System 350
Console X30
Gebruikershandleiding Geleiding en automatische besturing
www.topconpa.com
Geleiding en automatische besturing X30
Gebruikershandleiding
Onderdeelnummer: AGA4084-DU Rev.nummer: 1.5.1 Voor gebruik met softwareversie: 3.12.12 © Copyright Topcon Precision Agriculture Augustus 2012 De auteursrechten voor de volledige inhoud van deze handleiding berusten bij Topcon. Alle rechten voorbehouden. De informatie in deze handleiding mag niet worden gebruikt, geraadpleegd, gekopieerd, opgeslagen, weergegeven, verkocht, gewijzigd, gepubliceerd of verspreid, noch op een andere wijze worden gereproduceerd, zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van Topcon.
www.topconpa.com
Voorwoord In deze handleiding vindt u informatie over de bediening en het onderhoud van dit product van Topcon Precision Agriculture. Voor een veilige en betrouwbare werking en bediening van het product is het belangrijk dat het product op de juiste wijze wordt gebruikt en onderhouden. Het is van groot belang dat u de tijd neemt om deze handleiding goed door te lezen, voordat u het product gebruikt. De informatie in deze handleiding is actueel op het tijdstip van publicatie. Een systeem kan enigszins afwijken. De fabrikant behoudt zich het recht voor indien nodig het ontwerp van het systeem te herzien of het systeem te wijzigen, zonder kennisgeving vooraf.
Waarschuwingssymbolen In deze handleiding worden twee waarschuwingssymbolen gebruikt. Daarmee wordt extra informatie verstrekt.
Waarschuwing: er wordt een waarschuwingssignaal op veiligheidssignaleringen en in deze handleiding weergegeven om erop te wijzen dat deze informatie uiterst belangrijk is voor uw veiligheid. Zorg dat u de betekenis ervan BEGRIJPT en PAS ze TOE.
Geleiding en automatische besturing X30 0-1
Voorwaarden Lees deze Voorwaarden zorgvuldig door.
Algemeen TOEPASSELIJKHEID Wanneer u het product bij Topcon Precision Agriculture (TPA) of bij een van de dealers voor TPAproducten aanschaft, gaat u akkoord met deze Voorwaarden. COPYRIGHT - Alle informatie in deze handleiding is intellectueel eigendom van TPA en is materiaal waarop auteursrechten van TPA rusten. Alle rechten voorbehouden. Het is niet toegestaan zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van TPA afbeeldingen, inhoud, informatie of gegevens in deze handleiding te gebruiken, daartoe toegang te hebben, te kopiëren, op te slaan, weer te geven, daarvan afgeleide werken te maken, te verkopen, wijzigen, publiceren of verspreiden, of derden daartoe toegang te verschaffen, en u mag dergelijke informatie uitsluitend gebruiken voor de zorg voor en de bediening van uw product. De informatie en gegevens in deze handleiding vormen een waardevolle bedrijfsasset van TPA, die met veel inspanning, tijd en geld is ontwikkeld en die het resultaat is van oorspronkelijke
selectie, coördinatie en ordening door TPA. HANDELSMERKEN – ZYNX, PROSTEER, EAGLE, KEE Technologies, Topcon, Topcon Positioning Systems en Topcon Precision Agriculture zijn (gedeponeerde) handelsmerken van bedrijven van de Topcon Group. Microsoft en Windows zijn (gedeponeerde) handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. In deze handleiding vermelde product- en bedrijfsnamen kunnen handelsmerken van hun respectieve eigenaren zijn. WEBSITE- EN ANDERE VERKLARINGEN Verklaringen op de website van TPA of van een ander bedrijf van de Topcon Group, of in ander reclamemateriaal of andere literatuur van TPA, of die worden afgelegd door een werknemer of een onafhankelijke contractor van TPA, betekenen niet dat daardoor deze Voorwaarden worden gewijzigd. BELANGRIJK: VEILIGHEID - Onjuist gebruik van het product kan tot letsel of de dood, materiële schade en/of storing van het
Geleiding en automatische besturing X30 0-2
product leiden. Het product mag uitsluitend worden gerepareerd door erkende TPA-servicecentra. U dient de veiligheidswaarschuwingen en instructies in deze handleiding met betrekking tot het juiste gebruik van het product zorgvuldig te bestuderen en deze te allen tijde in acht te nemen. Beperkte garantie ELEKTRONISCHE EN MECHANISCHE COMPONENTEN -TPA garandeert dat de door TPA vervaardigde elektronische componenten gedurende één jaar vanaf de oorspronkelijke verzenddatum aan de dealer vrij zijn van materiaal- en fabricagefouten. TPA garandeert dat alle door TPA vervaardigde kleppen, slangen, kabels en mechanische onderdelen gedurende een periode van één jaar vanaf de aankoopdatum vrij zijn van materiaal- en fabricagefouten. RETOURZENDING EN REPARATIE - Gedurende de desbetreffende garantieperioden mogen alle bovengenoemde onderdelen waarvan geconstateerd is dat ze defect zijn, ter reparatie naar TPA worden verzonden. TPA zal het defecte artikel onmiddellijk en gratis repareren of vervangen, en het u toezenden. De verzend- en behandelingskosten hiervoor zijn voor uw rekening. Het kalibreren van componenten en arbeids- en reiskosten voor het
op locatie verwijderen en vervangen van componenten, vallen niet onder deze garantieregeling. De hiervoor beschreven garantie geldt NIET voor schade of defecten die voortvloeien uit: (i) rampen, ongevallen of verkeerd gebruik of misbruik (ii) normale slijtage (iii) onjuist gebruik en/of onderhoud (iv) ongeoorloofde wijzigingen van het product; en/of (v) gebruik van het product in combinatie met andere producten die niet door TPA zijn geleverd of gespecificeerd. Voor software die met een product wordt meegeleverd, wordt een licentie verleend voor gebruik in combinatie met het product. De software wordt niet verkocht. Voor het gebruik van software die wordt geleverd met een afzonderlijke licentieovereenkomst voor eindgebruikers ("EULA") gelden de voorwaarden, met inbegrip van de voorwaarden met betrekking tot beperkte garantie, van de van toepassing zijnde EULA, tenzij het tegendeel blijkt uit deze Voorwaarden. GARANTIEDISCLAIMER ANDERS DAN BIJ DE HIERBOVEN GENOEMDE GARANTIES, WORDEN GARANTIES DIE ZIJN OPGENOMEN IN EEN VAN
Geleiding en automatische besturing X30 0-3
TOEPASSING ZIJNDE GARANTIEKAART, BIJLAGE OF LICENTIEOVEREENKOMST VOOR EINDGEBRUIKERS, DEZE HANDLEIDING, HET PRODUCT EN BIJBEHORENDE SOFTWARE VERSTREKT 'IN DE HUIDIGE STAAT'. ER ZIJN GEEN ANDERE GARANTIES VAN TOEPASSING EN VOOR ZOVER DIT WETTELIJK IS TOEGESTAAN, SLUIT TPA ALLE IMPLICIETE VOORWAARDEN EN GARANTIES MET BETREKKING TOT DE HANDLEIDING EN HET PRODUCT UIT (MET INBEGRIP VAN IMPLICIETE GARANTIE OF VERHANDELBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD GEBRUIK OF DOEL). TPA IS NIET VERANTWOORDELIJK VOOR DE WERKING VAN GNSS-SATELLIETEN EN/OF DE BESCHIKBAARHEID, CONTINUÏTEIT, NAUWKEURIGHEID OF INTEGRITEIT VAN GNSSSATELLIETSIGNALEN. BEPERKING VAN AANSPRAKELIJKHEID EN SCHADELOOSSTELLING TPA en zijn dealers, agenten en vertegenwoordigers zijn niet aansprakelijk voor technische of inhoudelijke fouten of omissies in deze handleiding, of voor bijzondere, indirecte,
economische, bijkomende of gevolgschade voortvloeiend uit de levering, prestaties of het gebruik van dit materiaal, het product of de bijbehorende software (ook wanneer TPA is geïnformeerd over de mogelijkheid van dergelijke schade). Dergelijke afgewezen schade omvat, maar is niet beperkt tot tijdverlies, verlies of vernietiging van gegevens, gederfde winst, gederfde besparingen of gederfde inkomsten, of verlies van of schade aan het product. U zult TPA verdedigen tegen en vrijwaren en schadeloosstellen voor alle vorderingen, acties, schade, verliezen, aansprakelijkheden en kosten (inclusief juridische kosten) die voortvloeien uit of verband houden met (a) bediening, gebruik of onderhoud van het product en/of de software door u anders dan voorzien in deze handleiding of de van toepassing zijnde licentieovereenkomst voor eindgebruikers; en (b) uw nalatigheid of onrechtmatige daad of omissie met betrekking tot het product. De aansprakelijkheid van TPA jegens u of enige andere persoon voor enige vordering, verlies of schade (uit hoofde van contract, onrechtmatige daad of anderszins) is (naar de mening van TPA) beperkt tot (a) vervanging of reparatie van het product, of (b) betaling van de kosten van vervanging of reparatie van het product.
Geleiding en automatische besturing X30 0-4
Overige Deze Voorwaarden kunnen door TPA op enig moment worden aangepast, gewijzigd, vervangen of geannuleerd. Deze Voorwaarden worden beheerst door en geïnterpreteerd in overeenstemming met: de wetten van Zuid-Australië indien het product aan u wordt verkocht en geleverd in Australië (in welk geval de rechtbanken van Zuid-Australië of de Federal Court of Australia (griffie in Adelaide) de exclusieve rechtsbevoegdheid hebben met betrekking tot alle vorderingen of geschillen), of
voorkomen en, indien dat niet mogelijk is, dient deze bepaling te worden gescheiden van deze Voorwaarden zonder afbreuk te doen aan de geldigheid en afdwingbaarheid van de overige bepalingen van deze Voorwaarden. Service-informatie Service kan worden verleend door contact op te nemen met uw lokale, erkende TPA-dealer.
de wetten van de staat Californië indien het product aan u buiten Australië wordt verkocht en geleverd de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken is niet van toepassing op deze Voorwaarden. Alle informatie, afbeeldingen en toepassingen in deze handleiding zijn gebaseerd op de meest recente, beschikbare informatie op het tijdstip van publicatie. TPA behoudt zicht het recht voor op enig moment zonder kennisgeving productwijzigingen uit te voeren. Indien enige bepaling van deze Voorwaarden onafdwingbaar zal blijken, dan dient de bepaling te worden gelezen voor zover dat nodig is om die uitwerking te
Geleiding en automatische besturing X30 0-5
Communications Regulation Information FCC-verklaring van overeenstemming (Verenigde Staten) Dit apparaat is getest en in overeenstemming bevonden met de grenswaarden voor een digitaal apparaat van klasse 'A', overeenkomstig Deel 15 van de FCC-regels. Bediening van dit apparaat in een woongebied veroorzaakt waarschijnlijk schadelijke interferentie. In dat geval is de gebruiker verplicht de interferentie voor zijn rekening te verhelpen. FCC-verklaring van overeenstemming (Canada) Het digitale apparaat van klasse A is in overeenstemming met alle vereisten van de Canadese 'Interference-Causing Equipment Regulation'. CE- en EMC-verklaring (Europese Gemeenschap) Waarschuwing: dit is een product van klasse 'A'. In een woongebied kan dit product radio-interferentie veroorzaken. In dat geval kan de gebruiker verplicht worden gesteld passende maatregelen te treffen. 'C' -tick EMC-verklaring (Australië en NieuwZeeland) Dit product is in overeenstemming met de van toepassing zijnde voorschriften van de EMC-regelgeving van Australië en Nieuw-Zeeland.
Typegoedkeuring en veiligheidsvoorschriften In sommige landen is typegoedkeuring vereist om vergunningen te verstrekken voor het gebruik van transmitters die bij bepaalde bandfrequenties werken. Neem hierover contact op met lokale autoriteiten en uw dealer. Ongeoorloofde wijziging van het apparaat kan leiden tot nietigheid van die goedkeuring, de garantie en de vergunning om het apparaat te gebruiken. De ontvanger is voorzien van een ingebouwd radiomodem. Hierdoor kunnen mogelijk signalen worden gezonden. De Geleiding en automatische besturing X30 0-6
regelgeving is per land verschillend. Vraag dus uw dealer en lokale regelgevende instanties om informatie over frequenties waarvoor een vergunning vereist is en over vergunningsvrije frequenties. In sommige gevallen is een abonnement vereist.
Geleiding en automatische besturing X30 0-7
Radio - en televisie-interferentie Deze computerapparatuur genereert en maakt gebruik van radiofrequentie-energie en kan deze uitstralen. Indien deze apparatuur niet correct en niet strikt in overeenstemming met de instructies van TOPCON Precision Agriculture wordt geïnstalleerd en gebruikt, kan dit tot interferentie met radiocommunicatie leiden. U kunt controleren of deze apparatuur interferentie veroorzaakt door het Topcon-apparaat uit te schakelen en te kijken of de interferentie dan stopt. Indien het apparaat interferentie veroorzaakt met een radio of een ander elektronisch apparaat, probeer dan het volgende:
Draai de radio-antenne totdat de interferentie stopt
Verplaats het apparaat naar de andere zijde van de radio of een ander elektronisch apparaat
Plaats het apparaat verder weg van de radio of een ander elektronisch apparaat
Sluit het apparaat aan op een ander circuit dat niet met de radio is verbonden.
Om mogelijke interferentie te beperken, dient u het apparaat te gebruiken bij het laagst mogelijke versterkingsniveau waarbij een goede communicatie mogelijk is. Neem zo nodig contact op met uw dichtstbijzijnde Topcon Precision Agriculture-dealer voor ondersteuning. Door wijzigingen of aanpassingen van dit product zonder toestemming van TOPCON Precision Agriculture kunnen de EMC-overeenstemming en de bevoegdheid om het product te gebruiken, komen te vervallen. De EMC-overeenstemming van dit product is getest met behulp van randapparatuur, afgeschermde kabels en connectoren van Topcon Precision Agriculture. Het is
Geleiding en automatische besturing X30 0-8
belangrijk om Topcon Precision Agriculture-apparaten tussen systeemcomponenten toe te passen, om mogelijke interferentie met andere apparaten te beperken.
Geleiding en automatische besturing X30 0-9
Algemene veiligheid GEVAAR: het is van essentieel belang dat u de onderstaande informatie en de specifieke veiligheidsinformatie voor het product goed doorleest en begrijpt. De meeste incidenten die zich tijdens gebruik/bediening, onderhoud en reparatie voordoen, zijn te wijten aan het niet in acht nemen van basisveiligheidsvoorschriften of voorzorgsmaatregelen. Wees altijd bedacht op mogelijke gevaren en gevaarlijke situaties. Neem altijd de instructies in acht waarbij Waarschuwing of Let op wordt aangegeven. De informatie die daarmee wordt verstrekt, is bedoeld om het risico van letsel en/of materiële schade tot een minimum te beperken. Neem in het bijzonder de instructies van Veiligheidsmeldingen in acht.
Veiligheidsmeldingen en waarschuwingen Het veiligheidssymbool wordt gebruikt met het bijbehorende woord: GEVAAR, WAARSCHUWING of LET OP. Bij veiligheidsmeldingen die op deze wijze zijn gemarkeerd, worden voorzorgsmaatregelen en methoden in verband met de veiligheid geadviseerd. Zorg dat u de betekenis ervan BEGRIJPT en PAS ze TOE. GEVAAR: duidt op een dreigende gevaarlijke situatie die, indien deze niet wordt voorkomen, tot de DOOD OF ZEER ERNSTIG LETSEL kan leiden. WAARSCHUWING: duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie die, indien deze niet wordt voorkomen, tot de DOOD OF ERNSTIG LETSEL kan leiden. Geleiding en automatische besturing X30 0-10
LET OP: duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie die, indien deze niet wordt voorkomen, tot GERING LETSEL kan leiden.
Veiligheidssymbolen WAARSCHUWING: veiligheidssymbolen NIET verwijderen of afdekken. Vervang onleesbare of ontbrekende veiligheidssymbolen. Vervangende symbolen zijn in geval van verlies of beschadiging verkrijgbaar bij uw dealer. Zorg er bij aankoop van een tweedehands-voertuig voor dat alle veiligheidssymbolen zich op de juiste plaats bevinden en goed leesbaar zijn. Vervang onleesbare of ontbrekende veiligheidssymbolen. Vervangende symbolen zijn verkrijgbaar bij uw dealer.
Veiligheid van de bestuurder WAARSCHUWING: het is UW verantwoordelijkheid dat u de veiligheidshoofdstukken in deze handleiding leest en begrijpt, voordat u dit voertuig bedient. Bedenk dat u de sleutel vormt tot veiligheid. Goede veiligheidsmethoden beschermen niet alleen uzelf maar ook personen die zich in de buurt van u bevinden. Bestudeer deze handleiding als onderdeel van uw veiligheidsprogramma. Deze veiligheidsinformatie heeft uitsluitend betrekking op Topconapparatuur en komt niet in de plaats van andere, gebruikelijke veilige werkmethoden. WAARSCHUWING: op een aantal afbeeldingen of foto's in deze handleiding zijn panelen of afschermingen mogelijk verwijderd ten behoeve van de duidelijkheid. Gebruik het voertuig nooit wanneer er panelen of afschermingen zijn verwijderd. Indien het noodzakelijk is panelen of Geleiding en automatische besturing X30 0-11
afschermingen ten behoeve van een reparatie te verwijderen, dan MOETEN deze vóór gebruik worden teruggeplaatst. Waarschuwing: controleer altijd of geheven werktuigen tot op de grond zijn neergelaten, voordat u reparatie- of onderhoudswerkzaamheden aan een voertuig uitvoert. Waarschuwing: voertuig- en werktuigonderdelen kunnen tijdens bedrijf heet worden of onder druk staan. Raadpleeg de voertuighandleidingen. Waarschuwing: draag voor de uit te voeren werkzaamheden en de werkomstandigheden geschikte beschermende kleding. Waarschuwing: bedien of gebruik apparatuur niet in de buurt van explosieve uitrusting of stoffen. Waarschuwing: Topcon streeft naar goede milieuprestaties en beperkt het gebruik van mogelijk schadelijke stoffen in zijn producten tot een minimum. Er wordt echter altijd geadviseerd beschadigde elektronische apparatuur niet te hanteren. Dit Topcon-product bevat mogelijk een verzegelde lithiumbatterij. Voer elektronische apparatuur altijd zorgvuldig en verantwoord af.
Geleiding en automatische besturing X30 0-12
Blootstelling aan radiofrequentie Blootstelling aan de energie van radiofrequenties is een belangrijk veiligheidsprobleem. Houd een afstand van ten minste 20 cm aan tussen personen en een stralende antenne. Houd een afstand van ten minste 20 cm aan tussen zendende antennes. Waarschuwing: producten die gebruikmaken van een mobiel modem of een RTK-basisstation kunnen radiofrequentie-energie uitzenden. Raadpleeg uw dealer. Dit apparaat is ontworpen voor gebruik in combinatie met door TPA goedgekeurde antennes. Raadpleeg uw dealer.
Voorbereiding voor gebruik
Lees deze handleiding goed door, zorg dat u de inhoud begrijpt en maak uzelf vertrouwd met alle bedieningselementen, voordat u het apparaat gebruikt.
Bewaar de handleiding bij het apparaat.
Wanneer het apparaat in een ander voertuig wordt geplaatst, neem dan de handleiding ook mee naar het andere voertuig.
Lees de handleiding van het voertuig waarvoor u het apparaat gebruikt goed door en controleer of het voertuig over de juiste apparatuur beschikt overeenkomstig de lokale voorschriften.
Zorg er voordat u het voertuig start voor dat u goed inzicht hebt in de snelheid, remmen, stuurinrichting, stabiliteit en belastingseigenschappen van het voertuig.
Controleer alle bedieningselementen op een terrein waar zich geen personen en obstakels bevinden, voordat u begint te werken.
Identificeer mogelijke gevaren. Geleiding en automatische besturing X30 0-13
Waarschuwing: Topcon-apparatuur mag niet worden gebruikt door een bestuurder die onder invloed van alcohol of drugs verkeert. Raadpleeg een arts wanneer u medicijnen op recept of vrij verkrijgbare medicijnen zonder recept gebruikt.
Disclaimer Topcon aanvaardt geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor materiële schade die en (dodelijk) letsel dat voortvloeit uit verkeerd gebruik of misbruik van zijn producten. Topcon aanvaardt evenmin verantwoordelijkheid voor het gebruik van Topcon-apparatuur of het GNSS-signaal voor een ander dan het beoogde doel. Topcon kan de nauwkeurigheid, integriteit, continuïteit of beschikbaarheid van het GNSS-signaal niet garanderen. De bestuurder dient ervoor te zorgen dat de apparatuur correct wordt uitgeschakeld wanneer deze niet wordt gebruikt. Voordat een voertuig wordt gebruikt dat is uitgerust met Topconproducten, dient u de hieronder vermelde specifieke veiligheidsinformatie voor het product goed door te lezen en te begrijpen.
Geleiding en automatische besturing X30 0-14
Belangrijke veiligheidsinformatie voor de X30 Alertheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder De X30 is voor de bestuurder een hulpmiddel bij het besturen van het voertuig, maar de bestuurder behoudt de controle. Hij moet alert zijn en het voertuig te allen tijde volledig onder controle hebben. De bestuurder is uiteindelijk verantwoordelijk voor de veilige bediening van deze apparatuur. Het is van essentieel belang dat de veiligheidseisen in acht worden genomen bij de bediening van de X30 en componenten daarvan. Alle bestuurders en ander relevant personeel moeten worden geïnstrueerd over veiligheidseisen.
Elektrische veiligheid Waarschuwing: verkeerd aangesloten voeding kan ernstig letsel en materiële schade veroorzaken. Tijdens het werken met elektrische onderdelen dient u als volgt te handelen:
Controleer of de minpool van de accu is losgekoppeld voordat u laswerkzaamheden aan het voertuig uitvoert.
Controleer of alle voedingskabels van systeemcomponenten zijn aangesloten met de juiste polariteit, zoals aangegeven. Raadpleeg de voertuighandleiding voor veiligheidsinformatie.
Controleer of de apparatuur is geaard overeenkomstig de installatie-instructies.
Bediening en gevaar van obstakels De onderstaande lijst is niet volledig of beperkt. Om de X30 te gebruiken voor het geleid rijden langs een vastgestelde richtlijn Geleiding en automatische besturing X30 0-15
(stuurhulp), dient de bestuurder ervoor te zorgen dat de X30 wordt gebruikt:
Uit de buurt van personen en obstakels
Uit de buurt van hoogspanningsleidingen of andere obstakels op hoogte boven de grond (stel vast of er problemen zijn met de doorrijhoogte, voordat de X30 wordt ingeschakeld)
Op niet voor het publiek toegankelijke particuliere terreinen
Binnen vrijgemaakte velden
Buiten openbare wegen of toegangswegen.
Let op het volgende:
De bestuurder moet te allen tijde op de hoogte zijn van de positie van het voertuig en van de veldomstandigheden.
De bestuurder moet reageren als het GNSS-satellietsignaal of het differentiële correctiesignaal tijdelijk wegvalt.
De X30 kan geen obstakels (personen, vee, etc.) detecteren.
Gebruik de X30 uitsluitend op terreinen zonder obstakels en houd voldoende afstand.
Indien er zich een obstakel in de baan blijkt te bevinden, of het voertuig afwijkt van de richtlijn, moet de stuurinrichting worden uitgeschakeld voor handbediening.
