Fase 1
Reflectie week 1 Wat gedaan De eerste week meteen alleen voor een nieuwe klas en een nieuwe les opstarten. Hoe zullen de leerlingen reageren? Hoe hoog is het niveau? Hoe is de werkhouding? Zijn ze echt wel zo gemotiveerd op het MBO als ik dacht? Allemaal vragen die ik tijdens deze les kon ondervinden. Ik begin met een uitleg over de verschillende potloden. Dit doe ik op een interactieve manier, door vragen te stellen en de leerlingen hun ideeen erover te laten vertellen. Daarna leg ik de opdracht uit. De leerlingen moeten een stuk uit een foto uit de krant selecteren met een diaraam en deze natekenen: op ware grote, 1x vergroot, 2x vergroot en op A3. Op een hand-out krijgen de leerlingen nogmaals de opdracht, de uitleg over de potloden en een planning. Tijdens de lessen loop ik rond en probeer ik de leerlingen te helpen, vragen te beantwoorden, tips te geven en de leerlingen wat te leren. Zodra de les aan zijn eind komt, roep ik dat de leerlingen hun spullen mogen opruimen, het lokaal moet netjes achter gelaten worden, tafels schoon, krukken onder de tafel en de vloer geveegd. Dit is de taak van de corvee, maar ik stel voor om allemaal te helpen zodat iedereen eerder klaar is. Wat ging goed Ik ben tijdens deze week heel positief geweest. Als leerlingen moeite hadden met de opdracht ging ik er even bij zitten en heb ik geprobeerd om ze te motiveren en stimuleren om weer aan de slag te gaan. Dit werkte goed en ik kreeg het idee dat de leerlingen het fijn vonden dat ik de moeite nam om ze te helpen en de tijd voor ze nam. Wat kon beter Volgens mijn stagecoach is het belangrijk dat ik voordat de les begint centraal ga staan en voor iedereen zichtbaar ben, goed oogcontact maak en wacht op stilte, daarna pas vraag of iedereen er klaar voor is en dan pas begin met mijn verhaal. Volgens mij stond ik wel centraal en kon iedereen mij zien, maar ik vroeg om stilte en moet er dus om denken dat de leerlingen vanzelf stil worden en weten dat ik wil beginnen. Op deze manier hoef ik niet mijn stem te verheffen om de les te beginnen.
Reflectie week 2 De tweede week hebben de leerlingen verder gewerkt aan de opdracht. Ik ben de les weer op dezelfde manier gestart maar heb nu rekening gehouden met de tips die ik vorige week van mijn coach had gekregen. Deze keer ben ik op een centrale plek aan het bureau gaan zitten. Heb ik gevraagd of iedereen aan 1 kant van de klas wilde zitten, heb ik geduldig gewacht op stilte en ben ik de les begonnen. Ik heb in plaats van een instructie, een kleine miniquiz met de klas gedaan. De vragen sloegen op de instructie die ik vorige week gegeven had over de potloden. Het was een leuke manier, ook voor de leerlingen om de les te beginnen. Door de stof te herhalen en op een andere manier te geven hoop ik dat de leerlingen het beter kunnen onthouden. Het wachten op stilte duurde niet lang. Ze hadden al snel in de gaten dat ik wilde beginnen. Ook het opruimen verliep hetzelfde als de week ervoor. Ik vroeg de leerlingen hun spullen op te ruimen en de leerlingen die corvee hadden de klas netjes te maken. Ik geef altijd aan elkaar te helpen, zodat het voor iedereen sneller gaat of de leerlingen dit daadwerkelijk doen laat ik aan henzelf over. Wat ging goed De start van de les ging eigenlijk heel goed. Ik dacht dat het verheffen van mijn stem een goede manier was om de leerlingen te laten weten dat ik graag wil beginnen. Maar de tip van mij coach was een gouden. De leerlingen merken snel genoeg dat je wil beginnen als ze zien dat je op ze aan het wachten bent. Wat kon beter Mijn enthousiasme kon deze les wel iets beter. Ik was niet fit en kon heel slecht tegen alle drukte om mij heen. Ik heb geprobeerd dit niet te laten merken en hoop dat dit ook niet zo is overgekomen, maar ik had het deze week wel erg zwaar.
