Else-Marie van den Eerenbeemt: Handout na de lezing Familie verhoudingen rond het levenseinde: Netwerk Palliatieve Zorg Haaglanden 15 november 2011. Samenvatting lezing vakgroep Palliatieve Hulpverlening UA, Antwerpen, 29 sept. 2011
Sterven betekenis geven Familieverbondenheid in leven en dood Altijd draag ik in mijn ziel het landschap van mijn ouders mee (Marc Chagall) Groot lijden vraagt menselijke troost. Wij hebben iets gemeen met elkaar. Ik spreek u aan als dochter of als zoon, als vader en moeder of als grootouders, zusje, schoonzusje. benamingen die we een leven lang niet meer kwijtraken. Behalve: je kunt een „ex‟ worden. We hebben vaak de droom om het verleden te veranderen. „Was het maar niet gebeurd. Ik wil het er nu niet meer over hebben.‟ Dan is het verleden een gesloten boek. Kun je dat in de toekomst een plek geven? Wij wonen in het landschap dat onze ouders ontworpen hebben en geven daar een eigen kleur aan. We planten bomen en zaaien onze eigen bloemen. We willen bloeien op onze eigen manier, maar het totale landschap blijft het landschap van generaties, van onze familie. Op schilderijen en litho‟s van Chagall zie je vaak in de lucht zwevende figuren: een bruidspaar, een oude man met een viool. Ook heeft hij een prachtig gedicht geschreven: Altijd draag ik in mijn ziel het landschap van mijn ouders mee. Dat heeft iedere vluchteling en ieder die niet in zijn eigen land woont gemeen. Soms lijkt het alsof er niet zoveel is tussen ouders en kinderen. We zijn gefragmenteerd, we willen flexibele relaties. Maar mensen zoeken altijd naar duurzame verbindingen. Heeft u ooit gehoord: „Ik wil voor drie jaar trouwen‟? Mensen zoeken naar duurzame verbindingen en willen daarin betekenis hebben. Daar gaat het vandaag over, ook rond het sterfbed. De stervende zelf wil tot het allerlaatste moment betekenis hebben en verbonden zijn. Geluk is iets wat je pas begint te benoemen als je het niet kunt vinden. We maken veel mee in het onontkoombare leed dat dood heet. Er is een hiërarchie in het lijden. We zijn bereid een zeker lijden te accepteren om groter lijden te voorkomen. „Ik wou dat ik die ziekte zelf had. ‟t Is nog niet zo erg. Gelukkig is het maar een longontsteking.‟ We zijn helemaal bereid te lijden om dat onnoembaar grote, de dood, te voorkomen. Ouderschap is levenslang Als je vraagt naar de zin van het leven, antwoordt ieder met zijn eigen levensloop (György Konrad) Mensen willen een verhaal, wij willen allemaal een familieverhaal en we willen thuis kunnen komen. Thuiskomen is iets waar alle mensen, ook al zijn ze oud, naar blijven verlangen. U maakt mee dat oude mensen in bejaardenhuizen verblijven en over hun ouders willen praten. Een student zei over haar moeder: „Het lijkt wel of ze mij vergeten is, of ze alle kinderen vergeten is.‟ Ze is zevenentachtig en ze praat alleen nog maar over haar moeder‟.