Aan/uit en handbediening Waarschuwing: zorg ervoor dat de stuurschakelaar in de Uit-stand staat om te voorkomen dat de stuurhulp onbedoeld wordt ingeschakeld. Zorg ervoor dat het voertuig NIET KAN bewegen tijdens reparatie- of onderhoudswerkzaamheden aan het voertuig/werktuig. Schakel de besturing uit, bedien de remmen en verwijder de sleutels. Geleiding en automatische besturing X30 0-16
De bestuurder dient ervoor te zorgen dat de stuurschakelaar uit staat (alle LED-indicatoren zijn uit) wanneer de stuurhulp niet wordt gebruikt. De bestuurder moet de stuurhulp uitschakelen en gebruikmaken van de handbediening indien zich een obstakel in de af te leggen baan bevindt of in de af te leggen baan beweegt, of wanneer het voertuig afwijkt van de gewenste richtlijn. Stuurhulp uitschakelen:
Draai het stuurwiel een aantal graden OF
Selecteer de knop 'Automatische besturing uitschakelen' op de console EN/OF
Als u een externe stuurschakelaar gebruikt, schakel dan uit met behulp van die schakelaar als de stuurhulp niet door de bovengenoemde acties wordt uitgeschakeld.
Voertuig veilig uitschakelen Voordat u het voertuig verlaat, schakelt u de stuurhulp uit, schakelt u de externe stuurschakelaar uit als deze in gebruik is en verwijdert u de sleutel uit het contactslot.
Gebruikmaken van een referentie(basis)station WAARSCHUWING: verplaats een referentiestation niet wanneer het in bedrijf is. Wanneer een referentiestation tijdens bedrijf wordt verplaatst, kan dit storing veroorzaken met de geregelde besturing van een systeem dat gebruikmaakt van het referentiestation. Dit kan leiden tot letsel of materiële schade. Bestuurders en ander betrokken personeel moeten worden geïnstrueerd over de onderstaande veiligheidsvoorzorgsmaatregelen.
Geleiding en automatische besturing X30 0-17
Plaats het referentiestation niet onder of in de buurt van hoogspanningsleidingen.
Bij gebruik van een verplaatsbaar referentiestation dient u ervoor te zorgen dat het statief stevig is bevestigd.
Optimaal gebruikmaken van het product Maak regelmatig een reservekopie van gegevens. De console heeft een grote maar niet onbeperkte opslagcapaciteit. Gebruik de diagnose-miniweergave om de beschikbare capaciteit te bekijken. Op een waarschuwingsscherm wordt aangegeven wanneer de opslaglimiet bijna is bereikt. Zorg voor een compatibel bestandsformaat. Raadpleeg de dealer voor compatibele formaten. Agrarische producten van Topcon zijn robuust en geschikt voor zware omstandigheden. Indien de apparatuur echter gedurende lange tijd niet wordt gebruikt, dient deze uit de buurt van water en directe hittebronnen te worden opgeslagen.
Geleiding en automatische besturing X30 0-18
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 – Inleiding ............................................... 1-1 1.1 De X30-console opstarten ................................................. 1-2 1.1.1 De console uitschakelen .................................................................... 1-4
1.2 De console resetten ............................................................ 1-5 1.3 De knoppen onder aan de console gebruiken.................... 1-6
1.3.1 Help .................................................................................................... 1-6 1.3.2 USB uitwerpen ................................................................................... 1-6 1.3.3 Schermafbeeldingen........................................................................... 1-6 1.3.4 Helderheidsregeling ........................................................................... 1-7 1.3.5 Dag/nacht-modus ............................................................................... 1-7
1.4 LED-lampjes interpreteren ................................................ 1-8
1.4.1 Statuslampjes ..................................................................................... 1-8 1.4.2 Lichtbalk ............................................................................................ 1-9
1.5 Bewerkingen bevestigen, annuleren en namen geven .... 1-10
Hoofdstuk 2 – Regionale en gebruikersgegevens ...... 2-1 2.1 Taal instellen...................................................................... 2-2 2.2 Tijd en datum instellen ...................................................... 2-4 2.3 Maateenheden instellen ..................................................... 2-6 2.4 Lichtbalk instellen ........................................................... 2-10 2.5 Omgeving instellen .......................................................... 2-13 2.6 Kaartopties instellen ........................................................ 2-18 2.7 Toegangsniveau weergeven ............................................ 2-21
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen ................................. 3-1 3.1 Functies activeren .............................................................. 3-2 3.2 GPS instellen ..................................................................... 3-5 3.2.1 Keuze van correctiebron .................................................................... 3-7 3.2.2 Seriële poort ..................................................................................... 3-13 3.2.3 GPS-antenne .................................................................................... 3-14 3.2.4 GPS-output....................................................................................... 3-17 3.2.5 Radar ................................................................................................ 3-20
3.3 Algemene alarmen instellen ............................................ 3-22 3.4 Vlagpunten instellen ........................................................ 3-26
Hoofdstuk 4 – Voertuig instellen ................................ 4-1 4.1 Een nieuw voertuig instellen ............................................. 4-2 4.1.1 Zelf een voertuig instellen ................................................................. 4-4
Geleiding en automatische besturing X30 0-19
4.2 Voertuiggeometrie instellen .............................................. 4-6 4.3 De besturingsregeleenheid instellen .................................. 4-8 4.4 Een bestaand voertuig selecteren .................................... 4-11
Hoofdstuk 5 - Werktuig instellen................................ 5-1 5.1 Een nieuw werktuig instellen ............................................ 5-2 5.1.1 Indelingsregeling met meerdere kanalen met ISOBUS (boomelectie)5-4 5.1.2 ECU-instellingen wijzigen (ISOBUS) ............................................... 5-5
5.2 Werktuiggeometrie instellen ............................................. 5-7 5.3 Indelingsregeling instellen ................................................ 5-9 5.4 Timing instellen ............................................................... 5-11 5.5 Schakelkast instellen ....................................................... 5-12 5.6 Een bestaand werktuig selecteren ................................... 5-15
Hoofdstuk 6 – Basisprincipes bediening .................... 6-1 6.1 Uitleg van schermelementen ............................................. 6-2 6.2 Miniweergaven van functies openen ................................. 6-4 6.3 Systeeminformatie weergeven .......................................... 6-6 6.4 Kaartbedieningselementen gebruiken ............................... 6-7 6.5 Informatie over taken opslaan ......................................... 6-10 6.6 Kleur en werkstatus herkennen ....................................... 6-11
Hoofdstuk 7 – Besturingskalibraties .......................... 7-1 7.1 Het kompas kalibreren ....................................................... 7-2 7.2 De wielhoeksensor kalibreren ........................................... 7-5 7.3 De montageafwijking kalibreren ....................................... 7-8 7.4 Oplossen van kalibratiefouten ......................................... 7-16
Hoofdstuk 8 – Veldmenu ............................................. 8-1 8.1 Een veld selecteren of instellen ......................................... 8-2 8.2 Een nieuwe veldgrens instellen ......................................... 8-5 8.2.1 Een veldgrens verwijderen ................................................................ 8-7
8.3 Vlagpunten instellen .......................................................... 8-9 8.3.1 Een vlagpunt verwijderen of wijzigen ............................................. 8-12
8.4 Exclusiezones instellen.................................................... 8-14 8.4.1 Een exclusiezone wissen .................................................................. 8-16
Hoofdstuk 9 – Taakmenu ............................................ 9-1 Geleiding en automatische besturing X30 0-20
9.1 Een nieuwe taak aanmaken ............................................... 9-2 9.2 Een bewerkingskeerstrook instellen .................................. 9-3 9.3 Een bestaande taak selecteren ........................................... 9-9 9.4 Een taak registreren ......................................................... 9-11 9.4.1 Een taak wissen ................................................................................ 9-13
9.5 Variable Rate Control gebruiken..................................... 9-15 9.5.1 Bij gebruik van VRC-kaarten .......................................................... 9-15 9.5.2 Als u werkt met AgJunction ............................................................ 9-16
Hoofdstuk 10 – Voerlijnmenu ................................... 10-1 10.1 Voerlijnen met rechte lijnen gebruiken ......................... 10-2 10.1.1 AB-lijnen handmatig instellen ....................................................... 10-5
10.2 Voerlijnen met identieke curven gebruiken .................. 10-6 10.3 Voerlijnen met adaptieve curven gebruiken ................. 10-8 10.3.1 Door dekking geactiveerde modus ................................................ 10-8 10.3.2 Handmatige modus ........................................................................ 10-9 10.3.3 Modus U-bochtherkenning ............................................................ 10-9 10.3.4 Een nieuwe lijn maken ................................................................... 10-9
10.4 Voerlijnen met centraal draaipunt gebruiken .............. 10-11 10.5 Een bestaande voerlijn selecteren ............................... 10-13
Hoofdstuk 11 – Automatische besturing .................. 11-1 11.1 Stuurstatus weergeven ................................................... 11-2 11.2 Automatische besturing afstemmen .............................. 11-3 11.3 Automatische besturing inschakelen ............................. 11-4 11.4 Automatische besturing uitschakelen ............................ 11-7
Hoofdstuk 12 – Schuifmenu ...................................... 12-1 12.1 Opties voor schuiven gebruiken .................................... 12-2 12.2 Schuiven vanwege kleine afwijkingen .......................... 12-4
Hoofdstuk 13 – Bewaking tijdens taken ................... 13-1 13.1 Geleiding weergeven ..................................................... 13-2 13.2 GPS-gegevens weergeven ............................................. 13-3 13.3 Diagnosegegevens weergeven ....................................... 13-6 13.4 Taakinformatie weergeven ............................................ 13-8 13.5 Bewaking op het dashboard .......................................... 13-9 13.5.1 Het dashboard aanpassen ............................................................... 13-9 13.5.2 GPS- en correctiebron .................................................................. 13-10
Geleiding en automatische besturing X30 0-21
13.5.3 Voertuiginformatie....................................................................... 13-12 13.5.4 Informatie taakvoortgang ............................................................. 13-12
Hoofdstuk 14 – Geactiveerde aanvullende functies. 14-1 14.1 Automatische indelingsregeling gebruiken ................... 14-2 14.2 Virtuele terminal (ISOBUS) gebruiken ........................ 14-3 14.3 AgJunction gebruiken.................................................... 14-5
Hoofdstuk 15 – Inventarisbeheer ............................. 15-1 15.1 De beheerwerkbalk gebruiken ....................................... 15-2 15.2 Categorieën en bestandsbeheer gebruiken .................... 15-4 15.3 Uitleg over standaardbestandsnamen ............................ 15-6
Hoofdstuk 16 – Taakgegevensmenu ......................... 16-1 16.1 Taakgegevensbestanden gebruiken ............................... 16-2 16.2 Taakgegevensbestanden exporteren .............................. 16-6
Bijlage A – Verklarende woordenlijst Bijlage B – GPS-, satelliet- en correctie-informatie Bijlage C – Lijst met alarmen Bijlage D – Probleemoplossingsgids Bijlage E – Technische informatie Register
Geleiding en automatische besturing X30 0-22
Hoofdstuk 1 – Inleiding De X30 is een op het voertuig gemonteerde elektronische console met lcd-display en aanraakscherm. Met behulp van de X30 kunnen bestuurders vanaf de console werken met automatische besturing, geleiding en andere besturingsfuncties. De X30 is ontworpen voor interactie met GPS en elektronische regelapparaten, ter centralisatie van het vermogen tot overdragen, registreren, opslaan en weergeven van gegevens voor landbouwtoepassingen. Lees voordat u geleiding en automatische besturing in gebruik neemt de veiligheidsinstructies en leer de bedieningselementen kennen door deze handleiding zorgvuldig te lezen. De X30-console is een aanraakscherm. Om iets op het scherm te selecteren raakt u het gebied aan met een vingertop.
1.1 De X30-console opstarten 1.2 De console resetten 1.3 De knoppen onder aan de console gebruiken 1.4 LED-lampjes interpreteren 1.5 Bewerkingen bevestigen, annuleren en namen geven
Geleiding en automatische besturing X30 1-1
Hoofdstuk 1 – Inleiding
1.1 De X30-console opstarten Volg de aanwijzingen om de console in te schakelen. 1.
Sluit de X30 aan op een voeding. Zorg dat de apparatuur (bijv. GPS en ECU) is aangesloten.
Aan/uit-knop
2.
Houd de GROENE AAN/UIT-knop enkele seconden ingedrukt. De console wordt opgestart. De volgende schermen worden weergegeven. Let op, de RODE KNOP RESET DE CONSOLE en daarbij kunnen onopgeslagen gegevens in de console verloren gaan.
Geleiding en automatische besturing X30 1-2
Hoofdstuk 1 – Inleiding
3.
Als u de taal op de console wilt wijzigen, selecteert u (aanraken).
4.
Met de schuifbalk, de pijlen omhoog/omlaag of door met een vinger langs de lijst te schuiven krijgt u meer talen te zien. Kies de taal (aanraken) en bevestig . Het scherm Waarschuwing wordt weergegeven in de gekozen taal.
5.
Lees het scherm Waarschuwing en selecteer eventueel om verder te lezen.
Geleiding en automatische besturing X30 1-3
Hoofdstuk 1 – Inleiding
6.
Lees het volgende scherm en selecteer Ja als u akkoord gaat. Door Ja te selecteren, bevestigt u dat u de op het scherm
Waarschuwing omschreven aansprakelijkheden begrijpt en er de verantwoordelijkheid voor aanvaardt.
7.
Mogelijk wordt op de console het volgende bericht weergegeven.
8.
Bevestig dat de GPS-ontvanger correct is aangesloten en niet afgeschermd is (bijvoorbeeld binnen in een gebouw). Bevestig
.
Als het bericht opnieuw verschijnt, moet dit tijdens het instellen worden opgelost aan de hand van hoofdstuk 3 van deze handleiding. De bijlagen bevatten aanvullende informatie over GPS en het oplossen van problemen. Bevestig en ga door.
1.1.1 De console uitschakelen Als u de console wilt uitschakelen, drukt u op dezelfde GROENE AAN/UIT-knop. U wordt gevraagd of u het systeem wilt uitschakelen. Selecteer Ja als u wilt uitschakelen of Nee als u door wilt gaan met uw werkzaamheden.
Geleiding en automatische besturing X30 1-4
Hoofdstuk 1 – Inleiding
1.2 De console resetten De console wordt alleen gereset als de console vastloopt of niet op de normale manier kan worden ingeschakeld. Resetten wordt niet aanbevolen, tenzij er een probleem is.
Resetknop
1.
Ga na of de X30-console is aangesloten op voeding.
2.
Houd de RODE RESET-knop enkele seconden ingedrukt.
3.
Neem contact op met de dealer als de problemen aanhouden.
Geleiding en automatische besturing X30 1-5
Hoofdstuk 1 – Inleiding
1.3 De knoppen onder aan de console gebruiken 1.3.1 Help Het Helpscherm biedt korte omschrijvingen van de elementen van de gebruikersinterface op het scherm. Raak het Help-pictogram onder aan de console aan. Op het scherm worden vraagtekens weergegeven naast de pictogrammen. Selecteer het schermelement met een vraagteken om de omschrijving weer te geven. 1.3.2 USB uitwerpen De USB-poort bevindt zich aan de linkerkant van de console. Hiermee kunnen gegevens in de X30 worden geïmporteerd en geëxporteerd. Voordat u het USB-apparaat verwijdert, moet u het altijd eerst loskoppelen door op het pictogram USB uitwerpen aan de onderkant van de console te drukken. Er verschijnt een bericht dat het USBapparaat veilig kan worden verwijderd. 1.3.3 Schermafbeeldingen Met de schermafbeeldingsknop met het Topcon-logo kunt u schermafbeeldingen maken. Activeer schermafbeeldingen via het menu Functies (zie paragraaf 2.5 Omgeving instellen) en sluit een USBapparaat aan om te beginnen.
Geleiding en automatische besturing X30 1-6
Hoofdstuk 1 – Inleiding
1.3.4 Helderheidsregeling Helderheidsregeling regelt de helderheid van het display. Stel het display af met de plus of min. 1.3.5 Dag/nacht-modus Dag/nacht-modus wijzigt de helderheid van het display. De opties zijn Dag, Nacht en Automatisch. In de automatische lichtmodus wordt de modus automatisch ingesteld aan de hand van de lichtomstandigheden.
Geleiding en automatische besturing X30 1-7
Hoofdstuk 1 – Inleiding
1.4 LED-lampjes interpreteren Lampjesbalk
Lichtsensor
Batterijstatuslampje
Voedingsstatuslampje
1.4.1 Statuslampjes Deze knipperen enkele minuten lang tijdens het opstarten van het systeem. Als ze niet groen worden en continu gaan branden, raadpleeg dan bijlage D voor meer informatie. Als de batterij leeg is, kan het enige tijd duren voordat deze weer geladen is. Hieronder vindt u een algemene leidraad betreffende de betekenis van de kleuren van het batterijstatuslampje. Batterij volledig geladen Batterij gedeeltelijk geladen Batterij leeg Bezig met laden (knippert)
Geleiding en automatische besturing X30 1-8
Hoofdstuk 1 – Inleiding
Hieronder vindt u een algemene leidraad betreffende de betekenis van de kleuren van het voedingsstatuslampje. Goede voeding Zwakke voeding Geen voeding of uit 1.4.2 Lichtbalk Boven aan de console wordt een lichtbalk weergegeven. De lampje van deze lichtbalk kunnen worden gebruikt om te zien hoe nauwkeurig de automatische besturing de ingestelde weglijnen volgt. Zie paragraaf 2.4 De lichtbalk instellen. Tijdens het opstarten van de console wordt de lichtbalk eerst rood, vervolgens groen en dan blauw. Als de lichtbalk is ingesteld (zie paragraaf 2.4), geven de lampjes de afwijking van de koers over een weglijn weer, en de richting en mate van de afwijking. De afstand van een weglijn waar elk lampje voor staat en andere factoren worden bepaald tijdens het instellen.
Blauw - het voertuig bevindt zich precies op de weglijn.
Groen - het voertuig beweegt zich van de weglijn af.
Oranje en rood – het voertuig is aanzienlijk afgeweken van de weglijn.
Geleiding en automatische besturing X30 1-9
Hoofdstuk 1 – Inleiding
1.5 Bewerkingen bevestigen, annuleren en namen geven In deze handleiding wordt u gevraagd om uw selecties te bevestigen. U bevestigt of annuleert bewerkingen op de console op de volgende wijze. Bevestig de selectie/bewerking om door te gaan. Annuleer de selectie/bewerking en keer terug naar het vorige scherm. Als er naamgevingsopties verschijnen, worden standaardbestandsnamen weergegeven. Het wordt ten zeerste aanbevolen doordachte en gestructureerde namen voor items te kiezen, hetgeen het gebruik in toekomstige seizoenen zal vergemakkelijken.
Geleiding en automatische besturing X30 1-10
Hoofdstuk 2 – Regionale en gebruikersgegevens Met regionale en gebruikersinstellingen kan de gebruiker de console instellen op de plaatselijke tijd en regionale voorkeuren, en bepalen hoe het scherm met de gebruiker communiceert. Om op elk gewenst moment vanaf een bedieningsscherm het hoofdinstellingsscherm van de X30 te openen, selecteert u
.
Als u het bedieningsscherm wilt openen vanaf het
hoofdinstellingsscherm, selecteert u . Als het systeem nieuw is, verschijnt het volgende hoofdinstellingsscherm van de X30.
2.1 Taal instellen 2.2 Tijd en datum instellen 2.3 Maateenheden instellen 2.4 Lichtbalk instellen 2.5 Omgeving instellen 2.6 Kaartopties instellen 2.7 Toegangsniveau weergeven
Geleiding en automatische besturing X30 2-1
Hoofdstuk 2 – Regionale en gebruikersgegevens
2.1 Taal instellen Volg de aanwijzingen als u de taal voor de console wilt wijzigen.
1.
Selecteer Gebruiker vanuit het hoofdinstellingsmenu. De gebruikersopties worden weergegeven. Selecteer Taal in het menu Gebruiker.
2.
Selecteer Taal.
Geleiding en automatische besturing X30 2-2
Hoofdstuk 2 – Regionale en gebruikersgegevens
3.
Door de schuifbalk te gebruiken of door met een vinger over de lijst te schuiven krijgt u meer talen te zien. Kies de taal (aanraken) en bevestig
.
Geleiding en automatische besturing X30 2-3
Hoofdstuk 2 – Regionale en gebruikersgegevens
2.2 Tijd en datum instellen Volg de aanwijzingen als u de plaatselijke tijd en datum wilt instellen.
1.
Selecteer Tijd/datum in het menu Gebruiker.
2.
Selecteer Datumformaat.
3.
Kies het formaat en bevestig uw keuze.
4.
Selecteer Tijdformaat. Geleiding en automatische besturing X30 2-4
Hoofdstuk 2 – Regionale en gebruikersgegevens
5.
Kies het formaat en bevestig uw keuze.
6.
Selecteer Huidige tijd instellen.
7.
Voer de tijd in met behulp van de cijfers en de instelling am/pm en bevestig uw keuze. Met +/- wijzigt u de tijd stapsgewijs.
Geleiding en automatische besturing X30 2-5
Hoofdstuk 2 – Regionale en gebruikersgegevens
2.3 Maateenheden instellen Volg de aanwijzingen als u de voorkeursmaateenheden wilt instellen.
1.
Selecteer Eenheden in het menu Gebruiker.
2.
Selecteer Eenheden.
3.
Kies het meetsysteem en bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 2-6
Hoofdstuk 2 – Regionale en gebruikersgegevens
4.
Selecteer Formaat lengte-/breedtegraden.
Standaard is voor weergave in decimale notatie (45.54). DMS is voor weergave in traditionele notatie (45o, 23’ 36”).
5.
Kies het formaat en bevestig uw keuze.
6.
Selecteer Drukeenheden.
Geleiding en automatische besturing X30 2-7
Hoofdstuk 2 – Regionale en gebruikersgegevens
7.
Kies de eenheden en bevestig uw keuze.
8.
Selecteer Oppervlakte-eenheden.
9.
Kies de eenheden en bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 2-8
Hoofdstuk 2 – Regionale en gebruikersgegevens
10. Selecteer Eenheden vloeibaar product.
11. Kies de eenheden en bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 2-9
Hoofdstuk 2 – Regionale en gebruikersgegevens
2.4 Lichtbalk instellen Tijdens werkzaamheden geeft de lichtbalk boven aan de console mogelijk aan hoe ver het voertuig afwijkt van de ingestelde voerlijn. Volg de aanwijzingen als u dit wilt activeren.
1.
Selecteer Lichtbalk in het menu Gebruiker.
2.
Selecteer Lichtstaaf.
3.
Kies Geactiveerd en bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 2-10
Hoofdstuk 2 – Regionale en gebruikersgegevens
4.
Selecteer LED-breedte als u wilt instellen hoeveel afstand van de weglijn elk lampje voorstelt.
5.
Voer de afstand in en bevestig uw keuze.
6.
Selecteer LED modus.
7.
Als u de lichtbalk zo wilt instellen dat de lampjes worden geactiveerd aan de zijde waar de voertuig vanaf beweegt, Geleiding en automatische besturing X30 2-11
Hoofdstuk 2 – Regionale en gebruikersgegevens
kiest u Rij weg van. Als wilt instellen dat de lampjes worden geactiveerd aan de zijde waar de voertuig naartoe beweegt, kiest u Rij naar.
Geleiding en automatische besturing X30 2-12
Hoofdstuk 2 – Regionale en gebruikersgegevens
2.5 Omgeving instellen Volg de aanwijzingen als u wilt instellen hoe de console communiceert.
1.
Selecteer Omgeving in het menu Gebruiker.
2.
Als u het volume van de consolegeluiden wilt instellen, selecteert u Geluidsvolume.
3.
Kies met behulp van de plus of min het volume en bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 2-13
Hoofdstuk 2 – Regionale en gebruikersgegevens
4.
Als u een geluid wilt horen wanneer u een selectie maakt op het aanraakscherm, selecteert u Knopdrukken.
5.
Kies Geactiveerd en bevestig uw keuze.
