SRM 1101 AVV afd. Visuele Vormgeving
Rijkswaterstaat
Adviesdienst Verkeer en Vervoer Bureau dokumentatle Postbus 1031 3000 BA Rotterdam
tel.: 010-282 5608 Naam lezer
N. B. s. v. p. tljdig verlenging aanvragen Paraaf
Datum
2o/\oi
MODellen Informatie Systeem Hoofdrapport
Afstudeerverslag NHTV Auteur:
Irene Cortenbach
Interne Begeleider: Externe begeleider:
Ir. M . L . M . Berenos (NHTV) Ir. H.C. van Evert (AVV)
Plaats: Datum:
Rotterdam mei 1996
VOORWOORD Nederland wordt voller en voller en drukker en drukker. Of het nu het aantal mensen is, het aantal wegen of het aantal auto's, het neemt allemaal toe in Nederland. Om over een aantal jaren toch ook nog enigszins adem te kunnen halen dienen al deze toenamen binnen bepaalde perken te worden gehouden. Dit kan alleen maar wanneer er goed beleid wordt gevoerd vanuit de overheid. Ter ondersteuning van dit beleid worden modellen gebruikt die inzicht geven over nu en over de toekomst. Deze modellen zijn het onderwerp van mijn afstudeerverslag wat hier voor u ligt. Dit afstuderen is het laatste onderdeel dat moet worden voltooid voor de studie verkeerskunde aan de NHTV te Breda. Mijn afstudeerperiode heb ik doorgebracht bij de Adviesdienst Verkeer en Vervoer in Rotterdam, op de afdeling SRM. Gedurende deze leuke en leerzame periode heb ik medewerking gekregen van een aantal mensen die ik hier in het bijzonder wil bedanken: • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Mike Berenos (NHTV); Ursula Blom (AVV/SRM); Rob Clement (AVV/SRM); Joan van Dijk (Regionale directie Rijkswaterstaat Noord-Brabant); Michael van Egeraat (Regionale directie Rijkswaterstaat Zuid-Holland); Henk van Evert (AVV/SRM); Bert Helleman (AVV/IBD); Frank Hofman (AVV/SRM); Toon van der Hoorn (AVV/SRM); Michel Kusters (AVV/IBD); Roel Lenoir (AVV/VLG); Marcel Mulder (AVV/SRM); John Pommer (AVV/SRM); Gerald Prast (AVV/BG); Hans van der Rest (AVV/SRM); Stef Smulders (AVV/IBD); Henk Taale (AVV/IBD); Peter Veeke (AVV/SRM); en alle tijdelijk collega's van de afdeling SRM.
Tenslotte wil ik iedereen, en daarbij in het bijzonder Paul, bedanken die op wat voor manier dan ook mij tot steun is geweest tijdens het afstuderen.
Rotterdam, mei 1996 Irene Cortenbach
1
—
Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING 1
2
3
4
5
3
INLEIDING 1.1 Aanleiding voor het onderzoek 1.2 Doelstelling en onderzoeksvragen 1.3 Fasering onderzoek 1.4 Opzet verslag
7 8 9 10
MODELBESCHRIJVINGEN 2.1 Inleiding 2.2 Definitie model 2.3 Modellen bij de A V V 2.3.1 Selectie modellen 2.3.2 Categorisering modellen 2.4 Variabelen format 2.4.1 Relevantie format 2.4.2 Totstandkoming format 2.5 Invulling van de formats
11 11 12 12 12 14 14 14 16
INVENTARISATIE V R A G E N REGIONALE DIRECTIES RIJKSWATERSTAAT 3.1 Inleiding 3.2 Vragen uit de regio 3.3 Vragen uit het SVV-II 3.4 Trefwoorden vragen
17 17 18 21
VERWIJSSCHEMA 4.1 Inleiding 4.2 Koppeling modelbeschrijvingen met vragen regionale directies Rijkswaterstaat 4.3 Opbouw verwijsschema 4.4 Resultaat verwijsschema
23 25 26
CONCLUSIES E N A A N B E V E L I N G E N 5.1 Inleiding 5.2 Modelbeschrij vingen 5.3 Verwijsschema
29 29 30
23
BEGRIPPEN E N A F K O R T I N G E N
33
G E R A A D P L E E G D E LITERATUUR
37
BIJLAGENOVERZICHT
41
Samenvatting
SAMENVATTING Binnen het beleidsvormingsproces zijn modellen al decennia lang een belangrijk hulpmiddel. Elk model heeft specifieke kenmerken, eigen toepassingsmogelijkheden en een eigen gebruikersgroep. De kennis over het gebruik van modellen is aanwezig, maar vaak verspreid en persoonsgebonden. Het blijkt dat er behoefte is aan een instrument dat op snelle en doeltreffend wijze een overzicht geeft van de modellen die in Nederland worden gebruikt met betrekking tot het beleid. Het MODellen Informatie-Systeem (MODIS) kan in deze behoefte voorzien. Het doel van MODIS is: Snel en doeltreffend informatie geven over de modellen die in Nederland worden gehanteerd bij de beleidsvoorbereiding en beleidsevaluatie. In dit informatie-systeem zijn twee onderdelen te onderscheiden. Het eerste onderdeel geeft een standaard beschrijving, het zogenaamde format, van de modellen en het tweede is een verwijsschema, waaruit blijkt welk model bij een bepaalde vraag moet worden gebruikt. Bij dit onderzoek zijn een aantal afbakeningen gemaakt met betrekking tot MODIS waarna de volgende tweeledige doelstelling is geformuleerd: 1
Het volgens een eenduidig format beschrijven van de modellen die bij de AW ontwikkeld dan wel in gebruik zijn;
2
Een aanzet geven tot het opstellen van een duidelijk en gebruiksvriendelijk verwijsschema, waaruit blijkt welk model door de regionale directies van Rijkswaterstaat het beste kan worden gebruikt bij een bepaalde vraag.
Aan de hand van zes onderzoeksvragen is het onderzoek uitgevoerd. Voor de modellen die in het onderzoek zijn betrokken, heeft een uitgebreide, algemene beschrijving plaatsgevonden volgens een bepaald format, zodat elk model op dezelfde wijze is beschreven. Het opstellen van het format is gebeurd aan de hand van literatuur en gesprekken met medewerkers van de A V V . De exacte modelbeschrijvingen zijn weergegeven in een apart rapport: MODellen Informatie Systeem, Modelbeschrijvingen. Bij een aantal regionale directies van Rijkswaterstaat is vervolgens, door middel van gesprekken met medewerkers, nagegaan welke vragen met behulp van modellen worden beantwoord. Tevens is aan de hand van het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV-II) bekeken wat voor andersoortige (type) vragen de komende jaren te verwachten zijn. Om een koppeling te kunnen maken tussen deze vragen en de modelbeschrijvingen zijn uit zowel de vragen als de modelbeschrijvingen trefwoorden gehaald, welke als ingang dienen 3
Samenvatting
voor het verwijsschema. Het verwijsschema zelf bevat een aantal items die dienen te worden doorlopen. Deze items bevatten een aantal keuzemogelijkheden. Wanneer de gebruiker een van deze mogelijkheden kiest vindt er een filtering van de modellen plaats. Alleen die modellen die deze keuzemogelijkheid hebben, blijven over. Wanneer het verwijsschema op deze manier wordt doorlopen, krijgt men als resultaat het model dat het beste kan worden gebruikt bij het beantwoorden van een bepaalde vraag. Aan de hand van dit onderzoek kan een aantal conclusies worden getrokken en aanbevelingen worden gedaan ten aanzien van de modelbeschrijvingen en het verwijsschema. Modelbeschriivingen Het is gebleken dat er grote behoefte bestaat aan een algemene beschrijving van modellen, waarbij het format in eerste instantie voldoet. Om de modelbeschrijvingen compleet te maken c.q. te houden dienen een tweetal stappen te worden doorlopen: Stap 1: • evalueren format op verbeteringen en/of aanvullingen; • uitbreiden modelbeschrijvingen met de natte modellen van de A V V ; • automatiseren van de modelbeschrijvingen bij de Helpdesk; • afspraken maken over het 'up tot date' houden van de modelbeschrijvingen. Stap 2: • opnemen van alle modellen die in Nederland zijn ontwikkeld dan wel in gebruik zijn. Verwijsschema Bij het geven van een eerste aanzet voor het verwijsschema zijn de volgende conclusies getrokken: •
• •
een aantal vraag-trefwoorden is niet te koppelen aan de trefwoorden van de modelbeschrijvingen omdat het aantal modellen in dit onderzoek en het aantal trefwoorden van de modelbeschrijvingen beperkt is; het aantal items in het verwijsschema moet in verhouding staan met het aantal modellen; wanneer het aantal items en de bijhorende keuzemogelijkheden gedetailleerd zijn zal het schema na een of enkele items al worden beeindigd omdat dan nog slechts een model over is.
Er zijn twee soorten aanbevelingen te geven ten aanzien van het verwijsschema. Enerzijds over de opbouw van het verwijsschema; de inhoudelijke kant. Anderzijds over het opstellen van een computerprogramma indien het verwijsschema wordt geautomatiseerd. 4
Samenvatting
Opbouw: • uitbreiden tot alle modellen van de A V V en uiteindelijk van Nederland zijn opgenomen in het verwijsschema en hiermee samenhangend het verhoudingsgewijs uitbreiden van het aantal items in het verwijsschema; • uitbreiden van de trefwoorden van de modelbeschrijvingen; • het aantal keuzemogelijkheden per item moet beperkt blijven, de filtering moet 'grof zijn; • de mogelijkheid moet bestaan dat niet alle items hoeven worden te doorlopen, maar slechts een of enkele. Computerprogramma: • het verwijsschema dient te worden geautomatiseerd waarbij het muisbestuurbaar dient te worden gemaakt; • er moet een automatische stop in het programma komen indien er nog slechts een model over is.
5
Inleiding
1
INLEIDING
1.1
AANLEIDING VOOR HET ONDERZOEK
De Adviesdienst Verkeer en Vervoer (AVV) is een onderzoek- en adviesinstituut en is onderdeel van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (voor de opbouw van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, zie bijlage 1). De A V V is werkzaam op het gebied van verkeer en vervoer van personen en goederen te land en te water. De taken van de Adviesdienst richten zich op advisering, systeemontwikkeling, kennisbeheer en gegevensinwinning voor de voorbereiding en uitvoering van beleid; met andere woorden er vindt een wisselwerking tussen onderzoek en beleid plaats. Binnen het beleidsvormingsproces zijn modellen al decennia lang een belangrijk hulpmiddel. Elk model heeft specifieke kenmerken, eigen toepassingsmogelijkheden en een eigen gebruikersgroep. De kennis over het gebruik van modellen is aanwezig, maar vaak verspreid en persoonsgebonden. Het blijkt dat er behoefte is aan een instrument dat op snelle en doeltreffende wijze een overzicht geeft van de modellen die in Nederland worden gebruikt met betrekking tot het beleid. Het MODellen Informatie-Systeem (MODIS) kan in deze behoefte voorzien. Het doel van MODIS is: Snel en doeltreffend informatie geven over de modellen die in Nederland worden gehanteerd bij de beleidsvoorbereiding en beleidsevaluatie. In dit informatie-systeem zijn twee onderdelen te onderscheiden. Het eerste onderdeel geeft een standaard beschrijving (format), van de modellen en het tweede is een verwijsschema, waaruit blijkt welk model bij een bepaalde vraag het beste kan worden gebruikt. De A V V wil een dergelijk MODIS opzetten. In dit onderzoek zal hiertoe een eerste aanzet worden gegeven. Vanwege de beperkte tijd die er voor dit onderzoek staat, is er voor dit onderzoek een afbakening gemaakt ten aanzien van beide onderdelen van MODIS: Format: 1 Er zal alleen worden gekeken naar de modellen die bij de A V V ontwikkeld dan wel in gebruik zijn; 2 De modellen die bij de A V V ontwikkeld dan wel in gebruik zijn met betrekking tot de infrastructuur nat worden buiten beschouwing gelaten;
7
Inleiding
Verwijsschema: 3 De doelgroep, waarvoor het verwijsschema is bedoeld, bestaat uit de regionale directies van Rijkswaterstaat; 4 Er wordt een aanzet gegeven voor het maken van een verwijsschema; het eigenlijke verwijsschema wordt niet gemaakt. Ad 1 Het aantal modellen in Nederland is te groot om alle modellen gedurende dit onderzoek te betrekken. Om deze reden is ervoor gekozen alleen de modellen te betrekken die bij de A W ontwikkeld zijn of die bij de A V V in gebruik zijn. Ad 2 Het aantal modellen dat bij de A V V ontwikkeld dan wel in gebruik is, is nog steeds aanzienlijk. Om het aantal modellen voor het onderzoek overzichtelijk te houden, zijn de modellen met betrekking tot de benutting infrastructuur nat (zee en vaarwegen) buiten beschouwing gelaten. Ad 3 De modellen die bij de A V V ontwikkeld dan wel in gebruik zijn, zijn in principe voor het Ministerie van Verkeer en Waterstaat bedoeld. De modellen die op provinciale en regionale schaal toepasbaar zijn, (zouden kunnen) worden gebruikt door de regionale directies van Rijkswaterstaat. Aangezien de regionale directies de grootste doelgroep vormen, zal het verwijsschema dan ook voor deze regionale directies worden gemaakt. Ad 4 Aangezien dit onderzoek binnen een beperkt tijdsbestek uitgevoerd dient te worden, zal de volledige invulling van het verwijsschema niet realiseerbaar zijn. Er zal daarom alleen een aanzet worden gegeven voor het maken van het verwijsschema.