1
Ouderschap is levenslang. En als ze zoals deze mevrouw over een droom vertelt: „Mijn moeder stond aan mijn bed en die wenkte mij‟, dan weet je: de dood is dichtbij. De cirkel is rond. Ouders blijven betekenis hebben en er wordt gezegd: „Ik ga naar huis‟, misschien bedoelt een gelovig iemand naar het huis van God of het huis van Allah. Maar ook zoals een demente vrouw zei: „Ik moet naar huis, mijn moeder kookt soep.‟ Vrijheid door verbondenheid Ik laat u een fresco van Raphaël zien, Aeneas die het brandende Troje verlaat met zijn kreupele oude vader op zijn schouders. In de hulpverlening heeft deze mythe, sinds Pater van Kilsdonk hierover schreef (1983), bekendheid gekregen. Zorg dragen voor versleten ouders is niet makkelijk, „misschien is het de enige manier om zelf volwassen te worden. … Alleen als je ze wilt dragen, zwerf je voldoende vrij naar de toekomst‟. Als ik het heb over betekenis en verbondenheid, dan gaat het altijd over generaties. Wat in de ene generatie nog een prestatie was, is in de volgende generatie slechts een verhaal. De vader van Emiel was burgemeester van Gent – ik noem maar een naam. Zijn kinderen kunnen daar nog op bogen, maar de derde generatie heeft het helemaal niet meer over prestaties, die heeft het over affectie. „Och dat was zo‟n lieve grootvader. Daar ging ik ‟s zondags mee de eendjes voeren.‟ Het is wonderlijk, maar de derde generatie heeft het over liefde en genegenheid, dat gaat door. Familie gaat aan macht voorbij Er zijn natuurlijk machtsgevechten en machtsspelletjes, maar de onderstroom van een familie gaat over duurzame investeringen. Trouw van kinderen aan hun ouders is ijzersterk. Degenen die in de hulpverlening werken, weten dat. De pleegvader van Jeroen van zeven, zegt: „Je bent hier omdat je ouders niet voor jou kunnen zorgen, omdat je moeder aan de drugs is‟, dan komt hij meteen voor zijn moeder op: „Mijn moeder is altijd lief voor mij geweest maar ik zorgde voor haar schone spuiten.‟ Je weet dat als je iemand laat verloochenen aan wie hij eigenlijk ten diepste trouw is, dan roept dat woede op, zelfs haat. Het is enorm spannend om familietherapeut te zijn. Iedere keer ben ik verwonderd en ontroerd door wat mensen meemaken. Zeker rond het sterfbed, in het verlies. In de ijzersterke ouder kind relatie waar we allemaal ons verhaal over hebben, kies je ook een nieuwe liefde. Je kiest je relaties, dat zijn de sporten van de ladder. Die ladder heeft een sterke staander. Maar de partner heeft ook zo‟n staander en beide staanders van de ladder vormen de verticale trouw van ieder aan ouders en kinderen. Dit kan soms heel bijzondere vormen aannemen. Je kiest een partner in de hoop dat je samen het leven kunt dragen. Je kiest iemand voor de liefde, uit lust, opwinding, verliefdheid, voor kinderen of om samen oud te worden. In Georgië zeggen ze van de huwelijkspartner: een mede jukdrager. Het is bijzonder dat ze dat zeggen, want dat is precies het punt waarop het mis kan gaan. Drieëndertig procent van de ouders die een kind verliezen, gaat uit elkaar omdat ze samen dat juk in de relatie op die sport van de ladder niet kunnen dragen. Het lot kan je slagen toebrengen waar je niet om vraagt. Het verliezen van een kind, is dat samen te dragen, dat grote verlies? Het verliezen van je ouders, verliezen van broers en zussen. Het verdriet en de rouw komt terecht op die gekozen relatie. Kan jouw geliefde je nog troosten? „Hij heeft altijd over zijn moeder geklaagd; ze is nog geen uur dood en is nu al een heilige‟, zei een vrouw, een tikje agressief, over haar man. Zelf mag je klagen over je ouders, maar als je partner er iets van zegt, kun je dat niet verdragen. Een geregeld gehoorde opmerking is ook: „Waarom staat niet in het trouwboekje dat je er gratis een schoonfamilie bij krijgt‟!
2