6.
Selecteer Alarm audio. Hiermee stelt u in dat alarmen niet alleen zichtbaar zijn, maar ook hoorbaar.
Geleiding en automatische besturing X30 2-14
Hoofdstuk 2 – Regionale en gebruikersgegevens
7.
Kies Geactiveerd en bevestig uw keuze.
8.
Als het aanraakscherm niet correct werkt, selecteert u Aanraakscherm herkalibreren.
9.
Mogelijk moet de console opnieuw worden opgestart. Selecteer als u de wizard wilt starten en volg de aanwijzingen. Het systeem keert terug naar het instellingsscherm Omgeving.
Geleiding en automatische besturing X30 2-15
Hoofdstuk 2 – Regionale en gebruikersgegevens
10. Als u wilt instellen hoe stevig het scherm aangeraakt moet worden, selecteert u Gevoeligheid aanraakscherm.
11. De console zal opnieuw moeten worden opgestart. Selecteer als u de wizard wilt starten en volg de aanwijzingen. Het systeem keert terug naar het instellingsscherm Omgeving.
12. Als u schermafbeeldingen wilt kunnen opnemen op een USBapparaat, selecteert u Beeldschermfoto. 13. Kies Geactiveerd en bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 2-16
Hoofdstuk 2 – Regionale en gebruikersgegevens
Als u een schermafbeelding wilt maken, sluit u eerst een USB-apparaat aan (aan de linkerkant van de console). Druk op het Topcon-logo (midden onder op de console). Als u het beeld wilt opslaan op het USB-apparaat, drukt u op het USB-pictogram (links van Topcon-logo) voordat u het USB-apparaat verwijdert.
14. Als u System 150-bestanden wilt kunnen importeren en exporteren, selecteert u System 150 bestandstransfer. Met System 150-bestandsoverdracht kan de bestuurder bestanden exporteren in een indeling die overeenkomt met het System 110/150-systeem van Topcon en bestanden importeren die zijn geëxporteerd vanuit System 110/150. 15. Kies Geactiveerd en bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 2-17
Hoofdstuk 2 – Regionale en gebruikersgegevens
2.6 Kaartopties instellen Volg de aanwijzingen als u wilt instellen hoe het consolescherm tijdens werkzaamheden met kaarten werkt.
1.
Selecteer Kaart in het menu Gebruiker.
2.
Selecteer Focuspunt. Hiermee wordt het voertuig dan wel het werktuig midden op het scherm geplaatst als u met een kaart werkt.
3.
Kies Werktuig of Voertuig en bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 2-18
Hoofdstuk 2 – Regionale en gebruikersgegevens
4.
Selecteer Kaartdraaiing. Hiermee kan het scherm over een kaart worden verplaatst als de gebruiker met een vinger over het scherm schuift.
5.
Kies Geactiveerd en bevestig uw keuze. Als u dit activeert, wordt tijdens werkzaamheden het kaartdraaipictogram weergegeven naast de kaartweergave en kaartniveaus op het hoofdgeleidingsscherm. Als u dat pictogram aanraakt, keert het midden van een verschoven kaart weer terug naar de huidige locatie van het voertuig.
Geleiding en automatische besturing X30 2-19
Hoofdstuk 2 – Regionale en gebruikersgegevens
6.
Selecteer Kaartfocus automatisch verschuiven. Hiermee wordt het voertuig op het midden van het beschikbare scherm geplaatst wanneer andere weergavepanelen zijn geopend.
7.
Kies Geactiveerd en bevestig uw keuze.
8.
Selecteer Geladen dekking markeren. Hiermee wordt eerder voltooide en geladen dekking weergegeven in een andere kleur dan nieuw aangemaakte dekking. Eerder gedekte gebieden worden geel weergegeven als dit geactiveerd is en als informatie over eerdere taken is geregistreerd. Nieuwe dekking wordt groen weergegeven.
9.
Kies Geactiveerd en bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 2-20
Hoofdstuk 2 – Regionale en gebruikersgegevens
2.7 Toegangsniveau weergeven Het instellen van het toegangsniveau is een bewerking waarvoor beperkingen gelden en Bestuurder is de enige beschikbare optie voor alle bestuurders en eigenaars.
Andere toegangsniveaus worden alleen gebruikt door bevoegde en hier volledig toe opgeleide technische en ondersteuningsmedewerkers. PROBEER HET TOEGANGSNIVEAU NIET TE WIJZIGEN.
Geleiding en automatische besturing X30 2-21
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u systeemelementen instelt, zoals GPS-verbindingen, alarmen en systeemfuncties. Het is belangrijk om de functies te activeren die de gebruiker wil gebruiken, maar u kunt op elk gewenst moment terugkeren naar het menu Systeem om nog meer functies te activeren of de GPSinstellingen te wijzigen. 3.1 Functies activeren 3.2 GPS instellen 3.3 Algemene alarmen instellen 3.4 Vlagpunten instellen Het instellen van de camera wordt toegelicht in de aparte gebruikershandleiding voor de X30-cameramonitor.
Geleiding en automatische besturing X30 3-1
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
3.1 Functies activeren Volg de aanwijzingen als u de functies van de X30 wilt activeren.
1.
Selecteer Systeem in het hoofdinstellingsmenu en selecteer Functies. Alleen functies die zijn geregistreerd voor het aangeschafte product kunnen hier worden geactiveerd. Geleiding is altijd geactiveerd, omdat dit een standaardfunctie is.
2.
Besluit welke functies geactiveerd moeten worden. Automatische besturing werkt bij voertuigen uitgerust met een automatisch besturingssysteem, zoals de AES-25. Automatisch indelen maakt het mogelijk dat het systeem secties inschakelt voor nieuw te dekken gebieden en uitschakelt voor gebieden die al zijn gedekt. Variable Rate Control werkt met een receptkaart teneinde verschillende applicatiesnelheden te gebruiken voor de in kaart gebrachte gebieden. Geleiding en automatische besturing X30 3-2
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
Taakgegevens maakt het importeren/exporteren en gebruik van XML-bestanden met ISOBUStaakgegevens mogelijk. De modus Taakgegevens kan alleen worden gebruikt met ISOBUS ECU's. Als deze functie wordt ingeschakeld, wordt een groot aantal taakmenuopties uitgeschakeld tijdens werkzaamheden, omdat het ISOXML-taakgegevensbestand alle taakbesturingsgegevens bevat en rechtstreeks met de ECU communiceert. Zie hoofdstuk 15. Zoek het pictogram Taakgegevens op in het taakmenu op de bedieningsschermen. Als het niet wordt weergegeven, is Taakgegevens niet geactiveerd. Taakgegevens moet telkens wanneer de functie wordt gebruikt worden geactiveerd. AgJunction stelt AgJunction-klanten in staat om receptkaarten van de AgJunction-servers naar de console te downloaden en om kaarten van de console te uploaden naar de AgJunction-servers. Virtuele terminal activeert de ISOBUS Virtual Terminal-server die interactie mogelijk maakt met ISOBUS-conforme ECU's. Bestandsserver kan bestanden opslaan voor een ISOBUS ECU als de ECU bestandsserverfunctionaliteit heeft. Hiermee kunnen werktuig- en andere profielen worden overgebracht van de ene naar de andere ECU. Bestanden kunnen worden geëxporteerd en geïmporteerd met behulp van USB.
Geleiding en automatische besturing X30 3-3
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
Camera's stellen de bestuurder in staat om aangesloten digitale camera's op de console te volgen. Zie de gebruikershandleiding van de cameramonitor. 3.
Als u een functie wilt activeren, selecteert u de functie, kiest u Geactiveerd en bevestigt u uw keuze
.
4.
Als u een functie wilt deactiveren, selecteert u de functie, kiest u Gedeactiveerd en bevestigt u uw keuze.
5.
Herhaal dit voor elke gewenste functie.
Geleiding en automatische besturing X30 3-4
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
3.2 GPS instellen Volg de aanwijzingen om de GPS-verbinding in te stellen.
1.
Selecteer GPS en selecteer Ontvanger.
2.
Selecteer GPS-ontvanger
3.
Kies het type ontvanger en bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 3-5
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
4.
Selecteer zo nodig Firmware-upgrade. Als u de firmwareupgrade activeert, wordt de firmware van de GPS-ontvanger bijgewerkt naar een versie die compatibel is met de X30software. De knop Firmware-upgrade toont de versie van de firmware die momenteel in de GPS-ontvanger is geïnstalleerd en de versie waar de firmware naar bijgewerkt gaat worden.
5.
als u de upgrade wilt uitvoeren. Als de Selecteer firmware wordt bijgewerkt, zal de console opnieuw opgestart moeten worden. Dat duurt enkele minuten.
6.
Als u GLONASS (satellietnavigatiesysteem) gebruikt, selecteert u GLONASS. Als u GLONASS inschakelt, kan de GPS-ontvanger naast GPS het Russische satellietnavigatiesysteem GLONASS gebruiken.
7.
Kies Geactiveerd en bevestig uw keuze. Geleiding en automatische besturing X30 3-6
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
3.2.1 Keuze van correctiebron
1.
Selecteer Correctie.
2.
Selecteer Correctiebron. Zie bijlage B voor nadere inlichtingen over correctiebronnen.
3.
Kies de te gebruiken correctiebron en bevestig uw keuze. De hier geselecteerde bron heeft gevolgen voor de werking van geleiding en automatische besturing. Het is belangrijk om u bewust te zijn van de behoeften van de GPSapparatuur. Zie de handleiding voor de GPS-apparatuur.
Geleiding en automatische besturing X30 3-7
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
Welke schermen vervolgens worden weergegeven, hangt af van de gekozen correctiebron. Bij de opties Automatisch, OmniSTAR en RTK zal om nadere gegevens worden gevraagd. Ga naar de paragraaf over de gekozen correctiebron als u het instellen wilt voltooien. Fallback: Als het systeem onvoldoende gegevens ontvangt om de positie van het voertuig met de vereiste nauwkeurigheid te berekenen, wordt automatische besturing niet geactiveerd. Met de in de volgende aanwijzingen beschreven fallbackfunctie kan het systeem de nauwkeurigheidsvereiste voor de positie negeren, zodat de automatische besturing toch kan worden ingeschakeld. Dit is nuttig in situaties waarin een zeer nauwkeurige positiebepaling niet vereist is.
3.2.1.1 Automatische correctiebron instellen
1.
Selecteer RTK-protocol.
2.
Kies het juiste protocol voor de bron en bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 3-8
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
3.2.1.2 Correctiebron OmniSTAR VBS instellen
1.
Selecteer Regio.
2.
Kies uw regio en bevestig uw keuze. De frequentie voor een regio wordt automatisch ingesteld. Als u echter Custom kiest, moet de frequentie worden ingevoerd. Zie de correctiebrondocumenten.
3.
Selecteer zo nodig Frequentie.
4.
Voer de juiste frequentie in en bevestig uw keuze.
3.2.1.3 Correctiebron OmniSTAR XP of HP instellen
1.
Selecteer Regio. Geleiding en automatische besturing X30 3-9
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
2.
Kies uw regio en bevestig uw keuze.
3.
Als een ‘fallback’-optie voor HP-correctie gewenst is, selecteert u Fallback. Kies Geactiveerd en bevestig uw keuze.
3.2.1.4 RTK-correctiebronnen instellen (inclusief Extern en GPRS)
1.
Selecteer RTK-protocol.
Geleiding en automatische besturing X30 3-10
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
2.
Kies het protocol voor de correctiebron en bevestig uw keuze.
3.
Als een externe modem wordt gebruikt, wordt om de baudrate gevraagd. Selecteer Baud rate.
4.
Kies de juiste baud-rate en bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 3-11
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
5.
Als een ‘fallback’-optie voor correctie gewenst is, selecteert u Fallback. Kies Geactiveerd en bevestig uw keuze.
6.
Alleen bij GPRS voert een wizard de instellingsprocedure uit.
7.
Volg de aanwijzingen op het scherm.
Geleiding en automatische besturing X30 3-12
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
3.2.2 Seriële poort Volg de aanwijzingen als u de seriële poort wilt instellen.
1.
Als u de COM-poort wilt selecteren voor verbinding met de ontvanger, selecteert u Seriële poort.
2.
Selecteer COM.
3.
Kies het nummer van de poort die verbinding maakt met de GPS-ontvanger en bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 3-13
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
4.
Als u de baud-rate wilt wijzigen, selecteert u Baud rate. Baud-rate heeft betrekking op de snelheid van gegevensoverdracht en is afhankelijk van de gebruikte apparatuur. Topcon gebruikt standaard een algemeen gebruikte instelling.
5.
Kies de juiste baud-rate voor de apparatuur en bevestig uw keuze.
3.2.3 GPS-antenne Als de GPS-ontvanger van het type AGI-3 is, kan hij worden geconfigureerd om de interne antenne (ingebouwd in de ontvanger) te gebruiken, dan wel een externe antenne die op de ontvanger wordt aangesloten. Standaard wordt dit ingesteld op de interne antenne.
Geleiding en automatische besturing X30 3-14
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
1.
Als u een externe antenne wilt instellen die met de AGI werkt, selecteert u Antenne.
2.
Selecteer Type antenne.
3.
Selecteer Intern of Extern en bevestig uw keuze.
4.
Selecteer Voorste offset tot AGI.
Geleiding en automatische besturing X30 3-15
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
5.
Voer de voorwaartse afstand tussen het midden van de AGI-3 en het midden van de antenne in (gebruik een negatief getal als de antenne zich achter de AGI bevindt) en bevestig uw keuze.
6.
Selecteer Rechter offset tot AGI.
7.
Voer de afstand naar rechts tussen het midden van de AGI en het midden van de antenne in (gebruik een negatief getal als de antenne zich links van de AGI bevindt) en bevestig uw keuze.
8.
Selecteer Hoogte. Geleiding en automatische besturing X30 3-16
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
9.
Voer de hoogte van de antenne boven de grond in en bevestig uw keuze.
3.2.4 GPS-output De GPS-output heeft betrekking op het vermogen van de console om diverse gegevensreeksen te exporteren in de NMEA 0183indeling. De meest gebruikte hiervan zijn het GGA-bericht (positie) en het VTG-bericht (snelheid en koers).
1.
Selecteer Output.
Wanneer een bewerking is geactiveerd, is deze gemarkeerd met een . Wanneer een bewerking is gedeactiveerd, is deze gemarkeerd met een .
2.
Selecteer GPS-output.
Geleiding en automatische besturing X30 3-17
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
3.
Kies Geactiveerd of Gedeactiveerd.
4.
Selecteer Baud rate. Baud-rate heeft betrekking op de hoeveelheid gegevens die per seconde wordt overgebracht en hangt af van de gebruikte apparatuur. Topcon gebruikt standaard een algemeen gebruikte instelling.
5.
Kies de juiste baud-rate en bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 3-18
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
6.
Selecteer Maximale transmissiesnelheid.
7.
Kies de maximale GPS-snelheid voor de betreffende ontvanger en bevestig uw keuze.
8.
Selecteer de status naast elke zincode die u wilt activeren. Apparaten die gebruikmaken van GPS en op de console zijn aangesloten, hebben mogelijk informatie uit de console nodig. De informatie wordt samengevat in zinnen gebaseerd op NMEA. NMEA-gegevenszinnen bevatten codes voor bepaalde typen gegevens. De apparaten herkennen de betreffende codes en reageren op die zinnen. Zie de handleiding van het apparaat voor de codes die het betreffende apparaat nodig heeft.
Geleiding en automatische besturing X30 3-19
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
3.2.5 Radar De X30-console kan radar-output leveren aan externe apparaten.
1.
2.
Als u de radar-output wilt configureren, selecteert u Radar.
Selecteer Radar output.
3.
Kies Geactiveerd en bevestig uw keuze.
4.
Selecteer Kalibratiefactor. Zie uw radarapparatuur voor de juiste factor. Geleiding en automatische besturing X30 3-20
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
5.
Voer de factor in en bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 3-21
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
3.3 Algemene alarmen instellen Als geen werktuigen zijn ingesteld in het systeem, worden hiermee alleen algemene alarmen ingesteld. Volg de aanwijzingen als u algemene alarmen wilt instellen. Het alarm kan worden geactiveerd of gedeactiveerd voor alle alarmen of voor afzonderlijke alarmen.
1.
Selecteer Alarmen en selecteer Algemeen.
2.
Als u alle alarmen wilt activeren of deactiveren, selecteert u Alle algemene alarmen.
Geleiding en automatische besturing X30 3-22
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
3.
Selecteer Status alarm, kies Geactiveerd (of Gedeactiveerd) en bevestig uw keuze. Hieronder worden alarmen getoond die meer informatie vereisen.
4.
Selecteer Einde van de reeks en selecteer Eerste afstand. Dit alarm klinkt en wordt weergegeven als het voertuig de veldgrens nadert en moet worden afgeremd en voorbereid op handmatige besturing. De afstand tussen de tractor en de veldgrens wordt gemeten langs de weglijn. Alarmen voor Einde van de reeks klinken alleen als automatische besturing geactiveerd is. Als dat niet het geval is, gebruikt u Vooruitkijkafstand om een afstand vóór het voertuigpictogram op het consolescherm in te stellen.
Geleiding en automatische besturing X30 3-23
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
5.
Voer de eerste waarschuwingsafstand in en bevestig uw keuze.
6.
Selecteer Tweede afstand. Dit alarm klinkt en wordt weergegeven om de bestuurder te waarschuwen dat hij onmiddellijk de besturing van het voertuig moet overnemen.
7.
Voer de tweede waarschuwingsafstand in en bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 3-24
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
8.
Selecteer Vooruitkijkafstand. Er wordt dan een weergavelijn vóór het voertuigpictogram op het scherm getoond wanneer automatische besturing niet in gebruik is.
9.
Voer de afstand in waarmee het systeem ‘vooruit moet kijken’ en bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 3-25
Hoofdstuk 3 – Systeem instellen
3.4 Vlagpunten instellen Hiermee kan de bestuurder vlagpunten instellen op de geleidingskaart om obstakels of andere bodemkenmerken weer te geven voor een veld op het bedieningsscherm. Volg de aanwijzingen als de vooraf ingestelde symbolen en namen gewijzigd moeten worden.
1.
Selecteer Vlagpunten.
2.
Selecteer de vlag.
3.
Kies een vlagpuntpictogram en selecteer Naam vlagpunt.
4.
Voer de nieuwe naam in en bevestig uw keuze.
5.
Herhaal dit naar wens voor de overige vereiste vlagpuntvoorinstellingen.
6.
Bevestig Vlagpunten. Geleiding en automatische besturing X30 3-26
Hoofdstuk 4 – Voertuig instellen In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u het voertuig instelt waarop de X30-console is geïnstalleerd en hoe toegang krijgt tot profielinformatie voor het voertuig. Als de console op meer dan één voertuig gebruikt gaat worden, moeten verschillende voertuigprofielen worden ingesteld. 4.1 Een nieuw voertuig instellen 4.2 Voertuiggeometrie instellen 4.3 De besturingsregeleenheid instellen 4.4 Een bestaand voertuig selecteren
Geleiding en automatische besturing X30 4-1
Hoofdstuk 4 – Voertuig instellen
4.1 Een nieuw voertuig instellen
1.
Selecteer Voertuig en selecteer Nieuw. Er verschijnt een lijst met vooraf door de fabrikant gedefinieerde voertuigsjablonen. Sjablonen bevatten standaardinformatie over maten en besturingsparameters indien deze beschikbaar is. De maten kunnen worden aangepast aan het specifieke voertuig, de bandenmaat enzovoort wanneer de geometrie wordt bevestigd in paragraaf 5.2. Besturingsparameters regelen hoe het voertuig reageert op geleiding en deze kunnen later in de procedure in hoofdstuk 11 nauwkeuriger worden afgestemd. Als de besturing na voltooiing van de instelling en het afstemmen van de automatische besturing nog steeds niet naar tevredenheid werkt, neem dan contact op met de dealer.
2.
Kies het merk van het voertuig. Gebruik de schuifbalk om meer opties weer te geven. Als het merk van het voertuig niet wordt weergegeven, kies dan een merk dat het meest overeenkomt met het gebruikte voertuig. Als geen van de Geleiding en automatische besturing X30 4-2
Hoofdstuk 4 – Voertuig instellen
opties op het voertuig lijkt, kies dan Overige om meer opties te bekijken of zelf een voertuig in te stellen. Ga hiervoor naar paragraaf 4.1.1 Zelf een voertuig instellen. 3.
Bevestig uw keuze. Modellen van het voertuigmerk worden weergegeven.
4.
Gebruik de schuifbalk om meer opties te zien. Kies het model en bevestig uw keuze.
5.
Als u de naam wilt wijzigen, selecteert u Voertuignaam, voert u een naam voor het voertuig in en bevestigt u uw keuze.
5a. Bevestig de naam van het nieuwe voertuig. Geleiding en automatische besturing X30 4-3
Hoofdstuk 4 – Voertuig instellen
6.
Bevestig het nieuwe voertuig. Het scherm met voertuiggeometrie wordt weergegeven. Ga naar paragraaf 4.2 Voertuiggeometrie instellen.
4.1.1 Zelf een voertuig instellen Als Overige wordt gekozen, biedt het systeem algemenere voertuigsjablonen met basisinformatie over voertuig en besturingsparameters. Besturingsparameters regelen hoe het voertuig reageert op geleiding en deze kunnen later in de procedure in hoofdstuk 11 nauwkeuriger worden afgestemd. Als de besturing na voltooiing van de instelling en het afstemmen van de automatische besturing nog steeds niet naar tevredenheid werkt, neem dan contact op met de dealer.
1.
Selecteer Overige en bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 4-4
Hoofdstuk 4 – Voertuig instellen
2.
Maak een keuze uit de lijst en bevestig uw keuze. Er wordt een reeks algemene voertuigsjablonen weergegeven.
3.
Selecteer met de pijlen de sjabloonvorm die het meest op uw voertuig lijkt. Bevestig uw keuze.
4.
Als u de standaardnaam wilt wijzigen, selecteert u Voertuignaam. Voer een naam voor het voertuig in en bevestig uw keuze.
5.
Bevestig het nieuwe voertuig. Het scherm met voertuiggeometrie wordt weergegeven.
Geleiding en automatische besturing X30 4-5
Hoofdstuk 4 – Voertuig instellen
4.2 Voertuiggeometrie instellen Volg de aanwijzingen als u de geometrie van het voertuig wilt instellen. Meet de afmetingen van het voertuig zo nauwkeurig mogelijk. De aanbevolen tolerantiewaarde is +/- 5 cm. De geleiding kan alleen nauwkeurig werken als de maten correct zijn.
1.
Selecteer een voertuigafmeting. De naam van de afmeting verschijnt in de titelbalk. Voeg afmetingen toe of wijzig ze waar dat nodig is. Naar welke afmetingen wordt gevraagd, hangt af van het type van het geselecteerde voertuig.
Hieronder zijn kernmaten vermeld die gewoonlijk worden gebruikt in het systeem. Wielbasis is de afstand tussen de hartlijn van de vooras en de hartlijn van de achteras. Trekpunt werktuig is de afstand tussen de hartlijn van de achteras en het trekpunt. GPS-besturing is de afstand links of rechts van het midden van de wielassen en de GPS-ontvanger. Dit is een positief getal als de ontvanger zich rechts van het Geleiding en automatische besturing X30 4-6
Hoofdstuk 4 – Voertuig instellen
midden van de as bevindt en negatief als de ontvanger zich links bevindt. GPS-antenne is de horizontale afstand tussen de ontvanger en de hartlijn van de achteras. Het getal is positief als de ontvanger zich vóór de achteras bevindt en negatief als hij zich achter de achteras bevindt. Ashoogte is de hoogte van de as boven de grond. GPS-hoogte is de hoogte van de bovenkant van de GPSontvanger boven de grond. Voorkoppeling is de afstand tussen de hartlijn van de vooras en de positie van de fronthef. Spoorafstand is de afstand tussen de linkerkant van het linker achterwiel en de linkerkant van het rechter achterwiel. Scharnierpunt is de afstand tussen het trekpunt en de achteras.
