A..Æ Toelichting beloning bestuurders Anton Dieleman RA*
Inleiding Deze bijdrage aan de Leidraad AA gaat in op de toelichting op de beloning van de bestuurders voor jaarrekeningen die vallen onder de reikwijdte van art. Æ:æ BW. De bijdrage beperkt zich tot de toelichting die op grond van art. Æ: BW is vereist voor besloten vennootschappen en zogenaamde ‘gesloten naamloze vennootschappen’. De toelichting op de beloning bestuurders voor open naamloze vennootschappen (art. Æ: b-e BW) wordt buiten beschouwing gelaten. Het artikel beperkt zich derhalve tot een toelichting op de wettekst, zoals die op dit moment als volgt luidt: ‘Opgegeven worden het bedrag van de bezoldigingen, met inbegrip van de pensioenlasten, en van de andere uitkeringen voor de gezamenlijke bestuurders en gewezen bestuurders en, afzonderlijk, voor de gezamenlijke commissarissen en gewezen commissarissen. De vorige zin heeft betrekking op de bedragen die in het boekjaar ten laste van de rechtspersoon zijn gekomen. Indien de rechtspersoon dochtermaatschappijen heeft of de financie«le gegevens van andere maatschappijen consolideert, worden de bedragen die in het boekjaar te hunnen laste zijn gekomen, in de opgave begrepen. Een opgave die herleid kan worden tot een enkele natuurlijke persoon mag achterwege blijven’. * Anton Dieleman RA is directeur vaktechniek bij Mazars.
Leidraad voor de accountant afl. 86 - mei 2013
A.3.20 - 01
EXTERNE FINANCIEºLE BERICHTGEVING
Van belang bij deze toelichting op de beloning bestuurders is verder dat de toelichting niet achterwege mag worden gelaten op grond van het feit dat het toe te lichten bedrag niet van materie«le omvang zou zijn (art. Æ: lid BW). Ongeacht de (geringe) hoogte van het bedrag dient de toelichting dus altijd te worden opgenomen (tenzij een wettelijke vrijstelling van toepassing is).
Ontwikkeling wettekst De tekst van de wet met betrekking tot de verplichte toelichting op de beloning bestuurders laat gedurende de achterliggende decennia het volgende verloop zien: Bij de invoering van de Wet op de jaarrekening van ondernemingen (WJO) in "æ" is de verplichting om de bestuurdersbeloning toe te lichten voor het eerst in de wet opgenomen. Deze verplichting is vervolgens overgenomen bij de implementatie van de Vierde EG-Richtlijn in "æª.1 De tekst van de wet luidde destijds als volgt: ‘Medegedeeld worden de bedragen die in het boekjaar ten laste van de rechtspersoon zijn gekomen ter bezoldiging van de bestuurders en van de commissarissen, alsmede terzake van pensioenen en andere soortgelijke uitkeringen aan voormalige bestuurders en commissarissen; de bedragen moeten voor de bestuurders en voormalig bestuurders gezamenlijk en voor de commissarissen en voormalige commissarissen gezamenlijk worden opgegeven. Voor de toepassing van dit voorschrift worden bij een coo«peratieve vereniging en een onderlinge waarborgmaatschappij met bestuurders gelijkgesteld degenen die krachtens de statuten met de algemene leiding van de dagelijkse gang van zaken zijn belast’.
