Tijdsbesteding per zaak en integraal uurtarief WSNP zijn hoger dan in startfase Vervolgonderzoek bewindvoeringssubsidie WSNP 2002
Eindrapport
Almere, 18 juni 2002
drs. R.W.C. Oerlemans drs. S.C. Kanters drs. M. Nieland RA
PwC Consulting B.V. is gevestigd te Amsterdam, ingeschreven in het handelsregister aldaar onder nummer 34161751. Op alle overeenkomsten die met ons worden gesloten zijn de algemene voorwaarden van PwC Consulting B.V. van toepassing, waarin mede de aansprakelijkheidsvoorwaarden zijn opgenomen. De algemene voorwaarden zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam en in te zien op www.pwcconsulting.nl
Inhoud Voorwoord
5
Lijst met gebruikte figuren en tabellen
6
Inleiding
7
1 Aanleiding en onderzoeksopzet De aanleiding voor het onderzoek is een herijking van de vastgestelde vergoedingen voor bewindvoering Het huidige onderzoek is vanwege het aanwezig zijn van meer ervaringsgegevens betrouwbaarder Het onderzoek is gericht op berekening van het zaaksresultaat en niet op het bedrijfsresultaat De advocatuur is buiten beschouwing gelaten De verdeling van het aantal zaken in het onderzoek is afgestemd op de verdeling van de zaken in de praktijk Via kwalitatief onderzoek is het verhaal achter de cijfers verkregen
8 8 8 8 9 9 9
2 De gemiddelde tijdsbesteding van alle soorten zaken is gedaald De gemiddelde tijdsbesteding voor alle type zaken is marginaal gedaald van 41,2 uur naar 41,0 uur Het type bewindvoerder is van invloed op de tijdsbesteding De tijdsbesteding per zaak is bij bijna alle type zaken nagenoeg gelijk gebleven De kwaliteit van het voortraject is nog steeds van grote invloed op de tijdsbesteding Er is een groot verbeterpotentieel bij zaken met slechte of ontbrekende verklaringen mogelijk De kwaliteit van de verklaringen is niet gebonden aan een bepaalde regio De aanwezigheid van boedelruimte leidt tot extra werkzaamheden Een aanvullende uitkering uit de boedelruimte komt echter bijna niet voor De mate van inbaarheid van de maandelijkse bijdrage verdient een vervolg Concluderende opmerkingen 3 De tijdsbesteding bij de 3-jarige particuliere zaak is gestegen van 36,7 naar 42,5 uur De gemiddelde tijdsbesteding van een 3-jarige particuliere zaak is gestegen van 36,7 uur naar 42,5 uur
(1)
10 10 12 13 14 15 15 16 16 16 17
18 18
Het type bewindvoerder is bij de 3-jarige particuliere zaak minder van invloed op de tijdsbesteding De postblokkade en verslaglegging zijn de meest intensieve activiteiten De tijdsbesteding bij de postblokkade is toegenomen en is een belangrijke tijdintensieve activiteit De aanwezigheid van boedelruimte leidt ook bij de 3-jarige particuliere zaak tot extra werkzaamheden De inzet van ondersteuning is toegenomen De mate waarin ondersteuning wordt ingezet is toegenomen van 12,5 % tot 25,6 % Ondersteuning wordt vooral door grotere organisaties ingezet De inzet van ondersteuning is het meest gunstig tussen de 30% en 48% met een optimum van 46 % Het opgetreden leer- en ervaringseffect wordt vrijwel tenietgedaan door extra werkzaamheden als gevolg van procesverdieping Concluderende opmerkingen 4 Het integraal uurtarief is gestegen door toegenomen inzet ondersteuning Het integrale uurtarief is gestegen en bedraagt voor een 3-jarige particuliere zaak NLG. 133,93 De stijging van het uurtarief wordt ook veroorzaakt door verschillen in de berekeningswijze Het uurtarief is van een veelheid aan factoren afhankelijk Verklaringen voor verschillen tussen het oude en het nieuwe tarief kunnen niet zonder meer worden gegeven Wijzigingen in loonkosten, kosten overhead en inzet ondersteuning hebben grootste invloed op uurtarief De opbouw van de totale kosten verschilt sterk tussen de bewindvoerderorganisaties Rentekosten zijn niet meegenomen in het onderzoek De indicering van de vergoedingen geldt alleen voor nieuwe zaken 5 Resultaat per zaak is nog negatief en laat aanvullende financieringsbehoefte zien Het resultaat per financieringscategorie verschilt sterk tussen particuliere- en ondernemerszaken Het looptijdverschil bij de 3-jarige particuliere zaak leidt niet tot onderfinanciering Variatie met enkele belangrijke aannames laat bij de 3-jarige particuliere zaak groot effect op zaakresultaat zien Toelichting op de tabel Scenario 1: basisscenario Scenario 2: inzet ondersteuning bij bureaus hoger
(2)
19 19 20 21 21 21 22 22 24 25 26 26 26 26 27 28 29 29 29
30 30 31 31 32 32 33
Scenario 3: Stelposten Omrekening naar Euro’s De wijze van financieren leidt tot een voorfinancieringskosten voor de bewindvoerderorganisatie Het zaaksresultaat kan niet direct worden vertaald in een bedrijfsresultaat Het ontbreken van normen maakt de bepaling van het ‘juiste’ tarief moeilijk
34 35 36 37 37
6 Aanbevelingen voor het vervolg De sector heeft moeite om tijdig en transparant informatie omtrent uren en kosten aan te leveren Binnen het WSNP-proces kunnen nog belangrijke tijdbesparende verbeteringen worden aangebracht Verbeteren van de kwaliteit van de verklaring leidt tot tijdsbesparing en kwaliteitsverbetering Vermindering van de benodigde tijd voor de postblokkade leidt tot significante kostenbesparing Een verdergaande standaardisatie van het proces zal tot besparing leiden Beter procesbeheer door bewindvoerders vergroot greep op bedrijfsresultaat Opstellen van referentienormen op grond van kwaliteitskader is noodzakelijk voor adequate financiering Een uitgewerkt kwaliteitskader is nodig als basis voor verdere ontwikkeling van de sector
39 39 39 39 40 40 41 41 42
A Verantwoording onderzoek Lijst van geïnterviewde personen en workshopdeelnemers
44 44
B Vragenlijst tijdsbesteding 1. Opstartactiviteiten 1.2 Organiseren geldstromen 1.3 Uitvoeren van een draagkrachtberekening 2. Contacten met saniet (persoonlijk en telefonisch) 3. Contacten met schuldeisers 4. Contacten met niet-schuldeisers 5. Verslaglegging 6. Postblokkade 7. Activiteiten bij/met rechtbank 8. Overig
45 47 47 47 47 47 47 48 48 48 48
C Vragenlijst kosten
49
D Toelichting op de berekeningswijze van het integraal uurtarief
54
(3)
E Toelichting op opbrengsten en kosten verdeeld over de looptijd
56
F Antwoord op specifieke onderzoeksvragen
58
(4)
Voorwoord Voor u ligt het eindrapport van het vervolgonderzoek naar kosten, vergoedingen en afhandelingproces in de nieuwe Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen die op 1 december 1998 in werking is getreden. Een eerste onderzoek naar bestede tijd en kosten heeft in 1999 plaatsgevonden. Dit rapport betreft het tweede onderzoek. Ook dit onderzoek heeft plaatsgevonden op verzoek van de Commissie Monitoring WSNP en in opdracht van de Raad voor de Rechtsbijstand ‘s-Hertogenbosch. De uitkomsten zijn gebaseerd op feitenonderzoek met behulp van aanwezige gegevens en een landelijke vragenlijst, en op interviews en workshops met alle betrokken partijen. Ten behoeve van directe vergelijking met het vorige onderzoek is in de tekst uitgegaan van guldens. De belangrijkste informatie is via een vertaaltabel omgerekend naar euro’s. Wij vertrouwen er op dat de resultaten inzicht verschaffen in de feitelijke uitvoering van de WSNP en de hiermee samenhangende kosten. Tevens hopen wij concrete aanknopingspunten te hebben gegeven voor verbeteringen waar alle betrokken partijen bij zijn gebaat. Wij danken eenieder die heeft meegewerkt aan dit onderzoek.
Ruud Oerlemans 18 juni 2002
(5)
Lijst met gebruikte figuren en tabellen Tabel 1: tijdsbesteding per activiteit ten opzichte van het vorige onderzoek (alle type zaken) .......................................................................................................................... 12 Figuur 1: tijdsbesteding per type bewindvoerder voor alle zaken gemiddeld..................... 12 Tabel 2: tijdsbesteding per financieringscategorie (alle type zaken) .................................. 13 Figuur 2: tijdsbesteding per looptijd voor alle zaken gemiddeld ........................................ 14 Tabel 3: tijdsbesteding per type looptijd (alle type zaken).................................................. 14 Figuur 3: tijdbesteding in relatie tot de kwaliteit van de verklaring.................................... 15 Tabel 4: tijdsbesteding bij wel/geen boedelruimte bij alle type zaken................................ 16 Figuur 4: tijdbesteding per type bewindvoerder voor de 3-jarige particuliere zaak............ 19 Tabel 5: tijdsbesteding per activiteit ten opzichte van het vorige onderzoek (3-jarige particuliere zaak) ......................................................................................................... 20 Tabel 6: tijdsbesteding bij wel/geen boedelruimte bij alle type zaken en de 3–jarige particuliere zaak........................................................................................................... 21 Figuur 5: inzet ondersteuner en bewindvoerder per type organisatie voor de 3-jarige particuliere zaak........................................................................................................... 22 Figuur 6: tijdbesteding in relatie tot de inzet van ondersteuning ........................................ 23 Tabel 7: financieringsverschil (zaaksresultaat) per financieringscategorie......................... 31 Tabel 8: financieringsverschil (zaaksresultaat) per scenario voor 3-jarige particuliere zaak ..................................................................................................................................... 32 Tabel 10: omrekening belangrijkste bedragen naar Euro’s (1 Euro = 2.20371 gulden) ..... 35 Figuur 7: tijdbesteding voor een driejarig particuliere zaak................................................ 56 Figuur 8: tijdbesteding voor een driejarig particuliere zaak................................................ 57 Tabel 9: gemiddelde kostenopbouw per bewindvoeringsorganisatie.................................. 60
(6)
Inleiding Eind 1998 is de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) in werking getreden. Deze wet maakt het voor schuldenaren mogelijk om met een schone lei verder te gaan. Daarvoor dienen zij gedurende een bepaalde periode (meestal drie jaar) te leven onder het WSNP regime. Gedurende deze periode wordt een bewindvoerder aangesteld die onder meer is belast met het beheer en vereffening van de boedel. De bewindvoerder krijgt op dit moment voor zijn werkzaamheden een basisvergoeding van NLG 54,-- excl. BTW per maand uit de boedel en een subsidie van NLG 1.500,-- excl. BTW per enkelvoudige particuliere zaak van het Rijk. Daarnaast wordt bij deze zaak nog een onkostenvergoeding van NLG 345,-- excl. BTW betaald. In totaal ontvangt men derhalve voor een enkele particuliere zaak NLG 1.845,-- excl. BTW. Voor dubbele zaken geldt dat zowel de basisvergoeding per maand als de subsidie hoger is. Daarnaast wordt voor ondernemerszaken nog extra subsidie toegekend. Het WSNP traject is een vervolg op of sluitstuk van het minnelijk traject. De rechter bepaalt op basis van een ‘285’-verklaring of een natuurlijk persoon toegelaten wordt tot de WSNP. In dat geval wijst de rechter een bewindvoerder voor die persoon aan. Deze bewindvoerder is een advocaat/curator, of een speciaal opgeleid persoon vanuit de Gemeentelijke Kredietbanken, Bureaus voor rechtshulp of andere particuliere instanties zoals Planpraktijk of Modus Vivendi. Gedurende het WSNP traject wordt de bewindvoerder verondersteld zijn of haar werkzaamheden zo in te richten dat het WSNP proces succesvol verloopt voor alle betrokkenen. Het doel van dit onderzoek is het geven van inzicht in:(a) de feitelijke werkzaamheden van de bewindvoerder en de ondersteuning; (b) de werkelijke tijdsbesteding door de bewindvoerder en de ondersteuning; (c) de werkelijke kosten en vergoedingen die zijn verbonden aan het uitvoeren van de WSNP; (d) de effecten van genomen maatregelen en opgedane ervaring; (e) de verbeteringsmogelijkheden in het WSNP proces.
(7)
1 Aanleiding en onderzoeksopzet 101 In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de aanleiding voor het onderzoek. Ook wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd. Een uitgebreidere onderzoeks-/ bronverantwoording is opgenomen in bijlage A. De aanleiding voor het onderzoek is een herijking van de vastgestelde vergoedingen voor bewindvoering 102 In 1998 is de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen in werking getreden. Om de vergoeding voor de bewindvoerder te kunnen vaststellen, zijn eerste inschattingen wat betreft tijd, activiteiten en kosten zijn afgeleid uit de praktijk van faillissementen. De Minister van Justitie had toegezegd reeds na 1 jaar inzicht te verschaffen in de verhouding tussen kosten en vergoeding. 103 In 1999 heeft PwC Consulting, in opdracht van de Raad voor de Rechtsbijstand in Den Bosch, in dat kader nader onderzoek gedaan naar de werkelijke activiteiten, de werkelijke tijdsbesteding en de werkelijke kosten van WSNP-trajecten. Het eerste onderzoek heeft plaatsgevonden in de beginperiode van de WSNP die hebben geleid tot opwaartse bijstelling van de vergoeding voor bewindvoering. In deze beginfase waren nog weinig gegevens bekend over volledige WSNP-trajecten. De commissie en de overheid hebben daarom afspraken gemaakt over een vervolgonderzoek. Deze rapportage bevat de resultaten van dat vervolgonderzoek. Het huidige onderzoek is vanwege het aanwezig zijn van meer ervaringsgegevens betrouwbaarder 104 Het huidige onderzoek heeft betrekking op gegevens uit 2001. Het WSNP-proces is in de meeste gevallen zover gevorderd dat de tijdsbesteding bij veel minder activiteiten geschat hoeft te worden. Meer trajecten zijn afgerond en vele trajecten zullen binnenkort afgerond gaan worden. De eerste volledige ‘WSNP-cyclus’ wordt daarmee duidelijk zichtbaar. Het onderzoek is gericht op berekening van het zaaksresultaat en niet op het bedrijfsresultaat 105 Naast het geven van inzicht in de tijdsbesteding is het onderzoek gericht op het berekenen van de kosten per zaak. Per organisatie kan de mate van effectiviteit en efficiency van de bedrijfsvoering sterk verschillen, waardoor het resultaat per zaak niet zondermeer kan worden doorgerekend naar een bedrijfsresultaat.
