STUDIE 59 OPLEIDINGSPROFIELEN vertaalkunde
O P LE I D I N G S P RO FI E L LI CE N T I AAT - V E RT ALE R- T O LK
WOORD VOORAF
Voorafgaande toelichting bij de opleidingsprofielen licentiaat-vertaler en licentiaat-tolk
Situering Krachtens het "Decreet betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap" (13 juli 1994, art. 12) moeten de basisopleidingen en de opties die aan de hogescholen zijn toevertrouwd, voor 1 mei 1998 worden getoetst op hun leefbaarheid, hun maatschappelijke relevantie, het beroepsprofiel en de inhoudelijke kwaliteit. De voorliggende tekst kadert in het studiewerk dat op initiatief van de Vlaamse Onderwijsraad is verricht met het oog op een dergelijke evaluatie. De tekst beschrijft het Opleidingsprofiel van de opties licentiaat-vertaler en licentiaat-tolk, en gaat daarbij zoals voorgeschreven uit van het eerder beschreven Beroepsprofiel van de licentiaat-vertaler en de licentiaat-tolk. Het Beroepsprofiel bepaalt welke taken de licentiaat-vertaler en de licentiaat-tolk moeten aankunnen; de Opleidingsprofielen vertalen die beschrijving naar basiscompetenties die in de opleiding moeten (en kunnen) worden aangebracht. De Opleidingsprofielen zijn tot stand gekomen na intens overleg tussen vertegenwoordigers van de vijf Vlaamse hogescholen die de twee opties aanbieden. Er werd in twee groepen gewerkt, die geregeld overleg pleegden, hetgeen resulteerde in een aantal gemeenschappelijke teksten, wat de eenvormige aanpak mee moet garanderen. Overigens werd bij de beschrijving zoveel mogelijk het stramien gevolgd dat was voorgeschreven in de "Handleiding voor het schrijven van opleidingsprofielen voor het hogeschoolonderwijs"; toch is waar dat wenselijk leek af en toe afgeweken van de voorgestelde aanpak of van de terminologie.
Een knelpunt Tijdens de discussies bleek één thema steeds terug te keren: beide opties zijn in feite academische opleidingen en dit wordt door de huidige decreten niet erkend. In het huidige decretale kader wordt een moeizaam onderscheid gemaakt tussen opleidingen die "academisch" zijn en opleidingen "van academisch niveau"; de Vertaalkunde wordt bij de tweede categorie ingedeeld. Toch wordt van de vertalers en tolken in de praktijk verwacht dat zij een academische opleiding krijgen. Dit blijkt enerzijds uit het beroepsprofiel en anderzijds uit de eisen die internationaal aan de opleiding worden gesteld:
O P LE I D I N G S P RO FI E L LI CE N T I AAT - V E RT ALE R- T O LK
− Het Beroepsprofiel bepaalde dat van de licentiaten-vertaler en -tolk wordt verwacht dat zij een opleiding van Niveau 51 hebben genoten, d.w.z. dat zij hun beroep onafhankelijk kunnen uitoefenen en de wetenschappelijke achtergronden beheersen, m.a.w. dat zij in staat moeten zijn op een wetenschappelijk gefundeerde wijze over hun eigen activiteit na te denken2. − In een studie van Hönig3 wordt zonder meer gesteld dat de opleiding tot vertaler en tolk universitair moet zijn; dit houdt een kwaliteitswaarborg in en moet de vertalers en tolken het gezag geven dat zij nodig hebben om door hun opdrachtgevers als com-petente gesprekspartners te worden aanvaard. − Volgens Forstner4 behoort tot de vertaalcompetentie ook de beheersing van de vertaalwetenschap. Zij omvat enerzijds een algemeen-linguïstische component (met o.m. aspecten van semantiek, lexicologie, pragmatiek, fonologie, psycholinguïstiek, enz.), en anderzijds de algemene en toegepaste vertaal- en tolkwetenschap, die zowel het proces als het product van het vertalen resp. tolken onderzoekt. Bovendien wordt van de academisch opgeleide vertaler of tolk ook verwacht dat hij een solide kennis heeft van de economische, politieke, sociaal-culturele en juridische structuren van de landen waarvan hij/zij de talen heeft geleerd. De huidige opleidingen tot licentiaat-vertaler en licentiaat-tolk in Vlaanderen voldoen inhoudelijk aan al die verwachtingen; en voorlopig komen hun afgestudeerden ook nog terecht in beroepen die overeenkomen met de beschrijving van "Niveau 5". Maar naar de buitenwereld toe kampen de opleidingen met een imagoprobleem. Dat imagoprobleem zit voor een deel in het onderscheid "academisch vs. van academisch niveau", maar vooral in de nieuwe dichotomie "universiteit vs. hogeschool" waarbij laatstgenoemde nu zowel opleidingen van academisch niveau als niet-academische opleidingen organiseert. In het buitenland worden de gelijkwaardige opleidingen tot vertaler en tolk aan de universiteit georganiseerd, waardoor er geen twijfel ontstaat over hun academisch niveau. Het decreet van 13 juli 1994 daarentegen droeg ertoe bij om van de vroegere drieledigheid van het Vlaamse hoger onderwijs over te stappen naar een tweeledigheid, waarbij de Vertaalkunde (met de opties licentiaat-vertaler en licentiaat-tolk) in dezelfde groep terechtkwam als de niet-academische opleidingen. De vijf departementen die Vertaalkunde organiseren zijn nu alle ondergebracht in hogescholen die ook (waardevolle, maar anders gerichte) graduaatsopleidingen organiseren.
1 2 3 4
Niveau 5 verwijst naar de SEDOC-normering van de Europese Unie en wordt geassocieerd met een universitair niveau. Forstner, M. (ed.), C.I.U.T.I. Translation and Interpreting Studies, s.l., 1995, XXI. Hönig, H.G., Konstruktives Übersetzen, Stauffenburg Verlag, Tübingen, 1995, 158-159. Forstner, M. (ed), C.I.U.T.I., 1995, XXI.
O P LE I D I N G S P RO FI E L LI CE N T I AAT - V E RT ALE R- T O LK
Dit is ten eerste een probleem voor de abituriënt, die niet altijd dadelijk inziet dat de Vertaalkunde een opleiding van academisch niveau is. Ten tweede gaan ook potentiële werkgevers van de afgestudeerden nu soms twijfelen aan het niveau van het diploma5. Ten derde moeten de buitenlandse partneruniversiteiten waarmee de huidige opleidingen Vertaalkunde samenwerken, steeds weer overtuigd worden van het feitelijke niveau van de Vlaamse opleidingen. Deze samenwerkingsverbanden komen bijgevolg op de helling te staan en de toekomst van onze afgestudeerden op de internationale markt wordt gecompromitteerd. De "Memorie van Toelichting" bij het decreet van 13 juli 1994 maakt gewag van een "internationale degelijkheidswedloop" die het Vlaamse onderwijs niet mag verliezen. De huidige opleidingen in de Vertaalkunde hebben de inhoudelijke troeven in handen om die wedloop te winnen, maar hun onduidelijke situering in het landschap van het hoger onderwijs is daarbij een ernstige handicap. De stellers van onderhavige opleidingsprofielen konden dit thema niet uit de weg gaan. De hiernavolgende tekst tekent een beeld van een opleiding die zich inhoudelijk duidelijk onderscheidt van de (universitaire) opleidingen in de taal- en letterkunde maar die eenzelfde niveau haalt. De relatie is vergelijkbaar met die tussen de zuivere economische wetenschappen en de toegepaste economische wetenschappen, die beide als academische opleidingen worden erkend en die beide aan de universiteit worden georganiseerd. De werkgroepen die aan deze opleidingsprofielen hebben gewerkt, hebben zonder vooringenomenheid de voorgeschreven descriptieve weg bewandeld; maar zij durven ook hopen dat hun beschrijving aanleiding zal geven tot een beter begrip van de moeilijke "formele" situatie waarin de sector zich bevindt, en dat de nodige stappen worden ondernomen om elke dubbelzinnigheid in deze formele situatie op te heffen, zonder het eigen karakter van de opleiding te verloochenen.
Het descriptieve kader Beide werkgroepen hadden enige moeite met het aangereikte instrumentarium om de opleiding te beschrijven. Het analytisch opdelen in concrete en onderscheiden "vaardigheden" kan de complexiteit van het vertalen en tolken op dit niveau nooit volledig weergeven; vaak zijn de hier beschreven vaardigheden dan ook deelaspecten van eenzelfde algemener "kunnen". Bovendien was bij het opstellen van de profielen nog geen algemeen erkend instrumentarium voor het beschrijven van het relatieve niveau van een talenopleiding. Een derge-lijke niveauindeling wordt op Europees vlak voorbereid, maar was nog niet beschikbaar toen de nu volgende teksten werden geschreven.
5
In de "Memorie van Toelichting" bij het decreet van 13 juli 1994 wordt gezegd dat "de industrie, de bedrijfsleiders en de nationale en internationale instellingen in de nabije toekomst niet meer zullen vragen wat u gestudeerd heeft, maar wel waar u wat studeerde". Dit is correct, en een reden om op dit vlak geen verwarring te stichten.
O P LE I D I N G S P RO FI E L LI CE N T I AAT - V E RT ALE R- T O LK
De autonomie van de hogescholen Tot slot bleek uit de vergaderingen de volgende bekommernis. Het is goed dat in het kader van de kwaliteitszorg de overheid erop toeziet dat het opleidingsprofiel een minimale homogeniteit garandeert in de opleidingsprogramma's van de verschillende instituten. Anderzijds is respect voor het eigen academisch project van de verschillende instituten een even grote basisbekommernis.
OPLEIDINGSPROFIEL licentiaat - vertaler
sector : toegepaste taalkunde studiegebied : toegepaste taalkunde beroep : licentiaat-vertaler
Sectorcommissie hogeschoolonderwijs van de Vlaamse Onderwijsraad D/1997/6356/52 De leden van de sectorcommissie zijn inhoudelijk verantwoordelijk voor het opleidingsprofiel. De VLOR staat in voor een uniforme en toegankelijke lay-out.
INHOUD OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-VERTALER
I N H O U D
HOOFDRUBRIEK 1
1
INLEIDING
1.1 1.2 1.3 1.4
Identificatie van het opleidingsprofiel Opdracht Ontwikkelingsproces Legitimatie
HOOFDRUBRIEK 2
1 1 1 1
2
SITUERING VAN DE OPTIE
2.1
Gegevens uit de beroepenwereld 2.1.1 2.1.2 2.1.3
2.2
Gegevens uit de onderwijswereld 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5 2.2.6 2.2.7 2.2.8 2.2.9 2.2.10
2.2.11 2.2.12 2.2.13
2.3
Beroepenstructuur Geraadpleegde beroepsprofielen Visie Algemene situatieschets Studiegebied, opleidingen en opties Aanverwante studiegebieden, opleidingen, opties Diploma’s en getuigschriften Recente evoluties in het aantal uitgereikte diploma’s voor de optie licentiaat vertaler Gelijkaardige opleidingen en diploma’s in het buitenland Geografische spreiding van de beroepsactiviteiten in Vlaanderen Geografische spreiding van het opleidingsaanbod in Vlaanderen Infrastructuur Kwantitatieve beschrijving van het totaal aantal studenten in de optie licentiaat-vertaler 2.2.10.1 Aantallen en geslacht per studiejaar 2.2.10.2 Geboortejaar en geslacht (studenten ‘95-’96) Kwantitatieve beschrijving van de eerstejaarsstudenten Reële studieduur Inhoudelijke profilering van de opleiding in binnen- en buitenland
Verantwoording van de optie
HOOFDRUBRIEK 3
2 2 3 3 3 3
4 4 4 5 5 6 6 7 7 7 8 8 9 9 10
11
HET OPLEIDINGSPROFIEL
3.1 3.2
Exacte benaming Globale omschrijving
11 11
INHOUD OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-VERTALER
3.3
Het beroepsgericht opleidingsprofiel 3.3.1 3.3.2
3.3.3
3.4 3.5 3.6 3.7
Het beroepsprofiel als uitgangspunt Relatie beroepsprofiel - beroepsgericht opleidingsprofiel 3.3.2.1 Functioneel geheel “communicatie in de vreemde taal” 3.3.2.2 Functioneel geheel “communicatie in de moedertaal” 3.3.2.3 Functioneel geheel “schriftelijk omzetten van de ene taal in de andere” Aanvullende gegevens met betrekking tot de optie
Sleutelkwalificaties De kern van de opleidingsprofiel Maatschappelijk-culturele vorming Relevantie van het opleidingsprofiel voor de herschikking van de kwalificatiestructuur 3.7.1 3.7.2 3.7.3
Leefbaarheid, maatschappelijke relevantie en inhoudelijke kwaliteit van de optie Afgrenzing t.o.v. de meest verwante optie Aanbeveling
HOOFDRUBRIEK 4
12 12 12 12 19 20
25 26 27 28 28 28 29 29
30
BIBLIOGRAFIE
HOOFDRUBRIEK 5 MEDEWERKERS
31
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
1
HOOFDRUBRIEK 1 INLEIDING
1.1
Identificatie van het opleidingsprofiel Het hier besproken opleidingsprofiel is dat van licentiaat-vertaler, zoals tot stand gekomen binnen de sectorcommissie vertaalkunde. De vertaalkunde behoort decretaal tot het studiegebied toegepaste taalkunde.
1.2
Opdracht Dit profiel is geschreven in opdracht van de Koepelcommissie opleidingsprofielen van de Vlaamse Onderwijsraad, ten behoeve van de Raad Hoger Onderwijs.
1.3
Ontwikkelingsproces Voor een eerste versie van dit opleidingsprofiel is een beroep gedaan op experten uit de vijf hogescholen die de opleiding tot licentiaat-vertaler organiseren. De tekst werd daarna voorgelegd aan de sectorcommissie. Het belangrijkste probleem dat door de stellers werd ervaren (afgezien van de tijdsdruk) is dat een opleiding van academisch niveau tot doel heeft polyvalente krachten op te leiden met een ruime algemene vorming; daardoor is een dergelijke opleiding, wegens haar complexiteit, iets moeilijker in termen van concrete vaardigheden te specificeren dan een zuivere beroepsopleiding.
1.4
Legitimatie De legitimator is de Raad voor het Hoger Onderwijs.
2
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
HOOFDRUBRIEK 2 SITUERING VAN DE OPTIE
2.1
Gegevens uit de beroepenwereld
2.1.1
Beroepenstructuur Uit het document "Beroepsprofielen van de Vertaalkundigen" blijkt dat er in de beroepenwereld een behoefte is aan hooggeschoolden met expertise inzake communicatie in de vreemde taal en de moedertaal, en inzake meertalige communicatie. Van hen wordt ook verwacht dat zij een brede algemene vorming hebben. De Beroepsprofielen specificeren dat deze internationaal gerichte communicatoren een opleiding van niveau 5 moeten hebben (SEDOC-normering). Uit hetzelfde document blijkt dat dergelijke krachten tewerkgesteld worden als vertaler stricto sensu in bedrijven, bij justitie, in nationale en internationale instellingen, openbare diensten en semi-overheidsdiensten, social profitorganisaties, uitzendbureaus en vertaalbureaus. Zij doen dit in loondienst binnen ondermeer vertaaldiensten, diensten voor ondertiteling en terminologiediensten, en als zelfstandige als bedrijfsleider van een vertaalbureau, als freelance vertaler (al dan niet via een vertaalbureau) of als freelance ondertitelaar. Als (meer)talig communicator in ruimere zin worden zij ook tewerkgesteld in banken en verzekeringsmaatschappijen, bedrijven, de media, in nationale en internationale instellingen, in non-profitorganisaties, in het onderwijs, bij openbare diensten en parastatalen, in reisbureaus, taalservicebedrijven en uitgeverijen. De diensten waarin zij meer specifiek terechtkomen zijn ondermeer: administratie/ marketing/verkoop/secretariaat, externe communicatie en interne communicatie, taalcorrectie en revisie, dienst taaladvies, redactie. De zelfstandige (meer) talige communicator is werkzaam als abstractwriter, copywriter, preciswriter of corrector-revisor. In een document van de Fédération Internationale des Traducteurs1 wordt een gelijkaardig beeld geschetst. Ook hier wordt gewezen op de behoefte aan krachten met een grondige kennis van taal en taalkunde, een gedegen kennis van het vertaalproces, en een ruime extra linguïstische kennis. De belangrijkste functies waarvoor zij in aanmerking komen zijn volgens dit document, afgezien van vertaler (en/of tolk): terminoloog, lexicograaf, vertaler voor de media, specialist buitenlandse handel, redacteur vreemde talen bij een uitgeverij, onderwijsver-strekker, computerlinguïst, auteur van meertalige technische teksten.
1
Voor bronverwijzingen zie hoofdrubriek 4.
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
2.1.2
3
Geraadpleegde beroepsprofielen In de eerste plaats werd het document "Beroepsprofielen van de vertaalkundigen" geraadpleegd. Daarnaast werden nog enkele aanvullende documenten geconsulteerd; zij staan vermeld in de literatuurlijst (zie Hoofdrubriek 4).
2.1.3
Visie De recente decennia werden en worden gekenmerkt door een wereldwijde groei in de informatieuitwisseling en haar complexiteit, die de behoefte aan hoogwaardige (meer)talige communicatoren sterk heeft gestimuleerd. De licentiaten-vertaler, met hun ideale combinatie tussen academisch niveau- en praktijkgerichtheid, beantwoorden aan die behoefte. Behalve als vertaler in strikte zin kunnen zij ook aan de slag als terminoloog, ondertitelaar, revisor of taaladviseur; maar zij kunnen ook de andere complexe schriftelijke en mondelinge communicatietaken aan die moeten worden vervuld binnen administratie, buitenlandse handel, PR-diensten, nationale en internationale instellingen en dies meer.
2.2
Gegevens uit de onderwijswereld
2.2.1
Algemene situatieschets In Vlaanderen zijn er vijf hogescholen die de opleiding in de vertaalkunde, optie licentiaat-vertaler, organiseren. Het gaat telkens om hogeschoolopleidingen van twee cycli, die ressorteren onder het studiegebied Toegepaste Taalkunde. Volgens het hogeschooldecreet van 1994 is de opleiding in de vertaalkunde een opleiding van academisch niveau. Omdat dergelijke opleidingen niet aan de universiteit worden georganiseerd2, leidt de situatie geregeld tot een imagoprobleem in de communicatie met abituriënten, met potentiële werkgevers van afgestudeerden en met contactpersonen in het buitenland (waar vertalersopleidingen van academisch niveau in de regel aan de universiteiten worden georganiseerd.) Een verwante optie is die van licentiaat-tolk; verwante opleidingen zijn te vinden in de studiegebieden "Taal- en letterkunde", "Taal- en letterkunde/Geschiedenis" en "Handelswetenschappen en bedrijfskunde".