1. Stb. 1983, 663.
A.3.20 - 02
Leidraad voor de accountant afl. 86 - mei 2013
TOELICHTING BELONING BESTUURDERS
Met ingang van "ææ (invoering Zevende EG-Richtlijn) is de bepaling aangepast en is voor het eerst sprake van een vrijstelling.1 De tekst van de wet werd toen gewijzigd in de volgende bepaling (de wijziging ten opzichte van de huidige wettekst is door de auteur onderstreept): ‘Opgegeven worden het bedrag van de bezoldiging, met inbegrip van de pensioenlasten, en van de andere uitkeringen voor de gezamenlijke bestuurders en gewezen bestuurders en, afzonderlijk, voor de gezamenlijke commissarissen en gewezen commissarissen. De vorige zin heeft betrekking op de bedragen die in het boekjaar ten laste van de rechtspersoon zijn gekomen. Indien de rechtspersoon dochtermaatschappijen heeft of de financie«le gegevens van andere maatschappijen consolideert, worden de bedragen die in het boekjaar te hunnen laste zijn gekomen, in de opgave begrepen. Een opgave die een enkele persoon zou betreffen mag achterwege blijven’. In "ææ is de verplichting opnieuw aangepast tot de huidige wettekst, waarmee de vrijstellingsbepaling beperkt is tot de situatie dat de toelichting herleid zou kunnen worden tot een enkele natuurlijke persoon.2
Toelichting en grootteregime De verplichte toelichting op de beloning bestuurders geldt uitsluitend voor middelgrote en grote rechtspersonen die hun jaarrekening op basis van art. Æ:æ BW opmaken. Voor kleine rechtspersonen geldt een vrijstelling.3 Van belang is dat laatstgenoemde vrijstelling niet van toepassing is als de jaarrekening wordt opgemaakt op basis van IFRS-grondslagen; een optie die sinds Æ openstaat voor rechtspersonen die onder art. Æ:æ BW vallen. Als die IFRS-op-
1. Stb. 1988, 517. 2. Stb. 1993, 261. 3. Art. 2:396 lid 5 BW.
Leidraad voor de accountant afl. 86 - mei 2013
A.3.20 - 03
EXTERNE FINANCIEºLE BERICHTGEVING
tie wordt toegepast zijn namelijk de vrijstellingen voor kleine en middelgrote rechtspersonen niet van toepassing. Consequentie daarvan is dat de vrijstelling die normaliter geldt voor kleine rechtspersonen in die situatie niet mag worden toegepast.
Geconsolideerd of enkelvoudig Voor het opmaken van de jaarrekening is van belang waar de toelichting op de beloning bestuurders moet worden vermeld: in de toelichting op de enkelvoudige jaarrekening, of in de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening. In de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ Æ".) wordt gesteld dat vermelding zowel in de toelichting op de enkelvoudige jaarrekening als in de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening kan plaatsvinden. Bij deze interpretatie van de RJ zijn naar mijn mening twee kanttekeningen te plaatsen: ". Art. Æ: lid " BW eist dat de bedragen die aan de bestuurder zijn betaald en die ten laste van dochtermaatschappijen en andere in de consolidatie betrokken maatschappijen gekomen zijn in de opgave begrepen moeten worden. Als de tekst betrekking zou hebben op de geconsolideerde jaarrekening, zou een dergelijke toevoeging met dochter- en groepsmaatschappijen overbodig zijn, omdat een toelichting in de geconsolideerde jaarrekening al met zich brengt dat het om een geconsolideerd bedrag gaat. Æ. Art. Æ:ª" lid " BW geeft aan dat de bepalingen van art. Æ:æ BW integraal van toepassing zijn op de geconsolideerde jaarrekening, met uitzondering van de specifiek in art. Æ:ª" BW genoemde uitzonderingen. Ee¤n van die uitzonderingen betreft de toelichting van art. Æ: BW. Op grond hiervan komt het mij voor dat formeel gezien de wetgever bedoeld heeft om de toelichting op de beloning van de bestuurders op te nemen in de toelichting op de enkelvoudige jaarrekening.