2.
Voer de voertuigafmeting in en bevestig uw keuze.
3.
Doe hetzelfde voor alle voertuigafmetingen.
Geleiding en automatische besturing X30 4-7
Hoofdstuk 4 – Voertuig instellen
4.3 De besturingsregeleenheid instellen Volg de aanwijzingen als u de besturingsregeleenheid voor het voertuig wilt instellen.
1.
Selecteer Sturen.
2.
Selecteer Regeleenheid. Het is belangrijk om de juiste besturingsregeleenheid te selecteren als deze bekend is, zodat de instellingen voor automatische besturing overeenkomen met het voertuigprofiel. Het systeem detecteert AES-25 niet automatisch. Daarom moet deze optie geselecteerd worden als AES-25 wordt gebruikt. Als de besturingsregeleenheid later wordt vervangen, kan het noodzakelijk zijn terug te keren naar de voertuigafmetingen en ze opnieuw te bevestigen (ze vernieuwen).
Geleiding en automatische besturing X30 4-8
Hoofdstuk 4 – Voertuig instellen
3.
Kies de besturingsregeleenheid die op het voertuig is aangesloten en bevestig uw keuze.
4.
Selecteer CAN BUS (Controller Area Network).
5.
Kies de CAN BUS die wordt gebruikt en bevestig uw keuze. Als u het niet zeker weet, kijkt u naar de gegevens op de aansluitingen op de AGI-3.
Geleiding en automatische besturing X30 4-9
Hoofdstuk 4 – Voertuig instellen
6.
Selecteer Besturing activeren. Hierdoor kan de bestuurder automatische besturing inschakelen vanaf de console.
7.
Kies hoe u de besturing wilt inschakelen. Kies Virtueel als u de inschakelknop op het scherm wilt gebruiken. Kies Virtueel en externe input console als een externe inschakelknop rechtstreeks op de console is aangesloten. Als u een externe inschakelknop hebt die op de CAN-bus is aangesloten, zijn deze beide opties mogelijk.
Geleiding en automatische besturing X30 4-10
Hoofdstuk 4 – Voertuig instellen
4.4 Een bestaand voertuig selecteren Nadat voertuigprofielen zijn ingesteld in de X30-console, zijn ze eenvoudig toegankelijk.
1.
Selecteer Voertuig en selecteer Kies. Voertuigen die al zijn ingesteld worden vermeld.
2.
Kies het voertuig en bevestig uw keuze. Als u een voertuigprofiel wilt importeren uit een USB-apparaat, selecteert u
.
Als het gebruikte voertuig niet in de lijst staat, selecteert u openen.
als u het scherm Nieuw voertuig wilt
Geleiding en automatische besturing X30 4-11
Hoofdstuk 5 - Werktuig instellen In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u het gebruikte werktuig instelt en hoe u toegang krijt tot profielinformatie. Als de console met meer dan één werktuig gebruikt gaat worden, moeten verschillende werktuigprofielen worden ingesteld. Zie de handleiding van de X30 Controller voor gedetailleerde informatie over werktuiginstelling voor het gebruikte werktuigtype. Hieronder wordt het werktuig alleen ingesteld voor automatische geleiding en besturing.
5.1 Een nieuw werktuig instellen 5.2 Werktuiggeometrie instellen 5.3 Indelingsregeling instellen 5.4 Timing instellen 5.5 Schakelkast instellen 5.6 Een bestaand werktuig selecteren
Geleiding en automatische besturing X30 5-1
Hoofdstuk 5 - Werktuig instellen
5.1 Een nieuw werktuig instellen
1.
Selecteer Werktuig en selecteer Nieuw.
2.
Kies met de pijlen het type. Mogelijke typen zijn Vast, Gescharnierd (achter slepen), Voor en Dubbel gescharnierd (tussen slepen). Bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 5-2
Hoofdstuk 5 - Werktuig instellen
3.
Als u de standaardnaam wilt wijzigen, selecteert u Werktuignaam.
4.
Voer de gewenste naam in en bevestig uw keuze. Bevestig de werktuignaam.
5.
De instellingenwizard voor de ECU wordt gestart. Selecteer Werktuigsturing.
Geleiding en automatische besturing X30 5-3
Hoofdstuk 5 - Werktuig instellen
Welke opties beschikbaar zijn voor indelingsregeling kan afhangen van het gekozen werktuig. Mogelijk moet het systeem opnieuw worden gestart nadat een werktuig is ingesteld.
6.
Kies Geen en bevestig uw keuze. Selecteer Volgende
7.
Als op het scherm wordt gemeld dat de instelling voltooid is, bevestigt u dit met
.
.
5.1.1 Indelingsregeling met meerdere kanalen met ISOBUS (boomelectie) De X30 kan meer dan één kanaal in kaart brengen (indelingsregeling met meerdere kanalen). Als het werktuig meer dan één boom heeft, zal een ISOBUS ECU dat mogelijk detecteren.
Geleiding en automatische besturing X30 5-4
Hoofdstuk 5 - Werktuig instellen 1e boom 2e boom 3e boom
Er kan slechts één boom tegelijk bestuurd worden, maar naast elkaar gelegen bomen kunnen als één boom (één kanaal) werken als ze niet verder dan één meter van elkaar af liggen. Als ISOBUS meer dan één mogelijk besturingskanaal detecteert (behalve één rij naast elkaar gelegen bomen), wordt het volgende scherm weergegeven.
1.
Selecteer de boom (of enkele rij naast elkaar gelegen bomen) die bestuurd moet worden en bevestig uw keuze.
5.1.2 ECU-instellingen wijzigen (ISOBUS) De werktuigbedieningselementen kunnen worden gewijzigd vanaf het scherm ECU-instellingen als werktuigen eenmaal volledig zijn ingesteld in het systeem.
1.
Selecteer ECU vanuit het hoofdinstellingsmenu.
Geleiding en automatische besturing X30 5-5
Hoofdstuk 5 - Werktuig instellen
2.
Als u het besturingstype wilt wijzigen, selecteert u Werktuigsturing.
3.
Kies het besturingstype en bevestig uw keuze.
4.
Als u het functietype wilt wijzigen, selecteert u Implementeer functie.
5.
Selecteer ECU-instellingen vernieuwen als u informatie wilt synchroniseren tussen de ISOBUS ECU en de console.
Geleiding en automatische besturing X30 5-6
Hoofdstuk 5 - Werktuig instellen
5.2 Werktuiggeometrie instellen Volg de aanwijzingen als u de geometrie van het werktuig wilt instellen.
1.
Selecteer Werktuig en selecteer Geometrie.
2.
Selecteer een afmeting. De naam van de afmeting verschijnt in de titelbalk.
A. Baanbreedte heeft betrekking op de werkbreedte van het werktuig (dat wil zeggen de breedte van het gebied dat wordt bewerkt tijdens één baan van het werktuig).
B. Overlapping heeft betrekking op de breedte van de overlapping tussen twee aangrenzende banen.
C. Werktuigoffset heeft betrekking op de afstand tussen het aankoppelpunt en het uiteinde van het werktuig.
D. Inline-offset heeft betrekking op de excentrische offset van het werktuig in verhouding tot het aankoppelpunt. Voer een positief getal in als het Geleiding en automatische besturing X30 5-7
Hoofdstuk 5 - Werktuig instellen
werktuig naar rechts wordt verschoven en een negatief getal als het naar links wordt verschoven.
3.
Voer de werktuigafmeting in en bevestig uw keuze.
4.
Doe hetzelfde voor alle werktuigafmetingen.
Geleiding en automatische besturing X30 5-8
Hoofdstuk 5 - Werktuig instellen
5.3 Indelingsregeling instellen De X30 kan tot 10 secties configureren, van elk maximaal 20 m breed. Een ISOBUS ECU kan automatisch tot 32 secties identificeren. Breng eventueel nodige wijzigingen aan in de ISOBUS ECU. Volg de aanwijzingen op als u de indelingsregeling wilt instellen.
1.
Selecteer Regeling indeling en selecteer Secties.
2.
Selecteer Secties en stel met plus of min het aantal secties in (hoogstens 10). Bevestig uw keuze.
3a. Als u de sectiebreedte wilt instellen voor alle secties, selecteert u Breedte naast Alle secties.
Geleiding en automatische besturing X30 5-9
Hoofdstuk 5 - Werktuig instellen
3b. Voer de sectiebreedte in voor alle secties en bevestig uw keuze.
4a. Als u de breedte wilt instellen voor afzonderlijke secties, selecteert u de breedte naast een sectie, voert u de breedte in en bevestigt u uw keuze. 4b. Doe hetzelfde voor alle secties.
Geleiding en automatische besturing X30 5-10
Hoofdstuk 5 - Werktuig instellen
5.4 Timing instellen Met deze instellingen worden de responstijden ingesteld voor het in- of uitschakelen van secties. Volg de aanwijzingen als u de responstijden wilt instellen.
1.
Selecteer Regeling indeling en selecteer Timing.
2.
Selecteer Inschakeltijd.
3.
Voer het aantal seconden vertraging in tussen het inschakelen van een sectie en de respons van die sectie. Bevestig uw keuze.
4.
Doe hetzelfde voor Uitschakeltijd en bevestig uw keuze. Geleiding en automatische besturing X30 5-11
Hoofdstuk 5 - Werktuig instellen
5.5 Schakelkast instellen Zowel de schakelkast als de hoofdschakelaar kan virtueel zijn (op het X30-scherm) dan wel extern (een fysieke schakelkast/hoofdschakelaar aangesloten op de ASC-10 ECU of de X30-console). Als een externe schakelaar wordt gebruikt, wordt deze gewoonlijk tijdens de installatie aangesloten door de dealer. De kabel met de aanduiding ‘Remote Mapping’ wordt aangesloten op de X30-kabelboom en levert stroom voor het activeren/deactiveren van de dekkingskaart en de hoofdschakelaaringang.
Volg deze aanwijzingen als u de schakelkast wilt instellen.
1.
Selecteer Regeling indeling en selecteer Schakelkast.
2.
Selecteer Type.
Geleiding en automatische besturing X30 5-12
Hoofdstuk 5 - Werktuig instellen
3.
Kies Geen of Virtueel en bevestig uw keuze.
4.
Selecteer Hoofdschakelaar.
5.
Kies Virtueel of Input van externe console en bevestig uw keuze. Een externe console-ingang werkt alleen als deze is geïnstalleerd en aangesloten op de console. Raadpleeg uw dealer.
6.
Als Virtueel wordt gekozen, raadpleeg dan de handleiding van de werktuigcontroller voor informatie over het instellen van de schakelaars voor het werktuig.
Geleiding en automatische besturing X30 5-13
Hoofdstuk 5 - Werktuig instellen
Ontsnappen naar bedieningsscherm
7.
Als de instelling nu voltooid is, selecteert u Escape als u het bedieningsscherm wilt openen en gaat u naar hoofdstuk 6.
Geleiding en automatische besturing X30 5-14
Hoofdstuk 5 - Werktuig instellen
5.6 Een bestaand werktuig selecteren Nadat werktuigprofielen zijn ingesteld in de X30-console, zijn ze eenvoudig in te zien. Als het werktuig wordt verwisseld, moet het systeem mogelijk opnieuw worden opgestart.
1.
Selecteer Werktuig en selecteer Kies. Werktuigen die zijn ingesteld worden vermeld.
2.
Kies het gebruikte werktuig en bevestig uw keuze.
3.
Als u een werktuigprofiel wilt importeren vanuit een USBapparaat, selecteert u
4.
.
Als het gebruikte werktuig niet in de lijst staat, selecteert u om het scherm Nieuw werktuig te openen.
5.
Het systeem wordt indien nodig opnieuw opgestart.
Geleiding en automatische besturing X30 5-15
Hoofdstuk 6 – Basisprincipes bediening Als u het bedieningsscherm wilt openen vanuit het hoofdinstellingsmenu, selecteert u een taak wilt werken.
. Bekijk dit scherm als u aan
Het bedieningsscherm biedt een reeks menu's, werkbalken, dashboards, panelen en weergaveopties. 6.1 Uitleg van schermelementen 6.2 Miniweergaven van functies openen 6.3 Systeeminformatie weergeven 6.4 Kaartbedieningselementen gebruiken 6.5 Informatie over taken opslaan 6.6 Kleur en werkstatus herkennen
Geleiding en automatische besturing X30 6-1
Hoofdstuk 6 – Basisprincipes bediening
6.1 Uitleg van schermelementen Navigatiebalk
Kaartbedieningselementen Geleidingswerkbalk
Hoofdinstelling
Dashboard
Inventarisbeheer
Automatische besturing inschakelen Hoofdschakelaar
Dit geeft de positie en koers van het voertuig en het bijbehorende werktuig aan. Rechtsom, vanaf linksboven:
Op de navigatiebalk worden knoppen weergegeven voor geactiveerde functies.
Met kaartbedieningselementen kan de gebruiker bepalen wat er wordt weergegeven op de geleidingskaart en hoe het wordt weergegeven.
Geleidingswerkbalk biedt instrumenten voor het regelen van de geleiding.
Geleiding en automatische besturing X30 6-2
Hoofdstuk 6 – Basisprincipes bediening
Hoofdschakelaar schakelt de applicatie in en uit als een ‘virtuele hoofdschakelaar’ is geactiveerd bij het instellen van het werktuig.
Automatische besturing inschakelen schakelt de automatische besturing in en uit.
Het dashboard biedt geselecteerde informatie uit het systeem ter bewaking.
Selecteer
Selecteer als u de inventaris van voertuigen, werktuigen, velden, taken, voerlijnen enzovoort wilt beheren.
als u naar het hoofdinstellingsmenu wilt gaan.
Geleiding en automatische besturing X30 6-3
Hoofdstuk 6 – Basisprincipes bediening
6.2 Miniweergaven van functies openen Navigatiebalk
1.
Als u een functie op de navigatiebalk selecteert, wordt een miniweergave geopend. Sommige miniweergaven hebben een maximaliseringspijl en kunnen worden vergroot om meer informatie weer te geven. Als u meer informatie wilt bekijken, selecteert u de maximaliseringspijl rechtsboven of raakt u de miniweergave aan en schuift u deze in de richting van het hoofdscherm. Als u de miniweergave wilt sluiten, selecteert u de pijl linksboven of raakt u de miniweergave aan en schuift u deze in de richting van de navigatiebalk. Als u de miniweergave omhoog of omlaag wilt schuiven, selecteert en verschuift u de weergave.
Geleiding en automatische besturing X30 6-4
Hoofdstuk 6 – Basisprincipes bediening
Het grotere paneel heeft geen minimaliseringspijl. Vergroot een andere miniweergave als u de informatie op het hoofdscherm wilt vervangen.
Geleiding en automatische besturing X30 6-5
Hoofdstuk 6 – Basisprincipes bediening
6.3 Systeeminformatie weergeven Volg de aanwijzingen als u samenvattingen van de software- en systeeminformatie wilt weergeven.
1.
Selecteer het Topcon-logo als u een miniweergave van de softwaregegevens wilt openen.
2.
Maximaliseer de weergave als u het volledige paneel Systeeminformatie wilt zien.
3.
Met pijlen kunt u onderdelen uitvouwen of verbergen. Indien nodig wordt een schuifbalk weergegeven. Geleiding en automatische besturing X30 6-6
Hoofdstuk 6 – Basisprincipes bediening
6.4 Kaartbedieningselementen gebruiken Kaartbedieningselementen
1.
Selecteer om te kiezen welke dekking op het scherm wordt weergegeven.
Dekking wordt in de kleur groen weergegeven.
Geleiding en automatische besturing X30 6-7
Hoofdstuk 6 – Basisprincipes bediening
Applicatiesnelheid wordt in blauwtinten weergegeven.
Er wordt een legenda weergegeven voor de applicatiesnelheden.
GPS-kwaliteit wordt in de kleur oranje weergegeven.
Er wordt een legenda weergegeven voor de GPS-kwaliteit.
2.
Selecteer als u wilt kiezen welke informatielagen worden weergegeven op de kaart. Kies lagen voor de kaart. In paragrafen verderop vindt u nadere details. Rasterlijnen weergeven Zie paragraaf 8.4 Zie paragraaf 8.1 Zie paragraaf 8.4 Zie hoofdstuk 10 Zie paragraaf 9.5
Geleiding en automatische besturing X30 6-8
Hoofdstuk 6 – Basisprincipes bediening
3.
Selecteer om verschillende kaartperspectieven te doorlopen (Noorden boven, Neus voertuig boven of Perspectief).
In de weergave Noorden boven staat de bovenkant van het scherm voor het noorden.
In de weergave Neus voertuig boven staat de bovenkant van het scherm voor de huidige koers van het voertuig.
In de weergave Perspectief wordt de kaart in virtueel perspectief weergegeven met een virtuele horizon.
4.
Selecteer
als u wilt in- of uitzoomen.
Geleiding en automatische besturing X30 6-9
Hoofdstuk 6 – Basisprincipes bediening
6.5 Informatie over taken opslaan Met de X30-console kunnen bestuurders functies en werkbestanden voor een groot aantal velden en voor elke taak op elk veld registreren en opslaan. Klant 1
Boerderij 1
Veld 1 Taak Taak 1a 1b
Boerderij 2
Veld 2 Taak Taak 2a 2b
Veld 3 Taak Taak 3a 3b
Veld 4 Taak Taak 4a 4b
In de volgende hoofdstukken wordt getoond hoe u informatie instelt en registreert over de klant, de boerderij, het veld en de taken die in dat veld worden verricht. Informatie wordt op de volgende wijze opgeslagen. Onder elk veld kan aanvullende informatie worden opgeslagen, zoals obstakels en veldgrenzen. Onder elke taak kan informatie over de taak worden opgeslagen. Het is belangrijk om duidelijke namen te kiezen voor boerderijen, velden en taken, zodat de informatie het volgende seizoen eenvoudig toegankelijk is. De bestuurder kan het veld dan in de toekomst gemakkelijk selecteren en gebruikmaken van dezelfde veldgrenzen, vlagpunten en voerlijnen zonder ze opnieuw te hoeven instellen.
Geleiding en automatische besturing X30 6-10
Hoofdstuk 6 – Basisprincipes bediening
6.6 Kleur en werkstatus herkennen Op het bedieningsscherm van de X30 worden kleuren gebruikt om de status van functies aan te duiden. De precieze betekenis verschilt telkens iets, afhankelijk van de werktuigen, opties en functies die zijn gekozen bij het instellen. In het algemeen:
De kleur rood geeft aan dat de functie niet gebruikt kan worden. Controleer of alle nodige items zijn geactiveerd en op de juiste wijze zijn ingesteld.
Wit geeft aan dat de functie gereed voor gebruik is.
De kleur geel en/of groen geeft aan dat de functie momenteel actief is.
Geleiding en automatische besturing X30 6-11
Hoofdstuk 7 – Besturingskalibraties De X30 maakt gebruik van de satellietgegevens die worden ontvangen via de ontvanger die boven op het voertuig is bevestigd, om de exacte coördinaten van het voertuig te bepalen. Aan de hand van deze en andere gegevens kan het systeem de positie van het voertuig schatten en het besturingssysteem van het voertuig aansturen. Dit werkt alleen goed als het systeem is gekalibreerd voor het specifieke voertuig. Als het systeem niet is gekalibreerd voor dit voertuig, volg dan de aanwijzingen in dit hoofdstuk. Waarschuwing: breng het voertuig naar een geschikte plek op vlak terrein, uit de buurt van personen en obstakels en met voldoende ruimte om volledige cirkels te rijden. Voor een correcte kalibratie moet het voertuig vrij zicht op de hemel hebben en ver uit de buurt zijn van bomen, hoogspanningsleidingen en gebouwen. Het wordt aanbevolen om het werktuig los te koppelen als het een getrokken, scharnierend werktuigtype betreft, zodat de trekstang de bewegingsvrijheid van het voertuig niet belemmert. Tijdens de kalibraties zal u door het systeem gevraagd worden om de besturingsapparatuur uit en weer in te schakelen. Welke kalibratieschermen u te zien krijgt, hangt af van het geselecteerde voertuig. Sommige besturingsregeleenheden bieden kalibratie van het hydraulisch systeem. 7.1 Het kompas kalibreren 7.2 De wielhoeksensor kalibreren 7.3 De montageafwijking kalibreren 7.4 Oplossen van kalibratiefouten
Geleiding en automatische besturing X30 7-1
Hoofdstuk 7 – Besturingskalibraties
7.1 Het kompas kalibreren Volg de aanwijzingen op als u de kalibratiewizard wilt starten. Rijd voordat u begint naar een plek waar de kalibratie niet belemmerd wordt. U moet hiervoor uit de buurt zijn van hoogspanning en grote metalen voorwerpen, met ruimte om in volledige cirkels te rijden. Welke kalibratieschermen u te zien krijgt, hangt af van het geselecteerde voertuig. LEES ALTIJD ZORGVULDIG DE AANWIJZINGEN OP HET SCHERM.
Menu Besturingsopties
1.
Selecteer het menu Besturingsopties en selecteer Besturingskalibratie.
Geleiding en automatische besturing X30 7-2
Hoofdstuk 7 – Besturingskalibraties
2.
Selecteer Kompas.
3.
Lees het scherm en zoek een geschikt vlak terrein op uit de buurt van hoogspanning en grote metalen objecten. Selecteer daarna Volgende
.
Geleiding en automatische besturing X30 7-3
Hoofdstuk 7 – Besturingskalibraties
4.
Lees het scherm en rijd 1½ maal in een cirkel. Selecteer daarna Volgende.
5.
Lees het scherm, rijd 100 m en stop vervolgens. Selecteer Volgende.
6.
Het systeem begint met het opslaan van de kalibratiegegevens. Wacht tot op het scherm wordt vermeld dat de kalibratie geslaagd is en bevestig dit vervolgens.
Geleiding en automatische besturing X30 7-4
Hoofdstuk 7 – Besturingskalibraties
7.2 De wielhoeksensor kalibreren Waarschuwing: ga na of er voldoende ruimte is om de volledige manoeuvre uit te voeren voordat u Volgende selecteert. De kalibratie duurt tot 60 seconden in elk van deze vergrendelde modi. Waarschuwing: sommige voertuigmodellen zetten de wielen automatisch in de vereiste stand.
1.
Selecteer Wielhoeksensor en volg de aanwijzingen. De schermen en het aantal schermen kunnen verschillen bij verschillende voertuigen. Als een fout wordt gemeld, lees dan het bericht en voer de aanbevolen bewerking aan voordat u verdergaat.
Geleiding en automatische besturing X30 7-5
Hoofdstuk 7 – Besturingskalibraties
2.
Selecteer Volgende als u door wilt gaan. Als de kalibratie voltooid is, geeft de X30 een pieptoon weer. De volgende stap wordt weergegeven.
3.
Selecteer Volgende als u door wilt gaan. Als de kalibratie voltooid is, geeft de X30 een pieptoon weer. De kalibratie kan tot 60 seconden duren in deze stand en modus. De volgende stap wordt weergegeven. Waarschuwing: ga voordat u verdergaat na of er voldoende ruimte is om de tractor in de middelste stand vooruit te rijden.
Geleiding en automatische besturing X30 7-6
Hoofdstuk 7 – Besturingskalibraties
4.
Selecteer Volgende als u door wilt gaan. Als de kalibratie voltooid is, geeft de X30 een pieptoon weer. De volgende stap wordt weergegeven.
5.
De wielhoeksensor is gekalibreerd. Bevestig terugkeren naar het kalibratiemenu.
als u wilt
Bij sommige besturingsregeleenheden biedt de X30 kalibratie van het hydraulisch systeem. Als dit wordt weergegeven, selecteert u Hydraulisch systeem en volgt u de aanwijzingen op het scherm.