2
De decreten op het hoger onderwijs hanteren namelijk een nauwelijks houdbaar onderscheid tussen "academische opleidingen", die aan de universiteit worden georganiseerd, en "opleidingen van academisch niveau", die onder de hogescholen ressorteren
4
2.2.2
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
Studiegebied, opleidingen en opties Binnen het studiegebied Toegepaste Taalkunde bestaat naast de opleiding in de vertaalkunde ook nog, althans theoretisch, een opleiding tot licentiaat in de journalistiek. Die opleiding kan echter maar vanaf 1998-'99 worden georganiseerd (Decreet 13 juli 1994, art. 16 §3). Naast de optie "licentiaat-vertaler" bestaat er binnen de opleiding in de vertaalkunde ook nog een optie "licentiaat-tolk". Zij wordt in Vlaanderen aan dezelfde vijf hogescholen georganiseerd. De eerste twee à drie studiejaren zijn gemeenschappelijk voor beide opties. De vijf hogescholen organiseren ook voortgezette opleidingen.
2.2.3
Aanverwante studiegebieden, opleidingen en opties ♦ Academische opleidingen (georganiseerd aan de universiteit) − Volgende verwante opleidingen van twee cycli situeren zich binnen het studiegebied "Taal- en Letterkunde": Romaanse talen, Germaanse talen − Volgende verwante opleidingen van twee cycli situeren zich binnen het studiegebied "Taal- en Letterkunde/Geschiedenis": Oosterse talen en culturen, OostEuropese talen en culturen, Afrikaanse talen en culturen, .. De universiteiten organiseren ook nog verwante aanvullende opleidingen. Alle genoemde academische opleidingen onderscheiden zich van de opleiding in de vertaalkunde door hun grotere theoretische en linguïstisch literaire gerichtheid. Omdat de opleidingen verwant zijn, is er onvermijdelijk enige overlapping in de tewerkstelling van de afgestudeerden uit de vertaalkunde en die van de academische opleidingen. ♦ Opleidingen van één cyclus Binnen het studiegebied "Handelswetenschappen en bedrijfskunde" situeert zich een verwante opleiding van één cyclus: die van Secretariaatsbeheer, met als verwante optie: zakelijk vertalen en tolken.
2.2.4
Diploma's en getuigschriften In de regel leiden alle genoemde opleidingen tot tewerkstelling binnen de ruime sector van de (meer)talige communicatie. De relevante diplomabenamingen zijn: licentiaat-vertaler, licentiaat-tolk, licentiaat in de taal- en letterkunde: Romaanse talen, licentiaat in de taal- en letterkunde: Germaanse talen, licentiaat in de Oosterse talen en culturen, licentiaat in de Oost-Europese talen en culturen, licen-tiaat in de Afrikaanse talen en culturen, gegradueerde in secretariaatsbeheer: optie zakelijk vertalen en tolken. De verwante voortgezette of aanvullende opleidingen hebben zeer uiteenlopende benamingen. De opleidingen van twee cycli verlenen ook een tussendiploma na één cyclus: dat van kandidaat; het verleent slechts zelden rechtstreeks toegang tot de arbeidsmarkt.
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
2.2.5
5
Recente evolutie in het aantal uitgereikte diploma's voor de optie "licentiaat vertaler" Diploma's behaald in 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996
M 73 91 90 94 94 122 144 132 92 108 118 130 109*
V 202 212 211 226 264 371 364 426 404 443 427 439 480*
Totaal 275 303 301 320 358 493 508 558 496 551 545 569 589*
* 1996: Aantal laatstejaars, niet aantal diploma's
2.2.6
Gelijkaardige opleidingen en diploma's in het buitenland3 Ook in het buitenland is het mogelijk een opleiding van academisch niveau in de vertaalkunde te volgen. In de meeste gevallen wordt die opleiding aan de universiteit gegeven. In Wallonië is de situatie zeer vergelijkbaar met de Vlaamse; daar heerst dus eveneens onduidelijkheid over het academische statuut van de opleiding. In het geval van de E.I.I. is er wel een decretale band met de Université‚ de Mons-Hainaut. In Nederland is er een vertalersopleiding aan de Letterenfaculteiten van de universiteiten van Utrecht en Groningen; het gaat om een bovenbouwstudie. Aan de Universiteit van Amsterdam bestaat er een Instituut voor Vertaalwetenschap. In Maastricht behoort de opleiding tot het hoger beroepsonderwijs. In Duitsland bestaat er een "akademisch geprüft" en een "staatlich geprüft" diploma. "Diplomübersetzer" wordt men aan de universiteit of aan de Fachhochschule. Een typische opleiding beslaat acht semesters; enkele bekende (niet de enige) namen zijn: de universiteiten van Mainz/Germersheim, Heidelberg, Saarbrücken, Leipzig. In Frankrijk is de opleiding "Traduction" aan de ESIT (Paris Sorbonne) een bovenbouwopleiding na de DEUG (=kandidaturen) leidend tot een Maîtrise (vgl. Licentie) en verder ook een D.E.S.S.; aan het ISIT (gelieerd aan het Institut Catholique de Paris) is er een opleiding van vier jaar (twee cycli).
3
Voor dit overzicht, dat geen volledigheid nastreeft, is vooral gebruik gemaakt van Forstner, Martin (e.d.): zie hoofdrubriek 4.
6
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
In het Verenigd Koninkrijk is vooral de vierjarige B.A. -opleiding aan de Heriot Watt University in Edinburgh vergelijkbaar. Aan de andere universiteiten (ondermeer Bath, Surrey, Westminster, Bradford) bestaan enkel postgraduate opleidingen. Grote faam geniet de ETI van de Université de Genève (Zwitserland). De opleiding voor het Diplôme de Traducteur duurt er vier jaar (maar kan ook als bovenbouw van 2 jaar worden gevolgd na een licence). In Oostenrijk zijn er minstens acht semesters nodig om het Vertalersdiploma te halen aan de universiteiten van Wenen, Innsbruck of Graz. In Zuid-Europa gaat het meestal ook om universitaire opleidingen van ten minste vier jaar; een gereputeerd voorbeeld is de opleiding aan de universiteit van Trieste, Italië (vier jaar). Vergelijkbaar is de opleiding in Forli (Bologna). Hier en daar bestaan ook postgraduate opleidingen. In Spanje werden sinds het begin van de jaren negentig 17 faculteiten voor vertalers en tolken opgericht met een vier-jarige opleiding. Andere bekende opleidingen zijn er aan: de universiteit van Montréal (Canada); Monterey Institute of International Studies (USA), Georgetown University (Washington, USA), Aarhus School of Business (DK), Copenhagen Business School (DK). Inhoudelijk is er een duidelijke verwantschap tussen de universitaire opleidingen in het buitenland en de Vlaamse opleidingen. In sommige buitenlandse curricula wordt explicieter nadruk gelegd op het aspect wetenschappelijke vorming, daar waar dat aspect in de Vlaamse opleidingen grondiger is geaccentueerd (vgl. 2.2.12).
2.2.7
Geografische spreiding van de beroepsactiviteiten in Vlaanderen Voor deze gegevens wordt verwezen naar de SERV.
2.2.8
Geografische spreiding van het opleidingsaanbod in Vlaanderen Van de vijf instellingen die de optie licentiaat-vertaler organiseren, bevinden er zich twee te Brussel, twee in Antwerpen en één in Gent: ♦ Brussel − Departement Toegepaste Taalkunde, Erasmushogeschool, Trierstraat 84, 1040 Brussel − Departement Toegepaste Taalkunde, Hogeschool voor Wetenschap en Kunst, Koningsstraat 336, 1030 Brussel ♦ Antwerpen − Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken, Hogeschool Antwerpen, Schildersstraat 41, 2000 Antwerpen − Departement Vertalers en Tolken, Katholieke Vlaamse Hogeschool, SintAndriesstraat 2, 2000 Antwerpen ♦ Gent − Departement Toegepaste Taalkunde, Mercatorhogeschool, Brusselsepoortstraat 93, 9000 Gent
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
2.2.9
7
Infrastructuur ter beschikking van de vertalersopleiding in de vijf instellingen Erasmus Dept. TT
Gebouwen 5288 14000
aantal m2 lokalen > 100 zitplaatsen lokalen < 100 zitplaatsen talenpractica converstatielokalen PC- & multimedialokalen ondertitelingslokalen volumes (boeken) * ** ***
HWK Dept. TT
HA HIVT
KVH Dept. VT
Mercator Dept. TT
4719
44214 -
8517*/ 151111* * 4 23
4 3 -
5 4 1
8600
18257*
5 7 2 22 39 20 Specifieke infrastructuur 3 3 2 2 1 2 3 2 1 1 Bibliotheek 780 14650** 28000
departement hogeschool andere dan talenpractica die ook converteerbaar zijn tot conversatielokalen
(Nota: de tolkinfrastructuur wordt in dit overzicht niet opgenomen; zie opleidingsprofiel licentiaat-tolk).
2.2.10 Kwantitatieve beschrijving van het totaal aantal studenten in de optie licentiaat-vertaler (Aademiejaar 1995-'96) 2.2.10.1 Aantallen en geslacht per studiejaar Eerste kandidatuur*
1995‘96
M 426
V 1072
T 1498
Tweede kandidatuur* M V T 188 568 756
Eerste licentie M 146
V 432
* In de kandidaturen is er geen uitsplitsing vertalers versus tolken.
T 578
Tweede licentie M 109
V 480
T 589
8
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
2.2.10.2
Geboortejaar en geslacht (studenten 1995-’96)
1964 en vroeger 1965 1966 1967 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 en later
Belgische studenten M V T 3 6 9 2 2 2 3 5 2 4 6 3 5 8 9 23 32 25 30 55 55 124 179 96 262 358 154 448 602 154 438 592 169 502 671 190 570 760 1 7 8
Buitenlandse studenten M V T 4 4 2 1 3 1 1 3 1 4 2 1 3 2 12 14 2 9 11 4 14 18 4 23 27 8 46 54 1 42 43 6 42 48 3 32 35 3 10 13 -
2.2.11 Kwantitatieve beschrijving van de eerstejaarsstudenten In het jaar voorafgaand aan hun inschrijving als eerstejaars in 1995-'96, waren 439 van de 1498 studenten ingeschreven als student in het hoger onderwijs, dit is 29,3%. Bijna één derde had dus al hoger onderwijservaring, verdeeld over twee derde HOBU (288 studenten, onder wie uiteraard de bissers) en één derde universitair onderwijs (151). 1973 studenten kwamen rechtsreeks uit het secundair onderwijs (dit is 65%); 86 studenten hadden nog een andere voorgeschiedenis. (Gegevens toegeleverd door DVO.) ♦ Studieresultaten van de eerstejaars Uit gegevens van de hogescholen zelf blijkt dat er in 1995-'96 initieel 1537œ eerstejaars waren ingeschreven, van wie 431 studenten slaagden in de eerste examenperiode, en 227 in de tweede examenperiode. In het totaal slaagden dus 658 eerstejaars, dit is 43% van de initieel ingeschrevenen.
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
9
2.2.12 Reële studieduur De voorgeschreven duur van de opleiding (kandidaturen én licenties) is vier jaar. In principe betekent dit dat de normstudent die in 1995 afstudeerde in 1973 geboren is. Uit onderstaande tabel blijkt in hoeverre dit overeenstemt met de werkelijkheid. Totaal Geboortejaar
1967 en vroeger 1968 1969 1970 1971 1972 >1973 1974
569 8 5 15 32 90 (= 15,8%) 172 (= 30,2%) 242 (= 42,5%) 5
Uit de gegevens blijkt dat van ruim 40% van de afgestudeerden kan worden aangenomen dat zij de twee cycli inderdaad in vier jaar hebben afgewerkt. Ongeveer 30% blijkt er vijf jaar over te hebben gedaan, of is een jaar later gestart. De overige 30% hebben er langer dan vijf jaar over gedaan, of zijn later dan hun negentiende aan de studie begonnen. Wegens diverse complicerende factoren gaat het hier maar om voorzichtige indicaties.
2.2.13 Inhoudelijke profilering van de opleiding in binnen- en buitenland De academische vertalersopleidingen blijken in hun curricula over het algemeen aandacht te besteden aan volgende componenten: − competentie in de vreemde taal (vreemde taalverwerving of vervolmaking) − competentie in de moedertaal (vervolmaking van de moedertaal) − vertaalkundige en vertaalwetenschappelijke competentie (het bijbrengen van de specifieke vertaaltechnieken en het verwerven van inzicht in het vertaalproces, inclusief aspecten van terminologie en lexicologie) − cultuurwetenschappelijke competentie (algemene ondersteunende kennis enerzijds en kennis van de socio-culturele context (in de ruimste zin) van de bestudeerde talen anderzijds) In de opleidingen die als postgraduate studie zijn opgevat, zal meestal een grondige voorkennis van de te gebruiken talen vereist worden, zodat de componenten 1 en 2 er wegvallen of minder uitgebreid zullen zijn. In alle vier de componenten wordt een zeer hoog niveau nagestreefd. In sommige buitenlandse curricula is de component wetenschappelijke vorming explicieter benadrukt dan in de Vlaamse, die deze component grondiger integreert. Op te merken valt dat een aantal buitenlandse universiteiten recentelijk vertalersen tolkenopleidingen hebben opgericht die in dat opzicht het Vlaamse curriculum als model hebben verkozen.
10
2.3
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
Verantwoording van de optie Uit de gegevens in het document "Beroepsprofielen van de Vertaalkundigen", en de daarbij horende enquête, blijkt dat er in de beroepenwereld een behoefte is aan academisch geschoolde krachten die op hoog niveau, en veelal in een internationaal kader, aan talige en meertalige communicatie kunnen doen. Dat de opleiding tot licentiaat-vertaler aan een dergelijke behoefte voldoet, blijkt uit het feit dat de tewerkstellingsgraad van de afgestudeerden hoog is (slechts 2,3% van de geënquêteerden meldt zich als werkloos en werkzoekend), waarbij de meerderheid van die afgestudeerden inderdaad taken vervult die onder de noemer van hoogwaardige (meer)talige communicatie vallen. Dat betekent dat van hen, zowel receptief als productief, een zeer hoge graad van accuraatheid wordt verwacht, en verder een grote vlotheid en grote taalrijkdom. Zij moeten ook in staat zijn om zich op een zelfstandige manier in steeds weer nieuwe domeinen in te werken. De andere academische opleidingen met talig karakter (zoals licentiaat germaanse/romaanse talen en literatuur) zijn vooral linguïstisch-literair en theoretisch gericht en bereiden daardoor minder voor op het bedrijfsleven, die de grootste afnemer is van licentiaten vertaler. De opleidingen van één cyclus met talig karakter (zoals secretariaatsbeheer, optie zakelijk vertalen) zijn wel toegespitst op het bedrijfsleven maar geven geen brede academische vorming en evenmin een grondige vorming in de vertaalwetenschap. Aan hun afgestudeerden worden niet dezelfde eisen gesteld qua accuraatheid, vlotheid, taalrijkdom en transferbekwaamheid. De opleiding tot licentiaat-vertaler beantwoordt dus aan een specifieke behoefte op de arbeidsmarkt, en die behoefte blijkt ook groot te zijn.
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
11
HOOFDRUBRIEK 3 HET OPLEIDINGSPROFIEL
3.1
Exacte benaming Het hier beschreven opleidingsprofiel is dat van de "licentiaat-vertaler", een optie binnen de opleiding "vertaalkunde", die behoort tot het studiegebied "toegepaste taalkunde".
3.2
Globale omschrijving De opleiding tot licentiaat-vertaler is een opleiding van Niveau 5 (SEDOC-normering) waarin polyvalente algemene vorming en een specifieke training tot (meer)talig communicatie-expert hand in hand gaan. De specifieke training moet ertoe leiden dat de student gesproken en geschreven teksten van algemene en gespecialiseerde aard, in de vreemde taal en in de moedertaal, feilloos kan begrijpen en duiden binnen hun ruimere context; en dat hij dergelijke teksten ook zelf accuraat, vlot en snel kan produceren; bovendien moet hij in staat zijn dergelijke (inzonderheid: geschreven) teksten op geschikte wijze van een bron- naar een doeltaal om te zetten. De afgestudeerde moet in staat zijn die werkzaamheden op een autonome manier te verrichten. Hij moet tevens op zijn terrein aan toegepast wetenschappelijk onderzoek kunnen doen (de toegang tot de doctoraatsopleiding werd recent versoepeld). Deze doelstelling kan enkel worden bereikt als in de opleiding grote aandacht wordt besteed aan de grondige beheersing van de vreemde en de moedertaal, aan een grondige kennis van toegepaste taal-, tekst- en vertaalwetenschap, aan het snel en kritisch identificeren en gebruiken van de heuristische hulpmiddelen, aan de ontwikkeling van een brede algemene kennis, en aan het verwerven van inzicht in de cultuur en instellingen van de belangrijkste landen waar de betrokken talen worden gesproken. De belangrijkste attitudes die de student daarbij moet verwerven zijn die van kritisch-wetenschappelijke ingesteldheid, belangstelling voor de internationale dimensie, zin voor analyse en synthese, accuratesse en snelheid, leergierigheid, zin voor zelfstandigheid en initiatief, stressbestendigheid en goede contactuele eigenschappen. Een aantal van die attitudes zijn, benevens andere, ook relevant voor de persoonsvorming (vgl. 3.4 infra). De licentiaat-vertaler moet op een autonome manier kunnen functioneren, als zelfstandige of in loondienst, zowel als telewerker als in de context van een kan-toor. Hij moet de uitgebreide technologische en heuristische hulpmiddelen die eigen zijn aan het beroep doelmatig kunnen gebruiken.
12
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
3.3
Beroepsgericht opleidingsprofiel
3.3.1
Het Beroepsprofiel als uitgangspunt Het hier beschreven opleidingsprofiel gaat uit van het Beroepsprofiel van de Licentiaat Vertaler zoals beschreven in het document "Beroepsprofielen van de Vertaalkundigen".
3.3.2
Relatie Beroepsprofiel - beroepsgericht opleidingsprofiel Het Beroepsprofiel benoemt één typefunctie, de (meer)talige communicatie, die in de opleiding kan vertaald worden naar drie functionele gehelen: − de communicatie in de vreemde taal − de communicatie in de moedertaal − het (schriftelijk) omzetten van de ene taal in de andere taal BEROEPSPROFIEL
typefunctie (meer)talige communicatie
OPLEIDINGSPROFIEL
functionele gehelen FG1 communicatie in de vreemde taal FG2 communicatie in de moedertaal FG3 schriftelijk omzetten van de ene taal in de andere
De taken die het Beroepsprofiel per deelfunctie opgeeft, zijn in elk van de drie functionele gehelen op hun eigen manier relevant en vergen verwante basiscompetenties. Toch zijn er per functioneel geheel andere accenten. ♦ Belangrijke opmerkingen − De beschrijving die volgt is sterk analytisch. Het is NIET de bedoeling dat aan de hieronder geïdentificieerde "onderdelen" telkens één afzonderlijk opleidingsonderdeel zou moeten beantwoorden in een concreet opleidingsprogramma. Het zal integendeel vaak mogelijke en wenselijk zijn om elementen uit verschillende "onderdelen" in één opleidingsonderdeel te integreren. − Het is niet uitgesloten dat er kleine accentverschuivingen optreden afhankelijk van de vreemde taal; zo kunnen de eisen inzake "culturele duiding" (o.a. V2 en V5 infra) hoger gesteld worden in het geval van talen met een cultuur verwant aan die van het Nederlands dan aan talen die in die betekenis exotischer zijn; enzovoort. 3.3.2.1 Functioneel geheel "communicatie in de vreemde taal" Het Beroepsprofiel onderscheidt de deelfuncties "voorbereiding", "research", "creatie" en "afwerking". In het functioneel geheel "communicatie in de vreemde taal" beantwoorden aan die deelfuncties vier onderdelen: tekstbegrip, documentatietechniek en onderzoek, spreek- en schrijfvaardigheid, eindredactie. Per "onderdeel" moet de opleiding voorzien in het aanleren van een aantal "vaardigheden” waarvoor telkens ondersteunende kennis en bepaalde attitudes vereist zijn of moeten worden bijgebracht, en waarvoor telkens ook contextgegevens kunnen worden gespecificeerd. Het Beroepsprofiel onderscheidt een relatief gering aantal "taken"; in onderstaand opleidingsprofiel zijn ze omgewerkt naar een uitgebreider aantal vaardigheden, wat in overeenstemming is met de gevraagde analytische procedure.