(8)
106 Daarnaast zijn er zaken die wel bepalend zijn voor het bedrijfsresultaat, maar niet door de bewindvoeringsorganisatie beïnvloed kunnen worden. Deze zaken kunnen worden geschaard onder het bedrijfsrisico. De belangrijkste risico’s worden in hoofdstuk 5 toegelicht. Het voorgaande houdt in dat een positief zaakresultaat dus niet automatisch hoeft te leiden tot een positief bedrijfsresultaat. De advocatuur is buiten beschouwing gelaten 107 De Commissie heeft besloten de advocatuur niet in het onderzoek mee te nemen, tenzij de advocatuur op verzoek zou aangeven wel te willen deelnemen en ook tijdig en volledig informatie zou aanleveren. Dit heeft niet plaatsgevonden. De aangegeven reden voor deze uitzondering is het afwijkende bedrijfsmodel van de advocatuur ten opzichte van andere bewindvoerders. De verdeling van het aantal zaken in het onderzoek is afgestemd op de verdeling van de zaken in de praktijk 108 In totaal hebben wij bij 30 bewindvoerders ieder 10 vragenlijsten uitgezet. In totaal hebben wij dus 300 zaken uitgezet. De respons bedroeg 204 zaken, waarvan er 161 volledig bruikbaar waren. 109 Aan de bewindvoerders is gevraagd een bepaalde verdeling aan te brengen in het tiental te selecteren zaken (zoals bijvoorbeeld zes stuks 3-jarig particulier, twee ondernemers, twee naar eigen keus). Deze verdeling is afgestemd op de praktijk, zoals deze uit de gegevens van de Raad voor de Rechtsbijstand in Den Bosch blijkt. 110 Het aantal bruikbare zaken is voldoende voor een statistische onderbouwing van de resultaten van alle zaken én specifiek voor de 3-jarige particuliere zaak met meer dan 90% betrouwbaarheid. De resultaten inzake andere typen zaken zoals ondernemers die worden gepresenteerd zijn indicatief. Zouden zij met dezelfde betrouwbaarheid moeten worden vastgesteld, dan zou ook om deze reden de steekproefomvang exponentieel toenemen. Via kwalitatief onderzoek is het verhaal achter de cijfers verkregen 111 Een belangrijke basis voor de bevindingen is de verzamelde kwantitatieve gegevens (steekproef tijd- en kosteninformatie). Daarnaast is gedurende alle fasen van het onderzoek kwalitatief onderzoek gedaan om een vollediger beeld te krijgen. 112 (a) (b) (c) (d) (e)
Dit kwalitatieve deel van het onderzoek heeft bestaan uit:oriënterende interviews, voorafgaand aan het uitzetten van de steekproef; aanvullende gesprekken met bewindvoerders; gesprekken met verschillende betrokkenen in de ‘WSNP-keten’, zoals bijvoorbeeld de rechterlijke macht en ambtenaren verantwoordelijk voor het minnelijke traject; workshops inzake ervaringseffect, kwaliteit en taakbreedte bewindvoering; gesprekken met commissieleden.
(9)
2 De gemiddelde tijdsbesteding van alle soorten zaken is gedaald 201 In dit hoofdstuk wordt de tijdsbesteding van alle soorten zaken vergeleken met de kernresultaten van het vorige onderzoek. 202 (a) (b) (c) (d) (e) (f)
De ontwikkelingen die worden toegelicht zijn:de gemiddelde tijdsbesteding voor alle type zaken is marginaal gedaald van 41,2 uur naar 41,0 uur; het type bewindvoerder is van invloed op de tijdsbesteding; de tijdsbesteding per zaak is bij bijna alle type zaken nagenoeg gelijk gebleven; de kwaliteit van het voortraject is nog steeds van grote invloed op de tijdsbesteding; de aanwezigheid van boedelruimte leidt tot extra werkzaamheden; de mate van inbaarheid van de eigen bijdragen verdient aanvullend onderzoek.
De gemiddelde tijdsbesteding voor alle type zaken is marginaal gedaald van 41,2 uur naar 41,0 uur 203 De tijdsbesteding en de looptijd zijn vastgesteld op basis van de ingevulde vragenlijsten (zie bijlage B voor een voorbeeldexemplaar). De gemiddelde tijdsbesteding en looptijd zijn het gemiddelde van alle zaken. Dit betekent dat ook zaken die vroegtijdig worden beëindigd, akkoorden, enkele en dubbele zaken, zaken met particulieren, ondernemers en ex-ondernemers en zaken met en zonder boedelruimte hierin zijn opgenomen. 204 De gemiddelde tijdsbesteding van alle type zaken bedraagt 41,0 uur (ten opzichte van 41,2 uur in het vorig onderzoek). De tijdsbesteding is een gemiddelde van alle 161 bruikbare zaken in onze database. 205 In totaal duurt een traject gemiddeld 29 maanden, eveneens gebaseerd op alle zaken tezamen. 206 Tijdens het onderzoek is gebleken dat in diverse gevallen ook tijd wordt besteed na de officiële beëindigingdatum van een zaak. Daar waar bewindvoerders dit hebben opgegeven (hetzij in de vragenlijst, hetzij bij navraag of tijdens de workshop) is dit effect ook meegenomen in de totale tijdsbesteding. Uit de steekproef blijkt dat er in ruim 40% van de reeds afgeronde zaken nog tijd wordt besteed na de formele einddatum van het WSNP-traject. Het betreft hier een gemiddelde tijdsbesteding van ongeveer 2 maanden. 207 Niet alle activiteiten in het proces kosten minder tijd. Om te onderzoeken door welke activiteiten de afname in de totale tijd wordt veroorzaakt, hebben wij de tijdsbesteding per activiteit vergeleken met de resultaten van het vorige onderzoek.
(10)
208 De stijgingen en dalingen in tijdsbesteding zijn bij alle type bewindvoerders van gelijke relatieve omvang. 209 De activiteiten ‘Contact met andere betrokkenen dan saniet’ en ‘Speurwerk’ kosten meer tijd dan bij het vorige onderzoek is geconstateerd. 210 Opvallend is de daling bij de activiteit ‘Tussentijdse verslagen’. Een mogelijke verklaring voor dit verschil is dat bij het vorige onderzoek het proces slechts een aantal maanden oud was, waardoor de tijdsbesteding per activiteit voor een groot deel moest worden geschat. Omdat men bij het vorige onderzoek in de meeste gevallen nog weinig ervaring had met het opstellen van een verslag, werd aan deze activiteit relatief veel tijd besteed. Deze tijdsbesteding is logischerwijs gebruikt bij het inschatten van de tijdsbesteding bij nog te maken rapporten. In werkelijkheid is door een ervaringseffect het opstellen van vervolgverslagen sneller gegaan, waardoor in 1999 de tijdsbesteding voor het opstellen van verslagen te hoog is ingeschat. 211 In onderstaande tabel wordt in detail de vergelijking tussen de tijdsbesteding volgens het huidige onderzoek en het vorige onderzoek gepresenteerd.
Tijdsbesteding in minuten
Activiteit Speurwerk Organiseren geldstromen Draagkrachtberekening Opstellen saneringsplan Huisbezoek (incl. reistijd) Overige contacten saniet Eerste contacten schuldeisers Afwikkeling schuldeisers Contact alle andere betrokkenen (zie vragenlijst) Eerste verslaglegging Tussentijdse verslagen Voorbereiden verificatievergadering Eindverslag Voorbereiding mondelinge verslaglegging Postblokkade Eerste contact rechtbank Hoorzitting lopende zaken (inclusief reisen wachttijd)
Huidig onderzoek
Vorig onderzoek
103 49 45 39 177 124 121 143 193
60 44 32 12 140 156 156 127 50
Verschil (huidig -/vorig) 43 5 13 27 37 -32 -35 16 143
100 162 75 52 23 735 14 48
93 342 43 104 33 874 21 17
7 -180 32 -52 -10 -139 -7 31
(11)
Hoorzitting WSNP (inclusief reis- en 12 5 7 wachttijd) Bijwonen verificatievergadering (incl. 78 37 41 reistijd en wachttijd) Bijwonen eindzitting (inclusief reis- en 59 94 -35 wachttijd) Overig (met toelichting) 15 0 15 Overig 90 34 56 Totaal 2.457 2.474 -17 Tabel 1: tijdsbesteding per activiteit ten opzichte van het vorige onderzoek (alle type zaken)
Het type bewindvoerder is van invloed op de tijdsbesteding 212 De tijdsbesteding per type bewindvoerder verschilt aanzienlijk. De categorie Bureaus scoort dicht bij het gemiddelde, de categorie Overige bewindvoerders scoort ongeveer 3 uur boven het gemiddelde en de categorie GKB’s ongeveer 5 uur onder het gemiddelde. Onderstaande figuur geeft dit aan: 50 45 40 35 30 25 20
41
41,6
Allen
Bureau
15
44,2 36
10 5 0 GKB
Overig
Figuur 1: tijdsbesteding per type bewindvoerder voor alle zaken gemiddeld 213 Bij het trekken van conclusies naar aanleiding van deze uitkomsten moet voorzichtigheid worden betracht. Dit komt omdat de verdeling van het type zaak tussen de verschillende bewindvoerder(organisaties) verschilt. Bovendien is door het toepassen van uitsplitsingen (bijvoorbeeld per bewindvoerdergroep) sprake van een kleiner aantal waarnemingen. De uitkomsten zijn daarom minder betrouwbaar. De verschillen in tijdsbesteding worden voornamelijk door de postblokkade veroorzaakt
(12)
214 De postblokkade is verantwoordelijk voor een groot deel van het verschil in tijdsbesteding tussen bewindvoerders. Het gemiddelde voor alle typen bewindvoerders bedraagt 12,25 uur. De bewindvoerders die werkzaam zijn bij een Bureau voor Rechtshulp besteden gemiddeld 8,9 uur aan de postblokkade. Voor bewindvoerders bij een GKB en bij de overige instellingen is dit respectievelijk 12,0 uur en 13,1 uur. 215 Er is een daling in de gemiddelde looptijd van de postblokkade. Dit heeft te maken met de eerste effecten van de aanpassing van de Recofa-richtlijn (15 maanden looptijd). 216 Van de zaken die in 1999 zijn gestart bedraagt de gemiddelde looptijd van de postblokkade 24 maanden en bij zaken die in 2000 zijn gestart 20 maanden. Voor zaken die in 2001 zijn gestart waren op het moment van onderzoek in november 2001 geen gegevens over de werkelijke looptijd van de postblokkade beschikbaar. 217 Naast het verschil bij de postblokkade, wordt het verschil in tijdsbesteding tussen bewindvoerders vooral veroorzaakt door kleine verschillen (zowel positief als negatief) bij een groot aantal activiteiten.
De tijdsbesteding per zaak is bij bijna alle type zaken nagenoeg gelijk gebleven 218 Onderzocht is of de marginale daling in de tijdsbesteding bij alle typen zaken aanwezig is. 219 Onderstaande tabel geeft de geconstateerde tijdsbesteding per financieringscategorie aan. Type zaak
Aantal Verdeling in de waarnemingen steekproef Enkele particulier 76 47,2 Dubbele particuliere zaak 45 27,9 Enkele ondernemer 25 15,5 Dubbele ondernemer 15 9,4 Totaal/Gewogen gemiddelde 161 100% Tabel 2: tijdsbesteding per financieringscategorie (alle type zaken)
Uren per zaak 38,5 44,5 41,0 46,2 41,0
220 Naast de financieringscategorie is de invloed van de looptijd op de tijdsbesteding onderzocht. Bij de akkoorden en de 1-jarige zaken is sprake van een daling van de gemiddelde tijdsbesteding ten opzichte van het vorige onderzoek. Bij de overige type zaken is echter sprake van een stijging. De daling bij de 1-jarige zaken beïnvloedt daarom het gemiddelde sterk. 221 Onderstaande grafiek geeft deze resultaten weer en geeft bovendien een vergelijking met de uitkomsten van het vorige onderzoek.
(13)
70
61,1 59,4 60
43,1
43,9
50
41
41,2
40,9
34,9
40
41
42,4
2002 29,4
27,8
1999
30 20 10 0
Allen
accoord
1 jaar
3 jaar
5 jaar
overig
Figuur 2: tijdsbesteding per looptijd voor alle zaken gemiddeld 222 Uit onderstaande tabel blijkt de verdeling van de in het huidige onderzoek betrokken zaken over het totaal en de huidige tijdsbesteding per type looptijd per zaak. Opvallend is dat een akkoord (snellere afronding) niet leidt tot significant minder benodigde tijd dan een gemiddelde zaak. Type zaak
Aantal waarnemingen 30
Overig (incl. tussentijdse beëindigingen) Akkoord 18 1 jarige trajecten 17 3-jarige trajecten 93 5 jarige trajecten 3 Totaal/Gewogen gemiddelde 161 Tabel 3: tijdsbesteding per type looptijd (alle type zaken)
Verdeling in de steekproef 19%
Uren per zaak
11% 11% 57% 2% 100%
40,9 27,8 43,1 61,1 41,0
41,0
De kwaliteit van het voortraject is nog steeds van grote invloed op de tijdsbesteding 223 Uit het vorige onderzoek is naar voren gekomen dat de kwaliteit van het voortraject van grote invloed is op de tijdsbesteding van de bewindvoerder. Deze bevinding wordt door het huidige onderzoek bevestigd. 224 Uit de ingezonden gegevens blijkt de verklaring in 75 % van de gevallen gemiddeld tot goed te zijn. De kwaliteit van het voortraject is daarmee ten opzichte van het vorige onderzoek toegenomen.
(14)
Er is een groot verbeterpotentieel bij zaken met slechte of ontbrekende verklaringen mogelijk 225 In de gevallen waar de verklaring slecht is of zelfs ontbreekt is sprake van een tijdsbesteding van respectievelijk 54 uur en 61 uur. Dit is aanzienlijk hoger dan bij zaken waar de verklaring gemiddeld tot goed is. Aangezien in 25% van de gevallen sprake is van een slechte of ontbrekende verklaring is een groot verbeterpotentieel aanwezig. 226 Onderstaande grafiek geeft de invloed van de verklaring op de totale tijdsbesteding weer: 70 60 50 40 30 20 10 0
n ee G
61,2
54
45,3
g rin kla r ve
g rin kla r Ve
t ch sle g rin la k r Ve
m ge
ld de id
43
g rin a l rk Ve
36,6
ok g rin la k r Ve
Totale tijd in uren
ed go
Figuur 3: tijdbesteding in relatie tot de kwaliteit van de verklaring De kwaliteit van de verklaringen is niet gebonden aan een bepaalde regio 227 Uit het onderzoek blijkt niet dat tussen de slechte kwaliteit van het voortraject (geen verklaring of slechte verklaring) en de regio waar bewindvoering betrekking op heeft een verband zit. Het enige verband dat gelegd kan worden is dat er slechts 2 maal in de steekproef een buitenlandse woonplaats voorkomt en dat in beide gevallen er geen verklaring, dan wel een slechte verklaring aanwezig is. Buitenlands verblijf van een saniet zou een negatieve invloed te hebben op de kwaliteit van het voor traject. 228 Een gedetailleerde analyse van de relatie tussen de kwaliteit van de afgegeven verklaring en regio, geeft aan dat de kwaliteit van het voortraject over het heel land gezien niet noemswaardig afwijkt. Op een schaal van 5 punten zweven de gemiddelden waarden t.a.v de regio’s rondom het landelijk gemiddelde van 3,7. Ook de afwijkingen van het gemiddelde zijn met +/- 1 vergelijkbaar en in overeenstemming met het landelijk beeld. 229 Tussen de kwaliteit van het voortraject en de woonplaatsen van de saniet (en dus regio waar bewindvoering betrekking op heeft) zit dus geen duidelijk verband. Dit betekent dat er geen regio is aan te wijzen waar verklaringen van slechte kwaliteit vaker voor komen.
