische evolutie van de inhoudelijke ontwikkeling ervan vast te stellen. Hiervoor wordt de functie ‘Concordance Plot’ toegepast. Als de kernbegrippen van een bepaald onderwerp worden ingevoerd, dan wordt er via het softwareprogramma AntConc systematisch het tekstcorpus doorzocht naar het voorkomen van het afgebakende onderwerp in datzelfde corpus. De resultaten weergeven elke verschijning van het onderwerp, het absolute aantal, de omvang van het besproken onderwerp (uitgedrukt in het aantal lettertekens) alsook de specifieke situering van het onderwerp in het tekstcorpus. Deze gegevens staan toe om de significantie van het besproken onderwerp in dat tekstdeel te controleren, alsook om de specifieke context te analyseren aangezien de tekstuele situering van het onderwerp wordt aangeduid. Onderstaande afbeelding geeft een voorbeeld weer van deze onderzoeksresultaten.
De term ‘number of hits’ verwijst naar de totale frequentie van het onderwerp in een bepaald tekstbestand. Indien dit bijvoorbeeld 4 is, dan komt het afgebakende onderwerp viermaal voor in dat specifiek document. Elke zwarte streep in de witte balk geeft de positionering weer van elke onderwerpsverschijning. Hierdoor kan de onderlinge verhouding tussen soortgelijke onderwerpen in hetzelfde tekstbestand ingeschat worden, alsook kan er via de selectie ervan direct ingepikt worden op de specifieke situering in de tekst zelf. Op deze wijze kan de tekstuele context geverifieerd worden of het verband ook inhoudelijk substantieel is. De ‘File Lenght’ geeft hiernaast de totale omvang van het onderwerp weer, uitgedrukt in lettertekens, om zo de significantie van het onderwerp in het tekstonderdeel in te schatten. Hoe hoger deze waarde is, hoe belangrijker en uitgebreider het onderwerp is voor dat specifieke tekstbestand. Op basis van deze resultaten kan een chronologische evolutie worden opgemaakt indien de initiële tekstbestanden van het corpus correct, chronologisch werden gedateerd. Indien dit het geval is, dan 82
worden de resultaten oplopend weergeven waarbij de eerste, en dus oudste, documenten bovenaan geplaatst worden. Hierdoor kunnen deze gegevens efficiënt omgezet worden in grafieken om de chronologische ontwikkeling van de onderwerpen visueel te presenteren (Cfr. Infra voor de bespreking van deze resultaten).
3.3
Methodologische evaluatie
Nadat het analytisch en methodologisch model werd ontwikkeld vanuit de benadering topicmodeling, zal er nu stilgestaan worden bij de evaluatie van deze interdisciplinaire methodologie. Hierbij staan de voor- en nadelen centraal. Elke historiografische benadering bevat een bijdrage voor het historisch debat. Maar daarnaast bevatten ze ook intrinsieke elementen die het onderzoeksperspectief beperken en kanaliseren op een bepaald segment van de sociale realiteit. In de verzetshistoriografie bestaan er diverse analyseperspectieven, en deze hebben allen inherente voor- en nadelen. Ze bieden allen verrijkende inzichten, maar zetten daarnaast ook enige ‘oogkleppen’ op die de complexe sociale realiteit simplificeren om deze vatbaar te maken. Het zijn deze methodologieën die historici hanteren om de initiële vraagstellingen te beantwoorden omtrent een bepaald onderdeel van de verzetsgeschiedenis. Hierbij worden diverse verschillende bronnenselecties uitgevoerd, waarna uiteindelijk inhoudelijke conclusies worden afgeleid. Dit geheel vormt de historiografische benadering van elke individuele historicus. Op basis van deze factoren zal hier de specifieke evaluatie uitgevoerd worden voor de methodologische meerwaarde van topicmodeling. De specifieke onderzoeksresultaten zullen later inhoudelijk geëvalueerd worden (Cfr. infra). 3.3.1 Voordelen: positieve bijdragen tot de verzetshistoriografie Een centraal element van de methodologische meerwaarde van topic-modeling is de mogelijkheid om de structurele patronen van een tekstcorpus te distilleren. Topic-modeling staat toe om patronen in het corpus efficiënt te detecteren, die niet of nauwelijks rechtsreeks waargenomen kunnen worden via een kwalitatieve lezing van de bronnen. Het vormt een cruciaal instrument in de handen van historici en andere (sociale) wetenschappers om de dieperliggende structuren in uitgebreide tekstcorpora te achterhalen. Het discours dat aan deze onderwerpen verbonden is kan via deze methodologie diepgaand achterhaald worden. Topic-modeling biedt de mogelijkheid voor een complexe tekstuele analyse. De achterhaalde patronen in het discours van een tekstcorpus kunnen onderbelichte, of zelfs compleet innovatieve, onderzoeksvragen en benaderingen aanreiken. Indien de verkregen einderesultaten elementen weergeven die nog niet opgemerkt werden in de wetenschappelijke literatuur en door de eerdere kwalitatieve lezingen, wordt op deze wijze nieuwe onderzoeksmogelijkheden gecreëerd die dieper onderzocht kunnen worden. Zo draagt deze methodologische innovatie ook bij aan de inhoudelijke innovatie omtrent de (verzets)historiografie. Ook van belang is de mogelijkheid om indirecte en meer impliciete elementen van een bepaald tekstcorpus te achterhalen. Het betreft structurele factoren die aanwezig zijn in het bronnenbestand, maar die niet accuraat en direct gedetecteerd kunnen worden aan de hand van een meer kwalitatieve benadering. Een concreet voorbeeld voor de Belgische oorlogspers zijn bijvoorbeeld de inhoudelijke consequenties van de censuurmaatregelen. Indien topic-modeling wordt toegepast op een comparatieve analyse tussen een krant uit de gecensureerde pers en een verzetskrant, dan kunnen de structurele onderwerpsgroepen onderling vergeleken worden. De divergenties in de 83
behandelde onderwerpen indiceren de mogelijke impact van de censuurmaatregelen en de beïnvloeding van de fundamenteel afwijkende contexten waarin deze kranten operatief waren. Deze methodologie is uiterst geschikt voor zulk een structurele analyse van de dieperliggende karakteristieken van een bepaald tekstcorpus. Daarnaast biedt deze methodologie de mogelijkheid om de interconnectie en de interdependentie van de onderwerpen aan te tonen. Een bepaald discours omtrent een onderwerp is geen statisch gegeven dat strikt geclassificeerd kan worden in afgebakende onderwerpsgroepen. Het is een complex geheel van onderling verbonden woordrelaties dat doorheen de aanleg van het tekstcorpus gradueel evolueert. Het in kaart brengen van deze structurele, chronologische ontwikkeling is mogelijk via topic-modeling. Deze methodologie brengt digitalisering tot een complexere dimensie. Het biedt een meerwaarde die verder gaat dan louter de digitale consultatie van historische bronnen. In de handen van de historicus vormt het een zeer vruchtbaar analyse-instrument voor gegrond historisch onderzoek. Maar topic-modeling is ook een geschikt methodologisch instrument voor de uitvoering van minder complexe benaderingen. Zo biedt het de mogelijk om op een tijdsefficiënte manier uitgebreide tekstcorpora diepgaand te doorzoeken naar bepaalde specifieke onderwerpen, begrippen of evenementen. Dit vormt een zeer belangrijk voordeel ten opzichte van een manuele, kwalitatieve lezing van het bronnenbestand. Hierbij is het ook cruciaal dat via deze zoekfunctie het niet voorkomen van bepaalde thema’s efficiënt achterhaald kunnen worden, zoals bijvoorbeeld het niet vermelding van de Jodenvervolging in de verzetspers. Op deze wijze kunnen de historische bronnen efficiënt geverifieerd worden aan de initiële onderzoeksvraagstelling. De onderzoeksresultaten die verkregen worden door de toepassing van deze methode weergeven ook treffend het inherent woordgebruik en de woordrelaties van een tekstcorpus. Hierbij kunnen de lange-termijnsontwikkelingen omtrent de gehanteerde terminologie en de evolutie van de thematische onderwerpen gedetailleerd beschreven en geïllustreerd worden aan de hand van grafieken. Een laatste methodologische meerwaarde is het feit dat deze methodologie de historicus toestaat om de eigen vooringenomenheid te limiteren bij de benadering van het bronnenbestand. Ook bij deze methodologie wordt er vertrokken vanuit een initiële vraagstelling verbonden aan een breder methodologisch en theoretisch kaderwerk. En ook de inhoudelijke interpretaties van de eindresultaten worden beïnvloed door de epistemologische en theoretische opvattingen van de individuele historicus. Maar de toepassing van topic-modeling is gebaseerd op de interne verhoudingen tussen de statistisch significante onderwerpen en woordrelaties. De vooringenomen theoretische positionering en premissen worden zo accuraat getoetst aan het bronnenbestand. De analyse gebeurt op deze manier minder bevooroordeeld vanwege de toepassing van het statistisch model, ten opzichte van een meer kwalitatieve lezing. Aan de hand van deze benadering kan zo de bestaande wetenschappelijke consensus en wetenschappelijke literatuur omtrent een bepaald aspect van de historiografie geverifieerd worden, waarbij het einderesultaat de consensus kan weerleggen of bevestigen. De samenloop van deze methodologische factoren maken van topicmodeling een uiterst vruchtbare analyse-instrument.
84
3.3.2 Nadelen: de kritiekpunten van topic-modeling Eén van de meest controversiële kritiekpunten van deze methodologie is het verlies aan tekstuele contextinformatie. Door het toepassen van een stoplist (Cfr. supra) en een statistisch model worden veel woorden ‘weggezuiverd’ en geaggregeerd die in feite sterk bijdrage tot de inhoudelijke betekenis van het tekstcorpus. Het doel is hierbij ruis te elimineren, maar vaak is dit soort van ruis niet onderdeel van een dichotome tweedeling tussen relevante en irrelevante woorden. Het woord ‘Contre’ kan, vanwege haar frequentie, als overbodig beschouwd worden in bepaalde tekstuele contexten. Maar indien ‘contre’ gehanteerd wordt in relatie met het begrip ‘résistance’ en ‘collaboration’ impliceert dit tekstueel verband weldegelijk een cruciale inhoudelijke en interpretatieve bijdrage voor het tekstcorpus als geheel. Deze bijdrage gaat in bepaalde gevallen spijtig genoeg verloren met de toepassing van een methodologie zoals topic-modeling. Daartegen staat echter wel het gegeven dat deze aggregatie en eliminatie van woorden de cruciale woorden en hun interconnectie benadrukt (Cfr. de voordelen van de methodologie). Verbonden aan deze problematiek is het feit dat begrippen en woorden meerdere betekenissen kunnen bevatten. De correcte interpretatie van deze specifieke betekenis wordt bepaald door de tekstuele positionering en de context van het woord. Een verificatie van de contextsituatie van een bepaald woord via deze methode wordt in veel gevallen bemoeilijkt. De verzetskrant Actualité de R.A.F. kan bijvoorbeeld een hoge frequentie vertonen van het begrip ‘Russe’, maar deze statistische significantie verteld de onderzoeker weinig tot niets over de expliciete en impliciete opvattingen van de auteur over de Sovjet-Unie. Veel kan echter wel achterhaald worden aan de hand van de correlatie tussen het begrip ‘Russe’ en frequent gecorreleerde woorden zoals ‘noble’ en ‘brave’. Maar het komt vaak voor dat een combinatie en symbiose nodig is met een kwalitatieve lezing van bepaalde aspecten van het bronnenmateriaal (Cfr. analyse van de onderzoeksresultaten). Er is dus geen strikte onderscheid en classificatie mogelijk van de gehanteerde terminologie en de besproken onderwerpen van een bepaald tekstcorpus. Er zijn zeer veel onderlinge overlappingen en convergenties aanwezig doorheen het corpus. De inhoudelijke interpretatie van deze elementen hangt af van de specifieke tekstuele context. Een ander problematisch element dat al reeds aangehaald werd is de betekenisverschuiving van bepaalde begrippen doorheen de historische evolutie van het tekstcorpus. Een specifiek begrip kan bijvoorbeeld een geheel andere betekenis en significantie aannemen naarmate het corpus evolueert. De significantie en connotatie van het begrip ‘opposition’ kan bijvoorbeeld een fundamenteel andere implicatie bevatten naarmate de bezetting vorderde. Aan het einde van de bezettingsperiode kan het bijvoorbeeld meer gewelddadige betekenissen aannemen. Deze betekenisverschuiving bemoeilijkt de interpretatie van het discours en vereist vaak een grondige literatuurkennis of een symbiose met een kwalitatieve lezing van de bronnen. Naast de tekstuele contextinformatie is de vormelijke contextinformatie ook van cruciaal belang. In veel van de softwareprogramma’s, zoals onder meer Mallet, kan deze ‘metadata’ niet accuraat verwerkt worden in de parameters van het onderzoeksmodel. De historicus kan de eindresultaten wel analyseren in het licht van deze contextinformatie, maar dit geeft aanleiding tot een ander, verbonden problematiek namelijk dat van de vereiste expertise. Deze methodologie vereist namelijk een zeer grote vakkennis omtrent het geanalyseerde onderzoeksobject. De statistisch significante resultaten en patronen impliceren daarentegen niet een direct logisch verband of een inhoudelijke
85
relevantie. De resultaten zijn daarbij vaak complex te interpreteren, waarbij een zeer grote expertise vereist is. Een ander problematisch aspect is dat zeer significante historische bronnen niet geïntegreerd kunnen worden in het statistisch model. Zo bevatten de verzetskranten enorm veel vormelijke elementen die bijdragen tot het discours. Uitgedrukte koptitels, de tekstuele structuur, het gebruik van leestekens zoals uitroeptekens, de integratie van woordspelingen en retorische spotinstrumenten zoals ironie: allen gaan deze vormelijke elementen van het discours verloren met de toepassing van topicmodeling. Maar ook het rijke aanbod aan visuele bronnen, zoals afbeelding en spotprenten, kunnen niet adequaat opgenomen worden in het statistisch model. Dit impliceert spijtig genoeg het verlies aan zeer belangrijke historische bronnen. Ten slotte is het laatste kritiekpunt meer praktisch-methodologisch van aard. De verzetskranten die centraal stonden in deze analyse waren wel gedigitaliseerd aan de hand van het OCD-procedé (Cfr. supra), maar dit impliceerde niet dat de teksten zonder verwerking geïntegreerd konden worden in het analysemodel. Vaak gebeurde deze digitalisering kwalitatief zeer ondermaats, waardoor grote segmenten van het tekstcorpus manueel ingevoerd en overgetypt moesten worden. Deze manuele verwerking heeft ook structurele implicaties voor het tekstcorpus, aangezien menselijke fouten minder structureel zijn dan fouten vanwege een slechte digitale herkenning (Cfr. supra). Het maakt de analyse ook zeer arbeidsintensief. Hierdoor gaat één van de sterktepunten van de methodologie verloren, namelijk tijdsefficiëntie. Het geheel van deze problematische factoren vereisen dat de individuele historicus deze methodologie met uiterste voorzichtigheid en nauwkeurigheid moet benaderen. Indien deze negatieve aspecten niet in achting genomen worden, dan heeft dit significante implicaties voor de meerwaarde van de uitgevoerde wetenschappelijke onderzoeken. 3.3.3 Potentiële onderzoeksmogelijkheden In de inleiding werd als reeds het pleidooi van de historicus José Gotovitch vermeld, waarbij de oproep werd geformuleerd voor een systematisch onderzoek van de gehele clandestiene pers in België.207 Hij verwierp de meer regionale of gelimiteerde benaderingen van specifieke elementen van de verzetspers. Het kernprobleem waar Gotovitch zelf al mee worstelde was de kwantitatieve omvang van het bronnenbestand. Vanwege deze problematiek moest het onderzoek echter beperkt worden tot louter het bezettingsjaar 1940. Dit soort van structureel en geheel omvattend onderzoek lijkt methodologisch, epistemologisch en praktisch mogelijk via de toepassing van topic-modeling. (Cfr. Probleemstelling en contextualisatie supra). Deze innovatieve onderzoeksmethodologie opent de weg voor compleet nieuwe historiografische onderzoeksmogelijkheden. Zoals vermeld kunnen de achterhaalde structurele patronen in het discours van een tekstcorpus onderbelichte, of zelfs compleet innovatieve, onderzoeksvragen en benaderingen aanreiken. Indien de verkregen einderesultaten elementen weergeven die nog niet opgemerkt werden in de wetenschappelijke literatuur en door de eerdere kwalitatieve lezingen, wordt op deze wijze zo nieuwe onderzoeksmogelijkheden gecreëerd die dieper onderzocht kunnen
207
Cfr. Gotovitch J. Beeld van de Klandestiene pers in 1940. In Bijdragen tot de geschiedenis van de tweede wereldoorlog, p 224.
86
worden. Ook van belang is de mogelijkheid om de indirecte en meer impliciete elementen van een bepaald tekstcorpus te achterhalen. Het voorbeeld van de comparatieve analyse omtrent de Belgische oorlogspers en de inhoudelijke consequenties van de censuurmaatregelen werd al reeds vermeld. Een ander voorbeeld van een potentiële onderzoeksmogelijkheid is het concretiseren van het discours in de verzetspers omtrent de oppositie ten opzichte van de collaboratie. Het is evident dat de verzetspers collaborateurs viseerden vanwege diverse politieke, nationalistisch en ideologische motieven. Maar een structurele analyse van het discours omtrent deze oppositie kan duidelijk concretiseren welke begrippen, termen en retorische middelen hiervoor structureel werden gebruikt. De statistisch significante woordverbanden vertonen in dit geval mogelijk ook de inhoudelijk relevante connectie tussen een bepaald woordgebruik dat gehanteerd werd om de collaboratie structureel doorheen het discours te beschrijven. De chronologische ontwikkeling van dit discours kan aan de hand van topic-modeling visueel geïllustreerd worden. Hierdoor kunnen de contemporaine oorlogsontwikkelingen gecorreleerd worden aan de af- of toename in de frequentie of de intensiviteit van het gehanteerde discours. Zo kunnen bijvoorbeeld de toegenomen repressiemaatregelen gekoppeld worden en een verklaring bieden voor een toegenomen retributieve toon in de verzetspers. Het achterhalen van dit soort van connecties op lang termijn wordt bemoeilijkt indien dit benaderd wordt vanuit een kwalitatief perspectief. Topic-modeling biedt hiervoor een zeer vruchtbare uitweg, aangezien dit discours structureel verwerkt werd doorheen het gehele tekstcorpus. Het efficiënt concretiseren en detecteren van dit soort van correlatief verband is één van de diverse potentiële onderzoeksmogelijkheden van de methodologie topic-modeling. Een belangrijke opmerking die hierbij gemaakt dient te worden is het onderscheid tussen een diachroon en een synchroon onderzoek via de methodologie topic-modeling. Een diachronische analyse betreft de historische ontwikkeling van een sociaal fenomeen doorheen de tijd. Dit soort van onderzoek kan bijvoorbeeld de focus leggen op de historische ontwikkeling van één bepaalde krant. In het geval van dit onderzoek betreft het de chronologische ontwikkeling van de verzetskranten Actualité de R.A.F. en Indépendance tijdens de oorlogsperiode, maar eerder werd ook het voorbeeld van de Pennsylvania Gazette vermeld (Cfr. supra). Een synchronisch onderzoek focust zich daarentegen op gelijktijdige sociale fenomenen, waarbij de aandacht wordt gevestigd op een comparatieve analyse in dezelfde historische context. Voor de verzetspers zou dit bijvoorbeeld resulteren in een comparatieve analyse van het discours omtrent één bepaald oorlogsgebeurtenis tussen meerdere, of zelfs alle, verzetskranten. Het is dus overduidelijk dat deze innovatieve methodologie een sterke bijdrage levert aan de onderzoeksmogelijkheden en de inhoudelijke vernieuwing in de (verzets)historiografie. 3.3.4 Methodologische conclusie: complementariteit? Indien bij de methodologische evaluatie een eindbalans wordt opgemaakt, dan kan het volgende vastgesteld worden. Elke historiografische benadering bevat een bijdrage voor het bredere historiografisch debat. Maar daarnaast bevatten ze ook intrinsieke elementen die het onderzoeksperspectief beperken en kanaliseren op een bepaald segment van de sociale realiteit. In de verzetshistoriografie bestaan er diverse analyseperspectieven, en deze hebben allen inherente voor-en nadelen. Ze bieden allen verrijkende inzichten, maar zetten daarnaast ook enige ‘oogkleppen’ op die de complexe sociale realiteit simplificeren om deze vatbaar te maken. Het zijn 87
deze methodologieën die historici hanteren om de initiële vraagstellingen te beantwoorden omtrent dit onderdeel van de verzetsgeschiedenis. De kritische zelfreflectie over de vermelde voordelen en problematieken legt de basis voor een zelfbewuste realisatie van de mogelijkheden en de onmogelijkheden van deze methodologie. Zo gaat er onder meer een groot deel van de tekstuele, vormelijke en visuele bronneninformatie verloren bij de toepassing van topic-modeling. Daartegenover staat de toegevoegde informatie en analyseresultaten over de structurele discursieve patronen van het tekstcorpus. De problematiek kadert zich in het breder historiografisch debat omtrent methodologie en epistemologie. Al decennialang wordt het debat gevoerd omtrent de verhouding tussen de kwantitatieve en de kwalitatieve methodologieën en de positionering van de historiografie. Hierbij sloten de aanhangers van een meer kwantitatieve geschiedschrijving aan bij de nomothetische strekking onder de historici die de historiografie wensten te modelleren naar het voorbeeld van de positieve, exacte wetenschappen. In het kader van dit debat over de fundamenten van de historiografie is een strikte dichotome dualiteit tussen respectievelijk de kwantitatieve methodologieën en de kwalitatieve methodologieën achterhaald. Beide vormen één zijde van hetzelfde medaillon: ze vormen in feite een complementair geheel. Beide hebben als doel het accuraat analyseren van de complexe historische realiteit aan de hand van de beschikbare bronnen. Het is noodzakelijk voor de individuele historicus zich niet uitsluitend te integreren in één bepaalde stroming, of één bepaalde onderzoeksschool. De complexe en informatierijke historische bronnen worden het best benaderd vanuit een interdisciplinair en holistisch perspectief. Een symbiose van de onderzoeksmethodologieën is hierbij de meest optimale benadering van de complexe sociale realiteit, waarbij de kwalitatieve benaderingswijzen worden aangesloten met de kwantitatieve methodologieën en visa versa. Topic-modeling biedt in dit opzicht de mogelijkheid om bepaalde structurele aspecten van de verzetspers te analyseren, die niet of nauwelijks mogelijk zijn aan de hand van een meer kwalitatieve lezing. Maar het impliceert niet dat het statistisch model de historicus vervangt. Het vormt juist een instrument in de handen van elke historicus, die ermee aan de slag gaat om de initiële onderzoeksvraagstelling te beantwoorden. Het is nog steeds de historicus zelf die de afbakening en de parameters van het onderzoek bepaald. Het is nog steeds de historicus die de vraagstellingen en hypotheses poneert, en de onderzoeksresultaten hiertoe verifieert. En gedurende deze analyse en interpretatie kan de historicus beroep doen op kwalitatievere benaderingen van het bronnenbestand. Het gehanteerde discours kan onder meer aangesloten worden met een grondige analyse van de vormelijke en visuele aspecten die inherent zijn aan het gebruikte medium. Het streefdoel is hierbij een complementariteit van de analysemethodes. Vandaar dat er in deze scriptie ook uitvoerig aandacht besteed werd aan de vormelijke en materiële aspecten van het bronnenbestand. Het analytische perspectief was en blijft met andere woorden een dynamisch en dialectisch gegeven; Het fundamentele methodologisch en epistemologisch debat staat niet stil in de (verzets)historiografie. Steeds opnieuw worden er innovatieve winden geblazen, die de gebruikelijke benaderingen doen wegvagen. Deze alternatieve methodologieën bevatten naast hun analytische verrijkingen ook inherente valkuilen, waardoor ook zij op termijn moeten wijken voor analytische vernieuwingen. Dit academisch proces werd passend betiteld door Thomas Kuhn als ‘paradigm 88
shifts’. Indien de verzetshistoriografie als geheel geanalyseerd wordt is er echter nog veel ruimte voor nieuwe, alternatieve analyseperspectieven, zoals topic-modeling, die tot nog toe (ondermaats) zijn toegepast om ‘het verzet’ te benaderen. Het biedt talloze analytische, en daarbij ook inhoudelijke, verrijkingen voor het historiografisch debat omtrent de maatschappelijke omgang met het verzetsverleden. Hierbij werden eveneens de inherente valkuilen en problematische aspecten van deze methode besproken. Het eindresultaat is een positieve bijdrage, een meerwaarde voor het onbeslecht historiografisch debat en de maatschappelijke omgang met het complexe verzetsverleden van de Belgische samenleving.
89
4 Interpretatie en analyse van de onderzoeksresultaten In de voorgaande segmenten was het cruciaal om vooraleerst stil te staan bij de contextuele informatie omtrent het onderzoeksobject en het bronnenbestand. Dit hield een grondige analyse in van de totstandkoming van het bronnenbestand en het digitaliseringproces. Ook werd de algemene context waarin het verzet als geheel actief was geanalyseerd. Hierbij werd er onder meer stilgestaan bij problematieken zoals onder meer de censuur- en repressiemaatregelen, de materieel-logistieke context, de oorlogsontwikkelingen en de anonimiteitsproblematiek. De specifieke omstandigheden van beide verzetskranten, samen met de wetenschappelijke literatuur hieromtrent, zijn hierbij ook van cruciaal belang. Een fundamenteel aspect van de afbakening van het onderzoeksobject was een heldere formulering van het specifieke onderscheid tussen de diverse verschijningsvormen van de Belgische oorlogspers. Daarop werd ook het methodologisch-analytische aspect omtrent topicmodeling, samen met het theoretisch kaderwerk behandeld. In dit segment staat de inhoudelijke analyse en de interpretatie van de bronnen en de onderzoeksresultaten centraal.