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
13
♦ Overzicht FG1 Communicatie in de vreemde taal (VT) Deelfuncties volgens het beroepsprofiel
Corresponderende onderdelen in het Beroepsgericht opleidingsprofiel, en vaardigheden per onderdeel
Hiervoor moeten volgende vaardigheden worden aangeleerd:
Voorbereiding
Ond 1 Tekstbegrip Vreemde Taal (VT) V1 leesvaardigheid VT/inhoud De afgestudeerde kan een geschreven tekst
in de vreemde taal vlot en snel begrijpen, zowel in zijn hoofdlijnen als in de details. In het geval van algemene teksten heeft hij daarbij geen of weinig hulpmiddelen nodig; in het geval van gespecialiseerde teksten gebruikt hij de gepaste hulpmiddelen (naslagwerken e.a.m.)
OND1/K. Volgende kenniselementen zijn nodig voor tekstbegrip VT. Tussen haakjes wordt aangegeven of het om algemene (ALG) dan wel vakspecifieke (VS) kennis gaat. Het gaat telkens om verwerkingsniveau 4, dit wil zeggen dat de kennis spontaan en uit eigen beweging wordt toegepast. − een doorgedreven kennis van grammatica, woordenschat, idioom, en uitspraak van de betrokken vreemde taal (VS) − een kennis van de bronnen die dienstig kunnen zijn voor een beter begrip (vooral in het geval van gespecialiseerde teksten) (ALG en VS) − een degelijke algemene vorming (ALG) − een inzicht in de cultuur en de instellingen van de belangrijkste landen waar de betrokken taal wordt gesproken (VS en ALG) − een inzicht in tekststructuur en in de pragmatiek van teksten (VS)
V2 leesvaardigheid VT/duiding
De afgestudeerde kan een in de vreemde taal gestelde tekst vlot en snel in een bredere context plaatsen. Dit betekent dat hij de cultuurgebonden, en soms impliciete, referenties in de tekst accuraat kan identificeren en interpreteren. (Voorbeelden: de tekst parafraseert een bekend citaat; de tekst verwijst naar bekende historische gebeurtenissen, politieke toestanden enz., die eigen zijn aan het cultuurgebied van de vreemde taal.)
OND1/ATT Volgende attitudes zijn bij tekstbegrip van belang: − kritisch-wetenschappelijke ingesteldheid − zin voor analyse (het detail) en synthese (de grote lijn) − abstract denken − belangstelling voor het internationale kader − leergierigheid − goede contactuele eigenschappen
V3 leesvaardigheid VT/vormanalyse
De afgestudeerde kan structuur en samenhang van een in de vreemde taal gestelde tekst vlot en snel onderkennen; hij kan de tekstsoort, de gebruikte stijl en het gebruikte register accuraat identificeren.
OND1/CON Volgende contextgegevens zijn relevant bij tekstbegrip: − werkomstandigheden: bij lezen en luisteren moet de afgestudeerde autonoom kunnen optreden en dat zowel in de afzondering van zijn eigen werkruimte als bij het bijwonen van b.v. een openbaar debat. Hij moet ook groepswerk aankunnen. − graad van verantwoordelijkheid: de afgestudeerde moet autonoom kunnen bepalen over welke onderwerpen hij een deskundigheid heeft en voor welke andere onderwerpen hij bronnen moet raadplegen. Hij moet in staat zijn zich te bekwamen in nieuwe onderwerpen; opdrachten te delegeren; en nieuwe, creatieve oplossingen te bedenken voor problemen waarvoor geen pasklare oplossing bestaat.
V3
− hulpmiddelen: de afgestudeerde
moet de technologische hulpmiddelen beheersen die soms nodig zijn om een tekst te lezen (b.v. tekst op CD ROM) of te beluisteren (b.v. tekst op cassette). Hij moet ook de heuristische hulpmiddelen kennen
14
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
of weten te zoeken, en ze oordeelkundig weten te interpreteren (zie B: documentatietechniek vreemde taal).
V4 luistervaardigheid VT4/inhoud
De afgestudeerde kan een door een native speaker gesproken tekst in de vreemde taal vlot en snel begrijpen in zijn hoofdlijnen en in de meeste details, voor zover de spreker een standaardvariant of een daarbij aanleunende variant van de vreemde taal gebruikt. In het geval van algemene teksten heeft hij daarbij geen of weinig hulpmiddelen nodig; in het geval van gespecialiseerde teksten gebruikt hij de gepaste hulpmiddelen (naslagwerken e.a.m.).5
V5 luistervaardigheid VT/duiding
De afgestudeerde kan een tekst zoals beschreven onder 4 vlot en snel in een bredere context plaatsen. Dit betekent dat hij de cultuurgebonden, en soms impliciete, referenties in de tekst accuraat kan identificeren en interpreteren. (Voorbeelden: de tekst parafraseert een bekend citaat; de tekst verwijst naar bekende historische gebeurtenissen, politieke toestanden enzovoort, die eigen zijn aan het cultuurgebied van de vreemde taal.)
V6 luistervaardigheid VT/vormanalyse
De afgestudeerde kan de structuur en samenhang van een gestructureerd betoog of van een gewoon gesprek in de vreemde taal vlot en snel onderkennen; hij kan tekstsoort, stijl en register accuraat identificeren.
V7 onderzoek i.v.m. tekstbegrip/ VT (of algemeen)
Research
De afgestudeerde kan aan wetenschappelijk onderzoek doen i.v.m. tekstbegrip vreemde taal of tekstbegrip in het algemeen. Ond 2 Documentatietechniek Vreemde Taal (VT) & toegepast wetenschappelijk onderzoek vreemde taal V8 heuristiek VT/naslagwerken De afgestudeerde kent de standaard naslag- OND2/K. Volgende kenniselementen werken voor de vreemde taal en is in staat meer specifieke naslagwerken nodig voor het begrijpen van specialistische teksten op te sporen door een oordeelkundig gebruik van bibliotheken, repertoria, catalogi of andere middelen. Onder naslagwerken vallen ondermeer: (papieren of elektronische) woordenboeken, glossaria, lexica, encyclopedieën; en termenbanken.
V8
4
5
zijn van belang bij documentatietechniek VT. Tussen haakjes wordt aangegeven of het algemene (ALG) dan wel vakspecifieke (VS) kennis betreft. Het gaat telkens om verwerkingsniveau 4, dit wil zeggen dat de kennis spontaan en uit eigen beweging wordt toegepast. − inzicht in de principes van de lexicologie/ lexicografie en de − terminologie/terminografie (VS) − kennis van de standaardreferentiewerken in verband met de betrokken vreemde taal (VS) − inzicht in de structuur van bibliotheken en het gebruik van catalogi, bibliografiën en zoekprocedures per computer (VS) − inzicht in de conventies die in naslagwerken worden gebruikt (VS)
− kennis van basisprocedures voor het raadplegen van elektronisch opgeslagen informatie (VS, ten dele ook
Opmerking: Luistervaardigheid wordt in het Beroepsprofiel van de Licentiaat Vertaler niet vermeld, maar is in de opleiding wel nodig om twee redenen: - het is een belangrijk aspect van talige communicatie - in de praktijk dienen de eerste twee à drie jaar van de opleiding ook als onderbouw voor de optie licentiaattolk; voor die optie is een training in luistervaardigheid essentieel. De luistervaardigheid van de vertaler onderscheidt zich van die van de tolk niet zozeer inzake het verwerkingsniveau als inzake de doelstelling. Van de vertaler/communicator wordt verwacht dat hij de boodschap terdege begrijpt, van de tolk wordt bovendien verwacht dat hij bij het beluisteren de vertaalmoeilijkheden anticipeert. De luistervaardigheid van de vertaler is in die zin "unilinguaal", die van de tolk "bilinguaal".
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
15
ALG)
V9 heuristiek VT/teksten
De afgestudeerde kan informatieve teksten opsporen die behulpzaam kunnen zijn voor een goed begrip van een in de vreemde taal gestelde tekst van specialistische aard.
Om aan onderzoek te doen moet de afgestudeerde ook beschikken over: − kennis van de principes van wetenschappelijk onderzoek (ALG)
V10 heuristiek VT/informanten
De afgestudeerde kan geschikte informanten opsporen die hem kunnen helpen bij het begrijpen van een in de vreemde taal gestelde tekst van specialistische aard.
OND2/ATT. Volgende attitudes zijn nuttig bij Onderdeel 2: − kritische wetenschappelijke ingesteldheid (de afgestudeerde moet betrouwbare van onbetrouwbare bronnen kunnen onderscheiden; hij moet zijn bronnen oordeelkundig interpreteren; hij moet aan objectief wetenschappelijk onderzoek kunnen doen) − accuratesse en resultaatgerichtheid (de afgestudeerde moet doelgericht en snel kunnen zoeken) − zin voor initiatief (b.v. ook de nietevidente bronnen weten op te sporen; creatief omgaan met onderzoeksmethodes) − goede contactuele eigenschappen (bij het zoeken naar en ondervragen van informanten) − leergierigheid (bereidheid actief zoekwerk te verrichten) − kunnen omgaan met informatie
V11 consultatie/naslagwerken VT
De afgestudeerde kan naslagwerken in verband met de vreemde taal correct en kritisch gebruiken. Hij is vertrouwd met de conventies van naslagwerken in papieren vorm en in elektronische vorm.
OND2/CON. Volgende contextgegevens zijn relevant voor Onderdeel 2: − werkomstandigheden: bij het opsporen en raadplegen van bronnen, en bij het voeren van wetenschappelijk onderzoek, moet de afgestudeerde autonoom kunnen optreden en dat zowel in de afzondering van zijn eigen werkruimte als b.v. in een bibliotheek. Hij moet ook groepswerk aankunnen. − graad van verantwoordelijkheid: de afgestudeerde moet autonoom kunnen bepalen naar welke bronnen hij zoekt en hoe hij ze zal aanwenden en hij moet op eigen verantwoordelijkheid aan toegepast wetenschappelijk onderzoek kunnen doen. Hij moet in staat zijn zich in te werken in nieuwe onderwerpen; opdrachten te delegeren; en nieuwe, creatieve oplossingen te bedenken voor problemen waarvoor geen pasklare oplossing bestaat. − hulpmiddelen: de afgestudeerde moet de technologische hulpmiddelen beheersen die soms nodig zijn om bronnen te zoeken of te raadplegen, of om aan onderzoek te doen (b.v. woordenboek op CD ROM, informatieve tekst op Internet). De heuristische hulpmiddelen zelf kunnen zeer gevarieerd zijn: woordenboeken, lexica, glossaria, termenbanken, encyclopedieën, computer-netwerken, telefoonboeken, repertoria, ledenlijsten van verenigingen, folders, prijslijsten, handboeken, gespecialiseerde tijdschriften..
V12 consultatie/teksten VT
De afgestudeerde kan de relatieve betrouwbaarheid van bijkomend tekstmateriaal inschatten, en de informatie uit de bijkomende teksten oordeelkundig gebruiken bij het interpreteren van zijn basistekst.
V13 consultatie/informanten VT
De afgestudeerde is in staat om informanten over het onderwerp van zijn tekst op ge-
16
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
schikte wijze te bevragen en de ingewonnen informatie kritisch te evalueren.
V14 terminologische vaardigheid De student kan zich inwerken in de terminologie (vreemde taal) van een specifiek vakVT
gebied. Hij kan daarbij de relatieve betrouwbaarheid van termen, en hun onderlinge relatie, bepalen.
V8 onderzoek i.v.m. documentatietechniek VT
Creatie
De afgestudeerde kan toegepast wetenschappelijk onderzoek verrichten in verband met de vaardigheden en de vakspecifieke kenniselementen vermeld in de Onderdelen 1 tot en met 4.
Ond 3 Spreek- en schrijfvaardigheid VT De afgestudeerde kan in de vreemde taal V16 schrijfvaardigheid een tekst schrijven van algemene aard, of VT/inhoud
van specialistische aard, waarbij de te formuleren boodschap accuraat wordt weergegeven. Hij kan deze vaardigheid ook aanwenden bij het herwerken van een door anderen geschreven tekst.
OND3/K. Volgende kenniselementen zijn vereist voor het onderdeel spreeken schrijf-vaardigheid. Tussen haakjes wordt aangegeven of het algemene (ALG) dan wel vakspecifieke (VS) kennis betreft. Telkens gaat het om verwerkingsniveau 4, dit wil zeggen dat de kennis spontaan en uit eigen beweging wordt toegepast. − een doorgedreven actieve kennis van grammatica, woordenschat, idioom, spelling, uitspraak en registers van de betrokken taal (VS) − kennis van de bronnen die dienstig kunnen zijn bij het schrijven van teksten in de betrokken vreemde taal (woordenboeken, synoniemenwoordenboeken, thesauri, spellinggidsen en spellingcheckers, "schrijfwijzers") (VS) − kennis van bronnen zoals: uitspraakwoordenboeken, gidsen omtrent het geven van presentaties en speeches (VS) − een degelijke algemene vorming (ALG) − een inzicht in de cultuur en instellingen van de belangrijkste landen waar de betrokken vreemde taal wordt gesproken (VS en ALG) − een inzicht in tekststructuur en pragmatiek (VS) − een inzicht in tekstsoorten en in stilistiek (VS)
V17 schrijfvaardigheid VT/duidelijkheid
De afgestudeerde kan bij het schrijven of bewerken van een tekst zoals bedoeld onder V16 zijn boodschap duidelijk weergeven. Hij maakt daartoe de gepaste woordkeuzes en besteedt aandacht aan zinsbouw, cohesie en algemene structuur. Hij houdt bij het formuleren van zijn boodschap ook rekening met waarden en toestanden die eigen zijn aan het cultuurgebied van de vreemde taal.
OND3/ATT. Volgende attitudes zijn voor spreek- en schrijfvaardigheid wenselijk: − kritisch-wetenschappelijke ingesteldheid − abstract denken − accuratesse − zin voor synthese − zin voor duidelijkheid en juiste toon − leergierigheid − belangstelling voor de internationale dimensie − zin voor zelfstandigheid en initiatief − goede contactuele eigenschappen (voor spreekvaardigheid) − empathie (met het doelpubliek van de tekst) − verantwoordelijkheidszin
V18 schrijfvaardigheid VT/bondigheid
De afgestudeerde kan bij het schrijven of bewerken van een tekst in de vreemde taal zijn boodschap bondig verwoorden.
OND3/CON. Volgende contextgegevens zijn relevant voor spreek- en schrijfvaardigheid: − werkomstandigheden: bij het schrijven moet de afgestudeerde autonoom kunnen optreden en dat zowel in de afzondering van zijn eigen werkruimte als b.v. in het kader van groepswerk; bij het spre-
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
17
ken moet hij zowel in beperkte kring als voor een publiek kunnen optreden. − graad van verantwoordelijkheid: de afgestudeerde moet autonoom kunnen bepalen over welke onderwerpen hij een deskundigheid heeft en over welke onderwerpen hij beter niet, of enkel na bijkomende voorbereiding, spreekt of schrijft. Hij moet in staat zijn zich in te werken in nieuwe onderwerpen; opdrachten te delegeren; en nieuwe, creatieve oplossingen te bedenken voor problemen waarvoor geen pasklare oplossing bestaat. − hulpmiddelen: de afgestudeerde moet bij het schrijven van teksten een tekstverwerker6 kunnen gebruiken en vertrouwd zijn met courante methodes om teksten elektronisch op te slaan en door te geven; bij het spreken moet hij vertrouwd zijn met het gebruik van een microfoon en het inspreken op band. Hij moet ook de nodige heuristische hulpmiddelen (vgl.
V16
Afwerking
6
7
V17 schrijfvaardigheid VT/taal
De afgestudeerde kan bij het schrijven of bewerken van een tekst in de vreemde taal de grammatica- en spellingregels correct toepassen en gebruikt correcte bewoordingen. Taalgebruik en taalrijkdom sluiten nauw aan bij die van een native speaker.
V18 schrijfvaardigheid VT/stijl
De afgestudeerde kan bij het schrijven of bewerken van een tekst in de vreemde taal de gepaste stijl en het gepaste register gebruiken; hij gebruikt daarbij ook de conventies van de gekozen tekstsoort (b.v. brief vs. verslag vs. memo, ...).
V19 spreekvaardigheid VT7/inhoud
De afgestudeerde kan in de vreemde taal een gesprek voeren, of een uiteenzetting geven, waarbij de te formuleren boodschap accuraat wordt weergegeven
V20 spreekvaardigheid VT/duidelijkheid
De afgestudeerde komt vlot en duidelijk over bij het voeren van een gesprek of het geven van een uiteenzetting in de vreemde taal. Hij weet zijn boodschap gestructureerd over te brengen, en houdt rekening met waarden en toestanden die eigen zijn aan het cultuurgebied van de vreemde taal.
V21 spreekvaardigheid VT/uitspraak
De afgestudeerde kan bij het spreken in de vreemde taal een correcte uitspraak gebruiken, die aanleunt bij de standaarduitspraak van native speakers.
V22 spreekvaardigheid VT/taal en stijl
De afgestudeerde kan bij het spreken in de vreemde taal een correct en rijk taalgebruik hanteren.
V23 onderzoek i.v.m. spreek- en schrijfvaardigheid VT
De afgestudeerde kan bij het spreken in de vreemde taal de juiste stijl treffen en het gepaste register hanteren.
Ond 4 Eindredactie VT V26 controle VT
De afgestudeerde kan een tekst in de vreemde taal, die in een eerdere versie werd
OND3/K: schrijfwijzers, uitspraakwoordenboeken enz.) kennen of weten te zoeken, en ze oordeelkundig weten te interpreteren.