A.3.20 - 04
Leidraad voor de accountant afl. 86 - mei 2013
TOELICHTING BELONING BESTUURDERS
Inhoud toe te lichten bedrag Voor het opmaken van de jaarrekening is uiteraard van belang welke componenten onder de term bezoldiging vallen en daarom onder de toelichting van de beloning op de bestuurders moeten worden vermeld. Uit de begrippenlijst bij de RJ (RJ æª) blijkt dat het moet gaan om de volgende componenten: a. periodiek betaalde beloningen; b. beloningen betaalbaar op termijn; c. uitkeringen bij bee«indiging dienstverband; en d. winstdelingen en bonusbetalingen. In Bijlage bij RJ Æ" zijn deze componenten als volgt verder uitgewerkt (zie kader): Categorie A: Periodiek betaalde beloningen ^ lonen en salarissen; ^ doorbetaling bij ziekte en vakantie; ^ sociale premies (werkgeversdeel van zowel de verplichte als de vrijwillige sociale lasten); ^ vakantiegeld; ^ vergoedingen in natura; ^ medische verzorging (als onderdeel van vergoeding in natura); ^ terbeschikkingstelling van huisvesting (als onderdeel van vergoeding in natura); ^ ter beschikking stelling van een auto, (mede) voor prive¤gebruik (als onderdeel van vergoeding in natura); ^ voordelen uit laagrentende leningen (als onderdeel van vergoeding in natura); ^ kostenvergoeding, tenzij deze ree«le kostenvergoedingen betreffen; ^ presentiegelden; ^ loonbelasting (of soortgelijke belasting) indien de rechtspersoon deze draagt die is verschuldigd over de verleende aandelenopties.
Leidraad voor de accountant afl. 86 - mei 2013
A.3.20 - 05
EXTERNE FINANCIEºLE BERICHTGEVING
Categorie B: Beloningen betaalbaar op termijn ^ in de winst-en-verliesrekening opgenomen pensioenlasten; ^ langdurig verlof/sabbaticals; ^ jubileumuitkeringen; ^ arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (of aanvullingen daarop); ^ betaling bij arbeidsongeschiktheid; ^ beloning in verband met een regeling voor vervroegde uittreding, zoals VUT en prepensioen; ^ het recht op aanvulling van een sociale uitkering. Categorie C: Uitkeringen bij bee«indiging van het dienstverband ^ afvloeiingsregelingen; ^ golden parachute regeling; ^ kantonrechtersformule; ^ gouden handdrukken. Categorie D: Winstdelingen en bonusbetalingen ^ winstdeling of bonusregeling; ^ tantie'mes; ^ gratificaties; ^ stock appreciation rights (SAR’s) of Phantom Stock Opties; ^ waarde van de toegekende rechten bij uitoefening (intrinsieke waarde); ^ vergoedingen bij indiensttreding. Voorts gaat het om de bedragen die ‘ten laste’ van de vennootschap zijn gekomen. Daaruit kan worden afgeleid dat niet het moment van uitbetaling van belang is, maar het moment dat de desbetreffende loonkosten ten behoeve van de bestuurder bij de vennootschap tot verwerking in de winst-en-verliesrekening hebben geleid. Interessant is uiteraard het vraagstuk van de pensioenlasten als de rechtspersoon de jaarrekening opmaakt op basis van
A.3.20 - 06
Leidraad voor de accountant afl. 86 - mei 2013
TOELICHTING BELONING BESTUURDERS
IFRS-grondslagen en daarbij de in IAS "æ voorgeschreven verwerkingswijze van een toegezegd-pensioenregeling hanteert. De aan het pensioenfonds of de verzekeringsmaatschappij betaalde pensioenpremies wijken dan over het algemeen af van de in de winst-en-verliesrekening verantwoorde pensioenlasten, omdat bij laatstgenoemde rekening wordt gehouden met de (verwachte) pensioenopbouw gedurende de gehele diensttijd. Naar mijn mening moeten in die situatie in de opgave van de bestuurdersbeloning de pensioenlasten worden opgenomen en niet uitsluitend de afgedragen pensioenpremies. Een deels vergelijkbaar vraagstuk doet zich voor indien bij een vennootschap sprake is van een pensioenvoorziening in eigen beheer. Een redelijke uitleg van de ter pensioenlasten betekent ook in die situatie dat de dotatie aan de pensioenvoorziening wordt begrepen onder de toelichting van de beloning bestuurders. Onkostenvergoedingen vallen niet onder de beloning van de bestuurders en blijven derhalve buiten de opgave. Indien een rechtspersoon als bestuurder optreedt en hiervoor wordt een management fee in rekening gebracht, kwalificeert de management fee als het onder beloning bestuurder toe te lichten bedrag. Als hierin eventueel een vergoeding voor andere prestaties is begrepen dient een zo goed mogelijke inschatting te worden gemaakt van het gedeelte dat betrekking heeft op de beloning van de bestuurder en moet dit laatste bedrag worden toegelicht. Als e¤e¤n natuurlijk persoon als bestuurder van de vennootschap optreedt, maar zijn vergoeding wordt door middel van een management fee via een andere vennootschap in rekening gebracht is de vrijstelling van toepassing.