4.1
Theoretische positionering: ‘The Linguistic Turn’ en discours-analyse
Voordat er wordt overgegaan tot de analyse en interpretatie van de onderzoeksresultaten, is het cruciaal om de interpretatieve uitgangspunten en het theoretisch kaderwerk van deze scriptie helder te formuleren. De initiële vraagstelling, alsmede de beoogde theoretische omkadering van deze masterscriptie berust ten dele op de recent ontwikkelde stroming in de historiografie genaamd de ‘Linguistic turn’. Hierbij wordt er bewust een theoretische en epistemologische positionering ingenomen in het breder historiografisch debat omtrent taal en discours. Taal en discours werd decennialang door diverse historici beschouwd als een transparant medium en weergave van de sociale realiteit die het beschreef. Woorden en begrippen werden beschouwd als representatieve weergaven van de complexe sociale realiteit. Maar de academische scepsis tegenover deze opvatting nam toe, voornamelijk na de jaren ’60. Deze interdisciplinaire scepsis beschouwde, globaal genomen, taal als een sociale constructie en constitutief voor het denken en observeren van de werkelijkheid. Het heden en het verleden wordt vanuit dit perspectief benaderd vanuit een linguïstisch standpunt dat stelt dat de sociale realiteit beschouwd en geanalyseerd wordt vanuit een taalkundige lens. Deze ‘lens’ wordt echter geblindeerd door verscheidene inherente vooronderstellingen die vervat zijn in het discours. Taal werd niet langer beschouwd als een neutraal medium van communicatie, waaruit men vanuit een positivistisch ideaal objectieve feiten kon afleiden. De perceptie van de werkelijkheid werd beschouwd als sociaal en linguïstisch geconstrueerd, en wordt vormgegeven door de taalkundige entiteit waarvan de historicus deel uit maakt. Taalkundige constructies zijn in dit opzicht non-referentieel; een discours of narratief is geen spiegelachtige weergave van de beschreven realiteit, maar geeft juist vorm aan deze sociale werkelijkheid. De postmoderne beweging bepleitte deze kritiek in een vergaande vorm, en stelde dat een narratief geen sociale realiteit belichaamd buiten de taalkundige constructie vervat in de weergave ervan. De beschreven entiteiten zijn, in dit opzicht, geen objectieve gegevens maar producten van een linguïstisch proces. Hoewel deze linguïstische benaderingswijzen pas echt tot uiting kwamen in wat de ‘Linguistic Turn’ genoemd wordt, was de intellectuele fundering voor deze beweging al enkele decennia voordien gelegd. Hierbij speelde het structuralisme van Ferdinand de Saussure een fundamentele rol. Diens theorieën omtrent het taalteken, met een onderscheid tussen het signifiant en het signifé, legden de focus op de arbitraire en verschuivende relatie tussen het concrete ‘object’ en de daaraan 90
toegeschreven taalkundige constructie. Naast deze saussuriaanse semiotiek, was de beïnvloeding van de historiografie door de semiotiek van Roland Barthes ook significant. De verschuiving van de onderzoeksfocus van sociale fenomenen in het algemeen, naar het specifieke discours was een ontwikkeling die aangestuurd werd door de werken van Foucault en diens (post)structuralistische premissen.208 Taal en discours reflecteert de bredere sociale context waarvan het deel uit maakt. Deze methodologische en epistemologische tendens in de geschiedschrijving ging gepaard met een toegenomen aandacht voor het discours in het algemeen, en de complexe interactie met de bredere sociale omgeving. Dit vormt vanuit een metaperspectief ook het uitgangspunt voor deze masterscriptie. Omtrent het begrip ‘discours’ bestaan er diverse afwijkende interpretaties. Een ruime interpretatie van het begrip beschouwt ‘discours’ als een breed sociaal-cultureel fenomeen, waaronder uitingen zoals bijvoorbeeld politieke gebeurtenissen of sociale instituties en praktijken kunnen geclassificeerd worden. De publicaties van Foucault zijn een frappant voorbeeld van deze bredere interpretatie van het concept. In het opzicht van de doestelling van deze masterscriptie wordt echter geopteerd voor een beperktere interpretatie van het begrip. Hierbij wordt ‘discours’ gelimiteerd tot het expliciete taalgebruik dat gehanteerd werd in de verzetspers. Dit wordt aangevuld met de vormelijke hulpmiddelen van de clandestiene pers die hiertoe aangewend werden ter ondersteuning van de boodschap. Deze opvatting van het concept staat toe het onderzoeksperspectief te viseren op het relevante discours in het bronnenmateriaal, waarbij aanvullend de interactieve relatie met de bredere sociale context kan worden bijgevoegd bij het analyse-concept. Het gehanteerde discours staat in nauw verband met de betrokken sociale context, praktijken en instituties; maar deze zijn geen intrinsiek onderdeel van het concept zelf, zoals bijvoorbeeld in de visie van Foucault. De premissen omtrent het ‘subject’ en individuele agency die aangenomen wordt in het theoretisch kader van deze scriptie beschouwd het subject niet als een volledig individuele, voluntaristische agens die namens zijn of haar eigen persoon ageert of een discours ontwikkeld en uitdrukt. Het discours dat gehanteerd wordt in de verzetspers is dus geen complete uiting van individuele expressie. Er wordt voorondersteld dat de individuen achter de verzetspers, zoals bijvoorbeeld de auteurs, de uitgevers, etc., namens hun groepering spreken en het standpunt van deze organisatie formuleren. De individuen en diens opvattingen krijgen mee vorm door hun sociale context en hun discursieve praktijk, en staan zo in interactie met de bredere sociale context van de maatschappij waarin zij te werk gingen. Met andere woorden construeert het discours dus mee het subject, en dit subject is geen volledig voluntaristische agens, maar eerder een subject die een positie inneemt namens een bredere groepering in een bredere sociale context. Het zwaartepunt van agency in de verzetspers wordt in dit perspectief dus geplaatst bij de verzetsgroeperingen en diens ideologische positionering. Dit analytisch kaderwerk wordt in de literatuur ook beschreven als Collective Action Frames (Cfr. Infra). Maar dit geheel betekent echter geen complete negatie van het individuele agency, aangezien het individu mee participeert in het construeren van de ideologische positionering van de bredere 208
Voor een diepere uitwijding over ‘The Linguistic Turn’ en de theorievorming omtrent het taalkundige aspect van de historiogriafie wordt er verwezen naar enkele cruciale monografieën hieromtrent: Clark E. History, theory, text: historians and the linguistic turn. Harvard University press, Cambridge, 2004. En Spiegel G. Practicing history: new directions in historical writing after the linguistic turn. Routledge, New York, 2005.
91
verzetsgroep. Daarnaast kan de individuele impact van bepaalde auteurs significant zijn in het vormgeven van de opvattingen van de andere groepsleden en de bredere sociale omgeving. Het individu is niet louter een onderdeel van een groter geheel, maar vervult een interactieve en construerende rol met de sociale omgeving waarin geageerd wordt. Deze onderlinge construerende interactie, waarbij het individu verbonden is met de bredere verzetsgroepering die op zijn beurt verbonden is met de bredere sociale omgeving, is een dynamisch proces die zich verder ontwikkelde naarmate de Tweede Wereldoorlog vorderde (Cfr supra en bijvoorbeeld het beschreven socialiseringsproces van A.A. Klumper). De verzetsgroepen ageerden en reageerden tegen de handelingen van de Duitse bezetter, en ontwikkelde daartoe een discours. Dit discours construeerde mee de sociale omgeving waarin de groeperingen ageerden. De verzetsgroepering als agens is meer dan louter een optelsom van de diverse individuen die ageerden namens deze groepering, maar werd steeds geconstrueerd door de individuele positionering van deze individuen en de bredere sociale omgeving waarin de groepering ageerde. Een culturele beïnvloeding en vormgeving impliceert niet een cultureel determinisme. De individuen achter de verzetsgroepen ontwikkelen een specifiek gezamenlijk discours, en hanteerden de bestaande mediamiddelen om dit discours wereldkundig te maken. Zo werd gepoogd de vooropgestelde doelstellingen te bereiken. De aanwezige sociale instituties werden zo ingezet als strategische ‘tools’ voor het verzet tegen de Duitse bezetter en alle actoren die collaboreerde met deze bezetter. Deze vooronderstelling van een zekere graad van individuele agency, vormgeven door de bredere sociale omgeving, wijkt af van de meer algemene structuralistische tendens in veel van de publicaties geschreven in het licht van de ‘Linguistic Turn’. Vaak werd in deze benadering de notie van een individuele agens verworpen. De hier gehanteerde notie van culturele beïnvloeding overlapt in zekere mate met het habitus concept dat door Bourdieu werd ontwikkeld. Hiermee wordt gesteld dat de verworven sociale instituties die het subject omgeven, worden doorgegeven en overgedragen vanaf de eerste fasen van de opvoeding.209 Deze culturele omkadering bevat de parameters van het sociaal en strategisch gedrag, en zijn dus ook van toepassing op de activiteiten van de verzetsgroepen die actief waren tijdens de Tweede Wereldoorlog. Aanvullend van belang voor deze analyse-uitgangspunten is de structuratie-theorie van Anthony Giddens.210 Een cruciaal element van diens structuratie concept is het dualiteitsaspect ervan. Giddens stelt dat de structurele bestandsdelen van sociale systemen beide medium en uitkomst zijn van de sociale praktijk die ze recursief organiseren. De focus ligt niet op de handelingen van individuele actoren of een grotere sociale entiteit. De handelingen en activiteiten worden echter beschouwd als recursief, waarbij ze niet gecreëerd werden door de betrokken individuen, maar wel gerecreëerd of gereproduceerd door de wijzen waarop de individuen zichzelf uiten als handelende actoren. Op deze wijze verliest de notie ‘cultuur’ haar deterministische aspect. Deze interactieve en dynamische interactie tussen het individu en de sociale omgeving, met een focus op de positie van het gehanteerde discours, kan in een doorgezette vorm leiden tot een historicistische opvatting die stelt dat de inhoud en waarde van de sociale instituties, begrippen en discours contextgebonden zijn met elk hun eigen waarde en normen. Deze positie wordt in het perspectief van deze masterscriptie echter niet ingenomen. Hoewel elke historische periode een zekere inhoudelijke eigenheid heeft die verbonden is met de context, is dit geen aparte entiteit an 209 210
Bourdieu P. Outline of a Theory of Practice. Cambridge, 1977, p. 80-91. Giddens A. The constitution of Society: Outline of the Theory of Structuration. Berkeley, 1986, p. 19-31.
92
sich, maar een geheel van een complexe dynamische ontwikkelingen van diverse maatschappelijke instituties. Deze factoren en vooronderstellingen zijn cruciaal bij de interpretatie van de onderzoeksresultaten die verkregen werden via een analyse met topic-modeling. Het softwareprogramma AntConc signaleert de statistisch significante woordverbanden, maar de interpretatie en inhoudelijke significantie van dit discours blijft nog altijd de absolute opdracht van de individuele historicus. 4.1.1 De ontwikkelingsprocessen Collective Action Frames en Framing Het eerder beschreven analytisch kaderwerk sluit aan met wat in de literatuur ook beschreven wordt als Collective Action Frames en het concept ‘framing’.211 De theorievorming hieromtrent poneert dat sociale bewegingen een eigen discours, een eigen vocabulaire en een eigen structuur ontwikkelen in de omgang met de contemporaine leefwereld om deze te identificeren, te omvatten en te interpreteren.212 Het biedt een kaderwerk voor betekenisgeving, organisatie en actie. De kerntaken van deze collectieve ‘frames’ zijn consensus-mobilisatie en actie-mobilisatie, waarbij er respectievelijk wordt gestreefd naar het overreden van het doelpubliek en de aansporing tot het nemen van actie.213 De constructie van deze frames gebeurt vaak op basis van een eigen victimisatie, waarbij er een ‘injustice frame’ gecreëerd wordt.214 Hierbij beschouwt de sociale beweging zichzelf als het slachtoffer van een bepaald onrecht gepleegd door een antagonist (Cfr. infra ‘Belgique Martyre’), waarbij de beweging zichzelf definieert als protagonist. Dit sociaal proces is van toepassing op de verzetsbewegingen tijdens de tweede wereldoorlog. Het proces genereert een sentiment van oppositie, verzet en rebellie en wordt overgenomen door de aanhangers van de beweging die deze autoriteit als onrechtvaardig beschouwen (‘Résistance’). Deze sociale groeperingen pogen om deze problematische situatie te voorkomen, te hervormen of te verwerpen. Hiervoor beroept de beweging zich op de identificatie van het sociale probleem, de oorzaak ervan, de antagonist die er verantwoordelijk voor is en de remedie voor het sociale probleem.215 Dit sociaal fenomeen is het zogenaamde diagnostische framing-proces. Het is een proces waarbij de sociale beweging zichzelf en de tegenstanders definieert en afbakend. Hierbij zijn een aantal factoren van belang. Zo wordt er een ‘boundary framing’ en een ‘adversarial framing’ uitgevoerd door de sociale bewegingen.216 Deze ontwikkelingen betreffen respectievelijk het aflijnen van de grens tussen wat als goed en slecht beschouwt wordt, en wie als protagonist en als antagonist wordt geconstrueerd. Indien dit theoretisch perspectief wordt toegepast op de verzetsbeweging wordt dit treffend geïllustreerd door enerzijds de vilificatie van de collaboratie, wat omschreven werd als landsverraad en kwaadaardig, samen met de ophemelijking van cruciale verzetsfiguren en geallieerde leiders zoals Charles de Gaulle en Winston Churchill. De specifieke invulling van dit diagnostisch proces, en de toewijzing van de verantwoordelijkheid, vindt niet altijd plaats op basis van een consensus. Hierdoor ontstaat er frictie en fragmentatie in de bredere sociale beweging. Deze tendens kan waargenomen worden met de zeer heterogene situatie van de verzetspers in de tweede 211
Cfr. Snow D. Framing Processes and Social Movements: an overview and assessment. In: Annual review of sociology, vol. 26, 200, p 611-639. 212 Ibidem, P 614. 213 Klandermans B. Mobilization and participation: social-psychological expansions of resource mobilization theory. In: American sociological review, 1984, p 583-600. 214 Gamson WA. e.a. Encounters with unjust authority. Homewood, Illinois, 1982, p 3. 215 Snow D. Framing Processes and Social Movements: an overview and assessment. In: Annual review of sociology, vol. 26, 200, p 616. 216 Gamson WA. Constructing social protest. In: Social Movements and Culture, 1995, p 85-106.
93
wereldoorlog (Cfr. supra). De theorievorming omtrent ‘resonance’, of de maatschappelijke beïnvloeding en impact van de sociale beweging als mobiliserende kracht, is niet direct van toepassing op verzetsbewegingen en de verzetspers. Een kernelement van deze mobiliserende capaciteit wordt namelijk toegewezen aan de consistentie, de geloofwaardigheid en de bekwaamheid van de sociale beweging. Maar in het geval van het verzet was één van de meest bepalende factoren voor de mobiliserende kracht van het verzet, of gebrek daaraan, niet enkel een intrinsiek kenmerk van de verzetsbeweging zelf. Een cruciale factor was eerder extern, namelijk de censuur- en repressiemaatregelen samen met het militair bewind van de Duitse bezetter. Conform de theorievorming omtrent Collective Action Frame doorlopen de sociale bewegingen een discursief proces waarbij de retorische en communicatieve instrumenten worden gehanteerd in relatie met de activiteiten van de beweging als geheel. Een cruciaal onderdeel hiervan is het zogenaamde frame articulatie, waarbij er bepaalde aspecten, evenementen of opvattingen benadrukt worden.217 Het biedt een conceptueel houvast, en staat toe het verband te leggen tussen de opvattingen van de sociale beweging en de contemporaine evenementen. Dit discursief proces wordt onder meer geïllustreerd door een leuze of slogan die door de sociale beweging gehanteerd wordt om de interne missie te kristalliseren. Voor de verzetspers wordt deze ontwikkeling onder meer geconcretiseerd met de frequent verschijnende slotzin in de verzetskrant Actualité de R.A.F. Deze luidde namelijk ‘On les aura les boches’, en bevat treffend en beknopt de (discursieve) doelstellingen en de motivatie achter de verzetsorganisatie. Hierbij is het ook van belang te vermelden dat de diverse ontwikkelingsprocessen van Collectieve Action Frames niet enkel top-down aangedreven worden, maar eerder stammen uit een dialectisch, dynamisch en interactief proces met de basis van de (verzets)beweging.218 Het ontwikkelingsproces van deze frames vindt niet plaats in een structureel of cultureel vacuüm. De culturele en politieke context bepaald de opportuniteiten, de mogelijkheden en de beperkingen van de sociale bewegingen. Een belangrijk aspect van de theorievorming hieromtrent focust zich op de contextuele politieke structuur. Veranderingen in de institutionele en/of informele verhoudingen van een politiek systeem kunnen de mogelijkheden van een sociale beweging drastisch bepalen.219 Dit is ten zeerste van toepassing voor de verzetsorganisaties tijdens de tweede wereldoorlog. De veranderende politieke situatie, namelijk de bezetting en de installatie van een nieuw militair bewind, limiteerde enerzijds de mogelijk van het verzet door middel van diverse censuur- en repressiemaatregelen. Maar anderzijds voorzag de bezetting de ultieme bestaansreden en voedingsbodem voor de ontwikkeling van een verzetsbeweging. Maar ook de culturele context heeft een significante impact op het ontwikkelingsproces. Het cultureel ‘kapitaal’ waarop de sociale beweging beroep kan doen bestaat onder meer uit de contemporaine opvattingen, ideologieën, sociale praktijken, narratieven en dergelijke meer.220 Zo kon bijvoorbeeld het communistische en socialistische verzet beroep doen op de bestaande ideologische en politieke organisatorische structuren en subculturen. Maar ook de culturele en psychologische erfenis van de eerste 217
Snow D. Framing Processes and Social Movements: an overview and assessment. In: Annual review of sociology, vol. 26, 200, p 623 218 Ibidem, p 625. 219 McAdam D; e.a. Comparative Perspectives on social movements opportunities, Mobilizing structures and framing. Cambridge, Cambridge University press, p 17. 220 Snow D. Framing Processes and Social Movements: an overview and assessment. In: Annual review of sociology, vol. 26, 200, p 626
94
wereldoorlog was fundamenteel voor de ontwikkeling van een verzetsbeweging tijdens de tweede wereldoorlog. Aan de hand van dit cultureel kapitaal kan de sociale beweging zich ontwikkelen, waarop het in een interactieve en dialectische relatie treed met de bredere culturele omgeving die op haar beurt beïnvloed wordt door de sociale beweging. Daarbij werd een eigen collectieve identiteit en subcultuur ontwikkeld die de gehele beweging omvatte. Dit uitte zich onder meer in het socialiseringsproces dat beschreven werd door de historicus A.A. Klumper (Cfr. supra). Maar ook het geviseerde doelpubliek kon een significante rol spelen in de ontwikkeling van een sociale beweging. Zo wordt de inhoudelijke en vormelijk structuur afgericht op de geviseerde doelgroep(en), en op de potentiële doelgroepen die verbonden kunnen worden aan de beweging als geheel. Deze ontwikkeling was ook van toepassing op de verzetskranten die in dit onderzoek centraal staan. Beide de kranten Indépendance en Actualité de R.A.F. beoogden de regionale, Franstalige bevolking. Er werd geopteerd een zo groot mogelijk doelpubliek te viseren, zonder de fundamentele ideologische onderbouwing te ondermijnen. Een middel hiertoe was onder meer de gratis verdeling van de verzetskranten. Inhoudelijk was de oorlogsleed van de regionale bevolking daarbij ook een centraal onderwerp in het gehanteerde discours (Cfr. resultaten infra). De theorievorming omtrent de ‘Linguistic Turn’, de verhouding tussen structure en agency, Collectieve Action Frames en framing biedt dus een stevig analytisch houvast voor de inhoudelijke interpretatie van de verzetspers. In de beschreven processen omtrent framing stonden vier cruciale factoren centraal: de actor die communiceert (de verzetsorganisatie), het gebruikte medium (de tekst/verzetskrant), de politieke en culturele context (bezetting, collaboratie en het militair bewind) en het beoogd doelpubliek (de eigen verzetsleden en de Belgische bevolking). Deze elementen hebben een fundamentele inhoudelijke impact op het tekstcorpus. Deze beïnvloedende aspecten moeten in achting genomen worden bij de tekstuele analyse en interpretatie van het discours van de verzetskranten.
4.2 Interpretatie en analyse van de onderzoeksresultaten : Actualité de R.A.F. Centraal staat de specifieke analyse en de interpretatie van de onderzoeksresultaten voor de verzetskrant Actualité de R.A.F. Hierbij zal er consequent dezelfde analytische structuur gehanteerd worden. Allereerst zullen de individuele onderwerpsgroepen samen met de constituerende kernbegrippen, de chronologische ontwikkeling van het onderwerp en het bredere discours omtrent het onderwerp besproken worden. Daarna zal het geaggregeerd discours geanalyseerd worden voor de gehele bezettingsperiode. In een latere fase gebeurt de comparatieve analyse ten opzichte van de verzetskrant Indépendance. Het is echter ook van cruciaal belang om te vermelden dat niet alle gepubliceerde edities van de verzetskrant Indépendance gepreserveerd zijn. De tweede uitgave van de clandestiene krant in de periode februari-maart 1942 ontbreekt in het tekstcorpus. 4.2.1 De compositie en de ontwikkeling van de kernonderwerpen Op basis van de onderzoeksresultaten die verkregen werden via de analysefunctie ‘Clusters/N-grams’ (Cfr. supra) kunnen de inhoudelijk significante onderwerpsgroepen van het tekstcorpus van de krant Actualité de R.A.F. samengesteld worden. Het achterhalen van de interne woordverbanden en relaties is een cruciale stap in de methodologie topic-modeling. N-grams is een statistische methode die gebruikt wordt in het achterhalen van woordenverbanden in tekstcorpora. Het analyseert een reeks verbonden woorden binnen een bepaalde tekstuele framework. Via deze stap worden de 95
meest significante woordverhoudingen achterhaald. Deze woordrelaties weergeven het dieperliggende discours dat in de tekst verwerkt is. Na de toepassing van een samengestelde stoplist, is de overbodige ‘ruis’ aan woorden uit de tekst gezuiverd. Hierdoor resteren enkel de meest betekenisvolle woorden waardoor het mogelijk wordt om de essentiële woordverbanden te distilleren. Deze stap vormt de fundering voor de samenstelling van de onderwerpen (topics). De statistische onderzoeksresultaten werden bijgevoegd als ‘Bijlage 2’ en werden gerangschikt op basis van statistische significantie. 4.2.1.1 Het onderwerp Patriotisme en Nationalisme Op basis van deze resultaten werden de volgende kernbegrippen gedistilleerd, die collectief het onderwerpsgroep ‘Patriotisme en Nationalisme’ constitueren.
Kernbegrippen Topic Patriotisme en Nationalisme
Aim* Belg* Chèr* Flamands et wallons Hero* Leopold Lion* Martyr*
Nation* Noble* Patri* Peuple* Roi* Union Vive
De classificatie van deze begrippen onder de noemer ‘Patriotisme en Nationalisme’ gebeurde, zoals vermeld in het methodologisch onderdeel, op basis van de statistische significantie, de inhoudelijke relevantie, de tekstuele context, de onderlinge logische connectie en ten slotte op basis van de bestaande wetenschappelijke literatuur. De constituerende woorden werden alfabetisch gerangschikt. De asterisk verwijst naar alle mogelijke varianten, synoniemen en misspellingen van het respectievelijke woord. Het begrip ‘Aim*’ verwijst daarmee bijvoorbeeld naar elke vervoeging en variatie van het werkwoord ‘Aimer’ die in het tekstcorpus voorkomt, alsook adjectieven zoals ‘Aimé’. Het tekstcorpus van Actualité de R.A.F. is duidelijk doordrongen van het onderwerp Patriotisme en Nationalisme. Het vormt één van de kernfundamenten van het discours. Hierbij staan verheerlijkende begrippen en adjectieven centraal zoals ‘Noble’, ‘Aimé’, ‘Hero’ en ‘chèr’. Indien het onderwerp nationalisme en het vaderland besproken werd, gebeurde dit steeds in relatie met deze beschrijvende begrippen. Daarnaast stonden ook nationalistische symbolen en begrippen centraal zoals koning Leopold III, de Belgische leeuw (‘Lion’), ‘Vive’, ‘Union’ (van de nationale leuze Union fait la force) en ‘Belge’. Opvallend is echter het feit dat de begrippen ‘Flamands et wallons’ steeds in dezelfde combinatie en in dezelfde context gehanteerd werden. De begrippen komen niet individueel voor in het gehele tekstcorpus. De nationale eenheid werd dus sterk benadrukt, waarmee er gepoogd werd de regionalistische verdeeldheid te overstijgen. Deze unitaire en verenigende tendens is een algemene ontwikkeling in de verzetsbeweging. Maar het specifieke discours, de gehanteerde begrippen, en de frequentie van het onderwerp is ten zeerste frappant. Daarnaast is ook de frequentie en de connecties van het woord ‘martyr’ van cruciaal belang. Het onderwerp nationalisme werd zeer vaak besproken in de context van een zelfbeeld van een Belgisch martelaarschap. De Duitse bezetting werd daarmee omschreven als een onderwerpende beproeving. 96
Dit retorisch instrument is een frequent voorkomende beschrijving van de nationale situatie ten tijde van de bezetting in de verzetspers. Onderstaande afbeelding illustreert deze tendens in de verzetspers. Het betreft een afbeelding uit de verzetskrant La Libre Belgique Ressiscitée, en benadrukt de wreedheden die de Duitse bezetter beging. Op het kruis staan de woorden ‘Belgique Martyre’. Deze beschrijvende begrippen werden zeer frequent gehanteerd in het verzetsdiscours ter vilificatie van de bezetting, en overlapt sterk met de eerder geciteerd theorievorming omtrent Collective Action Frames. Het verwoorden en het afbeelden van de bezetting en de oorlogssituatie in religieuze termen is een prominente ontwikkeling in deze verzetskrant (Cfr. het onderwerp religie infra). Ten slotte betreft het onderwerp voornamelijk conventionele nationalistische begrippen zoals ‘Nation’ (en alle varianten hiervan), ‘Patrie’ en ‘Peuple’.
221
Nadat de constituerende delen van het onderwerp ‘Patriotisme en Nationalisme’ gekend zijn, kan de chronologische ontwikkeling van de topic doorheen het tekstcorpus in kaart gebracht worden. Onderstaande grafiek geeft de gemiddelde frequentie van het onderwerp weer in de verschenen edities voor elk jaar van de periode waarin de verzetskrant actief was, namelijk 1940-1945. De frequentie refereert hierbij naar het kwantitatief voorkomen van het onderwerp in een bepaalde editie van de verzetskrant.
221
La Libre Belgique Ressuscitée en 1940, editie augustus 1941, nummer 14.
97
Het Onderwerp Nationalisme en patriotisme voor Actualité de R.A.F. 9,0 8,0
7,8
7,0 6,0 5,0 4,0
5,3
5,6
4,6
Gemiddelde frequentie onderwerp per editie
4,5 3,1
3,0 2,0 1,0 0,0 1940
1941
1942
1943
1944
1945
De tendens toont sterk de graduele toename van de frequentie en significantie van het onderwerp ‘Patriotisme en Nationalisme’. Een absoluut dieptepunt vormt het jaar 1943. Deze periode werd gekenmerkt door het kwantitatief zeer beperkt voorkomen van het onderwerp. Het vormde met andere woorden het minst nationalistische periode van de verzetskrant. De dalende trend zal zich echter sterk corrigeren, en zal uiteindelijk culmineren na de bevrijding in het jaar 1945. De frequentie ligt voor dat jaar meer dan dubbel zo hoog ten opzichte van het dieptepunt dat in 1943 werd bereikt. Een gemiddelde frequentie van 7,8 per editie is uitzonderlijk hoog voor een verzetskrant die doorgaans één à twee pagina’s telde. Het onderwerp ‘Patriotisme en Nationalisme’ doordringt hiermee structureel het gehele discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F. Nadat de samenstelling en de ontwikkeling van deze topic werd geschetst, kan er daarop het aanverwante discours en de gehanteerde retoriek omtrent dit onderwerp achterhaald worden. Het doel van de functie ‘Collocate’ (Cfr. supra) is het achterhalen van het discours omtrent de kernonderwerpen van de tekstcorpora. De auteur(s) van een tekstueel discours verbinden specifieke woorden met elkaar naargelang ze deel uitmaken van hetzelfde discours omtrent een gemeenschappelijk onderwerp. De auteur kan bijvoorbeeld het begrip ‘Führer’ gebruiken alsmede het begrip ‘Nazis’ wanneer er gesproken wordt over de Duitse bezetter. Deze woorden zijn dus verbonden met elkaar door middel van de topic ‘Duitse bezetter’. Om dit complex verband, namelijk het gemeenschappelijk onderwerp, te achterhalen wordt de onderzoeksfunctie ‘Collocate’ toegepast. Er wordt via deze functie dus gezocht naar statistisch en inhoudelijk sterke connecties tussen specifieke woorden en het gemeenschappelijk onderwerp dat deze woorden onderling verbindt. Onderstaande tabel geeft het structureel discours weer dat statistisch en inhoudelijk significant is voor het kernonderwerp ‘Patriotisme en Nationalisme’. De specifieke begrippen werden hierbij verder ingedeeld in inhoudelijk en logisch consistente subcategorieën.