1.2
DOELSTELLING E N ONDERZOEKSVRAGEN
Op basis van het voorgaande is er een tweeledige doelstelling bij dit onderzoek te formuleren: 1
Het volgens een eenduidig format beschrijven van de modellen die bij de AW ontwikkeld dan wel in gebruik zijn;
2
Een aanzet geven tot het opstellen van een duidelijk en gebruiksvriendelijk verwijsschema, waaruit blijkt welk model door de regionale directies van Rijkswaterstaat het beste kan worden gebruikt bij een bepaalde vraag.
De onderzoeksvragen die bij deze doelstellingen naar voren komen zijn: 1 2 8
Welke modellen zijn bij de AW ontwikkeld dan wel in gebruik? Welke informatie levert elk model op?
Inleiding
3 4 5 6
Volgens welk format dient de beschrijving van de modellen plaats te vinden ? Welke vragen komen er op de regionale directies van Rijkswaterstaat af? Op welke manier kunnen, theoretisch gezien, de modellen aan de verschillende (type) vragen worden gekoppeld? Voor welk (type) vra(a)g(en) kan (kunnen) welk(e) model(len) worden gebruikt?
1.3
FASERING ONDERZOEK
Beantwoording van de doelstellingen en de onderzoeksvragen zal plaatsvinden middels een viertal fasen: Fase 1
De eerste fase beslaat de onderzoeksvragen 1 tot en met 3. Er zal een inventarisatie plaatsvinden van de modellen bij de A V V ontwikkeld dan wel in gebruik zijn. Dit zal worden gedaan aan de hand van literatuur en gesprekken met medewerkers van de A V V . Van de modellen die hieruit voortvloeien zal een uitgebreide beschrijving worden gegeven. Nagegaan zal worden welke gegevens nodig zijn voor een korte en duidelijke beschrijving van de modellen. Deze beschrijving zal volgens een bepaald format plaatsvinden, zodat elk model op dezelfde wijze wordt beschreven. Het opstellen van het format zal gebeuren aan de hand van literatuur en gesprekken met medewerkers van de A V V . De precieze beschrijving van de modellen volgens het format zal aan de hand van interviews met de contactpersonen van de verschillende modellen worden ingevuld.
Fase 2
Deze fase beslaat onderzoeksvraag 4. Bij een aantal regionale directies van Rijkswaterstaat zal, door middel van gesprekken met medewerkers, worden nagegaan welke vragen met behulp van modellen worden beantwoord. Tevens zal aan de hand van het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV-II) worden bekeken wat voor andersoortige (type) vragen de komende jaren te verwachten zijn.
Fase 3
Fase drie beslaat de onderzoeksvragen 5 en 6. In deze fase wordt een koppeling tussen fase 1 en 2 gemaakt. De wijze waarop de modellen aan de vragen kunnen worden gekoppeld, moet eerst theoretisch worden uitgewerkt, alvorens het kan worden geoperationaliseerd. Aan de hand van deze theoretische benadering zal uiteindelijk een aanzet worden gegeven tot een verwijsschema, waaruit blijkt welk model moet worden gebruikt bij een bepaalde vraag.
Fase 4
In de laatste fase zullen de resultaten van het onderzoek worden verwerkt. Aan de hand van de resultaten zullen conclusies worden getrokken en 9
Inleiding
aanbevelingen worden gedaan met betrekking tot het format, de modelbeschrijvingen en het verwijsschema.
1.4
OPZET V E R S L A G
Op basis van de beschreven fasering in paragraaf 1.3 is de indeling van dit verslag gemaakt. Fase 1, waarbij het format zal worden opgesteld en de modellen zullen worden beschreven, komt aan bod in hoofdstuk 2 en in het rapport modelbeschrijvingen. In hoofdstuk 3 zullen de vragen vanuit de regionale directies en het SVV-II worden beschreven. Tevens zal hier een begin voor de koppeling voor het verwijsschema worden gemaakt. Hoofdstuk 4 geeft vervolgens een verdere uitwerking van deze koppeling en de opbouw van het verwijsschema. De laatste fase zal tenslotte in hoofdstuk 5 worden uitgewerkt.
10
Modelbeschrijvingen
2
MODELBESCHRIJVINGEN
2.1
INLEIDING
In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de totstandkoming en invulling van het format. Allereerst zal in paragraaf 2.2 het begrip 'model' worden uitgewerkt. In paragraaf 2.3 worden alle modellen, die bij de A V V zijn ontwikkeld dan wel in gebruik zijn, welke in het onderzoek worden betrokken genoemd. De totstandkoming van het format wordt beschreven in paragraaf 2.4, waarna de precieze invulling van het format wordt weergegeven in paragraaf 2.5.
2.2
DEFINITIE M O D E L
De exacte definitie van een model is: de vereenvoudigde weergave van een deel van de werkelijkheid dat zich concentreert op bepaalde elementen welke belangrijk worden geacht voor de analyse vanuit een bepaalde invalshoek . 1
Er bestaan zowel fysieke als abstracte modellen. De fysieke modellen zijn ontwerpgericht zoals bijvoorbeeld de architectuur. Onder de abstracte modellen valt een uiteenlopend scala aan modellen; van mentale tot analytische modellen. Een belangrijke klasse binnen de abstracte modellen zijn de mathematische modellen. Deze modellen trachten het probleemgebied en gedrag te repliceren door middel van mathematische vergelijkingen die zijn gebaseerd op theoretische uitspraken. Tijdens het opstellen, de calibratie en het gebruik van een mathematisch model kan, door middel van experimenten, veel worden geleerd omtrent het gedrag en de interne werking van het probleemgebied. Een model is alleen realistisch en bruikbaar vanuit een bepaalde invalshoek en in een bepaalde context. Ze zijn echter onvervangbaar in het bieden van een gemeenschappelijk uitgangspunt ten aanzien van bepalingen over het beleid. Ook op het gebied van verkeer en vervoer blijkt er grote behoefte is aan deze modelmatige benaderingen van de werkelijkheid vanwege de complexiteit van het verkeer- en vervoerproces en vanwege de onmogelijkheid om in werkelijkheid te experimenteren met verkeer en vervoer . 2
Het is gebleken dat er nogal wat onduidelijkheid heerst over het verschil tussen modellen en software-pakketten. Door velen worden deze twee als hetzelfde gezien; vaak worden deze twee benamingen dan ook door elkaar gebruikt. Er is echter een duidelijk verschil
Ortuzar, J. de Dior, Willumsen, L . G . , 1990, pag. 2. Korsmit, 1993.
11
Modelbeschrijvingen
tussen deze twee. Een software-pakket is computerprogrammatuur op zich; het wordt gebruikt ter ondersteuning van een model dat is bedoeld om de complexiteit te vereenvoudigen. De software vormt dus een onderdeel van het model. In dit onderzoek gaat het alleen om de "echte" modellen; er zal dus niet naar de software-pakketten worden gekeken.
2.3
M O D E L L E N BIJ DE A W
2.3.1 Selectie modellen In de inleiding van dit verslag is vermeld dat er een afbakening is gemaakt met betrekking tot de modellen die in het vervolg van dit onderzoek zullen worden gebruikt (zie paragraaf 1.1, afbakening 1 en 2). Deze inperking levert een aantal modellen op, die bij de A V V zijn ontwikkeld dan wel in gebruik zijn. Om de uiteindelijke modellen voor het vervolg van het onderzoek te selecteren is allereerst interne literatuur geraadpleegd. Van de modellen die hieruit voortkwamen zijn vervolgens de software-pakketten buiten beschouwing gelaten. Uiteindelijk is er een lijst van 22 modellen overgebleven, waarmee het onderzoek is uitgevoerd. Ter vereenvoudiging zullen deze modellen in het vervolg van dit verslag worden aangeduid als AVV-modellen. 3
2.3.2 Categorisering modellen De hoeveelheid AVV-modellen is aanzienlijk in omvang en verschillend van opzet. De modellen hebben elk specifieke kenmerken, toepassingsmogelijkheden en gebruikersgroepen; ze hebben niet allemaal hetzelfde karakter. Door de verscheidenheid aan modellen en door de verschillen in opzet van de modellen is het nuttig om onderscheid te maken naar verschillende categorieen modellen. De categorisering van de AVV-modellen is bepaald aan de hand van de reeds genoemde AVV-literatuur; binnen deze literatuur heeft namelijk eveneens een categorisering voor AVV-modellen plaatsgevonden. Om inconsistentie, met betrekking tot de categorisering van modellen, binnen de A V V te voorkomen, is de meest voorkomende categorie-indeling gehanteerd. De drie categorieen zijn:
Adviesdienst Verkeer en Vervoer, 1995; Boog, T . H . M . van der, Kuijvenhoven, P., Muste, R., 1996; Boog, T . H . M . van der, Rest, J. van der, 1995; Boog, T . H . M . van der, Schmitz, J.A.J., Witt, G., 1995.
12
Modelbeschrijvingen
• • •
benutting infrastructuur(droog); personenvervoer; goederenvervoer.
De AVV-modellen zijn op basis van deze categorisering ingedeeld. Deze indeling is als volgt: Benutting infrastructuur: • • • • • •
ESIM; Filekosten model (FMK); Flexible simulation study tool (FLEXSYT-II-); Freeway operation simulation (FOSIM); Microscopic simulation of intelligent cruisecontrol (MIXIC); Shortterm traffic model (STM).
Personenvervoer: • • • • • • • • • • •
Autotransactie model; Congestieverkenner; Evaluatie verkeer en vervoer ( E W ) ; Landelijk model systeem verkeer en vervoer (LMS); Mobiliteitsverkenner (MOVE); Cohortmodel Van Den Broecke; Model forecasting air pollution by car traffic simulation (FACTS); Model woningbouw locatie-scanner (WOLOCAS-II); Nieuw regionaal model (NRM); Ruimtelijke ordening en openbaar vervoer (ROOV); Scenarioverkenner;
•
Transport-infrastructuur-grondgebruik-interactie-simulatie (TIGRIS).
Goederenvervoer: • • • •
Analyses of truck traffic: airpollution, cargo and kilometrage (ATTACK); Policy Analytic and Computational Environment - Freight Options for Road, Water And Rail for the Dutch (Pace-Forward (PF)); Strategisch model integrale logistiek en evaluatie (SMILE); Transpoit-economisch model (TEM II).