Geleiding en automatische besturing X30 7-7
Hoofdstuk 7 – Besturingskalibraties
7.3 De montageafwijking kalibreren Dit moet plaatsvinden op een open terrein, ver uit de buurt van obstakels. Als de ontvanger niet volledig waterpas gemonteerd is, wordt dit gecorrigeerd door deze kalibratie. Waarschuwing: zorg dat het voertuig voldoende ruimte heeft om ten minste 70 m/230 ft in een rechte lijn te rijden en te keren aan de uiteinden van de weglijn.
1.
Selecteer Montageafwijking en volg de aanwijzingen om de kalibraties te voltooien. Voor de kalibratie van de montageafwijking worden weglijnpunten ‘A’ en ‘B’ uitgezet over 70 m/230 ft en rijdt het voertuig met 2 km/u of 1,2 mph over de weglijn. De bestuurder keert het voertuig aan het einde van de lijn en herhaalt de procedure. Het voertuig moet de wegpunten ‘A’ en ‘B’ in elk geval tot op 30 cm naderen om de volgende stap van de kalibratieprocedure in gang te zetten.
Geleiding en automatische besturing X30 7-8
Hoofdstuk 7 – Besturingskalibraties
2.
Plaats het voertuig op een open terrein. Als u klaar bent om met de procedure te beginnen, selecteert u wegpunt ‘A’ te markeren.
om het
3.
Rijd in een rechte lijn vooruit. Wegpunt ‘B’ wordt automatisch aangemaakt als Afstand tot A 70 m/230 ft aangeeft.
4.
Keer het voertuig en neem de zojuist uitgezette weglijn op (Track 0). Selecteer Automatische besturing inschakelen op Geleiding en automatische besturing X30 7-9
Hoofdstuk 7 – Besturingskalibraties
het bedieningsscherm om op de weglijn te sturen. De kleur verandert in groen, er klinkt een geluidssignaal en op het scherm knippert een ‘inschakelbericht’ dat aangeeft dat de automatische besturing is ingeschakeld. Als de besturing niet wordt ingeschakeld en Automatische besturing inschakelen rood is, verschijnt het besturingsstatusvak. De kleur groen geeft gereedheid aan. De kleur rood geeft aan dat er een probleem moet worden opgelost alvorens verder te gaan. Eventuele systeemfouten worden onder aan het besturingsstatusvak weergegeven. Zie bijlage D voor informatie over het oplossen van problemen met de besturingsstatus.
5.
Rijd met het voertuig over het punt ‘B’ dat is aangemaakt.
Geleiding en automatische besturing X30 7-10
Hoofdstuk 7 – Besturingskalibraties
6.
Stel de voertuigsnelheid in op 2 km/u of 1,2 mi/h. Stuur langs de weglijn terug naar punt ‘A’. Als Afstand naar A 50 m aangeeft, begint de blauwe lijn op de kalibratievoortgangsbalk te bewegen en stijgt het percentage.
7.
Wanneer de kalibratievoortgangsbalk bij 50% is aangekomen, stopt de kalibratiebalk en blijft het percentage stilstaan op 50%. Dit geeft aan dat het systeem voldoende gegevens heeft voor het eerste stadium van de kalibratie en de montageafwijkingskalibratie wordt op dit punt op pauze gezet. Rijd verder om wegpunt ‘A’ te passeren.
Geleiding en automatische besturing X30 7-11
Hoofdstuk 7 – Besturingskalibraties
8.
Nadat u over wegpunt ‘A’ bent gereden, keert u het voertuig.
9.
Stuur terug naar Track 0 en schakel de automatische besturing weer in. Rijd opnieuw over wegpunt ‘A’, in de richting van wegpunt ‘B’.
10. Rijd over wegpunt ‘A’ dat eerder tijdens de kalibratieprocedure is aangemaakt.
Geleiding en automatische besturing X30 7-12
Hoofdstuk 7 – Besturingskalibraties
11. Stel de voertuigsnelheid in op 2 km/u of 1,2 mi/h. Stuur langs de weglijn terug naar wegpunt ‘B’. Als Afstand naar A 20 m aangeeft, begint de blauwe lijn op de kalibratievoortgangsbalk vanaf 50% te bewegen en stijgt het percentage.
12. Wanneer de kalibratievoortgangsbalk 100% heeft bereikt, betekent dit dat het systeem voldoende gegevens heeft voor het tweede stadium van de kalibratie en de montageafwijkingskalibratie wordt op dit punt op pauze gezet. Rijd vervolgens over wegpunt ‘B’.
Geleiding en automatische besturing X30 7-13
Hoofdstuk 7 – Besturingskalibraties
13. Nadat u over wegpunt ‘B’ bent gereden, begint de kalibratieprocedure met het opslaan van de kalibratiegegevens. Zet het voertuig stil. Het opslaan van de gegevens van de montageafwijkingskalibratie duurt ongeveer 5 seconden.
14. De montageafwijkingskalibratie is geslaagd. Bevestig wilt terugkeren naar het kalibratiemenu.
Geleiding en automatische besturing X30 7-14
als u
Hoofdstuk 7 – Besturingskalibraties
15. Bevestig alle kalibraties.
Geleiding en automatische besturing X30 7-15
Hoofdstuk 7 – Besturingskalibraties
7.4 Oplossen van kalibratiefouten Het besturingssubsysteem is niet ingeschakeld of niet gereed voor gebruik. Controleer of het besturingssubsysteem ingeschakeld is en gereed is voor gebruik. Herhaal de kompaskalibratie en zorg er daarbij dat het voertuig een volledige 1½ cirkel maakt. Zorg dat het voertuig stilstaat wanneer de procedure wordt voltooid. Haal de ontvanger uit de buurt van magnetische velden. Herhaal de procedure en zorg ervoor dat de stuuras over zijn volledige bereik beweegt. Controleer of de positie-informatie van de wielhoeksensor verandert als de stuuras wordt gedraaid. Controleer de kabelbomen en aansluitingen van de wielhoeksensor. Controleer de staat van de wielsensor. Waarde wielhoeksensor is 0, controleer kabelbomen en staat van wielhoeksensor. Voertuigprofielfout. ACU-1 is niet geconfigureerd voor gebruik met de wielhoeksensor.
Geleiding en automatische besturing X30 7-16
Hoofdstuk 8 – Veldmenu In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u klant, boerderij, veld, vlagpunten en exclusiezones instelt. Dit moet als eerste gebeuren als u aan een taak begint. De X30 slaat de veldinformatie op zodat de veldgegevens als ze eenmaal zijn opgeslagen weer kunnen worden opgevraagd voor andere taken in hetzelfde veld. 8.1 Een veld selecteren of instellen 8.2 Een nieuwe veldgrens instellen 8.3 Vlagpunten instellen 8.4 Exclusiezones instellen
Geleiding en automatische besturing X30 8-1
Hoofdstuk 8 – Veldmenu
8.1 Een veld selecteren of instellen Rijd naar het veld en voer de aanwijzingen als u een veld wilt instellen en de kenmerken ervan wilt vastleggen. Als velden en veldgrenzen eenmaal zijn ingesteld, worden ze opgeslagen en kunnen ze worden opgevraagd voor taken in de toekomst. Veldgrenzen en daaraan gerelateerde informatie verschijnen alleen op het scherm als het voertuig zich op of nabij het veld bevindt.
1.
Op de geleidingswerkbalk selecteert u Veldmenu vervolgens Veld selecteren
.
Geleiding en automatische besturing X30 8-2
en
Hoofdstuk 8 – Veldmenu
2.
Selecteer Naam klant.
3a. Kies een bestaande klant (als er al enkele zijn ingesteld) OF 3b. Kies Nieuw. 3c. Voer een naam in en bevestig uw keuze.
4.
Selecteer Naam boerderij.
5a. Selecteer een bestaande boerderijnaam (als er al enkele zijn ingesteld). OF 5b. Kies Nieuw, voer een naam in en bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 8-3
Hoofdstuk 8 – Veldmenu
6.
Selecteer Naam veld, voer een naam in en bevestig uw keuze.
7.
Als u veldinformatie wilt importeren van een USB-apparaat,
8.
selecteert u USB . Als u het dichtstbijzijnde veld wilt selecteren, selecteert u
9.
Dichtstbijzijnde veld . Bevestig de veldselecties. Zie hoofdstuk 15 als u een van deze instellingen wilt wijzigen nadat ze bevestigd zijn.
Geleiding en automatische besturing X30 8-4
Hoofdstuk 8 – Veldmenu
8.2 Een nieuwe veldgrens instellen Rijd met het voertuig naar de rand van het veld en volg de aanwijzingen om een veldgrens vast te leggen voor het veld.
1.
Selecteer Veldmenu en selecteer Offset veldgrens . Dit is de afstand van het midden van het voertuig tot de werkelijke veldgrens die bewerkt moet worden. Hiermee corrigeert u voor afrasteringen en andere obstakels waardoor het voertuig niet exact over de veldgrens kan rijden.
2.
Selecteer Offset veldgrens.
Geleiding en automatische besturing X30 8-5
Hoofdstuk 8 – Veldmenu
3.
Voer de afstand van de veldgrens in die moet worden aangehouden om contact met afrasteringen, bomenrijen enz. te voorkomen. Gebruik negatieve offset als de veldgrens zich links van het voertuig/werktuig bevindt en positieve offset als de veldgrens zich rechts van het voertuig/werktuig bevindt. Instelling van de waarde nul betekent dat het voertuig exact over de veldgrens heeft gereden. Er moet bij het instellen een werktuig zijn vastgelegd, maar het werktuig zelf hoeft niet aan het voertuig gekoppeld te zijn.
4.
Selecteer Veldgrens registreren
.
5.
Rijd met het voertuig langs de veldgrens van het veld. Een blauwe lijn geeft de opgenomen veldgrens aan, rekening houdend met een eventuele offset.
Geleiding en automatische besturing X30 8-6
Hoofdstuk 8 – Veldmenu
6.
om de registratie op pauze te zetten. Dit Selecteer Pauze is nuttig als het vanwege een obstakel niet mogelijk is op de veldgrens te rijden. Het pictogram verandert in het pictogram om de opname te voor registreren. Selecteer Registreren hervatten. Er wordt voor de veldgrens een rechte lijn vastgelegd tussen het punt waarop de registratie op pauze werd gezet en het punt waarop de registratie werd hervat.
7.
Als het voertuig weer in de buurt van het startpunt komt, kunt u selecteren om de veldgrens automatisch te laten voltooien.
8.2.1 Een veldgrens verwijderen Als een veldgrens moet worden gewijzigd, kan hij worden gewist en kan een nieuwe grens worden ingesteld. 1.
Rijd naar het veld.
Geleiding en automatische besturing X30 8-7
Hoofdstuk 8 – Veldmenu
2.
Selecteer Veldmenu en selecteer Kies veld als u de klant, boerderij en veldnamen wilt kiezen. De veldgrens verschijnt dan op het scherm.
3.
Als u de veldgrens wilt verwijderen, selecteert u Veldgrens wissen
4.
. U wordt om bevestiging gevraagd.
Bevestig uw keuze. Het wissen van een veldgrens kan niet ongedaan gemaakt worden. Er moet dan een nieuwe veldgrens geregistreerd worden.
Geleiding en automatische besturing X30 8-8
Hoofdstuk 8 – Veldmenu
8.3 Vlagpunten instellen Vlagpunten worden op de geleidingskaart gebruikt om obstakels en aangemerkte voorwerpen in het veld aan te duiden. Vlagpunten kunnen worden gebruikt met een exclusiezone rond het obstakel, bijvoorbeeld bij een groot gat of een elektriciteitsmast. Als dit nodig is, leest u deze paragraaf en leest u Exclusiezones instellen (zie paragraaf 8.4).
Volg de aanwijzingen op als u een vlagpunt wilt instellen.
1.
Rijd naar het voorwerp dat gemarkeerd moet worden.
2.
Selecteer Vlagpunt instellen
.
Geleiding en automatische besturing X30 8-9
Hoofdstuk 8 – Veldmenu
3.
Als u het obstakel wilt markeren, kiest u een vlagsymbool dat op die plaats op de kaart geplaatst moet worden. Raadpleeg paragraaf 3.4 als u de voorinstellingen voor vlagpunten wilt wijzigen.
4.
Als u vlagpunten wilt aanpassen, kiest u Individueel. U kunt dan een bepaalt vlagpunt definiëren.
4a. Selecteer het symbool dat u wilt wijzigen. Als u de naam wilt wijzigen, selecteert u Naam vlagpunt en voert u de nieuwe naam in. Bevestig de naam. Bevestig de wijziging. Geleiding en automatische besturing X30 8-10
Hoofdstuk 8 – Veldmenu
5.
Als een exclusiezone rond het obstakel vereist is, gaat u naar 8.4 Exclusiezones instellen.
6.
Als geen exclusiezone nodig is, rijd u naar het volgende voorwerp op het veld dat gemarkeerd moet worden en herhaalt u de procedure.
Geleiding en automatische besturing X30 8-11
Hoofdstuk 8 – Veldmenu
8.3.1 Een vlagpunt verwijderen of wijzigen Volg de aanwijzingen als u een vlagpunt wilt verwijderen of wijzigen.
1.
Selecteer de vlagpuntmarkering op het scherm.
2a. Selecteer Wijzigen als u een ander vlagpunt wilt kiezen. 2b. Selecteer Hernoemen als u de naam wilt wijzigen die op het vlagpunt wordt weergegeven. Geleiding en automatische besturing X30 8-12
Hoofdstuk 8 – Veldmenu
2c. Selecteer Wissen als u het geselecteerde vlagpunt wilt wissen of Alle wissen als u alle vlagpunten van het veld wilt verwijderen.
Geleiding en automatische besturing X30 8-13
Hoofdstuk 8 – Veldmenu
8.4 Exclusiezones instellen Nadat een veldgrens is voltooid, wordt het pictogram Veldgrens registreren geel en kan het worden gebruikt om interne grenzen te registreren als exclusiezones, als die nodig zijn (bijvoorbeeld rond een waterbekken). Rijd naar het gebied en volg de aanwijzingen als u een exclusiezone wilt instellen.
1.
Selecteer Veldmenu en selecteer zo nodig Offset exclusiezone voor een eventuele offset ten opzichte van het midden van het werktuig of om contact met afrasteringen, bomenrijen enzovoort te voorkomen. Gebruik negatieve offset als de veldgrens van de exclusiezone zich links van het voertuig bevindt en een positieve offset als de veldgrens zich rechts van het voertuig bevindt. Er moet bij het instellen een werktuig zijn vastgelegd, maar het werktuig zelf hoeft niet aan het voertuig gekoppeld te zijn.
2.
Voer de offset in en bevestig uw keuze. Geleiding en automatische besturing X30 8-14
Hoofdstuk 8 – Veldmenu
3.
Als u de exclusiezone wilt instellen binnen het gebied omgeven door de veldgrens selecteert u Veldmenu en vervolgens Exclusiezone registreren, dat nu in de kleur geel wordt weergegeven.
4.
Rijd met het voertuig rond de exclusiezone. Een gele lijn geeft de zone aan, getekend vanaf het ingestelde offset-punt.
5.
Selecteer Pauze als u de registratie op pauze wilt zetten. Dit is nuttig als het vanwege een obstakel niet mogelijk is op de veldgrens te rijden. Het pictogram verandert in het pictogram voor registreren. Selecteer Registreren als u de registratie wilt hervatten. Het ontbrekende segment tussen deze punten wordt als een rechte lijn voltooid.
6.
Als het voertuig weer in de buurt van het startpunt komt, kunt selecteren om de veldgrens automatisch te laten u voltooien.
Geleiding en automatische besturing X30 8-15
Hoofdstuk 8 – Veldmenu
De exclusiezone wordt weergegeven in een andere tint.
8.4.1 Een exclusiezone wissen Als exclusiezones niet langer nodig zijn, kunnen ze worden verwijderd. Voer de aanwijzingen uit als u exclusiezones wilt verwijderen.
1.
Selecteer Veldmenu en selecteer Exclusiekaart verwijderen.
2.
Als u de verwijderde exclusiezones wilt herstellen, selecteert u Kies exclusiekaart.
Geleiding en automatische besturing X30 8-16
Hoofdstuk 8 – Veldmenu
3.
Kies het bestand en bevestig uw keuze. De exclusiekaart wordt weer weergegeven. Deze bewerking kan ook worden gebruikt als u exclusiekaarten en extern aangemaakte vormbestanden wilt importeren. Sluit een USB-apparaat aan waarop de bestanden staan en selecteer
.
Geleiding en automatische besturing X30 8-17
Hoofdstuk 9 – Taakmenu Met het Taakmenu kunt u specifieke taakinformatie in verband met het gekozen veld selecteren of instellen. Met behulp van dit menu wordt de taakinformatie opgeslagen en kunnen activiteiten worden geregistreerd en gerapporteerd. 9.1 Een nieuwe taak aanmaken 9.2 Een bewerkingskeerstrook instellen 9.3 Een bestaande taak selecteren 9.4 Een taak registreren 9.5 Variable Rate Control gebruiken
Geleiding en automatische besturing X30 9-1
Hoofdstuk 9 – Taakmenu
9.1 Een nieuwe taak aanmaken Volg de aanwijzingen als u een nieuwe taak wilt aanmaken.
1.
Als u een nieuwe taak wilt instellen, selecteert u Taakmenu en vervolgens Nieuwe taak maken
.
2.
Selecteer Taak naam.
3.
Voer de naam in en bevestig uw keuze.
4.
Bevestig de nieuwe taak.
Geleiding en automatische besturing X30 9-2
Hoofdstuk 9 – Taakmenu
9.2 Een bewerkingskeerstrook instellen Werktuigen werken rond de veldgrens vaak anders dan op de rest van het veld. Een keerstrook vormt een zone binnen de veldgrens die anders bewerkt wordt. De breedte hangt af van de methode waarmee de bestuurder het veld bewerkt. Een keerstrook kan pas worden aangemaakt nadat een veldgrens is geregistreerd.
Volg de aanwijzingen als u de bewerkingskeerstrook voor deze taak binnen de veldgrens wilt instellen.
1.
Selecteer Taakmenu en selecteer Keerstrook
.
Geleiding en automatische besturing X30 9-3
Hoofdstuk 9 – Taakmenu
2.
Selecteer Breedte keerstrook.
3.
Kies de breedte van de keerstrook vanaf de binnenkant van de veldgrens en bevestig uw keuze. Een baan is de werkbreedte van het werktuig.
Geleiding en automatische besturing X30 9-4
Hoofdstuk 9 – Taakmenu
4.
Als u de breedte van de keerstrook wilt vergroten, selecteert u zo nodig Keerstrookoffset.
5.
Voer de offsetmaat in en bevestig uw keuze.
6.
Selecteer Lookahead. Hiermee stelt u in hoeveel meter het systeem vóór het voertuig uit kijkt om te reageren met acties. Geleiding en automatische besturing X30 9-5
Hoofdstuk 9 – Taakmenu
7.
Voer de afstand vóór het voertuig voor acties in en bevestig uw keuze.
8.
Selecteer Acties configureren.
9.
Als u een alarm wilt instellen voor als u de keerstrook nadert, selecteert u Alarm en kiest u Geactiveerd.
Geleiding en automatische besturing X30 9-6
Hoofdstuk 9 – Taakmenu
Wanneer een bewerking is geactiveerd, is deze gemarkeerd met een . Wanneer een bewerking is gedeactiveerd, is deze gemarkeerd met een . Het wordt aanbevolen te controleren of deze bewerkingen geactiveerd of gedeactiveerd zijn voordat u aan de taak begint.
10. Als u de woorden voor een visueel bericht wilt invoeren (bijvoorbeeld ‘Keerstrook nabij’), selecteert u Bericht. Voer de tekst in en bevestig uw keuze. 11. Als u een akoestisch alarm wilt instellen, selecteert u Type audio.
12. Kies een type en bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 9-7
Hoofdstuk 9 – Taakmenu
13. Selecteer Auto Zoom. Als dit geactiveerd is, zoomt de kaartweergave in of uit naar het gedefinieerde zoomniveau als het voertuig de keerstrook nadert, en keert deze terug naar het oorspronkelijk gedefinieerde zoomniveau als het voertuig de keerstrook weer verlaat. 14. Als u mogelijk wilt maken dat de kaartweergave inzoomt wanneer u de keerstrook nadert, selecteert u Status actie, kiest u Geactiveerd en bevestigt u uw keuze. 15. Selecteer het gewenste zoomniveau. 16. Bevestig het alarm en de zoombewerkingen. Op het scherm wordt een keerstrook nu mogelijk in de kleur oranje weergegeven binnen de veldgrens.
Als u de keerstrook nadert, worden het ingestelde alarm en zoomniveau geactiveerd.
Geleiding en automatische besturing X30 9-8
Hoofdstuk 9 – Taakmenu
9.3 Een bestaande taak selecteren Taakinformatie kan worden geregistreerd, opgeslagen en overgebracht voor latere toegang. Rijd naar het veld en volg de aanwijzingen als u een bestaande taak wilt kiezen. Raadpleeg paragraaf 9.1 als u een nieuwe taak wilt aanmaken.
1.
Als u uit een lijst met bestaande taken wilt kiezen, selecteert u Taakmenu
en vervolgens Taak selecteren
Geleiding en automatische besturing X30 9-9
.
Hoofdstuk 9 – Taakmenu
2.
Blader naar de klant, de boerderij, het veld en de taak, selecteer deze en bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 9-10
Hoofdstuk 9 – Taakmenu
9.4 Een taak registreren De X30 kan details van de taak registreren en deze opslaan en exporteren.
1.
Selecteer Taakmenu en selecteer Taakinformatie registreren. Weers- en terreinomstandigheden zijn optioneel. Het wordt aanbevolen om enige gewas- en productinformatie toe te voegen.
2.
Selecteer een categorie, voer de informatie in en bevestig deze.
3.
Gebruik de schuifbalk of de verbergpijl als u gewas- en productopties wilt bekijken.
Geleiding en automatische besturing X30 9-11
Hoofdstuk 9 – Taakmenu
4.
Selecteer Naam gewas.
5.
Voer de naam in en bevestig uw keuze.
6.
Selecteer de benodigde categorieën, voer de informatie in en bevestig deze.
7.
Gebruik de schuifbalk of de verbergpijl als u productopties wilt bekijken.
Geleiding en automatische besturing X30 9-12
Hoofdstuk 9 – Taakmenu
8.
Selecteer de productnaam in de lijst of selecteer Nieuw product toevoegen.
9.
Selecteer Volume per oppervlakte naast het product en voer het volume in.
10. Selecteer Eenheden naast het product en kies de maateenheid. 9.4.1 Een taak wissen Door deze bewerking wordt alle dekkingsinformatie van het scherm verwijderd en worden de taakgegevens gewist die voor de huidige taak zijn geregistreerd. Dit heeft geen gevolgen voor de veldinformatie of de voor het veld ingestelde voerlijnen.
Geleiding en automatische besturing X30 9-13
Hoofdstuk 9 – Taakmenu
1.
Selecteer Taakgegevens wissen. Het volgende bericht wordt weergegeven.
2.
Selecteer Ja als u de gegevens wilt wissen of Nee als u de gegevens wilt behouden. Raadpleeg hoofdstuk 15 als u boerderijen, velden of eerder aangemaakte taakgegevens wilt verwijderen.
Geleiding en automatische besturing X30 9-14
Hoofdstuk 9 – Taakmenu
9.5 Variable Rate Control gebruiken VRC-opties zijn alleen beschikbaar bij de X30 Controller pakketten. Zie de handleiding van de gebruikte Controller voor meer informatie over het gebruik van VRC.
9.5.1 Bij gebruik van VRC-kaarten
1.