Geven aan (schoon)familie: een diepte-investering Je krijgt ze erbij en eigenlijk is mijn advies van vandaag, maar ook voor de toekomst: respecteer de familie van je partner, ook al klaagt uw partner steen en been dat hij weer naar zijn vader of naar zijn moeder moet gaan. Zeg dan eens: „Vandaag ga ik.‟ Dat is de mooiste investering. „Is het te moeilijk om naar je demente moeder te gaan, dan doe ik het.‟ En dan kom je terug en zeg je: „Het viel vandaag wel mee. Ze zag er goed uit in haar blauwe jurk.‟ Moet je eens kijken wat een gezellige avond het wordt, wat een diepte-investering dat is, onvoorstelbaar. Neem nu het voorbeeld van een gehandicapt broertje, Maarten. Iedere week vangt zijn zusje hem op. Je wil ook wel eens uit gaan met een vriendin. Je kunt het haast niet meer opbrengen, maar je hebt het je stervende moeder beloofd. Beloftes aan ouders is ook een kwestie: een belofte is passend geven op dát moment. Op den duur kan de belofte een andere vorm krijgen. Ouders van gehandicapte kinderen durven niet dood te gaan. Het is hun grote zorg: wie zorgt er voor ons gehandicapte kind. Maarten komt iedere week. Ze vindt het al zwaarder en zwaarder worden. Ze klaagt over haar twee pubers die weigeren te helpen. Haar partner zegt: „Boek een reisje met je vriendin, ik kan best met Maarten omgaan.‟ En het mooie is als die moeder dan weggaat, dan komen de pubers in het geweer. Ze gaan met Maarten de tuin in of met Maarten een sigaretje roken. Pubers, die moet je eens zien als er iets met die ouders is. Ik ken een jongen, die was zeventien en speelde in een band en zijn moeder stierf. ‟s Nachts speelde hij trompet in de straten; hij moest spelen. De mensen zeiden: „Kijk, hij trekt er zich niets van aan. Hij speelt maar trompet.‟ Zijn grootmoeder zei: „Dat is een klaagzang van hem, hij moet zijn verdriet en wanhoop zo uiten. Deze jongen heeft een manier gevonden, hij kan er niet over praten. Hij verzet zich tegen de dood.‟ Als mensen niet praten, zoeken ze een andere weg. De trompet was de manier voor hem om zich te troosten. Bij overlijden komt de balans van geven en nemen in beweging Hier ziet U het schilderij de Parelweegster van Vermeer. Dat laat ik graag en dikwijls zien. De vrouw houdt een goudbalans op. Ze wil misschien de parels wegen die voor haar op tafel liggen. Op de achtergrond is een schilderij zichtbaar met de voorstelling van het Laatste Oordeel. In families wordt de balans van geven en nemen altijd weer gewogen. Wie heeft teveel gegeven, wie heeft te weinig gekregen, wie was geblokkeerd in geven. Zoals een jongen tegen me zei: „Ik heb alles gegeven maar ik heb niets gekregen.‟ Maar het feit dat hij alles heeft kunnen geven, is een motivatie om zich van waarde te weten, om te leven. Ook elk in onze ogen verwaarloosd kind weet dat als je iets goeds van de ouders kan zeggen, zoals wat ze gegeven hebben, dan is het kind beter af. Een jongetje in het tehuis zegt: „De groepsleiders denken dat ze me op kunnen voeden, maar mijn vader kon biljarten.‟ Hij zoekt naar iets waar hij op kan bogen. Ook hij heeft thuis veel gegeven. Het zijn de kinderen die we „geparentificeerd‟ noemen. De ouder als kind en het kind als ouder. Kinderen doen dat en ook het kind van de stervende moeder in het volgende voorbeeld geeft veel meer dan bij haar leeftijd hoort. Moeder heeft een hersentumor, is kaal, terminaal en blind. Haar dochtertje van negen leest haar berichten uit de krant voor. Daardoor komt ze iedere dag te laat op school. De juf zegt dat moet afgelopen zijn: dit is veel te zwaar, het duurt al weken en ze mist te veel op school. Maar dan komt het hoofd van de school met een humaan gezicht die zelf zijn moeder heeft verloren toen hij jong was en daar nooit over heeft mogen praten. Hij zegt: „Luister, we geven wel een extra werkje, want als zij haar blinde moeder voorleest, dan moeten wij dat mogelijk
3