13
Modelbeschrijvingen
2.4
V A R I A B E L E N FORMAT
2.4.1 Relevantie format Modellen vragen vaak om specifieke kennis van gebruikers om met het model te kunnen werken. Een mogelijkheid om een model te leren kennen is via literatuur. Over modellen is dan ook veel literatuur beschikbaar, maar deze literatuur is vaak nogal ingewikkeld en technisch van opzet. Tevens is het zo dat de beschrijvingen van modellen niet eenduidig zijn, waardoor onduidelijkheid op kan treden bij de gebruiker. Voor deze (toekomstige) gebruikers is het van belang dat er een algemene, eenduidige beschrijving komt van de verschillende modellen, welke niet te technisch en gedetailleerd is. Deze algemene modelbeschrijvingen zijn mogelijk indien er een format wordt opgesteld waarbij de gedetailleerdheid en techniek over de modellen achterwege wordt gelaten. Daarnaast is het zo dat bij de personen die met de modellen werken veel kennis aanwezig is, welke niet of nauwelijks is gedocumenteerd. Indien deze kennis relevant is voor een algemene beschrijving van de modellen, dient ook deze kennis via het format naar voren te komen.
2.4.2 Totstandkoming format Zoals gezegd zijn veel modellen in de literatuur beschreven. Deze beschrij vingen vinden vaak plaats volgens een standaard-methode, een zogenaamd format. Deze formats zijn echter niet eenduidig, aangezien deze format-beschrijvingen met een bepaald doel zijn opgesteld. Door deze verschillende doeleinden bestaat er een diversiteit aan variabelen voor de omschrijving van modellen. Op basis van een literatuuronderzoek over deze formatbeschrijvingen is een inventarisatie-format gemaakt. Een overzicht van dit format, met variabelen uit de literatuur, is weergegeven in bijlage 2. 4
Een aantal van de in bijlage 2 opgenomen variabelen is vervolgens uit het format gehaald Deze variabelen bleken namelijk te gedetailleerd, te specifiek voor een format voor algemene beschrijvingen. De overgebleven variabelen zijn vervolgens gerangschikt onder een aantal hoofdvariabelen om een overzichtelijker en duidelijk geheel te krijgen van het format. Dit overzicht van variabelen is weergegeven in bijlage 3. Het voorlopige format is vervolgens voorgelegd aan verschillende medewerkers van de A V V . Na gesprekken 5
Adviesgroep voor Verkeer en Vervoer, 1995; Adviesdienst Verkeer en Vervoer, 1995; Boog, T . H . M van der, Kuijvenhoven, P., Muste, R., 1996; Boog, T . H . M . van der, Rest, J. van der, 1995; Boog, T . H . M . van der, Schmitz, J.A.J., Witt, G . , 1995; Chrisoulakis, 1992; Ginkel, J.C. van, Maanen, T. van, 1994; Henry, J.J., 1994; Taale, H . , 1991. Gerald Prast, Henk Taale, John Pommer en Peter Veeke.
14
Modelbeschrijvingen
6
met deze medewerkers en na het doorlezen van extra literatuur hebben een drietal aanpassingen plaatsgevonden met betrekking tot het format: 1.
Bij de hoofdvariabelen kenmerken, invoer en uitvoer van het model is er een onderscheid gemaakt tussen benutting infrastructuur en personen- c.q. goederenvervoer. Bij deze drie hoofdvariabelen blijken de categorieen modellen namelijk dermate specifiek te zijn dat er onderscheid dient te worden gemaakt binnen het format.
2.
Het is gebleken dat er een aantal variabelen ontbraken welke relevant zijn voor een algemeen format. Deze variabelen dienen in het format te worden opgenomen omdat het of belangrijke kenmerken van het model zijn, of het zijn relevante invoergegevens of het heeft te maken met algemene gegevens die, bij het in gebruik willen nemen van het model, van belang zijn. De ontbrekende variabelen zijn: • • • • • • • • •
• • • •
3.
type model (kenmerken van benutting infrastructuur); simulatie (kenmerken van benutting infrastructuur); H/B-matrix (invoer van benutting infrastructuur); simulatieparameters (invoer van benutting infrastructuur); regelstrategie (invoer van benutting infrastructuur); aggregatieniveau (invoer van personen-/goederenvervoer); netwerkrelatie (invoer van personen-/goederenvervoer); afdeling; voorwaarde voor gebruik: kopen/consultant; stappen voor in gebruik name; kosten; status; versie; benodigde hardware: computersy steem; benodigde software: sy steemprogrammatuur; programmeertaal.
Een aantal variabelen was te algemeen, te globaal. Ze gaven te weinig nuttige informatie over de modellen. Deze variabelen zijn dan ook als volgt verder uitgesplitst:
A W , 1994.
15
Modelbeschrijvingen
•
•
•
•
toepassingsgebied: functionaliteit; beleidsgerichtheid; mate van gebruik: gebruikers; waarvoor; frequentie; soort vragen; eigenaar/beheerder: software; model; data; levering: leverancier; hoe.
Het uiteindelijke resultaat van het format is tot stand gekomen op basis van de drie bovengenoemde aanpassingen. In bijlage 4 is het resultaat van het definitieve format weergegeven, waarbij per (sub)variabele is aangegeven wat onder de specifieke variabele moet worden verstaan.
2.5
INVULLING V A N DE FORMATS
Aan de hand van het format dient nu een algemene, duidelijke beschrijving te komen van de geselecteerde modellen (paragraaf 2.3.2). Om deze beschrij vingen zo goed en compleet mogelijk te krijgen hebben er eerst gesprekken plaatsgevonden met de verschillende contactpersonen van de modellen, omdat deze personen over de meeste kennis van de desbetreffende modellen beschikken. De gesprekken over de modellen zijn aan de hand van het format gevoerd, waarbij getracht is alleen de algemene, belangrijke informatie te bespreken en waarbij de details en techniek achterwege zijn gelaten. De informatie van deze gesprekken is vervolgens in het format verwerkt, waarbij nog de nodige literatuur over het betreffende model is geraadpleegd. De contactpersonen hebben tenslotte de modelbeschrijvingen volgens het format nagelezen op eventuele foutieve en/of onvolledige vermeldingen. Het uiteindelijke resultaat van de modelbeschrijvingen van alle geselecteerde modellen is in een apart (bijgeleverd) rapport weergegeven: MODellen Informatie Systeem, Modelbeschrijvingen.
16
Inventarisatie vragen regionale directies Rijkswaterstaat
3
INVENTARISATIE VRAGEN REGIONALE DIRECTIES RIJKSWATERSTAAT
3.1
INLEIDING
Met de beschrij vingen van de geselecteerde modellen in hoofdstuk 2 is het eerste deel van de doelstelling van dit onderzoek afgerond. Het tweede onderdeel van deze doelstelling is een aanzet geven tot het opstellen van een verwijsschema, aan de hand van deze modelbeschrijvingen. De doelgroep waarvoor dit verwijsschema in eerste instantie is bedoeld, is de regionale directies van Rijkswaterstaat. De regionale directies vormen namelijk de grootste doelgroep van de modellen die bij de A V V zijn ontwikkeld dan wel in gebruik zijn. Het doel van het verwijsschema is dat wordt aangegeven welk(e) model(len) het beste kan (kunnen) worden gebruikt bij een bepaalde vraag. Het is daarom van belang om te achterhalen wat voor vragen de regionale directies van Rijkswaterstaat met behulp van modellen beantwoorden of zouden kunnen beantwoorden. Deze vragen dienen vrij specifiek te worden geformuleerd omdat de verschillende modellen ook specifieke vragen kunnen beantwoorden. Deze inventarisatie van vragen zal in paragraaf 3.2 te vinden zijn. Het is te verwachten dat er in de toekomst, indien het beleid vanuit de regering/Ministerie van Verkeer en Waterstaat zal worden gewijzigd, vanuit de regionale directies, provincies, gemeenten en andere instanties nieuwe vragen komen die betrekking hebben op dit nieuw te voeren beleid. Om deze toekomstige vragen in het verwijsschema te betrekken zullen de belangrijkste punten uit het SVV-II die op provinciale/regionale schaal toepasbaar zijn worden achterhaald en worden verwerkt in het verwijsschema. In paragraaf 3.3 zullen deze toekomstige vragen worden weergegeven. De vragen die van de regionale directies en uit het SVV-II worden verkregen zullen niet direct voor het verwijsschema kunnen worden gebruikt. Uit de vragen worden relevante trefwoorden gehaald, welke worden gekoppeld aan het verwijsschema. Deze trefwoorden zullen in paragraaf 3.4 worden gegeven.
3.2
V R A G E N UIT DE REGIO
Om een beeld te krijgen van de vragen die de regionale directies met behulp van de modellen beantwoorden is bij een tweetal directies een inventarisatie van vragen gedaan. Bij deze twee directies, Noord-Brabant en Zuid-Holland, zijn gesprekken gevoerd met de personen die dagelijks met modellen werken . Tijdens deze gesprekken zijn het type 7
Joan van Dijk voor Noord-Brabant, Michael van Egeraat voor Zuid-Holland
17
Inventarisatie vragen regionale directies Rijkswaterstaat
vragen aan de orde gekomen die de regionale directies krijgen en tevens van wie deze vragen afkomstig zijn. Het inventariseren van wie de vragen komen is gedaan om in te kunnen schatten wat voor vragen de regionale directies in de toekomst kunnen verwachten ten gevolge van gewijzigd beleid. Indien gewijzigd beleid namelijk invloed heeft op degenen die de huidige vragen stellen, zullen zij ook in de toekomst vragen stellen. De belangrijkste en meest voorkomende vragen die de regionale directies van Rijkswaterstaat beantwoorden zijn: • • • • • • • • • • • • • • •
vragen over de effecten van verkeer en vervoer; vragen naar aanleiding van MER- en tracestudies; vragen naar aanleiding van studies met betrekking tot verkeer en vervoer; vragen over verkeersprognoses; vragen over de toepassing van regionale modellen; vragen over de toepassing van stedelijke modellen; vragen over het openbaar vervoer gebruik; vragen over het vrachtverkeer; vragen over verkeersbeheersingsmaatregelen; vragen over doelgroepen; vragen over de verkeersveiligheid; vragen over het vervoermanagement; vragen over de geluidbelasting; vragen over het wegzetten beheer- en onderhoudsbudgetten. ad hoc vraagstukken met betrekking tot: omleidingsroutes; wegwerkzaamheden;
Deze vragen zijn veelal afkomstig van interne afdelingen van de regionale directies. Tevens komen er vragen vanuit de Hoofddirectie. Af en toe komen er vragen binnen van gemeenten, de provincie, kamers van koophandel, advies-/reclamebureaus, particuliere instellingen en onderwijsinstellingen. Incidenteel komt er ook een vraag van een andere regionale directie van Rijkswaterstaat in geval van provinciegrens-overschrijdende wegen.
3.3
V R A G E N UIT HET S W - I I
Gezien het feit dat ook in de toekomst de modellen een belangrijke rol blijven spelen bij het beantwoorden van menig vraag, is het van belang om te achterhalen wat voor type vragen er in de toekomst kunnen worden verwacht; met andere woorden wat is het toekomstig beleid ten aanzien van het verkeer en vervoer. In het SVV-II (deel d) heeft het kabinet zijn beleidsvoornemen op het punt van verkeer en vervoer en een uitgebreid pakket van maatregelen als definitieve Regeringsbeslissing over het verkeers- en vervoersbeleid voor de komende tijd vastgelegd. 18
Inventarisatie vragen regionale directies Rijkswaterstaat
Het SVV-II geeft een analyse van een groot aantal problemen waarmee verkeer en vervoer nu en in de komende jaren heeft te maken; de problemen voor de bereikbaarheid van ons land met zijn grote schade voor de economie, voor het milieu en voor de verkeersveiligheid blijken nog steeds toe te nemen . Dit heeft een nadelige invloed op de leefbaarheid en de bereikbaarheid. Er wordt daarom gekozen voor een inrichting van ons land en voor een verkeers- en vervoerssysteem waarbij zo zuinig mogelijk wordt omgesprongen met schone lucht, energie en de schaarse ruimte. Om dit te bereiken zijn een vijftal stappen te onderscheiden waardoor de leefbaarheid en bereikbaarheid kunnen worden verbeterd. Deze vijf zijn: 8
stap 1 stap 2 stap 3 stap 4 stap 5
aanpak aan de bron; terugdringen en geleiden van de mobiliteit; verbeteren van alternatieven voor de auto; bieden van selectieve bereikbaarheid over de weg; versterking van het fundament.