Leidraad voor de accountant afl. 86 - mei 2013
A.3.20 - 07
EXTERNE FINANCIEºLE BERICHTGEVING
Crisisheffing In juli Æ"Æ is de ‘Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord Æ"’ in werking getreden. Ee¤n van de hiermee samenhangende wijzigingen van de belastingwetgeving houdt in dat werkgevers in Æ" een eenmalige crisisheffing moeten betalen van "% over het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking dat zij in Æ"Æ aan een medewerker hebben betaald, voor zover dat loon hoger was dan E ".. Door de Raad voor de Jaarverslaggeving is hiervoor RJ-Uiting Æ"-" uitgebracht. Daarin is aangegeven dat het bedrag van de crisisheffing dat ten laste van de winst-en-verliesrekening wordt gebracht onderdeel vormt van de beloning op de bestuurders en derhalve in de opgave begrepen moet worden.
Vrijstelling De vrijstellingsregeling die in art. Æ: lid " BW is opgenomen vraagt afzonderlijke aandacht. Toen in "ææ art. Æ:æ BW is aangepast op basis van de Zevende EG-richtlijn met betrekking tot de geconsolideerde jaarrekening is voor de eerste keer een vrijstellingsmogelijkheid in de wettekst opgenomen. De tekst van de vrijstelling hield destijds in dat een opgave die een enkele persoon zou betreffen achterwege mocht blijven. De memorie van antwoord (‘MvA’) en de nota van wijziging lichtten dit destijds als volgt toe: ‘Naar blijkt mag dit zo worden uitgelegd dat gegevens betreffende een individuele persoon niet behoeven te worden gegeven, omdat voor een groep ten minste twee personen nodig zijn. Uit overwegingen van privacybescherming wordt voorgesteld dat de Nederlandse wet zich bij deze uitleg aansluit. Bestaat de groep uit een enkele persoon, dan mag de opgave dus achterwege blijven’. De wijziging die in "ææ in de vrijstellingsregeling is aangebracht betreft de volgende elementen: ^ De vrijstelling die voorheen betrekking had op een enkele persoon, is vanaf dat moment beperkt tot natuurlijke personen. Bedragen die betrekking hebben op de beloning van e¤e¤n be-
A.3.20 - 08
Leidraad voor de accountant afl. 86 - mei 2013
TOELICHTING BELONING BESTUURDERS
stuurder-rechtspersoon vallen derhalve niet langer onder de vrijstelling. ^ Het gaat om een opgave die herleid kan worden tot een enkele natuurlijke persoon en niet langer om een opgave die betrekking heeft op een enkele persoon. In de huidige wettekst is de vrijstelling alleen van toepassing op bedragen die herleid kunnen worden tot een enkele natuurlijke persoon. Het betreft een verdere beperking van de voormalige vrijstelling die was gericht op toelichtingen die betrekking hadden op een enkele persoon. Consequentie daarvan is dat een bedrag dat betrekking heeft op een enkele (natuurlijke) persoon, maar waarbij dit uit de toelichting in de desbetreffende jaarrekening niet blijkt, mag de vrijstelling niet worden toegepast. Uitsluitend de informatie die in de desbetreffende jaarrekening moet worden opgenomen is hierbij relevant. Ik verduidelijk dat met een voorbeeld waarbij sprake is van een BV met twee bestuurders-natuurlijk-persoon, waarvan e¤e¤n bestuurder een beloning geniet en de andere niet. Uit de toelichting op de jaarrekening kan niet worden afgeleid dat het bedrag van de beloning betrekking heeft op een enkele natuurlijke persoon. De vrijstelling is dan niet van toepassing. Onder de vroegere wettekst zou in deze situatie de vrijstelling wel van toepassing zijn, omdat het toegelichte bedrag een enkele natuurlijke persoon betreft (hoewel dit niet uit de toelichting op de jaarrekening kan worden afgeleid). De huidige wettekst laat een dergelijke uitleg niet toe.