OND4/K. Volgende kenniselementen zijn van belang voor de redactionele
Dit betekent niet dat het leren omgaan met een tekstverwerker noodzakelijk een onderdeel moet zijn in het curriculum; een opleiding mag dergelijk algemene vaardigheden ook vooronderstellen. Opmerking: Spreekvaardigheid wordt in het Beroepsprofiel van de Licentiaat Vertaler niet vermeld, maar is in de opleiding wel nodig om drie redenen: − het is een belangrijk aspect van talige communicatie − het leren mondeling formuleren komt onrechtstreeks ook het schriftelijk formuleren ten goede − in de praktijk dienen de eerste twee à drie jaar van de opleiding ook als onderbouw voor de optie licentiaat-tolk; voor die optie is een training in spreekvaardigheid essentieel
18
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
aangemaakt, oordeelkundig en met oog voor het detail zowel als voor het geheel, bijstellen inzake grammatica, woordenschat, spelling, duidelijkheid, bondigheid, stijl. Een gesproken tekst (b.v. het ontwerp van een toespraak op band) kan hij ook corrigeren inzake uitspraak.
vaardigheden: − dezelfde als voor schrijfvaardigheid resp. spreekvaardigheid
V26 presentatie VT/schriftelijk
De afgestudeerde kan bij het redigeren van een tekst in de vreemde taal aan die tekst een functioneel verantwoorde vorm geven.
OND4/ATT. Volgende attitudes zijn relevant bij redactionele werkzaamheden en bij het onderzoek over dit thema: − kritische wetenschappelijke ingesteldheid − zin voor analyse en synthese − abstract denken − accuratesse en resultaatgerichtheid − verantwoordelijkheidszin − stressbestendigheid − zin voor duidelijkheid en juiste toon − leergierigheid (met o.m. ook belangstelling voor relevante nieuwe technologieën) − belangstelling voor de internationale dimensie − zin voor zelfstandigheid en initiatief − zin voor esthetiek (grafische vormgeving) − empathie met het doelpubliek van de tekst
V27 presentatie VT/mondeling
De afgestudeerde beheerst bij het spreken in de vreemde taal de belangrijkste technieken van mondelinge presentatie en kan ter ondersteuning courante audiovisuele middelen gebruiken.
OND4/CON. Volgende contextgegevens zijn relevant voor het onderdeel eindredactie: − werkomstandigheden: bij het redigeren van teksten moet de afgestudeerde autonoom kunnen optreden en dat zowel in de afzondering van zijn eigen werkruimte als b.v. in het kader van groepswerk − graad van verantwoordelijkheid: de afgestudeerde moet autonoom in staat zijn om redactionele opdrachten te aanvaarden, te weigeren of te delegeren. Hij moet kunnen innoveren als zich problemen voordoen waarvoor geen pasklare oplossing bestaat. − hulpmiddelen: de afgestudeerde moet bij het controleren en opmaken van teksten een tekstverwerker en printer kunnen gebruiken en vertrouwd zijn met courante methodes om teksten elektronisch te verwerken; bij het spreken moet hij vertrouwd zijn met het gebruik van courante audiovisuele hulpmiddelen. Hij moet ook de nodige heuristische hulpmiddelen (vgl. OND3/K: schrijfwijzers, uitspraakwoordenboeken enz.) kennen of weten te zoeken, en ze oordeelkundig weten te interpreteren.
V28 Onderzoek i.v.m. eindredactie VT of in het algemeen
De student kan onderzoek doen in verband met het redigeren van gesproken en geschreven teksten in de vreemde taal of in het algemeen.
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
19
3.3.2.2 Functioneel geheel "communicatie in de moedertaal" Binnen dit functionele geheel kunnen dezelfde onderdelen en parallelle "vaardigheden worden onderscheiden als binnen het functionele geheel "communicatie in de vreemde taal". FG2 Communicatie in de moedertaal (Nederlands) Deelfuncties volgens het beroepsprofiel Voorbereiding
Corresponderende onderdelen in het Beroepsgericht opleidingsprofiel, en vaardigheden per onderdeel Ond 5
Hiervoor moeten volgende vaardigheden worden aangeleerd:
Tekstbegrip Nederlandse Taal (NL)
V30 leesvaardigheid NL/inhoud V31 leesvaardigheid NL/duiding V32 leesvaardigheid NL/vormanalyse V33 luistervaardigheid NL/inhoud V34 luistervaardigheid NL/duiding V35 onderzoek i.v.m. tekstbegrip NL
Research
Ond 6
Documentatietechniek (NL)
V37 heuristiek NL/naslagwerken V38 heuristiek NL/teksten V39 heuristiek NL/informanten V40 consultatie/naslagwerken NL V41 consultatie/teksten NL V42 consultatie/informanten NL V43 terminologische vaardigheid NL V44 onderzoek i.v.m. documentatie-techniek NL Creatie
Spreek- en schrijfvaardigheid (NL) V45 schrijfvaardigheid NL/Inhoud V46 schrijfvaardigheid NL/duidelijkheid V47 schrijfvaardigheid NL/stijl V48 schrijfvaardigheid NL/taal V49 schrijfvaardigheid NL/stijl V50 spreekvaardigheid NL/inhoud V51 spreekvaardigheid NL/duidelijkheid V52 spreekvaardigheid NL/uitspraak V53 spreekvaardigheid NL/taal en stijl V54 onderzoek i.v.m. spreek- en schrijfvaardigheid NL
Afwerking
Eindredactie (NL) V55 controle NL V56 presentatie NL/schriftelijk V57 presentatie NL/mondeling V58 onderzoek i.v.m. eindredactie NL
Ook de kenniselementen, attitudes en contextgegevens blijven, mutatis mutandis, dezelfde als in 3.3.2.1 (waar staat "(vreemde) taal" moet hier worden gelezen "Nederlands"). Volgende accentverschuivingen treden op: − de opleiding stelt voor het Nederlands nog hogere eisen dan voor de vreemde taal op het stuk van vlotheid, accuraatheid in het taalgebruik, taalrijkdom, begrip van culturele context. Dit betekent niet dat het verwerkingsniveau van de vereiste kenniselementen hier hoger is dan bij de vreemde taal. Het betekent wel dat die kennis relatief uitgebreider zal zijn (met name: een nog grotere taalrijkdom; een nog ruimere kennis van culturele contextgegevens). − de opleiding zal eerder verworven foute taalgewoontes moeten corrigeren
20
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
3.3.2.3 Functioneel geheel "schriftelijk omzetten van de ene taal in de andere" Ook binnen dit functioneel geheel kunnen vier onderdelen worden onderscheiden: Brontekstbegrip, Documentatietechniek en vertaalonderzoek, het Vertalen zelf en de Eindedactie van de vertaling. Het beroepsprofiel vermeldt bovendien een vijfde deelfunctie, die relevant is voor het beroep van "revisor”: de controle. De vaardigheden nodig voor die vijfde deelfunctie zijn in principe dezelfde als de vaardigheden vereist voor afwerking; daarom wordt in onderstaand schema met een gemeenschappelijke categorie "eindredactie en revisie" gewerkt.
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
21
FG3 Schriftelijk omzetten van de ene taal in de andere (T > T) Deelfuncties volgens het beroepsprofiel
Corresponderende onderdelen in het Beroepsgericht opleidingsprofiel, en vaardigheden per onderdeel
Voorbereiding
Ond 9
8
Hiervoor moeten volgende vaardigheden worden aangeleerd:
Brontekstbegrip
V59 leesstrategie T > T/inhoud
De afgestudeerde kan snel en vlot een (geschreven) brontekst van algemene of gespecialiseerde8 aard inhoudelijk begrijpen en de vertaalmoeilijkheden met betrekking tot die inhoud anticiperen.
OND9/K. Volgende kennis moet hiervoor worden verworven. Tussen haakjes wordt aangegeven of het algemene (ALG) dan wel vakspecifieke (VS) kennis betreft. Het verwerkingsniveau is telkens 4, wat betekent dat de kennis spontaan en uit eigen beweging kan worden toegepast. − een doorgedreven kennis van grammatica, woordenschat, idioom, en uitspraak van de bron- en doeltaal; (VS) − kennis van "false friends" tussen bron- en doeltaal; (VS) − kennis van de bronnen die dienstig kunnen zijn voor een beter brontekstbegrip (vooral in het geval van gespecialiseerde teksten); (ALG en VS) − een degelijke algemene vorming; (ALG) − een inzicht in de cultuur en de instellingen van de belangrijkste landen waar bron- en doeltaal worden gesproken; (VS en ALG) − een inzicht in tekststructuur en in de pragmatiek van teksten (VS)
V60 leesstrategie T > T/duiding
De afgestudeerde kan een (geschreven) brontekst van algemene of gespecialiseerde aard snel en vlot duiden in zijn bredere context en de vertaalmoeilijkheden met betrekking tot die context anticiperen.
OND9/ATT. Volgende attitudes zijn van belang bij het vertaalgericht lezen en het onderzoek daaromtrent: − kritisch-wetenschappelijke ingesteldheid − accuratesse en resultaatgerichtheid − zin voor analyse (het detail) en synthese (de grote lijn) − abstract denken − concentratievermogen − belangstelling voor het internationale kader − leergierigheid
V61 leesstrategie T > T/vormanalyse
De afgestudeerde kan een (geschreven) brontekst van algemene of gespecialiseerde aard snel en vlot naar zijn vorm, stijl en tekstsoort analyseren, en de vertaalmoeilijkheden anticiperen die zich op die niveaus zullen voordoen.
OND9/CON. Volgende contextgegevens zijn relevant voor brontekst begrip: − werkomstandigheden: bij het vertaalgericht lezen moet de afgestudeerde autonoom kunnen werken en dat zowel in de afzondering van zijn eigen werkruimte als in het kader van groepswerk. − graad van verantwoordelijkheid: de afgestudeerde moet autonoom kunnen bepalen over welke onderwerpen hij een deskundigheid heeft en voor welke andere onderwerpen hij bronnen moet raadplegen. Hij moet in staat zijn zich in nieuwe onderwerpen in te werken; opdrachten te delegeren; en nieuwe, creatieve oplossingen te bedenken voor problemen waarvoor geen pasklare oplossing bestaat. − hulpmiddelen: de afgestudeerde moet de technologische hulpmiddelen beheersen die soms nodig zijn om een tekst te lezen (b.v. brontekst wordt toegeleverd op diskette). Hij moet ook de heuristische hulpmiddelen kennen of weten te zoeken, en ze oordeelkundig weten te interpreteren (zie OND10: documentatietechniek T>T).
V62 onderzoek i.v.m. brontekstbegrip
De afgestudeerde kan onderzoek verrichten over vertaalgerichte leesvaardigheid.
De opleiding kan onmogelijk alle specialismen aan bod laten komen, maar door het aanreiken van teksten uit exemplarische vakgebieden kan een basis worden gelegd voor specialisatie.
22
Research
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
Ond 10
Vertaalgerichte documentatietechniek vergt vaardigheden V58-V63; aansluitend beschikt de afgestudeerde over een vertaalgerichte terminologische vaardigheid (V64). Zijn onderzoeksvaardigheid op het terrein van de vertaling staat summier beschreven in V65.
V63 heuristiek T > T/naslagwerken
De afgestudeerde kent de standaard ªnaslagwerken van bron- en doeltaal, en de standaardvertaalwoordenboeken, en is in staat meer specifieke naslagwerken nodig voor het begrijpen en vertalen van specialistische bronteksten op te sporen door een oordeelkundig gebruik van bibliotheken, repertoria, catalogi of andere middelen. Onder naslagwerken vallen ondermeer: (papieren of elektronische) woordenboeken, glossaria, lexica, encyclopedieën; en termenbanken.
OND10/K. Volgende kenniselementen zijn van belang bij documentatietechniek T>T. Tussen haakjes wordt aangegeven of het om algemene (ALG) dan wel vakspecifieke (VS) kennis gaat. Het verwerkingsniveau van de kennis is telkens 4, wat betekent dat de kennis spontaan en uit eigen beweging wordt toegepast. − inzicht in de principes van de lexicologie/ lexicografie en de − terminologie/terminografie (VS) − kennis van de standaardreferentiewerken in verband met bron- en doeltaal, inclusief vertaalwoordenboeken (VS) − inzicht in de structuur van bibliotheken en het gebruik van catalogi, bibliografieën en zoekprocedures per computer (VS) − inzicht in de conventies die in naslagwerken worden gebruikt (VS) − kennis van basisprocedures voor het raadplegen van elektronisch opgeslagen informatie (VS, ten dele ook ALG)
V64 heuristiek T > T /teksten
De afgestudeerde kan bijkomende teksten opsporen die behulpzaam kunnen zijn voor een goed begrip van een te vertalen tekst en/of bij het oplossen van vertaalmoeilijkheden. (Het kan hierbij gaan om informatieve teksten, maar b.v. ook over eerdere vertalingen in verband met hetzelfde onderwerp.)
Om aan onderzoek te doen beschikt de afgestudeerde bovendien over: − kennis van de principes van wetenschappelijk onderzoek (ALG).
V65 heuristiek T > T /informanten
De afgestudeerde kan geschikte informanten opsporen die hem kunnen helpen bij het interpreteren van een te vertalen tekst en het oplossen van vertaalmoeilijkheden.
OND10/ATT. Volgende attitudes zijn nuttig bij Onderdeel 10: − kritische-wetenschappelijke ingesteldheid (de afgestudeerde moet betrouwbare van onbetrouwbare bronnen kunnen onderscheiden; hij moet zijn bronnen oordeelkundig interpreteren; hij moet aan objectief wetenschappelijk onderzoek kunnen doen) − accuratesse en resultaatgerichtheid (de afgestudeerde moet doelgericht en snel kunnen zoeken) − zin voor initiatief (b.v. ook de nietevidente bronnen weten op te sporen; creatief werken met onderzoeksmethodes) − goede contactuele eigenschappen (bij het zoeken naar en ondervragen van informanten) − kunnen omgaan met informatie
V66 consultatie T > T /naslagwerken
De afgestudeerde kan naslagwerken in verband met bron- en doeltaal correct en kritisch gebruiken. Hij is vertrouwd met de conventies van naslagwerken in papieren vorm en in elektronische vorm.
OND10/CON. Volgende contextgegevens zijn relevant voor documentatietechniek T>T: − werkomstandigheden: bij het opsporen en raadplegen van bronnen moet de afgestudeerde autonoom kunnen optreden en dat zowel in de afzondering van zijn eigen werkruimte als b.v. in een bibliotheek. Hij moet ook groepswerk aankunnen. Hetzelfde geldt voor het voeren van onderzoek. − graad van verantwoordelijkheid: de afgestudeerde moet autonoom kunnen bepalen naar welke bronnen hij zoekt en hoe hij ze zal aanwenden. Hij moet in staat zijn bronnen te zoeken en te raadplegen i.v.m. nieuwe onderwerpen; opdrachten te delegeren; en nieuwe, creatieve oplossingen te bedenken voor
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
23
problemen waarvoor geen pasklare oplossing bestaat. Bij het verrichten van vertaalonderzoek moet hij die zelfde verantwoordelijkheden kunnen opnemen, benevens de verantwoordelijkheid voor het eindresultaat. − hulpmiddelen: de afgestudeerde moet de technologische hulpmiddelen beheersen die soms nodig zijn om bronnen te zoeken of te raadplegen, of om aan onderzoek te doen (b.v. woordenboek op CD ROM, informatieve tekst op Internet). De heuristische hulpmiddelen zelf kunnen zeer gevarieerd zijn: woordenboeken, lexica, glossaria, termenbanken, encyclopedieën, computernetwerken, telefoonboeken, repertoria, ledenlijsten van verenigingen, folders, prijslijsten, handboeken, geschiedkundige werken, wetteksten ...
Creatie
V67
consultatie T > T /teksten
De afgestudeerde kan de relatieve betrouwbaarheid van bijkomend tekstmateriaal inschatten, en zowel informatieve teksten als eerdere vertalingen oordeelkundig betrekken bij zijn vertaling.
V68
consultatie T > T /informanten
De afgestudeerde is in staat om informanten op geschikte wijze te bevragen over het onderwerp van zijn brontekst en/of over specifieke vertaalmoeilijkheden, en kan de ingewonnen informatie kritisch evalueren.
V69
terminologische vaardigheid T>T
De student kan zich inwerken in de (vergelijkende) terminologie, in bron- en doeltaal, van een specifiek vakgebied. Hij kan daarbij de relatieve betrouwbaarheid van termen, en hun onderlinge relatie, bepalen; hij kan bepalen in welke mate een vertaalde term equivalent is met de term in de brontaal; hij is in staat om zo nodig een verantwoord neologisme te creëren.
V70
onderzoek i.v.m. documentatie-techniek T > T
De afgestudeerde kan wetenschappelijk onderzoek verrichten met betrekking tot de vaardigheden en de vakspecifieke kenniselementen beschreven in Onderdelen 9 tot en met 12.
Ond 11
Vertaling en hertaling
V71 vertaalvaardigheid /Inhoud
De afgestudeerde kan een vertaling schrijven die getrouw en zeer accuraat de inhoud van de brontekst weergeeft.
OND11/K. Volgende kenniselementen zijn daarbij nodig (ALG = algemene kennis, VS = vakspecifieke kennis), waarbij telkens verwerkingsniveau 4 is vereist (spontane toepassing uit eigen beweging): − een kennis van de principes van de vertaalwetenschap (algemeen) en vertaalkunde (vertaalroutines, transformaties enz.); (VS) − een doorgedreven kennis van de brontaal; (VS) − een doorgedreven actieve kennis van grammatica, woordenschat, idioom en spelling van de doeltaal; (VS) − een kennis van "false friends" en andere potentiële interferenties bij het omzetten van de bron- naar de doeltaal; (VS) − een kennis van vertaalstrategieën en routines; (VS) − een kennis van de bronnen die dienstig kunnen zijn bij het omzetten als zodanig (o.m. één- en meertalige woordenboeken), en bij het schrijven van teksten in de doeltaal (o.m. synoniemenwoordenboeken, thesauri, spel-
24
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
linggidsen en spellingcheckers, "schrijfwijzers"); (VS) − een kennis van elektronische vertaalhulpmiddelen; (VS) − een degelijke algemene vorming; (ALG) − een inzicht in de cultuur en instellingen van de belangrijkste landen waar bronen doeltaal worden gesproken; (VS en ALG)
Afwerking/controle
V72 vertaalvaardigheid / interculturele context
De afgestudeerde kan een vertaling schrijven die gepast rekening houdt met de cultuurgebonden referenties in de brontekst maar die ook interpreteerbaar is in de cultuur van de doeltaal.