maken. Ze mag iedere dag om half elf komen in plaats van negen uur.‟ Deze humaniteit, iemand die gevoel heeft voor de situatie, is de redding van het kind. Als ze oud is, zal ze zeggen: „Mijn moeder was terminaal en ik las haar iedere dag voor.‟ Als ze tachtig is, weet ze dat nog. Zo‟n hoofdonderwijzer is goud waard. Kwetsbaren gaan altijd voor Mensen willen aan elkaar geven, maar bij ziekte en sterven is de zorgbalans verstoord. Zoals bij de vrouw met drie kleine kinderen en zorgt voor haar doodzieke moeder, die zegt: „Ik moet mijn vader opvangen, mijn man moppert dat hij me nooit meer ziet. Ik heb me op mijn werk ziek gemeld.‟ Je kunt dan de parels wel wegen, maar zij zegt: „Ik kan niet meer. Ik kan niet kiezen. Ik heb mijn moeder, ik heb mijn kinderen, mijn man. Wie gaat er nu voor?‟ De kwetsbaren gaan altijd voor. Dat zijn de doodzieke, de stervende, de kleine kinderen, de baby‟s. Hoe moet je daartoe je verhouden en hoe kun je daartussen manoeuvreren. Horizontaal gekozen relaties dragen een andere rouw Er is een groot verschil tussen horizontale relaties die je kiest en de relaties tussen ouders en kinderen, de verticale relaties. U zit hier een litho van Chagall, „De ladder‟. Het trof mij dat hij de liefde verbeeldt als een ladder. De afbeelding was heel geschikt om als omslag voor De Liefdesladder te dienen. De sporten van een ladder kunnen breken, maar de staanders blijven intact. We kunnen onderscheid maken tussen ouders, kinderen, broers en zussen. Deze blijven aanwezig gedurende de gehele levensloop. Je kunt niet zeggen: „Dit was mijn ex-vader.‟ Vader en moeder blijven altijd, ook in uw herinnering, ook in uw verhaal. U draagt ze altijd mee, ook al zijn ze overleden. Een horizontale relatie heeft een ander karakter. Iedereen is bang voor verlating. Horizontaal gekozen relaties hebben een andere rouw. Dat wist al een heel klein meisje. Ze stond met haar vader bij haar overleden moeder. Vader stond te huilen. Het meisje wil haar vader troosten en zegt: „Jij kunt een andere vrouw krijgen, maar ik geen andere mama.‟ Ze wist eigenlijk heel goed hoe het existentieel in elkaar zit. Het was natuurlijk een slag voor die man en hij gaf haar een klap. Deze vrouw vertelde me later huilend: „Die klap, het lijkt wel alsof ik altijd een litteken heb overgehouden op die wang. Ik bedoelde het niet verkeerd, ik wilde hem troosten.‟ Maar toen zei ze: „Ja en na een jaar en nog een paar maanden was hij hertrouwd.‟ Nabijheid schept afstand als het gaat om de dood Ouders en kinderen zijn onvervangbaar, ze blijven in ons levenslandschap altijd een stem hebben. Een merkwaardige stem. Soms denk je in jaren niet aan hen. Een man van 69 jaar, een fabrikant, begint na zijn werkzame leven aan een studie. Hij studeert af in de biofysica. Er wordt een groot feest georganiseerd waarbij de kinderen en de kleinkinderen een lied hadden gemaakt. De grootvader wil speechen, hij staat op, barst in tranen uit en zegt: „Jammer dat mijn moeder het niet meer mee kan maken.‟ Opmerkelijk, ongelooflijk dat ouders nooit weg te denken zijn. Dan komt u als hulpverlener, als vrijwilliger bij een sterfbed van een vader van vijf dochters en hij praat met u. Met zijn dochters kan hij dat niet. Die klagen ook tegen u en zeggen: „Vader wil helemaal niet over de dood praten, nooit. Dan komt u en weet je wat hij over u zegt? “Daar komt mijn engel. Die geeft me vleugels”.‟ Waarom kunt u het wel? Omdat u niet kwetsbaar bent in uw relatie met hem. Met zijn dochters is hij kwetsbaar. Met hen heeft hij balansen af te wegen. „Ja, er was er een die niet zo deugde en ik was het niet eens met haar partnerkeuze. Een andere dochter had een overleden kind en een andere is gescheiden en woont weer thuis.‟ Al die moeilijkheden komen bij hem terecht als hij wil praten over de dood. Want hij wil de balans laten bewegen. Hij wil de parels wegen en tellen en dan komt u en hij kan vrij over de dood praten. De
4
dochters klagen. Misschien kunt ú het aan zijn kinderen uitleggen: hij is te nabij en daardoor kwetsbaar. Hij kan het niet. Kwetsbaar in eigen familie U ziet verschillende families en vele soorten kinderen. Daar is het zondagskind van de familie, de dochter die straalt. De ernstig zieke vader veert op als ze binnenkomt: „Ha, daar hebben we Anne‟ en gaat rechtop zitten. Hij kijkt zelfs even of hij zijn mooie pyjamajasje aanheeft. Maar als Mien binnen komt, zegt hij: „Ik heb zo‟n ontzettende pijn.‟ De twee zussen krijgen daar moeilijkheden over. Bij Anne straalt hij en Mien zegt: „Ik ben de klaagmuur.