(15)
De aanwezigheid van boedelruimte leidt tot extra werkzaamheden 230 Uit de ingevulde gegevens blijkt dat in tweederde van de gevallen boedelruimte voor komt. Als er sprake is van boedelruimte dan is dit een indicatie voor extra inkomsten voor de bewindvoerder. De aanwezigheid van een boedel leidt echter ook tot aanvullende werkzaamheden voor de bewindvoerder. De aanwezigheid van boedelruimte blijkt tot een extra tijdsbesteding van bijna 8 uur te leiden. 231
Het voorgaande is weergegeven in onderstaande tabel: Alle zaken: aantal waarnemingen Alle zaken: aantal uren per zaak
Boedelruimte Wel 107 (66%) 43,6 uur Geen 54 (34%) 35,9 uur Tabel 4: tijdsbesteding bij wel/geen boedelruimte bij alle type zaken Een aanvullende uitkering uit de boedelruimte komt echter bijna niet voor 232 Uit onze gegevens blijkt dat een aanvullende uitkering voor de bewindvoerder bijna niet voor komt. 233 In de vragenlijst is gevraagd of er naar verwachting extra geld zal worden uitgekeerd. Als dat het geval is, is er sprake van boedelruimte, waardoor er ook een aanvullende vergoeding voor de bewindvoerder mogelijk kan worden. 234 De conclusie is dat het creëren van boedelruimte tot extra werk leidt voor de bewindvoerder, maar dat hier vrijwel geen extra opbrengsten voor de bewindvoerder uit voortvloeien. De bestede tijd (gemiddeld +/- 8 uur) aan deze activiteiten is wel opgenomen in de berekening voor financiering door de Raad. Het creëren van boedelruimte komt immers wel ten goede aan de aflossingsmogelijkheden aan crediteuren.
De mate van inbaarheid van de maandelijkse bijdrage verdient een vervolg 235 Tijdens het onderzoek hebben wij van bewindvoerders signalen ontvangen dat het in veel gevallen niet mogelijk schijnt te zijn om de maandelijkse eigen bijdrage uit de boedel te innen. In deze rapportage wordt uitgegaan van inbare maandelijkse vergoedingen, de aanvullende financiering die nodig is gaat daar van uit. Het niet kunnen innen van de maandelijkse vergoeding heeft direct negatief effect op de zaakresultaten. Nader onderzoek naar de omvang en de oorzaken van niet inbare maandelijkse vergoedingen uit de boedel lijkt zinnig.
(16)
Concluderende opmerkingen 236 Onderstaand volgt een korte samenvatting van de belangrijkste gesignaleerde ontwikkelingen inzake de tijdsbesteding voor alle zaken gemiddeld als beschreven in dit hoofdstuk. 237 De gemiddelde tijdsbesteding voor alle zaken daalt licht ten opzichte van het onderzoek in 1999. Vooral de activiteiten ‘Contact met andere betrokkenen dan saniet’ en ‘Speurwerk’ kosten meer tijd dan bij het vorige onderzoek is geconstateerd. Opvallend is de daling bij de activiteit ‘Tussentijdse verslagen’. 238 De bestede tijd aan postblokkade vormt ongeveer een derde van de totale tijdsbesteding en verschilt bovendien erg veel tussen bewindvoerderorganisaties. 239 De kwaliteit van het voortraject is nog steeds van grote invloed op de tijdsbesteding en is ten opzichte van het vorige onderzoek in 1999 slechts beperkt verbeterd. Er is nog een groot verbeterpotentieel aanwezig. 240 De aanwezigheid van te creëren boedelruimte leidt wel tot extra werkzaamheden, maar zelden tot een extra uitkering uit de boedel voor de bewindvoerder. Aangenomen wordt dat deze werkzaamheden ten goede komen aan de crediteuren. 241 Tijdens het onderzoek hebben wij signalen ontvangen waaruit blijkt dat in diverse gevallen het niet mogelijk blijkt om de maandelijkse eigen bijdrage uit de boedel te innen. Wij adviseren gezien de stellige geluiden uit de sector dit punt een vervolg te geven.
(17)
3 De tijdsbesteding bij de 3-jarige particuliere zaak is gestegen van 36,7 naar 42,5 uur 301 In hoofdstuk 2 is een dwarsdoorsnede van alle zaken genomen. In dit hoofdstuk wordt specifiek voor de 3-jarige particuliere zaak nagegaan welke factoren het meest bepalend zijn voor de tijdsbesteding. 302 De Commissie monitoring WSNP heeft opdracht gegeven de 3-jarige particulier specifiek uit te werken. Er zijn in hoofdzaak vier redenen dat in het vervolg van dit rapport de 3-jarige particuliere zaak centraal staat:(a) dit type zaak komt veruit het meeste voor (ongeveer 80 % van de zaken is volgens de gegevens van de Raad voor de Rechtsbijstand in Den Bosch een enkele of dubbele 3-jarige particuliere zaak); (b) deze zaak is het meest typerend voor niet-advocatuur zaken; (c) het sluit aan op de huidige wijze van financieren; (d) bovendien is er (zoals nog zal worden toegelicht) meestal geen extra boedelruimte voor de bewindvoerder aanwezig, waardoor deze zaak gezien de financieringsgrondslag ook zuiver is. 303 Deze ontwikkelingen die inzake de 3-jarige particuliere zaak hier worden toegelicht zijn:(a) de gemiddelde tijdsbesteding voor de 3-jarige particuliere zaak is toegenomen van 36,7 uur naar 42,5 uur (en ligt daarmee hoger dan het totaal gemiddelde van 41,0 uur); (b) het type bewindvoerder is bij de 3-jarige particuliere zaak minder van invloed op de tijdsbesteding; (c) de postblokkade en verslaglegging zijn de meest intensieve activiteiten; (d) de aanwezigheid van boedelruimte leidt ook bij de 3-jarige particuliere zaak tot extra werkzaamheden; (e) de inzet van ondersteuning is toegenomen; (f) het opgetreden leer- en ervaringseffect wordt vrijwel tenietgedaan door extra werkzaamheden als gevolg van procesverdieping.
De gemiddelde tijdsbesteding van een 3-jarige particuliere zaak is gestegen van 36,7 uur naar 42,5 uur 304 De gemiddelde tijdsbesteding van een 3-jarige particuliere zaak bedraagt 42,5 uur. In 1999 bedroeg de tijdsbesteding 36,7 uur, een stijging derhalve van 5,8 uur (=15,8 %).
(18)
Het type bewindvoerder is bij de 3-jarige particuliere zaak minder van invloed op de tijdsbesteding 305 De tijdsbesteding van de verschillende type bewindvoerders ligt bij de 3-jarige particuliere zaak veel dichter bij elkaar ligt dan bij alle zaken het geval is. Het type bewindvoerder is bij dit type zaak daarom veel minder van invloed op de tijdsbesteding. Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat het bij de 3-jarige particuliere zaak één type zaak betreft en de verdeling van het type zaak tussen de verschillende bewindvoerder(organisaties) daardoor niet aan de orde is. Onderstaande figuur geeft de genoemde resultaten grafisch weer. 50 45 40 35 30 25 20
Tijd in uren 42,5
42,4
43,7
Allen
Bureau
GKB
42
Overig
15 10 5 0
Figuur 4: tijdbesteding per type bewindvoerder voor de 3-jarige particuliere zaak
De postblokkade en verslaglegging zijn de meest intensieve activiteiten 306 Het in hoofdstuk 2 gegeven beeld van de tijdsbesteding per activiteit bij alle zaken wordt hier opnieuw weergegeven voor de tijdsbesteding bij de 3-jarige particuliere zaak. 307 De postblokkade vormt bijna 1/3 deel van de totale tijdsbesteding. Postblokkade en verslaglegging samen vormen samen bijna 50% van de totale tijdsbesteding bij een 3-jarige particuliere zaak.
Tijdsbesteding in minuten
(19)
Activiteit
Huidig onderzoek
Vorig onderzoek
Verschil (huidig -/vorig) 43 11 25 22 35 7 -4 26 147
Speurwerk 84 41 Organiseren geldstromen 51 40 Draagkrachtberekening 52 27 Opstellen saneringsplan 28 6 Huisbezoek (incl. reistijd) 176 141 Overige contacten saniet 142 135 Eerste contacten schuldeisers 108 112 Afwikkeling schuldeisers 128 102 Contact alle andere betrokkenen (zie 188 41 vragenlijst) Eerste verslaglegging 101 78 23 Tussentijdse verslagen 196 403 -207 Voorbereiden verificatievergadering 79 22 57 Eindverslag 59 114 -55 Voorbereiding mondelinge verslaglegging 24 33 -9 Postblokkade 799 685 114 Eerste contact rechtbank 15 18 -3 Hoorzitting lopende zaken 45 15 30 Hoorzitting WSNP 17 3 14 Bijwonen verificatievergadering 94 20 74 Bijwonen eindzitting 68 124 -56 Overig (met toelichting) 14 0 14 1 Overig 84 27 57 Totaal 2552 2187 365 Tabel 5: tijdsbesteding per activiteit ten opzichte van het vorige onderzoek (3-jarige particuliere zaak) De tijdsbesteding bij de postblokkade is toegenomen en is een belangrijke tijdintensieve activiteit
308 In het vorige hoofdstuk is aangegeven dat bij ‘alle zaken’ de tijdsbesteding voor de postblokkade is gedaald. Bij de 3-jarige particuliere zaak is echter sprake van een stijging van de tijdsbesteding aan de postblokkade (van 685 minuten naar 799 minuten; een toename van 113 minuten en 16,5%). 309 De bij ‘alle zaken’ geconstateerde afname van de tijdsbesteding voor het opstellen van tussentijdse verslagen, is ook bij de 3-jarige particuliere zaak aanwezig. De tijdsbesteding is gedaald van 403 minuten naar 196 minuten; een afname van 207 minuten en 51%. Deze bewegingen zijn ook hier consistent tussen typen bewindvoerders. 1
Bij de categorie ‘overige activiteiten’ is geen dominante actie aan te wijzen. De tijdsbesteding is evenredig verdeeld over verschillende aangegeven (overige) activiteiten
(20)
De aanwezigheid van boedelruimte leidt ook bij de 3-jarige particuliere zaak tot extra werkzaamheden 310 Uit de ingevulde gegevens blijkt dat bij de 3-jarige particuliere zaak in 73% van de gevallen boedelruimte voor komt (alle zaken: 66%). De aanwezigheid van boedelruimte leidt bij de 3-jarige particuliere zaak tot een extra tijdsbesteding van ruim 6 uur (alle zaken: ongeveer 8 uur extra). 311 Als er sprake is van boedelruimte dan is dit een indicatie voor extra inkomsten voor de bewindvoerder. De aanwezigheid van een boedel leidt echter dus ook tot aanvullende werkzaamheden voor de bewindvoerder. Ook in dit geval leiden deze extra werkzaamheden vaak niet tot extra inkomsten voor de bewindvoerder. 312
Het voorgaande is weergegeven in onderstaande tabel: Alle zaken: aantal waarnemingen
Alle zaken: aantal uren per zaak
3-jarige particuliere trajecten: aantal waarnemingen
3-jarige particuliere Boedeltrajecten: ruimte aantal uren per zaak Wel 107 (66%) 43,6 uur 52 (73%) 44,2 uur Geen 54 (34%) 35,9 uur 19 (27% ) 38,1 uur Tabel 6: tijdsbesteding bij wel/geen boedelruimte bij alle type zaken en de 3–jarige particuliere zaak
De inzet van ondersteuning is toegenomen 313 Een van de bevindingen uit het vorige onderzoek was dat de mate en de wijze waarop ondersteuning wordt ingezet van grote invloed is op de tijdsbesteding. Tijdens de oriënterende interviews die voor het huidige onderzoek zijn uitgevoerd, is dit beeld bevestigd. De inzet van ondersteuning voor bewindvoering is ook kwantitatief onderzocht. De mate waarin ondersteuning wordt ingezet is toegenomen van 12,5 % tot 25,6 % 314 In 1999 werd op elke 7 uur van de bewindvoerder 1 uur ondersteuning ingezet. Dit is een percentage van 12,5 % van de totale tijdsbesteding. Uit het huidige onderzoek blijkt dat op elke 2,9 uur van de bewindvoerder 1 uur van de ondersteuning wordt ingezet. Dit is een percentage van 25,6 % van de totale tijdsbesteding2.
2
In de sector wordt vaak gerekend met een verhouding inzet ondersteuning ten opzichte van inzet bewindvoerder. Het percentage van 25,6% van de totale tijdsbesteding betekent een verhouding van 0,33 uur ondersteuning op 1 uur bewindvoerder (de verhouding inzet ondersteuning ten opzichte van inzet bewindvoerder zou in dit geval 33% bedragen).
(21)
315 Er is dus een stevige stijging te constateren in de mate waarin ondersteuning wordt ingezet. Onderstaande grafiek geeft voor alle bewindvoerderorganisaties en per type bewindvoerderorganisatie afzonderlijk, de verhouding aan tussen de tijdsbesteding van de bewindvoerder en de ondersteuner. 45 40 35
10,9
8,8 11,0
10,8
30 25
Ond BW
20 15
31,6
33,6
Allen
Bureau
30,4
31,2
GKB
Overig
10 5 0
Figuur 5: inzet ondersteuner en bewindvoerder per type organisatie voor de 3-jarige particuliere zaak 316 Twee bewindvoeringsorganisaties hebben gesteld dat de door bewindvoerders opgegeven ondersteuning wellicht te laag is ingeschat (door die bewindvoerders). Zij geven aan dat uit de administratie een nog hoger aandeel zaakgerichte ondersteuning naar voren komt. Ondersteuning wordt vooral door grotere organisaties ingezet 317 Bijna alle bewindvoerders maken gebruik van ondersteuning. Omdat de ondersteuner gemiddeld ‘slechts’ 10,9 uur per 3-jarige particuliere zaak maakt, tegen een bewindvoerder 31,6 uur, zijn om een goede bezetting van een (fulltime) ondersteuner te krijgen veel meer zaken nodig dan bij de bewindvoerder. Bij grote organisaties kan dit hogere aantal makkelijker worden gerealiseerd, waar door het vooral voor grote(re) organisaties interessant is om ondersteuning in te zetten. De inzet van ondersteuning is het meest gunstig tussen de 30% en 48% met een optimum van 46% 318 Onderzocht is of de inzet van ondersteuning een effect heeft op de totale tijdsbesteding. De inzet van ondersteuning leidt in principe tot een lagere tijdsbesteding door de bewindvoerder (substitutie effect) en blijkt ook tot lagere totale tijdsbesteding te leiden. Er is echter sprake van een omslagpunt, waarbij ondersteuning niet meer tot extra tijdsbesparing leidt, maar tot een toename van de tijdsbesteding van de bewindvoerder. In dat geval verdwijnt ook het kostenvoordeel van de inzet van ondersteuning.