Om niet op het niveau van wens-uitingen te blijven hangen is deze strategie in het SVV-II resultaatgericht uitgewerkt in een aantal sporen waarin concrete en toetsbare streefbeelden zijn geformuleerd. Deze sporen zijn rond vier luiken gegroepeerd. Deze luiken zijn leefbaarheid, geleiding en beperking van de mobiliteit, bereikbaarheid en het fundament. In afbeelding 1 is de opzet van het SVV-II in samenhang weergegeven:
Afbeelding 1 Samenhang van de opzet van het SW-II In de sporen, die onder de verschillende luiken vallen, zijn trefwoorden terug te vinden die in de toekomst als vraag voor de regionale directies van Rijkswaterstaat van belang kunnen zijn. Een aantal van deze afgeleide vragen is echter niet geschikt omdat deze niet
Tweede Kamer der Staten-Generaal, 1990.
19
Inventarisatie vragen regionale directies Rijkswaterstaat
met behulp van modellen kunnen worden beantwoord. Deze vragen zullen hier dan ook buiten beschouwing worden gelaten. De sporen waarop gedoeld wordt zijn alle sporen die onder het luik fundament vallen. Bij dit luik gaat het namelijk over communicatie en regelgeving, wat niet in modellen is onder te brengen. Tevens zullen in dit onderzoek de sporen die onder het luik bereikbaarheid vallen en betrekking hebben op havens buiten beschouwing worden gelaten omdat in het gehele onderzoek de infrastructuur-ratf niet is betrokken. De resterende sporen zullen in het verwijsschema worden betrokken omdat over deze sporen, voor zover dat nu al niet is, in de toekomst vragen met betrekking tot modellen kunnen worden verwacht bij de regionale directies. Per luik zijn deze overgebleven sporen als volgt: 1
LEEFBAARHEID: • • • • • •
2
3
luchtverontreiniging; energiebesparing; geluidshinder; verkeersonveiligheid; versnippering; vervoer gevaarlijke stoffen.
GELEIDING EN BEPERKING MOBILITEIT: • • • • •
ruimtelijke inrichting; parkeren; herinrichting stedelijk gebied; tele-ontwikkelingen; sociaal-economische ontwikkelingen;
•
prijsbeleid.
BEREIKBAARHEID: personen: • collectief vervoer; • fietsen; • wegennet; • carpoolen; • telematica; • transferia.
20
Inventarisatie vragen regionale directies Rijkswaterstaat
goederen: • weg; • rail; • water; • gecombineerd vervoer; • telematica.
3.4
TREFWOORDEN V R A G E N
In de paragrafen 3.2 en 3.3 is een diversiteit aan vragen beschouwd die nu of in de toekomst bij de regionale directies van Rijkswaterstaat binnenkomen. Om een goede koppeling met het verwijsschema te kunnen maken zal gebruik worden gemaakt van trefwoorden die uit deze vragen kunnen worden gehaald. De vragen die bij de regionale directies zijn gei'nventariseerd moeten worden omgezet in deze trefwoorden. De sporen uit het SVV-II zijn al als trefwoorden vermeld zodat deze niet meer hoeven te worden gefilterd. De trefwoorden voor de huidige vragen van de regionale directies zijn de volgende: • • • • • • • • • • • • • • • •
effecten verkeer en vervoer; MER- en tracestudies; studies verkeer en vervoer; verkeersprognoses; toepassing regionale modellen; toepassing stedelijke modellen; openbaar vervoer; vrachtverkeer; verkeersbeheersingsmaatregelen; doelgroepen; verkeersveiligheid; vervoermanagement; geluidbelasting; wegzetten beheer- en onderhoudsbudgetten. omleidingsroutes; wegwerkzaamheden;
Een aantal van deze trefwoorden zijn hetzelfde als de trefwoorden uit het SVV-II. Deze overlappen elkaar dan ook. Een totaal-overzicht van alle trefwoorden welke als ingang kunnen dienen voor het verwijsschema, is weergegeven in bijlage 5. De beschrijving van het verwijsschema, de totstandkoming en werking, wordt in hoofdstuk 4 beschreven.
21
22
Verwijsschema
4
VERWIJSSCHEMA
4.1
INLEIDING
Het uiteindelijke doel van MODIS is om tot een verwijsschema te komen waaruit blijkt bij welke vraag welk model kan worden gebruikt. Dit verwijsschema zal tot stand komen aan de hand van de modelbeschrijvingen welke worden gekoppeld aan de vragen die de regionale directies van Rijkswaterstaat krijgen. Deze koppeling wordt in paragraaf 4.2 weergegeven. De verdere opbouw van het verwijsschema, waarvoor hier de eerste aanzet wordt gegeven, wordt in paragraaf 4.3 beschreven. Tenslotte zal in paragraaf 4.4 het resultaat van de aanzet tot het verwijsschema te vinden zijn.
4.2
KOPPELING MODELBESCHRIJVINGEN M E T V R A G E N R E G I O N A L E DIRECTIES RIJKSWATERSTAAT
Om een goed functionerend verwijsschema op te zetten voor de regionale directies van Rijkswaterstaat zal er een koppeling tot stand moeten komen tussen de vragen die deze directies krijgen en de modelbeschrijvingen volgens het format. In paragraaf 3.4 is reeds een eerste aanzet gegeven voor deze koppeling, door uit de vragen van de regionale directies relevante trefwoorden te halen. Deze trefwoorden zullen nu moeten worden gekoppeld aan trefwoorden uit de modelbeschrijvingen. Om de juiste trefwoorden uit de modelbeschrijvingen te halen is naar een aantal variabelen van het format gekeken, welke als resultaatindicatoren voor het model kunnen worden beschouwd. Het betreft hier variabelen van de modellen die het antwoord geven op de eigenlijke vragen. Deze variabelen zijn: • •
•
toepassingsgebied: beleidsgerichtheid; mate van gebruik in de praktijk: waarvoor; soort vragen; kenmerken van de uitvoer.
Uit deze drie variabelen zijn specifieke trefwoorden gehaald welke als koppeling tussen de vragen en het verwijsschema dienst moeten doen. Deze koppeling gaat als volgt: De trefwoorden van de vragen werken als ingang voor het verwijsschema, waarbij de trefwoorden van de modelbeschrijvingen werken als filter om alleen die modellen over te houden die de vraag kunnen beantwoorden. Aangezien de trefwoorden van de modellen als ingang naar het verwijsschema werken is het dus van belang dat deze voldoende in omvang zijn om het raakvlak zo groot mogelijk 23
Verwijsschema
te maken. De trefwoorden per model zijn te vinden in bijlage 6. In bijlage 7 zijn deze trefwoorden op alfabetische volgorde gerangschikt, met de bijhorende modellen erachter. Deze lijst bestaat uit de feitelijke ingangen van het verwijsschema. De scheiding die tussen de verschillende categorieen modellen is gemaakt zal ook in het verwijsschema zelf gehandhaafd blijven. Wanneer als ingang het trefwoord wordt gebruikt, zal de eerstvolgende vraag zijn van wat voor categorie model gebruik moet worden gemaakt. Bijvoorbeeld: de gebruiker heeft een vraag met betrekking tot intensiteiten. Het vraagtrefwoord is dan intensiteiten. Er dient nu naar hetzelfde trefwoord bij de modelbeschrijvingen te worden gekeken (bijlage 7). De modellen die bij dit trefwoord horen zijn MIXIC, STM, Congestieverkenner, E W , LMS, N R M en TIGRIS. Aangezien deze modellen tot verschillende categorieen modellen behoren is de volgende vraag tot welke categorie de vraag behoort. Wanneer hier bijvoorbeeld de categorie personenvervoer wordt gekozen blijven de modellen Congestieverkenner, E W , LMS, NRM en TIGRIS over. Met deze vijf modellen dient de gebruiker in het verwijsschema personenvervoer de diverse items te doorlopen, waarna een of enkele modellen overblijven. De mogelijkheid bestaat echter ook dat men niet met een specifieke vraag komt, maar met een algemene vraag of meerdere vragen in een keer. Indien men met een algemene vraag komt, zal deze moeilijk in een specifiek trefwoord te omschrijven zijn. Indien men meerdere vragen heeft is het niet gebruiksvriendelijk wanneer men het verwijsschema voor elke vraag opnieuw moet doorlopen. Om deze twee redenen dient er tevens een mogelijkheid te zijn om een andere, brede ingang te hebben tot het verwijsschema. Deze ingang dient zeer algemeen te zijn, waarbij alleen de categorie van het model waarop de vraag/vragen betrekking hebben van belang is. In dit geval zal de ingang infrastructuur(droog), personenvervoer of goederenvervoer zijn. In afbeelding 2 zijn alle mogelijke ingangen tot het verwijsschema schematisch weergegeven.
24
Verwijsschema
)
Trefwoord vraag
)
Trefwoord model
;
Categorie model
> VERWIJSSCHEMA Categorie model
Afbeelding 2 Ingangen verwijsschema
4.3
OPBOUW VERWIJSSCHEMA
Wanneer het trefwoord en/of het categorie model eenmaal toegang heeft gegeven tot het eigenlijke verwijsschema, zal na het doorlopen van (een deel van) dit verwijsschema moeten blijken welk(e) model(len) geschikt zijn voor het beantwoorden van een vraag. Het verwijsschema bestaat uit een aantal items, waarbij elk item weer een aantal keuzemogelijkheden heeft. Het schema kent het principe van een boomstructuur, waarbij vanuit elke keuzemogelijkheid doorgegaan kan worden naar het volgende item. In het verwijsschema zal dus een filtering plaatsvinden waarbij bij elke stap een aantal modellen 'afvallen'. Tevens is het mogelijk om slechts een deel van het verwijsschema te doorlopen wanneer niet alle items van belang zijn om de vraag te kunnen beantwoorden of wanneer niet alle items bekend zijn. De eerste filtering die moet worden gemaakt is het selecteren van de juiste categorie modellen. Dit is van belang omdat het verwijsschema per categorie verschillende items en keuzemogelijkheden doorloopt welke alleen voor die specifieke categorie van toepassing zijn. Hoewel in het format geen onderscheid is gemaakt tussen personenvervoer en goederenvervoer, is dat in het verwijsschema wel gedaan omdat de keuzemogelijkheden van de items per categorie verschillen. De verschillende items zijn echter wel hetzelfde. Binnen het verwijsschema moeten een aantal items worden doorlopen om tot een uiteindelijk resultaat (= het model) te komen. De items die in het verwijsschema zijn opgenomen zijn afgeleiden van een aantal hoofdvariabelen uit de modelbeschrijvingen. Deze hoofdvariabelen zijn 'toepassingsgebied/beperkingen' en 'kenmerken van het model'. Een deel van deze subvariabelen welke als item in het verwijsschema zijn opgenomen zullen door het algemene gedeelte van het format gelijk zijn. Zij verschillen 25
Verwijsschema
echter wel qua te kiezen mogelijkheden. Aangezien het aantal modellen dat in dit onderzoek is betrokken beperkt is, kan slechts een beperkt aantal items in het verwijsschema worden opgenomen. Anderzijds moet het aantal items toereikend genoeg zijn om de mogelijkheid te bieden het schema gedeeltelijk te doorlopen, zoals hierboven is vermeld. De mogelijkheden waaruit kan worden gekozen bij elk item is voor dit onderzoek in principe uitputtend. Alle mogelijkheden, voor zover ze in een van de modelbeschrijvingen voorkomen, zijn opgenomen. Hierop zijn echter twee uitzonderingen gemaakt. De items vervoerwijze bij alle drie de categorieen en motief voor het personenvervoer hebben dermate veel verschillende mogelijkheden dat hier met de belangrijkste is volstaan. De meer gedetailleerde mogelijkheden zijn in 'overig' ondergebracht. De uiteindelijke bouw van het verwijsschema is per categorie in de bijlagen 8 (benutting infrastructuur), 9 (personenvervoer) en 10 (goederenvervoer) weergegeven. De items binnen het schema moeten achter elkaar, 'regel voor regel', worden gelezen, waarbij het geheel als een boomstructuur functioneert.