Praktijkvragen bij vrijstelling In de praktijk doen zich regelmatig discussies voor over de volgende situaties in het licht van de vraag of de vrijstelling mag worden toegepast. Directie bestaat uit twee broers Indien het bestuur van de rechtspersoon uit twee broers (of twee familieleden) bestaat, wordt soms het standpunt gehul-
Leidraad voor de accountant afl. 86 - mei 2013
A.3.20 - 09
EXTERNE FINANCIEºLE BERICHTGEVING
digd dat de lezer van de jaarrekening zal denken dat de bestuurdersbeloning voor beiden gelijk is, op grond waarvan de vrijstelling mag worden toegepast. Die uitleg is niet in overeenstemming met de wettekst, omdat a. de basisbeloning niet gelijk hoeft te zijn en b. bovendien de beloning uit meerdere componenten bestaat die afwijkend kunnen zijn. Conclusie is dan ook dat in deze situatie de vrijstelling niet van toepassing is. Buitenlandse bestuurder Indien sprake is van e¤e¤n Nederlandse en een buitenlandse bestuurder, waarbij laatstgenoemde ook groepsbestuurder is, wordt soms verdedigd dat de gebruikers van de jaarrekening zullen aannemen dat de buitenlandse groepsbestuurder vanuit de groep wordt beloond, zodat het toegelichte bedrag betrekking heeft op een enkele natuurlijke persoon. Ook een dergelijk argument is niet verenigbaar met de wettekst, zodat ook hier de vrijstelling niet van toepassing is. Natuurlijke persoon en rechtspersoon (met verplichte toelichting) Indien een natuurlijke persoon en een rechtspersoon samen het bestuur vormen, kan zich de situatie voordoen dat de beloning die de rechtspersoon ontvangt op grond van een verplichte toelichting op transacties met verbonden partijen (ook) in dezelfde jaarrekening wordt toegelicht. Die toelichting ^ in combinatie met de toelichting van de beloning bestuurders ^ kan ertoe leiden dat het verschil tussen beide bedragen betrekking heeft op de bestuurder-natuurlijk-persoon en dus te herleiden is tot een enkele natuurlijke persoon. In die bijzondere situatie lijkt een beroep op de vrijstelling gerechtvaardigd. Nieuwe bestuurssamenstelling Stel dat het toegelichte bedrag betrekking heeft op twee personen, maar op het moment van het opmaken van de jaarrekening is nog sprake van e¤e¤n bestuurder-natuurlijk-persoon. In
A.3.20 - 10
Leidraad voor de accountant afl. 86 - mei 2013
TOELICHTING BELONING BESTUURDERS
dat geval lijkt (uiteraard ten onrechte) uit de jaarrekening de conclusie getrokken te kunnen worden dat het toegelichte bedrag voor de bezoldiging van de bestuurder betrekking heeft op een enkele natuurlijke persoon. Uiteraard kan dit worden voorkomen door toe te lichten dat het bedrag betrekking heeft op de bestuurders die gedurende het boekjaar in functie waren, maar een dergelijke aanvullende toelichting is niet verplicht. Ondanks het feit dat uit de toelichting ^ in combinatie met de vermelding van e¤e¤n bestuurder ^ (ten onrechte) de suggestie wordt gewekt dat de bezoldiging kan worden herleid tot een enkele natuurlijke persoon, lijkt de vrijstelling hiervoor