OND11/ATT. Volgende attitudes zijn bij het vertalen en hertalen vereist: − kritisch-wetenschappelijke ingesteldheid − abstract denken − zin voor accuraatheid en getrouwheid − resultaatgerichtheid − commercieel inzicht − zin voor duidelijkheid en juiste toon − verantwoordelijkheidszin − kwaliteitsbewustzijn − leergierigheid − empathie (met de brontekst; met het doelpubliek) − beslissingsvermogen − doorzettingsvermogen − stressbestendigheid
V73 vertaalvaardigheid/vorm
De afgestudeerde kan een vertaling schrijven: − die qua tekstsoort, stijl en register correspondeert met de brontekst − die ten minste even duidelijk is, en ten minste even vlot leesbaar, als de brontekst − die correct is qua grammatica, woordenschat, idioom en spelling − die de taalrijkdom van de brontekst ten minste evenaart
OND11/CON. Contextgegevens bij het onderdeel "VERTALING EN HERTALING": − werkomstandigheden: bij het vertalen en hertalen moet de afgestudeerde autonoom kunnen optreden en dat zowel in de afzondering van zijn eigen werkruimte als b.v. in het kader van groepswerk. − graad van verantwoordelijkheid: de afgestudeerde moet autonoom kunnen bepalen over welke onderwerpen hij een deskundigheid heeft en welke teksten hij beter niet ter vertaling of bewerking aanvaardt. Hij moet in staat zijn zich in nieuwe onderwerpen in te werken; opdrachten te delegeren; en nieuwe, creatieve oplossingen te bedenken voor problemen waarvoor geen pasklare oplossing bestaat. Hij moet zich bewust zijn van de sleutelpositie die hij inneemt bij de overdracht van informatie. − hulpmiddelen: de afgestudeerde moet bij het vertalen de courante technologische hulpmiddelen kunnen gebruiken (wat "courant" is kan moeilijk in deze context worden gespecificeerd wegens de snelle evolutie in dit domein; minimaal is wel de tekstverwerker). Hij moet ook de nodige heuristische hulpmiddelen (vgl. C2) kennen of weten te zoeken, en ze oordeelkundig weten te interpreteren.
V74 vertaalvaardigheid/strategie
De afgestudeerde kan vlot gepaste vertaalstrategieën en vertaaltransformaties toepassen en op creatieve manier de bestaande vertaalmodellen hanteren.
V75 vertaalonderzoek
De afgestudeerde kan aan theoretisch en toegepast vertaalonderzoek doen.
Ond 12
Eindredactie en revisie T > T
V76 controle T > T /inhoud
De afgestudeerde kan een vertaling die hij in een eerdere versie heeft gemaakt, of die door een andere vertaler is gemaakt, oordeelkundig, en met oog voor het detail zowel als voor het geheel, bijstellen inzake getrouwheid aan de
0ND12/K. Volgende kenniselementen zijn van belang bij eindredactie en revisie: − dezelfde als voor vertaalvaardigheid en vertaalonderzoek (zie OND11/K) − kennis van conventies gebruikt bij
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
3.3.3
25
inhoud van de brontekst.
redactie en revisie (VS) − tekstverwerking (ALG)
V77 controle T > T/intercultureel con.
De afgestudeerde kan een vertaling die hij in een eerdere versie heeft gemaakt, of die door een andere vertaler is gemaakt, oordeelkundig bijstellen inzake het gepast weergeven van culturele referenties uit de brontekst en inzake de leesbaarheid van de vertaling binnen de culturele context van de doeltaal.
0ND12/ATT. Volgende attitudes zijn van belang bij het controleren en reviseren van vertalingen, en bij de vormelijke afwerking: − kritisch-wetenschappelijke ingesteldheid − zin voor accuraatheid en getrouwheid − zin voor zelfstandigheid en initiatief − resultaatgerichtheid en commercieel inzicht − stressbestendigheid − zin voor duidelijkheid en juiste toon − leergierigheid (ook in dit stadium worden nog bronnen geconsulteerd) − verantwoordelijkheidszin − kwaliteitsbewustzijn − empathie (met de brontekst) − zin voor esthetiek (grafische vormgeving)
V78 controle T > T/vorm
De afgestudeerde kan een vertaling die hij in een eerdere versie heeft gemaakt, of die door een andere vertaler is gemaakt, oordeelkundig bijstellen inzake grammatica, woordenschat, spelling, stijl, register; hij kan ook verbeteringen aanbrengen die de duidelijkheid en leesbaarheid bevorderen van de doeltekst en/of die tegemoetkomen aan de conventies van de tekstsoort.
OND12/CON. Volgende contextgegevens zijn relevant bij eindredactie en revisie T>T: − werkomstandigheden: bij controle, revisie en vormelijke afwerking moet de afgestudeerde autonoom kunnen optreden en dat zowel in de afzondering van zijn eigen werkruimte als b.v. in het kader van groepswerk. − graad van verantwoordelijkheid: de afgestudeerde moet autonoom kunnen bepalen over welke onderwerpen hij een deskundigheid heeft en welke teksten hij beter niet ter revisie aanvaardt. Hij moet in staat zijn zich in nieuwe onderwerpen in te werken; opdrachten te delegeren; en nieuwe, creatieve oplossingen te bedenken voor problemen waarvoor geen pasklare oplossing bestaat. − hulpmiddelen: de afgestudeerde moet bij het controleren, reviseren en vormgeven de courante technologische hulpmiddelen kunnen gebruiken (inzonderheid: tekstverwerker). Hij moet ook in dit stadium de nodige heuristische hulpmiddelen (vgl. OND11/K) kennen of weten te zoeken, en ze oordeelkundig weten te interpreteren.
V79 presentatie T > T
De afgestudeerde kan aan de doeltekst een verantwoorde en visueel aantrekkelijke vorm geven, waarbij waar nodig ook rekening gehouden wordt met de vormgeving van de brontekst.
V80 onderzoek i.v.m. eindredactie en revisie T > T
De afgestudeerde kan aan onderzoek doen in verband met redactie en visie van vertalingen.
Aanvullende gegevens met betrekking tot de optie ♦ Verhouding praktijk/theorie De optie combineert een praktijkgerichte inslag met een academisch en dus inzichtelijk karakter. De theoretische aspecten die aan bod komen zijn die welke de praktijk helpen schragen, m.a.w. de aspecten die een toegepast wetenschappelijk karakter hebben.
26
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
♦ Stages Het opdoen van praktijkervaring binnen of buiten de instelling is uitermate belangrijk in de opleiding. Ook moeten verblijven in het buitenland worden gestimuleerd, b.v. in het kader van uitwisselingsakkoorden. ♦ Relatieve opleidingsduur van de Functionele Gehelen In dezen speelt het behalen van de einddoelen een belangrijker rol dan de concrete tijdsindeling, die beter aan het autonome oordeel van de organiserende instelling wordt overgelaten. Indicatief moet worden uitgegaan van een ongeveer gelijk belang van FG1, FG2 en FG3 (in principe dus elk 33,3%). In de praktijk echter zullen de inspanningen om de doelstellingen te bereiken groter moeten zijn voor de vreemde talen, en voor het leren omzetten, dan voor de moedertaal. Tentatief kan worden uitgegaan van 40% voor FG1 (= VT), 20% voor FG2 (= NL) en 40% voor FG3 (= T>T). Er moet worden aan herinnerd dat de algemeen vormende component mee in deze cijfers is vervat en over de drie Functionele Gehelen is verspreid, en dat het aandeel van die component binnen VT en T>T natuurlijkerwijze weer groter is dan bij NL, wat mee de verhoudingen bepaalt.
3.4
Sleutelkwalificaties ♦ Opmerking Alleen aangekruist indien groot relatief belang; geen kruisje betekent niet: "hier onbelangrijk".
1. Abstract denken 2. Accuratesse 3. Assertiviteit 4. Beslissingsvermogen 5. Commercieel inzicht 6. Contactbereidheid 7. Creativiteit 8. Dienstverlenende ingesteldheid 9. Doorzettingsvermogen 10. Werkplan kunnen maken 11. Empathie 12. Flexibiliteit 13. Imagobewustzijn 14. Inzicht in arbeidsorganisatie 15. Kritische ingesteldheid 16. Omgaan met informatie 17. Kwaliteitsbewustzijn 18. Leerbekwaamheid 19. Leergierigheid 20. Loyauteit 21. Omgaan met stress 22. Planmatig denken 23. Problemen zien & oplossen 24. Productieve Taalvaard. MVT 25. Prod. Taalvaard. Moedertaal
1 ✗ ✗
✗
2 ✗ ✗
3 ✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗
✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗
4 ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗
6
✗ ✗ ✗
✗
✗
✗
✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗
7 ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗
✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗
5
✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗
8 ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗
Totaal 6 8 5
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
26. Recept. Taalvaardigh. Moedert. 27. Receptieve Taalvaard. MVT 28. Resultaatgerichtheid 29. Solidariteit 30. Veiligheids- en milieubewustz. 31. Verantwoordelijkheidszin 32. Zelfstandigheid 33. Zelfvertrouwen 34. Zin voor initiatief 35. Zin voor samenwerking 36. Zin voor esthetiek 1 2 3 4 5 6 7 8 9
27
✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗
✗
✗
✗
✗
✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗
Leesvaardigheid Luistervaardigheid Schrijfvaardigheid Spreekvaardigheid Heuristiek Consultatie Eindredactie & Revisie Vertaalvaardigheid Onderzoek
♦ Nota Voor het aanduiden van de sleutelkwalificaties is soms uitgegaan van iets kleinere eenheden dan de eerder geïdentificeerde "Onderdelen" (b.v. het Onderdeel "tekstbegrip" is opgesplitst in "leesvaardigheid" en "luistervaardigheid"); soms ook zijn sterk verwante onderdelen hier samengevoegd (b.v. Eindredactie VT, Eindredactie NL en Eindredactie en Revisie T>T). Onderzoek VT, NL en T>T zijn samengevoegd en als zelfstandige categorie toegevoegd. Deze ingrepen leken relevant bij het nagaan van het relatief belang van de sleutelkwalificaties binnen de opleiding.
3.5
De kern van de optie De kern van de optie bestaat in het leren zeer accuraat en vlot omzetten van de ene taal in de andere taal, in het bijzonder werkend met geschreven teksten. Daarvoor zijn zowel een grote communicatieve vaardigheid in de moedertaal als een grote communicatieve vaardigheid in de vreemde taal onontbeerlijk. Samen vormen zij de drie pijlers van de opleiding. In elk van de drie is een vierledige fasering aan te brengen, die bestaat uit: voorbereiding, research, creatie en afwerking. Om het academische niveau te garanderen, moet de opleiding voorzien in een degelijke vorming op het gebied van de vertaalwetenschap en een ruime algemene vorming. De optie onderscheidt zich van de optie zakelijk vertalen door haar academisch niveau. Zij verschilt ook van de opleidingen in taal- en letterkunde, die een grotere theoretische en linguïstisch-literaire gerichtheid hebben.
28
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
Het nauwst verwant is de optie licentiaat-tolk, met als belangrijkste verschil dat deze laatste zich in veel belangrijker mate toelegt op de gesproken taal en op specifieke tolktechnieken. Zo is de luistervaardigheid bij de vertaler alleen gericht op begrip, bij de tolk ook op het anticiperen van vertaalmoeilijkheden; bij de spreekvaardigheid wordt bij de tolk een grotere vlotheid en inventiviteit verwacht. Blijkens de sleutelkwalificaties zijn voor de persoonsvorming vooral van belang: accuratesse, kritische ingesteldheid, kunnen omgaan met informatie, kwaliteitsbewustzijn, omgaan met stress, uiteraard productieve en receptieve vaardigheid in de moedertaal en vreemde taal, resultaatgerichtheid, zelfstandigheid en zin voor initiatief. In bijkomende maar nog belangrijke mate moeten ook worden vermeld: abstract denken, beslissingsvermogen, assertiviteit, leergierigheid, en probleemoplossend denken.
3.6
Maatschappelijk-culturele vorming De licentiaat-vertaler moet over een ruime maatschappelijk-culturele vorming beschikken en is bij uitstek expert in interculturele communicatie. Hij moet in staat zijn om de verschillen tussen de talen die hij bestudeert, met inbegrip van de specifieke socioculturele dimensie eigen aan elke taal- en communicatiesituatie, te begrijpen, te formuleren en te vertalen. Een ruime algemene vorming is dus kenmerkend voor de vertaler; hij is niet alleen een specialist, maar in belangrijke mate ook een generalist. Tijdens zijn opleiding leert de licentiaat-vertaler ook omgaan met deontologische vereisten: het respecteren van het vertrouwelijk karakter van een te vertalen tekst, de getrouwheid aan het origineel, het respecteren van auteursrecht, het nakomen van met de opdrachtgever gemaakte afspraken, het al dan niet aanvaarden van een opdracht rekening houdend met de eigen expertise, enzovoort. Ook deze aspecten van de opleiding dragen bij tot zijn maatschappelijke vorming.
3.7
Relevantie van het opleidingsprofiel voor de herschikking van de kwalificatiestructuur
3.7.1
Leefbaarheid, maatschappelijke relevantie en inhoudelijke kwaliteit van de optie De optie licentiaat-vertaler wordt druk gevolgd (vgl. het cijfermateriaal in hoofdrubriek 2), en de afgestudeerden vinden vlot werk (vgl. de enquête uitgevoerd door de auteurs van het Beroepsprofiel). De opleiding is dus leefbaar én maatschappelijk relevant. Inhoudelijk kan de opleiding de vergelijking doorstaan met academische vertalersopleidingen in het buitenland (zie hoofdrubriek 2).
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
3.7.2
29
Afgrenzing t.o.v. de meest verwante optie De nauwst verwante optie is die van licentiaat-tolk. Ook deze veronderstelt een grote taalvaardigheid in moedertaal en vreemde taal, en vertaalvaardigheid (hier: tolkvaardigheid). Toch is er een belangrijk accentverschil. Bij de taalvaardigheid zijn het auditieve en orale aspect nog aanzienlijk belangrijker dan bij de vertaler; bij de tolkvaardigheid moeten heel aparte technieken worden aangeleerd die de vertaler niet van doen heeft. Er zijn dan ook verschillen in de sleutelkwalificaties voor beide opties. In de huidige opleidingen wordt ruim voldaan aan het criterium dat tenminste één derde van de opleiding voor beide opties gemeenschappelijk is; aan het criterium dat ten minste één derde van de opleidingsonderdelen specifiek moet zijn voor de optie wordt eveneens voldaan. Op te merken valt dat het kwantitatieve criterium erg arbitrair is, en dat het criterium van het inhoudelijke verschil de doorslag zou moeten geven.
3.7.3
Aanbeveling De huidige diplomabenamingen zijn: "Kandidaat-Vertaler", "Licentiaat-Vertaler" en "Licentiaat-Tolk". De kandidaat-vertaler is in principe ook een "kandidaat-tolk". Een duidelijker benaming zou wellicht zijn: "Kandidaat in de Vertaalkunde" resp. "Licentiaat in Vertaalkunde, Optie Vertaler" resp. "Licentiaat in de Vertaalkunde, Optie Tolk".
30
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
HOOFDRUBRIEK 4 BIBLIOGRAFIE
♦ Beek, P.L.M. van, Opleidingsprofiel opleiding tolk-vertaler. Rijkshogeschool Maastricht, s.d. ♦ Beroepsprofielen van de vertaalkundigen. S.l., s.d. (1996) (Red. R. Sinjan en P. Van Hauwermeiren) ♦ Decreet betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, 13 juli 1994. ♦ Forstner, Martin (ed), Translation and interpreting studies at C.I.U.T.I. institutes/ Formation des traducteurs et interprètes dans les instituts de la C.I.U.T.I./Die Studien-gänge Uebersetzen und Dolmetschen an den C.I.U.T.I. -Instituten. C.I.U.T.I., 1995. ♦ Handleiding voor het schrijven van opleidingsprofielen voor het hogeschoolonderwijs. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 1996. ♦ Hönig, H.G., Konstruktives Uebersetzen, Stauffenburg Verlag, Tübingen, 1995. ♦ Koordinierungsausschuss "Praxis und Lehre" des Bundesverbandes der Dolmetscher und Uebersetzer e.V., in: Mitteilungsblatt für Dolmetscher und Uebersetzer MDU, Heft 5, 1986, 1-8. ♦ Professional profile for translators and interpreters of the EC member countries. S.l., s.d. Red. Working party "Professional profile of the translating profession" of the Féderation Internationale des Traducteurs (FIT). ♦ Statistisch jaarboek van het Vlaams Onderwijs
O P L E I D I N G S P R O F I E L L I C E N T I A A T -V E R T A L E R
31
HOOFDRUBRIEK 5 MEDEWERKERS
♦ Prof. dr. Joost Buysschaert, hoogleraar Engels, MERCATOR -hogeschool, Gent ♦ Prof. dr. Paul Gillaerts, hoogleraar Nederlands, Katholieke Vlaamse Hogeschool, Antwerpen ♦ Lic Robert Legrève, vertaler-tolk, lid Departementale Raad, Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken, Antwerpen ♦ Prof. drs. Hugo Ruysevelts, docent Spaans, Hogeschool voor Wetenschap en Kunst, Campus VLEKHO, Brussel ♦ Lic. Ilse Van Ceulen, assistente Nieuwgrieks, ERASMUS-hogeschool, Brussel
OPLEIDINGSPROFIEL licentiaat - tolk
sector : toegepaste taalkunde studiegebied : toegepaste taalkunde beroep : licentiaat-tolk
Sectorcommissie hogeschoolonderwijs van de Vlaamse Onderwijsraad D/1997/6356/52 De leden van de sectorcommissie zijn inhoudelijk verantwoordelijk voor het opleidingsprofiel. De VLOR staat in voor een uniforme en toegankelijke lay-out.
INHOUD OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
I N H O U D
HOOFDRUBRIEK 1
1
INLEIDING
1.1 1.2 1.3 1.4
Identificatie van het opleidingsprofiel Opdracht Ontwikkelingsproces Legitimatie
HOOFDRUBRIEK 2
1 1 1 2
3
SITUERING VAN DE OPTIE
2.1
Gegevens uit de beroepenwereld 2.1.1 2.1.2 2.1.3
2.2
Beroepenstructuur Geraadpleegde beroepsprofielen Visie
Gegevens uit de onderwijswereld 2.2.1 2.2.2
Studiegebied, opleidingen en opties Aanverwante studiegebieden, opleidingen, opties 2.2.2.1 Academische opleidingen 2.2.2.2 Opleidingen van één cylus 2.2.3 Diploma’s en getuigschriften 2.2.4 Recente evoluties in het aantal uitgereikte diploma’s voor de optie licentiaat vertaler 2.2.5 Gelijkaardige opleidingen en diploma’s in het buitenland 2.2.6 Geografische spreiding in de beroepenstructuur in Vlaanderen 2.2.7 Geografische spreiding van het opleidingsaanbod in Vlaanderen 2.2.8 Infrastructuur 2.2.9 Studenten 2.2.9.1 Aantallen en geslacht per studiejaar 2.2.9.2 Geboortejaar en geslacht (licenties) 2.2.9.3 Aantallen en geslacht 2.2.10 Kwantitatieve beschrijving van de eerstejaars 2.2.10.1 Aantallen en geslacht 2.2.10.2 SO-vooropleiding en hoger onderwijservaring van de eerstejaars 2.2.10.3 Studieresultaten van de eerstejaars 2.2.11 Reële studieduur 2.2.12 Inhoudelijke profilering van de opleiding in binnen- en buitenland
2.3
Verantwoording van de optie
3 3 3 3 4 4 5 5 5 5 6 6 7 8 8 8 8 8 9 9 9 9 9 10 10 11
INHOUD OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT- T OLK
HOOFDRUBRIEK 3
12
HET OPLEIDINGSPROFIEL
3.1 3.2 3.3
Exacte benaming van de opleiding Globale omschrijving Het beroepsgerichte opleidingsprofiel 3.3.1 3.3.2
Het beroepsprofiel als uitgangspunt De concrete uitwerking van de vertaalslag van beroepsprofiel
12 12 13 13 13
naar opleidingsprofiel
3.3.3
3.4 3.5 3.6 3.7
3.3.2.1 FG1: Communicatie in de vreemde taal 3.3.2.2 FG2: Communicatie in de moedertaal 3.3.2.3 FG3: Schriftelijk omzetten van de ene taal in de andere 3.3.2.4 FG4: Mondeling omzetten van de ene taal in de andere Aanvullende gegevens met betrekking tot de optie
De sleutelkwalificaties De kern van de optie Maatschappelijk-culturele vorming Relevantie van het opleidingsprofiel voor de herschikking van de kwalificatiestructuur 3.7.1 3.7.2 3.7.3
Leefbaarheid, maatschappelijke relevantie en inhoudelijke kwaliteit van de optie Afgrenzing t.o.v. de meest verwante optie Aanbeveling
HOOFDRUBRIEK 4
14 14 14 14 19 20 22 22 23 23 23 23
24
BIBLIOGRAFIE
HOOFDRUBRIEK 5 MEDEWERKERS
25
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
1
HOOFDRUBRIEK 1 INLEIDING
1.1
Identificatie van het opleidingsprofiel Het hier besproken opleidingsprofiel is dat van licentiaat-tolk zoals tot stand gekomen binnen de sectorcommissie vertaalkunde. De vertaalkunde behoort decretaal tot het studiegebied toegepaste taalkunde.