4.4
RESULTAAT VERWIJSSCHEMA
Gezien het feit dat de opbouw van het verwijsschema erg complex wordt door de diverse items en de hoeveelheid keuzemogelijkheden die bij deze items horen, is het uiteindelijk onvermijdelijk om het verwijsschema te automatiseren. Aangezien dat op dit moment nog niet het geval is, moet het verwijsschema handmatig worden doorlopen. Wanneer de gebruiker het verwijsschema doorloopt, dient hij de volgende handelingen te verrichten: de gebruiker dient de modellen, die bij zijn keuze van het eerste item staan, mee te nemen. Bij het volgende item dient hij alleen de overeenkomstige modellen van het eerste en tweede item mee te nemen naar het volgende item, etcetera. Het resultaat, de modellen, per item per keuzemogelijkheid is in de bijlagen 11, 12 en 13 voor de drie categorieen weergegeven. Indien, na doorloping van het verwijsschema, het resultaat een model is, is dit model het enige model dat, op basis van de selecties, de vraag kan beantwoorden. Indien er meerdere modellen overblijven zullen de verschillende modelbeschrijvingen moeten worden geraadpleegd om te beslissen welk model uiteindelijk het beste te gebruiken is. De keuze om niet alle items te moeten doorlopen is bewust gemaakt omdat een aantal items vaak niet bekend zijn of niet ter zake doen om een vraag te beantwoorden. Doordat de gebruiker de keuze heeft over de te doorlopen items kunnen de onbekende en/of onbelangrijke items achterwege worden gelaten, en wordt alleen geselecteerd op items waarover zekerheid bestaat. Hierdoor wordt voorkomen dat er modellen afvallen welke juist wel moeten worden meegenomen.
26
Verwijsschema
Bij deze eerste aanzet tot het verwijsschema is een aantal kanttekeningen te plaatsen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij de in gebruik name en verder uitbreiding van dit verwijsschema. •
Het aantal modellen dat in dit onderzoek is beschreven, is beperkt. Hierdoor kan het voorkomen dat trefwoorden uit de vragen niet terug te vinden zijn bij de trefwoorden van de modelbeschrijvingen.
•
Het aantal trefwoorden per model is beperkt. De trefwoorden die op dit moment per model zijn geselecteerd, komen uit de modelbeschrijvingen. Deze modelbeschrijvingen zijn echter algemeen, waardoor de trefwoorden ook algemeen blijven. Deze trefwoorden dienen eigenlijk uitgebreider te zijn, om de koppeling met alle specifieke vragen te kunnen maken.
•
De mogelijkheid bestaat dat het resultaat een model is, dat niet als losstaand model te gebruiken is of een model dat gebruik kan maken van de in- dan wel uitvoer van een ander model. Dit gegeven kan belangrijk zijn bij de keuze met betrekking tot het te selecteren model. Per categorie model is gekeken naar deze mogelijke koppeling: •
benutting infrastructuur: er bestaan geen relaties tussen de verschillende modellen;
•
personenvervoer: Congestieverkenner is een onderdeel van het LMS; E W is alleen te gebruiken als het achter een bestaand model wordt gebruikt; LMS en WOLOCAS hebben dezelfde invoer wat betreft de gebiedsindeling en de matrices; de groei van het LMS-goederenvervoer wordt ontleend aan de uitvoer van ATTACK; de uitvoer van het LMS wordt gebruikt als invoer van het N R M ; elasticiteiten van MOVE worden ontleend aan de uitvoer van het LMS; de uitvoer van het cohortmodel Van Den Broecke vormt invoer voor het LMS; Scenarioverkenner gebruikt onderdelen van het LMS;
•
goederenvervoer: SMILE en T E M II hebben gedeeltelijk dezelfde invoer; de uitvoer van T E M II wordt gebruikt voor PF.
De consequenties van deze resultaten zullen in hoofdstuk 5 worden besproken. Indien deze punten in ogenschouw worden genomen wanneer men verder gaat met het uitwerken 27
Verwijsschema
van deze aanzet voor het verwijsschema, is het, met verder onderzoek, mogelijk een duidelijk en gebruikersvriendelijk verwijsschema te maken.
28
Conclusies en aanbevelingen
5
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
5.1
INLEIDING
Dit onderzoek, dat is uitgevoerd ten behoeve van het opzetten van MODIS, heeft geleid tot een aantal conclusies en aanbevelingen. Gezien de tweeledigheid van het onderzoek zal ook bij de conclusies en de aanbevelingen onderscheid gemaakt worden tussen de modelbeschrijvingen, paragraaf 5.2, en het verwijsschema, paragraaf 5.3.
5.2
MODELBESCHRIJVINGEN
Het eerste deel van MODIS, de modelbeschrijvingen, is in zijn totaliteit afgerond. Uit de vele gesprekken die tijdens dit onderzoek zijn gevoerd is gebleken dat er grote behoefte bestaat aan een algemene beschrijving van de modellen. Het format, zoals het nu is gehanteerd, voldoet om deze algemene beschrijving te verkrijgen. Om het eerste deel van MODIS compleet te maken en te houden wordt een aantal aanbevelingen gedaan. Deze aanbevelingen zijn in een tweetal stappen te verdelen; een voor de korte termijn en een voor de lange termijn. Stap 1 •
Het format voldoet om een algemene beschrijving te krijgen van een model. Toch is het aanbevelenswaardig om het format, wanneer het daadwerkelijk in gebruik is genomen, na een tijd te evalueren om te bekijken of het nog eventuele verbeteringen en/of aanvullingen behoeft.
•
Het aantal modellen dat volgens het format wordt beschreven moet worden uitgebreid met de natte modellen van de A V V , zodat alle modellen die de A V V heeft ontwikkeld dan wel in gebruik heeft volgens het format zijn beschreven.
•
Om de modelbeschrijvingen voor iedereen toegankelijk te maken, dienen de modelbeschrijvingen te worden geautomatiseerd op de afdeling Basisgegevens (BG), bij de Helpdesk. Wanneer dit wordt gedaan is het tevens erg gemakkelijk om aanvullingen en wijzigingen in te voeren en om nieuwe modellen onder de aandacht van medewerkers te brengen. Wanneer een medewerker iets wil weten over een bepaald model zal deze altijd 'up to date' zijn door het geautomatiseerde systeem. Men is dan niet meer afhankelijk van een literaire uitgave eens per jaar.
29
Conclusies en aanbevelingen
•
Om de modelbeschrijvingen ook daadwerkelijk 'up to date' te houden en om nieuwe modellen in het systeem opgenomen te krijgen moeten er afspraken worden gemaakt met betrekking tot de procedure die men moet doorlopen. Afgesproken moet worden dat de contactpersonen bij een verandering dan wel vernieuwing van een model, dit doorgeven aan BG die dit vervolgens dienen te verwerken.
Stap 2 •
Het uiteindelijke doel is om alle modellen die in Nederland zijn ontwikkeld dan wel in gebruik zijn volgens het format te beschrijven.
5.3
VERWIJSSCHEMA
Bij het geven van de eerste aanzet tot het verwijsschema is een aantal punten geconstateerd waar zeker nog aandacht aan dient te worden besteed. De volgende conclusies zijn bij de opbouw van het schema getrokken: •
Een aantal vraag-trefwoorden is niet te koppelen aan de trefwoorden van de modelbeschrijvingen. Een reden hiervoor is dat het aantal modellen dat in het onderzoek is betrokken beperkt is. Tevens is het zo dat de trefwoorden van de modelbeschrijvingen beperkt zijn gezien het algemene karakter van de modelbeschrijvingen. Deze blijken te beperkt te zijn en dienen te worden uitgebreid om het verwijsschema daadwerkelijk een goede ingang te geven.
•
Bij het opbouwen van het verwijsschema moeten de items die hierin worden verwerkt niet te talrijk worden. Gezien het feit dat het schema een boomstructuur heeft, moeten de items met bijhorende keuzemogelijkheden in verhouding blijven met het aantal modellen dat in het verwijsschema is opgenomen.
•
Wanneer de keuzemogelijkheden van de items gedetailleerd en talrijk zijn zal het verwijsschema na een of enkele items al worden beeindigd omdat dan nog slechts een model over zal zijn. De filtering moet 'grof blijven om meerdere modellen over te houden. Dit is beter omdat de gebruiker ten eerste de mogelijkheid houdt om op meerdere items te kunnen selecteren en ten tweede omdat, wanneer meerdere modellen het resultaat zijn, de gebruiker op basis van nadere informatie een betere keuze kan maken over het te gaan gebruiken model.
Het verwijsschema dient verder te worden uitgewerkt om het bruikbaar te maken voor de regionale directies van Rijkswaterstaat. Er dient hiervoor nader onderzoek te komen naar de bouw van het verwijsschema. Bij de eerste aanzet is tegen een aantal dingen aangelopen welke nader dienen te worden onderzocht om tot een goed resultaat te komen. Ten aanzien van dit verwijsschema volgt een aantal aanbevelingen. Deze aanbevelingen zijn in twee delen te onderscheiden. Het eerste deel heeft betrekking op het 30
Conclusies en aanbevelingen
verwijsschema op zich; op de inhoudelijke kant. Het tweede deel betreft aanbevelingen met betrekking tot het opstellen van een computerprogramma ten aanzien van het verwijsschema. Verwijsschema: •
Het aantal modellen dat in het verwijsschema is opgenomen dient te worden uitgebreid tot alle modellen van A V V hierin zijn opgenomen, en uiteindelijk zelfs tot alle modellen in Nederland. Hiermee samenhangend dienen ook het aantal items te worden uitgebreid. Slechts dan is het verwijsschema, wanneer men als doelgroep de regionale directies van Rijkswaterstaat blijft hanteren, op het gebied van de modellen compleet.
•
Het aantal trefwoorden van de modelbeschrijvingen dient te worden uitgebreid. De koppeling is nu slechts voor een deel te maken omdat deze trefwoorden te beperkt zijn. De contactpersonen van de modellen dienen voor 'hun' model zoveel mogelijk trefwoorden op te geven. Alle mogelijkheden die een model heeft dienen in trefwoorden te worden omgezet.
•
Het is belangrijk dat de filtering in het verwijsschema met te fijn is. Hierdoor wordt voorkomen dat na het eerste item te hebben doorlopen er nog maar een model over is. Op deze manier kunnen meerdere modellen overblijven en blijft er een (beperkte) keuze voor de gebruiker. Deze kan dan aan de hand van de modelbeschrijvingen nadere informatie inwinnen over de verschillende modellen die overblijven en op basis van die nadere informatie een betere keuze maken over het te gaan gebruiken model.
•
Het verwijsschema moet dusdanig worden opgebouwd dat niet elk item hoeft te worden ingevuld. Er moet een mogelijkheid bestaan waarbij slechts een of enkele items hoeven worden doorlopen. Dit voorkomt dat mogelijkheden worden ingevuld waarvan de gebruiker niet zeker is, maar het invult omdat hij iets in moet vullen. Op deze manier worden alleen modellen geselecteerd op basis van randvoorwaarden waarover de gebruiker zekerheid heeft.