‟ Al die verhoudingen zijn verschillend. Het kan bij broers en zussen onderling veel oproepen. En vervolgens bent u daar en u ziet die uiteenlopende verhoudingen tussen ouders en kinderen en ook u weegt de eigen balansen af. U klimt op uw eigen liefdesladder. U denkt: „Mijn zus heeft mij nooit begrepen bij het sterven van mijn moeder. Ze vond dat ik veel te veel deed. Zij kon het niet. Ze was er niet bij in die periode. Of u denkt: „Ik doe mijn kinderen te kort. Ik zit bij een vreemde stervende man en mijn kinderen hebben mij nodig‟. En dan weegt u uw eigen balansen. Dat kan heel bedreigend zijn. Wat ook bedreigend kan zijn is, dat de familie waar u zo dicht bij betrokken bent, veel warmer is dan de uwe. De familieleden zijn heel nabij en heel intiem met elkaar. En dat is in uw familie helemaal niet het geval. Het werk van u brengt u niet alleen in het intieme hart van de familie, maar u weegt ook nog eens uw eigen geschiedenis, iedere dag dat u in dat gezin bent. U denkt wellicht: had ik maar zo bij mijn éigen vader kunnen zijn. Had ik maar zo mijn moeder begrepen‟. Dat u dat niet kon en bij een ander wel, komt omdat u kwetsbaar bent in uw eigen familie. Als het kan, is dat kostbaar maar vaak wordt er binnen families vermeden om over sterven of dood te praten. Misschien kunt u ze wel een klein duwtje in die richting geven, heel voorzichtig. De zondebok en zijn kans tot geven Er zijn families die een kind uitstoten: hij is slecht en wij zijn goed. Ik werd opgebeld midden in een tv-programma. Een mevrouw zei: „Als we Piet niet hadden, dan waren we gelukkig.‟ Het was een life uitzending, en ik zei: „Mevrouw, als u oud bent en in een verpleeghuis ligt, is het Piet die aan uw bed zit.‟ Hoe komt dat? Het kind heeft afstand genomen van het feit dat hij uitgestoten was en komt nu terug om nog iets te geven, om iets te betekenen en om verbonden te zijn. En nu maakt u mee dat andere broers en zussen hem willen tegenhouden: „Je bent er al die jaren niet geweest‟. Zij hebben het verdriet van vader en moeder gezien en dan komt ineens de aanleiding van het verdriet aanzetten. Toch heeft de zondebok het recht om naar zijn ouders te gaan. Zoals die jongen uit Australië, die overkomt nadat hij uitgestoten was. Maar één zuster – in iedere familie is er tenminste één rechtvaardige – heeft zijn e-mailadres: ze laat hem weten dat moeder achteruit gaat en vraagt of hij niet zou willen overwegen toch te komen. Ik zegen de e-mail en mobiele telefoon. Er kan niet genoeg getelefoneerd worden. Gezinnen zijn een mobiele eenheid geworden. E-mail heeft families enorm veel goed gedaan. Dus één zus is hier de rechtvaardige, die niet kan verwerken dat Bas, met wie ze vroeger heeft gespeeld, uitgestoten wordt. Bas mailt en komt. Moeder ligt intussen op de intensive care en hij is niet welkom. De oudste zus zegt: „Wat doe jij hier? Wat denk je wel?‟ Dan komt bij haar de woede eruit over al die jaren verdriet van moeder. Van al die jaren dat ze haar moeder opgevangen heeft, toen ze weduwe was geworden. Dit is het zusje dat de klaagmuur was. Zij heeft alles van moeder moeten aanhoren. Nu ze hem ziet, barst ze uit: Bas mag moeder niet opzoeken. De woede van die zus is misschien terecht, maar Bas heeft het recht om er te zijn. En als u er mee te maken krijgt, moet u zeggen: „Alle kinderen, wat er ook voorgevallen kan zijn, hebben recht om daar te zijn. Het unieke moment van het overlijden van ouders is onomkeerbaar. Het is voor het verdere leven van Bas van groot belang als het zo kan gaan. Zo
5
zie je in families spanningen oplopen en het is logisch dat ze oplopen. Er zijn ook mooie, rustige sterfbedden. Maar meestal is het hectisch, de familie is onherkenbaar. Aan zijn handen merkte ik dat hij me nodig had Een vrouw zei me: „Mijn vader praatte de hele dag over vissen. Hij zou daar gaan vissen of daar, maar hij heeft het helemaal niet over ons gehad. Dat is de wanhoop en het verlangen naar leven. Maar in wezen kon ze toch wel bij hem zijn: „Aan zijn handen merkte ik dat hij me nodig had. Hij sprak over bijkomstigheden, maar tegelijkertijd kneep hij in mijn hand.‟ Soms is er niet méér dan dat. Het kan ook dat je moeder op een I.C. ligt aan duizenden slangen en je kunt er niet bij, en je denkt: „Is dit mijn moeder?