98
Discours Patriotisme en Nationalisme Optimisme en toekomstverwachting avenir bonheur Courage délivrance désirs enflamme éveille fièrement flambeau fleurie Gloire glorieux heureux Honneur indivisible joie justice Liberté progrès promesses rallument renaître revenir rêves sauver sublime succès triomphant triomphe Vainqueur victoire vie Frankrijk coq française France Gaulle jeanne arc
Religieuze terminologie en sacraliteit Âme aveu canonisé céleste Christ Confiance croix destinée Dieu espérance espoir esprits éternel fidélité foi genoux immortalité immortel infidèles lumière pasteur père pieuse prier prière sacrale sacrée seigneur souhaiter Tombés Royalisme en nationale symbolen Albert brabançonne chevalier défendeur épée Fête force Souverain Trône
99
Nationale onderdrukking en verraad accablés adversité affrontés attaquée Colère conquis deuil douleurs épreuve fauteurs foudroyant funeste Gouffre martyrisant maudit Morts opprimés otage orgueil peur pleurs Prisonnier rage Sang secours Silence souffrance soumise trahir trahison Traîtres
Algemeen nationalistisch discours admiration admire aïeux amis Amour Braves citoyens communauté Devoir digne droits fraternité frères héroïques Histoire indépendance nation population
Deze kernbegrippen en woorden vormen het bredere discours dat gehanteerd werd omtrent het onderwerp ‘Patriotisme en Nationalisme’. Indien dit onderwerp besproken werd in het tekstcorpus, verliep dit aan de hand van deze retorische instrumenten. De begrippen vormen daarmee de concrete uitingen van het dieperliggend discours. Een opvallende vaststelling is de enorme frequentie en interconnectie tussen het onderwerp ‘Patriotisme en Nationalisme’ met een discours dat gecategoriseerd werd als Optimisme en toekomstverwachting, samen met een religieuze terminologie. Indien het vaderland besproken werd in het discours, gebeurde dit zeer frequent in connectie met een hoopvolle boodschap gericht op de toekomst in combinatie met een sterk katholieke en religieuze retoriek. Kernbegrippen in dit discours tonen sterk de hoop op de naderende overwinning (‘Triomphe’, ‘avenir’, ‘esperance’, ‘délivrance’, etc) verbonden met een zekere sacraliteit in de gehanteerde terminologie (‘espoir’, ‘prier’, ‘confiance’, ‘christ’, etc.). Frappant hierbij is het dichotome onderscheid dat gehanteerd werd in het discours, waarbij er een tweedeling werd gehanteerd tussen ‘fidélité’ en ‘infidèles’ in respectievelijk de zelfidentificatie en de diabolisering van de oppositie. Het nationalistische discours van Actualité 100
de R.A.F. wordt dus onmiskenbaar gekenmerkt door een verwevenheid en doordrongenheid van optimistische, toekomstgerichte en religieuze terminologie. Een tweede vaststelling die gemaakt kan worden is de wat omschreven werd als de royalistische subcategorie. Deze classificatie versterkt de eerder opgemerkte tendens waarin het gebruikt van de nationale symbolen centraal stond. Opvallend hierbij is de frequente van terminologie zoals ‘chévalier’, ‘défendeur’, ‘souverain’ en zelfs ‘Albert’. De koning werd hiermee duidelijk afgebeeld als de nationale beschermer die de Belgische soevereiniteit verdedigt. Hiermee werd ook beroep gedaan op de erfenis en nalatenschap van de eerste wereldoorlog, met de rol van koning Albert I als symbolische kracht. Deze vaststelling wordt bevestigd door een kwalitatieve steekproef van het tekstcorpus. ‘…Souvenez-vous ALBERT, Notre ROI CHEVALIER (17 Février I914) A l’ombre du tombeau, Il reste notre pillier...’222 Aan de hand van de eerder beschreven ‘Concordance’ functie (Cfr. Supra) kan zeer efficiënt het tekstcorpus doorgrond worden. Deze functie staat toe om een kwalitatieve steekproef uit te voerden om zo deze these te staven. De vaststelling wordt bevestigd indien de specifieke tekstuele context geanalyseerd wordt. Er wordt duidelijk gebruikt gemaakt van de oorlogserfenis en de symbolische kracht van koning Albert I, ‘Roi Chévalier’. Deze ontwikkeling is een algemene tendens in de vroege verzetskranten tijdens de tweede wereldoorlog (Cfr. Supra en de erfenis van de eerste wereldoorlog). Een andere zeer significante vaststelling is echter ook de sterke invocatie van Franse nationalistische terminologie en symbolen. De hoge frequentie van begrippen zoals ‘coq’, Française’, ‘De Gaulle’ en zelfs nationale symbolen zoals ‘Jeanne d’arc’ is zeer sterk. Het nationalistisch discours is niet uitsluitend van toepassing op België, maar ook op Frankrijk. Het feit dat een groot deel van het afzetgebied van de verzetskrant in noorden van Frankrijk lag is een evidente verklaring voor deze tendens. Er is dus naast de geografische oriëntatie ook een sterk inhoudelijke oriëntatie op Frankrijk, waarbij er beroep werd gedaan op de Franse nationale symboliek. Daarnaast is er ook een zeer sterke stroming aanwezig in het discours waarbij het vaderland besproken werd in de context van een onderdrukking door de Duitse bezetter, en het verraad door de collaboratie. Deze subcategorie in het nationalistisch discours werd daarbij ook passend beschreven als Nationale onderdrukking en verraad. Frequent gehanteerde begrippen zijn onder meer ‘Prisonnier’, ‘Souffrance’, ‘soumise’, ‘trahison’, ‘Traîtres’, etc. Deze begrippen concretiseren de eerdere vaststelling waarin het vaderland beschreven werd als ‘Belgique Martyre’. Hierbij wordt het leed en de onderdrukking sterk benadrukt. Ook de overlapping met religieuze terminologie is hierbij sterk aanwezig (‘martyrissant’, ‘deuil’, etc.). Ten slotte werden de meer courante en algemene nationalistische begrippen samen geclassificeerd. Deze categorie bevat evidente terminologie, zoals onder meer ‘citoyens’, ‘Communauté’ en ‘fraternité’. Een hoge frequentie van zulke unificerende begrippen is vanzelfsprekend voor het onderwerp ‘Patriotisme en Nationalisme’.
222
Actualité de R.A.F. Editie 22 februari 1942.
101
4.2.1.2 Het onderwerp Religie Een tweede kernonderwerp die onderscheden kan worden is het onderwerp religie. De constituerende begrippen die collectief het onderwerp ‘Religie’ samenstellen worden weergeven in onderstaande tabel.
Kernbegrippen Topic Religie
âme avenir chré* (van chrétien en alle varianten hierop) ciel* dieu esper* espoir
foi grâce* paix paradis prier* sacr* seigneur*
De cruciale elementen voor dit onderwerp zijn zeer katholieke en religieuze termen zoals onder meer ‘prier’, ‘foi’, ‘âme’, ‘chrétien’, ‘dieu’, etc. Opvallend is echter ook de sterke verbondenheid en interconnectie met de eerder vermelde toekomstgerichte en hoopvolle toon in het nationalistische discours. Hierbij staan begrippen zoals ‘avenir’, ‘espoir’, ‘paradis’, ‘paix’ en ‘esperance’ centraal. Er is dus een sterke interne verbondenheid waar te nemen in het discours omtrent religie, het nationale vaderland samen met een hopvolle en een optimistische toekomstverwachting. Kortom, het religieuze aspect van het discours in de verzetskrant Actualité de R.A.F. is onmiskenbaar. De verbondenheid die waar te nemen is in het discours en de onderwerpen onderling wordt veroorzaakt door het feit dat het discours structureel vervat is in een bepaald tekstcorpus. Dit corpus is een complex geheel dat niet in strikte classificaties te verwerken is. Een tekstuele bron vormt een interdependent geheel, waarin er onderlinge overlapping en interconnectie is tussen de besproken onderwerpen. Woorden en begrippen zijn hierbij linguïstische en retorische instrumenten die de constituerende delen kunnen zijn van meerdere onderwerpsgroepen vanwege hun meervoudige betekenis. De betekenis wordt bepaald door de tekstuele context van het begrip zelf. Na de compositie en doorgronding van deze tweede onderwerpsgroep, kan de chronologische ontwikkeling ervan samengesteld worden. Onderstaand grafiek geeft de gemiddelde frequentie weer van het onderwerp religie onderwerp in de verschenen edities voor elk jaar van de periode waarin de verzetskrant actief was. De frequentie refereert hierbij, zoals vermeld, naar het kwantitatief voorkomen van het onderwerp in een bepaalde editie van de verzetskrant.
102
Het onderwerp religie voor Actualité de R.A.F. Frequentie voorkomen onderwerp
8,0 7,4
7,0 6,0 5,0
4,7
4,0
Gemiddelde frequentie onderwerp per editie
3,6
3,0
3,0
2,8
2,0 1,0
0,8
0,0 1940
1941
1942
1943
1944
1945
Ook voor deze onderwerpsgroep valt een gelijkaardige tendens waar te nemen. Aanvankelijk kwam het onderwerp ‘Religie’ quasi niet voor in het tekstcorpus van de verzetskrant. Maar hierop volgde een zeer sterke en graduele toename van de frequentie en significantie van het onderwerp, waarbij een eerste hoogtepunt werd bereikt in het jaar 1942. Hierop zal de prominentie van het onderwerp echter zwaar afnemen met een sterke daling voor de periode 1943-1944. Net zoals het nationalisme vormde deze periode een dieptepunt voor het religieuze aspect van de verzetskrant Actualité de R.A.F. De dalende trend zal zich ook hier sterk corrigeren, met een absolute culminatie na de bevrijding in het jaar 1945. De frequentie ligt voor dat jaar meer dan dubbel zo hoog ten opzichte van het dieptepunt dat in 1944 werd bereikt. Ook hier is een frequentie van 7,4 een uitzonderlijk hoge waarde. Religie doordrong met andere woorden het structurele discours van de verzetskrant, met een absoluut hoogtepunt in het jaar 1945. De enige uitzondering hierop vormt het publicatiejaar 1940. ‘Religie’ verscheen voor dat jaar echter wel quasi eenmalig per editie, maar het onderwerp vormde voor deze periode echter nog geen structureel kernonderdeel voor het discours als geheel. Na de schetsing van de compositie en de ontwikkeling van het onderwerp ‘Religie’, werd er daarop het aanverwante discours omtrent dit onderwerp achterhaald. Onderstaande tabel geeft het structureel discours weer dat statistisch en inhoudelijk verbonden is aan de topic. Ook werden hier de specifieke begrippen verder ingedeeld in inhoudelijk en logisch consistente subcategorieën.
103
Discours Religie Hoop, optimisme en toekomstverwachting allégresse Amour avenir confiance désire destin espérance espoir gloire héroïque héros heureux idéalistes indépendance joie joyeux majesté miracle paradis persévérance promesse puissant ravi renaître rêve sauver Victoire triomphe Religieus Patriottisme belge Belgique grandeur Patrie pays roi royale vaillant vainqueurs
Sacraliteit en religieuze terminologie âme apôtre auréole bonheur charité ciel couronnée couvents créatrice dévotion domine esprits éternelle existence foi fraternité généreux grâces immortelle justice lumière maître noël paques père prélat prestige prière sacrée saint seigneur sentinelle serment Veritas vérité vœux
104
Religieus pessimisme en veroordeling van de bezetter en de collaboratie adoucir affreux boches chagrin châtiment crimes Degrelle deuil diable Douleur ennemi épouvante infidèles martyre maussade meurtrie misères mort mourir nazis ombre orgueil peur Pleurs Rex satan sombres souffrances tombe traîtres tristesse
Aanroeping van God genoux implorer plaider prier prions protège réclamer
Een evidente vaststelling voor het onderwerp ‘Religie’ is de hoge frequentie van de gehanteerde religieuze terminologie. Dit kan variëren van een eerder impliciete religieuze beïnvloeding, zoals het gebruik van begrippen zoals ‘Miracle’, ‘martyre’ of ‘éternelle’ indiceert, tot een expliciet katholiek en religieus taalgebruik. Deze expliciete terminologie uit zich in begrippen zoals ‘foi’, ‘apôtre’, ‘noël’ en dergelijke meer. Het tekstcorpus is duidelijk doordrongen van religieuze terminologie. Hieraan verbonden zijn de vele begrippen die direct gerelateerd zijn met de aanroeping van het goddelijke. Begrippen zoals ‘plaider’, ‘prier’ en ‘genoux’ (verbonden met het begrip knielen) indiceren allen een aanroeping van God, met de vraag naar verlossing en zegening. Deze these wordt bevestigt met de toepassing van een kwalitatieve steekproef. Indien het tekstcorpus doorzocht wordt via de ‘Concordance’ functie (Cfr. supra), dan kan het volgende waargenomen worden. Bijvoorbeeld het begrip ‘plaider’ werd steeds gehanteerd in een discours conform het onderstaand citaat:
105
‘…quand il plaider à dieu les germains s’en iront…’223 Deze terminologie werd dus recurrent gehanteerd in een tekstuele context waarin het goddelijke werd aanroepen. Het vormde een recurrente ontwikkeling in het discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F. Daarnaast indiceert het discours omtrent het onderwerp ‘Religie’ sterk de eerder vermelde tendens in het corpus. Er is een sterke interne verbondenheid waar te nemen in het discours omtrent religie, het nationale vaderland samen met een optimistische en hoopvolle toekomstverwachting. Woorden en begrippen zijn, zoals vermeld, linguïstische en retorische instrumenten die de constituerende delen kunnen zijn van meerdere onderwerpsgroepen vanwege hun meervoudige betekenis. De betekenis wordt bepaald door de tekstuele context van het begrip zelf. Vandaar dat hoopvolle en toekomstgerichte begrippen recurrent verschijnen in deze onderwerpen. Concrete illustraties hiervan zijn begrippen zoals ‘avenir’, destin’, ‘espoir’ en ‘rênaitre’. Maar ook het religieus patriotisme is sterk aanwezig in deze topic, met begrippen zoals ‘Royale’, ‘patrie’ en dergelijke meer. Kortom, het religieuze aspect van het discours doordringt en overlapt met de structurele boodschap van de verzetskrant Actualité de R.A.F. Een laatste vaststelling die waargenomen kan worden in het discours is de verwoording van de bezetting, de collaboratie en het oorlogsleed in religieus geïnspireerde terminologie. Eerder werd als het dichtotoom onderscheid geïndiceerd tussen het zelfbeeld als gelovige (‘fidélité’) en de tegenstander als ongelovige (‘infidèles’). Deze vaststelling wordt bevestigt en zelfs versterkt met het discours van het onderwerp ‘Religie’. Begrippen zoals ‘deuil’, ‘satan’, ‘diable’, ‘matyre’ en dergelijke meer werden doorheen het tekstcorpus gebruikt in de beschrijving van de Duitse bezetter (‘boches’, ‘nazis’) en de collaboratie (‘Rex’, ‘Degrelle’). Het viseren van de collaboratie met religieuze terminologie is hierbij opvallend. Deze terminologie werd mogelijk gehanteerd als retorisch instrument om de collaborateurs af te beelden als ongelovigen, en zelfs als satan, om op deze wijze diens positie te ondermijnen. De collaborerende beweging Rex benadrukte immers haar katholicisme. Het ondermijnen van deze religieuze zelfidentificatie kan dus mogelijk een onderdeel geweest zijn van de retorische strategie van de verzetskrant Actualité de R.A.F. in diens strijd tegen de collaboratie. Daarnaast is het ook zeer significant dat enkel de Franstalige collaboratie geviseerd werd. Enkel de groepering Rex en diens leider Degrelle werd geviseerd. Andere collaborerende bewegingen, zoals onder meer het Vlaams Nationalistisch Verbond vielen buiten schot. Ten slotte was het verwoorden van het oorlogsleed hierbij ook verbonden met het religieus discours. Het werd geconcretiseerd met eerder pessimistische terminologie zoals ‘douleur’, ‘souffrances, ‘maussade’ en dergelijke meer. Kortom: religie doordrong beide impliciet en expliciet het discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F. 4.2.1.3 Het onderwerp Bezetting en Collaboratie Een derde prominent onderwerp in het discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F. is de bezetting en de collaboratie. De onderstaande tabel geeft de constituerende kernbegrippen weer van dit onderwerp.
223
Actualité de R.A.F. editie 20 april 1941.
106
Kernbegrippen Topic Bezetting en Collaboratie
assass* barbar* boch* colla* crim* (van criminelle en alle varianten hierop) dictateur* ennemi* gestapo mensong*
naz* ordre nouv* orgueil* rage* rex* teuton* trahis* traîtr* vichy
Het frequente gebruik van beschrijvende begrippen met een zeer negatieve connotatie is een zeer prominent gegeven in dit onderwerp. Hierbij staan begrippen zoals ‘assassin’, ‘barbare’, ‘criminelle’, ‘mensonge’ en dergelijke meer centraal. Ook het gebruik van spotbenamingen zoals ‘boches’, ‘teuton’ en ‘traître’ komt zeer frequent voor. De geviseerde actoren aan de kant van de bezetter is evident gezien gelimiteerd tot begrippen zoals ‘nazi’, ‘ennemi’, ‘gestapo’ en de eerder vermelde spotnamen. Aan de zijde van de collaboratie is het ten zeerste significant dat de geviseerde groepen (Rex, Ordre Nouveau) sterk omschreven werden met begrippen die het landsverraad benadrukken, zoals ‘traître’ en ‘trahison’. Hierbij bevestigd de topic ook de eerder vermelde inhoudelijke oriëntatie ten opzichte van Frankrijk. Zo vertoont ‘Vichy’ een zeer sterke connectie met het onderwerp ‘Collaboratie’. Het eigenaardige is echter dat ook in dit geval enkel de Franstalige collaboratie werd geviseerd. Er werd geen vermelding gemaakt van de collaboratie aan Vlaamse zijde. Het confirmeert de regionale en Franse oriëntatie van deze verzetskrant. De onderstaande grafiek geeft de chronologische ontwikkeling weer van het onderwerp ‘Bezetting en Collaboratie’.
Het onderwerp bezetting en collaboratie voor Actualité de R.A.F. Frequentie voorkomen onderwerp
7,0
6,2
6,0
5,5
5,5 5,0
5,4
4,0 Gemiddelde frequentie onderwerp per editie
3,0 2,0 1,0
1,7 1,0
0,0 1940
1941
1942
1943
1944
1945
Een zeer opvallende vaststelling is de uiterst lage frequentie van het onderwerp ‘Bezetting en collaboratie’ in de vroege bezettingsperiode. Het onderwerp werd gemiddeld slechts éénmalig besproken in de edities van het jaar 1940. Een evidente verklaring voor dit fenomeen is het feit dat 107
de collaboratie en de bezetting nog niet sterk gevestigd waren, en in relatief opzicht het nog niet zodanig impactvol was ten opzichte van de latere bezettingsjaren. Dit wordt verder geïllustreerd door de enorme toename in de frequentie van het onderwerp. Voor de rest van de bezettingsperiode zal het onderwerp constant zeer prominent aanwezig zijn in het discours van Actualité de R.A.F. Het absolute toppunt werd bereikt in het jaar 1942. Dit jaar vertoont een zeer hoge frequentie, met een gemiddelde van 6,2 per verschenen editie. Deze hoge waarde bleef ook behouden voor de jaren 1943 en 1944. Het feit dat het jaar 1944 nog steeds zulke hoge scores vertoont is ook opvallend, wat indiceert dat het onderwerp in de directe periode na de bevrijding prominent bleef. In het jaar 1945 zal dit discours echter weer sterk afnemen. Maar ondanks deze daling bleef het echter nog steeds hoger ten opzichte van het dieptepunt dat in het jaar 1940 werd bereikt. Tijdens de bezetting was het onderwerp ‘Bezetting en Collaboratie’ dus een constante doorheen het discours van Actualité de R.A.F. Na de behandeling van de samenstelling en de chronologische evolutie van het onderwerp, werd het aanverwante discours omtrent dit onderwerp dieper geanalyseerd. Onderstaande tabel geeft het structureel discours weer dat verbonden is aan deze topic.
Discours Bezetting en Collaboratie Spot en veroordeling affreux affront assassins aveuglés bandit barbare barbarie bluff bourreaux brutal châtiment condamnation condamné criminels cruels dangereux dédain dérobant détesté dictateur effarés ensanglantes espionne exploits faux félon féroces furieux
grandiloquence gravement hideux honteux horreur horrible hurlant ignorance imposteurs impudent indignation infâme ingrats insensé lâche maudite méchants menaçant mensongère mensonges menteurs mentir méprisant mésentente monstrueux muets noire occupent
108
Propagande Gouffre rats remords sinistres sourd stupide terrible torture trahis trahissant traiteurs tyrans véhéments vigoureux voleurs
Repressie, Leed en het militair bewind attaque battu bombardements botte colère crimes défaite désespérée détresse douleurs fatigués forçent funèbres funeste fusillés fuyards haine malheurs martelés meurt misérable morts mourir ombre orgueil orgueilleux pâle pauvre
Actoren Adolf allemands Benito Bergendael collaboration Degrelle führer Goebbels Himmler Hitler Laval Mussolini rexistes soldats SS
Peril Peur pitié pleure poison prison prisonnier sang secours sombre souffre tombeau tragique trimballer triste troublé tués victime
109
Verzet, weerstand en strijdbaarheid anglais Angleterre batailles belge Churchill combattre contre de Gaulle droits force français France front lutte offensive patrie reculer Russie
Een eerste vaststelling die gemaakt kan worden omtrent dit discours is de overweldigende hoeveelheid aan negatieve, verwijtende en zelfs bespottende terminologie die gehanteerd werd om de bezetter en de collaboratie te omschrijven. Hierbij werd vooral de barbaarsheid, de brutaliteit en de tirannie van deze actoren benadrukt aan de hand van begrippen zoals onder meer ‘Barbarie’, ‘assassins’; ‘Bourreaux’, ‘Criminels’, ‘Tyrans’, ‘Voleurs’, etc. Een tweede aspect hiervan benadrukte de onbetrouwbaarheid en de leugenachtigheid van het bezettingsregime en de daaraan verbonden collaboratie (‘Menteurs’, ‘traiteurs’, ‘propagande’, ‘Mensonges’, etc.). Niet enkel de variëteit, maar ook de frequentie van de gehanteerde woorden is uitzonderlijk hoog. Deze retorische instrumenten doordrongen op een diepgaande wijze het beschrijvende discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F. De actoren die geviseerd werden met dit taalgebruik waren ook zeer divers. Hiertoe behoren de evidente Asmogendheden en de daaraan verbonden individuen en groeperingen, zoals Himmler, Goebbels, de SS, etc. Opvallend is echter wel de eurocentrische oriëntatie van de geviseerde actoren. Zo werd Benito Mussolini frequent vermeld, maar de Aziatische Asmogendheid Japan kwam echter niet voor in het discours van de verzetskrant. Deze eurocentrische benadering was ook van toepassing op de verzetsactoren en de geallieerden (Cfr. infra). Daarnaast bevestigd het discours ook de eerder vermelde inhoudelijke oriëntatie ten opzichte van Frankrijk. Hierbij werden de Franse collaboratie geviseerd, zoals onder meer de Franse Vichy-regering met Pierre Laval. Intrinsiek verbonden aan het onderwerp ‘de bezetting en de collaboratie’ was het discours omtrent het verzet en de weerstand hiertegen. Hierbij werden voornamelijk begrippen gebruikt die de strijdbaarheid benadrukten, zoals onder meer ‘offensive’, ‘lutte’, ‘combattre’, ‘front’ en dergelijke meer. De actoren die vermeld werden in deze strijdbare retoriek waren ook zeer eurocentrisch. Het betreft voornamelijk de Franse en Britse mogendheden en diens leiders, zoals Churchill en De Gaulle, maar ook de Sovjet-Unie. Dit is frappant, aangezien veel verzetskranten niet openlijk steun betuigden 110
aan de Russische bijdrage in de strijd (Cfr. Algemene ontwikkelingen supra). Ook vanwege het sterk religieuze karakter van Actualité de R.A.F. is dit een noemenswaardige ontwikkeling. Opvallend is echter wel het vermelde eurocentrisme, waarbij er quasi geen vermelding werd gemaakt van de Amerikaanse bijdrage. Zelfs niet na de intrede van de Verenigde Staten in de tweede wereldoorlog. Gecombineerd met de omissie van Japan, bevestigd het daarmee de eurocentrische benadering van de oorlog door deze verzetskrant. Ten slotte is het discours omtrent de onderdrukking, de bezetting en het oorlogsleed ook zeer extensief. Hierbij ligt sterk de nadruk op de kwalijke gevolgen voor de Belgische bevolking, met begrippen zoals ‘Colère’, ‘douleurs’, ‘fatigués’, ‘malheurs’, ‘misérable’, ‘morts’, ‘prison’ en ‘victime’. Maar ook het militaire en bezettende aspect werd uitvoerig beschreven met begrippen zoals ‘battu’, ‘Attaque’, ‘forçent’ en ‘défaite’. Kortom het onderwerp ‘Bezetting en Collaboratie’ was niet enkel uitvoerig in het discours aanwezig wat betreft de absolute frequentie, maar ook wat betreft de uitgebreidheid en variëteit van de gehanteerde begrippen. Deze ontwikkeling was een constante voor de gehele bezettingsperiode. 4.2.1.4 Het onderwerp Verzet Verbonden aan het voorgaande onderwerp ‘Bezetting en Collaboratie’ is evident gezien een ander zeer prominent onderwerp, namelijk de topic ‘Verzet’. De onderstaande tabel geeft de constituerende kernbegrippen weer van dit onderwerp.
Kernbegrippen Topic Verzet
Angl* (van ‘Anglais’ en alle varianten hierop) Churchill Franc* Gaulle
Libert* Triomp* Vict* (van ‘victoire’ en alle varianten hierop)
De eerder vermelde eurocentrische ontwikkeling, met een sterke focus op de bijdrage van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, lijkt ook in dit geval zich te bevestigen. De kernfundamenten zijn tweeledig. Enerzijds wordt de bevrijding en de overwinning sterk benadrukt, met kernbegrippen zoals ‘Triomphe’, ‘Victoire’, ‘Liberté’ en alle varianten hiervan. Daarnaast ligt de nadruk sterk op de actoren die ten zeerste betrokken zijn in de oppositie tegen de Asmogendheden. Opvallend hierbij is wel dat de nadruk voornamelijk ligt op buitenlandse actoren die zich verzetten en die streden tegen het Derde Rijk en diens bondgenoten. Vooral de rol van Churchill en De Gaulle werd hierbij benadrukt. Maar de binnenlandse verzetsbewegingen, zoals onder meer het Onafhankelijkheidsfront (Cfr. supra), werden niet vermeld. Een verklaring hiervoor is mogelijk de divergerende ideologieën van de verschillende verzetsorganisaties. De onderstaande grafiek geeft hierbij de chronologische ontwikkeling weer van het onderwerp ‘Verzet’.
111
Het onderwerp verzet voor Actualité de R.A.F. 6,0
5,2
5,0
4,7 4,2
4,0 3,2
3,0 2,0
2,9
Gemiddelde frequentie onderwerp per editie
1,8
1,0 0,0 1940
1941
1942
1943
1944
1945
De ontwikkeling van het onderwerp ‘Verzet’ vertoond initieel een gelijkaardige evolutie conform de ontwikkeling van de topic ‘Bezetting en Collaboratie’. De laagste waarde voor dit onderwerp werd namelijk behaald in het eerste bezettingsjaar, met een relatief lage frequentie van gemiddeld 1,8 per editie. Een evidente verklaring voor dit fenomeen is het feit dat de collaboratie en de bezetting nog niet sterk gevestigd waren, en in relatief opzicht het nog niet zodanig impactvol was ten opzichte van de latere bezettingsjaren. De drijfveer achter een sterke verzetsbeweging was met andere woorden in relatief opzicht nog niet zo nijpend zoals het in de overige jaren van de bezettingsperiode zal zijn. Dit wordt verder geïllustreerd door de hogere frequentie van het onderwerp voor de andere bezettingsjaren. De tendens zal een absoluut hoogtepunt bereiken in 1942, met een zeer hoge frequentie van gemiddeld 5,2. Het jaar 1942 was daarmee het absolute culminatiemoment in het discours omtrent het verzet tegen de Asmogendheden. Opvallend is echter wel de graduele afname van de intensiviteit van dit disccours voor de rest van de bezettingsperiode. De frequentie bleef nog relatief hoog, maar de afname is frappant. Zeker indien dit afgezet wordt tegen de algemene verzetsontwikkelingen, waarbij de intensiviteit en de gewelddadigheid van het verzet juist toenam naarmate de bezetting vorderde (Cfr. de algemene context supra). Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat de gematigde verzetskrant Actualité de R.A.F. niet te situeren is in deze intensieve en gewelddadige verzetsstroming. De relatief lagere waarde voor het jaar 1944, wat de bevrijdingsperiode bestreek, is hierbij ook eigenaardig. Zo lijkt het verzet als collectieve beweging niet te kapitaliseren op de bevrijding, alleszins in het discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F. Een mogelijke verklaring hiervoor is de sterke inhoudelijke oriëntatie van deze clandestiene krant op de geallieerde machten. De snelle bevrijding door de geallieerde troepen verklaard daarbij mogelijk deze ontwikkeling in het discours van de verzetskrant. Dit was immers een meer algemene ontwikkeling voor de bevrijdingsperiode (Cfr. de impact van het verzet supra). Daarnaast blijft het onderwerp, ondanks de afname, frequent aanwezig na de bevrijding, met een gemiddelde frequentie van 2,9. Het onderwerp was na de bevrijding daarmee sterker aanwezig in het discours ten opzichte van het eerste bezettingsjaar.
112
Na de behandeling van de samenstelling en de chronologische evolutie van deze topic, werd het aanverwante discours omtrent dit onderwerp dieper geanalyseerd. Onderstaande tabel geeft het structureel discours weer dat verbonden is aan deze topic.
Discours Verzet Optimisme en motivatie avenir bientôt braves confiance courage délivrance désirs écrasent espérance fidèle finale flambeau flamme foi fusillés gagner héroïque heureux justice libération liberté martyrs paix promesses ranimer ravivé rêve réveille sauver succès sûrement ténacité vainqueurs victoire
Geviseerde actoren en diens omschrijving axis Berlin boches collaborateurs crimes Darlan Degrelle dictateurs ennemis germains Hitler Italie italiens Laval maréchal marmots Mussolini nazis nouveau ordre Pétain prussiens Rex teutons traître Propaganda en de verzetspers Goebbels journal mensonge mensongères presse propagande radio vérité
113
Nationalistisch verzet aimée belges Belgique Clemenceau drapeau fier force gloire glorieux grandeur invincible jeanne arc lion nationale pays roi triomphant tutelle union vive
Oorlogsontwikkelingen air armes aviateurs ciel combat conquises défendre destruction eaux front guerre lutte marins mer mitraille océan ports sauveur soldat terre
Geallieerden en bondgenoten alliés Américains Amérique Angleterre français France Paris Roosevelt Russie Saxons tigre Winston Een eerste observatie die gemaakt kan worden is het uitgebreide discours omtrent een toekomstgericht optimisme en het gebruik van motiverende en mobiliseerde terminologie. Dit is een evident ontwikkeling voor de verzetspers, aangezien het cruciaal was om zo beide het nationale moreel en de eigen verzetsbeweging te stimuleren en aan te zetten tot verzet tegen de Duitse bezetter. Hierbij werden begrippen gehanteerd zoals onder meer ‘délivrance’, ‘Confiance’, ‘courage’, ‘Gagner’, Libération, ‘Promesses’, ‘Vainqueurs’, etc. Hieraan verbonden is het sterk nationalistisch discours dat gehanteerd werd. Centraal in deze tendens staan woorden zoals ‘union’, ‘Roi’, ‘Lion’, ‘Drapeau’ en dergelijke meer. Het verzetsdiscours overlapt dus in zekere mate met het eerder beschreven nationalistisch en religieus discours. Tussen deze onderwerpen bestaat er dus een complexe interconnectie en interdependentie. Ze maken met andere woorden deel uit van hetzelfde complex tekstueel geheel.