1.2
Opdracht Dit opleidingsprofiel is geschreven in opdracht van de Koepelcommissie opleidingsprofielen van de Vlaamse Onderwijsraad, ten behoeve van de Raad Hoger Onderwijs.
1.3
Ontwikkelingsproces Het opleidingsprofiel licentiaat-tolk werd opgemaakt door een werkgroep met daarin één vertegenwoordiger per hogeschool (vijf in totaal) waar de opleiding licentiaat-tolk wordt georganiseerd. De door de Sectorcommissie aangeduide "expert" zorgde voor het stroomlijnen van de ideeën en voor de (eind)redactie van de tekst. Zoals in de "Handleiding voor het schrijven van opleidingsprofielen voor het hogeschoolonderwijs" wordt gevraagd, evalueerde de werkgroep in een eerste stap het beroepsprofiel. Aangezien het aantal taken in het beroepsprofiel vrij beperkt was, werd op een systematische wijze nagegaan welke de relevante vaardigheden zijn die via het onderwijs dienen aangeleerd te worden. In een tweede stap werd begonnen met de vertaalslag, te weten de formulering van de basiscompetenties. Op een eerste tussentijdse vergadering van de sectorcommissie werd gewezen op de onvolkomenheden van het beroepsprofiel. Een bijkomende moeilijkheid was dat het opleidingsprofiel concrete vaardigheden moet bevatten en daardoor bestaat het gevaar dat het academisch niveau van de opleiding onvoldoende tot uiting komt.
2
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
Dit laatste punt kwam op een tweede tussentijdse vergadering van de sectorcommissie duidelijk tot uiting. De vaardigheden bleken niet specifiek genoeg gedefinieerd te zijn. De stellers van de opleidingsprofielen werden permanent heen en weer geslingerd tussen de vraag naar specifieke vaardigheden en het beklemtonen van het academisch karakter ervan. Een opleiding van academisch niveau is wegens haar complexiteit iets moeilijker enkel in termen van concrete vaardigheden te specificeren dan een zuivere beroepsopleiding. Tenslotte werd gewezen op de enorme tijdsdruk waaronder de werkgroep(en) dient/dienen te werken. Daarbij komt nog dat het binnen het korte tijdsbestek heel moeilijk was de gevraagde gegevens over afgestudeerden, eerstejaars, enz. bijeen te brengen. Heel wat hogeschooladministraties konden deze gegevens niet ter beschikking stellen. Met de steun van de VLOR zijn we er toch in geslaagd ook deze gegevens op te nemen.
1.4
Legitimatie De legitimator is de Raad voor het Hoger Onderwijs.
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
3
HOOFDRUBRIEK 2 SITUERING VAN DE OPTIE
2.1
Gegevens uit de beroepenwereld
2.1.1
Beroepenstructuur Uit het document "Beroepsprofielen van de vertaalkundigen" blijkt dat er in de beroepenwereld een behoefte is aan hooggeschoolden met expertise inzake communicatie in de vreemde taal en de moedertaal, en inzake meertalige communicatie. Van hen wordt ook verwacht dat ze een brede algemene vorming hebben. Uit hetzelfde document blijkt dat dergelijke krachten tewerkgesteld worden als tolk in bedrijven, bij justitie, in nationale en internationale instellingen, openbare diensten en semi-overheidsdiensten, non-profitorganisaties. Zij doen dit in loon-dienst binnen onder meer tolkdiensten, als zelfstandige (bedrijfsleider van een tolkenbureau), en als freelance tolk (rechtstreeks of via een tolkenbureau). Als (meer)talig communicator in ruimere zin worden zij ook tewerkgesteld in banken en verzekeringsmaatschappijen, bedrijven, de media, in nationale en internationale instellingen, in non-profitorganisaties, in het onderwijs, bij openbare diensten en parastatalen, in reisbureaus, taalservicebedrijven en uitgeverijen. De diensten waarin zij meer specifiek terechtkomen zijn onder meer: administratie/ verkoop/secretariaat, externe en interne communicatie, taalcorrectie en revisie, dienst taaladvies, redactie. De zelfstandige (meer)talige communicator is werkzaam als abstractwriter, copywriter, preciswriter, corrector-revisor.
2.1.2
Geraadpleegde beroepsprofielen In de eerste plaats werd het document "Beroepsprofielen van de vertaalkundigen" geraadpleegd. Daarnaast werden nog enkele aanvullende documenten geconsulteerd; zij staan vermeld in de literatuurlijst.
2.1.3
Visie De recente decennia werden en worden gekenmerkt door een wereldwijde groei in de informatieuitwisseling en haar complexiteit, die de behoefte aan (meer)talige communicatoren sterk heeft gestimuleerd. De licentiaten-tolk met hun ideale combinatie tussen academisch niveau en praktijkgerichtheid, beantwoorden aan die behoefte.
4
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
Behalve als tolk in strikte zin kunnen zij ook de andere veeleisende schriftelijke en mondelinge communicatietaken aan die moeten worden vervuld binnen administratie, buitenlandse handel, PR-diensten, nationale en internationale instellingen en dies meer. Bovendien is de te verwachten complexiteit van de sociale, geografische en mondiale verhoudingen van die aard dat de vorming van deze communicatoren tot het allerhoogste niveau moet behoren.
2.2
Gegevens uit de onderwijswereld In Vlaanderen zijn er vijf hogescholen die de opleiding in de vertaalkunde, optie licentiaat-tolk, organiseren. Het gaat telkens om hogeschoolopleidingen van twee cycli, die ressorteren onder het studiegebied Toegepaste Taalkunde. Volgens het "Decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap" is de opleiding in de vertaalkunde een opleiding van academisch niveau; toch wordt zij in Vlaanderen niet aan de universiteit georganiseerd1. Omdat deze opleiding in Vlaanderen toch niet aan de universiteit wordt georganiseerd, leidt deze situatie geregeld tot een imagoprobleem in de communicatie met abituriënten, met potentiële werkgevers van afgestudeerden en met contactpersonen in het buitenland (waar tolkopleidingen van academisch niveau in de regel aan de universiteiten worden georganiseerd). Een verwante optie is die van licentiaat-vertaler; verwante opleidingen zijn te vinden in de studiegebieden "Taal- en letterkunde", "Taal- en letterkunde/ Geschiedenis" en "Handelswetenschappen en bedrijfskunde".
2.2.1
Studiegebied, opleidingen en opties Binnen het studiegebied Toegepaste Taalkunde bestaat naast de opleiding in de vertaalkunde ook nog, althans theoretisch, een opleiding in de journalistiek. De programmatie van deze nieuwe opleiding (die eveneens moet leiden tot een graad van licentiaat) is in het decreet voorzien voor '98-'99 (decreet 13 juli 1994, art. 16, § 3).
1
De decreten op het hoger onderwijs hanteren namelijk een nauwelijks houdbaar onderscheid tussen "academische opleidingen", die aan de universiteit worden georganiseerd, en "opleidingen van academisch niveau", die onder de hogescholen ressorteren.
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
5
Naast de optie "licentiaat-tolk" bestaat er binnen de opleiding in de vertaalkunde ook nog een optie "licentiaat-vertaler". Zij wordt in Vlaanderen aan dezelfde vijf hogescholen georganiseerd. De eerste twee à drie studiejaren zijn gemeenschappelijk voor beide opties. De vijf hogescholen organiseren ook voortgezette opleidingen.
2.2.2
Aanverwante studiegebieden, opleidingen en opties 2.2.2.1 Academische opleidingen (georganiseerd aan de universiteit) − Volgende verwante opleidingen van twee cycli situeren zich binnen het studiegebied "Taal- en Letterkunde": Romaanse talen, Germaanse talen. − Volgende verwante opleidingen van twee cycli situeren zich binnen het studiegebied "Taal- en Letterkunde/Geschiedenis": Oosterse talen en culturen, OostEuropese talen en culturen, Afrikaanse talen en culturen,... De universiteiten organiseren ook nog verwante aanvullende opleidingen. Alle genoemde academische opleidingen onderscheiden zich van de opleiding in de vertaalkunde door hun grotere theoretische en linguïstisch-literaire gerichtheid. Aangezien de opleidingen verwant zijn, is er onvermijdelijk enige overlapping in de tewerkstelling van afgestudeerden uit de vertaalkunde en die van academische opleidingen aan de universiteiten. 2.2.2.2 Opleidingen van één cyclus Binnen het studiegebied "Handelswetenschappen en bedrijfskunde" situeert zich een verwante opleiding van één cyclus: die van Secretariaatsbeheer, met als verwante optie: zakelijk vertalen en tolken.
2.2.3
Diploma's en getuigschriften In de regel leiden alle genoemde opleidingen tot tewerkstelling binnen de ruime sector van de (meer)talige communicatie. De relevante diplomabenamingen zijn: licentiaat-tolk, licentiaat-vertaler, licentiaat in de taal- en letterkunde: Romaanse talen, licentiaat in de taal- en letterkunde: Germaanse talen, licentiaat in de Oosterse talen en culturen, licentiaat in de Oost-Europese talen en culturen, licentiaat in de Afrikaanse talen en culturen, gegradueerd bedrijfstolk, gegradueerd bedrijfsvertaler. De verwante voortgezette of aanvullende opleidingen hebben zeer uiteenlopende benamingen. De opleidingen van twee cycli verlenen ook een tussendiploma na één cyclus: dat van kandidaat; het verleent slechts zelden rechtstreeks toegang tot de arbeidsmarkt.
6
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
2.2.4
Recente evoluties in het aantal uitgereikte diploma's voor de optie "licentiaat-tolk" Diploma's behaald in 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995
2.2.5
M 15 17 9 11 16 17 13 18 10 20 14 10
V 29 26 27 19 27 30 38 45 32 28 28 17
Totaal 44 43 36 30 43 47 51 63 42 48 42 27
Gelijkaardige opleidingen en diploma's in het buitenland Ook in het buitenland is het mogelijk een opleiding van academisch niveau in de vertaalkunde te volgen. Doorgaans wordt die opleiding aan de universiteit georganiseerd2. In Wallonië is de situatie vergelijkbaar met de Vlaamse, d.w.z. dat ook daar onduidelijkheid heerst over het academische statuut van de opleiding. Enkel de "Ecole d'Interprètes Internationaux" te Mons heeft een decretaal bepaalde band met de "Université de Mons-Hainaut". In Nederland bestaat er geen opleiding van academisch niveau voor tolken. In Duitsland beslaat een typische opleiding minimaal acht semesters; de bekendste opleidingen worden gegeven aan de universiteiten van Mainz/Germersheim, Heidelberg en Saarbrücken. In Frankrijk is de opleiding "Interprétation" aan de "Ecole Supérieure d'Inter-prètes et de Traducteurs" (ESIT - Paris Sorbonne) een tweejarige bovenbouw-opleiding na de DEUG (= kandidaturen) + eerste licentiejaar "Traduction". De opleiding leidt na een eerste jaar "Interprétation" tot een "Maîtrise" en na het het tweede jaar "Interprétation" tot een "Diplôme d'Etudes Supérieures Spécialisées (D.E.S.S.) d'Interprète de Conférences". Aan het "Institut Supérieur d'Interprétation et de Traduction" (ISIT - verbonden aan het "Institut Catholique de Paris) is er een opleiding van vier jaar, waarbij de opleiding tot conferentietolk een tweejarig postgraduaat is.
2
Voor de hiernavolgende gegevens baseren we ons op het reeds vermelde C.I.U.T.I.-handboek uit 1995, waar overigens graag naar verwijzen voor bijkomende informatie.
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
7
In het Verenigd Koninkrijk is vooral de vierjarige B.A.-opleiding aan de HeriotWatt University in Edinburgh vergelijkbaar. Alle studenten nemen deel aan de cursussen vertalen en tolken. Aan de andere universiteiten (o.m. Bath, Surrey, Westminster, Bradford) bestaan enkel postgraduate opleidingen. Grote faam geniet de "Ecole de Traduction et d'Interprétation" (ETI - Université de Genève/Zwitserland). Conferentietolk wordt men na een postgraduaat van anderhalf jaar, dat leidt tot het diploma van conferentietolk. In Oostenrijk zijn er minstens acht semesters nodig om het tolkendiploma te behalen. Na een "1. Studienabschnitt" (= 4 semesters), die gemeenschappelijk is voor kandidaat-tolken en kandidaat-vertalers volgt een "2. Studienabschnitt" (= 4 semesters) voor het behalen van het diploma tolk (of het diploma vertaler). De opleiding wordt georganiseerd aan het "Institut für Übersetzer- und Dolmetscherausbildung" van de universiteiten Graz, Innsbruck en Wenen. In Italië is er de gereputeerde "Scuola Superiore di Lingue Moderne per Interpreti e Traduttori" (SSLMIT) van de universiteit van Trieste. De opleiding duurt vier jaar. De twee eerste jaren zijn gemeenschappelijk voor de kandidaat-tolken en de kandidaat-vertalers. De twee volgende jaren zijn gescheiden voor de tolken en de vertalers. De studie leidt tot het verwerven van een diploma. Een gelijkaardig universitair instituut bestaat ook in Forlì (Universiteit van Bologna). In Spanje werden sinds het begin van de jaren '90 17 faculteiten voor vertalers en tolken opgericht met een vierjarige opleiding. Andere bekende opleidingen zijn er aan de universiteit van Montréal (Canada), het "Monterey Institute of International Studies" (USA), Georgetown University (Washington, USA), "Aarhus School of Business" van de Economische universiteit van Aarhus (Denemarken), Copenhagen Business School (heeft universitaire status Denemarken). Inhoudelijk is er een duidelijke verwantschap tussen de universitaire opleidingen in het buitenland en de Vlaamse opleidingen. In sommige buitenlandse curricula wordt explicieter de nadruk gelegd op het aspect wetenschappelijke vorming, daar waar dit aspect in de Vlaamse opleidingen grondiger is geïntegreerd (vgl. 2.2.12).
2.2.6
Geografische spreiding van de beroepenstructuur in Vlaanderen Deze gegevens dienen nog door de SERV te worden geleverd.
8
2.2.7
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
Geografische spreiding van het opleidingsaanbod in Vlaanderen Van de vijf instellingen die de optie licentiaat-tolk organiseren, bevinden er zich twee te Antwerpen, twee in Brussel en één in Gent. ♦ Antwerpen − Katholieke Vlaamse Hogeschool, Departement Vertaler-Tolk − Hogeschool Antwerpen, Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken ♦ Brussel − Erasmushogeschool, Departement Toegepaste Taalkunde − Hogeschool voor Wetenschap en Kunst, Departement Toegepaste Taalkunde ♦ Gent − Mercator-hogeschool, Departement Toegepaste Taalkunde
2.2.8
Infrastructuur HWK
Dept. TT Gebouwen aantal m2 lok. > 100 pl. lok. > 100 pl. Specifieke infrastructuur lokaal met tolkcabine 1 (16 cabines) + 6 oefencabines) cassettes video-apparatuur video's terminologiebank Bibliotheek volumes (boeken) 14650* *
2.2.9
HA
KVH
MERCATOR
ERASMUS
HIVT
Dept. VT
Dept. TT
Dep. TT
4719 2 20
44214
8517 4 23
5288 5 22
1 (4 cabines)
17 cabines
2 (9+5 (cabines)
4
ja ja ja ja
ja ja ja neen
ja
ja
ja ja
ja
28000
8600
18257
7800
Betreft het aantal boeken voor het Departement Handelswetenschappen en Toegepaste Taalkunde samen.
Studenten 2.2.9.1 Aantallen en geslacht per studiejaar (kandidaturen)
'95-'96
M 426
1ste Kandidatuur* V T 1072 1498
M 188
2de Kandidatuur* V T 568 756
* In de kandidaturen is er geen uitsplitsing vertalers versus tolken.
2.2.9.2 Aantallen en geslacht per studiejaar (licenties)
'95-'96
M 20
1ste Licentie* V 60
T 83
M 11
2de Licentie * V 50
T 61
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
9
2.2.9.3 Aantallen en geslacht (studenten '95-'96, geen uitsplitsing vertalers versus tolken)
1964 en vroeger 1965 1966 1967 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 en later
Belgische studenten M V T 3 6 9 2 2 2 3 5 2 4 6 3 5 8 9 23 32 25 30 55 55 124 179 96 262 358 154 448 602 154 438 592 169 502 671 190 570 760 1 7 8
Buitenlandse studenten M V T 4 4 2 1 3 1 1 3 1 4 2 1 3 2 12 14 2 9 11 4 14 18 4 23 27 8 46 54 1 42 43 6 42 48 3 32 35 3 10 13 -
2.2.10 Kwantitatieve beschrijving van de eerstejaars 2.2.10.1 Aantallen en geslacht totaal aantal eerstejaars '95-'96 waarvan voor de 1ste maal ingeschreven:
M 426 277
V 1072 768
T 1498 1045
2.2.10.2 SO-vooropleiding en hoger onderwijservaring van de eerstejaars De ervaring in het jaar voorafgaand aan het eerste jaar vertaalkunde/ Gewoon secundair onderwijs HOBU Universitair onderwijs Andere Totaal SO-vooropleiding: Algemeen Technisch Buitenlands Beroeps Kunstsecundair Bijzondere Totaal
2.2.10.3 Studieresultaten van de eerstejaars Deze gegevens worden nog centraal via de DvO opgevraagd.
973 288 151 86 1498 1281 98 93 14 7 5 1498
10
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
2.2.11 Reële studieduur De voorgeschreven duur van de opleiding (kandidaturen én licenties) is vier jaar. In principe betekent dit dat de normstudent die in 1995 afstudeerde in 1973 is geboren. Uit onderstaande tabel blijkt in hoeverre dit overeenstemt met de werkelijkheid: Diploma's licentiaat-tolk, behaald in 1995 Totaal Geboortejaar 1967 en vroeger 1968 1969 1970 1971 1972 >1973 1974
27 2 2 1 3 10 9
2.2.12 Inhoudelijke profilering van de opleiding in binnen- en buitenland De academische tolkopleidingen blijken in hun curricula aandacht te besteden aan volgende componenten: − competentie in de vreemde taal (vreemdetaalverwerving of -vervolmaking) − competentie in de moedertaal (vervolmaking van de moedertaal) − vertaalwetenschappelijke competentie (het bijbrengen van specifieke tolktechnieken en het verwerven van inzicht in het tolkproces, inclusief aspecten van terminologie en lexicologie) − cultuurwetenschappelijke competentie (algemene ondersteunende kennis enerzijds en kennis van de socioculturele context (in de ruimste zin) van de bestudeerde talen anderzijds) In de opleidingen die als postgraduate studie zijn opgevat, zal meestal een grondige voorkennis van de te gebruiken talen worden vereist, zodat de componenten 1 en 2 wegvallen of minder uitgebreid zullen zijn. In alle vier de componenten wordt een zeer hoog niveau nagestreefd. In sommige buitenlandse opleidingen is de component wetenschappelijke vorming explicieter benadrukt dan in de Vlaamse, die deze component grondiger integreert. Op te merken valt dat een aantal buitenlandse universiteiten recentelijk vertalersen tolkenopleidingen hebben opgericht die in dat opzicht het Vlaamse curriculum als model hebben verkozen.