Reflectie week 3 Dit was de laatste week dat de leerlingen tijdens de les aan een de opdracht konden werken. Een aantal leerlingen was al klaar, zij mochten van mij verder werken aan iets van een andere les of iets voor zichzelf doen. Ik wilde de leerlingen niet alvast de nieuwe opdracht geven, omdat ik deze weer gezamenlijke wilde starten. Anders lopen de snellere leerlingen ook steeds meer voor op de andere leerlingen. De les verliep goed. De leerlingen waren goed bezig met de opdracht en ik liep rond om te helpen. Later ben ik aan het bureau gaan zitten en vroegen de leerlingen om hulp als zie doe nodig hadden. Dan liep ik er naartoe. wat ging goed De les ging goed en de leerlingen waren lekker aan het werk. Ik had de lessen van de afgelopen weken goed voorbereid en dat kon ik ook merken. Ik kon de leerlingen helpen en wist duidelijk te verwoorden wat de bedoeling was. wat kon beter Ik weet van deze les niet zo goed wat beter kon. De leerlingen waren goed aan het werk en waren rustig. De start van de les ging goed en ook het einde verliep netjes.
Reflectie week 4 Deze week ben ik met de leerlingen aan een nieuwe opdracht begonnen. Ze kregen van mij een stapeltje van drie dezelfde plaatjes. Het eerste plaatje moesten ze op papier plakken. Hierbij maakte ze een brainstorm met woorden waaraan zij moesten denken bij het kijken naar dit plaatje. Vervolgens plakte ze ook het tweede plaatje op een A4 papier. Ze moesten het plaatje afmaken op een figuratieve manier. Het derde plaatje moest op een nieuw A4 worden afgemaakt op een abstracte/non-figuratieve manier. De leerlingen begonnen allemaal met de opdracht. Ik heb rondgelopen om de leerlingen tips te geven, te helpen en ze andere inzichten te geven (houd het plaatje eens op de kop). Bij het afsluiten van de les heeft de klas eerst het lokaal opgeruimd en netjes gemaakt. Daarna vroeg ik ze om nog even allemaal te gaan zitten. Ze hadden die ochtend de vorige opdracht ingeleverd en ik heb mijn complimenten gegeven voor de leerlingen die het allemaal hebben ingeleverd. De leerlingen die het niet hadden ingeleverd kregen een onvoldoende en ook dit heb ik uitgelegd; ‘Iedereen heeft zijn best gedaan om het af te krijgen en sommige leerlingen hebben misschien wel tot midden in de nacht doorgewerkt, ik vind het dan niet eerlijk dat leerlingen die het niet inleveren, daar nog een kans voor krijgen’. Ik wilde op deze manier ook duidelijk maken wat mijn grenzen zijn en hoop ermee te bereiken dat de leerlingen weten dat ze de volgende opdracht ook allemaal weer op tijd in moeten leveren. Verder heb ik aan het einde van de les nog wat andere mededelingen gedaan en daarna konden de leerlingen vertrekken. Wat ging goed Ik vond het einde van de les heel goed gaan. Het is volgens mij een goede keus geweest om aan de leerlingen duidelijk te maken wat mijn grenzen zijn en hoe het werkt als je iets niet inlevert. Op deze manier hoop ik te bereiken dat iedereen in de gaten heeft dat ze hun opdracht op tijd moeten inleveren. Wat kon beter De start van de les kon beter. Ik had de opdracht uitgelegd en daarna kreeg ik nog erg veel vragen en bleek dat nog onduidelijk was wat figuratief precies is. Ondanks dat ik dit ook had uitgewerkt op een hand-out voor de leerlingen had ik meer beeldmateriaal moeten laten zien. Ik had geen plaatjes laten zien waardoor de leerlingen geen beeld erbij hadden. Later ben ik met plaatjes van realistisch, figuratief en nonfiguratief door de klas gegaan en heb ik de verschillen met ze besproken.