(22)
319 De lagere tijdsbesteding bij de inzet van ondersteuning wordt grotendeels veroorzaakt door twee effecten:(a) efficiencyvoordelen (functiegeschiktheid); (b) ervaring. 320 In onderstaande grafiek is de tijdsbesteding aangegeven voor alle zaken gemiddeld en zaken zonder ondersteuning en zaken met ondersteuning. De zaken met ondersteuning zijn uitgesplitst naar minder dan 50% en meer dan 50% ondersteuning.
60 50 40 30 20
50,2
41
43,1
40,6
38,5
Gemiddeld
geen
wel
0 - 50 %
Tijd in uren
10 0 > 50 %
Figuur 6: tijdbesteding in relatie tot de inzet van ondersteuning 321 Het efficiencyvoordeel wordt vooral bereikt door de geschiktheid van de betreffende persoon voor de ondersteunende taak en het gevolgd hebben van een specifieke opleiding op bijvoorbeeld administratief gebied. Het ervaringsvoordeel wordt bereikt door de grotere focus op eigen werkzaamheden die als gevolg van ondersteuning kan worden aangebracht,`bijvoorbeeld werk als post afhandeling, correspondentie, contacten met derden etcetera. 322 Op basis van de ingezonden gegevens hebben wij, ter verrijking van de inzichten, berekend bij welk aandeel van de ondersteuning in de totale tijdsbesteding de meeste voordelen worden bereikt3. Dit is als het ware een efficiencyplafond voor de inzet van ondersteuning:(a) de optimale verhouding is per uur bewindvoerder ongeveer 0,8 uur ondersteuning. Dit is een percentage van 46% van de totale tijdsbesteding; (b) ook hebben wij een bandbreedte berekend waarbinnen de inzet van ondersteuning lonend is. De inzet loont het meest tussen ongeveer 30% - en 48% inzet ondersteuning op het totaal.
3
De genoemde verhoudingen zijn niet ideaaltypisch of normatief, maar zijn gebaseerd op de ingezonden gegevens door bewindvoerders.
(23)
323 De mate waarin taken worden verdeeld tussen de bewindvoerder en de ondersteuner kan dus niet onbeperkt worden uitgebreid in de richting van de ondersteuner. Teveel ondersteuning kan bijvoorbeeld leiden tot doublures van werkzaamheden, waardoor de in beginsel positieve effecten van de inzet van ondersteuning tenietgedaan worden. 324 De reden dat een te grote inzet van ondersteuning kan leiden tot doublure van werkzaamheden is het feit dat er een begrensd aantal activiteiten is dat zonder toezicht kan worden uitgevoerd. Omdat de bewindvoerder de eindverantwoordelijke persoon is, is derhalve altijd toezicht nodig. Sommige taken dienen daarom te allen tijde door de bewindvoerder zelf te worden gedaan. Een norm is hiervoor is echter nog niet ontwikkeld.
Het opgetreden leer- en ervaringseffect wordt vrijwel tenietgedaan door extra werkzaamheden als gevolg van procesverdieping 325 In 1999 bedroeg de gemiddelde tijdsbesteding van een 3-jarige particuliere zaak 36,7 uur en in 2001 bedroeg het gemiddelde 42,5 uur. Er is derhalve sprake van een toename van de tijdsbesteding (i.t.t. alle zaken gemiddeld, waarbij er sprake is van een marginale daling van 0,2 uur). 326 Op basis van deze tijdsbestedinginformatie zou op het eerste gezicht de conclusie kunnen worden getrokken dat het in 1999 voorspelde leereffect niet heeft opgetreden. 327 Op basis van kwalitatieve informatie uit aanvullend onderzoek blijkt echter dat er ten opzichte van het vorige onderzoek wel een behoorlijk leereffect is. Dit effect is door het werkveld geschat op ongeveer 15 a 20% en is daarom wat minder groot dan de ingeschatte maximale 30% die in 1999 werd verwacht. 328 Het leereffect treedt vooral op bij het opstellen van verslagen en het uitvoeren van berekeningen. Het grootste effect wordt bereikt bij een caseload van 125 zaken of meer (over drie jaar) en minimaal 1,5 jaar ervaring als bewindvoerder. 329 Door een drietal redenen, mede vastgesteld via interviews, worden de gevolgen van het leereffect echter vrijwel tenietgedaan:(a) procesverdieping bij bewindvoerders leidt tot diepgaandere en tijdconsumerende acties en daardoor waarschijnlijk hogere kwaliteit4 dan voorheen. Dit geldt vooral bij speurwerk en huisbezoek; (b) de rechtbank stelt hogere eisen aan bewindvoerders nu de sector het proces beter beheerst (voorbeelden zijn meer diepgang in rapportages en het verrichten van beter/diepgaander speurwerk); (c) het optimale niveau van ondersteuning (kwantitatief) is nog niet bereikt.
4
De benodigde kwaliteit is voor schuldsanering nog niet gedefinieerd en wordt nog niet als zodanig gemeten.
(24)
Concluderende opmerkingen 330 Onderstaand volgt een korte samenvatting van de belangrijkste gesignaleerde ontwikkelingen. 331 De gemiddelde tijdsbesteding voor alle zaken daalt licht, maar voor de 3-jarige particuliere zaak is sprake van een significante stijging ten opzichte van de verwachting in 1999. 332 De bestede tijd aan postblokkade vormt ongeveer een derde van de totale tijdsbesteding. Bij de 3-jarige particuliere zaak ligt de tijdsbesteding voor de postblokkade veel dichter bij elkaar dan bij alle zaken gemiddeld. 333 De inzet van ondersteuning is toegenomen van 12,5% tot 25,6% van de totale tijdsbesteding. Op basis van de huidige situatie laten berekeningen zien dat de inzet van ondersteuning een optimaal percentage kent van 46% van de totale tijd. Voor het efficiënt kunnen inzetten van ondersteuning is echter wel een zekere schaalgrootte nodig (rond de 125 zaken caseload over drie jaar per bewindvoerder). Veel bewindvoerders halen deze schaal nog niet. Een norm voor de schaalgrootte die de bewindvoerder moet halen is nog niet ontwikkeld. 334 Het leer- en ervaringseffect wordt vrijwel tenietgedaan door extra werkzaamheden als gevolg van procesverdieping. De kwaliteit van bewindvoering wordt op dit moment nog niet gemeten (een norm daarvoor is nog niet gedefinieerd door de sector).
(25)
4 Het integraal uurtarief is gestegen door toegenomen inzet ondersteuning 401 In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de kosten van bewindvoering gepresenteerd.
Het integrale uurtarief is gestegen en bedraagt voor een 3-jarige particuliere zaak NLG. 133,93 402 De kosten zijn berekend als integrale kosten per uur bewindvoering. Dit betreft dus de kosten van de ondersteuning alsmede kosten van een bewindvoerder. De kosten zijn gebaseerd op de door diverse organisaties verstrekte gegevens inzake loonkosten, management- en andere kosten, en productiviteit. 403 Op basis van de ingevulde kostenoverzichten is het nieuwe integrale uurtarief voor een 3-jarige particuliere zaak bepaald. Het integrale uurtarief is van NLG 105,-- in 1999 toegenomen tot NLG 133,92 in 2002. Wordt rekening gehouden met een inflatie over twee jaar van gemiddeld 3,5% per jaar, dan bedraagt het oude uurtarief vandaag de dag NLG 112,-- en is de autonome stijging van het uurtarief daarmee ruim NLG 21,-- (18%). De stijging van het uurtarief wordt ook veroorzaakt door verschillen in de berekeningswijze 404 De stijging in het uurtarief kent ook reden die samenhangen met de berekening zelf:(a) de hoogte van het tarief is mede afhankelijk van het aantal directe uren WSNP van bewindvoerder en ondersteuner. Ten opzichte van het voorgaande onderzoek is gerekend met een lager aantal directe uren WSNP, waardoor het tarief hoger uitkomt. Wordt hiervoor gecorrigeerd dan resteert een autonome stijging van 11%; (b) de hoogte van het tarief is ook afhankelijk van de inzet van ondersteuning. Het tarief voor een bewindvoerdersuur (waar ook de ondersteuning uit betaald moet worden) neemt toe bij een grotere inzet van ondersteuning. Bij het vorige onderzoek was sprake van minder ondersteuning. Wordt hiervoor gecorrigeerd dan resteert een stijging van ongeveer NLG 5,--. Dit is ongeveer 5%.
Het uurtarief is van een veelheid aan factoren afhankelijk 405 In tegenstelling tot de tijdsbesteding is het uurtarief niet direct aan de bewindvoerders en ondersteuners gevraagd. Het uurtarief is berekend aan de hand van een door diverse bewindvoeringsorganisaties ingevulde vragenlijst.
(26)
406 In de vragenlijst (zie bijlage C) is naar de volgende kosten van bewindvoering / ondersteuning gevraagd:(a) salariskosten (inclusief sociale lasten en overige vergoedingen); (b) materiële kosten (huisvestingkosten, ICT-kosten, telefoon, opleidingskosten, etc); (c) toegerekende kosten management (overheadkosten). 407 In de vragenlijst (zie bijlage C) is voor wat betreft beschikbare productieve tijd voor de WSNP naar de volgende elementen gevraagd:(a) totaal aantal werkbare dagen per jaar; (b) totaal aantal werkbare uren per jaar; (c) aantal uren beschikbaar voor WSNP; (d) aantal indirecte uren; (e) aantal directe uren voor WSNP. 408 Het uurtarief voor (een productief uur) van zowel de bewindvoerder als de ondersteuning is vervolgens berekend door het totaal van de kosten voor bewindvoering cq. ondersteuning te delen door het aantal directe uren WSNP. Omdat wij tijdens de uitvoering van het onderzoek hebben vernomen dat de in het vorige onderzoek gestelde norm niet wordt gehaald, hebben wij een lager aantal directe uren bij de berekening gehanteerd. Dit aantal bedraagt gemiddeld 1.310 voor zowel de bewindvoerder als de ondersteuner. Uitgaande van een aantal beschikbare uren van 1.600 betekent 1.310 directe uren een productiviteit van 80%. Gezien het feit dat bijvoorbeeld reisuren worden vergoed, lijkt dit percentage ons alleszins redelijk. 409 Om tot een integraal uurtarief te komen is het uurtarief van de ondersteuner toegerekend aan dat van de bewindvoerder. Deze toerekening is aan de hand van de verhouding ondersteuning-bewindvoerder uitgevoerd. In bijlage D is een toelichting op de berekeningswijze gegeven. Verklaringen voor verschillen tussen het oude en het nieuwe tarief kunnen niet zonder meer worden gegeven 410 In het onderzoek zijn de door de instellingen aangeleverde gegevens gebruikt. De omvang van de salariskosten, materiële kosten en overheadkosten is daarmee afhankelijk van de keuzen die individuele instellingen zelf maken ten aanzien van bijvoorbeeld salariëring, secundaire arbeidsvoorwaarden en huisvesting. 411 Omdat de instellingen die aan het voorgaande onderzoek hebben deelgenomen niet dezelfde instellingen zijn die aan het huidige onderzoek hebben deelgenomen, is het lastig om harde verklaringen voor verschillen tussen het huidige tarief en het oude tarief aan te geven. Hetzelfde geldt voor verklaringen voor verschillen in de opbouw van de kosten.
(27)
Wijzigingen in loonkosten, kosten overhead en inzet ondersteuning hebben grootste invloed op uurtarief 412 Bij de berekeningen van het zaaksresultaat - in het volgende hoofdstuk - wordt uitgebreid ingegaan op de specificatie van het berekende tarief. In dat hoofdstuk wordt ook door enkele voorbeelden de invloed van de variabelen op het uurtarief getoond. Op deze plaats wordt volstaan met een kwalitatieve beschrijving van de invloed van de variabelen. 413 Om de invloed van de afzonderlijke factoren op het integrale uurtarief te onderzoeken is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd. Hierbij is telkens een van de onderdelen van het tarief gewijzigd en is gekeken naar de invloed op het totale integrale tarief. 414 (a) (b) (c)
(d) (e)
Op basis van gevoeligheidsanalyse kan worden gesteld dat:salariskosten een grote invloed hebben (zij vormen ongeveer 2/3 van de totale kosten); toegerekende kosten management (overhead) een grote invloed hebben; de invloed van de verhouding waarin ondersteuning wordt ingezet groot is, want uitgaande van een lager uurtarief bij ondersteuning geldt dat hoe meer ondersteuning wordt ingezet (uitgaande van substitutie), des te groter de kostenbesparing5; materiële kosten een geringe invloed hebben (zij vormen een klein deel van de totale kosten); de invloed van het aantal directe uren groot is.
415 Dit betekent dat vooral de keuze die een organisatie maakt ten aanzien van het salaris, de toegerekende kosten, de inzet van ondersteuning en het aantal directe uren in hoge mate bepalend zijn voor het zaaksresultaat op WSNP. De grotere inzet van ondersteuning heeft niet tot lagere zaakskosten geleid 416 De hogere inzet van ondersteuning zou ten opzichte van 1999 tot lagere zaakskosten moeten leiden. Het uurtarief van een bewindvoerder is immers hoger dan het uurtarief van een ondersteuner. Door één uur van de bewindvoerder te substitueren voor één uur ondersteuning, zullen de totale kosten per zaak lager moeten uitvallen dan bij het vorige onderzoek. Dit effect is echter niet opgetreden. De oorzaken zijn de gestegen salariskosten en de in totaal hogere tijdsbesteding per zaak. Deze stijging kan deels door het eerder besproken doublure-effect bij de inzet van ondersteuning worden veroorzaakt.
5
Hierbij wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de inzet van ondersteuning niet tot extra tijdsbesteding leidt. Dit hoeft zoals in het vorige hoofdstuk uiteen is gezet niet altijd het geval te zijn.