‟ Passend geven: de verbinding met schoonfamilie Hoed u ook, zoals mijn cliënte, voor de schoondochter, die veel voor deze moeder had gedaan. De arts op de intensive care zegt: „Ze ligt hier al drie weken, dat is niet te doen, zullen we de morfine wat opvoeren?‟ (U weet als geen ander, dat dit het begin van het einde is). De schoondochter maakt de grote vergissing om te zeggen: „Lijkt me een goed idee. Ze is uitgeput, haar man kan er niet meer tegen, hun zoon durft niet meer naar school en zij zegt: „Het lijkt me een goed idee‟. De dokter gaat over tot handelen en na de allereerste spuit overlijdt deze (schoon)moeder. Dan komen de dochters die gebeld waren, eraan. Kunt u zich voorstellen wat dat in families oplevert? „De schoondochter, die vreemde, wat denkt ze wel. Wij zijn de dochters, wij hebben die beslissing te nemen.‟ Het is een ontzettende familieruzie geworden. De zoon en deze schoondochter mochten niet op de begrafenis komen. Genadeloze klappen kan het lot uitdelen in families, waar je elkaar niet op kiest en waar je niet op bedacht bent. Het merkwaardige is dat het lot van buitenaf vaak nieuw onrecht geeft in de relatie. Het overlijden van een kind kan bijvoorbeeld de andere kinderen altijd het gevoel geven dat ze niet goed genoeg zijn. Zoals Trees. Ze zegt tegen mij: „Ik ben de derde Trees, er zijn er twee overleden. Ik moet voor drie tellen in de familie, ik doe het nooit goed genoeg in de ogen mijn ouders. De balans een duwtje geven Tussen ouders en kinderen speelt erkenning een cruciale rol. Erkenning voor wat je geeft, erkenning voor wie je bent, ook erkenning voor wie de oude stervende vader is. En soms zijn er helemaal geen gesprekken, is er alleen maar: „Ik zag aan zijn ogen dat hij blij was dat ik er was.‟ En toen zei de vrouw: „Ik geloof dat dit de eerste keer was dat mijn vader dat kon laten merken.‟ Het is ontzettend belangrijk dat mensen dat meemaken. U kunt dat mogelijk maken als u op tijd weet terug te treden. En inderdaad de balans een duwtje geven door te zeggen: „Probeer eens bij je vader op bezoek te gaan.‟ „Ik durf niet naar binnen,‟ zegt de dochter. „Zullen we dan samen gaan?‟ Als het goed gaat, trekt u zich terug. Dan bent u van wezenlijk belang, sterker nog: dan is de volgende generatie daarbij gebaat. Want liefde is altijd intergenerationeel, door de generaties heen. We zijn zo ontzettend bang voor verlies en verlating, allemaal. Voor het verlies gaan staan Het verliezen van een kind of het verliezen van een ouder op jonge leeftijd, heeft grote gevolgen. Kunnen mensen nieuwe waarde hechten aan het leven om daar een toekomst mee op te bouwen. Flaubert zei over een moeder nadat ze een kind had verloren: „Haar verdriet vermeerderde haar moederschap.‟ Dat ging vroeger zo in grote gezinnen. Dan werd er gezegd: „Er is er één gestorven, maar je hebt er nog acht over.‟ Een Brabantse moeder antwoordde
6
daarop: „Mijnheer pastoor, wat denkt u wel? Ik mis er één!‟ Dat is het eigenlijk, dat je op kritieke momenten voor het verlies gaat staan. Misschien is dat wel het belangrijkste voor de liefde. Deze moeder ging er voor staan: ze heeft er nog acht, dat is waar. Maar ze ging keihard voor haar gemis en de dood staan. Eigenlijk zou je weg willen rennen van de diepste pijn. En zeker voor de diepste pijn van het verlies van je ouders. Een vrouw zei: „Ik ben op reis gegaan, moeder was stervende en ik kon het niet aan. Ik zat in Parijs en ik durfde niet meer te bellen, ik was volkomen afgesneden.‟ Dat geeft depressie. Misschien kent u de prachtige regels uit het gedicht van Maria Vasalis: „Niet het snijden doet zo‟n pijn, maar het afgesneden zijn.‟ Die vrouw in Parijs zei: „Ik was doodsbang, ik dacht als ik maar niets weet, dan leeft ze nog, ademt ze nog.‟ Schaamte is liefde Mensen rennen soms weg en zijn doodsbang voor de dood. Dat ziet u ook. U ziet misschien de jongen die buiten staat en niet naar binnen durft als het kritiek wordt. Dan kunt u helpen, dan kunt u er zijn. Er is ook zoveel schaamte rond het sterfbed. Het is ook verschrikkelijk om ineens je vader met een katheter naast zijn bed te zien staan of je moeder op een wc-stoel. Voor u zijn het de mensen voor wie u nabij wilt zijn. Maar het zijn uw ouders niet en daarom kunt u het aan. Daarom kunt u verval, kwetsbaarheid en pijn misschien beter aan. Maar als het je vader of moeder is, gaat het je door merg en been. En je schaamt je. Zoals een student van mij zei: „Ik kan niet meer naar mijn moeder die dement is. Ik schaam me zo voor haar toestand.