Reflectie week 5 Deze week heb ik met mijn mentorleerlingen gevoerd. Tijdens mijn eigen lessen hebben de leerlingen verder gewerkt aan de opdracht. Mentorgesprekken De mentorgesprekken werden gevoerd om inzicht te krijgen of de leerlingen de juiste keuze heeft gemaakt voor de opleiding. Vinden ze het hier wel leuk? Hoe vinden ze de klas? Voelen ze zich hier thuis? Hoe gaat het met plannen? Wat vinden ze moeilijk en lopen ze misschien ook tegen problemen aan? Het was voor mij de eerste keer dat ik mentorgesprekken moest voeren. Aan de hand van een lijst met vragen hielden we deze gesprekken. In de klas Tijdens de lessen mochten de leerlingen verder werken aan hun opdracht. Ik liep rond om de leerlingen te helpen. Toen ik bij een groepje kwam waar een meisje een smiley in een zonnetje had getekend, vertelde ik dat dat niet de bedoeling was. Daarop kreeg ik als reactie dat het toch figuratief was (een zon kan gee smiley hebben). Ik reageerde door te zeggen dat ik kinderen dat altijd doen en dat ik het daarom niet echt serieus kon nemen (ik had het gevoel dat ze de opdracht een beetje belachelijk maakte). Zij was het hier niet mee eens en zei dat figuratieve tekeningen ook kinderlijk zijn. Waarop ik reageerde dat figuratieve tekeningen niet per definitie kindertekeningen zijn. Ik stelde haard voor om op de computer naar figuratieve schilderijen te zoeken. Toen ze dit had gevonden ging de discussie eigenlijk weer verder. Ik wilde haar laten inzien dat ze serieus aan de opdracht moest werken en zij wilde absoluut niet iets aannemen van wat ik zei. Later zag ik ook bij een ander meisje dat ze een smiley in de zon had gemaakt. Ik zei tegen haar dat ik net best boos op iemand was geworden omdat ik het idee had dat ze de opdracht niet serieus nam door er een smiley in te tekenen, omdat dit iets is wat veel kinderen vaak doen. Dit meisje begreep het wel maar legde uit dat ze dacht dat dit bij figuratief hoorde. Ik zei dat ze misschien wel gelijk had maar dat er eens over na moest denken of ze ook een andere manier wist om een zon figuratief te maken. Ze heeft dit later heel mooi opgelost. Wat ging goed De mentorgesprekken gingen voor mijn gevoel heel goed. Ook mijn stagecoach zei dat ik het goed had gedaan. Ook de manier waarop ik het tweede meisje met de smiley in de zon benaderde was beter dan de eerste keer.
Wat kon beter Tijdens de mentorgesprekken had ik misschien wat meer door kunnen vragen op reacties van de leerlingen. We hadden erg kort de tijd, waardoor ik soms het gevoel kreeg dat ik snel moest. Zo vertelde een leerling dat ze een probleem heeft en dat ik in een brief, later wel kon lezen waardoor dat probleem was gekomen. Hierop dacht ik, oke dan lees ik eerst de brief en gaan we er dan nog eens over praten en kijken wat we er aan kunnen doen. Dus ik wilde het gesprek voortzetten, waarop mijn collega vroeg, wil je ook geholpen worden? Toen dacht ik, misschien had ik het toch beter wel meteen kunnen vragen. Ook de discussie met het meisje in de klas was niet slim. Ik had beter gewoon kunnen zeggen probeer de zon eens op een andere manier figuratief te maken. Ik had de discussie niet met haar aan moeten gaan. Dit had ik na de discussie ook meteen door en gelukkig ging het de tweede keer een stuk beter.
Reflectie week 6 Een nieuwe opdracht stond voor deze week op het programma. Ik heb de leerlingen eerst een instructie gegeven over deze opdracht. Tijdens deze instructie heb ik de leerlingen meteen iets laten maken, zodat ze konden ervaren wat er werd gezegd. De leerlingen moesten een portret uitvergroten door middel van een raster en ze moesten het hele portret tekenen met graffietstift. Ook hadden we deze week een ouderinformatieavond. Op deze avond kwamen alle ouders naar school om informatie te krijgen over de opleiding en om te kijken naar het werk van hun kinderen. Wat ging goed De instructie voor de portretles ging goed. Ik had het portret eerst zelf gemaakt en wist dus precies hoe alles moest, hierdoor kon ik het goed uitleggen. Het was ook heel leuk dat de leerlingen meteen iets met de graffietstift moesten doen. Op deze manier konden ze meteen ervaren hoe het werkt. Er was een leerling dat het raster op haar eigen manier wilde maken. Met deze leerling had ik al eens eerder een discussie en wilde dit nu niet, maar ik wilde wel zeggen dat ze het anders moest doen. Ik ben naar haar toe gegaan en heb gezegd dat het raster niet helemaal goed gaat. Ze ging meteen in de aanval en zei: ‘wat maakt het nou uit of ik het zo doe of op uw manier, het komt allebei op hetzelfde neer’. Toen zei ik: ‘Ja dat klopt, maar dit is niet de opdracht en dat andere wel’. Ze probeerde het nog een paar keer, maar ik heb volgehouden en steeds gezegd dat ze zich aan de opdracht moest houden. Uiteindelijk is ze opnieuw begonnen en ging het goed. Wat kon beter Ik vond het heel spannend om voor het eerst alle ouders te zien en sommige te spreken. Ouders willen heel graag weten hoe het met hun eigen kind gaat, maar deze avond is er niet voor om daarover te praten, hiervoor zijn de ouderspreekavonden. Als een ouder dan zo direct vroeg hoe zijn zoon of dochter het doet vond ik het heel moeilijk om hier meteen antwoord op te geven. Ik probeerde dan maar voorzichtig te zeggen wat ik zie en wat belangrijk is, zoals: ik zie dat uw zoon soms wel een hele rommelige la heeft en het is wel heel belangrijk dat ze hun la goed op orde hebben.