(28)
De opbouw van de totale kosten verschilt sterk tussen de bewindvoerderorganisaties 417 Tussen de verschillende bewindvoerderorganisaties zijn grote verschillen te constateren in de opbouw van de totale kosten en de toerekening daarvan. De belangrijkste verschillen zijn:(a) verschil in de indirecte kosten, met name toegerekende kosten management; (b) verschil in de salariskosten bewindvoerders; (c) verschil in aantal directe uren WSNP (productiviteit). 418 In het volgend hoofdstuk worden varianties met deze variabelen getoond, zodat de invloed van de variantie op het resultaat per zaak, en daarmee op de financieringsbehoefte per zaak, duidelijk wordt. Rentekosten zijn niet meegenomen in het onderzoek 419 Net als bij het vorige onderzoek is ook dit keer bij de berekening van de kosten van bewindvoering geen rekening gehouden met de rentekosten van de bewindvoeringsorganisatie. De reden hiervoor is dat zowel het rentedragende bedrag als de rentecondities zeer afhankelijk zijn van keuzes die gemaakt zijn ten aanzien van de wijze van financiering van de organisatie (bijvoorbeeld de hoeveelheid leningen) en andere zachte factoren als kredietwaardigheid en toerekenbaarheid aan WSNP. Er is met andere woorden geen duidelijke relatie tussen WSNP-activiteiten en omvang van de rentekosten. 420 Op basis van gegevens van instellingen die rentekosten hebben opgegeven, hebben wij een slechts marginaal effect van ongeveer NLG 2,-- op het uurtarief berekend. Hierbij is nog geen rekening gehouden met eventuele renteopbrengsten. Voor een zuiver beeld zouden deze wel meegenomen moeten worden in de berekening. 421 Omdat vanuit het veld sterke signalen klinken over de grote invloed van rentekosten op het resultaat van bewindvoeringsorganisaties, bevelen wij aan de invloed van het renteresultaat gedetailleerder te onderzoeken. De indicering van de vergoedingen geldt alleen voor nieuwe zaken 422 Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat de vergoedingen (subsidie en salaris uit boedel) jaarlijks worden aangepast voor inflatie. Deze correctie heeft echter alleen op nieuwe zaken betrekking. Omdat de kosten van de bewindvoerderorganisaties wel ieder jaar door inflatie stijgen, ontstaat bij de lopende zaken een inflatieresultaat. De vergoeding is immers niet aangepast, terwijl de kosten door inflatie zijn gestegen. 423 Om dit effect te ondervangen adviseren wij de inflatiecorrectie ook voor lopende zaken toe te passen.
(29)
5 Resultaat per zaak is nog negatief en laat aanvullende financieringsbehoefte zien 501 In dit hoofdstuk worden de tijdsbesteding uit hoofdstuk 3 en het integrale uurtarief uit hoofdstuk 4 gebruikt om de kosten per zaak te berekenen. Deze kosten per zaak worden afgezet tegen de huidige vergoeding. Het resultaat per zaak is de resultante van de huidige financiering verminderd met de berekende zaakskosten. Het zaaksresultaat geeft de aanvullende financieringsbehoefte (resultaat negatief) of het financieringsoverschot (resultaat positief) aan.
Het resultaat per financieringscategorie verschilt sterk tussen particuliere- en ondernemerszaken 502 Tabel 7 geeft de zaaksresultaten weer per huidige financieringscategorie. (N.B. de financieringscategorieën bevatten alle ‘soorten’ doorlooptijden zoals akkoord en 3 jarig). In het geval van particuliere zaken is sprake van een negatief zaaksresultaat. In het geval van een ondernemerszaak wordt een positief resultaat bereikt. Bij deze zaken is de subsidiëring substantieel hoger dan bij de particuliere zaken, terwijl uit onze gegevens blijkt dat geen sprake is van evenredig hogere tijdsbesteding. 503 In de tabel wordt ook de berekening getoond. Bij de berekening van de maandvergoeding is voor de eenvoud uitgegaan van een looptijd van 29 maanden (de gemiddelde looptijd van alle type zaken). In werkelijkheid bevatten de financieringscategorieën zaken met verschillende looptijden. Niet alle categorieën zaken zijn in dezelfde mate vertegenwoordigd in de steekproef. De uitkomsten zijn daarom nadrukkelijk indicatief.
Enkele particulier
Dubbele particulier
Enkele ondernemer
Dubbele ondernemer
Vergoeding per zaak (vast 1.845 + zaaksgebonden kosten)
2.198
3.671
4.388
Maandelijkse vergoeding uit boedel (29 * f X,-)
1.566
1.885
1.566
1.885
Totaal opbrengsten
3.411
4.083
5.237
6.273
Opbrengsten
Kosten
(30)
Uurkosten (uren bewindvoerder * uurtarief
3.875 (28,98 * NLG 133,72)
4.485 (33,81 * NLG 132,66)
4.115 (30,28 * NLG 135,90)
4.616 (33,3 * NLG 138,64)
Bij: zaaksgebonden kosten
259
259
259
259
Totaal kosten
4.134
4.744
4.374
4.875
Financieringsverschil -/- 723 -/- 661 863 1.398 Tabel 7: financieringsverschil (zaaksresultaat) per financieringscategorie
Het looptijdverschil bij de 3-jarige particuliere zaak leidt niet tot onderfinanciering 504 Indien de werkelijke looptijd van een zaak afwijkt van de gefinancierde looptijd ontstaat onderfinanciering. Immers in een geval waarin een zaak na 29 maanden wordt afgerond, maar in de vergoeding van 36 maanden is uitgegaan, wordt 6 * 54 gulden is 324 gulden gemist aan opbrengsten. 505 Bij de 3-jarige particuliere zaak is de gemiddelde opgegeven looptijd gelijk aan de gefinancierde looptijd van 36 maanden. Bij dit type zaak treedt derhalve geen onderfinanciering door een verschil tussen werkelijke looptijd en gefinancierde looptijd op. Alleen indien veel zaken nog substantieel tijd kosten na formele beëindiging, én dat toch niet door bewindvoerders is aangemerkt in de vragenlijsten kan er nog een verschil optreden.
Variatie met enkele belangrijke aannames laat bij de 3-jarige particuliere zaak groot effect op zaakresultaat zien 506 In het vorige hoofdstuk is aangegeven dat het uurtarief afhankelijk is van diverse variabelen. Deze zijn:(a) kostenniveau (salariskosten, materiele kosten en toegerekende kosten management); (b) aantal directe uren; (c) inzet van ondersteuning. 507 In de onderstaande tabellen is voor de 3-jarige particuliere zaak door middel van een aantal scenario’s aangegeven wat het effect van een wijziging in een variabele op het uurtarief en het zaaksresultaat is. De scenario’s zijn uiteraard niet uitputtend, maar dienen om een indruk te geven van de invloed van een wijziging in één van de variabelen. De scenario’s worden na de tabel toegelicht.
(31)
508 Voor de overzichtelijkheid is voor de opbrengsten en kosten telkens het gewogen gemiddelde genomen van de enkele en dubbele 3-jarige particuliere zaak. De verhouding enkel/dubbel is volgens onze database in de praktijk 60/40. Het zaaksresultaat uitgesplitst naar enkele en dubbele 3 jarige particuliere zaken is in de toelichting op de tabel wel aangegeven. Alle bedragen zijn exclusief 19 % BTW.
Enkele 3-jarige particuliere zaak
Basisscenario
Hogere inzet ondersteuning bij bureaus
Stelposten
Vergoeding per zaak (subsidie + zaaksgebonden kosten)
1.987
1.987
1.987
Maandelijkse vergoeding uit boedel
2.102
2.102
2.102
Totaal opbrengsten
4.089
4.089
4.089
Uurkosten (gewogen gemiddelde uren bewindvoerder * uurtarief)
4.235 (31,6 * NLG 133,93)
3.680 (26,3 uur 4.086 (31,6 uur * * NLG 139,86) NLG 129,32)
Bij: zaaksgebonden kosten
259
259
259
Totaal kosten
4.494
3.939
4.345
Opbrengsten
Kosten
Financieringsverschil -/- 405 +/+ 150 -/- 256 Tabel 8: financieringsverschil (zaaksresultaat) per scenario voor 3-jarige particuliere zaak Toelichting op de tabel 509 Onderstaand wordt voor ieder in de tabel berekende financieringsverschil aangegeven welke veronderstellingen zijn gehanteerd. De opbrengsten zijn in elk scenario gelijk. Scenario 1: basisscenario 510 Het integrale uurtarief bedraagt bij dit scenario NLG 133,93.Het uitgangspunt bij dit scenario is een productiviteit van zowel de bewindvoerder als de ondersteuning van 80% van de werkbare uren. Gegeven het feit dat in de vergoede uren ook reisuren zijn opgenomen, lijkt ons een percentage van 80% alleszins redelijk te noemen.
(32)
511 Uitgaande van 1.872 beschikbare uren en 1.600 werkbare uren, betekent het productiviteitspercentage van 80% een aantal directe uren van 1.310 op fulltime-basis voor zowel bewindvoerder als ondersteuner. Het percentage ondersteuning is gebaseerd op de tijdsbestedinglijsten en bedraagt 25% van de totale tijd (33% van de tijd van de bewindvoerder). 512 Een 3 jarig traject met particulieren kost bij deze berekeningswijze gemiddeld NLG 4.494,--. De dekking vanuit de boedel bedraagt NLG 2.102,--. Als het Rijk de kosten volledig wil financieren, dient de vergoeding van het Rijk NLG 2.392,-- te bedragen. De financiering bedraagt op dit moment NLG 1.987,-- er is derhalve een negatief verschil van NLG 405,-- (enkel: 559 negatief, dubbel 174 negatief). Scenario 2: inzet ondersteuning bij bureaus hoger 513 Op basis van de gegevens in onze database blijkt een ondersteuningspercentage van 25% van de totale tijd. De gegevens zijn bovendien redelijk consistent tussen de verschillende typen bewindvoeringsorganisaties. Met name uit de hoek van de Bureaus hebben wij echter sterke signalen ontvangen dat de werkelijke inzet van ondersteuning bij de bureaus veel hoger ligt (gemiddeld ruim 44% van de totale tijdsbesteding of bijna 80% van de tijd van de bewindvoerder). 514 Om dit verschil tussen onze gegevens en de signalen uit het veld te onderzoeken hebben we een vergelijking gemaakt van het aantal fte’s ondersteuning ten opzichte van het aantal fte’s bewindvoering. Aan de hand van deze verhouding kan de ondersteuningsverhouding worden benaderd. Het betreft een benadering omdat de berekende verhouding van 25% gebaseerd is op werkelijke tijdsbesteding aan een zaak, terwijl bij het gebruik van fte’s uiteraard ook niet-werkbare, niet-productieve of nietinzetbare uren worden meegerekend. 515 De vergelijking toont aan dat bij de bureaus die deelgenomen hebben aan het kostenonderzoek sprake is van een verhouding van gemiddeld 44% ondersteuning in fte’s van het totale aantal fte’s. Bij de overige type bewindvoerders ligt het op basis van de fte’s berekende percentage veel meer in lijn met het ondersteuningspercentage dat uit de tijdschrijfgegevens is gebleken. Voor de berekening van scenario 2 is derhalve alleen de ondersteuningverhouding bij de bureaus aangepast. De ondersteuningsverhoudingen voor de overige organisaties zijn gelijk gebleven. Het berekende uurtarief resteert als gemiddelde van alle betrokken organisaties. 516 Om de invloed van deze situatie bij de bureaus op het uurtarief aan te geven is daarom bij dit scenario aangegeven wat de invloed van een hoger ondersteuningspercentage is.
(33)
De inzet van extra ondersteuning leidt tot lagere zaakskosten 517 Door de gestegen ondersteuning slaat het negatieve zaaksresultaat om in een positief zaaksresultaat. Dit komt omdat door de inzet van extra ondersteuning, ondanks het gestegen integrale uurtarief, de kosten per zaak afnemen. Hierbij zijn wij van de veronderstelling uitgegaan dat de inzet van extra ondersteuning niet tot extra (totaal)uren leidt6. 518 Uitgaande van een ondersteuningsverhouding van 37,5% van de totale tijdsbesteding (60% van de tijd van de bewindvoerder) leidt dit tot een integraal uurtarief van NLG 139,86. Een 3-jarig particulier traject kost dan gemiddeld NLG 3.938,--. De dekking vanuit de boedel bedraagt NLG 2.102,--. Als het Rijk de kosten volledig wil financieren, dient de vergoeding van het Rijk NLG 1.836,-- te bedragen. De financiering bedraagt op dit moment NLG 1.987,-- er is derhalve een positief verschil van NLG 150,-(enkel NLG 31,-- negatief, dubbel NLG 423m-- positief) 7. Scenario 3: Stelposten 519 De berekening van het uurtarief en het resultaat per zaak is tot nu toe aan de hand van het gemiddelde van de opgaven van de bewindvoerderorganisaties uitgevoerd. Naast het al gesignaleerde effect bij de inzet van ondersteuning, heeft deze werkwijze ook een aantal andere nadelen:(a) de door instellingen gemaakte keuzen ten aanzien van salariëring, huisvesting en overige kosten beïnvloeden de gemiddelde kosten en daarmee de door de Raad te vergoeden kosten; (b) bij een op het gemiddelde kostenniveau gebaseerde vergoeding zullen instellingen die boven het gemiddelde kostenniveau opereren, bijna altijd verliesgevend opereren terwijl instellingen die onder het gemiddelde kostenniveau opereren bijna altijd rendabel zullen opereren. 520 Om de nadelige gevolgen van het werken met gevolgen uit te schakelen is bij dit scenario de volgende (gedeeltelijke) indicatieve normering aangebracht:(c) de salariskosten voor een bewindvoerder bedragen maximaal NLG 100.000 en voor een ondersteuner maximaal 65.000 (respectievelijk gemiddeld schaal 9 en 6 van CAO Stichtingen en dat 13 maanden), inclusief 30 % sociale lasten en overige loonkosten; 6
. Indien extra ondersteuning toch niet voldoende zou zijn meegenomen in de tijdschrijf-lijsten van de bewindvoerders is er sprake zijn van meer benodigde tijd dan de genoemde 42,5 uur en zou leiden tot meer kosten. 7 Omdat sprake is van een ruwe benadering van de ondersteuningsverhouding is niet het eerder genoemde percentage van 44% gehanteerd, maar is 37,5 % (60% van tijd bewindvoerder) gebruikt, zijnde de ondergrens in de opgave van de bureaus waarmee het gemiddelde van 44% is berekend. Indien wel van 44% wordt uitgegaan, resteert een positief resultaat van NLG 456 (enkel: 264, dubbel 743).
(34)
(d) (e) (f)
het aandeel toegerekende kosten management bedraagt is standaard op 10% van de salariskosten gesteld; het aantal directe uren voor ondersteuning en bewindvoering is 1.310; het aandeel ondersteuning bedraagt de uit onze database blijkende 25 % van de totale tijd.
521 Deze berekeningswijze leidt tot een integraal uurtarief van NLG 129,32. Een 3jarig traject met particulieren kost dan gemiddeld NLG 4.345,--. De dekking vanuit de boedel bedraagt NLG 2.102,-- (36 * 58,4). Als het Rijk de kosten volledig wil financieren, dient de vergoeding van het Rijk NLG 2.24,-- te bedragen. De financiering bedraagt op dit moment NLG 1.987,-- er is derhalve een negatief verschil van NLG 256,-- (enkel: NLG 418,-- negatief, dubbel NLG 21,-- negatief).
Omrekening naar Euro’s 522
In onderstaande tabel worden de belangrijkste bedragen omgerekend naar Euro’s.