114
Opvallend hierbij is ook de sterke inhoudelijke oriëntatie ten opzichte van Frankrijk. Zo werd er frequent gebruik gemaakt van Franse nationale symbolen, zoals onder meer Clemenceau en Jeanne d’Arc. De invocatie van deze nationale symbolen diende om ook de Franse bevolking te motiveren en aan te zetten tot de strijd tegen de bezetter, net zoals Clemenceau dat deed tijdens de Grote Oorlog. Met de figuur Clemenceau werd ook duidelijk beroep gedaan op de oorlogserfenis van de eerste wereldoorlog (Cfr. supra). Ook wat betreft de geviseerde actoren, en diens omschrijving in het discours, valt de Franse beïnvloeding waar te nemen. Het discours omtrent het onderwerp ‘Verzet’ is doordrongen van actoren die behoorden tot de collaboratie, beide in Frankrijk en in België. Voorbeelden hiervan zijn ‘Degrelle’, Rex’, ‘Laval’, ‘Darlan’, ‘Nouveau ordre’, maar ook ‘petain’ en ‘maréchal’. De collaboratie, inclusief de Franse, vormde de kern van de actoren die geviseerd werden in het discours van Actualité de R.A.F. Opvallend is echter weer het gegeven dat er geen Nederlandstalige collaborerende groeperingen en individuen geviseerd werden (Cfr. supra). Daarnaast staan ook de evidente Asmogendheden centraal (‘Boche’, ‘Italie’, ‘Hitler’). Hierbij moet echter vermeld worden dat het uitsluitend de Europese Asmogendheden betreft, aangezien ook in dit geval geen vermelding gemaakt wordt van het strijdtoneel in Azië tegen het Japanse Keizerrijk. Maar ook de gecensureerde pers en de propaganda-organen van het militaire bestuur werden geviseerd in het discours. Dit uitte zich onder meer in begrippen zoals ‘propagande’, ‘presse’, ‘Mensongères’, ‘Journal’ en ‘Goebbels’. Het is een evidente ontwikkeling in het discours van een verzetskrant, dat er een dichotoom contrast werd gemaakt tussen propaganda en ware berichtgeving. (‘vérité’). De verzetspers definieerde zichzelf namelijk in oppositie tegen deze censuur en propaganda. Het vormde de bestaansreden en de motivatie voor de zelfidentificatie en definiëring als verzetskrant. Wat betreft de invocatie van de bondgenoten in het verzet tegen de Asmogendheden en collaboratie zijn ook opvallende ontwikkelingen waar te nemen. De eerder vermelde tendens is ook hier van toepassing, waarbij de nadruk voornamelijk lag op de Franse en Britse bondgenoten. Vooral de symbolische macht van Winston Churchill werd gehanteerd in het mobiliserende discours. Er zijn zeer frequent varianten en symbolische benamingen terug te vinden, zoals onder meer ‘Winston’ en zelfs ‘tigre’. De these wordt bevestigd indien een kwalitatieve steekproef wordt uitgevoerd via de ‘Concordance’ functie. Onderstaand citaat is afkomstig uit de editie van maart 1941: ‘Churchill tigre comme Clemenceau, regarde l'avenir; Deteste sa foi vivante chaque jour rejeunir!’224 Het citaat gebruikt beide de symbolische kracht van Winston Churchill en van de oorlogsheld Clemenceau om de (Franse) bevolking te motiveren en te mobiliseren. Het is slechts één van de vele citaten die op een kwalitatieve wijze deze these bevestigen. Daarnaast is opvallend dat ditmaal wel de contributie van de Verenigde Staten erkend werd in het verzetsdiscours. Hierin staat voornamelijk de figuur Roosevelt centraal. En in zekere mate werd ook de Russische bijdrage in de strijd tegen de Asmogendheden vermeld. In relatief opzicht komt dit minder frequent voor in het discours. Dit vormt, zoals vermeld, een prominente ontwikkeling in de algemene verzetspers (Cfr. supra). 224
Actualité de R.A.F., editie maart 1941.
115
Ten slotte vormen de concrete oorlogsontwikkelingen een essentieel onderdeel van het bredere discours omtrent het onderwerp ‘Verzet’. Frappant is dat voornamelijk het strijdtoneel in de lucht als op zee centraal stond. Dit werd onder meer geconcretiseerd met begrippen zoals ‘eau’, ‘mer’, ‘océan’, ‘marins’, ‘ports’, ‘air’, ‘aviateurs’ en ‘ciel’. Deze ontwikkeling verklaard mede de sterke nadruk op het Verenigd Koninkrijk en Churchill in het verzetsdiscours. De Royal Air Force en de Royal Navy waren namelijk één van de meest geduchtste tegenstanders van het Derde Rijk, beide wat betreft de luchtmacht en de marine. Deze these wordt bevestigd indien er een kwalitatieve steekproef wordt uitgevoerd. ‘…Car l’Angleterre veille toujours en sentinelle; toujours royal air force déniche les boches…’225 Bovenstaand citaat is afkomstig uit de verzetskrant Actualité de R.A.F. van de periode januari 1941. Het benadrukt sterk de rol die het Verenigd Koninkrijk speelde in het verzet tegen de Asmogendheden (‘Boches’), beide symbolisch en militair. Indien deze ontwikkelingen geplaatst worden naast het feit dat er in het verzetsdiscours geen vermelding werd gemaakt van de binnenlandse verzetsgroepen zoals het Onafhankelijkheidsfront, gecombineerd met de sterk internationalistische oriëntatie van Actualité de R.A.F., kan er gesteld worden dat voor de verzetskrant in feite een tweeledig verzet en strijd gevoerd werd tegen de collaboratie en de Asmogendheden. Enerzijds had men het interne, binnenlandse verzet tegen actoren zoals onder meer de bezetter en de collaboratie. Centraal stond hier de Franstalige collaboratie met Rex en diens leider Degrelle. Maar de meeste inhoudelijke aandacht van de verzetskrant werd besteed aan de buitenlandse, internationale strijd en verzet tegen de Asmogendheden. De centrale actor was hier het Verenigd Koninkrijk met Churchill als leidersfiguur. Daarnaast beriep de verzetskrant zich ook op de symbolische kracht van De Gaulle, en vermelde daarbij in mindere mate ook de contributie van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Hiermee vormde het onderwerp ‘Verzet’ een vierde kernonderwerp van het discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F. 4.2.1.5 Het onderwerp Oorlogsgebeuren en -ontwikkelingen Een rode draad doorheen het tekstcorpus en de besproken topics waren evident gezien de ontwikkelingen van de tweede wereldoorlog. Vandaar dat de laatste cruciale topic voor Actualité de R.A.F. het onderwerp ‘Oorlogsgebeuren en –ontwikkelingen’. De onderstaande tabel geeft de constituerende kernbegrippen weer van dit onderwerp.
Kernbegrippen Topic Oorlogsgebeuren en -ontwikkelingen ameri* guer* batail* mitrail* bomb* mort* front* vain* (van ‘vaincre’ en alle varianten hierop) gagn* Een eerste vaststelling die hierbij gemaakt kan worden is dat het discours omtrent de militaire oorlogsontwikkelingen fundamenteel de focus legt op andere actoren in vergelijking met de voorgaande onderwerpen, en met name het onderwerp ‘Verzet’. De centrale voor het verzet en de strijd tegen de collaboratie en de bezetting waren voornamelijk Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, 225
Actualité de R.A.F. editie januari 1941.
116
en in mindere maten de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Maar indien de militaire ontwikkelingen werden besproken in het discours van Actualité de R.A.F. stond de bijdrage van de Verenigde Staten centraal. Op militair vlak werd er dus inhoudelijk en kwantitatief gezien het meeste beroep gedaan op de Amerikaanse bijdrage. Dit is een significante vaststelling, aangezien Amerika pas in het jaar 1941 militair betrokken raakte met de tweede wereldoorlog. De militaire strijd werd met andere woorden voornamelijk toegeschreven aan de Verenigde staten, terwijl het verzet en de oppositie voornamelijk in het discours werd verwoord aan de hand van de actoren Frankrijk (De Gaulle) en het Verenigd Koninkrijk (Churchill). Ook opvallend is de sterke nadruk op optimistische en triomfantelijke terminologie in het discours omtrent de militaire ontwikkelingen. Begrippen zoals ‘gagner’ en ‘vaincre’ staan hierbij centraal. Indien het onderwerp ‘Oorlogsontwikkelingen’ dus in het discours besproken werd, werd dit voornamelijk verwoord met triomfantelijke terminologie en geallieerden actoren. Deze ontwikkeling in het discours overlapt sterk met de eerder beschreven optimistische en toekomstgerichte tendens. Daarnaast zijn evidente termen gerelateerd aan oorlog en strijd constituerende elementen van deze categorie, zoals onder meer ‘Bataille’, ‘guerre’, ‘front’ en ‘mitraille’. Indien de ontwikkeling van het onderwerp ‘Oorlogsgebeuren en –ontwikkelingen’ chronologisch wordt weergegeven, dan kan het volgende vastgesteld worden.
Het onderwerp Oorlogsgebeuren en ontwikkelingen voor Actualité de R.A.F. 6,0
5,7
5,5 5,0 4,6
5,0
4,0
4,0 3,0 2,0
Gemiddelde frequentie onderwerp per editie 2,0
1,0 0,0 1940
1941
1942
1943
1944
1945
Een zeer opvallende vaststelling is ook in dit geval de relatief lage frequentie van het onderwerp ‘Oorlogsontwikkelingen’ in de vroege bezettingsperiode. Het onderwerp werd gemiddeld slechts tweemaal besproken per editie in het jaar 1940. Een evidente verklaring voor dit fenomeen is het feit dat de tweede wereldoorlog nog niet sterk gevorderd was, en in relatief opzicht het nog niet zodanig grootschalig was ten opzichte van de latere bezettingsjaren. Deze tendens wordt verder geïllustreerd door de enorme toename in de frequentie van het onderwerp. Voor de rest van de bezettingsperiode zal het oorlogsgeburen constant prominent aanwezig zijn in het discours van Actualité de R.A.F. Na een verdubbeling van de frequentie voor het jaar 1941 werd er in 1942 het eerste toppunt bereikt. Dit jaar vertoont een zeer hoge frequentie, met een gemiddelde van 5,5 per verschenen editie. Een mogelijke verklaring hiervoor is het absolute belang van het Oostfront ien de 117
Slag om Stalingrad in de oorlogsberichtgeving. Deze hoge waarde bleef ook behouden voor de jaren 1943 en 1944. Hierbij moet echter wel de beperkte afname in het jaar 1943 vastgesteld worden. De frequentie bleef echter nog steeds hoog voor dit jaar, maar ten opzichte van het voorgaande jaar was de daling toch aanzienlijk. Het feit dat het jaar 1944 nog steeds zulke hoge scores vertoont is ook significant, wat indiceert dat het oorlogsonderwerp in de directe periode na de bevrijding zeer prominent bleef. Opvallend is echter dat het absolute toppunt werd bereikt in het jaar 1945. Dit is frappant gezien het feit dat België al reeds bevrijdt was, en door het feit dat Actualité de R.A.F. bleef publiceren tot na de tweede wereldoorlog zelf. Hiernaast behandelde de verzetskrant voornamelijk de Europese ontwikkelingen, waarbij de oorlogsontwikkelingen in Azië in relatief opzicht minder frequent besproken werden in het discours. Het was deze strijd tegen Japan die chronologisch gezien langer aansleepte. Een daling in de gemiddelde frequentie was dus te verwachten vanwege deze factoren. Maar het tegenstelde doet zich voor, met een culminatie van de gemiddelde frequentie met 5,7 per verschenen editie. Het onderwerp ‘Oorlogsgebeuren en –ontwikkeling’ was een constante doorheen het discours van Actualité de R.A.F. Onderstaande tabel geeft het structureel discours weer dat verbonden is aan het onderwerp ‘Oorlogsgebeuren en – ontwikkeling’. Hierbij werden de specifieke begrippen verder ingedeeld in inhoudelijk en logisch consistente subcategorieën.
Discours Oorlogsgebeuren en -ontwikkeling Oorlogsleed agonie barbare bête carnage chaos choc colère défaite détresse douleurs écroule effrayant enflammé éprouve épuisés évacuation fureur graves inhumain injustement lugubre malheur maudite
meurtries monstrueux morts mourir ombre panique perdu pertes peur pire pleure prisonniers rage remords saignés sang sanglotant souffrance stupeur terrible tombes tragique triste tués
118
Oorlogsontwikkelingen atlantique bataille désert Europe fronts Grèce Kiev légionnaires Lybie mers monde mondiale Moscou objectifs offensive Rhin Russie secteur Stalingrad tanks terrain Ukraine
De Asmogendheden allemand axe bandits Berlin boches criminels empire envahisseurs Goebbels Himmler Hitler hitlérienne Italie japon Mussolini nazis nippons paris Satan vaurienne vichy
Militaire terminologie en retoriek armées bateaux battent battu bombes brigands briller brisé canons champ combat coups engins épée force forteresses lance lutter mitraille navale navires obus sabre soldats terre tonnerre Luchtoorlog Aviateur air ciel firmament royal air force Geallieerden en bondgenoten alliés Amérique anglais Angleterre Belgique Churchill français France Roosevelt Russe Timoschenko
119
Overwinning en optimisme audace avance avantage aventure confiance efforts espérance espoir fièrement future gagner gain glorieux héroïque héros invincible justice liberté miracle paix persévérance progressent succès vaillant vainqueur vengés victoire trêve Ook in dit onderwerp stond er een tendens centraal die zeer sterk het oorlogsleed benadrukte dat verbonden was aan de oorlogsontwikkelingen, beide qua woordfrequentie en woordvariatie. Hierbij werd vooral de nadruk gelegd op het onrecht (‘inhumain’, ‘injustement’), de verliezen (‘pertes’, ‘perdue’, ‘défaite’) en de brutaliteit van de oorlog (‘morts’, ‘colère’, ‘détresse’, ‘douleurs’). Het verwoorden van het oorlogsleed vormt daarmee een cruciaal element van het discours omtrent de oorlogsontwikkelingen. In de omschrijving van de concrete oorlogsgebeurtenissen valt de sterke nadruk op het Oostfront op. Hierbij werd vooral de focus gelegd op de oorlogsontwikkelingen in ‘Stalingrad’, ‘Ukraine’, ‘Kiev’, ‘Moscou’, ‘Karkov’ en ‘Russie’. Dit is een zeer significante ontwikkeling, aangezien de nadruk sterk lag op de militaire ontwikkelingen aan het Oostfront, terwijl er in relatief opzicht slechts zelden de Russische bijdrage aan de strijd tegen de Asmogendheden vermeld werd. Deze omissie van de Sovjet-Unie komt sterk overeen met de algemene ontwikkelingen in de verzetspers (Cfr. supra). Andere strijdtonelen die frequent besproken werden in het discours was het conflict in Noord-Afrika (‘Désert’, ‘Lybie’), de strijd om de Rijn (‘Rhin’) en het conflict in Griekenland(‘Grèce’). Ook het mondiale aspect werd sterk benadrukt in het discours (‘Monde’, ‘guerre mondiale’), ondanks het feit dat er quasi geen aandacht werd besteed aan het conflict in Azië of de Stille Oceaan. Hieraan verbonden is de sterke nadruk op de luchtmacht en de luchtoorlog. Fundamentele begrippen zijn hier ‘air’, ‘ciel’, ‘aviateur’ en dergelijke meer. De nadruk lig voornamelijk bij de cruciale rol van de 120
‘Royal Air Force’. Deze tendens overlapt met de algemene ontwikkeling waarbij vooral de Britse bijdrage sterk benadrukt werd. Wat betreft de geallieerde actoren worden de eerder vermelde tendensen bevestigd. De nadruk ligt voornamelijk op de oorlogsbijdrage van beide Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Opvallend is echter wel de prominentie van Amerikaanse individuen en verwijzingen. Indien deze resultaten geplaatst worden naast de constituerende termen van het onderwerp ‘Oorlogsgebeuren’ en de resultaten van de andere onderwerpen, kan vastgesteld worden dat voor de Verenigde Staten voornamelijk de nadruk ligt op het militaire aspect van diens oorlogsbijdrage. Wat betreft Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk werd naast het militaire aspect, ook het symbolische verzetsaspect van deze actoren sterk benadrukt in de strijd tegen de Asmogendheden en de collaboratie. De SovjetUnie werd er slechts sporadisch vermeld, met actoren zoals Timoschenko, maar de algemene tendens lijkt zich echter in dit geval ook te bevestigen. Zeker vanwege de prominentie van het Oostfront in het militaire discours, is de Russische omissie in de oorlogsbijdrage onmiskenbaar. Daarnaast is er een sterke overlapping waar te nemen ten opzichte van de geviseerde actoren in de oorlogsontwikkelingen. De frequentst geciteerde actoren waren in eerste instantie de Duitse leidersfiguren en strijdmachten (‘Adolf Hitler’, ‘Himmler’, ‘Goebbels’, ‘Boches’, ‘nazis’, etc.). Daarnaast werden ook fascistisch Italië vaak geviseerd (‘Mussolini, ‘Italie’). Opvallend is echter wel het gegeven dat in dit geval de Japanse oorlogsparticipatie wel enige vermelding kreeg (‘Japan’, ‘Nippon’). Dit ondanks het feit dat het Aziatische strijdtoneel niet behandeld werd in het tekstcorpus van Actualité de R.A.F. In de omschrijving van de geviseerde actoren werd ook zeer sterk het barbaarse en criminele aspect van deze actoren benadrukt, met begrippen zoals ‘Vaurienne’, ‘Bandits’, ‘Criminels’,‘Envahisseurs’ en zelfs ‘Satan’. Hierbij werd de schuld van de oorlogsleed duidelijk toegeschreven aan de Asmogendheden. Ten slotte is het ook frappant dat het collaborerende Vichy-regime gegroepeerd werd met de overige militaire actoren in het onderwerp ‘Oorlogsgebeuren’. Hiermee is het regime de enigste collaborerende actor die vermeld werd in verband met het concrete oorlogsdiscours. Maar ook is er een zeer sterke stroming aanwezig in het discours omtrent het onderwerp ‘Oorlogsgebeuren’ waarbij de eerder vermelde optimistische toekomstverwachting centraal staat. Op dit vlak is er een sterke overlapping en interconnectie met onderwerpen zoals onder meer de topic ‘Verzet’. Het werd geconcretiseerd met begrippen zoals ‘future’, ‘Gagner, ‘Invincible’, ‘Audace’, ‘Victoire’ en ‘Succès’. Ondanks het feit dat er in het discours omtrent de oorlogsontwikkelingen een sterke tendens aanwezig was om het oorlogsleed te benadrukken, is de optimistische toon verbonden aan het conflict en de toekomstige overwinning onmiskenbaar. Ten slotte werd er in het tekstcorpus frequent militaristische terminologie gehanteerd zoals ‘bombes’, ‘Canons’, ‘Engins’, ‘Mitraille’, ‘Obus’, etc. Het gebruik van zulke begrippen is een evidente ontwikkeling voor het onderwerp ‘Oorlogsgebeuren’, en benadrukt de centrale positie van de feitelijke oorlogsverrichtingen in het tekstcorpus. 4.2.2 Algemene ontwikkelingen en conclusie: Actualité de R.A.F. Doorheen de diverse kernonderwerpen van de verzetskrant Actualité de R.A.F. zijn een aantal algemene ontwikkelingen en patronen waar te nemen. De kernonderwerpen doorheen het discours zijn ‘Nationalisme en Patriotisme’, ‘Religie, ‘Bezetting en Collaboratie’, ‘Verzet’ en ‘Oorlogsgebeuren en –ontwikkelingen’. Een eerste vaststelling is de sterke interconnectie, overlapping en 121
interdependentie tussen de diverse onderwerpen. De interne verbondenheid die waar te nemen is in het discours en de onderwerpen onderling wordt veroorzaakt door het feit dat het discours structureel vervat is in een bepaald tekstcorpus. Dit corpus is immers een complex geheel dat niet zozeer in strikte classificaties te verwerken is. Woorden en begrippen kunnen onderdeel zijn van meerdere onderwerpsgroepen vanwege hun meervoudige betekenis. De betekenis wordt bepaald door de tekstuele context van het begrip zelf. Het patriotisme en het religieuze karakter doordringt het gehele discours van alle onderwerpen. Dit werd beide impliciet verwoord, met het gebruik van begrippen en metaforen zoals ‘martyre’ en het dichotome onderscheid tussen ‘Infidèles’ en ‘fidélité’, alsook expliciet met een directe invocatie van nationale en religieuze symbolen. De bezetter en de collaboratie werd hierbij sterk gediaboliseerd (‘satan’, ‘diable’). Deze terminologie werd mogelijk gehanteerd als retorisch instrument om de collaborateurs af te beelden als ongelovigen, en zelfs als satan, om op deze wijze diens positie te ondermijnen. De collaborerende beweging Rex benadrukte immers haar katholicisme. Het ondermijnen van deze religieuze zelfidentificatie kan dus mogelijk een onderdeel geweest zijn van de retorische strategie van de verzetskrant Actualité de R.A.F. in diens strijd tegen de collaboratie. Het discours vertoont ook een zeer fervent royalisme, met een sterke nadruk op de nationale eenheid (‘Flamands et Wallons’). Hieraan verbonden is de zeer triomfantelijke, optimistische en toekomstgerichte boodschap van de verzetskrant die doorheen alle onderwerpen is waar te nemen. Ondanks deze optimistische tendens is er echter ook een zeer sterke stroming aanwezig waarin de brutaliteit, de leed en de onderdrukking van de oorlog en het bezettingsregime sterk werd benadrukt. De bezetter en de collaboratie werden moreel veroordeeld, en werd de schuld en de verantwoordelijkheid van de oorlogssituatie toegeschreven. De collaboratie werd afgeschreven als verraders (‘traîtres’), maar opvallend is echter wel dat enkel de Waalse en de Franse collaboratie werden geviseerd. Hierin stonden figuren centraal zoals Pétain, Degrelle, Laval, etc; Maar de Nederlandstalige collaboratie werd niet behandeld in het gehele tekstcorpus van Actualité de R.A.F. Daarnaast werden ook de propaganda-organen en de gecensureerde pers geviseerd in het tekstcorpus. Hieraan verbonden is de sterke inhoudelijke oriëntatie op Frankrijk. Zo werd frequent de Franse collaboratie geviseerd. Maar er werd ook zeer vaak beroep gedaan op de Franse nationale symbolen (‘Clemenceau’, ‘Jeanne d’Arc’, ‘coq’). Vooral de verzetsleider Charles de Gaulle stond centraal in dit discours. Een evidente verklaring voor deze Franse beïnvloeding is het feit dat de verzetskrant gedeeltelijk operatief was in Noord-Frankrijk. Ook is de culturele en psychologische erfenis van de eerste wereld zeer duidelijk in het discours waar te nemen. Hierbij werd er beroep gedaan op de mobiliserende macht van symbolen zoals koning Albert I, Clemenceau en de symbooldatum 11 november. Ook in de omschrijving van de vijand was deze tendens duidelijk zichtbaar (‘Boches’, ‘Teutons’, ‘Pruissiennes’). Het is ook van belang om het neutrale en apolitiek karakter van het discours te benadrukken. Het socialisme en andere politieke ideologieën werden immers niet expliciet besproken in het discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F. Dit staat in contrast met een zeer groot deel van de verzetspers (Cfr. Supra). Ook het gematigde verzetsdiscours van deze krant is zeer opvallend, zeker in het licht van een meer activistisch en politiek geïnspireerd discours die in bepaalde verzetskranten waar te nemen was (Cfr. supra en de linkse verzetspers). 122
Daarnaast is de internationale oriëntatie van de krant zeer duidelijk aanwezig. De nadruk lag hierbij voornamelijk op de militaire en symbolische verzetsbijdrage van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Vooral de militaire bijdrage van de Verenigde Staten werd benadrukt, en in zekere mate ook die van de Sovjet-Unie. Maar gezien de focus op de ontwikkelingen aan het Oostfront, blijkt de omissie van de Russische oorlogsbijdrage duidelijk in het discours. Daarbij is het eurocentrisme ook zeer frappant, waarbij het Aziatisch strijdtoneel en het Japans Keizerrijk quasi niet vermeld werd. Wat betreft het verzet tegen de Asmogendheden en de collaboratief lag voornamelijk de nadruk op de internationale actoren, met name Frankrijk (De Gaulle) en het Verenigd Koninkrijk (Churchill). De binnenlandse verzetsbewegingen werden compleet weggelaten uit het discours. Dit bevestigd de internationale oriëntatie van de verzetskrant, waarbij de naderende en verlossende bevrijding werd verwacht als een extern, en niet intern gegeven.
Gemiddelde Frequentie onderwerp per editie
Evolutie van de Onderwerpsgroepen voor de verzetskrant Actualité de R.A.F. 30 25
5,5 5,7
20
4
5,2
4,6
3,2
15
6,2
4,7
5
4,2
5,5 10
2 1,8 1 5 0,8
3,6
4,6
5,3
5,6
0 1940
1941
1942
4,7
5,5 3,0
5,4
2,9 1,7
Oorlogsgebeuren
Verzet Bezetting en Collaboratie
7,4
Religie Nationalisme en patriotisme
2,8 7,8
3,1
4,5
1943
1944
1945
Indien deze ontwikkelingen in het tekstcorpus van de verzetskrant Actualité de R.A.F. geaggregeerd worden met de bovenstaande grafiek kan ten slotte vastgesteld worden dat het discours omtrent de oorlogsontwikkelingen, en de daaraan verbonden bezetting, collaboratie en verzet sterk toenamen naarmate de oorlog vorderde. Deze ontwikkeling bevestigd de algemene intensivering van de Belgische verzetsbeweging als geheel. Ook de kernmotivatie achter het verzet, namelijk het nationalisme en de religie, nam zeer sterk toe en culmineerde na de bevrijding en met het einde van de tweede wereldoorlog in het jaar 1945. Gecombineerd met de evident lage waarden voor de onderwerpen ‘Verzet’ en ‘Bezetting en Collaboratie’ vormt dit een zeer hoopvolle en optimistische periode voor deze verzetskrant. Hierbij moet echter wel het absoluut dieptepunt opgemerkt worden voor beide onderwerpen in het jaar 1943. Dit vormde als het ware het jaar van ontmoediging en vertwijfeling voor de verzetskrant Actualité de R.A.F.
123
Ten slotte vormde het jaar 1942 duidelijk het absolute hoogtepunt voor de onderwerpen ‘Oorlogsgebeuren’, ‘Verzet’ en ‘Bezetting en Collaboratie’. Het was een jaar van strijd, verzet en conflicten in het discours van Actualité de R.A.F.
Percentage van de onderwerpen voor Actualité de R.A.F. 1940-1945
Oorlogsgebeuren 21,05%
Nationalisme en Patriotisme 24,27%
Verzet 17,29%
Religie 17,52% Bezetting en Collaboratie 19,87%
Ten slotte kan uit het onderwerpsaandeel van Actualité de R.A.F. afgeleid worden hoe sterk het motiverende en mobiliserende discours, met name het nationalisme en patriotisme samen met het religieuze discours, het tekstcorpus van de verzetskrant doordrong. Daarnaast vormen het bezettingsregime en de collaboratie, samen met het verzet hiertegen, inhoudelijk zeer significante onderwerpsgroepen. De concrete oorlogsgebeurtenissen nemen in het opzicht van deze onderwerpen een significante minderheidspositie in wat betreft de prominentie van het onderwerp. Deze diepgaande tekstuele analyse aan de hand van topic-modeling bevestigt en concretiseert elementen uit de bestaande literatuur omtrent de verzetskrant Actualité de R.A.F. (Cfr. supra). Ook de persoonlijke bewering van de auteur Edmond Dumont, waarbij er getuigd werd van een diepgaande inspiratie door Charles de Gaulle, wordt duidelijk geïllustreerd door de frequentie en beschrijving van deze figuur doorheen het structurele tekstcorpus. Maar daarnaast biedt deze methodologie diverse nieuwe inzichten in het discours van deze verzetskrant, die voordien nog niet opgemerkt werden in de wetenschappelijke onderzoeken. De focus op de Franstalige collaboratie, het internationale karakter van het tekstcorpus, het eurocentrisme en de omissie van enkele cruciale actoren en gebeurtenissen zijn slechts enkele voorbeelden van de vernieuwende inzichten die verkregen werden door de toepassing van deze methodologie. Daarnaast is het ook mogelijk om deze ontwikkelingen een temporele dimensie te geven aan de hand van de chronologische evolutie van de onderwerpen. De methodologische meerwaarde van topic-modeling is onmiskenbaar significant. Op deze wijze draagt deze methodologische innovatie bij aan de inhoudelijke innovatie wat betreft de verzetshistoriografie.