Computerprogramma: •
Het verwijsschema dient te worden geautomatiseerd, zodat het schema snel en gemakkelijk kan worden doorlopen. Om het programma gebruikersvriendelijk te maken dient het muisbestuurbaar te worden geprogrammeerd, waarbij alle items die in het verwijsschema zitten op scherm worden weergegeven. Deze dienen door het item aan te klikken geactiveerd te kunnen worden.
•
Door de boomstructuur van het verwijsschema kan het gebeuren, ondanks de grove filtering, dat wanneer de gebruiker nog in het verwijsschema is, er nog 31
Conclusies en aanbevelingen
slechts een model over is. Het programma moet dusdanig worden opgebouwd dat dan automatisch wordt gestopt en de gebruiker het overgebleven model in beeld krijgt. Dit is noodzakelijk omdat de gebruiker anders denkt dat hij op een aantal voorwaarden een model heeft geselecteerd terwijl dit niet het geval is. Op deze manier wordt misleiding van de gebruiker voorkomen en blijft het verwijsschema gebruikersvriendelijk.
32
Begrippen en afkortingen
BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN BEGRIPPEN AW-modellen: Modellen die bij A V V ontwikkeld dan wel in gebruik zijn, met uitzondering van de modellen met betrekking tot de infrastructuur not. Discrete simulatie: Berekeningen voor de simulatie vinden steevast na een bepaalde tijdstap opnieuw plaats, waarbij de tijdstap kleiner of gelijk is aan een seconde. Event georienteerde simulatie: Berekeningen voor de simulatie vinden alleen in geval van een toestandsverandering plaats. Alleen de toestandsverandering wordt doorgerekend. Format: Standaard-methode voor de beschrijving van modellen. Model: Vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid dat zich concentreert op bepaalde elementen welke belangrijk worden geacht voor de analyse vanuit een bepaalde invalshoek. Off-line model: Simulatie-model op de PC. Real-time model: Een model wat berekeningen uitvoert in een operationele omgeving. Scenario: De meest reele veronderstelling van de loop van de gebeurtenissen die van invloed zijn op de ontwikkelingen in het verkeer en vervoer. Software-pakket: Computerprogrammatuur.
33
Begrippen en afkortingen
AFKORTINGEN ATTACK
Analysis of Truck Traffic: Airpollution, Cargo and Kilometrage
AW
Adviesdienst Verkeer en Vervoer
EW
Evaluatie Verkeer en Vervoer
FACTS
Forecasting Airpollution by Car Traffic Simulation
FLEXSYT
FLEXible Simulation studY Tool
FMK
FileKosten Model
FOSIM
Freeway Operation SEVIulation
LMS
Landelijk Model Systeem
MER
Milie Effect Rapportage
MLXIC
Microscopic Simulation of Intelligent Cruisecontroll
MODIS
MODellen Informatie-Systeem
MOVE
MObiliteitsVErkenner
NRM PF
Nieuw Regionaal Model Policy Analytic and Computational Environment - Freight Options for Road, Water And Rail for the Dutch (PaceForward)
ROOV
Ruimtelijk Ordening en Openbaar Vervoer
SMILE
Strategisch Model Integrale Logistiek en Evaluatie
STM
Shortturn Traffic Model
SW-II
Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer
TEM
Transport-Economisch Model
34
Begrippen en afkortingen
TIGRIS
Transport-Irrfrastmcmur-Grond^
WOLOCAS
WOningbouw LOCAtieScanner
35
36
Geraadpleegde literatuur
GERAADPLEEGDE LITERATUUR Adviesdienst Verkeer en Vervoer,
Basisprodukten. produkten 1995 Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, Adviesdienst Verkeer en Vervoer Afdeling Regie, Rotterdam, maart 1995
Adviesdienst Verkeer en Vervoer,
Handboek Nieuw Regionaal Model Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, Rotterdam, augustus 1994
Adviesdienst Verkeer en Verkeer,
Het Landelijk Model Systeem voor verkeer en vervoer. Rapport B: Hoofdlijnen Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat Generaal Rijkswaterstaat, Rotterdam, februari 1990
Adviesdienst Verkeer en Vervoer,
Systeemcatalogus Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, Adviesdienst Verkeer en Vervoer Sector Verkeer en Vervoer, Rotterdam, oktober 1994
Adviesgroep voor Verkeer en Vervoer,
Ex-ante evaluatiestudies verkeersbeheersingsmaatregelen. inventarisatie en analyse van gebruikerswensen In opdracht van Rijkswaterstaat, Adviesdienst Verkeer en Vervoer, Nieuwegein, januari 1995
Adviesgroep voor Verkeer en Vervoer,
Handboek ROOV 1.0 Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal voor het Vervoer, Directie Collectief Personenvervoer, Den Haag, november 1995
Blok, P . M . , Geloof, F.J. van't,
Facts. Forecasting, Airpollution bv Car Traffic Simulation Nederlands Economiseh Instituut, Rotterdam, mei 1989
37
Geraadpleegde literatuur
Boog, T.H.M. van der, Kuijvenhoven, P. Aanvullende inventarisatie gegevensmodellen Muste, R., verkeersbeheersing droog. concept EDS Nederland bv, in opdracht van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer, Leidschendam, februari 1996
Boog, T.H.M. van der, Rest, J. van der, Inventarisatie gegevensmodellen prognosemodellen personenvervoer EDS Nederland bv, in opdracht van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer, Leidschendam, november 1995 Boog, T.H.M. van der, Schmitz, J.A.J., Witt, G.,
Inventarisatie gegevensmodellen goederenvervoer EDS Nederland bv, in opdracht van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer, Leidschendam, november 1995
Carillo, M.J.,
PACE-FORWARD: User's manual RAND Corporation and European-American Center for Policy Analysis, Santa Monica, January 1996
Chrisoulakis, J.,
Eurocor. European urban corridor control Commission of the European communities, juni 1992
Ginkel, J.C. van, Maanen, T. van,
Analyse verkeers-en vervoersmodellen: Notitie in het kader van 'Raamwerk project-analyse OV-proiecten' Nederlands Economiseh Instituut in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat Generaal voor Vervoer, Rotterdam, juni 1994
Hague Consulting Group,
A review of selected car ownership model for the Netherlands Commissioned by the Ministry of Transport, Transport Research Centre, Den Haag, juni 1991
Henry, J.J.,
Pro-gen, simulation Prometheus, September 1994
38
Geraadpleegde literatuur
Hofstra Verkeersadviseurs BV,
Handleiding Evalutie Verkeer en Vervoer. Deel II: Hoofdliinen In opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Leeuwarden, 1993
Instituut voor Ruimtelijke Organisatie INRO-TNO,
Mobiliteitsverkenner vermeuwd en veranderd In opdracht van Projectbureau voor Integrale Verkeers- en Vervoersstudies, Delft, januari 1994
Instituut voor Ruimtelijke Organisatie INRO-TNO,
WOLOCAS 2: Hoofdliinen In opdracht van de Rijks Planologische Dienst en de Adviesdienst Verkeer en Vervoer, Delft, april 1993
Korsmit, J.,
Onderzoek naar de relatie tussen mobiliteit en ruimtelijke ontwikkeling: bereikbaarheid als beleidsinstrument In opdracht van Vlaamse stichting verkeerskunde door planning en ontwikkeling, ISRO-KUL, Leuven, maart 1993
NEA Transportonderzoek en -opleiding,
Hoofdliinen TEM Rijswijk, juli 1992
NEA Transportonderzoek en -opleiding,
Trendbreukscenario goederenvervoer: vervoer. verkeer en milieu in de huidige situatie en basisscenario In opdracht van Werkgroep 2'duizend, Rijswijk, april 1993
Ortuzar, J. de Dios, Willumsen, L . G . ,
Modelling transport Chichester, 1990
Raad voor Verkeer en Waterstaat,
Advies "Naar een duurzaam SVV" Den Haag, juni 1994
Taale, H . ,
Simulatieprogramma's voor autosnelwegen en stedelijke netwerken Rijkswaterstaat, Dienst Verkeerskunde, Rotterdam, juli 1991
39
Geraadpleegde literatuur
Taale, H . , Middelham, F.,
Simulating traffic and traffic control with FLEXSYT-II Ministry of Transport, Public Works and Water Management, Transport Research Centre (AVV), Proceeding European Simulation Multiconference 1995, Rotterdam, 1995
Tavassy, L . A . ,
Characteristics and capabilities of Dutch freight transportation system models RAND Corporation and European-American Center for Policy Analysis, Santa Monica, 1994
TNO Institute for Policy Studies, User manual of MIXIC 1.1 anf the Traffic INRO Centre for Infrastructure, Transport Performance Module and Regional Development, Commissioned by the Transport Research Centre, Ministry of Transport, Public Works and Water Management, Delft, december 1995 Transport Research Centre (AVV),
FLEXSYT-II-. manual Ministry of Transport, Public Works and Watermanagement, Directorate-General for Public Works and Water Management, Rotterdam, January 1994
Tweede Kamer der Staten-Generaal,
Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer. deel d: regeringsbeslissing 's-Gravenhage 1990
Vermijs, R . G . M . M . ,
Het mikrosimulatiemodel FOSIM. programmadocumentatie bij versie 2.0v. tekst Technische Universiteit Delft, Faculteit der Civiele Technieken, Vakgroep Infrastructuur, in opdracht van Rijkswaterstaat, Adviesdienst Verkeer en VervoerDelft, november 1995
40
BIJLAGENOVERZICHT Bijlage 1
Opbouw Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Bijlage 2
Variabelen inventarisatie-format
Bijlage 3
Gerangschikte variabelen inventarisatie-foimat
Bijlage 4
Variabelen definitieve format
Bijlage 5
Trefwoorden uit vragen
Bijlage 6
Modellen met bijhorende trefwoorden
Bijlage 7
Trefwoorden met bijhorende modellen
Bijlage 8
Verwijsschema benutting infrastructuur
Bijlage 9
Verwijsschema personenvervoer
Bijlage 10
Verwijsschema goederenvervoer
Bijlage 11
Resultaat verwijsschema benutting infrastructuur
Bijlage 12
Resultaat verwijsschema personenvervoer
Bijlage 13
Resulaat verwijsschema goederenvervoer
BIJLAGE 1 OPBOUW MINISTERIE VAN VERKEER EN WATERSTAAT
MINISTER
~~1 SG-PSG
KNMI
RDW
RLD
DIRECTORAA T-GENERAAL RIJKSWATERSTAAT
1 REGIONALE DIRECTIES < • * « * • »*».>*-»* * >.«•«#•.*«* « ; * . ^ * * * * . *
..
"1 :;:mEmTWE&EW^i r
j
* **Ii* ** JII
Pfv^ii**!»K?'* "-*•»*••*:-r* *-. *• H I T - r Ci
!
j; *II*-*| -.1
» * * « - V* «•*»*; ••. • * » • i.
5 i':/r;
Se^^raE*!
"imwmffiWEzm*
•»««*:,<•.
w '
BIJLAGE 2 VARIABELEN INVENTARISATIEFORMAT LITERATUUR
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
modelnaam
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
definitie/beschrijving werking
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
VARIABELEN
synoniem
X
basisjaar
X
X
X
X
X
X
prognosejaar
X
X
X
X
X
X
scenario
X
X
X
gebruikscategorie BVP
X
X
voertuigtype
X
X
snelheidsklassen
X
sector
X
brandstoftype
X
emissietype
X
X
indicator Ned./buitenl. BVP
X
X
indicator Ned./buitenl. bodem
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
goederensoort vervoerwijzen
X
type model
X
ontwikkelaar
X
X
X
X
X
X
X
beheerder
X
X
X
X
X
X
X
motieven
X
X
zonale gegevens
X
X
niveau (lokaal,streng,netwerk)
X
X
eenheid (vtg,pakket,stroom)
X
X
toedelingsmethodiek
X
X
beperkingen termijn gebiedsindeling
X
X
X X
X X X
LITERATUUR
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
VARIABELEN mate van gebruik in praktijk
X
vorm model
X
rekeneenheid
X
congestiegevoelig
X
wijze van validatie
X X
X
documentatie
X
gebruikers/doelgroep
X
contactpersonen (AW)
X
X
real-time
X
toepassing
X
h/b tarieven tijdsperioden
X X
X X
levering
X
functionele afbakening
X
type produkt
X
generator
X
segment
X
simulatieduur
X
Waarbij: 1. Taale, H . , 1991; 2. Witt, G. de; 3. Ginkel, J.C. van, Maanen, T. van, 1994; 4. Adviesgroep voor Verkeer en Vervoer, 1995; 5. Henry, J.J., 1994; 6. Chrisoulakis, J., 1992; 7. Boog, T . H . M . van der, Schmitz, J.A.J., Witt, G., 1995; 8. Boog, T . H . M . van der, Rest, J. van der, 1995; 9. Boog, T . H . M . van der, Kuijvenhoven, P., Muste, R., 1996; 10. Adviesdienst Verkeer en Vervoer, 1995.