Zaaksresultaat Enkele particuliere zaak
Bedrag in guldens
Bedrag in Euro’s
-/- 723
-/- 328
Dubbele particuliere zaak
- 661
-/- 300
Enkele ondernemerszaak
863
392
Dubbele ondernemerszaak
1.398
634
Basisscenario
-/- 405
-/- 184
150
68
-/- 256
-/- 116
Scenario: bureaus hogere ondersteuning Scenario: stelposten
Tabel 10: omrekening belangrijkste bedragen naar Euro’s (1 Euro = 2.20371 gulden)
(35)
De wijze van financieren leidt tot een voorfinancieringskosten voor de bewindvoerderorganisatie 523 Indien wordt gekeken naar hoe de gemiddelde tijdsbesteding is verdeeld over de looptijd van een WSNP-traject kan worden vastgesteld dat een groot deel van de tijd wordt besteed in de eerste maanden van het traject. Om en nabij de helft van de activiteiten vindt plaats in de eerste zes maanden bewindvoering (zie bijlage E ter toelichting). 524 Doordat een groot deel van de bestede tijd in een vroeg stadium valt, lopen de kosten voor bewindvoering niet parallel met inkomsten voor bewindvoeringen. 525 De voorfinanciering die is ingesteld om dit probleem te ondervangen, voorziet slechts een zeer korte periode in de kosten. Het voorgefinancierde bedrag à NLG 900,84 tezamen met de maandelijkse bijdrage uit de boedel à NLG 58,40 dekken namelijk slechts acht bewindervoeringsuren tegen een integraal tarief van NLG 133,93. In de eerste drie maanden van het WSNP-traject worden al meer dan acht uren gemaakt. De zaaksgebonden kosten komen hier nog bij. 526 In de derde maand ligt derhalve het omslagpunt voor wat de voorfinanciering betreft. Het verschil tussen kosten en opbrengsten voor bewindvoering dat hier ontstaat, wordt gedurende de rest van het traject alleen maar groter tot aan het moment van de eindfinanciering. Dit komt doordat de maandelijkse bijdrage uit de boedel ook niet toereikend is om de gemaakte kosten in de middenfase van het WSNP-traject te dekken. (zie bijlage E ter toelichting) 527 Indien de financieringskosten per zaak in beschouwing worden genomen, betekent dit dat na 36 maanden NLG 141,35 aan rentederving heeft plaatsgevonden ten laste van de bewindvoerderorganisatie. Uitgangspunt hierbij is 0,5% rente per maand over het verschil tussen de kosten en opbrengsten en dat het te financieren bedragen bij aanvang van de maand worden weggezet. Dit betekent dat de bewindvoerderorganisatie de eerste drie maanden rente ontvangt van het voorgefinancierde bedrag, maar de overige 33 maanden rentekosten heeft, omdat de voorfinanciering reeds na drie maanden is uitgeput en de bewindvoerderorganisatie dan zelf in de financiering moet voorzien. De consequenties die dit heeft voor de vermogenspositie, dan wel liquiditeitspositie van de betreffende bewindvoerderorganisatie verdienen de nodige aandacht. 528 Bovenstaande betreft een 3-jarig particuliere zaak (enkel en dubbel). Hierbij dient rekening gehouden te worden dat voor een ondernemerszaak geldt dat de kosten die hiervoor gemaakt worden hoger zijn, terwijl het voor te financieren bedrag gelijk is. Het verschil in tijdsbesteding tussen particuliere- en ondernemerszaken is echter niet groot en tevens geldt dat ondernemerszaken een positief zaaksresultaat kennen.
(36)
Het zaaksresultaat kan niet direct worden vertaald in een bedrijfsresultaat 529 Zoals eerder aangegeven is het onderzoek gericht op geven van inzicht in het resultaat per zaak. De uitkomsten per zaak kunnen echter niet zondermeer worden omgezet naar een bedrijfsresultaat. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de mate van efficiency en effectiviteit tussen instellingen sterk kan verschillen. De efficiency en effectiviteit van een instelling zijn onder meer afhankelijk van:(a) de productiviteit van de bewindvoerders en de ondersteuners en de wijze waarop hierop actief wordt gestuurd; (b) de kwaliteit van de uitgevoerde werkzaamheden; (c) de aard en omvang van de ondersteuningsactiviteiten; 530 Een andere reden voor het niet kunnen doortrekken van een zaaksresultaat naar een bedrijfsresultaat is het bedrijfsrisico. Onder bedrijfsrisico wordt hier verstaan dat de opbrengsten lager of de kosten hoger zijn door:(a) fluctuaties in het aanbod van de zaken (geen constante instroom), waardoor periodiek onderbezetting kan ontstaan; (b) de onmogelijkheid om in sommige gevallen de periodieke eigen bijdrage te innen; (c) zaakstoedeling door de rechtbank (veel lastige zaken met lage subsidiering); (d) het vertrek van een bewindvoerder met meeneming van zaken, waardoor de slotuitkering wordt gemist.
Het ontbreken van normen maakt de bepaling van het ‘juiste’ tarief moeilijk 531 Uit de uitkomsten van de verschillende scenario’s blijkt dat het uurtarief en daarmee ook het resultaat per zaak, moeilijk eenduidig te bepalen is. Om inzicht in deze invloed van diverse factoren te geven zijn voor de 3-jarige particulier zaak variatieberekeningen uitgevoerd. De conclusies gelden echter ook voor andere zaakresultaten. Deze worden immers met dezelfde parameters berekend. 532 De oorzaak voor het lastige eenduidig bepalen, is dat er zowel veel (redelijke) wijzigingen zijn aan te brengen die het tarief verhogen, als die het tarief verlagen. Bovendien werken kleine variaties in het tarief, door de vermenigvuldiging met het aantal directe uren van de bewindvoerder op zaaksniveau tot aanzienlijke bedragen door. Een relatief kleine stijging van bijvoorbeeld NLG 5,-- slechts 4%, leidt zo tot een extra tekort of overschot van ongeveer 30 uur * NLG 5,-- = NLG 150,-533 In plaats van het uitgaan van alleen werkelijke gemiddelden in de sector en daar scenario’s mee berekenen zouden normen gesteld moeten worden inzake de belangrijkste bepalende aspecten.
(37)
534 Om het uurtarief en de kosten per zaak in dit onderzoek eenduidiger te bepalen, is in het voorgaande reeds een gedeeltelijke en indicatieve normering aangebracht. Deze normering heeft zoals het woord ‘gedeeltelijk’ al aangeeft zich beperkt tot slechts enkele variabelen. Deze waren: de salariskosten, de toegerekende kosten management, de productiviteit en de ondersteuningsverhouding. Kostenposten die onder de materiele kosten vallen, zoals huisvesting, automatisering, telefonie en eventuele opgegeven overige kosten, zijn niet genormeerd. Deze kosten hebben echter een geringer effect op de totale kosten dan de andere kostencategorieën en variabelen. 535 De bij de normering ingevulde bedragen zijn weliswaar afgeleid van (globale) normen, maar zijn nog niet geschikt als normenkader voor de WSNP. De benodigde normen betreffen namelijk normen die niet zonder overleg met de WSNP-partners kunnen worden ingevuld8. De in de berekening aangebrachte normering is daarom net als de andere scenario’s illustratief. 536 In het volgende hoofdstuk zal in de vorm van een aantal adviezen op de problematiek rond het normeren dieper worden ingegaan.
8
Een uitzondering zou gemaakt kunnen worden voor de toegerekende kosten management (overhead). Voor deze kosten bestaan, net als overigens voor de materiele kosten, breedgedragen op benchmarks gebaseerde normen. De toegerekende kosten management zijn echter voor een groot deel weer afhankelijk van het salaris van het management en ook dit element kan niet zonder overleg met de WSNP-partners worden genormeerd.
(38)
6 Aanbevelingen voor het vervolg 601 Bij de aanvang van het onderzoek bestond WSNP ruim 2 en een half jaar. De sector heeft sinds de start in 1999 een behoorlijke ontwikkeling doorgemaakt en is daar nog mee bezig. De diverse betrokken partijen hebben inmiddels ervaring opgedaan met schuldsanering in deze vorm en met elkaar. De sector is duidelijk toe aan de volgende fase.
De sector heeft moeite om tijdig en transparant informatie omtrent uren en kosten aan te leveren 602 Tijdens de uitvoering van het onderzoek hebben wij geconstateerd dat bewindvoeringsorganisaties moeite hebben om de gevraagde informatie inzake tijdsbesteding WSNP en kosten van bewindvoering en ondersteuning aan te leveren. Hierdoor is het (ook voor het management van een organisatie) moeilijk om tijdig en transparant inzicht te verkrijgen in deze voor de bedrijfsvoering belangrijke informatie. 603 De registratie van tijdsbesteding en kosten binnen de sector is derhalve nog voor verbetering vatbaar.
Binnen het WSNP-proces kunnen nog belangrijke tijdbesparende verbeteringen worden aangebracht 604 Het WSNP-proces kan op een aantal onderdelen nog aanzienlijk verbeterd worden, zowel direct wat betreft bewindvoering als inzake inbreng van andere partijen. Deze verbeteringen zullen zeker tot een lagere tijdsbesteding en een hogere kwaliteit leiden. 605 (a) (b) (c)
De onderdelen waar de grootste voordelen zijn te behalen betreffen:het verbeteren van de kwaliteit van het voortraject; het op maat maken van de tijdsduur van de postblokkade; de standaardisatie van processtappen, met name verslagen.
Verbeteren van de kwaliteit van de verklaring leidt tot tijdsbesparing en kwaliteitsverbetering 606 Diverse bewindvoerders hebben tijdens de workshops en/of de interviews aangegeven dat zij behoefte hebben aan of een goed voortraject (285-verklaring) of geen voortraject (zelf het werk doen is vaak sneller dan het moeten overleggen met anderen). 607 De kwaliteit van de verklaring (inclusief bijlagen) is ten opzichte van het eerdere onderzoek enigszins verbeterd, maar in een kwart van de zaken is dit nog van onvoldoende tot slecht niveau , hetgeen een aanzienlijk hogere tijdsbesteding betekent dan wanneer het voortraject gemiddeld tot goed is. Door de kwaliteit van het voortraject te verbeteren, kan derhalve een aanzienlijke tijdsbesparing worden gerealiseerd.
(39)
608 De verantwoordelijke gemeentelijke instanties (bij de aanlevering) alsmede de gerechten bij de toetsing van de kwaliteit hebben hier een belangrijke rol. Uit de workshops en interviews met bewindvoerders blijkt dat de filterende rol van de gerechten op de 285-verklaring nu nog niet optimaal functioneert. Indien de gerechten een steviger sturing toepassen/ scherpere eisen stellen bij de toelating tot WSNP –zoals ze ook de toetsing op de kwaliteit van de rapportages door bewindvoerders heeft verstevigd- is een aanzienlijke procesverdieping en –versnelling mogelijk. Vermindering van de benodigde tijd voor de postblokkade leidt tot significante kostenbesparing 609 Omdat de postblokkade een aanzienlijk deel (32%) van de tijdsbesteding van de 3jarige particuliere zaak uitmaakt, verdient het aanbeveling ten aanzien van deze activiteit een actief beleid te bepalen. Het nut van postblokkade wordt niet ter discussie gesteld door het werkveld, wel de duur en de intensiteit. 610 Wij adviseren kritisch naar de postblokkade te kijken in het licht van de functie zijnde het bewaken van de zaak (betrouwbaarheid van de saniet, ontstaan nieuwe schulden) en daarbij de volgende vragen te beantwoorden:(a) is de postblokkade wel of niet nodig voor de volle looptijd? (b) is wekelijkse postblokkade dan wel wekelijkse behandeling van de post door de bewindvoerder wel nodig? Eens per drie weken zou al veel tijd en belasting besparen; (c) zijn er andere vormen voor hetzelfde doel, bijvoorbeeld een periodieke steekproefmeting? 611 Het antwoord zal door de Recofa in overleg met de bewindvoeringsorganisatie moeten worden bepaald. Een verdergaande standaardisatie van het proces zal tot besparing leiden 612 Het opstellen van verslagen vormt eveneens een groot deel van de tijdsbesteding. Deze tijdsbesteding kan verder worden verkort door de verslagen eenduidiger te maken qua zowel inhoud als diepgang en hiervoor eventueel landelijke standaarden te hanteren zowel door bewindvoerders als door gerechten. Standaardisatie van voorschriften voor verslagen en bewindvoering vanuit de gerechten zou stroomlijning van het proces eveneens bevorderen. Dit proces kan in grote mate door uitbreiding van de inzet van ICT gefaciliteerd kunnen worden.
(40)
Beter procesbeheer door bewindvoerders vergroot greep op bedrijfsresultaat 613 Veel bewindvoeringsorganisaties geven aan dat het lastig is om marge te maken op schuldsanering. Met dit rapport hopen we het inzicht in tijd en kosten te hebben vergroot om de bedrijfsvoering te faciliteren. Een voorbeeld is de bevinding dat ruimere inzet van ondersteuning kostenvoordelen oplevert, maar alleen indien een organisatie daarvoor voldoende schaal heeft. 614 Wij hebben de indruk dat bewindvoeringsorganisaties echt kunnen verbeteren in de bedrijfsvoering. Het gaat dan om de inzet van ondersteuning, maar ook om greep op kostendrijvers. Het blijkt dat bewindvoerders regelmatig extra activiteiten verrichten om een beetje boedelruimte te creëren die zelden leidt tot extra inkomsten voor de bewindvoerder. Dit leidt tot exploitatietekorten, tenzij er andere financiering tegenover staat. 615 Greep op tijdsbesteding is een belangrijk aspect van de bedrijfsvoering. Slechts weinig organisaties registreren op transparante wijze de bestede tijd, waardoor het moeilijk is om de kosten en opbrengsten in balans te brengen. Hier ligt een duidelijk punt van verbetering. 616 Onderlinge procesvergelijking, vergelijking van standaarden, werkwijzen en kengetallen leid tot beter inzicht in de te benutten ruimte in de financiering. Organisaties kunnen elkaar helpen om deze ruimte te creëren.
Opstellen van referentienormen op grond van kwaliteitskader is noodzakelijk voor adequate financiering 617 De in dit rapport getoonde berekeningen betreffen de gemiddeld gemaakte kosten en uren. Een best-practice referentie heeft niet plaats gevonden. Het hanteren van deze gemiddelden heeft een aantal nadelen:(a) de door instellingen gemaakte keuzen ten aanzien van salariëring, huisvesting en overige kosten beïnvloeden de gemiddelde kosten en daarmee de door de Raad te vergoeden kosten; (b) gegeven een op het gemiddelde kostenniveau gebaseerde vergoeding zullen instellingen die boven het gemiddelde kostenniveau opereren, bijna altijd verliesgevend opereren terwijl instellingen die onder het gemiddelde kostenniveau opereren bijna altijd rendabel zullen opereren. 618 Het gevolg van deze nadelen zal zijn dat het baseren van de vergoeding op door de sector zelf gemaakte en gemiddelde kosten altijd tot een discussie zal leiden over de aanvaardbaarheid / toereikendheid van de vergoeding. 619 Om in de toekomst deze discussie te voorkomen verdient het daarom aanbeveling een referentiekader voor tijd- en kosten op te stellen. Vragen die hierbij beantwoord moeten worden zijn bijvoorbeeld:-
(41)
(a) (b) (c) (d)
wat is een redelijk kostenniveau voor overhead en materiele kosten (met name management en huisvesting)? wat voor functieniveau is benodigd voor bewindvoering en ondersteuning? wat is een redelijk salaris voor bewindvoering en ondersteuning gegeven het functieniveau? wat is een optimale inzet van de ondersteuning waarbij onderscheid gemaakt wordt naar grootte van de organisatie?wat is de ‘juiste’ te besteden tijd aan de top 5 activiteiten, zoals te besteden tijd aan postblokkade en welke werkzaamheden vallen daarbinnen.