124
4.3 Interpretatie en comparatieve analyse van de onderzoeksresultaten : Indépendance De onderzoeksresultaten van de clandestiene krant Actualité de R.A.F. zullen hierbij vanuit een comparatieve benadering geanalyseerd worden, waarbij de bevindingen worden afgezet tegen een regionaal representatievere en invloedrijkere verzetskrant namelijk Indépendance. Hierbij zal er consequent dezelfde analytische structuur gehanteerd worden, waarbij de inhoudelijke convergenties en divergenties met de verzetskrant Actualité de R.A.F. benadrukt zullen worden. 4.3.1 De compositie en de ontwikkeling van de kernonderwerpen Op basis van de onderzoeksresultaten die verkregen werden via de analysefunctie ‘Clusters/N-grams’ kunnen de inhoudelijk significante onderwerpsgroepen van het tekstcorpus van de krant Indépendance samengesteld worden. De statistische onderzoeksresultaten werden bijgevoegd als ‘Bijlage 3’ en werden gerangschikt op basis van statistische significantie. 4.3.1.1 Het onderwerp Patriotisme en Nationalisme Een eerste prominent onderwerp in het discours van de verzetskrant Indépendance is ‘Patriotisme en Nationalisme’. De onderstaande tabel geeft de constituerende kernbegrippen weer van dit onderwerp.
Kernbegrippen Topic Patriotisme en Nationalisme
Pays Patri* Population*
Nation* Peupl* Belg*
Net zoals de verzetskrant Actualité de R.A.F. vormt een sterk nationalisme en patriotisme één van de kernfundamenten van het tekstcorpus van Indépendance. De constituerende delen van dit onderwerp zijn evident nationalistische begrippen, zoals onder meer ‘peuple’, ‘nation’, ‘Belge’ en ‘patrie’. Deze ontwikkeling in het discours bevestigt het centrale doel van Indépendance, die als verzetskrant fungeerde voor het Onafhankelijkheidsfront. Er werd namelijk gestreefd naar een zeer brede en geünificeerde nationale volksbeweging (Cfr. supra). Onderstaande grafiek geeft de frequentie van het onderwerp weer in de verschenen edities voor elke publicatie van de verzetskrant. De frequentie refereert hierbij naar het kwantitatief voorkomen van het onderwerp in een bepaalde editie van de verzetskrant. In deze visuele weergave werd ook rekening gehouden met het variërend aantal pagina’s per editie, aangezien de verzetskranten van Indépendance zoals vermeld een sterk variërend aantal bladzijden telde. Hierbij werd de frequentie omgezet naar een standaardaantal van zes pagina’s. Een drastische toename in frequentie die te wijten is aan louter een toename van het aantal pagina’s, en niet van de verhouding van de inhoudelijke onderwerpen, wordt op deze wijze vermeden als verstorende factor.
125
Frequentie onderwerp
Het onderwerp Nationalisme en Patriotisme voor Indépendance 120 100
107
101
80
79 65
60 40 20
48
56 42
21
35
35
41
63 49
59 41
41
26
0
De ontwikkeling van dit onderwerp in het tekstcorpus van Indépendance vertoont op een aantal aspecten gelijkaardige ontwikkelingen in vergelijking met het tekstcorpus van Actualité de R.A.F. Een eerste convergentie is de prominentie van het nationalisme in het discours in het voorjaar van 1942. Het nationalisme doordrong sterk het discours in de edities die in deze periode verschenen. Daarnaast convergeren beide kranten wat betreft de dalende ontwikkeling en het bereiken van een dieptepunt in het jaar 1943. Maar ook wat betreft de graduele toename na dit jaar van vertwijfeling, en de culminatie van het nationalisme na de bevrijding, is er een sterke overlapping met Actualité de R.A.F. De hoogste frequentie werd bereikt met de laatste uitgave in september 1944. Hiernaast zijn er ook sterke divergenties op te merken. Zeer opvallend is de dalende trend in de zomer van 1942 en in het voorjaar van 1944. Deze ontwikkeling is zeer frappant, aangezien dit de bevrijdingsperiode betreft. Deze dalende tendens wordt echter sterk gecorrigeerd na de bevrijding, maar de afname in de prominentie van het nationalisme in de maanden voordien is onmiskenbaar significant. Een aanzienlijke toename in de frequentie zou juist verwacht worden voor de edities van deze periode. Het onderwerp ‘Nationalisme’ kende daarentegen juist een sterke toename in het discours van de krant Actualité de R.A.F. tijdens de bevrijdingsperiode Na de behandeling van de samenstelling en de chronologische evolutie van deze topic, werd het aanverwante discours omtrent dit onderwerp dieper geanalyseerd. Onderstaande tabel geeft het structureel discours weer dat verbonden is aan deze topic.
126
Discours Nationalisme en Patriotisme Nationale eenheid en trots Constitution ensemble Entier esprit État Fête Flamand Formidable Indépendante Inseparable Liberté Majorité Masse National Patriote Rallier Résistance Solidarité unanime Union unis Vive Victoire Wallon
Nationale opstand en actie Action Active Allemands Collaborateurs Combat Defense devoir domestique Execrer Insurrection Milices Liberation Libérer Lute Partisans recrutées Révolte Soulèvement trahir traître venger Nationale Onderdrukking Asservi Occupés oppresseur Opprimer
Het benadrukken van de nationale eenheid is een zeer sterke tendens in het nationalistisch discours van de verzetskrant Indépendance. Begrippen zoals ‘unis,’ ‘Union’, ‘unanime’, ‘Solidarité’, ‘Inseparable’ en ‘Flamands et Wallons’ illustreren sterk deze ontwikkeling. Dit discours bevestigt de strategie van het Onafhankelijkheidsfront om een brede, nationale volksbeweging op te zetten. Deze unificerende tendens was ook sterk aanwezig in het discours van Actualité de R.A.F. Maar in tegenstelling tot de verzetskrant Actualité de R.A.F. werd in het tekstcorpus van Indépendance zeer sterk de nadruk gelegd op een nationale opstand en het actief uitvoeren van verzetsdaden. Het gebruik van begrippen zoals ‘Action’, ‘Active’, ‘Insurrection’, ‘Milices’, ‘Partisans’, ‘Révolte’ en ‘Venger’ tonen onmiskenbaar het activisme in het nationalistisch discours van Indépendance. Het Belgische Partizanenleger en de Patriottische Milities vormden immers ook kernonderdelen van het Onafhankelijkheidsfront (Cfr. Supra). Ten slotte werd ook de nationale onderdrukking sterk benadrukt in het nationalistische discours (‘occupées’, ‘opprimés’, etc.). De bevolking werd hierbij aangespoord om zich te verzetten tegen deze nationale onderwerping. Deze these wordt bevestigt aan de hand van een kwalitatieve steekproef. Onderstaande citaat is afkomstig uit de editie van 11 november 1942:
127
‘…ce formidable soulèvement des peuples opprimés, base la plus solide pour notre libération.’226 Opvallend is hierbij wel dat het discours omtrent de nationale onderdrukking zelden de collaboratie viseerde. De krant Actualité de R.A.F. benadrukte juist sterk het landsverraad van de collaborateurs en diens verantwoordelijkheid in de nationale onderdrukking. Die situatie werd ook omgeschreven met een religieuze terminologie (‘Belgique martyre’) om het oorlogsleed in de verf te zetten. Maar de verzetskrant Indépedance viseerde hierbij voornamelijk de bezetter. Het tekstcorpus van de krant Indépendance vertoont ook niet de zeer optimistische en toekomstgerichte elementen in het discours zoals de verzetskrant Actualité de R.A.F. Deze krant benadrukte sterk de eigen religieuze en royalistische opvattingen, met expliciete invocaties van sacrale en nationale symbolen. Hierbij werd er zelfs beroep gedaan op Franse nationale symbolen om de (Franse) bevolking te mobiliseren en motiveren. Deze tendenzen zijn echter niet aanwezig in het discours van Indépendance. 4.3.1.2 Het onderwerp Verzet Een ander zeer prominent onderwerp in het tekstcorpus van Indépendance is de topic ‘Verzet’. Onderstaande tabel geeft hierbij de constituerende onderdelen weer van dit onderwerp.
Kernbegrippen Topic Verzet
lut* occup* oppo* ennem* resist* liber* défen* collectiv*
victo* (van ‘victoire’ en alle varianten hierop) organ* (van ‘organisation’ en alle varianten hierop) envahiss* partisan* sabot* courag* front de l’in* (van ‘front de l’indépendance en alle varianten hierop) front int* (van ‘front intérieur’ en alle varianten hierop)
Het onderwerp ‘Verzet’ bevestigt de eerder vermelde activistische toon van het discours van de verzetskrant. Hierbij werd sterk de (partizanen)strijd benadrukt (‘lutte’, ‘partisan’) en de sabotage gericht tegen de Duitse bezetter. De begrippen ‘Front intérieur’ en ‘front de l’indépendance’ zijn hierbij ook van cruciaal belang. De interne strijd en verzet (‘resister’, ‘opposition’) tegen de bezetter (‘ennemi’) stond centraal, en hierin speelde het Onafhankelijkheidsfront een cruciale rol. Deze activistische tendens in het verzetsdiscours is een significante divergentie met het relatief meer gematigde verzetsdiscours dat terug te vinden is in de verzetskrant Actualité de R.A.F. Onderstaande grafiek geeft de frequentie van het onderwerp weer in de verschenen edities voor elke publicatie van de clandestiene krant.
226
Indépendance, editie 11 november juni 1942.
128
Het onderwerp Verzet voor Indépendance Frequentie onderwerp
160 140
137
120 100
107
80 60 40 20
69 54
42 29
75
70 64
57 33 38
48
47 17
43 24
0
Net zoals de verzetskrant Actualité de R.A.F. vormt het bezettingsjaar 1942 het jaar waarin het onderwerp ‘Verzet’ het prominentst voorkomt. Deze relatief hoge frequentie was aanwezig vanaf de eerste publicatie in januari 1942 tot en met het voorjaar van 1943, met een korte onderbreking in het najaar van 1942. Opvallend is echter wel de relatieve stagnatie en lage frequentie van het onderwerp voor de overige bezettingsperiode. Zo vertonen de edities van de bevrijdingsperiode zeer lage waarden. Na de bevrijding is echter wel een beperkte toename waar te nemen, terwijl het onderwerp ‘Verzet’ juist afnam na de bevrijding voor de verzetskrant Actualité de R.A.F. Onderstaande tabel geeft het structureel discours weer dat verbonden is aan dit onderwerp. Over het aanverwante discours omtrent dit onderwerp kan het volgende vastgesteld worden.
129
Discours Nationalisme en Patriotisme algmeen discours armée collaborateur discret échapper ennemi envahir fasciste illégalité imprenable indomptable irréductible propagande réfractaire refuser Rex risque rouge traîtres vaillant
oproep actie Action Active agir aspire Combat combattants coordonnée direct efforts encourager exiger Force frapper grèves immédiate initiative mouvement offensive opposer opposition participer protestation reconquête rejoignez renforcer résolu tactique
130
Eenheid en groepsidentiteit adhérent camarades Collective Comités compagnon compatriotes group mouchard Patriots réseau Solidarité syndicale unis Verzetsactiviteiten en de spoorwegen bombardement destruction ferroviaire locomotives wagon
Motivatie verzet Concentration délivrer Deportation oppresseur répression suppression Geografische en regionale aanduidingen borinage carolorégien Charleroi Hainaut hennuyer luxembourgeois provinciale région Verviers Ville
Ook in dit onderwerp is het activisme en het aansporen tot opstand en verzet zeer prominent aanwezig in het discours. Begrippen zoals ‘encourager’, ‘agir’, ‘Active’, ‘Action‘, ‘grèves’, ‘opposer’ en ‘tactique’ benadrukken sterk deze tendens in het tekstcorpus. Hierbij werden zelfs meer gewelddadige verzetsdaden niet geschuwd, waarbij het plegen van aanslagen en sabotage sterk werd aangemoedigd in de berichtgeving van de verzetskrant Indépendance. Terminologie zoals ‘destruction’, ‘Bombardement’ en ‘locomotives’ is sprekend voor de doelstellingen van de verzetsorganisatie. Deze these wordt bevestigt met de uitvoering van een kwalitatieve steekproef. Onderstaande passage is afkomstig uit de editie van 1 november 1943: ‘L'OEUVRE Le sabotage des moyens de transports des Nazis continue sur une vaste échelle. C'est ainsi que le 28 septembre des partisans ont attaqué un train de marchandise à Lobbes. Après avoir fait descendre tout le personnel, ils ont lancé le train à toute vitesse. A la première courbe sérieuse le train véritablement emballé a déraillé. 20 wagons sur 40 et la locomotive furent entièrement démolis. A Montignies-Formation, des saboteurs patriotes ont enlevé les tuyaux en caoutchouc de freins Westhinhouse de deux cents wagons. A Berzée, une locomotive est tombée mystérieusement en panne, ce qui a provoqué une sérieuse désorganisation des transports hitlériens. A Mariembourg, la gare reçoit presque chaque nuit la visite d'audacieux saboteurs qui mènent la vie dure aux Nazis….’227 De korte passage is slechts één van de vele voorvallen waarbij het plegen van sabotage en aanslagen openlijk aangemoedigd werd. Deze activistische en gewelddadige verzetsactiviteiten verschilden sterk met het meer gematigde discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F. In deze krant werd ook een strijdbaarheid voor het vaderland voorgedragen, maar dit werd niet verwoord met destructieve terminologie en het aansporen tot het plegen van aanslagen en sabotage. 227
Indépendance, editie 1 november 1943.
131
Hieraan verbonden is de hoge frequentie van lokale en regionale plaatsaanduidingen. In de berichtgeving van de verzetskrant Indépendance lag sterk de nadruk op de binnenlandse verzetsactiviteiten en oorlogsontwikkelingen. Deze tendens verschilt sterk met de algemene structuur die aanwezig is in het tekstcorpus van Actualité de R.A.F. Daar lag de focus veel sterker op het internationale aspect van het verzet tegen de Asmogendheden, met leidersfiguren zoals Churchill en De Gaulle. De interne verzetsorganisaties in België werden hierbij niet behandeld. Actualité de R.A.F. viseerde hierbij beide de Franse en Waalse collaboratie, terwijl Indépendance voornamelijk de Belgische collaboratie viseerde. Deze inhoudelijke oriëntatie op Frankrijk is daarmee een ander divergerend element in het discours van beide verzetskranten. Vooral het collectieve en solidaire aspect van de verzetsbeweging werd sterk benadrukt in het discours. (‘Solidarité’, ‘Compatriotes’, ‘Collective’, ‘camarades’, ‘compagnon’). Deze ontwikkeling komt sterk overeen met het socialiseringsproces dat beschreven werd door A.A. Klumper, met onder meer het vormen van een eigen subcultuur (Cfr. Supra). Het hanteren van zulke begrippen werkte zeer unificerend en motiverend voor de eigen verzetsleden en de potentiële rekruten; en het was dit doelpubliek dat de uitgevers van de verzetskrant poogden te bereiken. Ten slotte zijn er ook divergenties tussen beide verzetskranten wat betreft de motivatie achter het verzet. Indépendance verzette zich sterk tegen de handelingen van de bezetter en de collaboratie, en met name de verplichte tewerkstelling en de deportatie (oppresseur, Concentration, répression, Deportation). Deze elementen werden echter niet vermeld in het discours van Actualité de R.A.F. Het discours dat hier gehanteerd werd beriep zich eerder op een optimistische, religieuze en patriottistische motivatie voor het voeren van verzetsactiviteiten. Deze divergerende motivering uitte zich onder meer ook op andere aspecten van het discours. Zo werd de bezetter en de collaboratie in het verzetsdiscours van Actualité de R.A.F. sterker moreel veroordeeld (‘diable, ‘satan’), en lag de nadruk sterker op de kwalijke gevolgen en de oorlogsleed van de bezetting. Beide tekstcorpora bevatten zeer prominent het onderwerp ‘Verzet’, maar het discours benadrukte fundamenteel verschillende aspecten van dit verzet en verwoorde het met drastisch verschillende begrippen. 4.3.1.3 Het onderwerp Socialisme en communisme Het onderwerp ‘Socialisme en Communisme’ is een ander zeer prominent onderwerp in het tekstcorpus van Indépendance, en is sprekend over de politiek-ideologische oriëntatie van deze verzetskrant. Onderstaande tabel geeft hierbij de constituerende onderdelen weer van dit onderwerp.
Kernbegrippen Topic Socialisme en communisme
classe* communis* entrepris* ouvrièr* u.t.m.i*
solidar* social* syndic* travail*
Deze begrippen zijn treffend te situeren in de socialistische en communistische ideologie aan de linkerzijde van het politieke spectrum (‘classe’, ‘ouvrièr’, ‘syndicat’, etc.). Dit is een evidente 132
ontwikkeling in het discours van een verzetskrant die gelieerd is aan het Onafhankelijkheidsfront (Cfr. Supra). Maar de hoge frequentie van het begrip ‘U.T.M.I.’ is hierbij zeer significant. Dit was de vakbondsvereniging die opgericht werd onder supervisie van de Duitse bezetter. De centrale positie van deze vereniging in het discours is vanwege het feit dat de krant Indépendance zich sterk afzette tegenover deze vakbond. Deze ontwikkeling vormt een algemene tendens voor het socialistisch en communistisch verzet (Cfr. supra). Eveneens wordt deze stelling bevestigt aan de hand van een kwalitatieve steekproef. ‘…Libouton, dirigeant régional de l'U.T.M.I. et traître de première grandeur qui voulait haranger les grévistes…’228 Deze citaat indiceert duidelijk de verwerping van de vereniging U.T.M.I (‘traître’) en het aansporen van een activistische houding (grévistes’). Onderstaande grafiek geeft de frequentie van het onderwerp weer in de verschenen edities voor
Het onderwerp Socialisme en communisme voor Indépendence 80 72
Frequentie onderwerp
70 60 50 40 30 20 10 0
49,5 42
41,35 34,5
30
26,18 18
7,5 4,5
21,8
16,5
34,5 29 21 15
6
elke publicatie van de verzetskrant, rekening houdend met het variërend aantal pagina’s. De frequentie van het onderwerp fluctueert in dit geval echter te sterk om sluitende vaststellingen te kunnen maken. Vandaar dat er in dit geval geopteerd werd om de gemiddelde frequentie te berekenen, om op deze wijze gegronde conclusies te kunnen maken.
228
Indépendance, editie 1 februari 1944.
133
Gemiddelde Frequentie onderwerp
Het onderwerp Socialisme en communisme voor Indépendence 40,00 35,00 30,00 25,00 20,00 15,00
10,00 5,00 0,00 1942
1943
1944
Indien de gemiddelde frequentie van het onderwerp berekent wordt, dan blijkt onmiskenbaar de algemene trend waarbij het socialistisch discours een zeer significante intensivering onderging. Deze intensivering van het discours reflecteert de algemene ontwikkeling voor het verzet als geheel, naarmate de oorlog en de bezetting vorderde. Deze intensivering uitte zich onder meer in de toename van het aantal gewelddadige verzetsactiviteiten (Cfr. Supra). Onderstaande tabel geeft hierbij het structureel discours weer dat verbonden is aan dit onderwerp.
134
Discours Nationalisme en Patriotisme Werkgevers en werknemers Chefs directeur Dirigeants Employés Glaneur Industriels Mineurs patrons Paysans Personnel Secrétaire Travailleurs Werk- en leefomstandigheden Augmentation Charbonnages Conditions économique épouvantable Exiger Existence Faim Famille Fournir Grèves Heures Misère office payer production Ravitaillement Revendication salaire Usines
Politieke actie Action collective Comité compagnon conflit députés Désolidariser Embrigader grève Group Intellectuels Lutte Mouvement mutualités Organisations Partis Partisans philosophiques Politique Représentants Résistance Rouge Sécurité Soviets syndicale Système
Het discours weergeeft een unificerende tendens, waarbij zeer diverse sociale groepen werden geviseerd. Het Onafhankelijkheidsfront poogde immers een brede volksbeweging aan te sporen. Vandaar dat een heterogene geheel aan werknemers en werkgevers direct werd aangesproken in het discours, waarbij de oproep tot verzetsparticipatie centraal stond. Naarmate de bezetting vorderde ontwikkelde het Onafhankelijksheidsfront echter verzetskranten en andere publicaties die specifieke doelgroepen viseerden, zoals landbouwers, vrouwen en dergelijke meer (Cfr. supra). Onderstaande citaat weergeeft bijvoorbeeld de oproep aan de industriëlen om de oorlogsproductie voor de bezetter te staken, en hierbij zelfs de eigen infrastructuur te saboteren uit protest. 135
‘…SI VOUS VOULEZ GAGNER LA GUERRE: Patrons et Chefs d'entreprises. Refusez d'exécuter les commandes destinées à l'Allemagne. Laissez fermer ou réquisitionner vos usines. Si vous êtes contraints, par la force, de travailler, freinez l'ampleur et le rythme dé vos fournitures. Encouragez par votre attitude la sabotage des machines…’229 Daarnaast is de activistische toon in het discours ook onmiskenbaar aanwezig in dit onderwerp. Centraal stond het verenigen en het sturen van de politieke actie en het verzet. Cruciale begrippen zijn onder meer ‘Mouvement’, ‘Lutte’, ‘mutualités’, ‘Partisans’, ‘Partis’, ‘Organisations’, ‘conflit’, etc. Er lag vooral een sterke nadruk op politieke organisatie. Ten slotte was er in dit discours ook een sterke stroming waar te nemen waarbij de nadruk gelegd werd op de dagelijkse leef- en werkomstandigheden. Vooral de gevolgen voor de levensvoorzieningen (‘Existence’, ‘Conditions’, ‘Misère’, ‘Fournir’, ‘Ravitaillement’) en de eis voor betere leefomstandigheden (‘salaire’, ‘Revendication’, ‘Heures’, ‘Augmentation’) stonden hierbij centraal. Deze ontwikkeling overlapt sterk met het politieke discours van een socialistische (verzets)krant. Wat betreft de vergelijking met de verzetskrant Actualité de R.A.F. is er ook een zekere overlapping waar te nemen, aangezien een cruciaal onderdeel van het discours de oorlogsellende sterk benadrukte. Wegens het apolitieke karakter van deze verzetskrant werden de povere leefomstandigheden echter niet verwoordt in politiek-ideologische termen. Een comparatieve analyse is niet van toepassing voor dit onderwerp als geheel; tenzij deze topic geïnterpreteerd wordt vanuit het perspectief dat het socialisme en communisme beschouwt als een centrale motivatie voor het verzet van de krant Indépendance. Het socialisme en andere politieke ideologieën werden immers niet expliciet besproken in het discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F. Maar indien het beschouwt wordt als de motivatie van het verzet, kan het in enig opzicht vergeleken worden met de religieuze en patriottistische motivatie van het verzet van Actualité de R.A.F. In dit opzicht was het discours van de krant Actualité de R.A.F. eerder neutraal en apolitiek. 4.3.1.4 Het onderwerp Economie Verbonden aan het vorige onderwerp is een ander zeer prominente topic in het tekstcorpus van Indépendance, namelijk het onderwerp ‘Economie’. Onderstaande tabel geeft hierbij de constituerende onderdelen weer van dit onderwerp. Het betreft allen evidente economische begrippen, waarbij voornamelijk de nadruk lag op de economische en industriële productie samen met de noodzakelijk grondstoffen en materiële vereisten.
Kernbegrippen Topic Economie
229
Aliment* Charbon* Consomm* Écono* Fabri* Fer Finan*
Matér * Métal* Produ* Ressourc* Tonne* Usine*
Indépendance, editie november 1942.
136
Indien de chronologische ontwikkeling van dit onderwerp wordt geanalyseerd, dan kan op basis van de onderstaande grafiek het volgende vastgesteld worden. Het onderwerp vertoont een zeer sterke stabiliteit, met als uitzondering het voorjaar van 1942 en 1944. Gedurende deze perioden was de economie, en de economische kost van de oorlog, een cruciaal onderwerp voor deze clandestiene krant. Voor de overige bezettingsmaanden was het onderwerp ook prominent aanwezig in het discours, zij het in mindere mate.
Frequentie onderwerp
Het onderwerp Economie voor Indépendance 160 140 120 100 80 60 40 20 0
143
65 27
33 12
2 3
47
23
14
8 14 6
42 6
8 5
137
Onderstaande tabel geeft ten slotte het structureel discours weer dat verbonden is aan de topic ‘Economie’.
Discours Economie Productie en industrie Agricole Appareil Bassins Borinage Brique Campine Charbonnages Chimique Coke Compresseurs dynamitage Électrique entretien Essence Fabrication Fabrique Industrie kilowattheures machine Matières Métallurgique Minerai Montage Motrice Papier Production Produire Produits Siemens Synthétique Tôle vêtement
Economische plundering en oorlogsindustrie alimentaires Besoins dérober Diminuer Enlever Exiger exploitation Manque Perdu Pillage Rations ravitaillement Réquisitionner Réserves Tanks Economische terminologie Colis consommation Essentiel moyens Ordonnances reçu Service Usage Vitale
138
Ondernemingen en werknemers Centrales Convenant Dépôt Employés Entreprises Firme Grèves industriels magasin Mineur Ouvrier Personnel travail Travaux
Transport, Spoorwegen en mobiliteit Chemin Déclencher Destinées Distributions Enrayage Entraver fournir livrer Locomotives mobilisation mobiliser mobilité Ralentir Sabotage Transport Voies
In het discours stonden voornamelijk de industriële productie, de nationale infrastructuur en de secundaire economische sector centraal, samen met een sterke nadruk op de arbeidersklasse.(‘Fabrique’, ‘Industrie’, ‘Métallurgique’, ‘Minerai’, ‘Coke’, ‘Borinage’). Deze ontwikkeling is evident gezien het cruciale belang van deze sector voor de oorlogsproductie en de economie als geheel, alsmede het belang van de arbeidersklasse voor de socialistische en communistische beweging. Hieraan verbonden is het discours omtrent de economische plundering en roof die de bezetter pleegde op de nationale economie (‘Pillage’, ‘Exploitation’, ‘Exiger’, ‘Dérober’). Het verwerpen van deze economische plundering overlapt in zekere mate ook met het eerder vermelde protest tegen de verplichte tewerkstelling en de deportaties. Hierbij werd de oorlogsindustrie, en de rol van de Belgische industriëlen, sterk veroordeeld door de verzetskrant Indépendance. (Cfr. de passage bij het onderwerp Socialisme en communisme). Dit vormt een algemene ontwikkeling voor de verzetspers aan de linkerzijde van het politieke spectrum. De eerder vermelde heterogene benadering, waarbij er zeer diverse sociale groepen werden geviseerd ter onderbouwing van de nationale volksbeweging, lijkt zich ook in het economische discours te bevestigen. Centrale sociale groepen en begrippen zijn onder meer ’industriels’, ‘Mineurs’, ‘Ouvriers’, ‘Entreprises’, en ‘Employés’. Ten slotte benadrukte het economische discours van de krant Indépendance ook sterk de transportsector, en met name de spoorwegen. Er werden hierbij voornamelijk begrippen gehanteerd die verwezen naar het verhinderen van de logistieke transportactiviteiten van de Duitse bezetter. Deze dienden vertraagd, of zelfs verwoest te worden, door middel van sabotage en aanslagen (‘Déclencher’, ‘Enrayage’, ‘Ralentir’, ‘Sabotage’). Hoewel het onderwerp ‘Economie’ quasi niet ter sprake kwam doorheen het gehele tekstcorpus van Actualité de R.A.F., is er toch een zekere overlapping waar te nemen wat betreft de economische plundering. In het discours van Actualité de R.A.F. werd namelijk ook zeer frequent de economische roof omschreven, waarbij de bezetter als bandiet en plunderaar werd afgebeeld. Dit is echter de enigste convergentie wat betreft het economische discours. De rol van de Belgische industriëlen in 139
de oorlogsindustrie werd niet behandeld door de verzetskrant Actualité de R.A.F. Op deze economische aspecten verschilde beide verzetskranten fundamenteel van elkaar. 4.3.1.5 Het onderwerp Oorlogsgebeuren – en ontwikkelingen Het onderwerp ‘Oorlogsgebeuren en –ontwikkelingen’ vormde ook voor de verzetskrant Indépendance een zeer prominent onderwerp in het tekstcorpus. Onderstaande tabel geeft hierbij de constituerende onderdelen weer van dit onderwerp.