Als Variable Rate Control (VRC) is ingesteld voor een Controller en is geactiveerd, selecteert u VRC configureren in het Taakmenu als u de VRC-wizard wilt starten.
2.
Lees het scherm zorgvuldig en volg de aanwijzingen.
3.
Selecteer als u de VRC-kaartweergave op het geleidingsscherm wilt activeren of deactiveren.
Geleiding en automatische besturing X30 9-15
Hoofdstuk 9 – Taakmenu
9.5.2 Als u werkt met AgJunction Als AgJunction is geactiveerd in de systeemfuncties, wordt de optie AgJunction-rapport genereren Taakwerkbalk. 1.
weergegeven op de
Als u voltooide VRC-taakrapporten wilt uploaden naar de AgJunction-website, selecteert u in het Taakmenu en volgt u de aanwijzingen. Nadere inlichtingen over het gebruik van AgJunction vindt u in paragraaf 14.3.
Geleiding en automatische besturing X30 9-16
Hoofdstuk 10 – Voerlijnmenu Voerlijnen worden gebruikt om de route aan te geven die het voertuig moet volgen voor een optimale dekking. Als u één lijn instelt (een AB-lijn), zet het systeem aan de hand van de ingestelde werktuigbreedte lijnen met gelijke tussenafstanden uit over het veld. De ondersteunde voerlijntypen zijn: Voerlijnen met parallelle AB-lijnen
Voerlijnen met adaptieve curven
Voerlijnen met identieke curven
Voerlijnen met centraal draaipunt
Zie hoofdstuk 15 als u een eenmaal aangemaakte voerlijn wilt wissen. 10.1 Voerlijnen met rechte lijnen gebruiken 10.2 Voerlijnen met identieke curven gebruiken 10.3 Voerlijnen met adaptieve curven gebruiken 10.4 Voerlijnen met centraal draaipunt gebruiken 10.5 Een bestaande voerlijn selecteren
Geleiding en automatische besturing X30 10-1
Hoofdstuk 10 – Voerlijnmenu
10.1 Voerlijnen met rechte lijnen gebruiken Bij deze optie worden parallelle lijnen voor automatische besturing uitgezet, waarbij de breedte van het werktuig wordt gebruikt om de afstand tussen de voerlijnen in te stellen. Als het werk over het algemeen in rechte lijnen wordt verricht, wordt aanbevolen om de AB-lijn in te stellen nabij de keerstrooklijn. Zo kunnen de lijnen met gelijke tussenafstanden worden uitgezet over het hele werkgebied.
Geleidingsmodus wijzigen en lijn maken
1.
Breng het voertuig in positie.
2.
Selecteer het Voerlijnenmenu en selecteer zo nodig Geleidingsmodus wijzigen
3.
om parallelle lijnen te kiezen.
Als u de AB-lijn wilt instellen, selecteert u Nieuwe AB-lijn maken
.
Geleiding en automatische besturing X30 10-2
Hoofdstuk 10 – Voerlijnmenu
4.
Als u de standaardnaam wilt wijzigen, selecteert u Naam voerlijn.
5.
Voer een naam in en bevestig uw keuze. Bevestig de nieuwe voerlijn.
6.
Rijd naar het begin van de baan. Selecteer Punt ‘A’ instellen .
Geleiding en automatische besturing X30 10-3
Hoofdstuk 10 – Voerlijnmenu
7.
Als u een ‘B’-punt wilt instellen, rijdt u de vereiste baan af en selecteert u
8.
.
Een ‘B’-punt wordt weergegeven en parallelle voerlijnen voor besturing worden op het scherm weergegeven.
Meestal worden op het scherm de lijn waar u op rijdt en de twee aangrenzende lijnen weergegeven. Als u alle voerlijnen op het hele veld wilt weergeven, selecteert u aan de bovenkant van het scherm en kiest u Cijfers AB-lijn.
Geleiding en automatische besturing X30 10-4
Hoofdstuk 10 – Voerlijnmenu
10.1.1 AB-lijnen handmatig instellen AB-lijnen kunnen ook worden uitgezet met gebruik van coördinaten.
AB-lijn handmatig
1.
Selecteer AB-lijn handmatig.
2.
Stel het ‘A’-punt in op een van de volgende wijzen: a) Rijd naar de gewenste plaats en selecteer
.
b) Voer de coördinaten (breedtegraad/lengtegraad) van het ‘A’-punt in.
3.
Stel het B-punt in op een van de volgende wijzen: a) Rijd naar de gewenste plaats en selecteer
.
b) Voer de coördinaten (breedtegraad/lengtegraad) van het B-punt in. c) Voer de richting van de AB-lijn in. De software plaatst automatisch een ‘B’-punt om een AB-lijn uit te zetten in de gewenste richting ten opzichte van het ‘A’-punt. Als u een voerlijn wilt wissen, selecteert u
.
Geleiding en automatische besturing X30 10-5
Hoofdstuk 10 – Voerlijnmenu
10.2 Voerlijnen met identieke curven gebruiken Sommige velden zijn niet rechthoekig en hebben een gebogen of anderszins gevormde veldgrens. Voor een dergelijk veld zijn identieke curven mogelijk de beste voerlijnoptie. Bij identieke curven kan de bestuurder een gebogen voerlijn uitzetten, waarna het systeem met gelijke tussenafstanden voerlijnen uitzet over het hele veld, op basis van een baanbreedte. Nieuwe identieke curve creëren
Geleidingsmodus wijzigen - Identieke curven
1.
Breng het voertuig in positie.
2.
Selecteer het Voerlijnenmenu en selecteer zo nodig Geleidingsmodus wijzigen om identieke curven te kiezen.
3.
Selecteer Nieuwe lijn maken.
4.
Selecteer Naam voerlijn.
5.
Voer desgewenst een naam in en bevestig uw keuze. Bevestig de nieuwe voerlijn.
6.
Rijd naar het begin van de baan. Selecteer Punt ‘A’ instellen .
7.
Rijd langs de gebogen baan. Op de kaart verschijnt achter het voertuig een zwarte lijn die aangeeft dat de curve wordt geregistreerd. Geleiding en automatische besturing X30 10-6
Hoofdstuk 10 – Voerlijnmenu
8.
Aan het einde van de gebogen baan selecteert u einde van de curveregistratie aan te geven.
Geleiding en automatische besturing X30 10-7
om het
Hoofdstuk 10 – Voerlijnmenu
10.3 Voerlijnen met adaptieve curven gebruiken Voerlijnen met adaptieve curven worden gebruikt voor velden waar het niet praktisch of onmogelijk is om de velden te dekken met rechte lijnen. Dit is met name nuttig als het veld meerdere obstakels bevat. Bij adaptieve curven genereert het systeem een voerlijn voor de huidige baan op basis van de feitelijk gereden route tijdens de vorige baan. 1.
Breng het voertuig in positie.
Geleidingsmodus wijzigen - Adaptieve curven
2.
Selecteer het Voerlijnenmenu en selecteer zo nodig Geleidingsmodus wijzigen om adaptieve curven te kiezen.
Modus
3.
Nieuwe adaptieve curve maken
Als u wilt instellen hoe de registratie tijdens het bewerken van een veld stopt aan het einde van banen, kiest u een modus.
10.3.1 Door dekking geactiveerde modus Bij de door dekking geactiveerde modus wordt de registratie uitgeschakeld wanneer de hoofdschakelaar wordt uitgeschakeld, en gestart wanneer de hoofdschakelaar wordt ingeschakeld.
Geleiding en automatische besturing X30 10-8
Hoofdstuk 10 – Voerlijnmenu
10.3.2 Handmatige modus Bij de handmatige modus moet aan het einde van elke baan een B-punt worden geplaatst om de registratie voor die baan te beëindigen en tegelijkertijd de registratie voor de volgende baan te starten.
10.3.3 Modus U-bochtherkenning In de modus U-bochtherkenning beëindigt het systeem de registratie van de huidige baan en begint de registratie van de volgende baan wanneer een U-bocht wordt gedetecteerd. De bestuurder kan het einde van een baan zo nodig ook handmatig aangeven door een B-punt te plaatsen, net als in de handmatige modus.
10.3.4 Een nieuwe lijn maken 1.
Selecteer Nieuwe lijn maken.
2.
Selecteer Naam voerlijn.
3.
Voer een naam in en bevestig uw keuze. Bevestig de nieuwe voerlijn.
4.
Rijd naar het beginpunt van de lijn en selecteer registratie van de lijn wilt starten.
5.
Rijd de vereiste route en selecteer vervolgens . Een ‘B’punt en een overeenkomstige gebogen lijn voor de volgende baan worden op het scherm weergegeven.
Geleiding en automatische besturing X30 10-9
als u de
Hoofdstuk 10 – Voerlijnmenu
Het systeem onthoudt de route en biedt dezelfde vorm aan als de voerlijn voor de volgende baan. 6.
Stel een nieuwe voerlijn in als de route moet veranderen.
Geleiding en automatische besturing X30 10-10
Hoofdstuk 10 – Voerlijnmenu
10.4 Voerlijnen met centraal draaipunt gebruiken Sommige velden kunnen het best in een cirkelvorm worden bewerkt. Met deze instelling kan de bestuurder voerlijnen uitzetten rondom een centraal draaipunt.
Wijzig geleidingsmodus
1.
Breng het voertuig in positie.
2.
Selecteer het Voerlijnenmenu en selecteer zo nodig Geleidingsmodus wijzigen draaipunt te kiezen.
om lijnen met een centraal
3.
Selecteer Nieuwe lijn maken.
4.
Selecteer Naam voerlijn.
5.
Voer een naam in en bevestig uw keuze. Bevestig de nieuwe voerlijn.
6.
Rijd rond het middelpunt van het veld. Zodra het systeem een boogvorm detecteert, worden cirkelvormige voerlijnen uitgezet, op basis van de breedte van het werktuig. Houd rekening met de draaicirkel van het voertuig en het werktuig wanneer u de eerste boogvorm rijdt.
Geleiding en automatische besturing X30 10-11
Hoofdstuk 10 – Voerlijnmenu
Geleiding en automatische besturing X30 10-12
Hoofdstuk 10 – Voerlijnmenu
10.5 Een bestaande voerlijn selecteren Als eenmaal voerlijnen zijn uitgezet op een veld, worden deze opgeslagen en kunnen ze opnieuw worden gebruikt bij toekomstige taken op dat veld.
Kies voerlijn
1.
Selecteer Voerlijn selecteren in het Voerlijnenmenu.
2.
Selecteer klant, selecteer boerderij en selecteer veld. Bestaande sets van voerlijnen worden weergegeven.
3.
Kies de vereiste voerlijnset en bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 10-13
Hoofdstuk 11 – Automatische besturing Via het menu Besturingsopties kan de bestuurder opties instellen voor de automatische besturing. Deze functie kan alleen worden gebruikt als ze geactiveerd is. Als dat niet zo is, keert u terug naar het hoofdinstellingsscherm , selecteert u Systeem en vervolgens Functies om de automatische besturing te activeren. U kunt het X30-hoofdinstellingsscherm op elk gewenst moment openen vanaf het bedieningsscherm. Selecteer daartoe
.
Zie hoofdstuk 7 als u de besturing wilt kalibreren. 11.1 Stuurstatus weergeven 11.2 Automatische besturing afstemmen 11.3 Automatische besturing inschakelen 11.4 Automatische besturing uitschakelen
Geleiding en automatische besturing X30 11-1
Hoofdstuk 11 – Automatische besturing
11.1 Stuurstatus weergeven Met Status automatische besturing kan de bestuurder de status bekijken van de vereiste voorwaarden voor automatische besturing. De kleur rood geeft aan dat niet aan de voorwaarden is voldaan en dat de besturing daarom niet gereed is.
Status Automatische besturing
1.
Als u de status van de automatische besturing wilt bekijken, selecteert u het menu Besturingsopties en vervolgens Status automatische besturing. De kleur groen geeft aan dat het item gereed is.
De kleur rood geeft aan dat het item niet gereed is.
2.
Selecteer als u wilt terugkeren naar het hoofdscherm om de vereiste bewerkingen uit te voeren. Bijlage D bevat meer informatie over het oplossen van problemen met de besturingsstatus.
Geleiding en automatische besturing X30 11-2
Hoofdstuk 11 – Automatische besturing
11.2 Automatische besturing afstemmen Het is belangrijk de automatische besturing af te stemmen op de omstandigheden, het taaktype en het type voertuig/werktuig.
Afstemming automatische besturing
1.
Selecteer Afstemming automatische besturing in het menu Besturingsopties. Agressie bij volgen lijn bepaalt hoe nauwkeurig de besturing de voerlijn probeert te volgen. Agressie benadering bepaalt hoe snel de beweging naar de lijn toe verloopt. Als dit te hoog is, kan het voertuig scherpe bochten maken. Maximale stuurhoek begrenst de draaihoek zodat het voertuig binnen de grenzen voor veilige werking blijft.
2.
Agressie bij volgen lijn stelt u af op de benodigde precisie voor de taak.
3.
Bij de afstelling van Agressie benadering neemt u de nauwkeurigheid voor de taak en de veiligheid van de apparatuurgebruikers in overweging.
4.
Maximale stuurhoek stelt u af op een veilig niveau voor het voertuig en een eventueel getrokken werktuig.
Geleiding en automatische besturing X30 11-3
Hoofdstuk 11 – Automatische besturing
11.3 Automatische besturing inschakelen Om automatische besturing te kunnen gebruiken moet de bestuurder:
Voerlijnen hebben uitgezet
Automatische besturing hebben geactiveerd in de X30functies
De besturing gekalibreerd hebben
Hebben nagegaan of alle besturingsstatusitems groen zijn
De automatische besturing hebben afgestemd op de taak en het voertuigtype.
Het voertuig in de gewenste startpositie hebben gebracht.
Automatische besturing inschakelen
1.
Zoom in op het scherm en verschuif het zodat het voertuig op het midden van het scherm staat en goed te zien is. Als een externe activeringsschakelaar voor de automatische besturing gebruikt gaat worden, moet dat tijdens het instellen van het voertuig worden geactiveerd. Zie paragraaf 4.3.
Geleiding en automatische besturing X30 11-4
Hoofdstuk 11 – Automatische besturing
Als u een AES-25 gebruikt, schakelt u de AES-25 in en draait u het stuur een kwartslag om de automatische besturing te activeren.
2.
Controleer of Automatische besturing inschakelen in het wit wordt weergegeven. Dat betekent dat de functie gereed voor gebruik is. Automatische besturing is gereed voor gebruik. Selecteer Automatische besturing inschakelen als u wilt beginnen. Automatische besturing is ingeschakeld en actief. Selecteer Automatische besturing inschakelen om terug te keren naar handmatige besturing. Automatische besturing kan niet worden ingeschakeld. Selecteer Automatische besturing inschakelen of keer terug naar het menu Besturingsopties om onder Stuurstatus te kijken wat de mogelijke oorzaak kan zijn. Automatische besturing knippert in de modus ‘Vertraagde inschakeling’. Als Automatische besturing in de kleur rood wordt weergegeven en de enige voorwaarde die onder Stuurstatus in de kleur rood wordt weergegeven eenvoudig op te lossen is (bijvoorbeeld snelheid), kan de bestuurder Automatische besturing inschakelen tweemaal selecteren (dubbelklikken). Het knipperende gele symbool geeft dan aan dat de automatische besturing zal worden ingeschakeld als binnen 15 seconden aan de voorwaarden wordt voldaan. Als niet aan de voorwaarden wordt voldaan, wordt het symbool weer rood.
Geleiding en automatische besturing X30 11-5
Hoofdstuk 11 – Automatische besturing
3.
Corrigeer alle in de kleur rood weergegeven problemen in het paneel Stuurstatus. Als Automatische besturing inschakelen wit is, is de automatische besturing gereed om te worden ingeschakeld. In bijlage D vindt u meer informatie over besturingsstatusfouten.
4.
Rijd langzaam naar een voerlijn toe, met de neus van het voertuig in de gewenste richting.
5.
Selecteer Automatische besturing inschakelen. De knop wordt groen. Het voertuig stuurt naar de dichtstbijzijnde voerlijn toe.
6.
Als het voertuig te agressief naar de lijn toe stuurt, zet u het stil, schakelt u de automatische besturing uit en stelt u de parameters van Afstemming automatische besturing opnieuw in vanuit het menu Besturingsopties. Geleiding en automatische besturing X30 11-6
Hoofdstuk 11 – Automatische besturing
11.4 Automatische besturing uitschakelen De automatische besturing wordt automatisch uitgeschakeld wanneer niet langer aan de vereiste voorwaarden (getoond in het paneel Stuurstatus) wordt voldaan. De automatische besturing handmatig uitschakelen:
Draai het stuurwiel een aantal graden OF
Selecteer de knop Automatische besturing op de console om deze uit te schakelen EN/OF
Als u een externe besturingsschakelaar gebruikt, schakelt u de besturing uit met behulp van de schakelaar. Waarschuwing: voordat u uit het voertuig stapt, de automatische besturing uitschakelen, de besturingsschakelaar uitschakelen en de sleutel uit het contact nemen. Er wordt een visueel en een akoestisch alarm wergegeven elke keer als de automatische besturing wordt ingeschakeld of uitgeschakeld. Het volume kan worden ingesteld. Zie paragraaf 3.3.
Geleiding en automatische besturing X30 11-7
Hoofdstuk 12 – Schuifmenu Met het Schuifmenu kunnen kleine bijsturingen worden verricht van de ingestelde voerlijnen. Dit is nuttig als de voerlijnen iets moeten worden verschoven vanwege veranderde omstandigheden of als u het volgende seizoen terugkeert naar een veld. Voerlijnen kunnen op verschillende manieren worden verschoven. Schuiven werkt bij AB-lijnen en bij voerlijnen met centraal draaipunt. 12.1 Schuiven gebruiken 12.2 Schuiven vanwege kleine afwijkingen
Geleiding en automatische besturing X30 12-1
Hoofdstuk 12 – Schuifmenu
12.1 Opties voor schuiven gebruiken
Schuifmenu
1.
Selecteer het Schuifmenu en selecteer Opties Schuiven.
2.
Als u wilt instellen hoe ver een lijn wordt verplaatst bij schuiven, selecteert u Offset schuiven.
Geleiding en automatische besturing X30 12-2
Hoofdstuk 12 – Schuifmenu
3.
Voer de offset in en bevestig uw keuze.
4.
Gebruik Naar links schuiven of Naar rechts schuiven op het scherm Opties Schuiven of in het Schuifmenu als u de lijnen wilt verschuiven.
5.
Geheel bewegen berekent de totale verschuivingsafstand. Als u een totale schuif-offset wilt instellen of deze terugzetten op 0, selecteert u Geheel bewegen.
5a. Voer een totale hoeveelheid in of wis de hoeveelheid en bevestig uw keuze. 6.
Bevestig de verschuivingsinstellingen.
Geleiding en automatische besturing X30 12-3
Hoofdstuk 12 – Schuifmenu
12.2 Schuiven vanwege kleine afwijkingen
Naar links schuiven Naar rechts schuiven
1.
Voor kleine bijsturingen op het scherm gebruikt u Naar links schuiven of Naar rechts schuiven in het Schuifmenu.
Schuiven naar positie voertuig
2.
Als u de voerlijnen wilt uitlijnen met de huidige positie van het voertuig, gebruikt u Schuiven naar positie voertuig.
GPS driftcompensatie
3.
Soms is bij latere terugkeer naar een veld enige correctie voor GPS-drift nodig. Breng het voertuig in positie en selecteer vervolgens GPS-driftcompensatie om kleine GPSafwijkingen te corrigeren. Er kan zich in de loop van de tijd drift voordoen. Als de bestuurder terugkeert naar een veld kan de positie van de voerlijnen iets gewijzigd zijn. Dit kan gebeuren als gevolg van veranderingen in het vrije zicht op de hemel, de locatie van satellieten of fouten van een satelliet.
4.
Breng het voertuig in positie en selecteer vervolgens GPSdriftcompensatie om kleine GPS-afwijkingen te corrigeren.
Geleiding en automatische besturing X30 12-4
Hoofdstuk 12 – Schuifmenu
Selecteer Ja als u de lijn wilt verschuiven of Nee als u wilt annuleren.
Verschoven voerlijn opslaan
5.
Als de lijn verplaatst is, selecteert u Verschoven voerlijn opslaan als u de nieuwe posities van de voerlijn wilt opslaan.
Geleiding en automatische besturing X30 12-5
Hoofdstuk 13 – Bewaking tijdens taken De X30-console biedt een aantal panelen waarmee de voortgang van een taak bewaakt kan worden. 13.1 Geleiding weergeven 13.2 GPS-gegevens weergeven 13.3 Diagnosegegevens weergeven 13.4 Taakinformatie weergeven 13.5 Bewaking op het dashboard
Geleiding en automatische besturing X30 13-1
Hoofdstuk 13 – Bewaking tijdens taken
13.1 Geleiding weergeven Als het bedieningsscherm voor het eerst wordt geopend, wordt standaard geleiding op volledig scherm weergegeven. Behalve op volledig scherm kan het ook in een miniweergave worden getoond.
1.
Vanuit deze miniweergave kiest u kaartlagen en dekking, kaartweergave inzoomen of uitzoomen. Weer te geven dekkingstype selecteren.
Kaartperspectief selecteren.
Lagen selecteren voor weergave op het scherm.
In- of uitzoomen.
2.
Als u geleiding op volledig scherm wilt weergeven, gebruikt u Maximaliseren (rechtsboven) of selecteert u de miniweergave en schuift u met een vinger over het scherm. Modi op volledig scherm kunnen niet weer worden ‘gekrompen’ tot een miniweergave. Vergroot altijd een andere miniweergave als u de weergave van geleiding op
volledig scherm wilt vervangen. Geleiding en automatische besturing X30 13-2
Hoofdstuk 13 – Bewaking tijdens taken
13.2 GPS-gegevens weergeven Voer de aanwijzingen uit als u GPS-informatie wilt weergeven en bewaken.
1.
Selecteer GPS op de navigatiebalk. Er wordt positieinformatie weergegeven. Breedtegraad en Lengtegraad geven de positie van het voertuig aan. Oostelijk en Noordelijk tonen de UTM-positie (Universal Transverse Mercator) en zone van het voertuig. Deze worden gemeten in meters. De rasternummers op de as oost-west (horizontaal) worden Oostelijk genoemd, en de rasternummers op de as noordzuid (verticaal) worden Noordelijk genoemd.
Geleiding en automatische besturing X30 13-3
Hoofdstuk 13 – Bewaking tijdens taken
2.
Selecteer het tabblad Voertuigoriëntatie. Hierop worden de hoogte weergegeven, de richting (graden), de werkelijke snelheid van het voertuig (km/u) en het rollen/stampen (graden). Rollen is het naar links/rechts overhellen van het voertuig. Stampen is het naar voren/achteren overhellen van het voertuig.
3.
Selecteer GPS-nauwkeurigheid. Hierop wordt het aantal beschikbare satellieten weergegeven, de correctieleeftijd (seconden), de HDOP (lagere waarde betekent grotere nauwkeurigheid) en de HRMS (lagere waarde betekent grotere nauwkeurigheid). Geleiding en automatische besturing X30 13-4
Hoofdstuk 13 – Bewaking tijdens taken
De HDOP (Horizontal Dilution of Precision) geeft het effect op de nauwkeurigheid aan van een aantal satellietbronnen en de geometrie daarvan. Houd de antennes vrij van obstructies om correcte GPSmeetwaarden te verkrijgen. De HRMS (Horizontal Root Means Squared) biedt een berekening van de gemiddelde horizontale positie op basis van de brongegevens uit de satellieten. Goede nauwkeurigheid
HDOP < 1,0
Gemiddelde nauwkeurigheid
HDOP tussen 1,0 en 4,0 HDOP > 4
Matige nauwkeurigheid
GPS ongeldig 0
Geen signaal
Zie bijlage B voor nadere inlichtingen over correctiebronnen.