niet bedoeld. Bestuurders ontvangen geen bezoldiging De vraag rijst of vermelding vereist is indien de bestuurders geen bezoldiging ontvangen. Richtlijn, wet en wetsgeschiedenis geven daarover geen uitsluitsel. Naar het mij voorkomt is een toelichting in deze situatie verplicht. Redenen hiervoor zijn dat de gebruikers van de jaarrekening een toelichting mogen verwachten op grond van de wettelijke bepalingen en dat een niet-materie«le toelichting niet achterwege mag blijven. Interessant is dan uiteraard wel de vraag of de wettelijke vrijstelling (een bedrag dat herleidbaar is tot een enkele natuurlijke persoon) mag worden gebruikt om de toelichting alsnog achterwege te laten. Het lijkt me niet verdedigbaar om bij een nihil-bedrag de privacy-overweging van de vrijstelling te mogen hanteren. Zelf gecree«erde vrijstelling In de praktijk ontstaat soms de vraag of een vrijwillige toelichting in de jaarrekening (bijvoorbeeld ‘de beloning van alle bestuurders is gelijk’ of ‘de beloning van de bestuurders A en B staat in de verhouding X:Y’) een vrijstelling kan opleveren. Dat lijkt niet in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever, omdat iedere vennootschap op die wijze een eigen vrijstelling kan cree«ren. Een toelichting is in die situatie dan ook verplicht.
Leidraad voor de accountant afl. 86 - mei 2013
A.3.20 - 11
EXTERNE FINANCIEºLE BERICHTGEVING
Wet normering topinkomens Sinds " januari Æ" is de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) van kracht, die de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Wopt) vervangt. In deze bijdrage aan de Leidraad beperk ik me tot voor de jaarrekening relevante aspecten. De WNT bepaalt dat voor functionarissen die in dienst zijn publieke of semipublieke organisaties het inkomen wordt gemaximeerd. De WNT komt er op neer dat maxima worden vastgesteld aan het inkomen dat wordt betaald aan topfunctionarissen. De reikwijdte van het begrip ‘topfunctionaris’ wordt als volgt ingevuld:1 a. de leden van de hoogste uitvoerende en toezichthoudende organen; b. de hoogste ondergeschikte of de leden van de groep hoogste ondergeschikten; c. degene of degenen belast met de dagelijkse leiding. Van belang in relatie tot deze bijdrage aan de Leidraad is dat ‘topfunctionaris’ ruimer is dan ‘bestuurder’. Tevens is de reikwijdte van de WNT niet beperkt tot rechtspersonen die onder art. Æ:æ BW vallen, maar heeft de wet betrekking op publiek gefinancierde instellingen. De WNT kent drie verschillende regimes: Een wettelijk vastgestelde bezoldigingsnorm voor het merendeel van de publieke en semipublieke instellingen. Dit betreft instellingen op velerlei terrein, zoals onderwijsinstellingen, zorginstellingen, drinkwaterbedrijven enz. Tevens vallen hieronder alle instellingen die voor meer dan % worden gesubsidieerd. Het maximumsalaris is volgens de nieuwe wet E ".ª (te verhogen met sociale lasten, onkostenvergoeding (maximaal E æ), pensioenlasten en andere kosten met betrekking tot toekomstige belonin-