Kernbegrippen Topic Oorlogsgebeuren en -ontwikkelingen
guerr* force* armé* bomb* machine* allié* champ
front front de l’e* (van ‘front de l’est’ en alle varianten hierop) russ* axe assaut* comba* militai*
De constituerende onderdelen betreft voornamelijk militaristische terminologie (‘combat’, ‘assaut’, bombe’, etc.). Opvallend hierbij is echter wel de sterke nadruk op de oorlogsontwikkelingen aan het Oostfront (‘Front de l’est’), en het feit dat de Russische oorlogsbijdrage de enige geallieerde bijdrage was die specifiek centraal stond in het onderwerp. Dit verschilt fundamenteel van het discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F., waar de focus vooral lag op de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. De omissie van de Russische oorlogsinzet was hiermee niet van toepassing voor de krant Indépendance. Een mogelijke verklaring hiervoor is de politiek-ideologische affiliatie van Indépendance, en het sterk religieuze karakter van de verzetskrant Actualité de R.A.F. Onderstaande grafiek geeft de frequentie van het onderwerp voor de gepubliceerde edities van de verzetskrant, rekening houdend met het variërend aantal pagina’s.
Frequentie onderwerp
Het onderwerp Oorlogsgebeuren voor Indépendence 140 120 100 80 60 40 20 0
117 96 78
69 33
81 89 65 41
50
44 47
96 6669 42
50
De chronologische ontwikkeling van het onderwerp vertoont een relatieve stabiele evolutie, met twee onmiskenbare hoogtepunten in het voorjaar van 1942 en 1944. Ook voor de verzetskrant 140
Actualité de R.A.F. vormde het culminatiepunt voor het onderwerp ‘Oorlogsgebeuren’ het jaar 1942. De centrale positie die het Oostfront innam voor beide verzetskranten is hier een mogelijke verklaring voor.(‘Front de l’est, Stalingrad’). Maar er moet echter wel opgemerkt worden dat het absolute dieptepunt bereikt werd voor de krant Indépendance in de periode waarin de Slag om Stalingrad zich afspeelde, namelijk vanaf augustus 1942 tot en met februari 1943. Opvallend is ook de enorme toename van de frequentie in de edities van het voorjaar van 1944, en de significante daling van de frequentie vanaf maart 1944. Deze periode vormde namelijk de bevrijdingsperiode, en besloeg ook de periode waarin het tweede, Westerse front opgestart werd door de geallieerde machten. Een toename in de oorlogsberichtgeving zou verwacht worden in deze periode, maar het onderwerp vertoont juist relatief lage waarden voor deze maanden. Maar desondanks bleven de concrete oorlogsontwikkelingen een zeer prominent onderwerp doorheen de gehele oorlogsperiode. Hierbij moet de eerder vermelde problematiek over gelijktijdige berichtgeving opgemerkt worden. In de hedendaagse mediacontext kan de media de dagdagelijkse ontwikkelingen direct verifiëren en wereldkundig maken. Maar de verzetskranten beschikten niet over gelijkaardige communicatiemiddelen en (internationale) correspondenten. De oorlogsontwikkelingen werden ‘vertraagd’ geïntegreerd in de berichtgeving. De veldslagen aan het Oostfront werden pas dagen na het verloop ervan waargenomen door de verzetsorganisaties. Hierdoor vond de berichtgeving erover ook later plaats, waardoor er een chronologische divergentie is tussen de gebeurtenissen en de verslaggeving. Dit verklaard mogelijk de chronologische ontwikkelingen van dit onderwerp.
141
Onderstaande tabel geeft ten slotte het structureel discours weer dat verbonden is aan dit onderwerp.
Discours Oorlogsgebeuren – en ontwikkelingen oorlogsterminologie Armes attaque attentat Bataille Battre Combattants Corps Coupe Déclencher défendre Deuil Événements flotte initiative intervenir Lutter mêlée Mobilisation Mobilité Offensive Opérations Perdue perte Prisonnier reculer secteur Soldats Stratégie Troupes Uniforme
Luchtoorlog aérienne aviateur Aviation Bombardements r.a.f. Wevelghem
Oorlogsontwikkelingen Afrique Caucase Dieppe Kiev Moscou Oeust pacifique Stalingrad Sud
Asmogendheden Allemagne Allemande Contre Empire Hitler Hitlérienne Nazis Occupant Wehrmacht
Geallieerden Alliance Américain Anéantir Angleterre Anglo-Saxon Antihitlérienne britannique Rallie Renforcement Russe Sauver Soviétique Victorieux
142
Wat betreft de concrete oorlogsontwikkelingen, blijkt ook in dit geval de sterke nadruk op het Oostfront (‘Kiev’, Moscou’, ‘Stalingrad’, ‘Caucase’). Ook voor de verzetskrant Actualité de R.A.F. vormden deze veldslagen een cruciaal element in het oorlogsdiscours. Daarnaast was ook het strijdtoneel in Noord-Afrika en in de Stille Oceaan prominent aanwezig in het discours van de krant Indépendance. Deze focus op de Aziatische ontwikkelingen vormt een sterke divergentie met het eurocentrisme van Actualité de R.A.F. Opvallend is ook de prominentie van de berichtgeving omtrent de Aanval op Dieppe in augustus 1942. Het verklaard mogelijk mee de sterke toename in de frequentie van het onderwerp voor deze periode. Deze topic bevat ook evident militaire terminologie, zoals onder meer ‘Opérations’, ‘Secteur’, ‘Soldats’, ‘Troupes’, ‘Bataille’, etc. Maar de sterke nadruk op het cruciale belang van de luchtoorlog is ook voor de verzetskrant Indépendance onmiskenbaar (‘R.A.F.’, ‘Aviation’, ‘aérienne’, ‘Bombardements’, ‘aviateur’). De geallieerde bombardementen en luchtaanvallen vormden een essentieel element van in het oorlogsdiscours. Het begrip ‘Wevelghem’ komt daarbij zeer frequent voor in het discours, en refereert naar het vliegveld dat daar gesitueerd was tijdens de tweede wereldoorlog. Daarnaast lag voor Indépendance voornamelijk de focus op de Duitse legereenheden (‘Hitler’, ‘Nazis’, ‘Wehrmacht’, ‘Allemande’, ‘Allemagne’). De Japanse en Italiaanse legerbijdrage werd hierbij niet behandeld in het oorlogsdiscours. Deze ontwikkeling overlapt met het tekstcorpus van Actualité de R.A.F. Een divergentie is wel het gegeven dat deze laatste verzetskrant sterk de nadruk legde op de Duitse leidersfiguren, zoals Himmler en Goebbels, terwijl deze actoren niet in het oorlogsdiscours van Indépendance verschenen. Ook is de culturele oorlogserfenis van de eerste wereldoorlog veel sterker aanwezig in het discours van Actualité de R.A.F. (‘Clemenceau’, ‘Teutons’, ‘Boches’), waarbij Indépendance voornamelijk verwees naar de Duitse troepen aan de hand van contemporaine begrippen zoals ‘Nazi’ en ‘Wehrmacht’. Wat betreft de geallieerde actoren lijkt ook in dit geval de sterke focus op de Sovjet-Unie zich te bevestigen. Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en de Verenigde Staten komen ook voor in het oorlogsdiscours, maar kregen in relatief opzicht een minder centrale rol toegeschreven. Deze ontwikkeling wijkt sterk af van de algemene omissie van de Russische oorlogsbijdrage in het discours van Actualité de R.A.F. Ook het gegeven dat de term ‘Sovjet-Unie’ expliciet gebruikt werd in het tekstcorpus van Indépendance vormt een sterke divergentie. De verzetskrant Actualité de R.A.F. hanteerde deze begrippen niet, en maakte hierbij gebruik van het neutralere ‘Russe’ en ‘Russie’. Een mogelijke verklaring hiervoor is de politiek-ideologische affiliatie van Indépendance, en het sterk religieuze karakter van de verzetskrant Actualité de R.A.F. Verbonden aan dit laatste element is ten slotte de sterke divergentie wat betreft de religieuze beïnvloeding van het oorlogsdiscours. In de verzetskrant Actualité de R.A.F. is er een zeer sterk religieus optimisme waar te nemen die zeer toekomstgericht was. Daaraan verbonden werden de Asmogendheden moreel veroordeeld (‘Satan’, ‘diables’) en aangewezen als verantwoordelijken voor het oorlogsleed. Deze ontwikkelingen zijn echter niet van toepassing voor het oorlogsdiscours van de krant Indépendance.
143
4.3.1.6 Het onderwerp Oorlogsleed Intrinsiek verbonden aan de oorlogsontwikkelingen vormde ook de topic ‘Oorlogsleed’ een prominent onderwerp voor de verzetskrant Indépendance. Onderstaande tabel geeft hierbij de constituerende onderdelen weer van dit onderwerp.
Kernbegrippen Topic Oorlogsleed 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Abri Assass* Atroce* Brutal* Déport* Faim* Fusil* Martyr* Misèr*
10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17.
Mort* Mour* Oblig* peur Répres* Soulèv* Tortu* Tyran*
Deze begrippen benadrukken enerzijds de brutaliteit van de oorlog en het bezettingsregime (‘atroce’, ‘brutale’, ‘tyranne’, ‘répression’), en anderzijds de povere leefomstandigheden en het leed (‘faim’, ‘torture’, ‘morts’, ‘peur’). Opvallend hierbij is het verschijnen van de term ‘matyre’, waarbij de verzetskrant Indépendance ook deze zelfperceptie van een Belgisch martelaarschap overneemt zoals vele andere clandestiene kranten (Cfr. Actualité de R.A.F.). Onderstaande grafiek geeft hierbij de chronologische ontwikkeling van dit onderwerp weer.
Frequentie onderwerp
Het onderwerp Oorlogsleed voor Indépendance 80 70 60 50 40 30 20 10 0
70,5 49 36,1 28,6
36
30 18 18
12
15,9
34,5 30
39 24
10,5
De ontwikkeling van het onderwerp vertoont hierbij een relatieve stabiliteit. Het was zeer prominent aanwezig gedurende de gehele bezettingsperiode. Een significante uitzondering is echter het voorjaar van 1944, en met name de maand januari. Deze maand vormt hoogstwaarschijnlijk een outlier op de algemene stabiele tendens. Een directe comparatieve analyse met de chronologische ontwikkeling van het onderwerp ‘Oorlogsleed’ in het tekstcorpus van Actualité de R.A.F. is niet zozeer van toepassing. Het oorlogsleed doordrong namelijk elk onderwerp van deze verzetskrant, en constituerende daarmee niet een 144
30 21
zelfstandig onderwerp. Het ‘Oorlogsleed’ als onderwerp is met andere woorden niet af te scheiden als onderdeel van het discours dat het doordrong. Dit onderwerp vormde echter voor Indépendance een homogener geheel in het tekstcorpus, waarbij er minder overlapping was met gelieerde topics.
Discours Oorlogsleed militair bewind en repressie concentration danger Décrète Déportation Déportés Emprisonner Exécution Force Fusiller Gestapo Mesures Nazis Obligatoire occupation Ordonnance Otages Ouvriers Prisonniers Prisons Punir Répression Rexistes Torturer Travailleurs Tyrannie
Schaarste en leed Aider circonstances durement Effroyable Familles Froid Grèves Hébergement Innocents Morts Mourir Peuple privations Protestation Ruine Solidarité Souffrances victimes Afkeer, verzet en haat Bandits Barbarie Bestialement Bourreaux Brutale Condamnations Condamnés cruauté Esclavage haïssent Menace Responsable Risquer Sauvagerie Vengeance Venger
In het discours omtrent het oorlogsleed valt de sterke nadruk op het verzet en de afkeer van het bezettingsregime op. Deze aversie werd duidelijk verwoord met begrippen zoals ‘Sauvagerie’, ‘Vengeance’, ‘Barbarie’, ‘Cruauté’ en ‘haïssent’. Hieraan verbonden was de verwerping van de 145
maatregelen die genomen werden door het bezettingsregime, zoals onder meer de verplichte tewerkstelling, de deportaties, de opeisingen, de executies en de repressie. Het feit dat deze elementen centraal stonden in het discours van Indépendance, en niet in dat van Actualité de R.A.F., wordt mede verklaard door het feit dat deze maatregelen niet direct de verzetsorganisatie van Actualité de R.A.F. trof. Dit in tegenstelling tot Indépendance en het Onafhankelijksheidsfront. Door de constante repressiemaatregelen was het vereist voor deze organisatie om steeds nieuwe verzetsleden aan te werven (Cfr. algemene context supra). Daarnaast namen de schaarste en de negatieve oorlogsgevolgen ook een centrale positie in in het discours omtrent het oorlogsleed. In tegenstelling tot de verzetskrant Actualité de R.A.F. lag echter de nadruk veel sterker op de directe leefomstandigheden van de bevolking, met begrippen zoals ‘Familles’, ‘Aider’, ‘Hébergement’ en, ‘Circonstances’. Een mogelijke verklaring hiervoor is de socialistische beïnvloeding van deze verzetskrant (‘Solidarité’). Er is dus een sterke convergentie waar te nemen tussen beide verzetskranten wat betreft het discours omtrent het oorlogsleed en de verantwoordelijke actoren hiervoor. Maar beide kranten benaderden het onderwerp echter vanuit een afwijkend perspectief, en verwoorde het met verschillende begrippen. De verzetskrant Actualité de R.A.F. maakte de connectie tussen het oorlogsleed en een hoopvolle boodschap gericht op verbetering in de toekomst. De verantwoordelijke actoren werden ook moreel veroordeeld en werden afgeschreven als ongelovigen (‘Infidèles’). Indépendance, daarentegen, benadrukte voornamelijk het (economisch) leed veroorzaakt door de opeisingen en de verplichte tewerkstellingen, naast het menselijk leed veroorzaakt door de executies en de repressie. De oplossing die hierbij geponeerd werd in het discours benadrukte de nood om actie en verzet te voeren samen met onderlinge solidariteit. De divergerende ideologieën liggen aan de basis van deze afwijkende ontwikkelingen. Onderstaande passage uit de editie van januari 1942 bevestigt sterk deze tendens in het discours van de clandestiene krant Indépendance. ‘…lutte directe (sabotage, grève) soit en soutenant la lutte des patriotes (solidarité, hébergement). AVANT TOUT, IL FAUT AGIR COORDONNEE ! La solution est solidarité…’230
230
Indépendance, editie januari 1942.
146
4.3.1.7 Het onderwerp Bezetting en Collaboratie Ten slotte kan het kernonderwerp ‘Bezetting en Collaboratie’ onderscheden worden in het tekstcorpus van de verzetskrant Indépendance. De topic is intrinsiek verbonden aan de oorlogsontwikkelingen en het verzet. Ook voor de verzetskrant Actualité de R.A.F. was dit één van de centrale onderwerpen. Onderstaande tabel geeft hierbij de constituerende onderdelen weer van deze topic.
Kernbegrippen Topic Bezetting en Collaboratie
Bandit* Fasc* Gestapo Hitléri* (van ‘Hitlérienne’ en alle varianten hierop) Ordre n* (van ‘Ordre nouveau en alle varianten hierop) polic* V.n.v*
Collabo* Ennemi Industriel* Naz* Rex* Traîtr*
Een eerste vaststelling is het gegeven dat van het bezettingsregime direct geviseerd werd (‘fasciste’, ‘gestapo’, ‘ennemi’). Maar daarnaast is het zeer significant dat de collaboratie een prominentere positie innam in het discours. De collaboratie werd omschreven als landsverraad (‘traître’), en beperkte zich niet enkel tot de Franstalige collaboratie zoals in het discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F. Ook het Vlaams Nationaal Verbond nam een centrale positie in, naast de Waalse organisatie Rex. Hierbij werd ook de rol die de Belgische autoriteiten en industriëlen speelden in de collaboratie benadrukt (‘police’, ‘industriels’). Op dit vlak verschilt de verzetskrant Indépendance fundamenteel met het meer neutrale en gematigde Actualité de R.A.F. De Belgische industriëlen, en diens deelname in de (oorlogs)industrie, werden niet behandeld in het discours van deze clandestiene krant, noch de rol die de politionele autoriteiten speelden in de collaboratie en het uitvoeren van de bezettingsmaatregelen. Dit was echter wel het geval voor de krant Indépendance, waarmee het sterk overlapt met de algemene ontwikkeling van de verzetspers aan de linkerzijde van het politieke spectrum (Cfr. Supra).
147
Het onderwerp Bezetting en collaboratie voor Indépendence 120 Frequentie onderwerp
110 100 80
77
81
77 65
60 40 20
56
48 29 17
34
80 64
68
41 26
18
0
De chronologische ontwikkeling toont sterk de zeer hoge frequentie van het onderwerp in het voorjaar van 1942 en voor het hele jaar 1944, met als hoogtepunt de maand januari 1944. De overige maanden vertonen echter, in relatief opzicht, lagere waarden wat betreft het onderwerp ‘Bezetting en collaboratie’. Een mogelijke verklaring hiervoor is de graduele intensivering van het verzet naarmate de bevrijding naderde. De ontwikkeling van dit onderwerp in het tekstcorpus van Actualité de R.A.F. toont echter aan andere tendens ,waarbij de frequentie culmineerde in het jaar 1942, waarna het gradueel afnam. Mogelijk vormt de maand januari 1944 een outlier, maar de algemene tendens voor het jaar 1944 weergeeft duidelijk de toegenomen frequentie. In deze periode werden immers beide het bezettingsregime, en de verzetsactiviteiten gericht tegen deze autoriteiten, gewelddadiger en destructiever (Cfr. algemene context supra). Onderstaande tabel weergeeft ten slotte het discours dat verbonden is aan dit onderwerp.
148
61
Discours Bezetting en Collaboratie Collaborerende autoriteiten Administration Agents autorités Bourgmestre chefs Collaborer commissaire communale Complices Dujacquier échevin Englebin financiers Fonctionnaires gendarmes général Indicateur Industriels judiciaire Jungclauss Justice locaux Magistrats merlot Nommé Officiels Officier plumitifs Police Policiers politiques récidiviste représentant Rex Rexiste secrétaire Teughels Trahir
Spotnamen en adjectieven assassins barbarie Bêtes bluff Boches Botte Bourreaux canaille Crapule fauve Gangsters haine Impitoyable Intimider mainmise Notoire Répugnante Sanglant Tueurs Vermine Voyous Repressie en leed châtier crimes Cruauté dépit déportations destruction Discrimination Échapper effroyable Emprisonner exaspèrent exécution Expédier famine fuite malheur Pitié prisonnier punir Servi Subies Surveillée Tortures Victimes 149
Bezettende macht Allemand Ennemi envahisseur Occupant occupation oppresseur oppression Propagande régime représailles Répression Oppositie Action Anéantir Briser Écrasement écraser frapper Refuser résistance Sabotage saboter
Economische plundering Imposer Impôt innombrable travail obligatoire peine Pertes Pillards piller produits punition Ressources Richesses
Wat betreft de actoren die geviseerd werden, vertoont het discours een zeer opvallende tendens waarbij de rol van de (lokale) autoriteiten sterk werd benadrukt. Dit varieert van de gerechtelijke tot de politieke, de politionele en de bureaucratische instanties van België (‘Policiers’, ‘représentant’, ‘Officiels’, ‘Nommé’, ‘Magistrats’, ‘Fonctionnaires’, ‘autorités’, ‘Bourgmestre’, etc). De inschikkelijke houding van deze autoriteiten werd sterk verworpen en gehekeld in het tekstcorpus van Indépendance. Een kwalitatieve steekproef van het bronnenbestand bevestigt deze ontwikkeling. ‘…Au lendemain de l'occupation ils ont fourni aux nazis les cadres administratifs et policiers dont ils avaient besoin pour réduire le pays à leur merci. C'est eux qui ont facilité la main mise hitlérienne sur les ressources vitales de notre économie….Chaque jour davantage le pays se sépare en deux groupes. D'un côté les occupants, les traîtres et les hommes qui se sont mis à leur solde. De l'autre la masse de plus en plus cohérente des hommes libres et prêts à la lutte….’231 Het discours toont sterk de omschrijving van de collaborerende actoren als landsverraders en medeplichtigen (‘traîtres’, ‘complices’). Het geeft ook treffend één van de pijnpunten van deze collaboratie weer voor de verzetskrant Indépendance, namelijk de economische plundering en schade die op deze wijze werd berokkend (‘les ressources vitales de notre économie’). Beide verzetskranten benadrukten de repressie, de oorlogsleed en de onderdrukking waarvoor de bezetting en de collaboratie verantwoordelijk waren. In het discours van Indépendance en Actualité de R.A.F. staat een zelfbeeld centraal dat België als een slachtoffer en martelaar voorstelde (‘Belgique Martyre’). Hierbij benadrukte de krant Indépendance echter wel sterker de economische
231
Indépendance, editie februari 1943
150
plundering die gepleegd werd, met begrippen zoals ‘peine’, ‘Pertes’, ‘Pillards’, ‘Punition’, ‘Impôt’ en ‘Travail Obligatoire’. Maar het waren niet enkel de Belgische autoriteiten die geviseerd werden in het discours van Indépendance. Zoals al reeds opgemerkt werd in de voorgaande onderwerpen werd ook de rol van de Belgische industriëlen en werkgevers sterk gehekeld (‘industriels’, ‘chefs’, ‘financiers’). Ook werden specifieke individuen geviseerd in het discours, zoals lokale autoriteiten en politici (‘Teughels’, ‘Jungclauss’, ‘Dujacquier’, etc.). Deze ontwikkelingen staan in contrast met het meer gematigde Actualité de R.A.F. Deze verzetskrant focuste zich uitsluitend op de Franse en Waalse collaborerende groeperingen, met name het Vichyregime en de groepering Rex. Hierbij werd niet verwezen naar de rol van de Belgische autoriteiten en patroons in het discours. De clandestiene krant Indépendance deed dit zeer frequent, en viseerde hierbij ook de collaboratie aan Vlaamse zijde. Dit vormt één van de grootste inhoudelijke divergenties tussen beide verzetskranten. Hieraan verbonden is de zeer hoge frequentie en variatie in het gebruik van spotnamen en adjectieven om de afkeer en verzet tegen deze actoren te verwoorden. Deze begrippen werden voornamelijk gebruikt om de brutaliteit en de barbaarsheid van deze actoren in de verf te zetten. (‘Tueurs’, ‘Barbarie’, ‘Assassins’, ‘Canaille’, ‘Crapule’, ‘Gangsters’, ‘Fauve’). Het waren met andere woorden retorische instrumenten om het kwaadaardig karakter van deze actoren te benadrukken. Deze tendens was ook zeer sterk aanwezig in het discours van Actualité de R.A.F. Doorgaans was voor deze verzetskrant de bespotting gesofisticeerder en minder vulgair. Onderstaande afbeelding bijvoorbeeld geeft een acrostichon weer die gepubliceerd werd in de clandestiene krant om de spot te drijven met Adolf Hitler.
151
232
Hierbij werd de oppositie en het verzet tegen de bezettende en collaborerende actoren ook in dit geval voor Indépendance zeer sterk verwoord in een discours dat aanzette tot actie, verzet en sabotage. Het verzet tegen het bezettingsregime werd door Actualité de R.A.F. eerder omschreven in termen van een moreel, patriottistisch verzet, met een zeer sterke nadruk op Frankrijk (De Gaulle) En het Verenigd Koninkrijk (Churchill). Dit aspect vormt een ander element van divergentie tussen beide verzetskranten. Zo vormde ten slotte het onderwerp ‘Bezetting en Collaboratie’ een laatste cruciaal onderdeel van het tekstcorpus van de clandestiene krant Indépendance. 4.3.2 Conclusie en de algemene ontwikkelingen vanuit een comparatief perspectief: Indépendance In het tekstcorpus van de verzetskrant Indépendance zijn diverse onderwerpen, algemene ontwikkelingen en patronen waar te nemen. De kernonderwerpen doorheen het discours zijn ‘Nationalisme en Patriotisme’, ‘’Socialisme en communisme’, ‘Economie’, ‘Bezetting en Collaboratie’, ‘Verzet’, ‘Oorlogsleed’ en ‘Oorlogsgebeuren en –ontwikkelingen’. Deze onderwerpen overlappen in zekere mate inhoudelijk met de topics van Actualité de R.A.F. Ook in dit geval blijkt de sterke interconnectie, overlapping en interdependentie tussen de diverse topics. 232
Actualité de R.A.F., editie februari 1941.
152
Een rode draad doorheen het tekstcorpus van Indépendance was de centrale doelstelling om te streven naar een zeer breed en verenigd nationale volksbeweging. De verzetskrant fungeerde namelijk als een verzetspublicatie voor het Onafhankelijkheidsfront. Dit uitte zich onder meer in een nationalistisch discours, waarbij er een heterogeen geheel aan sociale groepen werd geviseerd. Hieraan verbonden was de sterke nadruk op een nationale opstand en het actief uitvoeren van verzetsdaden. Het bronnenbestand toont onmiskenbaar het activistische taalgebruik van Indépendance. Het Belgische Partizanenleger en de Patriottische Milities vormden immers ook kernonderdelen van het Onafhankelijkheidsfront. Hierbij werd sterk de (partizanen)strijd benadrukt en de sabotage gericht tegen de Duitse bezetter. De begrippen ‘Front intérieur’ en ‘front de l’indépendance’ zijn van cruciaal belang. De interne strijd en verzet tegen de bezetter en de collaboratie stond centraal. Deze activistische en gewelddadige verzetsactiviteiten verschilden sterk met het meer gematigde discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F. In deze krant werd ook een strijdbaarheid voor het vaderland voorgedragen, maar het werd niet verwoord met destructieve terminologie en het aansporen tot het plegen van aanslagen en sabotage. Een zeer significante ontwikkeling die van toepassing is voor beide verzetskranten is de volledige omissie in de tekstcorpora van de Belgische regering in Londen. Er werd voor de bevrijding van België, en het verzet tegen het bezettingsregime, gekeken naar andere actoren. Voor de krant Indépendance was dit voornamelijk het Belgische verzet (het Onafhankelijkheidsfront) en de geallieerden (met name de Sovjet-Unie). Voor de clandestiene krant Actualité de R.A.F. werden beide Frankrijk met de Gaulle en het Verenigd Koninkrijk van Winston Churchill voorgesteld als de bevrijdende machten in de strijd tegen de Asmogendheden. Het niet (frequent) voorkomen van een historisch gegeven in de statistische analyses van het discours is op deze wijze even verhullend als de statistisch significante onderzoeksresultaten. Dit vormt slechts één onderdeel van de methodologische meerwaarde van topic-modeling. Ook de socialistische en communistische beïnvloeding vormt een recurrent patroon in het discours. Vooral het collectieve en solidaire aspect van de verzetsbeweging werd sterk benadrukt. Er was in dit discours ook een sterke stroming waar te nemen waarbij de nadruk gelegd werd op de dagelijkse leef- en werkomstandigheden. Deze terminologie is treffend te situeren in aan de linkerzijde van het politieke spectrum. Deze ontwikkeling wordt gecontrasteerd door het neutrale en apolitieke karakter van de verzetskrant Actualité de R.A.F. Wat betreft de regionale representativiteit van beide verzetskranten kan vastgesteld worden dat de inhoudelijke en ideologische oriëntatie van de verzetskrant Indépendance sterk overlapt met de algemene politieke affiliatie van de provincie Henegouwen (Cfr. de verkiezingsresultaten supra). Het sterk religieus, royalistisch en patriottistisch karakter van Actualité de R.A.F. vormt een sterke afwijking van deze provinciale tendens. Maar er kan echter wel gesteld worden dat wat betreft het afzetgebied van deze verzetskrant, er toch sprake is van een lokale representativiteit. Het afzetgebied besloeg voornamelijk rurale gemeenten aan beide zijden van de Frans-Belgische grens. Het gegeven dat een groot deel van het afzetgebied gelegen was in Noord-Frankrijk verklaard mede de sterke inhoudelijke oriëntatie gericht op Frankrijk en het gebruik van de Franse nationale symboliek. Daarnaast nam de collaboratie een zeer prominente positie in in het tekstcorpus van Indépendance. De collaboratie werd omschreven als landsverraad, en beperkte zich niet tot de Franstalige 153
collaboratie zoals in het discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F. Ook het Vlaamse V.N.V. stond centraal, naast de Waalse Rexisten. Hierbij werd ook de rol die de Belgische autoriteiten en industriëlen speelden in de collaboratie benadrukt. Het discours omtrent de economische plundering en roof die de bezetter pleegde op de nationale economie vormde hier een cruciaal element van. Op dit vlak verschilt de verzetskrant Indépendance fundamenteel met het meer gematigde Actualité de R.A.F. Maar deze krant benaderde het verzet daarbij wel op een internationalistische wijze, met een sterke focus op Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Hierdoor werd er doorgaans gaan aandacht besteed aan de binnenlandse verzetsbewegingen, zoals het Onafhankelijksheidsfront. Het tekstcorpus van de krant Indépendance vertoont ook niet de zeer optimistische, religieuze en toekomstgerichte elementen in het discours zoals bij de verzetskrant Actualité de R.A.F. Zo werd de bezetter en de collaboratie in het verzetsdiscours van Actualité de R.A.F. sterker moreel veroordeeld. Opvallend hierbij is echter ook de recurrente nadruk op de oorlogsontwikkelingen aan het Oostfront samen met de centrale rol die de Russische oorlogsbijdrage speelde. Dit verschilt fundamenteel van het discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F., waar de focus vooral lag op de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Deze omissie van de Russische oorlogsinzet was niet van toepassing voor de krant Indépendance. Een mogelijke verklaring hiervoor is de politiek-ideologische affiliatie van Indépendance, en het sterk religieuze karakter van de verzetskrant Actualité de R.A.F. Zo vertonen de verzetskranten op diverse vlakken divergenties en convergenties. Beide kranten behandelden doorgaans dezelfde onderwerpen, maar benaderden de oorlogsontwikkelingen vanuit verschillende politiek-ideologische perspectieven. Deze afwijkende benadering had een fundamentele impact op het discours en de omgang met de complexe sociale realiteit tijdens de tweede wereldoorlog. De diepgaande tekstuele analyse aan de hand van topic-modeling die werd uitgevoerd, bevestigt en concretiseert veel elementen uit de bestaande literatuur omtrent de verzetskrant Indépendance. Zo bevestigt deze analyse onder meer de algemene intensivering en de repressie van het verzet naarmate de bezetting vorderde, alsmede het streven van het Onafhankelijkheidsfront naar een nationale volksbeweging en het viseren van de rol die de Belgische industriëlen speelden in de oorlogsindustrie. De socialistische en communistische ideologische beïnvloeding doordrong ook onmiskenbaar het gehele discours. Maar daarnaast biedt deze methodologie diverse nieuwe inzichten wat betreft deze verzetskrant. Deze bevindingen werden voordien niet opgemerkt in de wetenschappelijke onderzoeken. De clandestiene publicaties van het Onafhankelijkheidsfront werden namelijk zeer vaak beschreven als uitermate antifascistisch, zoals de meerderheid van de linkse verzetspers. Maar deze stelling lijkt echter niet (prominent) aanwezig te zijn in het discours van deze verzetskrant. Het expliciet fascistisch karakter van de bezetting werd niet zozeer geviseerd als de bezetting an sich. Ook het gegeven dat er een sterke nadruk lag op beide de Waalse en ook de Vlaamse collaboratie, ondanks het feit dat het een regionale Waalse publicatie betreft, zijn slechts enkele voorbeelden van de vernieuwende inzichten die verkregen werden door de toepassing van deze methodologie. Daarnaast is het ook mogelijk om deze ontwikkelingen een temporele dimensie te geven aan de hand van de chronologische evolutie van de onderwerpen. De methodologische meerwaarde van topic-modeling is onmiskenbaar. Op deze wijze draagt deze methodologische innovatie bij aan de inhoudelijke innovatie wat betreft de verzetshistoriografie.