Geleiding en automatische besturing X30 13-5
Hoofdstuk 13 – Bewaking tijdens taken
13.3 Diagnosegegevens weergeven Voer de aanwijzingen uit als u diagnose-informatie wilt weergeven.
1.
Selecteer het tabblad Diagnose. Geheugengebruik wordt weergegeven.
2.
Selecteer Foutcodes. Foutberichten worden weergegeven. Als zich problemen voordoen, noteer dan deze berichten voor het personeel van de klantenondersteuning. Zie bijlage D voor nadere inlichtingen over foutberichten.
Geleiding en automatische besturing X30 13-6
Hoofdstuk 13 – Bewaking tijdens taken
3.
Logdata registreren wordt gebruikt door medewerkers van de klantenondersteuning. Als ondersteuningsmedewerkers van Topcon echter een configuratiebestand voor de registratie van logdata sturen, kan dit vanaf een USB-apparaat worden geladen en uitgevoerd met behulp van dit scherm.
Geleiding en automatische besturing X30 13-7
Hoofdstuk 13 – Bewaking tijdens taken
13.4 Taakinformatie weergeven Taakinformatie
1.
Als u de voortgang van een taak wilt weergeven, selecteert u en vervolgens het tabblad Taakdata . Taakinformatie Hierop wordt algemene informatie over de voortgang van de taak weergegeven.
2.
Als u andere informatie wilt weergeven of aantekeningen wilt maken, selecteert u de volgende tabbladen. Taakduur
Taakinstellingen
Geleidingsinstellingen
Aantekeningen taak - als u dit ergens op het aantekeningenscherm selecteert, wordt een toetsenbord weergegeven.AGA4084-UN-02-Mar-12-21-53a.jpg
Geleiding en automatische besturing X30 13-8
Hoofdstuk 13 – Bewaking tijdens taken
13.5 Bewaking op het dashboard De weergave op het dashboard kan worden aangepast. Hieronder ziet u de standaardweergave.
13.5.1 Het dashboard aanpassen 1.
Selecteer een willekeurige plek op het dashboard als u een lijst met dashboardpanelen wilt weergeven. Kies welke panelen u wilt weergeven. De gekozen opties verschijnen tegen een witte achtergrond.
2.
Selecteert op het dashboard het specifieke paneel dat u wilt aanpassen. Er worden opties weergegeven, afhankelijk van het gekozen paneel.
3.
Kies opties voor weergave. Bevestig uw keuze.
4.
Bevestig de nieuwe dashboardweergave. De gekozen opties worden weergegeven op het dashboard.
Geleiding en automatische besturing X30 13-9
Hoofdstuk 13 – Bewaking tijdens taken
13.5.2 GPS- en correctiebron
GPS- en correctie-informatie
Op de linkerkant van het paneel wordt het volgende weergegeven:
Gereedheid systeem (satellietpictogram) en het aantal beschikbare satellietsignalen
Kwaliteit van correctie en nauwkeurigheid van positiebepaling
Gebruikte correctiebron (DGPS, PPS, RTK, Float RTK, SBAS, OmniSTAR VBS, OmniSTAR XP, OmniSTAR HP, OmniSTAR G2, Ongeldig, Onbekend, Geschat, GPS, Handmatige invoer).
Een nauwkeurigheid tot op 2 cm is een zeer hoge nauwkeurigheid. Als correctiebron is ingesteld op Autonoom, wordt op het dashboard ‘GPS’ weergegeven.
Satellietpictogram Een groen satellietpictogram geeft aan dat convergentie tussen GPS en de correctiebron is bereikt en is gebaseerd op HDOP. Andere kleuren geven aan dat informatie niet beschikbaar is: Grijs Geen correctiebron Geen signaal Rood Matige nauwkeurigheid
Geleiding en automatische besturing X30 13-10
Hoofdstuk 13 – Bewaking tijdens taken
Geel Gemiddelde nauwkeurigheid
Groen Goede nauwkeurigheid
Als tijdens het instellen van GPS AUTOMATISCH is gekozen, kunnen de kleuren tijdens het werken veranderen wanneer andere correctiebronnen gedetecteerd worden. Als tijdens het instellen van GPS een specifieke bron is gekozen, probeert het systeem het gekozen systeem te detecteren. Zie bijlage B voor meer informatie over correctiebronnen en paragraaf 13.2 voor meer informatie over HDOP.
Correctiepictogram Groen Correctiebron heeft convergentie bereikt voor automatische besturing. (Positienauwkeurigheid op paneel Stuurstatus is groen.) Geel Correctiebron ontvangen, maar niet nauwkeurig genoeg om automatische besturing in te schakelen. Controleer differentiële correctie en positienauwkeurigheid op Stuurstatus. Rood Ontvangen correctiebron is anders dan ingesteld voor GPS. Grijs Geen correctiebron ontvangen.
Geleiding en automatische besturing X30 13-11
Hoofdstuk 13 – Bewaking tijdens taken
13.5.3 Voertuiginformatie
Snelheid, koers en koerslijnafwijking voertuig
Koerslijnafwijking toont de afstand tussen het voertuig en de dichtstbijzijnde weglijn.
13.5.4 Informatie taakvoortgang
Taakvoortgang
Op het taakvoortgangspaneel wordt het volgende aangegeven:
Op welke baan of weglijn het voertuig rijdt
Het tot nu toe gedekte oppervlak.
Geleiding en automatische besturing X30 13-12
Hoofdstuk 14 – Geactiveerde aanvullende functies Tijdens het instellen zijn een aantal optionele functies geactiveerd, afhankelijk van de werkvereisten en de beschikbare uitrusting (zie 3.1 Functies activeren). De in dit hoofdstuk besproken geactiveerde functies worden weergegeven op de navigatiebalk. 14.1 Automatische indelingsregeling gebruiken 14.2 Virtuele terminal gebruiken 14.3 AgJunction gebruiken
Geleiding en automatische besturing X30 14-1
Hoofdstuk 14 – Geactiveerde aanvullende functies
14.1 Automatische indelingsregeling gebruiken Automatische indelingsregeling is beschikbaar wanneer een werktuig en ECU zijn ingesteld en wanneer automatische indelingsregeling is geactiveerd. Deze functie kan worden geconfigureerd via de bijbehorende miniweergave. Zie de handleiding van de gebruikte X30-werktuigcontroller voor meer informatie.
Automatisch indelen
Geleiding en automatische besturing X30 14-2
Hoofdstuk 14 – Geactiveerde aanvullende functies
14.2 Virtuele terminal (ISOBUS) gebruiken Deze optie maakt interactie van de bestuurder met een ISOBUS ECU mogelijk.
Virtuele terminal
1.
Als u de miniweergave van de virtuele terminal wilt openen, selecteert u Virtuele terminal.
2.
Als u de virtuele terminal op volledig scherm wilt weergeven, maximaliseert u de miniweergave. Welke schermen worden weergegeven hangt af van de ISOBUS-apparatuur. Hieronder wordt het instellen van de virtuele terminal getoond. Zie de handleiding van de gebruikte ISOBUS-apparatuur.
3.
Als u een scherm wilt afsluiten, selecteert u ESC.
Geleiding en automatische besturing X30 14-3
Hoofdstuk 14 – Geactiveerde aanvullende functies
Configuratiepictogrammen worden links weergegeven
Geavanceerde en externe functies
4.
Als u het scherm Instelling terminal wilt openen, selecteert u Configureren .
5.
Als u ISOBUS-objectverzamelingen wilt weergeven, selecteert u Geavanceerde functies .
6.
Als u externe aansluitingen wilt instellen en informatie erover wilt weergeven, selecteert u Externe toewijzing . Geleiding en automatische besturing X30 14-4
Hoofdstuk 14 – Geactiveerde aanvullende functies
14.3 AgJunction gebruiken Deze functie wordt aangeboden voor eigenaars die met AgJunction-diensten werken en receptkaarten met Variable Rate Controle willen aanmaken. Als u deze functie wilt gebruiken, moet de console verbinding hebben met internet. Hiermee kan de console bestanden downloaden (en uploaden) door middel van directe communicatie met de AgJunction-website. Variable Rate Control wordt nader toegelicht in de gebruikershandleidingen voor X30 Controller-pakketten.
De functie AgJunction moet worden geactiveerd. Als de functie niet is geactiveerd, selecteert u hoofdinstellingsscherm. 1.
om terug te keren naar het
In het hoofdinstellingsmenu selecteert u Systeem, Functies en AgJunction.
Terug naar bedieningsscherm met Escape
2.
Kies Geactiveerd en bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 14-5
Hoofdstuk 14 – Geactiveerde aanvullende functies
3.
Selecteer Escape om terug te keren naar het bedieningsscherm. Het AgJunction-pictogram wordt nu weergegeven op de navigatiebalk.
AgJunction-pictogram
4.
Selecteer het AgJunction-pictogram. Een miniweergave wordt geopend.
Geleiding en automatische besturing X30 14-6
Hoofdstuk 14 – Geactiveerde aanvullende functies
5.
De console heeft een unieke Link ID. Selecteer Login, voer uw AgJunction-gebruikersnaam en -wachtwoord in en bevestig uw keuze. Aan-/afmelding kan handmatig geschieden.
6.
Als u een andere locatie uit de lijst wilt kiezen, selecteert u Locatielijst, kiest u de locatie en bevestigt u. Als deze functie is geactiveerd, meldt het systeem zich automatisch aan telkens als de console wordt opgestart. Dit systeem kijkt automatisch of er nieuwe downloads zijn. Wanneer een nieuwe download beschikbaar is, wordt een bericht weergegeven op het scherm. Selecteer als u de download wilt accepteren. Gedownloade kaarten verschijnen als opties tijdens de configuratie van VRC.
Geleiding en automatische besturing X30 14-7
Hoofdstuk 14 – Geactiveerde aanvullende functies
7.
Selecteer AgJunctionDownloads tijdens stap 2 van de VRCconfiguratie als u een gedownloade receptkaart wilt kiezen voor de taak.
Geleiding en automatische besturing X30 14-8
Hoofdstuk 15 – Inventarisbeheer Met Inventarisbeheer kan de bestuurder de details van informatiebestanden over het systeem bekijken en wijzigingen aanbrengen in die informatie. Bestanden kunnen worden verwijderd, overgebracht naar een USB-apparaat of geïmporteerd uit een USB-apparaat. 15.1 De beheerwerkbalk gebruiken 15.2 Categorieën en bestandsbeheer gebruiken 15.3 Uitleg over standaardbestandsnamen
Geleiding en automatische besturing X30 15-1
Hoofdstuk 15 – Inventarisbeheer
15.1 De beheerwerkbalk gebruiken
Inventarisbeheer openen
Beheerwerkbalk
1.
Open Inventarisbeheer.
2.
Met de Beheerwerkbalk kunt u bestanden openen via USB, back-ups maken, bestanden herstellen en bestanden exporteren.
Bestanden openen via USB
Diagnosegegevens exporteren
Back-up/herstellen via USB Compatibiliteitsmodus System 150
Hiermee opent u bestanden vanaf een USB-apparaat. Als u via USB naar bestanden bladert, is de weergave blauw in plaats van grijs. Hiermee wordt een back-up van alle systeemgegevens op het USB-apparaat gemaakt. Alles herstellen. Hiermee worden alle gegevens op het systeem overschreven en worden de gegevens via USB hersteld vanaf de back-up. Gewoonlijk wordt dit alleen
Geleiding en automatische besturing X30 15-2
Hoofdstuk 15 – Inventarisbeheer
door servicemedewerkers gebruikt. Hiermee worden diagnosegegevens geëxporteerd. Gebruik dit wanneer een dealer erom vraagt, zodat de gegevens geëvalueerd kunnen worden. Gebruik dit voor compatibiliteit met System 150bestanden.
Geleiding en automatische besturing X30 15-3
Hoofdstuk 15 – Inventarisbeheer
15.2 Categorieën en bestandsbeheer gebruiken
Individueel bestandsbeheer
1.
Selecteer Categorie als u een type opgeslagen bestand wilt kiezen.
2.
Kies het bestandstype en bevestig uw keuze. Geleiding en automatische besturing X30 15-4
Hoofdstuk 15 – Inventarisbeheer
3.
Selecteer een bestand. Alles selecteren
Naam van het gemarkeerde bestand wijzigen
Gemarkeerde bestanden verwijderen
Gemarkeerd bestand exporteren via USB
Bij het bladeren naar bestanden op een USBapparaat, verandert het pictogram ‘Gemarkeerd bestand exporteren via USB’ in het pictogram ‘Gemarkeerd bestand importeren via USB’.
4.
Selecteer de gewenste bewerking. Volg de aanwijzingen op en bevestig uw keuze.
Geleiding en automatische besturing X30 15-5
Hoofdstuk 15 – Inventarisbeheer
15.3 Uitleg over standaardbestandsnamen Wanneer nieuwe voertuigen, werktuigen, voerlijnen of taken worden aangemaakt, geeft het systeem een standaardnaam weer die door de bestuurder kan worden gewijzigd. Elke standaardnaam bestaat uit drie onderdelen:
een letter die het type item aanduidt (lijn, curve, taak, enzovoort)
de datum (MMDDJJ) waarop het item is aangemaakt
de tijd waarop het item is aangemaakt.
Voorbeelden: C_020112_1351
is een Curve aangemaakt op 1 februari 2012 om 13.51 uur.
J_011412_11,21
is een taak (Job) aangemaakt op 14 januari 2012 om 11.21 uur.
Het wordt aanbevolen gestructureerd te werk te gaan als u de namen van items wijzigt. Hierdoor zijn items in latere seizoenen gemakkelijker herkenbaar.
Geleiding en automatische besturing X30 15-6
Hoofdstuk 16 – Taakgegevensmenu Taakgegevens moet worden geactiveerd elke keer als ze voor een taak worden gebruikt. Deze functie deactiveert het Veldmenu en het Taakmenu, omdat het taakgegevensbestand wordt gegeneerd op een computer en geïmporteerd in of geëxporteerd uit de console.
Taakgegevens werkt alleen met een ISOBUS ECU en niet met een ASC-10. Taakgegevens en Variable Rate Control moeten worden geactiveerd onder Systeemfuncties. Het taakgegevensbestand stelt de communicatie met de ISOBUS ECU in en bevat alle benodigde gegevens om de taak uit te voeren. 16.1 Taakgegevensbestanden gebruiken 16.2 Taakgegevensbestanden exporteren
Geleiding en automatische besturing X30 16-1
Hoofdstuk 16 – Taakgegevensmenu
16.1 Taakgegevensbestanden gebruiken Taakgegevenswerkbalk
1.
Sluit het USB-apparaat met het taakgegevensbestand aan op de USB-poort op de linkerkant van de console.
2.
Selecteer Importeren via USB
.
Geleiding en automatische besturing X30 16-2
Hoofdstuk 16 – Taakgegevensmenu
3.
Blader, kies het bestand en bevestig uw keuze. Rijd naar de startpositie.
4.
Selecteer Taak selecteren . Bestanden kunnen desgewenst worden gefilterd op klant, boerderij of veld.
5.
Selecteer Taak.
Geleiding en automatische besturing X30 16-3
Hoofdstuk 16 – Taakgegevensmenu
6.
Kies het taakbestand en bevestig uw keuze.
7.
Selecteer Volgende.
8.
Kies een kanaal als er meer dan één is.
Geleiding en automatische besturing X30 16-4
Hoofdstuk 16 – Taakgegevensmenu
9.
Selecteer het productveld naast het kanaal en kies het product.
10. Controleer of de hoofdschakelaar wit is en selecteer hem als u de taak wilt starten.
Geleiding en automatische besturing X30 16-5
Hoofdstuk 16 – Taakgegevensmenu
16.2 Taakgegevensbestanden exporteren
1.
Na voltooiing van de taak controleert u of het USB-apparaat nog is aangesloten en selecteert u Exporteren via USB u de taakgegevens wilt bijwerken met de geregistreerde taakinformatie.
2.
Selecteer een map en bevestig uw keuze. Geleiding en automatische besturing X30 16-6
als
Bijlage A – Verklarende woordenlijst Baud rate
Dit is de snelheid van de gegevensoverdracht, gemeten in bits per seconde.
EGNOS
(European Geostationary Navigation Overlay Service) Dit is een Europese SBAS ontwikkeld als aanvulling op de systemen GPS, GLONASS en Galileo door te rapporteren over de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de signalen.
Oostelijk/No Oostelijk en Noordelijk tonen de UTM-positie (Universal ordelijk Transverse Mercator) en zone van het voertuig. Deze worden gemeten in meters. De rasternummers op de as oost-west (horizontaal) worden Oostelijk genoemd, en de rasternummers op de as noordzuid (verticaal) worden Noordelijk genoemd. EMC
Elektromagnetische compatibiliteit is de leer van de effecten van elektromagnetische storingen. Met behulp van EMC wordt geprobeerd ervoor te zorgen dat apparaten en systemen elkaar niet storen of een correcte werking belemmeren door emissies.
Fallback
Satellieten en correctiebronnen vereisen een specifieke positienauwkeurigheid bij het berekenen van de positie van het voertuig. Als het systeem onvoldoende gegevens ontvangt om de positie van het voertuig met de vereiste nauwkeurigheid te berekenen, wordt automatische besturing niet geactiveerd. Met de fallback-functie kan het systeem het nauwkeurigheidsvereiste voor de positie negeren, zodat de automatische besturing toch kan worden ingeschakeld. Dit is nuttig in situaties waarin een zeer nauwkeurige positiebepaling niet vereist is.
GDOP
(Geometric Dilution of Precision) GDOP is een maateenheid voor het kwantificeren van de nauwkeurigheid van GNSS-satellietgeometrie.
GLONASS
Global Navigation Satellite System (Russische GNSS)
GNSS
Global Navigation Satellite System
GPS
Global Positioning System (Amerikaanse GNSS)
HDOP
(Horizontal Dilution of Precision) HDOP is een maateenheid voor het kwantificeren van de
Geleiding en automatische besturing X30 A -1
nauwkeurigheid van de horizontale positie-informatie (breedtegraad/lengtegraad) ontvangen van de GNSSsatellieten. Montageafw ijking
Montageafwijking heeft betrekking op de vraag of de ontvanger precies waterpas staat na installatie.
MSAS
(Multi-functional Satellite Augmentation System) Dit is een Japans SBAS dat een aanvulling vormt op GPS door rapportage en verbetering van de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de GPS-signalen.
NMEA
(National Marine Electronics Association) Dit is een standaardprotocol dat door elektronische apparaten wordt gebruikt voor het ontvangen en verzenden van gegevens.
SBAS
(Satellite-Based Augmentation System) Dit is een systeem dat ondersteuning biedt voor augmentatie in een uitgebreid gebied of regionale augmentatie door middel van aanvullende, door satellieten verzonden boodschappen. SBAS-correctiebronnen bestaan gewoonlijk uit meerdere grondstations die metingen verrichten op een of meer GNSS-satellieten, en op de satellietsignalen en omgevingsfactoren die van invloed kunnen zijn op het signaal.
WAAS
(Wide Area Augmentation System) Dit Amerikaanse SBAS is door de Federal Aviation Administration van de VS ontwikkeld en dient als hulpmiddel bij luchtnavigatie door de nauwkeurigheid en beschikbaarheid van de GPSsignalen te verbeteren.
WAS
Wheel Angle Sensor; wielhoeksensor
Geleiding en automatische besturing X30 A -2
Bijlage B – GPS-, satelliet- en correctieinformatie Gegevensinstellingen voor ‘Overige’ GPSontvangers
GGA 0,2 seconde (5 Hz)
VTG 0,2 s (5 Hz)
ZDA 15 seconden
RS-232-communicatie Baud-rate 19200 (voorkeur) 8 databits, geen pariteit, 1 stopbit (19200, 8N1)
Correctiesystemen Correctiesysteem
Beschrijving
Autonoom
De ontvanger elke vrije beschikbare satelliet laten vinden. Gebruikt geen correctie.
Automatisch
De ontvanger de beste beschikbare correctiebron laten selecteren.
Willekeurig
Elke SBAS-satelliet laten gebruiken.
WAAS
Wide Area Augmentation System gebruiken.
EGNOS
European Geostationary Navigation Overlay Service gebruiken.
MSAS
Multi-functional Satellite Augmentation System gebruiken.
OmniSTAR VBS
OmniSTAR VBS-correctie (Virtual Base Station) gebruiken - nauwkeurigheid tot op minder dan een meter.
OmniSTAR XP
OmniSTAR XP-correctie gebruiken - grote nauwkeurigheid.
OmniSTAR HP
OmniSTAR HP-correctie gebruiken - zeer grote nauwkeurigheid.
OmniSTAR Fall Back
Als tijdens het gebruik van de OmniSTAR HP-
Geleiding en automatische besturing X30 B-1
service om welke reden dan ook de correctie uitvalt, valt de AGI-3 terug op het gebruik van een VBS-correctiebron en wordt voortzetting van het gebruik van automatische besturing toegestaan tot de HP-correctie weer hersteld wordt. RTK
Real Time Kinematic-navigatie gebruiken.
RTK (externe modem)
Op GPS-ontvanger aangesloten externe modem gebruiken voor RTK-correcties.
RTK (GPRS)
GPRS-netwerk gebruiken ten behoeve van RTK-correctie.
RTK Fall Back
Als tijdens het gebruik van RTK als correctiebron de positiebepaling met behulp van dit signaal om welke reden dan ook onderbroken wordt, blijft het systeem werken met een float-oplossing tot weer een positiebepaling wordt verkregen.
Geleiding en automatische besturing X30 B-2
Bijlage C – Lijst met alarmen Dit is een lijst van alle alarmen op de console en de omschrijvingen daarvan. Als u alarmen wilt activeren, raadpleeg dan paragraaf 3.3 en ook de handleiding van de gebruikte X30 Controller . Alarm
Beschrijving
Ontkoppelen besturing
Dit wordt geactiveerd als de besturing is uitgeschakeld. Dit kan het gevolg zijn van verbroken satellietverbindingen, een afwijking van de voerlijn of handmatig draaien van het stuur
Einde van de reeks
Dit wordt geactiveerd als het einde van de baan, de eerste afstand of de tweede afstand gepasseerd wordt.
Storing flowsensor
Dit wordt geactiveerd als de hoofdschakelaar is ingeschakeld, er beweging over de grond plaatsvindt, ten minste één sectie is ingeschakeld en er geen flowsensorpulsen worden ontvangen.
Geen comm. sproeier
Dit wordt geactiveerd als de sproeierfunctie geactiveerd is, maar de console is niet in staat om met de ECU van de sproeier te communiceren.
Geen snelheid t.o.v. de grond
Dit wordt geactiveerd als de automatische besturing ingeschakeld is en er is geen beweging ten opzichte van de grond aanwezig.
Druk te hoog
Het hogedrukalarm geeft aan dat de druksignaalingang hoger is dan de alarmpuntinstelling. Als dit correct is ingesteld, duidt dit gewoonlijk op een verstopping, uitgeschakelde gieken als ze ingeschakeld zouden moeten zijn, of een te hoge snelheid van de sproeier.
Geleiding en automatische besturing X30 C-1
Druk te laag
De meest voorkomende oorzaak is een lege tank. Als minimale flows zijn ingesteld voor spuitdoppen, flowmeter en druk, wordt dit alarm alleen weergegeven bij defecten in de pomp of het leidingwerk, of bij een lege tank.
Onjuiste snelheid
De sproeier staat in de automatische modus en de streefsnelheid wordt niet bereikt.
Reservoir leeg
Dit geeft aan dat het berekende volume op nul is gekomen. Als er nog sproeimiddel in de tank zit, blijft het systeem werken en wordt het tankvolume aangeduid als een negatief getal.
Reservoir bijna leeg
Dit is een waarschuwing dat de tank bijna leeg is.