620 Een dergelijk kader kan alleen opgesteld worden als de uitgangspunten voor bewindvoering scherper zijn gedefinieerd dan op dit moment het geval is. De aanscherping van de uitgangspunten kan plaatsvinden via de uitwerking van een kwaliteitskader voor schuldsanering.
Een uitgewerkt kwaliteitskader is nodig als basis voor verdere ontwikkeling van de sector 621 Een belangrijke constatering ten aanzien van de huidige situatie is dat een helder kwalitatief kader ontbreekt. Dit kader is nodig voor het op objectieve wijze kunnen bepalen van de normen voor kosten en tijdsbesteding uitgaande van de prestaties die geleverd moeten worden. Deze te leveren prestaties hebben betrekking op bijvoorbeeld de duurzaamheid van de schuldsanering, de tevredenheid van ketenpartners over bewindvoering, de professionaliteit van de bedrijfsvoering en verantwoording en dergelijke. 622 Tevens zou een dergelijk kader veel van de kwalitatieve vragen beantwoorden waaronder een heldere definitie van de taakbreedte van de bewindvoerder of antwoord op de vraag welke activiteiten een bewindvoerder zelf moet blijven doen en welke taken door ondersteuning verricht kan worden. 623 Gezien de ontwikkelingsfase van de sector, dat duidelijk de beweging naar betere bedrijfsvoering laat zien, is versterking van de professionaliteit van bewindvoering(organisaties) gewenst. Een kwalitatief en normatief kader dient dan ook met en door de sector ontwikkelt te worden, in nauwe samenwerking met de Raden en het ministerie gezien hun taak van kaderstelling en financiering. 624 Algemeen dient duidelijk te worden wat onder goede bewindvoering verstaan wordt, zowel vertaald naar het werk van de individuele bewindvoerder als naar de organisatie van bewindvoering. Belangrijke deelvragen die bij dit onderwerp beantwoord moeten worden zijn:(a) wat is de juiste taakbreedte van een bewindvoerder in termen van sanietbegeleiding, intensiteit vergroting boedel, verwijsfunctie? (b) wat dient een bewindvoerder zelf te doen en wat kan ondersteuning doen?
(42)
(c)
welke proceseisen moeten gesteld worden (dossierbeheer, tijdregistratie vervanging bij ziekte of uitval, gebruik van standaardformulieren en processtappen – certificering?) (d) welke eisen moeten er aan de organisatie gesteld worden (omvang, managementinformatie, personeelsmanagement en dergelijke)? Deze aspecten kunnen uitgewerkt worden langs het, binnen Justitie breed geaccepteerde, INK model. 625 Op grond van het kwaliteitskader kunnen als gesteld organisatie- en procesnormen opgesteld worden. Samen met de sector kunnen verbeteringen en best-practice concepten ingevoerd worden. Efficiënte en effectieve schuldsanering kan dan samengaan met een financieel gezonde bewindvoeringsorganisaties.
(43)
A Verantwoording onderzoek 1 De onderzoeksresultaten zijn gebaseerd op gegevens van de Raad voor Rechtsbijstand te Den Bosch, verzamelde gegevens middels de in bijlage B opgenomen enquête, het vorige onderzoek van PWC Consulting inzake WSNP, interviews met bewindvoerders, rechters, en functionarissen in het voortraject, een tweetal workshops met bewindvoerders en door bewindvoeringsorganisaties aangereikte gegevens over de kostenstructuur. 2 De bestede tijd per zaak staat centraal in het rapport. De berekening is gebaseerd op 161 ingevulde bruikbare vragenlijsten. Voor elke zaak is door de betreffende bewindvoerder een inschatting gemaakt van de totale tijd (zie uitleg bij enquête). 3 Bij de geïnterviewde personen zijn vooraf de vragenlijsten doorgenomen. En tevens zijn de meeste bewindvoerders na het invullen van de vragenlijsten gecontacteerd ter verduidelijking of voor aanvullende vragen. Wij hebben geconstateerd dat de vragenlijsten in het algemeen naar behoren zijn ingevuld en zowel correcties naar boven als naar beneden uitgevoerd na overleg met de bewindvoerders. Lijst van geïnterviewde personen en workshopdeelnemers 4 • • • • • • • • • • • • • • • • •
De geïnterviewde personen (aangedragen door de Commissie WSNP):De heer Briggeman Bureau Rechtshulp Brabant; Mevrouw Dictus Bewindvoerder GKB Breda; De heer Eelman Bewindvoerder M.D.S.O; Mevrouw Hagen Bureau Rechtshulp Assen; Mevrouw Höpperner Rechter-commissaris; De heer van der Hulst Bewindvoerder GKB Den Haag; De heer Missler Kredietbank Utrecht; Mevrouw Mies-Lohmann Bureau Rechtshulp Brabant; De heer van Oers GKB Breda; De heer van Rossen Bewindvoerder Modus Vivendi; De heer Soppe Bureau Rechtshulp Assen; Mevrouw van Veen Stadkantoor Zwolle; gemeentelijk traject; De heer Werkhoven Rechter-commissaris; De heer de Moor Rechter-commissaris; De heer Poel Bureau Rechtshulp Alkmaar; De heer Speksnijder Bureau Rechtshulp Leeuwarden; Mevrouw de Wit Kredietbank Utrecht.
5 • • • • •
De deelnemers aan de workshops (geselecteerd door PWC Consulting):De heer J. Eelman Bewindvoerder M.D.S.O; Mevrouw J. van der Sar Bewindvoerder Buro voor Rechtshulp; De heer G. van Rossen Bewindvoerder Modus Vivendi; De heer P. Stolte Bewindvoerder GKB; De heer P. Vermaat Bewindvoerder De Bewindvoerster.
(44)
B Vragenlijst tijdsbesteding Gegevens bewindvoerder: Naam: Werkgever: Type bewindvoerderorganisatie: Adres: Postcode & woonplaats: Tel.nr.: Fax nr.: E-mail: Datum eerste toegewezen WSNP-zaak door rechter: Salaris bewindvoerder (incl. sociale lasten/toeslagen): Intern uurtarief bewindvoerder: Aantal WSNP-zaken per jaar / cumulatief
/
Kenmerken afgehandelde/lopende schuldsaneringzaken 1) Saneringsnummer / dossiernummer 2) Type zaak: • Akkoord/schikking • Tussentijdse beëindiging • Volledige looptijd -Verkorte procedure, schone lei (1 jaar) -Normale procedure, schone lei (3 jaar) -Lange procedure, schone lei (5 jaar) • Anders, …..
Kruis aan wat van toepassing is
3) Type cliënt: • Zelfstandig ondernemer op moment van sanering • Gewezen ondernemer • Particulier
Kruis aan wat van toepassing is
4) Woonplaats saniet
(45)
5) Communicatieproblemen: • Score: 1 – 5 (1= gebrekkige communicatie doordat bijvoorbeeld de moedertaal van de saniet en de bewindvoerder niet dezelfde is. 5= communicatie is geen probleem) 6) Aantal aangeschreven schuldeisers
7) Startdatum WSNP-traject (ook voorlopig) 8) Einddatum WSNP-traject (feitelijk of geschat) 9) Startdatum postblokkade 10) Einddatum postblokkade (feitelijk of geschat) 11) Verwacht u dat de schuldeisers enig geld tegemoet kunnen zien (j/n)? 12) Verwacht u dat een verificatievergadering wordt belegd (j/n)? 13) Wat is de hoogte van de aan u toegewezen maandelijkse vergoeding door de rechter? 14) Wat is de hoogte van de vergoeding die u voor deze zaak (verwacht te kunnen) kunt incasseren? - subsidie (via de Raad) -
overig (wellicht uit boedelruimte)
15) Kwaliteit voortraject: • Score: 1 – 5 (1= geen verklaring aanwezig 3= verklaring is onvolledig 5= verklaring is volledig) 16a) Is hier sprake van een dubbele zaak (j/n)? Een dubbele zaak is een tweetal zaken dat betrekking heeft op gehuwden of samenwonenden 16b) Zo ja, wat is de status van de samenwonenden (getrouwd in gemeenschap van goederen/getrouwd onder huwelijkse voorwaarden/samenwonend met samenlevingscontract/anders, nl …
In de volgende tabellen wordt PER ZAAK gevraagd naar de werkelijke tijdsbesteding per activiteit door bewindvoerder en ondersteunend personeel (aan te geven in minuten)
(46)
Het is van belang dat alle zaken door dezelfde bewindvoerder worden ingevuld. Periode waarop tijdsbesteding betrekking heeft: Startdatum: Einddatum:
Activiteit
Tijdsbesteding in minuten Bewindvoerder Ondersteuning
1. Opstartactiviteiten 1.1 Speurwerk (niet als gevolg van postblokkade):• paulianeuze handelingen • volledigheid vorderingen op saniet 1.2 Organiseren geldstromen 1.3 Uitvoeren van een draagkrachtberekening 1.4 Opstellen van een saneringsplan 2. Contacten met saniet (persoonlijk en telefonisch) 2.1 Huisbezoek (incl. reistijd) 2.2 Overig (met toelichting) 3. Contacten met schuldeisers 3.1 Eerste contacten met schuldeisers (alle categorieën) tijdens bewindvoering 3.2 Afwikkeling schuldeisers (uitnodigen voor verificatievergadering en aankondigen akkoord ter inzage, volmachten opstellen en meesturen, afschrijven crediteuren) 4. Contacten met niet-schuldeisers 4.1 Contacten met niet-schuldeisers voor zover deze niet in overige activiteiten zijn verwerkt: • rechtbank • deurwaarder • uitkerende instanties/ sociale dienst • werkgever • commerciële banken • GKB of andere instantie voor krediet • maatschappelijk werk zoals RIAGG, SPD • curator • ziekenfonds
(47)
• justitie (niet-rechtbank) • woningbouwvereniging • RDW • verzekeringsmaatschappijen • Raad voor rechtsbijstand………………………. Vervolg op volgende pagina Bewindvoerder
Ondersteuning
Vervolg van 4. Contacten met niet-schuldeisers • minnelijk traject/ budgetconsulent (tenzij reeds eerder opgenomen) • overig, te benoemen………………………. • overig, te benoemen………………………. 5. Verslaglegging 5.1 Eerste verslaglegging openbaar en zogenaamde vertrouwelijke toelichting 5.2 Tussentijdse verslagen 5.3 Verslag maken ter voorbereiding verificatievergadering, lijst vorderingen opstellen en deponeren, weer crediteur aanschrijven daarover 5.4 Eindverslag 5.5 Voorbereiding mondelinge verslaglegging bij rechtbank 6. Postblokkade 6.1 Postblokkade 7. Activiteiten bij/met rechtbank 7.1 Eerste contact met rechtbank 7.2 Voorbereiden en bijwonen hoorzittingen incl. reis- en wachttijd 7.2a M.b.t. tot lopende zaken 7.2b Als gevolg van het WSNP-traject (niet standaard) 7.3 Bijwonen verificatievergadering, inclusief reis- en wachttijd 7.4 Bijwonen eindzitting, incl. reis- en wachttijd 7.5 Overig (met toelichting) 8. Overig 8.1 Overige activiteiten • overdracht zaak aan andere bewindvoerder • afstemming met integrale schuldhulp • deskundigheidsbevording • anders, nl………………………. • anders, nl………………………. Totale tijdsbesteding
(48)
C Vragenlijst kosten Format algemene vragen Algemene vragen
Pagina 0
Naam organisatie Contactpersoon Adres Woonplaats Telefoonnummer 1999
2000
2001
Reiskosten 1. Welke reiskosten worden betaald?
2. Hoe worden de reiskosten betaald?
Bijvoorbeeld uit boedel of subsidie RvR Salarisbewindvoerder 3. In welke mate wordt het minimale salaris van de bewindvoerder uit de boedel daadwerkelijk uitbetaald?
Voorfinanciering 4. Brengt de voorfinanciering kosten met zich mee die niet worden gedekt door de overige kosten? Zo ja welke en welke omvang?
Overzicht bezetting voor WSNP-traject ultimo 2001
ultimo 2002
Aantal bewindvoerders Aantal ondersteuners voor bewindvoerders Aantal directie/managementleden Aantal WSNP-zaken
(49)
Geaggregeerde gegevens bewindvoerders Overzicht bewindvoerders
Overzicht kosten bewindvoerders Naam bewindvoerder
Kostenitems
Pagina1
Naam bewindvoerder
Naam bewindvoerder
Noot 1999
2000
2001
1999
2000
2001
1999
2000
2001
Functieschaal/-niveau Bruto-loon (jaar) Sociale lasten werkgever Pensioenlasten werkgever Totaal salaris (1+2)
1 1 2
Reiskosten woon/werk Kosten werkplek (pagina 3) Opleidingskosten (pagina 4) Huisvesting (pagina 5) Overig (specificeren!) Totaal overig (3+4+5+6+7)
3 4 5 6 7
Toegerek. Kstn.mgt (pagina 6)
8
Totaal kosten (som 1 t/m 8) aantal werkbare dagen aantal beschikbare uren aantal beschikbare uren wsnp aantal indirecte uren (pagina 7) aantal directe uren
9 10 11 12 13
tarief per uur
14
WSNP-zaaksgebonden - porti - incidentele reiskosten/huisbezoek - overig (specificeren!) Totaal (15+16+17) Aantal wsnp-zaken
15 16 17 18
Geaggregeerde gegevens ondersteuning Overzicht ondersteuning
Kostenoverzicht secretariaat/ondersteuning Naam
Kostenitems
Pagina 2
Naam
Naam
Noot 1999
2000
2001
1999
2000
2001
1999
2000
2001
Functieschaal/-niveau Bruto-loon (jaar) Sociale lasten werkgever Pensioenlasten werkgever
1 1 2
Totaal salaris Reiskosten woon/werk Kosten werkplek (pagina 3) Opleidingskosten (pagina 4) Huisvesting (pagina 5) Overig (specificeren!)