‟ Eigenlijk wil je niet dat een ander je moeder of vader zo ziet. Je wil niet dat een ander het verval van je ouders ziet en er opmerkingen over kan maken. Je kunt dit niet verdragen. Schaamte is dan in wezen liefde. Je wilt niet dat anderen, vreemden, oordelen over iemand die je dierbaar is, van wie je houdt. Maar u bent er bij, want u heeft een vertrouwenspositie dat u dat mag zien. Rouw is de prijs van de liefde Er is ook veel concurrentie in de rouw. Rouw is de prijs van de liefde. Als je niet lief hebt gehad, dan rouw je ook niet. Wie heeft nu het meeste verdriet? Soms staan moeder en dochter tegenover elkaar en bestrijden elkaar. „Ik mis mijn vader, zij mist haar man.‟ En dat botst soms. Er is concurrentie in de rouw. De jonge koordirigent was plotseling gestorven en er was een verschrikkelijk verdriet in de kathedraal. Heel het koor was in het zwart en de ene sopraan na de andere kwam huilend naar voren met een gedicht, een bloem, een bloemstuk. De vrouw van de overleden dirigent kon het niet meer hebben. Ze loopt naar de microfoon, onverwachts, kan bijna niet spreken van verdriet en roept plots in de volle treurende kerk: „Ik ben hier de weduwe!‟ Zij claimde de dood, zij claimde haar man. Is hij nu van iedereen? Wie heeft hier het meest verdriet? Ik ben het! Soms is het zo dat mensen daar niemand bij toelaten. Misschien kent u die situaties. Ik zeg wel tegen mijn studenten: „geen bloemen – geen bezoek – echtpaar‟. U mag amper binnen. De partner gaat op in de overledene. Dan mag niet eens een zusje komen. Een vrouw belt me op. Ze zegt: „Mijn broer is stervende en ik mag niet komen van mijn schoonzus. Ze weigert mij te ontvangen.‟ Zij zegt: „Het is mijn man‟ en ik zeg: „Het is mijn broer en ik ken hem al mijn hele leven. Mag ik alsjeblieft?‟ Er is veel rivaliteit tussen broers en zussen, maar de solidariteit is groter. Dat zie je duidelijk rond zo‟n sterfbed. Dan is er een partner die dat niet goed vindt. Wie is er nu belangrijker? Je hebt en broers en zusters en een partner. Reken maar dat de broer het fijn vindt als zijn vrouw dat zusje de mogelijkheid geeft te komen! Ik heb een crematie meegemaakt, daar waren vijf broers en één zus van de overledene en de partner zei: „Jullie mogen niet spreken, want jullie zijn zo emotioneel. Ik heb het verwerkt en
7
ik zal daar spreken.‟ Het oudste zusje wist de begrafenisondernemer te bewegen om haar als spreekster aan te kondigen.„Ik zou graag even willen spreken. Dat deed ze en daarna zei ze: „Nu geef ik het woord aan Hans‟ en deze zei: „Nu geef ik het woord aan Truike‟ en zo gaven ze elkaar allemaal het woord. Wat te doen, wat te wegen? De partner en de zussen en broers hebben allemaal belangen die enorm kunnen botsen. Ik zal er nu niet verder op ingaan. Alles wordt zichtbaar bij de vrouw in Amerika wier Mona Lisa glimlach al over de hele wereld is uitgezonden: haar ouders en haar man staan lijnrecht tegenover elkaar: voeding stoppen of niet. Japan en China komen steunbetuigingen brengen. De hele wereld weet ervan. U kunt het in gezinnen meemaken dat er conflicten zijn rond euthanasie. Eén zusje zegt: „Natuurlijk, papa is uit zijn lijden verlost, dat moeten we goedvinden.‟ Een ander zusje zegt: „Nooit, dat gebeurt nooit.