Reflectie week 7 Deze week hebben de leerlingen verder gewerkt aan het portret en heb ik met de leerlingen een spel gedaan. Het spel was een beetje ter voorbereiding van de presentaties. Leerlingen moesten in groepjes van vier elkaar hun meest grappige verhaal vertellen. Het grappigste verhaal moesten ze uitkiezen en deze alle vier oefenen. Vervolgens moest het groepje voor de klas gaan zitten en alle vier hetzelfde verhaal vertellen. De klas moest vervolgens raden van wie het verhaal daadwerkelijk was. Wat ging goed Het spel ging erg goed. Leerlingen vonden het heel leuk om even wat anders te doen en onbewust werden ze een beetje geconfronteerd met het presenteren. Ze moesten voor de klas zitten en een verhaal vertellen. De meeste leerlingen hadden hier geen moeite mee en vonden het heel leuk. Er was 1 leerling die het niet leuk vond en ook niet mee wilde doen. Ik heb hier verder niks mee gedaan, omdat ik niemand wilde dwingen. Bij de presentaties viel wel op dat dit meisje ook het meeste moeite had met presenteren. Wat kon beter De tijdsplanning kon deze les iets beter. Het spel was sneller afgelopen dan ik had verwacht en ik had niet nog een ander spel bedacht om te doen. Ik heb aan de leerlingen gevraagd of zij nog een spel wisten en dat hebben we uiteindelijk nog even gespeeld.
Reflectie week 8 Deze week hadden de leerlingen WPU. Dit houdt in dat de leerlingen vrij zijn om te kiezen waar ze aan willen werken en in welk lokaal. We hadden deze week omdat de leerlingen de week erop presentatieweek hebben en dan al het werk af moet zijn. Ook hadden we een vergadering met iemand van het cibapcollege Zwolle. Deze mevrouw kwam ons iets vertellen over de methode waarmee wij komende periode moeten gaan werken. Wat ging goed Het begeleiden tijden de WPU-uren ging goed. De leeringen konden rustig aan het werk en ik liep af en toe langs om te kijken hoe het ging. Omdat de leerlingen met allemaal verschillende dingen bezig zijn moest ik soms ook helpen met bijvoorbeeld 3D, terwijl ik dit normaal nooit geef. Dit vond ik heel erg leuk omdat je dan ook een keer wat anders doet en ook ziet hoe leerlingen het tijdens andere vakken doen. Wat kon beter De vergadering ging op zich ook wel goed, maar soms vond ik het moeilijk om sommige dingen te volgen. Dan merk ik wel dat ik nog niet alles weet, waardoor het moeilijk is te begrijpen. Zo ging het over financiën en ik dacht dat ik met een goed idee kwam, maar blijkbaar wist ik nog niet precies hoe het in elkaar steekt en zei ik iets dat niet mogelijk was. Misschien is het een idee om me in de komende fase meer te verdiepen in de school en ook in de opleiding met betrekking tot het cibap.
Reflectie week 9 Deze week moesten de leerlingen presenteren. Van al het werk dat ze in de afgelopen periode hebben gemaakt mochten ze drie dingen uitzoeken waarover ze iets wilde vertellen. Het was heel erg leuk om te zien hoe elke leerling dit op zijn eigen manier doet. Na de presentaties hadden wij nog rapportvergadering. Hier spraken we over de studiehouding en beroepshouding van de leerlingen en zorgden we ervoor dat elke leerling alle cijfers op het rapport heeft. Ook hebben de leerlingen na de presentaties al hun werk op de foto gezet en een portfolio gemaakt op internet. Wat ging goed Voor mijn gevoel ging deze week eigenlijk heel goed. De leerlingen hebben leuke presentaties gegeven. De een heel anders dan de ander. Ook heeft iedereen hard gewerkt aan zijn portfolio. Hierbij heb ik bij iedereen de tip gegeven om een apart account aan te maken voor je portfolio, zodat je nooit via je eigen pagina hoeft om werk te laten zien aan iemand. Wat kon beter Ik weet niet wat beter kon deze week.
Fase 2