3 4 5 6 7
Totaal overig Toegerek. Kstn.mgt (pagina 6)
8
Totaal kosten aantal beschikbare dagen aantal beschikbare uren aantal beschikbare uren wsnp aantal indirecte uren (pagina 7) aantal directe uren
9 10 11 12 13
tarief per uur
14
Aantal personen waarvoor gewerkt wordt
19
(50)
Format kosten werkplek Specificatie kosten voor werkplek
Pagina 3
1999 Kosten per bewindvoerder en ondersteuning - PC Afschrijvingskosten per jaar Levensduur
NLG
2000 NLG
2001 NLG
Noot 20 21
- Telefoonkosten
Abonnement Gesprekskosten
22 23
begrepen in
-Inventariskosten
Afschrijvingskosten Levensduur
24 25
-Kantoorbenodigdheden
Budget kantoorbenodigdheden Aantal personeelsleden
26 27
Budget kosten netwerkbeheer Aantal netwerkgebruikers
28 29
begrepen in
IT-onderhoudsbudget Aantal PC's
30 31
begrepen in
Werkplektarief
32
- IT-kosten
- Overig
Kosten per bewindvoerder/ondersteuning [20+22+23+24+(26/27)+(28/29)+(30/31)+32]
(naar tot.overzicht)
Fomat kosten opleidingen Specificatie kosten opleiding
Pagina 4 1999
2000
2001
0
0
NLG Opleidingsbudget Opbouw -
Noot 33
34 34 34 34
Budget per persoon Totaal budget Functiegroep/-niveau - management/directie - secretaresses - Overige ondersteuning - bewindvoerders - Overig
35 # personen Per persoon
Totaal
Totaal 36 36 36 36 37
Totaal (36+37)
38
=Naar totaaloverzichten pagina 1 en 2
(51)
Format kosten huisvesting Specificatie kosten huisvesting Kosten
Pagina 5
NLG
NLG 1999
NLG 2000
Noot 2001
Huurlasten/jaar Hypotheeklasten/jaar
39 39
Onderhoudskosten
40
Kosten gas/water/electra
41
Kosten groenvoorziening
42
Overig
43
Kosten totaal (38+39+40+41+42) Netto-vierkante meters
m2
44
Aantal vierkante meters/werkplek
m2
45
Kosten per werkplek bewindvoerder en ondersteuning
(naar tot. overzicht)
46
Huisvesting is geheel begrepen in het werkplektarief
Format kosten managementondersteuning Specificatie toerekening kosten management en ondersteuning 1999 Kosten Salariskosten management Overige kosten management Totale kosten management (44+45) Aantal personen
2000
Pagina 6 2001
NLG
Salariskosten ondersteuning Overige kosten ondersteuning Totale kosten ondersteuning (47+48) Aantal personen
Noot 47 48
personen
50 51
personen
Totale kosten management en onderst. Toerekening per persoon Omslag per persoon Beschrijf hieronder de methode van toerekening:
49
52 53
(naar tot. overzicht)
54
De toerekening geschiedt via de kostenverdeelstat naar rato van het aantal formatie-uren. Het grote verschil tussen 2001 en 2002 wordt veroorzaakt 1) door herijking van de verdeelsleutels en verdeling naar de verschillende producten en 2) door daling van de formatie-uren bij de andere bankproducten.
(52)
Format kosten indirecte uren Specificatie indirecte uren
Pagina 7
Naam bewindvoerder 1999
2000
Naam bewindvoerder 2001
1999
2000
Naam bewindvoerder 2001
1999
2000
2001
ziekte opleiding en kennisbevordering (ook Opus.D) collegiaal overleg Overige (door u aan te geven): Totaal (overnemen op pagina 1)
Naam secretaresse/ondersteuningNaam secretaresse/ondersteuningNaam secretaresse/ondersteuning 1999
2000
2001
1999
2000
2001
1999
2000
2001
ziekte opleiding en kennisbevordering (ook Opus.D) collegiaal overleg Overige (door u aan te geven): Totaal (overnemen op pagina 2)
In Nijmegen wordt bij alle calculaties uitgegaan van 1230 effectieve uren per jaar op full time basis. In berekening is meegenomen: verlof, ADV, feestdagen, ziekteverzuim, persoonlijke verzorging, teambesprekingen en studie.
(53)
D Toelichting op de berekeningswijze van het integraal uurtarief 1 Omdat door de Raad alleen de uren van de bewindvoerder worden gefinancierd, worden in dit rapport de uurkosten van de ondersteuning toegerekend aan het uurtarief van de bewindvoerder. Er is daarom geen sprake van een gewogen gemiddelde tarief. Bij deze berekeningswijze leidt de inzet van extra ondersteuning tot een hoger integraal uurtarief voor de bewindvoerder (die moet nu namelijk ook de ondersteuningskosten betalen). De ondersteuning neemt echter ‘uren’ over van de bewindvoerder waardoor het benodigd aantal uren van een bewindvoerder voor een zaak afneemt. Zolang er substitutie door een goedkoper iemand plaatsvindt ten behoeve van de tijd van een duurder iemand levert dat voordeel op. 2 Het onderstaande voorbeeld zal dit toelichten. 3 In organisatie A worden 1.300 bewindvoerdersuren en 1.300 ondersteuningsuren gemaakt ten behoeve van de WSNP. Dit betekent dat in organisatie A voor elk bewindvoerdersuur één ondersteuningsuur wordt gemaakt. Met andere woorden, de vergoeding van één uur bewindvoering dient zowel de kosten van één uur van de bewindvoerder als die van één uur van de ondersteuning te dekken. 4 Het tarief voor de bewindvoerder bedraagt NLG 100,-- en het tarief voor de ondersteuner NLG 50,--. Het integrale uurtarief van een bewindvoerder bedraagt dan NLG 150,-- (NLG 100,-- + 1 * NLG 50,--). 5 In een organisatie B worden 2.600 bewindvoerdersuren en geen ondersteuningsuren gemaakt ten behoeve van de WSNP. In dat geval dient de vergoeding van één uur bewindvoering alleen de kosten van één uur van de bewindvoerder te dekken. Het integrale uurtarief van een bewindvoerder bedraagt dan NLG 100,-- (NLG 100,-- + 0 * NLG 50,--). 6 Het integrale uurtarief van een bewindvoerder is hoger in organisatie A dan in organisatie B. Is organisatie A daarmee duurder uit? De beantwoording van deze vraag hangt af van de productie die in beide organisaties geleverd wordt. Laten we er van uit gaan dat de productie in beide organisaties identiek is. De kosten in organisatie A bedragen NLG 195.000,-- (NLG 150,-- per bewindvoerdersuur * 1300 bewindvoerdersuren). De kosten in organisatie B bedragen 260.000,-- (NLG 100,-- per bewindvoerdersuur * 2600 bewindvoerdersuren). Organisatie B is dus duurder uit. 7 De inzet van ondersteuning loont dus wel degelijk omdat de inzet van meer ondersteuning altijd leidt tot minder (duurdere) uren van de bewindvoerder. Bepalend voor de hoogte van de totale vergoeding is dus het uurtarief én de uren van een bewindvoerder per WSNP zaak samen. Door één uur van de bewindvoerder te substitueren door één uur ondersteuning, zullen de kosten lager uitvallen. Het uurtarief van een bewindvoerder is immers hoger dan het uurtarief van ondersteuning.
(54)
8 De conclusie is dat hoe meer bewindvoerdersuren worden vervangen door ondersteuning, des te lager de zaakskosten zullen zijn. Gegeven de gekozen berekeningswijze van het integrale uurtarief is het beter de toename van ondersteuning uit te drukken in lagere zaakkosten, dan in een daling van het integrale uurtarief.
(55)
E Toelichting op opbrengsten en kosten verdeeld over de looptijd 1 De tijdsinspanning aan een WSNP-traject kan in drie fasen worden bezien. Die als volgt kunnen worden vergeleken:(a) de opstartfase betreft ongeveer de eerste 4 maanden in een zaak. Deze fase is het meest tijdsintensief (en is wat betreft intensiteit niet representatief voor de gehele looptijd van een WSNP-zaak); (b) de middenfase duurt circa tweeënhalf jaar en vereist per week aanzienlijk minder tijdsinspanning van de bewindvoerder; (c) de afronding fase betreft ongeveer de laatste 9 weken en kent weer een piek in tijdsbelasting voor de bewindvoerder vanwege diverse afrondingsactiviteiten. (zie figuur 9 ter toelichting)
Tijdsbesteding per fase van het WSNP-traject in uren voor een driejarig particuliere zaak met een looptijd van 36 maanden Totaal bestede tijd = 42,3 uur 9,0 8,0 7,0
Totaal = 15,4 uur
Tijd per week = +/- 0,8 uur
6,0 Totaal = 4,6 uur
5,0 4,0
Tijd per week = +/- 0,5 uur
3,0 Totaal = 22,2 uur
2,0 1,0
Tijd per week = +/- 0,2 uur
0,0
18 weken
128 weken
9 weken
opstart fase
midden fase
afronding fase
Figuur 7: tijdbesteding voor een driejarig particuliere zaak 2 De stappen per fase zijn afgeleid van het processchema dat opgesteld is in het eerste onderzoek, hetgeen is onderschreven door het werkveld. De bijgevoegde tijd is de tijd die door bewindvoerders in dit vervolgonderzoek is aangegeven.
(56)
3 Indien de tijdsinspanning wordt afgezet tegen de opbrengsten voor bewindvoering ontstaat een beeld dat de kosten voor bewindvoering niet parallel lopen met inkomsten voor bewindvoeringen. Dit is gelegen in het feit dat een groot deel van de te bestede tijd in een vroeg stadium ligt. Zoals in figuur 7 te zien is.
Kosten bewindvoering (cumm.) vs. inkomsten bewindvoeringen (cumm.) voor een 3 jarige particuliere zaak 5000,00 4500,00 4000,00 3500,00
in Hfl.
3000,00 2500,00 2000,00 1500,00 1000,00 500,00 0,00 1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 Bew indvoeringstraject per eind van de m aand Kosten bew indvoering per maand (cumm.) bedrag geïncasserd per maand (cumm.)
Figuur 8: tijdbesteding voor een driejarig particuliere zaak 4 Uitgangspunten bij het bereken van het verschil tussen kosten en opbrengsten voor bewindvoering zijn de volgende geweest: (a) een maand is een reguliere betalingsperiode; de (voor)financiering van activiteiten wordt derhalve bezien per maand (tijd besteed binnen een maand wordt geacht gelijk verdeeld te zijn); (b) de tijdsbesteding binnen respectievelijk de opstart, midden en afrondingsfase is evenredig verdeeld over de weken (maanden). 5 Onder kosten voor bewindvoering zijn verstaan: bestede tijd bewindvoerder x integraal uurtarief à NLG 133,93 + zaaksgebonden kosten à NLG 259,-- (de zaaksgebodenkosten zijn evenredig verdeeld over de eerste periode van 15 maanden) 6 Onder inkomsten bewindvoering zijn verstaan: voorfinanciering à NLG 900,84 + maandelijks NLG 58,40 (gew.gem. enkele/dubbele zaak) + eindfinanciering à NLG 1.085,71 (gew.gem. enkele/dubbele zaak).
(57)
F Antwoord op specifieke onderzoeksvragen 7 In deze bijlage worden de antwoorden op de in de onderzoeksopdracht specifieke vragen gegeven. Bij sommige vragen zal worden verwezen naar passages in het hoofdrapport. 8 De gestelde vragen waren:(a) Welke reiskosten worden betaald en hoe worden deze betaald? Antwoord: Er worden reiskosten voor woon- / werkverkeer betaald, daarnaast worden ook in enkele gevallen de kosten van een lease-auto vergoed aan een bewindvoerder. De betaling van de vergoedingen vindt gedeeltelijk uit de zaaksgebonden vergoeding en gedeeltelijk uit de organisatiekosten plaats. Zowel direct als indirect dus via subsidiering van de Raad. De hoogte van de vergoeding van de reiskosten bedraagt op jaarbasis ongeveer NLG 3.000,-- (gemiddeld per zaak NLG 50,--) en is daarmee slechts marginaal van invloed op de totale kosten. (b) Hoe is de verdeling van de kosten bewindvoerder / ondersteunend personeel? Antwoord: Zie voor de beantwoording van deze vraag ook de tabel op de volgende pagina. Gemiddeld bedraagt het aandeel van de bewindvoerder in de totaal kosten 58%. (c) Ten aanzien van het salaris van de bewindvoerder:Antwoord: gemiddeld is het bewindvoerdersalaris ongeveer NLG 92.000,-- inclusief sociale lasten. Zie ook de tabel op de volgende pagina. De advocatuur is niet in het onderzoek betrokken. Er zijn grote verschillen in salarisniveau te onderscheiden tussen de typen bewindvoerders. Dit onderscheid werkt ook door bij de ondersteuning. (d)
Brengt de voorfinanciering kosten met zich mee die niet worden gedekt in de overige kosten? Antwoord: de voorfinanciering brengt alleen rentekosten met zich mee. De rentekosten zijn niet meegenomen in het onderzoek omdat deze in een veel breder kader beoordeeld zouden moeten worden (hier spelen namelijk organisatiekeuzen die los staan van de WSNP zoals de wijze van financiering van de organisatie (looptijd en soort vermogen), de kredietwaardigheid, rentecondities etc. Daarnaast zouden voor een zuiver beeld ook de renteopbrengsten moeten worden toegerekend. (e)
Ten aanzien van de integrale kosten. Hoeveel bedragen de:(i) gemiddelde loonkosten bewindvoerder? NLG 91.176,-(ii) gemiddelde loonkosten administratieve ondersteuning? NLG 56.652,-(iii) organisatiekosten (dit zijn de materiele kosten uit de tabel) (iv) investeringen (zitten in de kosten verwerkt, via afschrijvingen)
(58)
(v) (vi) (vii)
portikosten (bedragen gemiddeld zo’n NLG 205,-- per zaak) reiskosten (gemiddeld ongeveer NLG 3.000,-- per zaak NLG 50,--) overige kosten (gemiddeld ongeveer 5% van de totale kosten; gemiddeld NLG 4.295,--)
(f) Hoe is de verdeling tussen directe en indirecte kosten? Antwoord: zie ook de tabel op de volgende pagina. De salariskosten en de materiele kosten zijn de directe kosten voor WSNP-doeleinden. De toegerekende kosten management zijn de overhead of indirecte kosten. Gemiddeld bedraagt het salaris van de bewindvoerder 66% van de totale kosten, de materiele kosten bedragen 20% en de toegerekende kosten management 14% van het totaal. Voor ondersteuning zijn deze percentages respectievelijk 50%, 26% en 24% van de totale kosten.
(59)
GKB Bewindvoerder Jaarsalaris Materiële kosten Kosten mgt.
%
Bureau
%
Overig
%
Gemiddeld
%
102.491 23.918
60 14
70.413 27.447
65 25
100.625 30.396
74 22
91.176 27.254
66 20
44.385
26
10.045
10
5.031
4
19.820
14
170.794
100
107.905
100
136.052
100
130.768
100
65.856 26.449
42 17
50.396 25.620
58 30
53.403 35.427
57 38
56.552 29.165
50 26
64.385
41
10.576
12
5.031
5
26.664
24
Totaal
156.691
100
86.592
100
93.861
100
92.433
100
Bewindvoerder Ondersteuning
170.794
52
107.905
55
136.052
60
130.768
58
156.691
48
86.592
45
93.861
40
92.433
42
Totaal
327.485
100
194.497
100
229.913
100
223.201
100
Totaal Ondersteuning Jaarsalaris Materiële kosten Kosten mgt.
Tabel 9: gemiddelde kostenopbouw per bewindvoeringsorganisatie
(60)