tijd
#"%$!
www.trouw.nl |
Z AT E R DA G
6
APRIL
2013
LEVEN EN DOEN
Dit is Ozlem. Ze verruilde Alkmaar voor Istanbul
Ze zijn hier geboren, haalden diploma’s en beleefden een prima jeugd. En toch. Bij sommige ambitieuze Hollanders met niet-westerse wortels knaagt een verlangen naar het land van hun ouders. Zozeer dat ze besluiten te vertrekken. TEKST EN INTERVIEWS SOMAJEH GHAEMINIA FOTO’S PATRICK POST
Dubbele wortels
H
oe verder ik van je vlucht/Hoe meer ik in je macht kom’. Het is een regel die niet loslaat, uit het rijke werk van dichter J.J. Slauerhoff. Ik las het als puber, worstelend met mijn identiteit en met ‘de twee werelden’ (een Iraanse en een Nederlandse) in mij. Het gedicht zit vol melancholie, reislust en verlangen; elementen die het werk en de persoonlijkheid van scheepsarts Slauerhoff typeren. Ik begreep dat Slauerhoff ook worstelde, dat hij verlangde naar het onbereikbare – dan weer in Nederland, dan weer in verre landen – dat hij bescherming zocht maar zich er tegelijkertijd tegen afzette. Mij herinnert zijn werk aan een immer terugkerende, diepe en complexe vraag: wat is thuis? En: is ‘thuis zijn’ een voorwaarde voor een zinvol leven? Voor een groep hoogopgeleide Nederlanders is ‘thuis’ niet langer het land waarin ze zijn geboren en getogen. Tien jaar geleden had Nederland voor het eerst een emigratieoverschot: er vertrokken meer mensen dan er binnenkwamen. Na 2006 nam dat overschot overigens weer af. “De hedendaagse emigratie bestaat voor tweederde uit allochtonen”, zo valt te lezen in de studie ‘Emigratie uit Nederland’ van onderzoeksbureau Regioplan, dat in 2010 de emigratiemotieven onderzocht van hoger opgeleiden. De tweede generatie allochtonen, een relatief kleine groep, emigreert vooral naar het geboorteland van haar ouders. In absolute cijfers zijn het er niet veel: in de groep 20-45 jarigen vertrokken vier jaar geleden 5841 mensen naar Turkije, Su-
8
ZATE RDAG 6 A P RI L 2 0 13
riname, Marokko, Afghanistan en Irak. Jonge, ambitieuze Hollanders met niet-westerse wortels. Ze zijn meestal hier geboren en zeker getogen, hebben mooie diploma’s op zak, spreken hun talen, koesteren fijne herinneringen aan een prima jeugd in Nederland. Een basiskit voor een mooie toekomst. Wat drijft hen om te vertrekken naar het land dat ze kennen uit verhalen van hun ouders, foto’s, televisiebeelden of van hooguit een vakantie? Studie leert dat hun motieven heel verschillend zijn. “Terugkeer naar ‘the roots’ zal zeker meespelen maar is slechts één van de elementen, en vaak niet het dominante motief ”, zegt Jeanine Klaver van Regioplan. “Allochtone jongeren, met name Turkse en Marokkaanse jongeren, noemen het politieke en sociale klimaat in Nederland vaak als reden voor vertrek.” Vaak, zegt Klaver, gaat dat motief gepaard met andere factoren als betere economische mogelijkheden in het land van herkomst (Turkije), zoektocht naar een betere – minder gehaaste – levenskwaliteit (Suriname) en de aanwezigheid van familie (Marokko).” In gesprek met migrantenkinderen die vertrokken, leerde ik dat ze kansen zien en hun ‘weg terug’ soms volgen uit idealisme. Maar sterker geldt dat ze zijn gegrepen door een soms onverwachte binding met het land van hun ouders, dat smachtend op hen lijkt te hebben gewacht. Een binding die ik – vluchteling van eerste generatie – vooral koester in de nostalgie van Slauerhoff.