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
2.3
11
Verantwoording van de optie Uit de gegevens in het document "Beroepsprofiel van de vertaalkundigen" en de daarbij behorende enquête, blijkt dat er in de beroepenwereld een behoefte bestaat aan academisch geschoolde krachten die op hoog niveau aan talige en meertalige communicatie kunnen doen. Dat de opleiding tot licentiaat-tolk aan een dergelijke behoefte voldoet, blijkt uit het feit dat de tewerkstellingsgraad van de afgestudeerden hoog is (slechts 2,3% van de geënquêteerden meldt zich als werkloos en werkzoekend), waarbij de meerderheid van die afgestudeerden inderdaad taken vervult die onder de noemer van hoogwaardige (meer)talige communicatie vallen. Van licentiaat-tolken wordt een zeer hoge graad van accuraatheid verwacht, en verder een grote vlotheid en een grote taalrijkdom. Zij moeten ook in staat zijn zich op een zelfstandige manier in steeds weer nieuwe domeinen in te werken. De andere academische opleidingen met talig karakter (zoals licentiaat Germaanse/Romaanse talen en literatuur) zijn vooral theoretisch en linguïstisch-literair gericht en bereiden daardoor minder voor op het bedrijfsleven en op het functioneren binnen (inter)nationale (overheids)instellingen, de grootste afnemer van de licentiaten-tolk. De opleidingen van één cyclus met talig karakter (zoals secretariaat-talen, bedrijfstolk) zijn wel toegespitst op het bedrijfsleven maar verstrekken geen brede academische vorming en evenmin een grondige vorming in de toegepaste taalkunde. De opleiding tot licentiaat-tolk, evenals die van licentiaat-vertaler, beantwoordt dus aan een specifieke behoefte op de arbeidsmarkt, en die behoefte blijkt ook groot te zijn.
12
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
HOOFDRUBRIEK 3 HET OPLEIDINGSPROFIEL VAN DE LICENTIAAT-TOLK
3.1
De exacte benaming van de opleiding De opleiding licentiaat-tolk bevindt zich in het studiegebied toegepaste taalkunde (zie "Decreet betreffende de hogescholen van de Vlaamse Gemeenschap" van 13 juli 1994, art. 11, § 1, 6°). Het betreft een opleiding, waarvoor in de tweede cyclus kan geopteerd worden: − 2C vertaalkunde: tolk, waarvoor de graad van licentiaat-tolk wordt verleend (zie bijlage I. van het decreet van 13 juli 1994).
3.2
Globale omschrijving De opleiding tot licentiaat-tolk is een opleiding van Niveau 5 (SEDOC-normering). De opleiding leidt tot de verwerving van de volgende vier competenties: − competentie in de moedertaal − competentie in minstens 2 vreemde talen − vertaalwetenschappelijke competentie − cultuurwetenschappelijke competentie3 Tijdens de opleiding wordt de student opgeleid tot een intercultureel competent communicatie-expert, die gesproken teksten van algemene en gespecialiseerde aard hoofdzakelijk uit de vreemde taal in de moedertaal omzet, met inbegrip van de specifieke socio-culturele dimensie, eigen aan elke taal- en communicatie-situatie. De afgestudeerde moet in staat zijn die werkzaamheden op een autonome manier te verrichten. Hij moet tevens op zijn terrein aan wetenschappelijk onderzoek kunnen doen (de toegang tot de doctoraatsopleiding werd recent versoepeld). Deze doelstelling kan enkel worden bereikt als in de opleiding grote aandacht wordt besteed aan een grondige kennis van de vreemde talen en de moedertaal, aan een grondige kennis van toegepaste taal-, tekst- en vertaalwetenschap, aan het identificeren en gebruiken van de heuristische hulpmiddelen, aan de ontwikkeling van een brede algemene kennis, en aan het verwerven van inzicht in de cultuur, de instellingen en de hedendaagse ontwikkelingen van de belangrijkste landen waar de betrokken talen worden gesproken. De belangrijkste attitudes die de student daarbij moet verwerven zijn die van kritisch-wetenschappelijke ingesteldheid, belangstelling voor de internationale dimensie, leergierigheid, accuratesse en snelheid, zin voor zelfstandigheid en initiatief, zin voor analyse en synthese, stressbestendigheid en goede contactuele eigenschap-
3
Forstner, M. (ed.), C.I.U.T.I. Translation and Interpreting Studies, First edition, 1995, pp. XX-XXII.
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
13
pen. Een aantal van die attitudes zijn, benevens andere, ook relevant voor de persoonsvorming (vgl. 3.4 infra). De licentiaat-tolk moet op een autonome manier kunnen functioneren, als zelfstandige of in loondienst. Hij moet de uitgebreide technologische en heuristische hulpmiddelen, eigen aan het beroep, doelmatig kunnen gebruiken.
3.3
Het beroepsgerichte opleidingsprofiel
3.3.1
Het beroepsprofiel als uitgangspunt Het hier beschreven opleidingsprofiel gaat uit van het "Beroepsprofiel van de licentiaat-tolk", zoals beschreven in het document "Beroepsprofielen van de vertaalkundigen". Cruciaal bij de opleiding tot licentiaat-tolk is het feit dat het hier om tweede cyclusonderwijs gaat. Dit betekent dat de basis gelegd wordt tijdens de eerste cyclus, die gemeenschappelijk is voor vertalers en tolken in spe. De eerste cyclus leidt tot het diploma van kandidaat-vertaler. Er werd bijgevolg overleg gepleegd met de werkgroep "Opleidingsprofiel licentiaat vertaler" over de voorbereidende opleiding tot deze tweede cyclus. In het "Opleidingsprofiel licentiaat-vertaler" werd de typefunctie "(meer)talige communicatie" uit het beroepsprofiel opgesplitst in drie functionele gehelen: − FG1: communicatie in de vreemde taal − FG2: communicatie in de moedertaal − FG3: schriftelijk omzetten van de ene taal in de andere taal FG1 en FG2 zijn gemeenschappelijk voor de twee opleidingsprofielen. Bovendien beschikt de toekomstige tolk over een basisvaardigheid "schriftelijk omzetten van de ene taal in de andere taal". Van dit functioneel geheel dient hij de onderdelen "brontekstbegrip", "documentatietechniek" en "vertaling" te beheersen. Bij de typefunctie "(meer)talige communicatie" kan een vierde functioneel geheel onderscheiden worden: − FG4: het mondeling omzetten van de ene taal in de andere taal (hoofdzakelijk van de vreemde taal in de moedertaal)
3.3.2
De concrete uitwerking van de vertaalslag van beroepsprofiel naar opleidingsprofiel Het beroepsprofiel benoemt één typefunctie, de (meer)talige communicatie, die voor de optie tolk kan worden vertaald naar 4 functionele gehelen. BEROEPSPROFIEL
typefunctie (meer)talige communicatie
OPLEIDINGSPROFIEL
FG1 FG2 FG3 FG4
functionele gehelen Communicatie in de vreemde taal Communicatie in de moedertaal Schriftelijk omzetten van de ene taal in de andere Mondeling omzetten van de ene taal in de andere
14
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
De taken die het Beroepsprofiel per deelfunctie opgeeft, zijn in elk van de vier functionele gehelen op hun eigen manier relevant en vergen verwante basiscompetenties. Toch zijn er per functioneel geheel andere accenten. 3.3.2.1 FG1: Communicatie in de vreemde taal Zie het opleidingsprofiel licentiaat-vertaler. 3.3.2.2 FG2: Communicatie in de moedertaal Zie het opleidingprofiel licentiaat-vertaler. 3.3.2.3 FG3: Schriftelijk omzetten van de ene taal in de andere Zie het opleidingsprofiel licentiaat-vertaler (t.e.m. vaardigheid 70). 3.3.2.4 FG4: Mondeling omzetten van de ene taal in de andere In het beroepsprofiel worden de volgende deelfuncties onderscheiden (niet noodzakelijk in deze volgorde): − voorbereiding − research − creatie De daarmee corresponderende onderdelen (die niet de chronologische volgorde hoeven te reflecteren) in het opleidingsprofiel zouden kunnen zijn: − OND12: de leesstrategie − OND13: de documentatietechniek − OND14: de tolkprestatie Per "Onderdeel" moet de opleiding voorzien in het aanleren van een aantal vaardigheden waarvoor telkens ondersteunende kennis en bepaalde attitudes vereist zijn of moeten worden bijgebracht, en waarvoor telkens ook contextgegevens kunnen worden gespecificeerd. Het Beroepsprofiel onderscheidt een relatief gering aantal "taken"; in het onderstaande opleidingsprofiel zijn ze omgewerkt naar een uitgebreider aantal vaardigheden, wat in overeenstemming is met de gevraagde analytische procedure.
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
FG4
15
Mondeling omzetten van de ene taal in de andere
Deelfuncties volgens het beroepsprofiel
Corresponderende onderdelen in het beroepsgericht opleidingsprofiel en vaardigheden per onderdeel:
Voorbereiding
V1
Leesvaardigheid: inhoud
V2
leesvaardigheid: duiding
De afgestudeerde kan deze teksten probleemloos in een bredere context plaatsen. Dit betekent dat hij de cultuurgebonden, soms impliciete, referenties in de tekst kan identificeren en interpreteren.
OND12/ATT. Volgende attitudes zijn bij de leesstrategie van belang: − accuratesse − zin voor analyse en synthese − kritisch-wetenschappelijke ingesteldheid − zelfstandigheid − kunnen omgaan met stress (teksten zijn vaak slechts op het laatste ogenblik beschikbaar (en vaak zelfs helemaal niet) zodat onder grote druk moet worden gewerkt) − resultaatgerichtheid − vlotheid
V3
leesvaardigheid: analyse
De afgestudeerde kan deze teksten vlot analyseren, de relevante taalkundige informatie selecteren en de tekstsoort, de gebruikte stijl en het gebruikte register identificeren.
OND12/CON. Volgend contextgegevens zijn relevant bij de leesstrategie:
OND12 Leesstrategie De afgestudeerde kan teksten i.v.m. een tolkbeurt, gesteld in een vreemde taal en van onbepaalde moeilijkheidsgraad, op een zeer vlotte en gerichte manier lezen met het oog op het onderscheiden van de hoofdlijnen, teneinde de inhoud van het gehele betoog te vatten.
OND12/K. Volgende kenniselementen zijn nodig voor de leesstrategie (tussen haakjes wordt aangegeven of het om algemene (ALG) dan wel om vakspecifieke kennis gaat (VS). Het gaat telkens om verwerkingsniveau 4, nl. integreren, d.w.z. dat de kennis spontaan en uit eigen beweging wordt toegepast: − een uitstekende kennis van de betrokken vreemde taal, inclusief vakspecifieke terminologie (ALG en VS) − een degelijke algemene vorming (ALG) − inzicht in de cultuur, de instellingen en de hedendaagse ontwikkelingen van de belangrijkste landen waar de betrokken taal wordt gesproken (ALG en VS) − inzicht in de tekststructuur (VS)
Werkomstandigheden: − indien de teksten net voor de tolkbeurt beschikbaar zijn * daar waar gesprek plaatsvindt (verbindingstolk) * in een vergaderruimte (fluistertolk en consecutief conferentietolk) * in de cabine (simultaan conferentietolk) − indien de teksten op voorhand beschikbaar zijn of wanneer de afgestudeerde aan eigen dossiers of terminologielijsten wil werken: * in werkkamer thuis * in een bibliotheek * elke plaats waar relevante informatie kan vergaard worden Hulpmiddelen: − teksten en documenten ivm de tolkbeurt − tekstverwerker en/of laptop − eigen dossiers en terminologielijsten, die worden bijgehouden en geactualiseerd m.b.t. allerlei inhoudelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen op het vlak van de politieke, de sociale, de economische en de culturele structuren Graad van verantwoordelijkheid: − de afgestudeerde moet met persoonlijke en/of zakelijke informatie vertrouwelijk omgaan − de afgestudeerde moet de grenzen van de eigen mogelijkheden kunnen inschatten en opdrachten die het eigen kunnen of de beschikbare tijd te buiten gaan, af- of doorverwijzen − de afgestudeerde heeft een gezond besef van de eigen beperkingen ten aanzien van de eigen materiedeskundigheid
V4
leesvaardigheid: terminologie
De afgestudeerde kan in deze teksten vlot de specifieke terminologie selecteren.
16
Research
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
OND13 bepalen bronnenmateriaal: naslagwerken
Documentatietechniek en wetenschappelijk onderzoek Bepalen bronnenmateriaal: naslagwerken. OND13/K. Volgende kenniselementen zijn nodig De afgestudeerde kent de standaardrefenvoor de documentatietechniek (tussen haakjes wordt tiewerken alsook de specifieke referentieaangegeven of het om algemene (ALG) dan wel om werken met het oog op gespecialiseerde vakspecifieke kennis gaat (VS). Het verwerkingsniteksten. Deze werken kunnen nuttig zijn veau van de kennis is telkens 4, nl. integreren, voor een toekomstige tolkbeurt. d.w.z. dat de kennis spontaan en uit eigen beweging wordt toegepast: − kennis van de relevante bibliotheken (ALG en VS) − inzicht in de structuur van bibliotheken en het gebruik van catalogi, bibliografieën en zoekprocedures per computer (VS) − kennis van de standaardreferentiewerken in verband met de meest uiteenlopende onderwerpen (ALG en VS) − inzicht in de conventies die in naslagwerken worden gebruikt (VS) − inzicht in het gebruik van terminologiebanken (VS) − kennis van basisprocedures voor het raadplegen van elektronische hulpmiddelen (VS, ten dele ook ALG) − permanent geactualiseerde kennis van ontwikkelingen op diverse terreinen via o.a. gespecialiseerde publicaties (VS) − informatie over welke specialisten waarmee bezig zijn (VS) − weten hoe gerichte vragen aan vakspecialisten kunnen worden gesteld (VS) − verwerven van inzicht in de grote lijnen van de discipline van de opdracht waarop men zich voorbereidt (VS) − kennis van de principes van wetenschappelijk onderzoek (ALG) − kennis van de wetenschappelijke literatuur in verband met het tolken (VS) − kennis van de recente wetenschappelijke ontwikkelingen binnen de discipline van het tolken (VS)
V6
bepalen bronnenmateriaal: teksten
De afgestudeerde kan, vanuit een permanent alerte ingesteldheid, teksten en documenten van allerlei aard als potentieel bronnenmateriaal onderscheiden.
OND13/ATT. Volgende attitudes zijn nuttig bij de documentatietechniek en het wetenschappelijk onderzoek: − kritische en wetenschappelijke ingesteldheid (de afgestudeerde moet betrouwbare van onbetrouwbare bronnen kunnen onderscheiden; hij moet zijn bronnen oordeelkundig interpreteren) − accuratesse − leergierigheid en hiermee gepaard gaande gezonde nieuwsgierigheid − contactbereidheid (bij het zoeken naar en ondervragen van informanten) − zelfstandigheid − flexibiliteit − creativiteit (om uiteenlopende informatiedragers als potentieel bronnenmateriaal te beschouwen) − zin voor initiatief (ook de niet-evidente bronnen weten op te sporen) − vlotheid − resultaatgerichtheid − doorzettingsvermogen
V5
bepalen bronnenmateriaal: informanten
De afgestudeerde kan een netwerk van informanten opbouwen, waarop hij, indien nodig, beroep kan doen voor het bekomen van gespecialiseerde informatie.
OND13/CON. Volgende contextgegevens zijn relevant voor de documentatietechniek en het wetenschappelijk onderzoek:
V5
Werkomstandigheden: − in werkkamer thuis − in een bibliotheek − elke plaats waar relevante informatie kan vergaard worden Hulpmiddelen: − teksten en documenten i.v.m. de tolkbeurt − tekstverwerker en/of laptop − (papieren of elektronische) woordenboeken, glossaria, lexica
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
17
− terminologiebanken − elektronische informatiedragers − netwerk van opdrachtgevers, bedrijven, vakspecialisten die informatie kunnen verstrekken − gespecialiseerde tijdschriften, commerciële folders, telefoongidsen, enz. − parallelle teksten − eigen dossiers en terminologielijsten, die worden bijgehouden en geactualiseerd m.b.t. allerlei inhoudelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen op het vlak van de politieke, de sociale, de economische en de culturele structuren − wetenschappelijke literatuur in verband met de tolkdiscipline − eigen dossiers in verband met de recente wetenschappelijke ontwikkelingen binnen de tolkdiscipline Graad van verantwoordelijkheid: − de afgestudeerde kan zelfstandig de te consulteren bronnen bepalen − de afgestudeerde kan nieuwe en creatieve oplossingen bedenken voor problemen waarvoor geen pasklare oplossing bestaat − de afgestudeerde is bereid tot overleg en samenwerking met zijn collega's-tolken of zijn opdrachtgevers − de afgestudeerde kan zelfstandig wetenschappelijk onderzoek verrichten V6
bepalen bronnenmateriaal: wetenschappelijk onderzoek
De afgestudeerde kan, met het oog op wetenschappelijk onderzoek binnen de tolkdiscipline, het nodige bronnenmateriaal verzamelen.
V7
heuristiek: naslagwerken
De afgestudeerde kan op een vlotte en accurate manier bepalen welke naslagwerken (van algemene of gespecialiseerde aard) in voorkomend geval moeten worden geraadpleegd.
V8
heuristiek: teksten
De afgestudeerde kan op een vlotte en accurate manier bepalen in welke teksten (al dan niet reeds verzameld) relevante informatie voor de betrokken tolkbeurt kan worden gevonden.
V9
heuristiek: informanten
De afgestudeerde kan op een vlotte en accurate wijze de geschikte informanten contacteren, die hem kunnen helpen bij het oplossen van specifieke terminologie- en/of begripsproblemen.