VT hoge prioriteit
Waarschuwing met hoge prioriteit van de virtuele terminal. Er is een urgente kwestie die onmiddellijk door de gebruiker moet worden opgelost op de VT.
VT gemiddelde prioriteit
Waarschuwing met gemiddelde prioriteit van de virtuele terminal. Er is een belangrijke kwestie die zodra het kan door de gebruiker moet worden opgelost op de VT.
VT lage prioriteit
Waarschuwing met lage prioriteit van de virtuele terminal. Er is een kwestie die zodra het kan door de gebruiker moet worden opgelost op de VT.
Geleiding en automatische besturing X30 C-2
Bijlage D – Probleemoplossingsgids Systeem start niet Hier wordt een aantal veel voorkomende problemen en de bijbehorende oplossing besproken. Als problemen aanhouden, neemt u contact op met de dealer. Het Topcon-laadscherm verschijnt niet bij het opstarten.
Controleer of de kabel van de ontvanger is aangesloten en of de ontvanger is ingeschakeld. Controleer of de console voeding krijgt en of de groene aan/uit-knop enkele seconden lang wordt ingedrukt.
Het scherm stopt met laden bij het opstarten van het systeem.
Dit geeft aan dat de firmware niet overeenkomt met het systeem en bijgewerkt moet worden. Neem contact op met de dealer.
Automatische besturing wordt niet ingeschakeld Foutweergave
Oplossingen
Automatische besturing inschakelen wordt in de kleur rood weergegeven. Automatische besturing wordt niet ingeschakeld. Selecteer Automatische besturing inschakelen; het paneel Stuurstatus wordt geopend. De kleur rood op het paneel geeft aan dat een item niet correct werkt. Opmerkingen over de fouten worden weergegeven onder aan het statuspaneel. Noteer deze of maak er een schermafbeelding van voor de dealer als het probleem aanhoudt. Ontvangerhardware wordt weergegeven met de kleur rood
Is de ontvanger goed aangesloten, stevig bevestigd en ingeschakeld?
Geleiding en automatische besturing X30 D-1
Raadpleeg
Foutweergave
Oplossingen
Regeleenheid besturing wordt weergegeven met de kleur rood
Controleer of de regeleenheid aangesloten is en is ingeschakeld.
Raadpleeg
4.3
Controleer of bij het instellen de juiste besturingsregeleenheid is geselecteerd. Als u een AGS-25 gebruikt, draait u het stuur een kwartslag om de besturing te activeren.
Voertuiggeometrie wordt weergegeven met de kleur rood
Ga terug naar Voertuiggeometrie instellen en stel de afmetingen correct in.
4.2
Voertuigprofiel wordt weergegeven met de kleur rood
Kijk na welk voertuig is geselecteerd en kijk de geometrie na.
4.1-4.2
Besturing gekalibreerd wordt weergegeven met de kleur rood
Controleer of de kalibraties voor dit voertuig zijn uitgevoerd. Rijd naar een open terrein uit de buurt van hoogspanningsleidingen en obstakels, start opnieuw op en voer de kalibraties opnieuw uit.
7.1-7.3
Stuurwiel
Laat het stuur los en probeer het opnieuw.
Positienauwkeurigheid wordt weergegeven met de kleur rood
Wacht tot convergentie is bereikt. Welke kleur heeft het satellietpictogram op het dashboard? Hoeveel satellieten worden weergegeven naast het pictogram? Er moeten minimaal 4 satellieten beschikbaar zijn. Is de correctiebron juist? Zo nee, selecteer dan de correctiebron opnieuw. Bevindt u zich op een open terrein uit de buurt van hoogspanningsleidingen? Rijd naar een open terrein en wacht tot
Geleiding en automatische besturing X30 D-2
3.2
Foutweergave
Oplossingen
Raadpleeg
convergentie is bereikt. Als u gebruikmaakt van een abonnement, controleer dan of dit nog geldig is. Controleer of de juiste frequentie is ingesteld. Differentiële correctie wordt weergegeven met de kleur rood
Controleer of de instelling in de console overeenkomt met de correctiebronvereisten.
3.2
Controleer de instellingen in de miniweergave van GPSnauwkeurigheid. Weglijn beschikbaar wordt weergegeven met de kleur rood
Rijd dichter naar de weglijn toe.
Snelheid wordt weergegeven met de kleur rood
Stel de snelheid af tussen 1 en 25 km/u (0,7-15 mph). Welke snelheid vereist is, kan afhangen van het voertuig.
Koerslijnafwijking wordt weergegeven met de kleur rood
Rijd dichter naar de weglijn toe voordat u de automatische besturing inschakelt.
Richtingsafwijking wordt weergegeven met de kleur rood
Controleer of de hoek tussen de koers van het voertuig en de weglijn kleiner is dan 85 graden.
Controleer of een voerlijn is aangemaakt en geselecteerd.
Controleer of het kompas is gekalibreerd voor het voertuig. Voer de kalibratie zo nodig opnieuw uit. Handeling niet toegestaan
Bepaalde bewerkingen kunnen niet worden uitgevoerd wanneer de besturing is ingeschakeld, bijvoorbeeld het selecteren van een veld. Die bewerkingen zijn daarom verboden.
Geleiding en automatische besturing X30 D-3
10.110.4
7.1
Foutweergave
Oplossingen
Weglijn gesynchroniseerd
Laden van weglijn is mislukt. Controleer de verbinding met de ontvanger en laad de weglijn opnieuw.
Geleiding en automatische besturing X30 D-4
Raadpleeg
Veel voorkomende foutberichten Bij een groot aantal veel voorkomende fouten wordt een bericht weergegeven met een suggestie voor de oplossing. Hier worden enkele voorbeelden getoond. De tussen de ontvanger en het subsysteem van het voertuig gesynchroniseerde voertuiggegevens komen niet overeen. Controleer, wijzig en accepteer de ingevoerde voertuigafmetingen als u de gegevens weer wilt synchroniseren. De tussen de ontvanger en het subsysteem van het voertuig gesynchroniseerde voertuiggeometriegegevens komen niet overeen. Controleer, wijzig en accepteer de ingevoerde voertuigafmetingen als u de gegevens weer wilt synchroniseren. De AGI-3-ontvanger is uitgeschakeld, heeft geen voeding meer, of de seriële verbinding tussen ontvanger en terminal is verbroken. Controleer de voeding naar de ontvanger en de toestand van de seriële verbinding.
In berichten over het bijwerken van firmware wordt aan de bestuurder gemeld welke apparatuur een upgrade nodig heeft.
Geleiding en automatische besturing X30 D-5
Voor veel fouten wordt een foutcode weergegeven. De hieronder vermelde fouten komen redelijk vaak voor en kunnen door de gebruiker worden verholpen. Bij andere fouten of als een probleem aanhoudt, ALTIJD HET FOUTBERICHT NOTEREN zodat u dit aan de dealer kunt melden, inclusief een eventueel weergegeven code. Code
Fout
Oplossing
U1052
Firmwareversie van het stuursubsysteem is incorrect.
Voer een upgrade van de firmware uit.
U1054
Het stuursubsysteem bevindt zich in de storingsmodus.
Zet de besturingsregeleenheid uit en weer aan.
U1055
De besturingsregeleenheid moet gereset worden.
Zet de besturingsregeleenheid en het voertuig uit en weer aan. Wacht 20 seconden en start opnieuw.
U1056
Configuratiefout besturingsregeleenheid.
Voer de wielhoeksensorkalibratie opnieuw uit.
7.2
U1061
Tractorparameterinstellin gen niet gevonden in het stuursubsysteem.
Keer terug naar het hoofdinstellingsmenu en controleer of het juiste voertuig is ingesteld.
4.4
U1062
Kalibratie montageafwijking vereist.
Kalibreer de montageafwijking. Hierdoor kan het systeem ervoor corrigeren als de ontvanger niet waterpas op het cabinedak is aangebracht.
7.3
U1065
Wielhoeksensor moet gekalibreerd worden.
Dit gebeurt vaak bij nieuwe banden, maar kan ook een andere oorzaak hebben. Controleer de voertuigafmetingen en kalibreer vervolgens opnieuw.
4.2
Geleiding en automatische besturing X30 D-6
Raadpleeg
3.2
7.2
Code
Fout
Oplossing
U1066
Kompas moet gekalibreerd worden.
Kalibreer het kompas.
7.1
U1067
Nieuw voertuig of nieuwe besturingsregeleenheid gedetecteerd.
Kalibreer het kompas opnieuw.
7.1
U1068
Voertuigprofiel komt niet overeen met de instellingen van het besturingssubsysteem.
Controleer of het besturingssubsysteem is ingeschakeld.
4.1 4.3
U1069
De stuurwielsensor van het stuursubsysteem is niet geconfigureerd.
Neem contact op met de dealer.
U1071
Gemiddeld vermogen AES-25 is groter dan de limiet.
Controleer de belasting van de AES-25-motoreenheid (bijvoorbeeld of de stuurkolom te zwaar is of de bussen of lagers versleten zijn). Neem contact op met de dealer.
U1072
Temperatuur AES-25 is hoger dan de limiet.
Schakel uit en laat afkoelen. Als het probleem aanhoudt, neemt u contact op met de dealer.
U1074
AES-25besturingsregeleenheid niet geïnitialiseerd.
Draai het stuur handmatig een kwartslag.
Keer terug naar het hoofdinstellingsmenu en stel het voertuig en de besturing opnieuw in.
U1075- Ontvangst- of U1078 zendproblemen CAN.
Controleer de verbindingen. Neem contact op met de dealer als het probleem aanhoudt.
U1079
Controleer verbinding of vervang defecte sensor. Neem contact op met de dealer.
Wielhoeksensor losgekoppeld.
Geleiding en automatische besturing X30 D-7
Raadpleeg
Code
Fout
Oplossing
Raadpleeg
U1080
Wielhoeksensor maakt kortsluiting.
Neem contact op met de dealer. Mogelijk moet de sensor worden vervangen.
U1082
Compact Flash bestandssysteem heeft minder dan 1% verblijvende ruimte.
Controleer het geheugengebruik in de miniweergave. Het kan nodig zijn om oude bestanden te verwijderen of over te brengen met behulp van Inventarisbeheer.
13.3 & 15.2
U3001
Transfer mislukt.
Probeer het bestand opnieuw via USB te exporteren of importeren.
15.2
U4001
Weglijninitialisatiefout.
Maak de weglijn opnieuw.
10.110.4
U4006
Er zijn geen geldige systeemkalibraties.
Kalibreer het kompas, de wielhoeksensor en de montageafwijking.
7.17.3
U5001
Stuursubsysteem niet gevonden.
Controleer of het besturingssubsysteem is ingeschakeld.
4.3
Controleer of de ‘wegvergrendelingsschakela ar’, die inschakeling op de openbare weg voorkomt, uitgeschakeld is. Keer terug naar het hoofdinstellingsmenu om te controleren of het juiste besturingssysteem is ingesteld. U5002
Werktuig en weglijn niet gedefinieerd.
Controleer of het juiste werktuig is gekozen en controleer of het juiste veld en de juiste taak zijn gekozen. Maak indien nodig weglijnen.
Geleiding en automatische besturing X30 D-8
5.6 8.1 & 9.3 10.110.5
Code
Fout
Oplossing
U5003
Kon niet inschakelen omdat besturingsregeleenheid vergrendeld is.
Controleer of wegschakelaar UIT staat.
U5004
Werktuig niet gedefinieerd.
Controleer of juiste werktuig is gekozen.
U5007
Strookafstand (werktuigbreedte min werktuigoverlap) is te klein.
Ingestelde overlapping is te groot. Wijzig de overlapping in de miniweergave van Automatische indelingsregeling. Zie de handleiding van de regeleenheid.
U6904
Slechts één van de besturingscontroller- en voertuigtypes is geleed.
Controleer of de instellingen voor het voertuig in de console overeenkomen met de instellingen in de besturingsregeleenheid.
4.24.3
U6905
Ombekend type machine.
Keer terug naar het hoofdinstellingsmenu en controleer de voertuiginstellingen.
4.2
U8505
Geen fabrieksinstellingen aanwezig.
Kalibreer het kompas, de wielhoeksensor en de montageafwijking.
7.17.3
TC8
Geen 12V voeding voor traagheidssensor en modem.
Controleer de verbindingen.
Geleiding en automatische besturing X30 D-9
Raadpleeg
5.6
Voedingsstatuslampjes (12 V) O/O betekent dat lampjes knipperen.
Batterij
Voeding
Voedingsstatus
Opmerking
Interne batterij ≥ 7,5 volt
Normale status
Externe voeding ≥ 12,0 volt Interne batterij ≥ 7,5 volt Externe voeding ≥ 12,0 volt
7,2 ≤ interne batterij < 7,5 volt
Batterij in orde en wordt geladen (normaal bij opstarten, het batterijlampje blijft knipperen totdat de ladingsstatus van de batterij is vastgesteld) Batterij bijna leeg en wordt geladen
Externe voeding ≥ 12,0 volt Interne batterij < 7,2 volt Externe voeding ≥ 12,0 volt
Batterij leeg en wordt geladen
Interne batterij ≥ 7,5 volt
Batterij in orde, voeding 9,0 ≤ externe voeding < 12,0 laag volt Interne batterij ≥ 7,5 volt
Batterij in orde en wordt 9,0 ≤ externe voeding < 12,0 geladen, voeding laag volt 7,2 volt ≤ interne batterij < 7,5 volt
Batterij bijna leeg en wordt geladen, voeding laag
9,0 ≤ externe voeding < 12,0 volt Interne batterij < 7,2 volt
Batterij leeg en wordt 9,0 ≤ externe voeding < 12,0 geladen volt Voeding laag
Geleiding en automatische besturing X30 D - 10
Batterij
Voeding
Voedingsstatus
Opmerking
Interne batterij ≥ 7,5 volt
Batterij in orde en wordt niet geladen
Externe voeding < 9,0 volt Interne batterij ≥ 7,5 volt
Uit Uit
Voeding zeer laag of uit
Externe voeding < 9,0 volt
Batterij in orde en wordt geladen
7,2 volt ≤ interne batterij < 7,5 volt
Batterij bijna leeg en wordt geladen
Externe voeding < 9,0 volt
Voeding zeer laag
Interne batterij < 7,2 volt Externe voeding < 9,0 volt
Batterij leeg en wordt geladen
7,2 volt ≤ interne batterij < 7,5 volt
Batterij bijna leeg en wordt niet geladen
Externe voeding < 9,0 volt
Voeding zeer laag of uit
Interne batterij < 7,2 volt Externe voeding < 9,0 volt
Batterij leeg en wordt niet geladen
Power Managementfirmware niet geïnstalleerd
Installeer Power Manager opnieuw
Voeding zeer laag
Voeding zeer laag
Voeding zeer laag of uit
Geleiding en automatische besturing X30 D - 11
Bijlage E – Technische informatie De X30 is een hoogwaardig, op het voertuig gemonteerd elektronisch apparaat met een lcd-display en aanraakscherm, dat diverse regelfuncties biedt voor gebruik bij landbouwmachines.
Hardware Mini COM-Express System-on-Module (SOM) Intel 945GSE/ICH7M-chipset, 1,6GHz Atom N270-processor, 533 MHz FSB 1 GB DDR2 333 MHz RAM Tot 32 GB UDMA compact flash, 4 GB standaard aangebracht (industrieel) Industriële paneldisplay 31 cm (12,1”) 1024 x 768 LVDS RGB Led-schermverlichting 1000 cd/m2• Geprojecteerd capacitief aanraakscherm met uitgebreide functies Opstartschakelaar (soft-schakelaar) 2 RGB-leds voor diagnose, op voorkant behuizing gemonteerd Omgevingslichtsensor, op voorkant behuizing gemonteerd 1 Ethernet 1 Gbps (met ondersteuning van 100Base-T) Bluetooth-module 4 seriële RS232-poorten, één RX/TX/CTS/RTS/GND, drie alleen RX/TX/GND 4 CAN-poorten (conform ISO11783) 4 USB 2.0-poorten, één op zijkant behuizing gemonteerd, alle bootable, alle met 500 mA-voeding 4-kanaals digitale I/O, compatibel met CMOS (JEDEC ISO11786) 1-kanaals analoge ingang, compatibel met CMOS (JEDEC ISO11786) Interne 2 W mono-audio en externe 3,5 W audio Externe koptelefoon stereo
Geleiding en automatische besturing X30 E-1
Specificaties console Aan de binnenkant bestaat de X30-console uit een System-OnModule-computerkaart met Mini COM-Express, hoge specificaties en een Intel Atom N270 1,6 GHz processor. Deze maakt verbinding met de buitenwereld via diverse randapparaten. Afmetingen: 326 mm x 266 mm x 56 mm (inclusief koellichaam) 326 mm x 266 mm x 112 mm (inclusief RAMkogel) Bedrijfsspanning: Configureerbaar
9-18 V nominaal 12 V-bedrijf OF
9-36 V nominaal 24 V-bedrijf Opslagtemperatuur: -40 tot +85 oC Bedrijfstemperatuur: -20 tot +60 oC Stroomverbruik (schermverlichting op 100%): Batterij laden actief:
42 V
Batterij laden inactief: 27 V
Geleiding en automatische besturing X30 E-2
Aansluitingen Aansluiting
Type
Onderdeel
Beschrijving
USB vóór
Amphenol
MUSB-A111-00
1 x USB A IP67
26-pens achter
Tyco
6437288-6
1 x 26-pens IP67 (enkele spie)
26-pens achter
Tyco
6473418-1
1 x 26-pens IP67 (dubbele spie)
LAN achter
LTW
LTWRJS-5EPFFP- 1 x RJ45 IP67 LC7001
USB achter
LTW
LTWUA-20MFPLC7
1 x USB A IP67
Aansluiting 1: 26-pens Tyco
Aansluiting 2: 26-pens Tyco
Enkele spie-6437288-6
Dubbele spie-6473418-1
Geleiding en automatische besturing X30 E-3
Register AFMETING, 4-7, 4-8, 5-7, 5-8 AGJUNCTION, 3-3, 9-16, 14-1, 145, 14-6, 14-7 ALARM, 3-1, 3-22, 3-23 Alarm-Automatische besturing, 11-8 Alarm-Einde van reeks, 3-23 Alarm-Keerstrook, 9-6 Alarm-Tweede afstand, 3-24 Alarm-Vooruitkijken, 3-25
ALLES HERSTELLEN, 15-3 ANTENNE, 0-8, 0-14, 3-14, 3-15, 316, 4-8 AUTOMATISCHE BESTURING, 0-1, 0-18, 1-1, 1-9, 3-2, 3-7, 38, 3-23, 3-25, 4-9, 4-11, 6-3, 710, 10-2, 11-1, 11-2, 11-3, 115, 11-6, 11-7, 11-8, 13-12, 16-1 BAUD-RATE, 3-11, 3-14, 3-18 BESTANDSBEHEER, 15-1, 15-4 BESTANDSSERVER, 3-3 BESTURINGSREGELEENHEID, 4-9, 4-10, 16-10 BREEDTEGRAAD, 2-7, 13-4 CAMERA'S, 3-3 CAN BUS, 4-10 COM-POORT, 3-13 CORRECTIEBRON, 3-7, 3-8, 3-9, 3-11, 13-11, 13-12 DASHBOARD, 6-2, 6-3, 13-1, 1310 DEKKING, 2-20, 6-8, 10-8 DIAGNOSE, 0-19, 13-1, 13-7, 15-2 ECU, 1-2, 3-3, 5-3, 5-5, 5-6, 5-9, 513, 14-2, 16-1 EXCLUSIEZONE, 8-10, 8-12, 8-15, 8-16, 8-17
EXPORTEREN, 1-6, 2-17, 3-3, 317, 9-11, 15-2, 15-3 FIRMWARE, 3-6 FOUTBERICHTEN, 13-7 FOUTCODES, 13-7 GLONASS, 3-6 GPS INSTELLEN, 3-5 GPS-OUTPUT, 3-17 HOOFDSCHAKELAAR, 5-13, 514, 6-2, 6-3, 16-5 IMPORTEREN, 1-6, 2-17, 3-3, 412, 5-16, 8-4, 8-18 INDELINGSREGELING, 3-2, 5-1, 5-4, 5-9, 5-11, 5-13, 14-1, 14-2 INDELINGSREGELING MET MEERDERE KANALEN, 5-5 INTERFERENTIE, 0-6, 0-8, 7-1 INVENTARIS, 6-2, 15-1, 15-2 ISOBUS ECU, 5-6, 5-9, 14-3 KAARTDRAAIING, 2-19 KAARTWEERGAVE, 2-19 KALIBRATIE, 7-1, 7-3, 7-5, 7-6, 77, 7-8, 7-9, 7-12, 7-13, 7-14, 715, 7-17 KEERSTROOK, 9-1, 9-3, 9-4, 9-5, 10-2 LAMPJES, 1-8 LENGTEGRAAD, 2-7, 13-4 LOGDATA REGISTREREN, 13-8 MINIWEERGAVE, 6-4, 6-5, 6-6, 13-2, 13-3, 14-2, 14-3, 14-7 MONTAGEAFWIJKING, 7-1, 7-9, 7-15, 16-2 NAAST ELKAAR GELEGEN BOMEN, 5-5 OMNISTAR, 3-8, 3-9
Geleiding en automatische besturing X30 Register
ONTVANGER, 0-7, 1-4, 3-5, 3-6, 313, 3-14, 3-19, 4-8, 7-1, 7-9, 717 RECEPTKAART, 3-2, 3-3, 14-5, 14-8 RTK, 0-14, 3-8, 3-10 SATELLIET, 0-4, 0-17, 3-6, 7-1, 124, 13-11 SCHAKELKAST, 5-1, 5-13 SCHERMAFBEELDINGEN, 1-6 SCHUIVEN, 12-1, 12-2, 12-3, 12-4 STATISTISCHE GEGEVENS, 13-9 TAAKGEGEVENS, 3-3, 16-1, 16-2, 16-6 TIMING, 5-1, 5-11 USB-UITWERPEN, 1-6
VELDGRENS, 3-23, 8-6, 8-7, 8-8, 8-9, 8-15, 8-16, 9-3, 9-4, 9-8, 10-6 VIRTUELE TERMINAL, 3-3, 14-1, 14-3 VLAGPUNT, 3-26, 6-10, 8-11, 813, 8-14 VOERLIJN, 2-10, 10-1, 10-3, 10-5, 10-6, 10-8, 10-9, 10-10, 10-11, 10-13, 11-3, 11-7, 12-5 VOORUITKIJKEN, 3-23, 3-25, 9-5 VRC, 9-15, 9-16, 14-7, 14-8 WEGLIJNEN, 1-9 WIELHOEKSENSOR, 7-17 ZOOMEN, 6-9, 9-8, 13-2
Geleiding en automatische besturing X30 Register
Aantekening
Geleiding en automatische besturing X30 Aantekening
Geleiding en automatische besturing X30 Aantekening
Topcon Precision Agriculture 14 Park Way Mawson Lakes, SA 5095 Australia Phone: +61-8-8203-3300 Fax : +61-8-8203-3399 Topcon Precision Agriculture 16900 West 118th Terrace Olathe, KS 66061 Phone: 913-928-2630 Topcon Precision Agriculture Avenida de la Industria 35 Tres Cantos 28760, Spain Phone : +34-91-804-92-31 Fax : +34-91-803-14-15 Topcon Positioning Systems, Inc. 7400 National Drive, Livermore CA 94551 USA Phone: 925-245-8300 Fax: 925-245-8599 Topcon Corporation 75-1 Hasunuma-cho, Itabashi-ku Toyko 174-8580 Japan Phone: +81-3-5994-0671 Fax: +81-3-5994-0672
www.topconpa.com Specifications subject to change without notice
©2012 Topcon Precision Agriculture
All rights reserved