Thuis in twee werelden
‘Somaliërs hier hebben geen benul van hun vaderland’ Piraterij, oorlog en Al Shabaab kleurden het beeld dat Sharmarke Jama (24) had over zijn roots. Maar na zeven maanden durft hij te stellen dat het veilig is in Somalië. “Er zijn wel eens aanslagen. Laatst zat ik te lunchen aan het strand en twintig meter verderop ging een autobom af. Dat was doodeng. Maar ik wil er geen nadruk op leggen. Er is veel meer dat wél goed gaat.” Jama – zoon van Somalische diplomaten – besloot vorig jaar voor het eerst in zijn leven het land van zijn ouders te bezoeken. “Ik was klaar met mijn opleiding Management Economie en Recht en wist niet welke kant ik op wilde. Een tante in Somalië nodigde me uit voor een vakantie. Vlak voor vertrek bedacht ik dat ik óók iets wilde doen voor het land.” Tot zijn verbazing voelde hij zich vanaf de eerste dag thuis. “De zon, de grond, de geuren, de natuur, het eten (álles is biologisch!), de sterke gemeenschapszin; het was alsof ik daar hoorde te zijn”, vertelt Jama, die nu even terug is in Nederland. “Ik werd ontvangen als onderdeel van een grote familie, al had ik die mensen nog nooit gezien.” In zeven maanden deed hij tolkwerk voor de VN, reisde veel, sprak uren met Somaliërs en internationale organisaties en onderzocht zijn toekomstperspectief. Ook sprak hij veel jongeren die droomden van een toekomst in het Westen. “Slimme jongens die meteen vroegen: hoe kom ik hier weg? Dat deed me pijn. Sommigen heb ik van hun ideeën afgebracht.” Investeer in je eigen broers en zussen, in je eigen land, zei hij. “Hier heb je zoveel te winnen. Als vluchteling in het Westen begin je onderaan. Ze vonden het inspirerend, een westerse Somaliër die zo sprak.” Tegelijkertijd zag hij de erbarmelijke situatie waarin kinderen opgroeien. “In heel Somalië is geen speeltuin te vinden. Een klein deel van de kinderen gaat naar school. De rest hangt rond op straat of thuis, of probeert schoenpoets te verkopen. Ze hebben geen enkel uitzicht op een toekomst. Ik wil vanuit Nederland projecten opzetten voor deze kinderen en snel terugkomen om ze te helpen.” Jama hoopt een grote groep Somaliërs in Nederland te overtuigen mee te denken over wederopbouw. Om te beginnen de uitgeprocedeerde asielzoekers. “Ze hebben geen idee hoe Somalië is veranderd in een land vol kansen”, zegt de twintiger. “Dus kom op. Ga terug. Ik ga met je mee!”