V10
heuristiek: wetenschappelijk onderzoek
De afgestudeerde kan, met het oog op een specifiek onderzoeksaspect binnen de tolkdiscipline, het nodige wetenschappelijk bronnenmateriaal bepalen.
V11
consultatie: naslagwerken
De afgestudeerde kan naslagwerken (van algemene of gespecialiseerde aard) oordeelkundig en kritisch gebruiken. Bovendien kan hij wetenschappelijk gefundeerde oplossingen aanreiken bij lacunes in het bronnenmateriaal.
V5
consultatie: teksten
De afgestudeerde kan het bijkomende tekstmateriaal op een oordeelkundige wijze gebruiken en de relatieve betrouwbaarheid ervan inschatten.
V6
consultatie: informanten
De afgestudeerde is in staat om informanten, met het oog op het oplossen van specifieke terminologie- en/of begripsproblemen, op een vlotte en gerichte wijze te bevragen. De ingewonnen informatie wordt kritisch geëvalueerd.
V7
consultatie: wetenschappelijk onderzoek
De afgestudeerde kan, met het oog op een specifiek onderzoeksaspect binnen de tolkdiscipline, het relevante wetenschappelijk bronnenmateriaal op een oordeelkundige en kritische manier gebruiken.
18
Creatie
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
OND14 Tolkprestatie De afgestudeerde kan een in de vreemde taal gesproken tekst van algemene of gespecialiseerde aard (onbeperkte moeilijkheidsgraad) in de vreemde taal zeer vlot en accuraat begrijpen.
V17
luistervaardigheid: inhoud
OND14/K. Volgende kenniselementen zijn nodig voor de tolkprestatie (tussen haakjes wordt aangegeven of het om algemene (ALG) dan wel om vakspecifieke kennis gaat (VS). Ook hier betreft het steeds verwerkingsniveau 4 van de kennis, d.w.z. dat de kennis spontaan en uit eigen beweging wordt toegepast: − een uitstekende kennis van de vreemde talen (VS) − een goede kennis van geografische verschillen en dialectale invloeden in de vreemde talen (VS) − een ruime en degelijke algemene vorming (ALG) − een degelijke kennis van de politieke, economische, sociale en culturele structuren van de landen waar de betrokken vreemde talen gesproken worden (ALG en VS) − een inzicht in de pragmatische aspecten van de gesproken teksten (VS) − kennis van en inzicht in de theoretische en praktische aspecten van het tolken, o.m. de notitietechniek (consecutief) en de techniek van het anticiperen en van de décalage (simultaan) (VS) − perfecte beheersing van de moedertaal (o.a. kennis van uitspraakwoordenboeken) (VS) − creatief gebruik van de moedertaal (ALG en VS) − kennis van bronnen omtrent het geven van speeches en presentaties (VS) − inzicht in en beheersing van verschillende stijlen en registers (VS) − kennis van en inzicht in terminologische verschillen voor instellingen en structuren in Vlaanderen en Nederland (VS) − beheersing van de vakterminologie (VS) − beheersing van het "conferentiejargon" en van allerhande conferentieformules (VS) − kennis van ademhalingstechnieken (ALG)
V18
luistervaardigheid: duiding
De afgestudeerde kan deze tekst probleemloos in een bredere context plaatsen. Dit betekent dat hij de cultuurgebonden, soms impliciete, referenties in de tekst kan identificeren en interpreteren.
OND14/ATT. Volgende attitudes zijn nuttig bij de tolkprestatie: − accuratesse − empathie met de spreker − flexibiliteit (verschillende accenten, stijlen, dialectale invloeden) − kritische ingesteldheid − beslissingsvermogen − zin voor analyse en synthese − empathie met de luisteraar − zin voor esthetiek − omgaan met stress − doorzettingsvermogen − kwaliteitsbewustzijn − vlotheid
V17
luistervaardigheid: analyse
De afgestudeerde kan deze teksten vlot analyseren, de relevante taalkundige informatie selecteren en de tekstsoort, de gebruikte stijl en het gebruikte register identificeren.
OND14/CON. Volgende contextgegevens zijn relevant voor de tolkprestatie: Werkomstandigheden − daar waar gesprek plaatsvindt (verbindingstolk) − in vergaderruimte (fluistertolk en consecutief conferentietolk) − in cabine (simultaan conferentietolk) Hulpmiddelen: − schrijfblok en schrijfmateriaal (verbindingstolk, fluistertolk, consecutief conferentietolk) of laptop (simultaan conferentietolk) − cabine (simultaan conferentietolk) Graad van verantwoordelijkheid: − de afgestudeerde moet een aanvaarde opdracht met de vereiste zorgvuldigheid en met voldoende gevoel voor kwaliteit uitvoeren − de afgestudeerde kan zich dienstbaar opstellen, d.w.z. bereid zijn om kritiek te accepteren − de afgestudeerde moet zich bewust zijn van de
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
19
sleutelpositie die hij inneemt bij de overdracht van informatie V18
luistervaardigheid: synthese
De afgestudeerde kan anticiperend luisteren, d.w.z. dat hij een dusdanig inzicht in de tekststructuur heeft dat hij kan vooruitlopen op hetgeen de spreker in de vreemde taal zal zeggen.
V19
luistervaardigheid: anticipatie
De afgestudeerde kan bij het luisteren naar een tekst in de vreemde taal de essentiële boodschap vatten.
V20
luistervaardigheid: variaties
De afgestudeerde kan vlot en accuraat diverse accenten, stemtimbres en dialectale invloeden identificeren.
V21
luistervaardigheid: concentratie
De afgestudeerde kan zich gedurende lange tijd concentreren.
V22
conversie: vatten van de "zin" ("sens")
De afgestudeerde kan vlot de "zin" ("sens", "betekenis, zowel denotatief als connotatief") van het betoog in de vreemde taal vatten.
V23
conversie: uitdrukken van de "zin"
De afgestudeerde kan deze in de vreemde taal gevatte "zin" vanuit het mentale niveau via top-down strategieën omzetten in een "zin" in de moedertaal. Hierbij kan hij, waar nodig, ook anticiperen.
V24
conversie: décalage
De afgestudeerde kan loskomen van de louter verbale boodschap, en is in staat bottom-up strategieën te gebruiken om vanuit de beluisterde tekst te komen tot een juiste interpretatie en mentale voorstelling van de "zin".
V25
conversie: geheugentraining
De afgestudeerde kan zijn geheugen trainen en beschikt bijgevolg over een zeer goed getraind geheugen, d.w.z. dat hij in staat is veel informatie op te slaan en die probleemloos weer op te roepen.
V26
formuleren moedertaal: accuratesse
De afgestudeerde kan de in de vreemde taal begrepen boodschap vlot en accuraat in de moedertaal omzetten.
V27
formuleren moedertaal: tekstgetrouwheid
De afgestudeerde kan de omzetting in de moedertaal op een inhoudelijk betrouwbare wijze tot stand brengen met inzet van een grote diversiteit aan formuleringsmiddelen.
V28
formuleren moedertaal: stemvorming
De afgestudeerde kan de omzetting in de moedertaal op een voor de luisteraar zo aangenaam mogelijke manier realiseren.
V29
formuleren moedertaal: flexibiliteit
De afgestudeerde kan zich vlot aan de meest uiteenlopende verbale situaties aanpassen.
V30
formuleren moedertaal: spreken openbaar
De afgestudeerde kan zonder enige schroom en op een vlotte en zelfverzekerde wijze een publiek toespreken.
V31
formuleren moedertaal: ademhalingstechniek
De afgestudeerde kan, via ademhalingstechnieken, zijn ademhaling beheersen.
V32
formuleren moedertaal: cabinegedrag
De afgestudeerde kan zich op een correcte manier in de cabine gedragen en is op de hoogte van de recentste technische ontwikkelingen i.v.m. tolkcabines.
V33
formuleren moedertaal: microfoongedrag
Formuleren moedertaal: microfoongedrag. De afgestudeerde kan op een correcte wijze de microfoon gebruiken.
3.3.3
Aanvullende gegevens met betrekking tot de optie ♦ Verhouding praktijk/theorie De optie combineert een praktijkgerichte inslag met een academisch en dus inzichtelijk karakter. De theoretische aspecten die aan bod komen zijn die welke de prak-
20
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
tijk helpen schragen, m.a.w. de aspecten die een toegepast wetenschappelijk karakter hebben. ♦ Praktijkervaring Het opdoen van praktijkervaring is uitermate belangrijk binnen de opleiding omdat de concrete professionele context verhelderend werkt. Deze praktijkervaring wordt opgedaan via het permanente contact met professionele tolken, via nepconferenties, via korte stages op tolkendiensten van bedrijven en instellingen. Verblijven in het buitenland moeten worden gestimuleerd. ♦ Relatieve opleidingsduur van de functionele gehelen In dit verband speelt het behalen van de einddoelen een belangrijker rol dan de concrete tijdsindeling, die beter aan het autonome oordeel van de organiserende instelling wordt overgelaten. Indicatief moet worden uitgegaan van een ongeveer gelijk belang van FG1 en FG2. In de praktijk zullen de inspanningen om de doelstellingen te bereiken groter moeten zijn voor de vreemde talen. Tentatief kan worden uitgegaan van 40% voor FG1 (= VT) en 20% voor FG2 (= NL). Voor de tolken valt OND12 van FG3 weg, zodat we de opleidingsduur op 20% kunnen schatten. FG4, specifiek voor de tolken, omvat dan de resterende 20%. Er moet worden aan herinnerd dat de algemeen vormende component mee in de cijfers is vervat en over de vier Functionele Gehelen is verspreid.
3.4
De sleutelkwalificaties4
1.Abstract denken 2.Accuratesse 3.Assertiviteit 4.Beslissingsvermogen 5.Commercieel inzicht 6.Concentratievermogen 7.Contactbereidheid 8.Creativiteit 9.Dienstverlenende ingesteldheid 10.Doorzettingsvermogen 11.Een werkplan kunnen maken 12.Empathie met de spreker 13.Empathie met de luisteraar 14.Flexibiliteit 15.Imagobewustzijn 16.Inzicht in arbeidsorganisatie 17.Kritisch-wetensch. Ingesteldheid 18.Kunnen omgaan met informatie 19.Kwaliteitsbewustzijn 20.Leerbekwaamheid 21.Leergierigheid 22.Loyauteit 23.Omgaan met stress 4
1 ✗ ✗
2 ✗ ✗ ✗ ✗
3 ✗ ✗ ✗ ✗
4 ✗ ✗
5 ✗ ✗
6 ✗ ✗
✗
✗
✗ ✗
✗ ✗ ✗
✗ ✗
✗ ✗ ✗
✗ ✗
✗ ✗
✗ ✗
✗
✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗
✗
✗
7 ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗
8 ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗
✗
✗
✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗
✗
✗
✗ ✗
✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗
✗
Tot. 8 8 3 6 2 4 5 5 1 7 5 1 2 7 1 8 8 8 8 8 3 8
Het bepalen van de sleutelkwalificaties was een ingewikkelde aangelegenheid. Eigenlijk had er een grondige studie aan vooraf dienen te gaan, maar gezien de tijdsdruk was dit niet mogelijk. Bijgevolg is de bepaling van de relevante sleutelkwalificaties eerder een intuïtieve zaak geworden.
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
24.Planmatig denken 25.Problemen zien & oplossen 26.Productieve taalvaard. MVT 27.Prod. taalvaard. Moedertaal 28.Recept. taalvaardigh. Moedert. 29.Receptieve taalvaard. MVT 30.Resultaatgerichtheid 31.Solidariteit 32.Uithoudingsvermogen 33.Veiligheids- en milieubewustzijn 34.Verantwoordelijkheidszin 35.Vlotheid 36.Zelfstandigheid 37.Zelfvertrouwen 38.Zin voor initiatief 39.Zin voor samenwerking 40.Zin voor esthetiek 1 2 3 4 5 6 7 8
Leesvaardigheid Bepaalde bronnen Heuristiek Consultatie Luistervaardigheid Conversie Formule Onderzoek Totaal
21
✗
✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗
✗
✗
✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗
✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗
✗
✗
✗
✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗
✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗
4 6 8 8 8 8 8 7
✗ ✗ ✗ ✗
4 7 8 6 4 5 1
22
3.5
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
De kern van de optie De kern van de optie bestaat in het mondeling leren omzetten van de ene taal in de andere taal. Daarbinnen zijn de deelfuncties "voorbereiding", "research" en "creatie" te onderscheiden. "Communicatie in de moedertaal" en "communicatie in de vreemde taal" worden als verworven beschouwd, evenals een basisvaardigheid in het "schriftelijk omzetten van de ene taal in de andere taal". Om het academische niveau te garanderen, moet de opleiding voorzien in een degelijke vorming op het gebied van de vertaalwetenschap en een ruime algemene vorming. De optie onderscheidt zich door haar academisch niveau van de optie zakelijk vertaler-tolk. De optie onderscheidt zich bovendien van de academische opleidingen door de grotere theoretische en linguïstisch-literaire gerichtheid van deze laatste. Blijkens de sleutelkwalificaties zijn voor de persoonsvorming van belang: accuratesse, concentratie, kritische ingesteldheid, kunnen omgaan met informatie, kwaliteitsbewustzijn, stressbestendigheid, uiteraard productieve en receptieve vaardigheden in de moedertaal en de vreemde taal, contactbereidheid, resultaatgerichtheid en zelfstandigheid. In bijkomende maar nog belangrijke mate zijn ook te vermelden: beslissingsvermogen, assertiviteit, contactbereidheid, leergierigheid, probleemoplossend denken en zelfvertrouwen.
3.6
Maatschappelijk-culturele vorming De tolk moet over een ruime maatschappelijk-culturele vorming beschikken en is bij uitstek expert in interculturele communicatie. Hij moet in staat zijn de verschillen tussen de talen die hij bestudeert, met inbegrip van de specifieke socio-culturele dimensie, eigen aan elke taal- en communicatiesituatie, te begrijpen, te formuleren en creatief te vertalen. Een ruime algemene vorming is dus kenmerkend voor de tolk. Tenslotte dient de tolk een aantal deontologische regels te respecteren. De tolk moet met persoonlijke en/of zakelijke informatie vertrouwelijk omgaan. Hij moet bovendien de grenzen van de eigen mogelijkheden en materiedeskundigheid kunnen inschatten en opdrachten die het eigen kunnen of de beschikbare tijd te buiten gaan, af- of doorverwijzen. Een permanente reflectie over de eigen kennis en de eigen mogelijkheden is bijgevolg noodzakelijk.
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
23
3.7
Relevantie van het opleidingsprofiel voor de herschikking van de kwalificatiestructuur
3.7.1
Leefbaarheid, maatschappelijke relevantie en inhoudelijke kwaliteit van de optie De optie licentiaat-tolk is een opleiding van hoog niveau en de afgestudeerden vinden vlot werk. De opleiding is dus leefbaar én maatschappelijk relevant. Inhoudelijk kan de opleiding de vergelijking met academische tolkenopleidingen in het buitenland zonder meer doorstaan (zie 2.2.5).
3.7.2
Afgrenzing t.o.v. de meest verwante optie De nauwst verwante optie is die van licentiaat-vertaler. Ook deze veronderstelt een grote taalvaardigheid in moedertaal en vreemde taal, en vertaalvaardigheid. Toch is er een belangrijk accentverschil. Bij de taalvaardigheid zijn het lezen en het schrijven aanzienlijk belangrijker dan bij de tolk. Bijgevolg zijn er ook verschillen in de sleutelkwalificaties voor beide opties. In de huidige opleidingen wordt ruim voldaan aan het criterium dat ten minste één derde van de opleiding voor beide opties gemeenschappelijk is; aan het criterium dat ten minste één derde van de opleidingsonderdelen specifiek moet zijn voor de optie wordt eveneens voldaan. Op te merken valt dat het kwantitatieve criterium erg arbitrair is, en dat het criterium van het inhoudelijke verschil de doorslag zou moeten geven.
3.7.3
Aanbeveling De huidige diplomabenamingen zijn: "Kandidaat-Vertaler", "Licentiaat-Vertaler" en "Licentiaat-Tolk". De Kandidaat-Vertaler is in principe ook een "kandidaat-tolk". Een duidelijker benaming zou wellicht zijn: "Kandidaat in de Vertaalkunde", resp. "Licentiaat in de Vertaalkunde, Optie Vertaler" resp. "Licentiaat in de Vertaalkunde, Optie Tolk". Tenslotte nog dit. De vertaalkunde ressorteert onder de "vertaalwetenschap", waarvan zij één van de belangrijkste toepassingsgebieden is. De vertaalweten-schap is sinds de late jaren '60 tot een zelfstandige wetenschappelijke discipline uitgegroeid waarvan de specifieke eigenheid internationale erkenning geniet.
24
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
HOOFDRUBRIEK 4 BIBLIOGRAFIE
♦ AIIC, Advice to students wishing to become conference interpreters, Geneva, 1993. ♦ Becks, D., Simultaan tolkwerk. Een didactisch perspectief, in: R. van den Broeck, E. Hertog (eds.), Mens en machine in de vertaalopleiding, Antwerpen, 1993, 143-153. ♦ Becks, D., Interpretazione simultanea: didattica fra teoria e pratica, in: Gambier, Y., Snell-Hornby, M., Koiné, Misano Adriatico, 1994, 9-17. ♦ van Beek, P.L.M., Opleidingsprofiel - Opleiding Tolk-Vertaler, Rijkshogeschool Maastricht. ♦ Beroepsprofielen van de vertaalkundigen. S.l., s.d. (1996) (Red. R. Sinjan en P. Van Hauwermeiren). ♦ Brisau, A., Godijns, R., Meuleman, Ch., Towards a Psycholinguistic Profile of the Interpreter, in: Meta, XXXIX, 1, 1994, 87-94. ♦ Dienst voor Onderwijsontwikkeling, Handleiding voor het schrijven van opleidingsprofielen voor het hogeschoolonderwijs, Brugge, 1996. ♦ Forstner, M. (ed), C.I.U.T.I. Translation and Interpreting Studies, First edition, 1995. ♦ Hönig, H.G., Konstruktives Übersetzen, Stauffenburg Verlag, Tübingen, 1995. ♦ Decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, Memorie van Toelichting. ♦ Decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, B.S. 31.8.1994.
OPLEIDINGSPROFIEL LICENTIAAT-T OLK
25
HOOFDRUBRIEK 5 MEDEWERKERS
♦ Daniël Bauwens, Erasmushogeschool, Departement Toegepaste Taalkunde, Trierstraat 84, 1040 Brussel ♦ Daniël Becks, Katholieke Vlaamse Hogeschool, Departement Vertaler-Tolk, SintAndriesstraat 2, 2000 Antwerpen ♦ André Brisau, Mercator-Hogeschool, Departement Toegepaste Taalkunde, Brusselsepoortstraat 93, 9000 Gent ♦ Mieke Delahaye, Hogeschool voor Wetenschap en Kunst, Departement Toegepaste Taalkunde, Koningsstraat 336, 1030 Brussel ♦ Marie-Paule Quix, Hogeschool Antwerpen, Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken, Schildersstraat 41, 2000 Antwerpen