‟ Dan staan die kinderen tegenover elkaar en een enorme strijd kan losbranden. Wie neemt de beslissing: vader, moeder, de kinderen? Een mens is een relationeel wezen. Voor een mens is een relatie net zo belangrijk als water voor vis. Het conflict over euthanasie heeft heel veel gezinnen geraakt. Familietherapeuten krijgen daar telefoontjes en aanmeldingen over. Ik heb al heel wat brieven hierover gehad. Hoe families daarmee omgaan, wie beslist, wie vindt het goed, wie keurt het af en wat gebeurt er dan in de familie? Kleinkinderen hebben vaak ook nog een stem. En zo zie je drie generatie rond de euthanasievraag. En het wonderlijke is: als je de balansen afleest, begrijp je iets meer van wat daar gebeurt. Is het oudste zusje zo nuchter of heeft ze genoeg gegeven? Is het jongste zusje zo bang voor de dood van haar vader, dat ze met eigen handen de dood wil tegenhouden? In die spanningsvelden komt u en daar heb ik een ontzaglijk respect voor: dat u zo dicht bij mensen kunt komen in deze situatie en zoveel kunt zien en meemaakt. Sterven doe je alleen Zoals een vrouw zei: „Begrijpt u dat nu? Mijn moeder stuurde ons allemaal weg en toen is ze alleen doodgegaan.‟ Het klassieke geval: de familie staat rond het sterfbed van moeder, ze gaan even naar buiten, een sigaretje roken en je komt terug en moeder is dood. Je hebt zoveel weken bij haar gezeten. Mensen hebben misschien de ruimte nodig en moeten afstand nemen. Met de hele familie om je heen, kun je niet gaan. Ongelooflijk, maar het is waar dat mensen tot in hun diepste ziel dat eenzame sterven moeten verwerken. Toch zijn ze tot het laatste moment op de nabije relaties gericht. En dat contact kunnen ze zoeken tot het laatste moment. Maar het kritieke moment zijn mensen niet zelden alleen. En weer kunt u daar bij zijn. Omdat u die engel bent van buitenaf. U komt binnenvliegen en dan is de dood daar. P.F. Thomése, die het prachtige boek „Schaduwkind‟ heeft geschreven, zei toen hij zijn baby verloor: „Ik was een steen, ik kon alleen nog breken.‟ Hij wilde met niemand praten en stond geen enkele troost toe. Hij zei: „Het boek is dichtgeslagen en de bladzijde waar ik gebleven was, kan ik niet meer terugvinden. Nooit meer.‟ Hij beschrijft zijn rouw als een verstening. Er mag niemand zijn, niemand begrijpt mij, alle condoleances zijn verkeerd. Ik heb een vriendin die scheurde ze allemaal doormidden. Niemand mocht begrijpen wat zij voor een verlies moest dragen. Woede hoort er ook bij Kun je woedend zijn op die verlating? Nee, je richt je op het ziekenhuis, op de dokter, de verpleegster of vrijwilliger. Zij doen het allemaal fout. Je bent zo ontzettend kwaad, eigenlijk ook op de dode, op de verlating. Je had nog zoveel gewild, je had nog iets willen zeggen, je had nog iets willen krijgen. Je bent zo woedend. Het eerste het beste doelwit van buitenaf krijgt de bui. En dat bent u misschien wel eens. U zult het verschrikkelijk vinden. U heeft
8
zoveel in die familie gedaan en ineens had u gisteravond de situatie niet goed beoordeeld en had u de dokter moeten bellen. U moet het zo zien: ze zijn eigenlijk razend op de dood en u bent het gemakkelijkste doelwit. Want binnen de familie ligt het gevoelig, maar u bent van buitenaf, ook al bent u die engel, ineens keert de woede zich tegen u: u heeft het niet goed gezien en beoordeeld. U weet dat de dood in de Griekse Oudheid werd verbeeld als een ziel met vleugels. Hoe vaak noemen mensen u bij het sterfbed een engel, welk geloof ze ook hebben. U verblijft in het land van de levenden. Dat kan ook woede opwekken: u gaat naar huis, u heeft op dat moment niemand verloren, daarom krijgt u die woede over u heen. Maar het land van de doden is er ook. De brug tussen die werelden is altijd weer de liefde. Ik wil eindigen met het gedicht „Sterfbed‟ van Jean-Pierre Rawie Mijn vader sterft; als ik zijn hand vasthoud, voel ik de botten door zijn huid heen steken. Ik zoek naar woorden, maar hij kan niet spreken en is bij elke ademtocht benauwd. Dan schud ik kussens en verschik de deken, waar hij met krachteloze hand in klauwt; Ik blijf zijn kind, al word ik eeuwen oud, en blijf als kind voor eeuwig in gebreke. Wij volgen één voor één hetzelfde pad, en worden met dezelfde maat gemeten; Ik zie mijzelf nu bij zijn bed gezeten zoals hij bij zijn eigen vader zat: straks is hij weg, en heeft hij nooit geweten hoe machteloos ik hem heb liefgehad.
Literatuur: E.M. van den Eerenbeemt: De Liefdesladder, over familie en nieuwe liefdes, Arbeiderspers. 2011 15de druk.. Hierin hoofdstukken over verlies, rouw en mantelzorg. Zie ook: „Door het oog van de familie: Liefde, leed en loyaliteit, Bert Bakker 2008.
9