#"%$! T I J D
9
‘De dynamiek van de stad trekt me naar Istanbul’ Elke ochtend in Istanbul, als Ozlem Ozkan (28) netjes gekleed en op hoge hakken de bus richting werk instapt, voelt ze zich heel Hollands. “Mensen staren verbaasd naar me. Zo gekleed zou ik een dure auto moeten rijden en daar flink mee pronken, zeggen ze. Maar ik vind de bus prima.” Als dochter van een Turkse arbeider in Alkmaar had Ozkan een veilige jeugd in een beschermd, warm nest. Na school zat moeder met thee en biscuit te wachten op haar, haar broer en zusje. Ze speelden uren buiten, ’s avonds at het gezin samen, in de weekends gingen ze bij Turkse én Nederlandse vrienden op bezoek. Ozkan groeide op met Turkse en Nederlandse waarden. Na haar pabo-opleiding en master orthopedagogiek vond Ozkan een baan als orthopedagoge op een school voor kinderen met een verstandelijke beperking. Ze bleef thuis wonen. “Maar na een jaar merkte ik dat mijn wereld wel erg klein was geworden: ik vond geen aansluiting meer bij vrienden die al gesetteld waren. Ik zat bij mijn ouders. Het werd een sleur.” Tot ze besloot om een summercourse te volgen in Istanbul. “Ik ging de wijde wereld in. Voor het eerst was ik alleen. Het was geweldig om zoveel mensen te ontmoeten, lekker te eten, uit te gaan, van het mooie weer te genieten. Ik wist: er is meer dan Nederland. Ik blijf hier!” Al snel vond ze een baan op een voorschool voor welgestelde kinderen in Istanbul: een ‘turning point’. Ze werd geconfronteerd met de andere kant van Istanbul: de kille, de oppervlakkige. “Ik kreeg te maken met het credo: ik betaal dus ik bepaal! Dit was niet de schoolcultuur zoals ik die kende, ook niet de Turkse cultuur die ik van huis uit had meegekregen. Ik had geleerd respectvol te zijn, ‘dank je wel’ te zeggen, spontaan en direct te zijn.” Teleurgesteld keerde ze terug naar Alkmaar, maar: “Het was er té rustig. Ik vond het moeilijk om weer bij mijn ouders te wonen.” Na vier maanden zocht ze opnieuw een baan in Istanbul, “maar dit keer met perspectief”. Ze vond er een op een internationale school, waar ze sinds twee jaar lesgeeft aan kinderen van expats en welgestelde Turken. “Door mijn Nederlandse achtergrond ben ik hier aangenomen. Ik heb nog steeds wel eens moeite met de verschillen in mentaliteit, maar het is ook mijn keuze om hier te wonen.” De dynamiek van de stad en het theater waarin Ozkan actief is, houden haar voorlopig in Istanbul, zegt ze tijdens familiebezoek in Amsterdam. “Je wordt er niet geleefd door een agenda, maar je leeft in het moment.”
10
ZATE RDAG 6 A P RI L 2 0 13
Thuis in twee werelden
}
Er is corruptie en bureaucratie. Geduld is het toverwoord
Beri Shalmashi in Erbil (EIGEN FOTO)
‘Tien jaar geleden woedde hier nog oorlog’ Door het oog van de webcam lijkt het een Playmobilstad: nieuwe wolkenkrabbers, kaarsrechte wegen en vierkante pleinen. Beri Shalmashi (29) draait een rondje met haar laptop om een indruk te geven van haar nieuwe thuis in Erbil, de hoofdstad van de federale staat Iraaks-Koerdistan waar ze sinds een half jaar woont. Als jonge, talentvolle filmmaakster werd Shalmashi in Nederland bekroond met de Echoaward, een stimuleringsprijs voor jong allochtoon studietalent, en een nominatie voor het Gouden Kalf. Ze studeerde in Amerika en woonde vlak voor de Arabische lente zes maanden in Caïro, waar ze inspiratie opdeed voor haar debuutroman ‘Vijf witte kamelen’. Terug in Amsterdam trof ze een ander Nederland. “Het was niet meer het Nederland dat ik fijn vond. Het prikkelde niet meer. Het nieuws ging over relatief kleine dingen. Zeker in vergelijking met het Midden-Oosten waar ik net vandaan kwam.” Ze zag kansen in de eeuwenoude regio Koerdistan, die ze haar tweede thuis noemt. Haar ouders, Iraanse Koerden, zetten zich al jong in voor de Koerdische kwestie in hun land. In verwachting van haar eerste kind werd Shalmashi ’s moeder gevangengenomen. Door een politieke uitruil werd ze voor de bevalling vrijgelaten en
kon ze met haar man naar Parijs vluchten, waar Shalmashi werd geboren. Twee jaar later werd het gezin welkom geheten in de Nederlandse polder. “In Almere heb ik me altijd thuis gevoeld. Maar ik groeide op met het idee dat ik nog een ander thuis had. Door de verhalen van mijn ouders kreeg ik langzaam heimwee naar een plek waar ik nooit had gewoond.” Een half jaar na haar vertrek doceert de filmmaakster op de oudste universiteit van Erbil: de Salahaddin University, werkt ze aan haar boek en aan de verfilming van Kader Abdolah’s ‘Het huis van de moskee’, samen met de gevierde Iraanse regisseur Bahman Ghobadi. “Het is qua werk een slimme zet geweest om hier naartoe te gaan. Economisch gaat het heel goed, zowel voor expats als voor de lokale bevolking zijn er veel kansen.” Wel vindt ze werken in de publieke sector pittig. “Er is veel corruptie en bureaucratie. Voor mijn werk als docent ben ik nog nooit uitbetaald. Het ophangen van een videoscherm in een collegezaal duurde zes weken. Geduld is het toverwoord.” “Misschien zeur ik over kleine dingen als ik besef dat op drie kwartier rijden hier vandaan, in Kirkoek, er nog regelmatig aanslagen zijn. Het is bijzonder om juist nu hier te zijn.”