BIJLAGE 3 GERANGSCHIKTE VARIABELEN INVENT ARISATIE-FORMAT MODELNAAM DOEL V A N HET MODEL METHODIEK/WERKING KENMERKEN V A N HET MODEL
eenheid (voertuig, pakket, stroom) termijn basisjaar prognosejaar voertuigtype vervoerwijzen motieven tijdsperioden snelheidsklassen brandstoftype emissietype soort model toedelingsmethodiek rekentijd
KENMERKEN V A N DE INVOER
niveau (lokaal, streng, netwerk) scenario zonale gegevens gebiedsindeling verplaatsingsgegevens
KENMERKEN V A N D E UITVOER
matrices toedelingen kentallen indicatoren
TOEPASSINGSGEBIED/BEPERKINGEN FUNCTIONELE AFBAKENING MATE V A N GEBRUIK IN DE PRAKTIJK DOCUMENTATIE CURSUSSEN GEBRUIKERSDAG
EIGENAAR/BEHEERDER ONTWIKKELAAR CONTACTPERSOON (AVV) LEVERING
BIJLAGE 4 VARIABELEN DEFINITIEVE FORMAT MODELNAAM
Naam van het model met (eventuele) afkorting.
DOEL VAN HET MODEL
Korte omschrijving van het doel van het model.
METHODIEK/WERKING
Korte beschrijving van de manier waarop het model functioneert.
TOEPASSINGSGEBIED/BEPERKINGEN Functionaliteit Beleidsgerichtheid
Niveau van het toepassingsgebied (bijvoorbeeld landelijk, provinciaal, regionaal, lokaal). Toepassingsmogelijkheden voor het beleid.
MATE VAN GEBRUIK IN DE PRAKTIJK Wie gebruikt het model in de praktijk? Waarvoor wordt het model in de praktijk gebruikt? Hoe vaak wordt het model gebruikt? Wat voor soort vragen kunnen er met behulp van het model worden beantwoord?
Gebruikers Waarvoor Frequentie Soort vragen
KENMERKEN VAN HET MODEL Algemeen
eenheid soort model termijn toedelingsmethodiek rekentijd
Benut. infra,
type model voertuigtype
vervoerwijzen
Is het niveau van het model voertuigen, pakketten of stromen? Is het een benutting infrastructuur-, personenvervoer- of goederenvervoermodel? Naar welke termijn kijkt het model (korte, middellange, lange termijn)? Van welke toedeling wordt gebruik gemaakt? Wat is ongeveer de benodigde tijd om het model een berekening te laten uitvoeren? Is het een real-time of een off-line model? Welk onderscheid per voertuigtype wordt er gemaakt (bijvoorbeeld klein, middelgroot, groot, licht, middelzwaar, zwaar, bestelwagen, trekker, vrachtwagen, bus, speciaal voertuig)? Welke vervoerwijzen worden in het model onderscheiden?
brandstofverbruik emissie simulatie Pers. I goed.
basisjaar prognosejaar voertuigtype
vervoerwijzen motieven tijdsperioden brandstoftype emissietype
Wordt er rekening gehouden met brandstofverbruik in het model? Wordt er gekeken naar emissie in het model? Is het een discreet of event georienteerde simulatie? Wat is het basisjaar waarvan het model uitgaat? Wat is het prognosejaar waarvoor de berekeningen worden uitgevoerd? Welk onderscheid per voertuigtype wordt er gemaakt (bijvoorbeeld klein, middelgroot, groot, licht, middelzwaar, zwaar, bestelwagen, trekker, vrachtwagen, bus, speciaal voertuig)? Welke vervoerwijzen worden in het model onderscheiden? Welke motieven worden in het model onderscheiden? Voor welke tijdsperiode voert het model berekeningen uit (bijvoorbeeld ochtend-/avondspits, etmaal)? Naar welke soorten brandstof wordt onderscheid gemaakt? Naar welke soorten emissie wordt onderscheid gemaakt?
KENMERKEN VAN DE INVOER Benut. infra,
ruimtelijk detailniveau
H/B-matrix simulatieparameters regelstrategie Pers. I goed.
ruimtelijk detailniveau
aggregatieniveau netwerkrelatie scenario zonale gegevens gebiedsindeling
Wat is het ruimtelijk detailniveau van het model (bijvoorbeeld lokaal, streng, netwerk, mobiliteit)? Wordt er gebruik gemaakt van H/B-matrices? Zijn er simulatieparameters aanwezig en zo ja welke? Moet er een regeling worden gemaakt? Wat is het ruimtelijk detailniveau van het model (bijvoorbeeld lokaal, streng, netwerk, mobiliteit)? Wat is het aggregatieniveau van het model (bijvoorbeeld persoon, huishouden, zone)? Bestaat er een netwerkrelatie en zo ja welke (bijvoorbeeld BASNET, VOR-netwerk)? Van welk scenario wordt uitgegaan (Balanced Growth, European Renaissance, Global Shift)? Welke gegevens zijn nodig op het gebied van de zonale data? Welk gebied, aantal gebieden, gebiedsbegrenzing?
verplaatsingsgegevens
Welke gegevens zijn nodig op het gebied van verplaatsingen?
KENMERKEN VAN DE UITVOER Benut. infra,
indicatoren
Welke indicatoren zijn er als uitvoer?
Pers. I goed.
matrices toedelingen kentallen indicatoren
Wat voor matrices zijn het resultaat? Wat is het resultaat van de toedelingen? Wat voor soort kentallen worden geleverd? Welke indicatoren zijn er als uitvoer?
DOCUMENTATIE
Is er documentatie over het model?
CURSUSSEN
Worden er cursussen gegeven met betrekking tot de werking van het model?
GEBRUIKERSDAG
Is er een georganiseerde dag voor de gebruikers van het model?
EIGENAAR/BEHEERDER Software
Data
Wie is/zijn eigenaar en beheerder van de software? Wie is/zijn eigenaar en beheerder van het model? Wie is/zijn eigenaar en beheerder van de data?
ON TWIKKELAA R
Bij welk bedrijf is het model vervaardigd?
Model
CONTACTPERSOON
(AW)
AFDELING
Welke persoon kan als aanspreekpunt worden benaderd met betrekking tot het model? Van welke afdeling is het model afkomstig?
VOORWAARDE VOOR GEBRUIK Kopenlconsultant
Stappen voor in gebruik name Kosten
STATUS
Kan het model worden gekocht of kan alleen via een consultant gegevens worden ingewonnen? Wat moet worden gedaan om het model zelf in gebruik te krijgen? Wat zijn de kosten wanneer het model in gebruik gaat worden genomen? Wat is de status van het model (bestaand produkt, vernieuwd produkt, nieuw produkt, in ontwikkeling)?
Wat is het versienummer van het model?
VERSIE LEVERING Leverancier
Wie is de verantwoordelijke voor de vervaardiging van het model? Op welke manier wordt het model aangeleverd?
Hoe
BENODIGDE
HARDWARE
Computer systeem
BENODIGDE
Wat voor soort computer is minimaal nodig om het model te kunnen laten draaien?
SOFTWARE
Systeemprogrammatuur Programmeertaal
Wat is het besturingssysteem van de computer waaronder het model draait? Wat is de taal waarin het model is geschreven c.q. geprogrammeerd?
BIJLAGE 5 TREFWOORDEN UIT VRAGEN Carpoolen Doelgroepen Effecten verkeer en vervoer Energiebesparing Fietsen Gecombineerd vervoer Geluidbelasting Herinrichting stedelijk gebied Luchtverontreiniging MER- en tracestudies Omleidingsroutes Openbaar vervoer Parkeren Prijsbeleid Rail Ruimtelijke inrichting Sociaal-economische ontwikkelingen Studies verkeer en vervoer Telematica Tele-ontwikkelingen Toepassing regionale modellen Toepassing stedelijke modellen Transferia Verkeersbeheersingsmaatregelen Verkeersprognoses Verkeersveiligheid Versnippering Vervoer gevaarlijke stoffen. Vervoermanagement Vrachtverkeer Water Wegennet Wegwerkzaamheden Wegzetten beheer- en onderhoudsbudgetten
BIJLAGE 6 MODELLEN MET BIJHORENDE TREFWOORDEN ESIM
Afwikkelingskwaliteit; capaciteit; congestie; MER/tracestudies; ontwerp; rijtijd; snelheid
FMK
Capaciteit; congestie; fdekosten; kosten; voertuigverliestijd; wachttijden; wegafzettingen; wegafzettingstijdstip; werkbare uren; werkzaamheden
FLEXSYT-II-
Afstand; beleidseffecten; maatregeleffecten; milieu-effecten; snelheid; verkeersbeheersing; verkeerslichten; voertuigverliestijd
FOSIM
Capaciteit; ontwerp; toeritdosering; varianten; voertuigsamenstelling
MIXIC
Afwikkelingskwaliteit; elektronica in voertuig; intensiteiten; schokgolven; snelheid; verkeersveiligheid; voertuiggeleiding; volgtijd
STM
Congestie; dynamisch verkeersmanagement; intensiteiten; prognoses; rijtijd; snelheid; verkeersbeheersing; verkeersmanagement
AUTO
Aantal auto's; autobezit; autopark; brandstof; prijsmaatregelen; transacties; voertuigkilometrage
CONG
Congestie; infrastructuur; intensiteiten; interactie vervoerwijzen; parkeermaatregelen; prijsmaatregelen; prognoses; rijtijd; r.o.maatregelen; verplaatsingen; voertuigkilometrage
EW
Afstand; afwikkelingskwaliteit; bereikbaarheid; energieverbruik; evaluaties varianten projectstudies; functie, inrichting en gebruik; geluidshinder; immissie; intensiteiten; kosten; luchtverontreinging; milieu; mobiliteit; mobiliteitsbeperkende maatregelen; openbaar vervoer; personenkilometers; rijtijd; varianten; verhoudingen; (verkeers)veiligheid; verplaatsingen; voertuigkilometrage
LMS
Congestie; infrastructuur; intensiteiten; interactie vervoerwijzen; maatregelpakkettenl parkeermaatregelen; prijsmaatregelen; prognoses; rijtijd; r.o.maatregelen; spoorwegcapaciteit; verplaatsingen; voertuigkilometrage; voertuigverliestijd