154
Ten slotte wordt nog kort de geaggregeerde chronologische ontwikkeling comparatief geanalyseerd ten opzichte van de krant Actualite de R.A.F. Onderstaande grafiek geeft alle topics weer voor de gehele publicatieperiode. De gegevens werden omgerekend naar een gelijkwaardige maatstaf wat betreft het aantal pagina’s per editie.
Evolutie van de Onderwerpsgroepen voor de verzetskrant Indépendance 1942-1944 600,00 500,00
Oorlogsleed
400,00
Economie
300,00
Bezetting en collaboratie
200,00
Oorlogsgebeuren
100,00
Socialisme en communisme 1/09/1944
1/07/1944
1/05/1944
1/03/1944
1/01/1944
1/11/1943
1/09/1943
1/07/1943
1/05/1943
1/03/1943
1/01/1943
1/11/1942
1/09/1942
1/07/1942
1/05/1942
1/03/1942
0,00 1/01/1942
frequentie onderwerp
700,00
verzet Nationalisme en patriotisme
datum
De chronologische ontwikkeling van Indépendance overlapt op bepaalde vlakken met de evolutie van Actualité de R.A.F. Voor beide verzetskranten vormde het jaar 1942 het absolute hoogtepunt voor de combattieve onderwerpsgroepen zoals ‘Verzet’, ‘Oorlogsgebeuren’ en ‘Bezetting. Na deze culminatie trad er echter een langdurige stagnatie op, die voor Indépendance al startte in de zomer van het jaar 1942. Voor de krant Actualité de R.A.F. werd er in dat geval gesproken van het ‘jaar van vertwijfeling’ vanwege de zeer lage waarden voor de onderwerpen ‘Nationalisme’ en ‘Religie’, gecombineerd met hoge waarden voor het onderwerp ‘Bezetting en Collaboratie’. Deze ontwikkeling is in zekere mate ook van toepassing voor Indépendance. Beide clandestiene kranten vertonen ook een significante toename en intensivering van het discours in het jaar 1944. Deze ontwikkeling overlapt met de algemene verzetsontwikkelingen. De uitzonderlijk hoge waarden voor een meerderheid van de onderwerpen in het corpus van Indépendance in de maand december 1943, doen vermoeden dat het in dit geval een outlier betreft op de algemene tendenzen. Opvallend voor Indépendance is echter wel de kortstondige daling in de groeitrend tijdens de bevrijdingsperiode, terwijl Actualité de R.A.F. een constante groei vertoont voor deze periode, voornamelijk na de bevrijding. De onderwerpsgroep met de meest constante waarde was voor beide verzetskranten het onderwerp ‘Oorlogsgebeuren’. Deze topic was consistent zeer prominent aanwezig doorheen de hele oorlogsperiode. De eigenaardige discursieve ontwikkelingen van de verzetskrant Indépendance in het jaar 1944, met onder meer uitzonderlijk lage waarden voor de bevrijdingsperiode, worden mogelijk verklaard door de historische context. Gedurende deze periode was de positie van het Onafhankelijkheidsfront in Charleroi ten zeerste verzwakt vanwege de repressiemaatregelen. Daarnaast ondervond de
155
publicatie in deze periode materiele en logistieke problematieken. Deze omstandigheden verklaren mogelijk deze inhoudelijke ontwikkelingen. Indien het percentage van de onderwerpen ten slotte wordt geanalyseerd kan vastgesteld worden dat het expliciet politiek-ideologisch element een relatief beperkt aandeel vormt van het gehele discours van de krant Indépendance. De nadruk lag voornamelijk op het verzet tegen de bezetting en de collaboratie, samen met de oorlogsontwikkelingen. Maar er moet hierbij opgemerkt worden dat de socialistische beïnvloeding, en de directe oproep tot solidariteit en actie, het gehele discours doordrong. Op deze wijze vertekent deze impliciete ideologische invloed het beeld in zekere mate. Het procentueel aandeel van de gelijkaardige onderwerpsgroepen overlapt sterk in waarde met dezelfde onderwerpen van Actualité de R.A.F (zie tabel infra.). Een opvallende divergentie is echter wel de significant lagere frequentie van het onderwerp ‘Nationalisme’ voor Indépendance. De verzetskrant Actualité de R.A.F. was duidelijk patriottistischer van aard. En procentueel overlapt de religieus-ideologische motivatie voor het verzet, waarbij het onderwerp ‘Religie’ procentueel hetzelfde aandeel inneemt voor Actualité de R.A.F. in vergelijking met de categorieën ‘Economie’ en ‘Socialisme’ voor Indépendance.
Percentage van de onderwerpen voor Indépendance 1942-1944 Oorlogsleed 9,38%
Nationalisme en patriotisme 16,90%
Economie 8,47%
Bezetting en collaboratie 17,67% Oorlogsgebeuren 21,09%
verzet 17,74%
Socialisme en communisme 8,75%
156
Onderwerp Nationalisme en Patriotisme Oorlogsontwikkelingen Verzet Bezetting en Collaboratie Religie Economie Socialisme en communisme Oorlogsleed
Percentage Actualité de R.A.F. 24,27 % 21,05 % 17,29 % 19,87 % 17,50 %
Percentage Indépendance 16,90 % 21,09 % 17,74 % 17,67 % 8,47 % 8,75 % 9,38 %
4.4 Alternatieve onderzoeksmogelijkheden De comparatieve analyse die hier centraal stond vormt slechts echter één onderdeel van een scala aan potentiële onderzoeksmogelijkheden die via de toepassing van topic-modeling verricht kunnen worden. Ten eerste kan het specifieke analysemodel dat hier ontwikkeld werd voor de Belgische verzetspers toegepast worden op een globale en allesomvattende studie van alle gekende en gedigitaliseerde verzetskranten. Op deze wijze kan de gehele verzetspers diepgaand en comparatief geanalyseerd worden, om zo de globale ontwikkelingen vast te stellen. Via deze methode kunnen alle behandelde onderwerpen geïnventariseerd worden, samen met de procentuele frequentie van elke topic en de chronologische ontwikkeling ervan. Het zou ook comparatieve regionale analyses mogelijk maken, waarbij de clandestiene pers in Vlaanderen afgezet wordt ten opzichte van de Franstalige of zelfs de internationale verzetspers. Dit provoceert intrigerende onderzoeksvragen zoals bijvoorbeeld: Welke onderwerpen werden (niet) behandeld, of kwamen procentueel minder frequent voor in Vlaanderen? Was het algemene verzetsdiscours intensiever en gewelddadiger in Wallonië ten opzichte van de Vlaamse tegenhangers? Wat waren de divergenties en de convergenties van de verzetspers van beide gemeenschappen? Ook internationale comparatieve analyses behoren tot de mogelijkheden. Hierbij moet echter de methodologische problematiek opgemerkt worden die van cruciaal belang is bij een comparatieve analyse van een meertalig geaggregeerd bronnenbestand. De betekenisverschuiving en afwijkende inhouden van vertaalde begrippen kunnen de interpretatie en de onderlinge vergelijkingen van de topics problematiseren. Maar dit vormt echter geen onoverkomelijke hindernis die deze inspirerende onderzoeksvragen onuitvoerbaar maken. Naast deze geografische dimensie biedt de chronologische dimensie ook diverse mogelijkheden. Indien de onderwerpsevolutie van een groot aantal gelieerde verzetskranten in kaart gebracht is, zoals bijvoorbeeld de gehele verzetspers aan de linkerzijde van het politiek spectrum, kunnen de convergenties wat betreft de ontwikkeling van de onderwerpen verbonden worden aan de contemporaine oorlogsontwikkelingen. Bijvoorbeeld, een globale toename van het onderwerp ‘Verzet’, met als kernbegrippen ‘deportatie’ en ‘verplichting’, kan op deze wijze verbonden worden aan de Duitse maatregelen wat betreft de verplichte tewerkstelling. Verbonden hieraan is de mogelijkheid om een omvattende en accurate typologie samen te stellen op basis van inhoudelijke criteria zoals onder meer de politiek-ideologische oriëntatie van de respectievelijke verzetskrant. Dit analyse-instrument maakt de complexe sociale realiteit beter vatbaar voor interpretatie en onderzoek. Maar niet enkel de verzetspers kan vanuit dit perspectief benaderd worden, maar ook de analyse van de gecensureerde pers biedt een enorme hoeveelheid aan onderzoeksmogelijkheden. Zo kan een 157
globale studie van beide de clandestiene en de gecensureerde pers tijdens de tweede wereldoorlog sterk de inhoudelijk impact van de censuurmaatregelen vaststellen: Welke onderwerpen werden niet behandeld door de gecensureerde pers die echter wel prominent aanwezig waren in de clandestiene tegenhanger? Welke oorlogsontwikkelingen en –gebeurtenissen waren wel toegelaten om te behandelen in de gecensureerde pers? Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de enorme potentie van deze onderzoeksmethode. Ook maakt deze methode diverse linguïstische- en netwerkanalyses mogelijk (Cfr. supra). De complexe interconnectie tussen de verzetsleden, maar ook het onderling verband tussen de gehanteerde begrippen, kunnen zeer treffend gevat worden via netwerkanalyses. Onderstaande afbeelding geeft hier een voorbeeld van weer. Het toont de onderlinge verhoudingen en de verbondenheid tussen diverse begrippen. Deze interdependentie en tekstuele inspiratie kan toegepast worden op het gehele verzetsdiscours.
De complexe, tekstuele verhouding en beïnvloeding tussen de begrippen die centraal stonden in de verzetspers kunnen via een combinatie van deze onderzoeksmethodes geanalyseerd worden. Dit maakt een diepgaande doorgronding en discoursanalyse mogelijk voor de verzetspers als geheel. Kortom, de potentiële onderzoeksmogelijkheden zijn enorm. 4.4.1 Onderzoekscoöperatie: een bundeling van de inspanningen Verbonden aan de potentiële onderzoeksmogelijkheden is het cruciale belang van de bundeling van de wetenschappelijke inspanningen. De tekstcorpora van de verzetskranten in deze comparatieve analyse werden aanzienlijk kwalitatief verbeterd. De onduidelijke passages werden correct geïdentificeerd, alsmede werden de factuele fouten in de metadata gecorrigeerd. Deze informatie is fundamenteel voor elk wetenschappelijk onderzoek omtrent de verzetspers. Vandaar dat het belangrijk is om deze individuele onderzoeksinitiatieven te bundelen, zodat de opvolgende historiografische studies beroep kunnen doen op de eerder vergaarde informatie en de kwalitatief verbeterde historische bronnen. Zulk een bundeling van de intellectuele inspanningen stimuleert het
158
onderzoek omtrent de verzetspers, en de verzetshistoriografie in zijn geheel. onderzoeksresultaten kunnen hierbij passend gebundeld worden in een omvattende databank.
De
De centrale doelstelling van het initiële digitaliseringsproject was het preserveren van de clandestiene pers en het faciliteren van wetenschappelijk onderzoek hieromtrent. Voor het laatste element van deze doelstelling is het aanleggen van een informatiedatabank over de verzetskranten essentieel. Deze databank kan eventueel beheerd worden door de instituties die momenteel verantwoordelijk zijn voor de digitale ontsluiting, zoals onder meer het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij.
159
5 Conclusie Dit onderzoek situeert zich in een historiografische context waarbij er decennialang geworsteld werd met de wetenschappelijke benadering van het extensieve bronnenbestand van de verzetspers. Vanwege deze problematiek werd er doorgaans geopteerd om dit onderdeel van de complexe oorlogsgeschiedenis te segmenteren, om de historische realiteit vatbaarder te maken voor kwalitatieve benaderingen. De vele documenterings- en inventariseringsprojecten creëerden de voedingsbodem voor een inclusieve en globale analyse van de gehele verzetspers vanuit een metaperspectief. De noodzaak voor zulk een holistische benadering van de verzetspers werd al zeer vroeg geformuleerd. José Gotovitch viseerde de gefragmenteerde benadering van dit essentieel onderdeel van de verzetsgeschiedenis, en bepleitte een systematisch onderzoek van de gehele clandestiene pers in België. Om ‘de verzetspers’ te kunnen benaderen vanuit een inclusief en globaal perspectief was het echter vereist om nieuwe methodologieën en analyse-instrumenten te ontwikkelen om met het complexe bronnenbestand om te kunnen gaan. Vanwege de omvang beperkte Gotovitch zelf het onderzoek tot het bezettingsjaar 1940. Dit soort van structureel en holistisch onderzoek is echter methodologisch, epistemologisch en praktisch mogelijk via de toepassing van de benadering topic-modeling. Tijdens het methodologisch conceptualisatie- en constructieproces moest er rekening gehouden worden met het specifieke bronnenbestand van de verzetspers. Deze tekstcorpora bevatten namelijk inherente problematieken, zoals onder meer de anonimiteitskwestie en de materieel-logistieke beperkingen. Het is noodzakelijk om deze elementen, samen met de vormelijke aspecten van de bronnen, accuraat in het analyse-model te integreren, om zo de complexe historische realiteit op een holistische wijze te benaderen. Maar ook de definiëring en conceptualisatie van het onderzoeksobject ‘de verzetspers’ moest gemodificeerd worden ten op zichtte van de conventionele afbakeningen. Het doel was hierbij het bekomen van een inclusief en accuraat analytisch-instrument. De traditionele definiëring was doorgaans te strikt en te gelimiteerd, waardoor een significant onderdeel van de verzetspers niet in de analyses werd geïntegreerd. Daarnaast werd vaak de precieze verhouding met andere verzetsmedia nauwelijks of niet omkadert. Deze wetenschappelijke probleemstelling, namelijk de methodologische omgang met dit omvattend bronnenbestand, resulteerde met dit onderzoek in een tweeledige vraagstelling. Enerzijds werd er vertrokken vanuit de initiële vraagstelling of de systematische analyse van de verzetspers vanuit een holistisch perspectief operationeel is door middel van de toepassing van topic-modeling. Het doel was de constructie van een inclusief analyse-model, dat toegepast kan worden op elke individuele clandestiene publicatie en ‘de verzetspers’ als geaggregeerd geheel. De vraag was hierbij of topicmodeling niet een geschiktere methode is voor een systematisch en wetenschappelijk accurate benadering van de verzetspers. Bieden de traditionele kwalitatieve onderzoeken de meest historisch accurate inzichten, of wordt wetenschappelijke kennis omtrent de verzetspers het best verkregen door methodologieën zoals topic-modeling? De cruciale vraag op welke wijze dit bronnenbestand het best benaderd wordt is essentieel voor elk wetenschappelijk onderzoek. Op deze wijze ondergaat het debat in de historiografie een ontwikkeling met als kernvraag of deze methodologische vernieuwing ook inhoudelijke vernieuwing teweeg brengt. Dit academisch proces werd passend betiteld door Thomas Kuhn als ‘paradigm shifts’. Indien bij de methodologische evaluatie een eindbalans wordt opgemaakt, dan kan het volgende vastgesteld worden. Elke historiografische benadering bevat een bijdrage voor het bredere 160
historiografisch debat. Maar daarnaast bevatten ze ook intrinsieke elementen die het onderzoeksperspectief beperken en kanaliseren op een bepaald segment van de sociale realiteit. In de verzetshistoriografie bestaan er diverse analyseperspectieven, en deze hebben allen inherente voor-en nadelen. De kritische zelfreflectie over de vermelde voordelen en problematieken legt de basis voor een zelfbewuste realisatie van de mogelijkheden en de onmogelijkheden van deze methodologie. Zo gaat er onder meer een groot deel van de tekstuele, vormelijke en visuele bronneninformatie verloren bij de toepassing van topic-modeling. Daartegenover staat de toegevoegde informatie en analyseresultaten over de structurele discursieve patronen van het tekstcorpus. De problematiek kadert zich in het breder historiografisch debat omtrent methodologie en epistemologie. Al decennialang wordt het debat gevoerd omtrent de verhouding tussen de kwantitatieve en de kwalitatieve methodologieën in de historiografie. In het kader van dit debat over de fundamenten van de historiografie is een strikte dichotome dualiteit tussen respectievelijk de kwantitatieve methodologieën en de kwalitatieve methodologieën achterhaald. Beide vormen een complementair geheel. Beide hebben als doel het accuraat analyseren van de complexe historische realiteit aan de hand van de beschikbare bronnen. Topic-modeling biedt in dit opzicht de mogelijkheid om bepaalde structurele aspecten van de verzetspers te analyseren, wat minder mogelijk is aan de hand van een meer kwalitatieve lezing. Maar het impliceert niet dat het statistisch model de analytische vaardigheden van de historicus vervangt. Het vormt juist een instrument in de handen van elke historicus, die ermee aan de slag gaat om de initiële onderzoeksvraagstelling te beantwoorden. Het is nog steeds de historicus zelf die de afbakening en de parameters van het onderzoek bepaald. Het is nog steeds de historicus die de vraagstellingen en hypotheses poneert, en de onderzoeksresultaten hiertoe verifieert. En gedurende deze analyse en interpretatie kan de historicus een beroep doen op kwalitatievere benaderingen van het bronnenbestand. Het streefdoel is hierbij een complementariteit van de analysemethodes. Het is noodzakelijk voor de individuele historicus zich niet uitsluitend te integreren in één bepaalde historiografische stroming, of één bepaalde onderzoeksschool. De complexe en informatierijke historische bronnen worden het best benaderd vanuit een interdisciplinair en holistisch perspectief. Een symbiose van de onderzoeksmethodologieën is hierbij de meest optimale benadering van de complexe sociale realiteit, waarbij de kwalitatieve benaderingswijzen worden aangesloten met de kwantitatieve methodologieën en visa versa. Dit werd onder meer toegepast in dit onderzoek. Topic-modeling werd aangesloten met een grondige analyse van de vormelijke en visuele aspecten die inherent zijn aan het gebruikte medium, alsook met de toepassing van kwalitatieve lezingen van het bronnenbestand. De kwantitatieve analyse werd met andere woorden geverifieerd en onderbouwd met kwalitatieve benaderingen. Daarnaast werd de ontwikkelde methode specifiek toegepast op een comparatieve analyse van twee clandestiene verzetskranten uit de provincie Henegouwen. Het doel was de verificatie en de toepassing van het eerder ontwikkelde model aan een concrete historische casus. Centraal stond de analyse van twee verzetskranten die op het eerste zicht inhoudelijk enorm divergeren van elkaar, ondanks hun gedeeltelijk overlappende geografische afzetgebied. De toepassing van deze methodologie staat toe om het een systematische analyse uit te voeren van de structurele patronen die in het discours van de verzetskranten vervat zijn.
161
Maar deze convergerende factoren impliceerden echter niet een convergerende ideologie, of een convergentie wat betreft de formulering van de verzetsstandpunten. Beide verzetskranten doorgingen dezelfde historische ontwikkelingen, maar verschilden onderling in hun omgang met deze veranderingen in de sociale realiteit. Deze divergerende benadering van de contemporaine gebeurtenissen had fundamentele implicaties voor het gehanteerde discours. Het achterhalen, en comparatief analyseren van deze verbonden verzetskranten, die divergeerden in hun omgang met de sociale realiteit, vormde het fundament van dit onderzoek. Ondanks de gedeelde geografische eenheid (Henegouwen), ageerden beide verzetskranten in een afwijkende lokale context. Het afzetgebied van Actualité de R.A.F. betrof voornamelijk de meer marginale en rurale gebieden in Henegouwen, terwijl Indépendance representatiever was voor de provincie Henegouwen. Deze afwijkende sociale context had fundamentele implicaties voor het discours van deze clandestiene publicaties, en het illustreert treffend de politiek-ideologische heterogeniteit van de verzetspers als geheel. Daarnaast werd de bestaande wetenschappelijke literatuur en theorievorming omtrent deze verzetskranten geverifieerd met de toepassing van deze innovatieve methodologie. Een systematische analyse kan de structurele patronen in het discours van de clandestiene pers achterhalen, en op deze wijze onderbelichte of zelfs compleet innovatieve onderzoeksvragen en benaderingen aanreiken. Hierdoor konden nieuwe inzichten verkregen worden in het complexe verzetsdiscours van de tweede wereldoorlog. De onderzoeksresultaten gaven elementen weer die nog niet opgemerkt werden in de wetenschappelijke literatuur en door de eerdere kwalitatieve lezingen. Op deze wijze werden er nieuwe mogelijkheden gecreëerd die dieper onderzocht kunnen worden. De toepassing van deze methode bevestigde een aantal aspecten van de bestaande literatuur, zoals onder meer het religieus en royalistisch karakter van de verzetskrant Actualité de R.A.F. Ook concretiseerden en illustreerden de empirische onderzoeksresultaten de theorievorming omtrent Collective Action Frames en het socialisatieproces van A.A. Klumper. Maar van cruciaal belang was het achterhalen van significante elementen in het discours die voordien niet waargenomen werden in het complexe discours van deze verzetskranten. Een concreet voorbeeld hiervan is het internationale karakter of de Franse oriëntatie van de publicatie Actualité de R.A.F. De chronologische ontwikkeling van de onderwerpsgroepen kon aan de hand van topic-modeling ook treffend geïllustreerd worden. Er kon op deze wijze een zekere connectie vastgesteld worden tussen de discursieve ontwikkelingen en de contemporaine oorlogsgebeurtenissen. Deze correlatie impliceert niet noodzakelijk een directe causatie. De feitelijke ontwikkelingen in de sociale realiteit vormen, samen met de discursieve beschrijvingen, twee zijden van hetzelfde medaillon. Beide zijn onderdeel van de constructie van de sociale realiteit waarvan ze deel uitmaken. Deze methodologische innovatie draagt op deze wijze bij tot een inhoudelijke innovatie omtrent de (verzets)pers. De verdere inhoudelijke bevindingen werden dieper behandeld in het respectievelijke besluit verbonden aan dat onderzoeksonderdeel (Cfr. supra). Ten slotte opent deze innovatieve methodologie de weg voor compleet nieuwe historiografische onderzoeksmogelijkheden. Het pleidooi dat in 1972 werd geformuleerd door Gotovitch kan alsnog ingewilligd worden door de toepassing van deze vernieuwende methodologie. Maar ook de globale analyse van de verzetspers vanuit een holistisch perspectief behoort tot de onderzoeksmogelijkheden. Deze scriptie herhaalt daarbij het pleidooi van José Gotovitch voor zulk 162
een globale analyse. Vanwege de omvang van zulk een holistisch titanenwerk werd er echter niet geopteerd om dit te verrichten in de context van een scriptie, maar de analyse-instrumenten daartoe werden accuraat ontwikkeld. Daarnaast werden er ook diverse potentiële en alternatieve onderzoeksbenaderingen geponeerd, zoals onder meer regionale comparatieve analyse van de verzetspers. Maar er is ook ruimte voor verder onderzoek wat betreft netwerkanalyses. Zulk een analyse zou de onderlinge verwantschappen en interdependentie van de verzetsbewegingen treffend kunnen illustreren. Ook de specifieke chronologische ontwikkelingen van het discours van de kranten die in dit onderzoek werden geanalyseerd zijn vatbaar voor verder onderzoek. De eigenaardige discursieve ontwikkelingen van de verzetskrant Indépendance in de edities van het bezettingsjaar 1944 dienen verder onderzocht te worden. Deze publicaties vertonen immers uitzonderlijk lage waarden wat betreft de bevrijdingsperiode. Op deze wijze stimuleert deze methodologische vernieuwing innovatieve onderzoeksmogelijkheden, met inhoudelijke innovaties als gevolg. Hierbij is het van cruciaal belang dat de individuele wetenschappelijke onderzoeken gebundeld worden in een omvattende databank. Deze databank kan eventueel beheerd worden door de instituties die momenteel verantwoordelijk zijn voor de digitale ontsluiting, zoals onder meer het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij Het analytische perspectief was en blijft met andere woorden een dynamisch en dialectisch gegeven. Het fundamentele methodologisch en epistemologisch debat staat niet stil in de (verzets)historiografie. Steeds opnieuw worden er innovatieve winden geblazen, die de gebruikelijke benaderingen achterhalen. Deze alternatieve methodologieën bevatten naast hun analytische verrijkingen ook inherente valkuilen, waardoor ook zij op termijn moeten wijken voor analytische vernieuwingen. Dit academisch proces werd passend betiteld als ‘paradigm shifts’. Indien de verzetshistoriografie als geheel geanalyseerd wordt is er echter nog veel ruimte voor nieuwe, alternatieve analyseperspectieven, zoals topic-modeling, die tot nog toe (ondermaats) zijn toegepast om ‘het verzet’ te benaderen. Het biedt talloze analytische, en daarbij ook inhoudelijke, verrijkingen voor het historiografisch debat omtrent de maatschappelijke omgang met het verzetsverleden. Het eindresultaat is een positieve bijdrage, een meerwaarde voor het onbeslecht historiografisch debat en de maatschappelijke omgang met het complexe verzetsverleden van de Belgische samenleving.