1. Ik abstraheer hier van overheids-topfunctionarissen die ook onder de definitie van topfunctionaris vallen.
A.3.20 - 12
Leidraad voor de accountant afl. 86 - mei 2013
TOELICHTING BELONING BESTUURDERS
gen (maximaal E ."æ)).1 Daarnaast een sectorale bezoldigingsnorm, waarbij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (verder ‘de minister’) voor bepaalde sectoren specifieke regels kan uitvaardigen met betrekking tot de maximering van de bezoldiging. Tot nu toe zijn hiervoor alleen zorgverzekeraars aangewezen. Naast de hiervoor genoemde normbedragen geldt een maximum van E . als vergoeding bij het bee«indigen van het dienstverband. Tot slot geldt een openbaarmakingsregime, dat voor instellingen geen bezoldingsmaximum met zich brengt, maar uitsluitend een openbaarmakingsverplichting. Dit regime is op dit moment alleen van toepassing op het loodswezen. Voor zover tussen de instelling en de topfunctionaris een beloning wordt overeengekomen die hoger is dan de wettelijk toegestane maxima kwalificeert het meerdere als ‘onverschuldigde betaling’. Omdat sprake kan zijn van bestaande arbeidsovereenkomsten met een onbepaalde looptijd, kent de wet (globaal weergegeven) een overgangstermijn van vier jaar. Als sprake is van een onverschuldigde betaling, omdat de beloning de bij wet gestelde maxima overschrijdt, wordt het gedeelte dat als ‘onverschuldigd’ kwalificeert als vordering in de jaarrekening opgenomen. Ook moet dit bedrag altijd afzonderlijk in de toelichting op de jaarrekening worden vermeld en moeten vergelijkende cijfers worden verstrekt (voor zover van toepassing). In de jaarrekening moet tevens een motivering worden opgenomen die aangeeft op grond waarvan sprake is van een overschrijding van het wettelijk toegestane maximum. Een voorziening uit hoofde van oninbaarheid kan naar mijn mening aan de orde zijn om een getrouwe weergave in de jaarrekening te bereiken. Die situatie doet zich voor als de uit onverschuldigde betaling voortvloeiende vordering oninbaar is. Indien sprake is van onverschuldigde betalingen is de Minister van BZK bevoegd om partijen een last onder dwangsom op te leggen om hen te ‘bewegen’ een bovenmatige beloning terug te 1. Stb. 2012, 584.
Leidraad voor de accountant afl. 86 - mei 2013
A.3.20 - 13
EXTERNE FINANCIEºLE BERICHTGEVING
vorderen c.q. te betalen. Wordt daaraan geen gevolg gegeven, dan zal de minister het bedrag dat onverschuldigd is betaald opeisen van de topfunctionaris. In dat geval vervalt (uiteraard) de vordering van de instelling op grond van onverschuldigde betaling. Voor wat betreft openbaarmaking bevat de wet de volgende bepalingen:
^ ^ ^ ^ ^ ^
In de jaarrekening wordt een toelichting gegeven op het inkomen van topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen, door het vermelden van onder meer de volgende gegevens: naam; beloning; sociale verzekeringspremies; onkostenvergoedingen; pensioenlasten en andere kosten ten behoeve van toekomstige beloningen; vergoeding wegens bee«indiging dienstverband. Als sprake is van een bovenmatige vergoeding in relatie tot de wet moeten de hiervoor genoemde gegevens ook afzonderlijk worden toegelicht. De letterlijke tekst van de wet lijkt een exacte herhaling van de hiervoor genoemde gegevens voor te schrijven. Maar naar het mij voorkomt kan een toelichting op de bovenmatigheid, met verwijzing naar de hiervoor genoemde gegevens, ook volstaan. Het opnemen van een vordering in de jaarrekening mag niet achterwege worden gelaten als de omvang van de vordering niet materieel is.
A.3.20 - 14
Leidraad voor de accountant afl. 86 - mei 2013