MOVE
Autobezit; autokosten; autopark; bevolking; interactie vervoerwijzen; kosten; mobiliteit; mobiliteitsontwikkeling; motief; openbaar vervoer; personenkilometers; persoonlijk inkomen; reeel nationaal inkomen; variabele autokosten; werkgelegenheid
Cohortmodel
Autobezit; autopark; demografie; scenario
Aantal auto's; autobezit; autopark; brandstof; emissie; energieverbruik; overheidsinkomsten; personenkilometers; prijsmaatregelen; scenario; voertuigkilometrage Interactie vervoerwijzen; lokatie woonwijk; mobiliteit; verplaatsingen; voertuigkilometrage; wenslijnen Bereikbaarheid; energieverbruik; geluidshinder; immissie; infrastructuur; intensiteiten; luchtverontreinging; MER/tracestudies; milieu; mobiliteit; mobiliteitsbeperkende maatregelen; mobiliteitsontwikkeling; parkeermaatregelen; prognoses; ruimtelijke ontwikkeling; verhoudingen; verkeersleefbaarheid; (verkeers)veiligheid; verplaatsingen; voertuigkilometrage; voertuigverliestijd Kosten; openbaar vervoer; personenkilometers; rendement; verplaatsingen; voertuiginzet Autobezit; autopark; beleidsanalyse; beleidsopties; bereikbaarheid; invloed beleid; maatregelpakketten; mobiliteit; motief; reisbudget; rijtijd; scenario; snelheid; toekomststudies; verplaatsingen; vervoersprestatie; voertuigkilometrage; voertuigverliestijd Aantal auto's; bedrijventerreinen; beleidsmaatregelen; bevolking; bovenlokale voorzieningen; capaciteit; congestie; demografie; grondgebruik; infrastructuur; intensiteiten; kosten; lokatie woonwijk; mobiliteit; openbaar vervoer; prognoses; sociaaleconomische veranderingen; transport; verhoudingen; werkgelegenheid; woningleegstand; zonering woongebieden Autopark; bedrijfsvoertuigenpark; beleidsmaatregelen; brandstof; economische ontwikkeling; emissie; interactie vervoerwijzen; invloed beleid; kosten; parkomvang; parksamenstelling; prognoses; scenario; tonkilometrage; verkeersprestatie; vervoerde tonnen; vervoersprestatie; voertuiginzet; voertuigkilometrage Beleidsopties; congestie; emissie; geluidshinder; goederentransport; kosten; maatregelpakketten; tonkilometrage; (verkeers)veiligheid; vervoerde tonnen; voertuigkilometrage Economische ontwikkeling; logistieke ontwikkeling Corridorstudie; goederengroep; scenario; vervoerde tonnen
BIJLAGE 7 TREFWOORDEN MET BIJHORENDE MODELLEN Aantal auto's Afstand Afwikkelingskwaliteit Autobezit Autokosten Autopark Bedrijfsvoertuigenpark Bedrijventerreinen Beleidsanalyse Beleidseffecten Beleidsmaatregelen Beleidsopties Bereikbaarheid Bevolking Bovenlokale voorzieningen Brandstof Capaciteit Congestie Corridorstudie Demografie Dynamisch verkeersmanagement Economische ontwikkeling Elektronica in voertuig Emissie Energieverbruik Evaluaties varianten projectstudies Filekosten Functie, inrichting en gebruik Geluidshinder Goederengroep Goederentransport Grondgebruik Immissie Infrastructuur Intensiteiten Interactie vervoerwijzen Invloed beleid Kosten Logistieke ontwikkeling
AUTO, FACTS, TIGRIS FLEXSYT-II-, E W ESIM, MIXIC, E W AUTO, MOVE, FACTS, COHORTMODEL, SCEN MOVE AUTO, MOVE, FACTS, COHORTMODEL, SCEN, ATTACK ATTACK TIGRIS SCEN FLEXSYT-IITIGRIS, ATTACK SCEN,PF E W , NRM, SCEN MOVE, TIGRIS TIGRIS AUTO, FACTS, ATTACK ESIM, FMK, FOSIM, TIGRIS ESIM, FMK, STM, CONG, LMS, TIGRIS, PF TEM II COHORTMODEL, TIGRIS STM ATTACK, SMILE MIXIC FACTS, ATTACK, PF E W , FACTS, NRM EW FMK EW E W , NRM, PF TEM II PF TIGRIS E W , NRM CONG, LMS, NRM, TIGRIS MIXIC, STM, CONG, E W , LMS, N R M , TIGRIS CONG, LMS, MOVE, WOLOCAS, ATTACK SCEN, ATTACK FMK, E W , MOVE, ROOV, TIGRIS, ATTACK, PF SMILE
Lokatie woonwijk Luchtverontreiniging Maatregeleffecten Maatregelpakketten MER/tracestudies Milieu Milieu-effecten Mobiliteit Mobiliteitsbeperkende maatregelen Mobiliteitsontwikkeling Motief Ontwerp Openbaar vervoer Overheidsinkomsten Parkeermaatregelen Parkomvang Parksamenstelling Personenkilometers Persoonlijk inkomen Prijsmaatregelen Prognoses Reeel nationaal inkomen Reisbudget Rendement Rijtijd R.o. maatregelen Ruimtelijke ontwikkeling Scenario Schokgolven Snelheid Sociaal-economische veranderingen Spoorwegcapaciteit Toekomststudies Toeritdosering Tonkilometrage Transacties Transport Varianten Verhoudingen Verkeersbeheersing Verkeersleefbaarheid Verkeerslichten Verkeersmanagement Verkeersprestatie (Verkeers)veiligheid
WOLOCAS, TIGRIS E W , NRM FLEXSYT-IILMS, SCEN, PF ESIM, NRM E W , NRM FLEXSYT-IIE W , MOVE, WOLOCAS, N R M , SCEN, TIGRIS E W , NRM MOVE, N R M MOVE, SCEN ESIM, FOSIM E W , MOVE, ROOV, TIGRIS FACTS CONG, LMS, NRM ATTACK ATTACK E W , MOVE, FACTS, ROOV MOVE AUTO, CONG, LMS, FACTS STM, CONG, LMS, NRM, TIGRIS, ATTACK MOVE SCEN ROOV ESIM, STM, CONG, E W , LMS, SCEN CONG, LMS NRM FACTS, COHORTMODEL, SCEN, ATTACK, TEM II MIXIC ESIM, FLEXSYT-II-, MIXIC, STM, SCEN TIGRIS LMS SCEN FOSIM ATTACK, PF AUTO TIGRIS FOSIM, E W E W , NRM, TIGRIS FLEXSYT-II-, STM NRM FLEXSYT-IISTM ATTACK MIXIC, E W , NRM, PF
Verplaatsingen Vervoerde tonnen Vervoersprestatie Voertuiggeleiding Voertuiginzet Voertuigkilometrage Voertuigsamenstelling Voertuigverliestij d Volgtijd Wachttijden Wegafzettingen Wegafzettingstijdstip Wenslijnen Werkbare uren Werkgelegenheid Werkzaamheden Woningleegstand Zonering woongebieden
CONG, E W , LMS, WOLOCAS, N R M , ROOV,SCEN ATTACK, PF, T E M II SCEN, ATTACK MIXIC ROOV, ATTACK AUTO, CONG, E W , LMS, FACTS, WOLOCAS, N R M , SCEN, ATTACK, PF FOSIM FMK, FLEXSYT-II-, LMS, N R M , SCEN MIXIC FMK FMK FMK WOLOCAS FMK MOVE, TIGRIS FMK TIGRIS TIGRIS
BIJLAGE 8 VERWIJSSCHEMA BENUTTING INFRASTRUCTUUR
BIJLAGE 9
VERWIJSSCHEMA PERSONENVERVOER
BIJLAGE 10
VERWIJSSCHEMA GOEDERENVERVOER
BIJLAGE 11
RESULTAAT VERWIJSSCHEMA BENUTTING INFRASTRUCTUUR
TOEPASSINGSGEBIED Landelijk Provinciaal Regionaal Lokaal
FMK, CONG, LMS FMK, TIGRIS FMK, STM, TIGRIS ESIM, F M K , FLEXSYT-II-, FOSIM, MIXIC
EENHEID ESIM, STM, CONG, LMS, TIGRIS TIGRIS FMK, FLEXSYT-II-, FOSIM, MIXIC
Stromen Pakketten Voertuigen TERMIJN
ESIM, F M K , FLEXSYT-II-, FOSIM, MIXIC, STM, CONG, LMS, TIGRIS ESIM, TIGRIS ESIM, CONG, LMS, TIGRIS
Kort Middellang Lang TYPE MODEL Off-line
ESIM, F M K , FLEXSYT-II-, FOSIM, MIXIC, CONG, LMS, TIGRIS STM
Real-time VOERTUIGTYPE
ONDERSCHEIDEN
Ja Nee
FLEXSYT-II-, FOSIM, MIXIC ESIM, F M K , CONG, LMS, TIGRIS
VERVOERWIJZE Auto Auto/vracht Auto/vracht/bus Overig BRANDSTOF/EMISSIE Ja Nee
TIGRIS ESIM, F M K , CONG, LMS FOSIM, MIXIC FLEXSYT-IIONDERSCHEIDEN FLEXSYT-II-, MIXIC ESIM, F M K , FOSIM, CONG, LMS, TIGRIS
SIMULATIE Event georienteerd Discreet
FLEXSYT-IIESIM, FOSIM, MIXIC, STM, TIGRIS
BIJLAGE 12
RESULTAAT VERWIJSSCHEMA PERSONENVERVOER
TOEPASSINGSGEBIED Landelijk
AUTO, CONG, LMS, MOVE, COHORTMODEL, SCEN NRM, TIGRIS E W , WOLOCAS, N R M , ROOV, TIGRIS E W , ROOV
Provinciaal Regionaal Lokaal EENHEID
CONG, LMS, WOLOCAS, N R M , ROOV, TIGRIS TIGRIS COHORTMODEL AUTO, MOVE, FACTS
Stromen Pakketten Voertuigen Voertuigpark TERMIJN Kort Middellang Lang
VOERTUIGTYPE
AUTO, CONG, LMS, TIGRIS MOVE, COHORTMODEL, ROOV, TIGRIS CONG, LMS, COHORTMODEL, WOLOCAS, N R M , ROOV, SCEN, TIGRIS ONDERSCHEIDEN
Ja Nee
AUTO, E W , ROOV CONG, LMS, MOVE, WOLOCAS, N R M , SCEN, TIGRIS
VERVOERWIJZEN Auto Auto/vracht Auto/vracht/ov Auto, vracht, ov, langz.vk. Overig
AUTO CONG LMS E W , MOVE, WOLOCAS, N R M , ROOV, SCEN, TIGRIS
MOTIEVEN Woon, werk, zakelijk, overig Woon, werk, zakelijk, winkel, onderwijs, overig Overig
EW CONG, LMS, N R M MOVE, WOLOCAS, SCEN
TIJDSPERIODEN Jaar Etmaal Ochtendspits Avondspits Rest dag BRANDSTOF
ONDERSCHEIDEN
Ja Nee
EMISSIE Ja Nee
AUTO CONG, E W , LMS, MOVE, WOLOCAS, NRM, ROOV, SCEN CONG, LMS, N R M , TIGRIS CONG, LMS, MOVE, WOLOCAS, N R M , TIGRIS CONG, LMS, N R M , TIGRIS
AUTO CONG, E W , LMS, MOVE, WOLOCAS, NRM, ROOV, SCEN, TIGRIS ONDERSCHEIDEN E W , LMS AUTO, CONG, MOVE, WOLOCAS, N R M , ROOV, SCEN, TIGRIS
BIJLAGE 13
RESULTAAT VERWIJSSCHEMA GOEDERENVERVOER
TOEPASSINGSGEBIED Landelijk Provinciaal Regionaal Lokaal
ATTACK, PF, SMILE, T E M II
EENHEID Stromen Pakketten Voertuigen Voertuigpark
PF
ATTACK
TERMIJN Kort Middellang Lang VOERTUIGTYPEN
ATTACK ATTACK, SMILE PF, SMILE, T E M II ONDERSCHEIDEN
Ja Nee
ATTACK, PF, SMILE TEM II
VERVOERWIJZEN Wegverkeer Wegverkeer, rail, binnenvaart Overig
ATTACK PF, TEM II SMILE
TIJDSPERIODEN Jaar Etmaal BRANDSTOF
ATTACK, PF, TEM II
ONDERSCHEIDEN
Ja Nee EMISSIE Ja Nee
ATTACK, PF, SMILE TEM II ONDERSCHEIDEN ATTACK, PF, SMILE TEM II