163
Bijlagen
164
Bijlage 1: Een algemene Franstalige stoplist au r. imprimerie qu' devant quand beaucoup moyennant afin les tous et sienne de quand cela nos après leurs trop etc soi-même delà quelle cependant nôtre aucune ma vos hormis sur desquels quelques-unes certains nulles auquel même vous ils te donné quiconque ceux par chacun parce chacune parmi chaque plus
fait r.a s'il sous car o comment près ça ne ailleurs lesquelles toute étaient siennes dedans quant celle notamment attendant lors tu eux soit depuis quelqu'un certain nôtres au-dessous mais votre hors ta dessus quelques-uns ces on aussi mêmes vu jadis telle dont quoi du quoique duquel sa durant sans
i r.a. c'est j e em encore ses concernant puis ce ni ainsi lesquels toutes était siens dehors que celles notre au lorsque un furent sont des quelqu'une certaine nous au-dessus malgré vôtre ici tandis dès quels cet ou aussitôt mes y je telles jusqu tes jusque tienne la tiennes
r.a.f. r.a.f d'un dit peut a lequel toujours entre sien dans puisque ceci non alors leur très étant soi déjà quel celui notres aucun lui une grâce suis desquelles quelque certaines nulle auprès me vôtres il tant donc qui cette où autant mien autour mienne aux miennes auxquelles miens auxquels 165
chez plusieurs combien pour comme pourquoi donne aussi chaque trop hui ceux voir non très a s toujours c ce des et la ma mes nos ou qu se ta ton dont auprès oui chacun déjà voilà pu um devient donné vous étées es sont serons serait étais étaient fûtes soyons fusses fussent
elle sauf elles se en selon entend va avant m faire après ainsi encore être à tout si r ces du eux le mais moi notre par que ses te tu ni autre puisse voit sent devient redis pendant vos da y étés est serai serez serions était fus furent soyez fût ayant
laquelle tiens là toi le ton jusqu quoi avoir dis jours tant toutes bon aux tous plus n f dans elle il leur me mon nous pas qui son tes un dessus chose pense beaucoup autour devons doit ah entre votre été étant sommes seras seront seriez étions fut sois soient fussions eu
moins avec moment à mon donc i veut vers font t rien souvent là l d comme comme avec de en je lui même ne on pour sa sur toi une dira sait disons pensée semble puis où près enfin restent étée suis êtes sera serais seraient étiez fûmes soit fusse fussiez eue 166
eues avons auras auront auriez avions eûmes aies aient eussions cela ici quel sans vient vu pourra nôtres c s la plaît les l de la connus tel connaissons puiqu fit restons
eus avez aura aurais auraient aviez eûtes ait eusse eussiez celà ils quels soi verra voyons h r est il les merci la de son à do parle côtes telle las sais
ai ont aurons aurait avais avaient eurent ayons eusses eussent cet les quelle u trouve voyant fuit a de vous dans s r n de la disent tient noua veulent oh quelque
as aurai aurez aurions avait eut aie ayez eût ceci cette leurs quelles veux voulons ailleurs iront f la pour la tous dans est tout celle disant alors pouvons chez ondes
167
Bijlage 2: Onderzoeksresultaten Clusters/N-gram analyse verzetskrant Actualité de R.A.F. Totale hoeveelheid N-Gram types: 8350 Totale hoeveelheid N-Gram Tokens: 34372 Rangnummer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43
Frequentie 104 97 85 74 72 69 64 58 55 43 41 39 39 32 26 26 26 26 25 24 24 24 23 22 22 21 21 21 21 20 20 20 19 19 19 19 19 19 18 18 18 17 17
Range 68 96 70 55 47 58 44 53 55 42 37 34 36 32 23 23 26 24 21 24 20 22 19 21 18 20 18 21 20 20 19 20 19 18 19 18 19 19 17 17 18 16 16
Woordcluster les boches propagez s il vous la patrie la belgique la france la victoire la paix pour la patrie courage et confiance merci pour la patrie les anglais les nazis pour le aura les boches de gaulle en russie les aura les boches pour hitler le ciel l histoire les russes ordre nouveau l espérance hitler est nos soldats l avenir la force merci de tout cœur notre chère l univers la mort son peuple de dieu l ennemi la patrie courage notre roi patrie courage pour la patrie courage la bataille la justice la patrie courage et l angleterre loin de 168
44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93
17 17 16 16 16 16 15 15 15 15 15 15 14 14 14 14 14 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 12 12 12 12 12 12 12 12 12 12 12 12 12 12 12 12 12 12 12
15 17 16 16 16 14 15 14 14 12 14 15 13 12 11 12 14 12 13 13 13 13 12 12 12 13 10 11 12 13 11 12 11 12 12 12 10 12 12 11 11 11 12 12 11 11 12 12 12 12
nos yeux vive le roi ces boches chère belgique la gloire la nuit fin est proche l amour l heure l ordre l union la joie ces traîtres des anglais le führer le japon son orgueil cette guerre dans l histoire de la france de russie l air l amerique l âme la terre la vie les français ma lyre nos cœurs roi vive à hitler aux nazis de sang des boches fait la force l honneur l ordre nouveau l union fait la foi le belge le droit le lion le roi vive notre chère belgique notre liberté que dieu roi vive la belgique son tombeau union fait union fait la 169
94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121
12 12 11 11 11 11 11 11 11 11 11 11 11 11 11 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10
12 12 11 11 9 11 10 11 10 11 10 11 10 10 9 10 10 10 7 10 10 10 8 10 10 10 9 10
union fait la force vive le roi vive des nazis hitler dans il nous la belgique l la gestapo la liberté la manche la mitraille les alliés les teutons notre âme pour la france sa tombe de goebbels de vichy en proie l esperance la foule la neige la russie la vérité le boche les dictateurs pour notre liberté royal air force ses soldats
170
Bijlage 3: Onderzoeksresultaten Clusters/N-gram analyse verzetskrant Indépendance Totale hoeveelheid N-Gram types: 3709 Totale hoeveelheid N-Gram Tokens: 11572 Rangnummer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43
Frequentie 31 28 28 22 21 21 20 20 19 18 18 18 16 16 16 16 15 15 15 15 14 13 13 13 13 13 12 12 12 12 12 11 11 11 11 11 10 10 10 10 10 10 9
Range 15 12 14 13 11 5 7 4 8 10 9 10 8 7 6 6 7 3 6 9 6 7 7 8 9 5 8 7 7 8 6 4 9 6 6 7 8 7 6 4 8 8 6
Woordcluster du front de l indépendance le front de l indépendance tous les patriotes de notre pays de la guerre front de l independance contre l occupant utmi de la population de l europe de l occupant l ordre nouveau du grand charleroi la lutte contre urss à l occupant de l ennemi la classe ouvrière pour l allemagne tous les moyens de la résistance de l ordre des pays occupés l armée rouge machine de guerre vnv de l armée de la gestapo l occupant et la libération du que les allemands contre la déportation d une façon dans la lutte de l ordre nouveau de la libération de guerre hitlérienne l allemagne hitlérienne le soulèvement national les bandits hitlériens pour la libération tout le monde dans les pays 171
44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93
9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7
8 5 8 6 7 7 4 6 6 7 6 6 9 3 5 5 4 6 7 5 7 6 6 4 6 8 7 3 4 3 5 6 6 5 2 3 3 5 3 6 5 3 5 5 5 6 3 5 5 6
de l allemagne de la patrie l armée allemande la libération du pays la machine de guerre hitlérienne le peuple belge les allemands ont les moyens de libération du pays machine de guerre hitlérienne main d oeuvre mot d ordre victimes de la comités de défense de chez nous de l axe de la déportation de la liberté de nos alliés de tous les patriotes des milliers de et les collaborateurs la fin de mots d ordre moyens de transport toutes les forces à l ennemi champ d aviation chefs d entreprises coup de main de la région de la répression de toutes nos en oeuvre pour journal de charleroi la lutte contre la la misère et la r a f la résistance collective la victoire et le front de l est le front intérieur les mesures de les organisations de les pays occupés les traîtres et lutte contre la par la force par les nazis pays l occupant 172
94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143
7 7 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 5 5
5 5 4 3 4 6 6 5 5 6 3 4 3 6 5 3 5 5 5 4 4 3 5 5 4 2 2 5 5 2 3 5 5 5 5 2 5 5 6 3 3 5 3 5 5 4 5 5 3 5
raf à l allemagne après la guerre au lendemain de au service de avant la guerre chemin de la contre l envahisseur dans les pays occupés dans notre pays de la belgique de la lutte de la police de la propagande de la victoire de la ville de nos compatriotes de notre libération du pays l occupant en fin de compte en même temps en état de l europe occupée l heure de l indépendance qui l occupant c l occupant c est la guerre est la libération de la lutte contre la déportation les comités de les groupes de les mouvements de les traîtres et les les traîtres et les collaborateurs lutte contre la déportation organisations de résistance par l occupant sur l allemagne sur le front intérieur timbres de ravitaillement tous les belges tout le pays traîtres et les traîtres et les collaborateurs à l abri à l assaut à la lutte anniversaire de la chemin de fer 173
144 145 146 147 148 149 150 151 152 153 154 155 156 157 158 159 160 161 162 163 164 165 166 167 168 169 170 171 172 173 174 175 176 177 178 179 180 181 182 183 184 185 186 187 188 189 190 191 192 193
5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
3 2 2 5 2 3 4 5 5 4 5 2 4 2 4 5 5 4 3 5 3 3 5 4 5 4 2 3 4 5 4 5 3 4 5 4 3 3 5 2 4 5 4 3 4 4 3 4 2 5
contre l occupant et coup de main de coup de main de dieppe croix rouge du d aviation de de guerre allemande de l argent de l armée allemande de l occupation de la collaboration de la province de main de dieppe de rex et de résistance collective de tonnes de des centaines de des dizaines de du soulèvement national entre les mains et les femmes et tous les fois de plus hennuyer du front hors d usage l aide de l europe asservie la basse sambre la déportation est la guerre et la lutte contre l la lutte pour la production et la quasi totalité la radio de la région de charleroi le front russe lendemain de la les actions des lutte contre l main de dieppe millions de tonnes organe hennuyer du front de par l ennemi par l intermédiaire par les patriotes patriotes de toutes personnel de maîtrise pommes de terre tonnes de charbon tout en oeuvre pour 174
196 197
5 5
5 4
toute la population toutes les organisations
175
Opgave van bronnen en wetenschappelijke literatuur
176
Algemene Belgische Verzetshistoriografie Aerts K. ‘Repressie’, in: HEIRBAUT, Dirk, ROUSSEAUX, Xavier, DE KOSTER, Margo (red.), Encyclopedie van de Belgische justitiegeschiedenis, 2013. Alsook SAX, A. De goede collaborateur. Biografie Bulletin 2011. Baert T. Patriotten van het platteland. Een bijdrage tot de geschiedenis van het verzet in de regio Dendermonde - Sint-Niklaas tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een comporatieve prosopografie van verzet in Moerzeke en Kastel. UGent, 2002. Baeten W. Het Kempisch Legioen. De dubbele strijd van een verzetsbeweging, 1942-1944 en 1944-1961. UGent, 2004 Bal N. Mijn wankele wereld. Vier jaar in het socialistisch verzet. Leuven, 1984. Bernard H. La Résistance 1940-1945, Bruxelles, la naissance du livre, 1968. De Dobbelaer T. Motivatie en profiel van de verzetsstrijder. Een collectieve biografie van Gentenaars in Breendonk 1940-1944. UGent, 1991. De Wever B. Greep naar de macht. Vlaams-Nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945, Tielt, Lannoo, 1994. Demany F. Geschiedenis van den Belgischen Weerstand en van het onafhankelijkheidsfront, Brussel, pers van den Weerstand, 1944. Depoorter N. Diksmuide tijdens de Tweede Wereldoorlog: een prosopografische analyse van het verzet, Gent, UGent, 1997. Depuydt P. Wervik, een grensstad tijdens de Tweede Wereldoorlog. Prosopografische analyse van het verzet. UGent, 1998. Ducarme B. Le financement de la résistance armée en Belgique 1940-1944, Brussel, CRISP, 1970. Duportail P. Bottelaere, een plattelandsgemeente in Wereldoorlog Twee. Prosopografische analyse van het verzet. Studie van het dagelijkse leven. Waardenonderzoek, Gent, UGent, 1995. Galle H. e.a. La résistance en belgique, 1940-1945. Brussel, 1979. Gotovich J. Du rouge au Tricolore, Résistance et Parti communiste, Bruxelles, Editions Labor, 1992. Gotovich J. Views of the Belgian Resistance on the Future of Europe. In: Documents on the History of European Integration, vol.I, consistental Plans for European Union 1939-1945, pp. 215-243. Gotovitch J. e.a. Het gewicht van het oorlogsverleden, Gent, 2002. Huyse L. e.a. Onverwerkt verleden. Collaboratie en repressie in België 1942-1952, Leuven, Davidsfonds, 1991. Joset C. Panorama de la Résistance. Brussel, 1948. Lagrou P. De politieke strijd om het verzetsaureool. Verdienste en erkentelijkheid in het naoorlogse België. (1944-1950). KUL, 1989. Lagrou P. Herdenken en vergeten. De politieke verwerking van verzet en vervolging in België na 1945 in: Spiegel Historiael. Maandblad voor geschiedenis en archeologie, 29, nr. 3-4, p 116-122, 1994. Laplasse J. e.a. Het verzet gewogen. Een kwantitatieve analyse van politieke aanslagen en sabotages in België, 1940-1944. in: Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis-Cahiers d'Histoire du Temps présent, nr. 15, p 227-260, 2005. Laplasse J. Veurne, een kleine provinciestad tijdens WOII. Een bijdrage tot de analyse van het verzet in de Westhoek, Gent, UGent, 1996. Lejeune L. La Résistance belge. In: Cahiers d’histoire de la guerre. Parijs, 1950. 177
Lorand W. La Résistance dans la Basse-Sambre industrielle durant la Seconde Guerre Mondiale (1940-1944): Auvelais, Tamines, Falisolle. UCL, 1996. Maerten F. De katholieke kerk. Aanwezigheidspolitiek, in: Van Den Wijngaert G. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog, Antwerpen, pp. 143-252, 2004. Maerten F. Het verzet in: Boeckx B. e.a., Tegendruk, De geheime pers tijdens de Tweede Wereldoorlog, Gent, p 33-48, 2004. Maerten F. Het verzet. Antifascisme en patriottisme, in: Van Den Wijngaert G. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog, Antwerpen, p 207-263, 2004. Maerten F. Jeunesse et Résistance. Entre mythe et réalité. Le cas du Hainaut, 1940-1944, in: Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis-Cahiers d'Histoire du Temps Présent, nr. 8, p. 257-305, 2001. Maerten F. La Résistance, Facteur d'Emancipation des Femmes? Le cas du Hainaut, in: Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis-Cahiers d'Histoire du Temps Présent, p 173-206, nr. 4, 1998. Maerten F. Le poids du souvenir de 14-18 dans l'engagement résistant durant la Seconde Guerre mondiale. Le cas du Hainaut, in: Politique, imaginaire et éducation. Mélanges en l'honneur de Jacques Lory, Brussel, p 89-125, 2000. Maerten F. Les femmes dans la Résistance pendant la seconde guerre mondiale. Vers une plus grande part de responsabilités, in: Femmes des années 80. Un Siècle de conditionféminine en Belgique (1889-1989), Brussel-Louvain-La-Neuve, p 165-173, 1989. Maerten F. L'impact du souvenir de la grande guerre sur la résistance en Belgique durant Ie second conflit mondial, in: Van Ypersele L. Imaginaires de guerre: I 'histoire entre mythe et réalité. Actes du colloque Louvain-La-Neuve, 3-5 mai 2001, Louvain-La-Neuve, p 303-336, 2001. Maerten F. Résistance et société en Hainaut beIge. Histoire d'une brève rencontre, in: L'engagement dans la résistance (France du Nord - Belgique), Colloque organisé à Bondues par Ie Centre de Recherche sur l'Histoire de l'Europe du Nord-Ouest et la ville de Bondues Ie 20 octobre 2001, Villeneuve d' Ascq, 2003. Marcot F. Les paysans et la Résistance: problèmes d'une approche sociologique, in: La Résistance et les Français. Enjeux stratégiques et environnement social. Actes du colloque international Ta Résistance et les Français: Ie poids de la stratégie, Résistance et Société', 29-30 septembre-1er octobre 1994, Rennes, p 245-255, 1997. Marcot F. Pour une sociologie de la résistance: intentionnalité et fonctionnalité, in: La résistance, une histoire sociale, Parijs, p 21-41, 1997. Marcot F. Réflexions sur les valeurs de la résistance, in: Mémoire et Histoire: la Résistance, Toulouse, p 81-90, 1995. Marcot F. Résistance et population (1940-1944), Besançon, 1994. Meyers W.C.M. e.a., De vijand te lijf. De Belgen in het verzet, Antwerpen, 1984. Moore B. Resistance in Western Europe. Oxford, 2000. Pelicaen F. Dilbeek tijdens de Tweede Wereldoorlog: analyse en situering van het verzet in een Vlaams-Brabantse gemeente, UGent, 2006. Pennick F. Analyse en situering van het verzet in Oudenaarde 1940-1945, Gent, UGent, 1996. Sax, A. De goede collaborateur. Biografie Bulletin, 2011. Seberechts F. Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie, repressie, Leuven, Davidsfonds, 1994. Steen K. De symboolfunctie van 1914-1918 voor de sluikpers van de Tweede Wereldoorlog, in: Tegendruk. Geheime pers tijdens de Tweede Wereldoorlog, Gent, p. 89-102, 2004. 178
Steen K. e.a. De schemerzone van een stad in oorlog : de evolutie van het verzet in Gent (19401944) : van ongestructureerde initiatieven tot georganiseerde verzetsbewegingen , UGent, 2007. Steinberg M. La problématique de la résistance juive en Belgique, in: Points Critiques, nr. 8, p. 829, 1979. Tanham G.K. Contribution à I 'histoire de la résistance beige, Brussel, 1971. Ugeux W. Aspects divers de la psychologie du résistant belge 1940-1945. In: Revue internationale d’histoire militaire, nr. 29, 1970, p963-972. Van de Vijver H. e.a. België in de Tweede Wereldoorlog: Het verzet. Brussel, 1988. Van Den Wijngaert M. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. Antwerpen, 2004. Van Doorslaer R. Gebruikt verleden. De politieke nalatenschap van de Tweede Wereldoorlog in België, 1945-2000, in: Geschiedenis maken. Liber amicorum Herman Balthazar, Gent, p 227-266, 2003. Verhaegen M-P, Voor Koning en Vaderland. De Belgische adel in het verzet, Tielt, 2003. Verhoeyen E. België bezet. 1940-1944, Brussel, BRTN-Instructieve Omroep, 1993. Vriends A-M, De Belgische verzetsbeweging in de Tweede Wereldoorlog. Een polemologische studie van een escalatieproces, VUB, 1975. Winkel L.E. De ondergrondse pers 1940-1945. Den Haag, 1954, 414 p.
Literatuur verzetspers Bal N. De clandestiene pers in Vlaanderen 1940-1945, Brussel, BRT-Instructieve Omroep, 1991. Bedarida F. e.a. (Ed.), La Résistance spirituelle, 1941-1944 : les Cahiers clandestins du Témoignage chrétien, Paris, A. Michel, 2001, 411 p. Bellanger C. e.a. Presse clandestine, 1940-1944, Paris, A. Colin, 1961, 263 p. Bouju M. Manuscrite, ronéotypée, imprimée...: la presse clandestine en France pendant la Seconde Guerre mondiale. Le Centre d'histoire sociale du XXe siècle, Parijs, 2015, 14 p. Buton P. La contre-propagande de la Résistance intérieure et extérieure », in La propagande sous Vichy, 1940-1944, Nanterre, BDIC, 1990, p. 240-247. Chauvet P. La Résistance chez les fils de Gutenberg dans la Deuxième Guerre mondiale : témoignages, Paris, P. Chauvet, 1979, 501 p. Colignon A., ‘Première page, cinquième colonne’ in F. Balace (ed.), Jours de guerre/Jours Noirs, Bruxelles, Crédit Communal, 1992, p. 7-32. De Bens E. De Belgische dagbladpers onder Duitse censuur (1940-1944), Kapellen, De Nederlandsche Boekhandel, 1973. De Wilde V. Biografie van een weerstander in de sluikpers: Georges Nachez, Ongepubliceerde oefening tweede kandidatuur geschiedenis. UGent, 2005. Deneckere B. De Westvlaamse klandestiene pers tijdens de tweede wereldoorlog, Leuven, KUL, 1976.
Dujardin J. Inventaire des publications périodiques clandestines 1940-1944 de la province de Liège. In : Bijdragen tot de geschiedenis van de tweede wereldoorlog, Brussel, 1967, p 34-94. Eschalier J. Étude de presse clandestine, le journal Libération zone Sud , 1941-1944 , Diplôme d’études supérieures, Paris, 1962, 162 p. Freiberg R. Die Presse der französischen Resistance : Technik und Positionen einer Untergrundpresse 1940-1944, Inaug.-Diss., Freien Universität Berlin, 1962, 317 p.
179
Gotovich J. e.a. (eds.) ‘Presse de collaboration (langue française) – Presse de collaboration (langue flamande)’. Dictionnaire de la Seconde Guerre mondiale en Belgique, Bruxelles, André Versaille, 2008, p. 345-350. Gotovitch J. (dir.), Guide de la presse clandestine de Belgique, Bruxelles, Centre de Recherches et d'Etudes historiques de la Seconde Guerre Mondiale, 1991, IV + 214 p. Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940. in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n°2, 1972, p. 223-267. Gotovitch J. Photographie de la presse clandestine de 1940. Cahiers d’histoire de la Seconde Guerre mondiale, n°2, octobre 1972, p. 113-156. Gotovitch J. Presse clandestine en Belgique, une production culturelle?, in François Marcot & Bruno Curatolo (dir.), Ecrire sous l’Occupation ; du non-consentement à la Résistance. FranceBelgique-Pologne 1940-1945, Rennes, Presses universitaires de Rennes, 2011, p. 97-114. Granet M. Comment se fabriquaient les journaux clandestins », Historama hors-série, 1971, n°14, p. 175-187. Maerten F. De sluikpers in bezet België, in: Boeckx B. e.a, Tegendruk. Geheime pers tijdens de Tweede Wereldoorlog, Gent, p 73-88, 2004. Maerten F. De sluikpers in bezet België. in Tegendruk. De geheime pers tijdens de Tweede Wereldoorlog, Gent/Brussel/Antwerpen, 2004, p. 73-88. Maerten F. Du murmure au grondement. La Résistance politique et idéologique dans la province de Hainaut pendant la seconde guerre mondiale (mai 1940-septembre 1944), Mons, 1999, 3 vol., 1.176 p. Maerten F. e.a. (dir.) Entre la peste et le choléra. Vie et attitude des catholiques belges sous l'occupation, Gerpinnes, Quorum/Ceges/Arca, 1999, 288 p. Maerten F. La Première Guerre mondiale dans la presse clandestine de la Belgique occupée en 1940-1944", in Robert Vandenbussche (dir.), La résistance en France et en Belgique occupées (1914-1918), Villeneuve d'Asq, IRHiS, 2012, p. 191-206. Maerten F. La résistance dans la région mouscronnoise pendant la seconde guerre mondiale (mai 1940-septembre 1944), Mouscron, 1984, 439 p. Maerten F. La Résistance en Belgique 1940-1944. Une odyssée méconnue. in Histoire(s) de la dernière guerre [1939-45, au jour le jour], n°18, mai-juin 2012, p. 38-45. Maerten F. Le Front de l'indépendance ou la Résistance comme instrument du Parti communiste dans le Hainaut en 1940-1944. Entre réalité belge et rêve soviétique, in Annales du Cercle d'histoire et d'archéologie de Saint-Ghislain et de la région, t. XI, 2008, p. 437-518. Maerten F. L'historiographie de la Résistance belge. A la recherche de la patrie perdue, in Laurent Douzou (dir.), Faire l'histoire de la Résistance. Actes du colloque international (18-20 mars 2008), Rennes, Presses universitaires de Rennes, 2010, p. 257-276. Meyers W. e.a. De vijand te lijf. De Belgen in het verzet, Antwerpen/Amsterdam, Helios, 1984, p. 14-31. Michel H. La presse clandestine, expression de la pensée de la Résistance ? . Bulletin de la société d’histoire moderne, 11e série, 1956, mars-avril, n° 18, p. 7-15. Roux-Fouillet. Catalogue des périodiques clandestins (1939-1945), Paris, Bibliothèque nationale, 1954, 282 p. Ruby M. Guerre et presse, Lyon, l’Hermès, 1979, 175 p.
180
Stone H. Writing in the shadow : resistance publication in occupied Europe, London, F. Cass, 1996, VIII-207 p. Tanham G. Contribution à l'histoire de la résistance belge. 1940-1944, Brussel, Presses Universitaires de Bruxelles, 1977, p. 105-144. Vals C. En captivité, étude d’un journal clandestin (24 novembre 1940-27 juillet 1941), Mémoire de maîtrise, Université de Franche-Comté, 1996, 247 p. Van Doorslaer R. ‘Ulenspiegel: Een kommunistisch eksperiment met een Vlaams-nationale legale oorlogskrant Antwerpen: 5 januari 1940-1 maart 1941’ in, Wetenschappelijke Tijdingen, 1975, 34, 2, p. 93-94. Veillon D. Le Franc-Tireur, un journal clandestin, un mouvement de Résistance 1940-1944, Paris, Flammarion, 1977, 428 p. Winkel R. ‘Gelijkgeschakelde stemmen : officiële informatiemedia in bezet België, 1940-1944’, in, Tegendruk. De geheime pers tijdens de Tweede Wereldoorlog, Gent, Brussel, Antwerpen, Amsab-ISG/SOMA-CEGES/Erfgoedcel Stad Antwerpen, 2004, p. 49-66. Wyrwa T. L’idée européenne dans la Résistance à travers la presse clandestine en France et en Pologne : 1939-1945, Paris, Nouvelles éditions latines, 1987, 237 p.
Methodologische literatuur topic-modeling Bei D.M. e.a. Dynamic Topic Models. In International Conference on Machine Learning, 2006, New York, p. 113-120. Blei D.M. Probalistic Topic Models. In: Communications of the ACM, 2012, vol.55 nr. 4, p. 77-84. Block S. Tales from the vault: doing more with digitalization. In: Common Place, vol 6 nummer 2, 2006, p 1-8.
Brett M.R. Topic Modeling: A basic introduction. In: Journal of digital Humanities, vol 2, nummer 1, 2012, p3. Griffiths T. e.a. Proceedings of the 20th conference on Uncertainty in artificial intelligence, Press Arlington, Virginia, 2004, p 487-494. Grimmer, J. A Bayesian hierarchical topic model for political texts: Measuring expressed agendas in senate press releases. Polit. Anal. 18, 1 (2010), 1. 20. Hoffman, M., Blei, D., Bach, F. On-line learning for latent Dirichlet allocation. In Neural Information Processing Systems (2010). Hofmann, T. Probabilistic latent semantic analysis. In Uncertainty in Artificial Intelligence (UAI) (1999). Jordan, M., Ghahramani, Z., Jaakkola, T., Saul, L. Introduction to variational methods for graphical models. Mach. Learn. 37 (1999), 183–233. Lawrence A. (2015). AntConc (Version 3.3.4) [Computer Software]. Tokyo, Japan: Waseda University. Li, J., Wang, C., Lim, Y., Blei, D., Fei-Fei, L. Building and using a semantivisual image hierarchy. In Computer Vision and Pattern Recognition (2010). Li, W., McCallum, A. Pachinko allocation: DAGstructured mixture models of topic correlations. In International Conference on Machine Learning (2006), 577–584. Mimno, D., McCallum, A. Topic models conditioned on arbitrary features with Dirichletmultinomial regression. In Uncertainty in Artificial Intelligence (2008).
181
Newman, D., Chemudugunta, C., Smyth, P. Statistical entity-topic models. In Knowledge Discovery and Data Mining (2006) Rosen-Zvi, M., Griffiths, T., Steyvers, M., Smith, P., The author-topic model for authors and documents. In Proceedings of the 20th Conference on Uncertainty in Artificial Intelligence (2004), AUAI Press, 487–494. Steyvers M. e.a. Probabilistic Topic Models. In McNamara, D; Dennis, S.; Kintsch, W. Handbook of Latent Semantic Analysis. Psychology Press.
Algemene literatuur theoretisch kader Bourdieu P. Outline of a Theory of Practice. Cambridge, 1977, p. 80-91. Clark E. History, theory, text: historians and the linguistic turn. Harvard University press, Cambridge, 2004. En Spiegel G. Practicing history: new directions in historical writing after the linguistic turn. Routledge, New York, 2005. Fisher WR. Narration as a human communication paradigm: the case of public moral argument. Commun. Monogr. Nummer 51, 1984, p 1-23. Gamson WA. Constructing social protest. In: Social Movements and Culture, 1995, p 85-106. Gamson WA. e.a. Encounters with unjust authority. Homewood, Illinois, 1982, p 3. Giddens A. The constitution of Society: Outline of the Theory of Structuration. Berkeley, 1986, p. 19-31. Klandermans B e.a. (eds.). Social Movements and Culture. Minneapolis: University of Minnesota. Press, 1995. Klandermans B. Mobilization and participation: social-psychological expansions of resource mobilization theory. In: American sociological review, 1984, p 583-600. McAdam D; e.a. Comparative Perspectives on social movements opportunities, Mobilizing structures and framing. Cambridge, Cambridge University press, p 17. Snow D. Framing Processes and Social Movements: an overview and assessment. In: Annual review of sociology, vol. 26, 2000, p 611-639. Woehrle LM. Constructing identity and oppositional knowledge: the framing practices of peace movement organizations during the Persian Gulf War. Sociol. Spectr nummer 16, 1996, p 287327. Bronnen Uitgegeven bronnen Dumont E. La Guerre en vers sous l’occupation allemande, 1940-1944. Parijs, Centrale du Croissant, 1945. 46 p. Gotovitch J. (dir.), Guide de la presse clandestine de Belgique, Bruxelles, Centre de Recherches et d'Etudes historiques de la Seconde Guerre Mondiale, 1991, IV + 214 p. Roux-Fouillet. Catalogue des périodiques clandestins (1939-1945), Paris, Bibliothèque nationale, 1954, 282 p. Onuitgegeven licentieverhandelingen Vannekke J. De houding van de Belgische Nederlandstalige pers tegenover Rusland voor en na de 22e juni 1941. Koninklijke Militaire School, 1970.
182
Onuitgegeven bronnen Deze bronnen zijn onuitgegeven, maar zijn echter wel digitaal raadpleegbaar via http://warpress.cegesoma.be/. Daarnaast zijn de bronnen ook raadpleegbaar in het archief van Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (Brussel).
De verzetskrant Actualité de R.A.F., edities 1940-1945. De verzetskrant Indépendance, edities 1942-1944.
183