#"%$! T I J D
11
Thuis in twee werelden
‘Ik ben hier een Nederlander in een Marokkaans jasje’ In zijn mooiste kleren werd hij gestoken, als de familie Gribi vanuit Nederland op familiebezoek ging naar Marokko. Dat gebeurde elk jaar. Als klein jongetje voelde Nouradinne Gribi (43) zich daar ongemakkelijk bij. “Daar was het armoe troef: Mijn neefjes en nichtjes droomden van zulke mooie kleren, zij hadden het altijd minder. Dat is confronterend voor een kind.” Als peuter kwam Gribi met zijn moeder, twee zussen en een broer vanuit het Marokkaanse Kenitra naar Den Bosch, waar zijn vader werkte als slager. Veertig jaar later maakte Gribi ‘dezelfde weg retour.’ Als installateur van biogasinstallaties raakte hij in Nederland gefascineerd door groene energie. “Dat je rotzooi kunt omzetten in oplossingen, ten behoeve van het milieu, vond ik fantastisch. In 2004 ben ik gaan lobbyen om in kaart te brengen wat er in Marokko mogelijk was, ook op het gebied van duurzame grondstoffen voor het opwekken van energie.” Zijn groene hart, de liefde voor Marokko en zijn ondernemerszin brachten hem terug naar zijn geboortestad Kenitra, waar hij samen met zijn zus een bedrijf begon in de verwerking van gebruikte frituurolie. Nu zet hij projecten op in het zuiden van het land, en is hij partner bij de Nederlandse handelsonderneming Merrem & La Porte in Marokko. “We werken aan de ontwikkeling van een duurzame afvalstortplaats voor een miljoen inwoners. De intentieverklaring is getekend.” Dat zijn toekomst in Marokko zou liggen, was voor de opgewekte veertiger al snel duidelijk. “Daar waar het eten goed is en het weer mooi, vind ik rust”, grapt hij. Dan serieus: “Het was vooral een roeping. De liefde voor Marokko is mij met de paplepel ingegoten.” Toch was het niet makkelijk om te aarden. “Ik moest wennen aan de taal, die ik niet op hoog niveau beheerste. Juridische kennis van Marokko had ik ook niet. Ik heb veel geïnvesteerd om de regels en de mentaliteit echt goed te leren kennen.” In Marokko, waar Gribi nu drie jaar woont en werkt, stelt hij zich daarom voor als Nederlander in ‘een Marokkaans jasje’. “Van de straatverkoper tot ondernemers en ambtenaren: overal waar ik kom, probeer ik goed naar de mensen en hun wensen te luisteren en hén te begrijpen. Het moet niet andersom! Die fout wordt vaak gemaakt door ondernemers uit het Westen.” Marokko is geen ontwikkelingsland, maar een land in ontwikkeling, zegt de oud-Bosschenaar. “Het land heeft de Arabische lente en de economische crises goed doorstaan.”
12
ZATE RDAG 6 A P RI L 2 0 13