SpaarneBuiten inspraakreacties op het voorontwerp van het bestemmingsplan, samenvatting.
Reactie 1. Voor de bedrijfsvoering van de nabij gelegen bedrijven zullen problemen ontstaan indien woningen zo dicht bij bedrijfspercelen worden geplaatst. Mogelijk ondervinden de woningen geluidhinder van de bedrijven. De verkeersveiligheid zal verminderen als de vrachtwagens van zijn bedrijf zich moeten voegen tussen het woon- werkverkeer. De bereikbaarheid van het bedrijf wordt minder. De ontsluiting van het bedrijf moet worden gescheiden van de ontsluiting van de woonwijk. Reactie 2. Het bestemmingsplan zou gelden voor het totale gebied, dus ook voor het Poldermanterrein. Reactie 3. Het is niet duidelijk hoe de belasting van verkeer en geluid binnen normale proporties gehouden kan worden. Reactie 4. De Lageweg kan het zware verkeer niet aan en begint te verzakken. Reactie 5. De publicatie van het voorontwerp was onzorgvuldig, want er kon zowel bij de raad als bij B&W een zienswijze worden ingediend. Dit heeft onduidelijkheid in de hand gewerkt rond de vraag waartegen nu op welk moment kon worden opgekomen. Reactie 6. Het voorontwerp is in strijd met de wet en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur voor wat betreft aspecten van onder meer verkeer, lucht, geluid, infrastructuur, milieu, stedenbouw, architectuur en dergelijke. Reactie 7. De maximale bouwhoogten van 32 en 20 meter zijn niet passend in de omgeving en bij het beschermd dorpsgezicht van Spaarndam. Het monumentale karakter wordt daardoor aangetast. Er vindt semi-verstedelijking plaats, waardoor het bestaansrecht van de buffergemeente in het geding komt. Reactie 8. De woonwijk heeft een ontoelaatbare verkeersbelasting tot gevolg van de wegen rond Spaarndam. De huidige druk op het weggennet van Spaarndam en omgeving is op een groot aantal plaatsen al te groot. Fietsen langs de Lagedijk is erg gevaarlijk, in het bijzonder voor kinderen en vooral ’s-avonds. Toename van het verkeer maakt de situatie ernstiger. De vraag wordt opgeworpen of is gedacht aan een autovrije wijk. Tevens wordt het idee geventileerd een frequente bootverbinding in te stellen naar de Spaarndamseweg in Haarlem. Reactie 9. De onderzoeken naar geluid, luchtkwaliteit en verkeer zijn uitgevoerd in opdracht van de projectontwikkelaar. De onafhankelijkheid van de bevindingen is hiermee ernstig in het geding. Reactie 10. Er is geen onderzoek gedaan naar de geluidbelasting van de nieuw te bouwen woningen als gevolg van de bestaande bedrijven. Dat de geluidzone van het Stevinterrein vervalt is onjuist. Er moet een zone worden vastgesteld voor de overblijvende bedrijven. Reactie 11. Er ontbreekt een structuurvisie, waaraan het bestemmingsplan, het voorbereidingsbesluit en het bouwplan kunnen worden getoetst. Daarnaast is het voorbereidingsbesluit prematuur aangezien de ontsluitingsproblematiek onoplosbaar is. Reactie 12. De gemeente laat zich teveel leiden door de belangen van projectontwikkelaars en verliest de belangen van de bewoners van Spaarndam uit het oog.
Reactie 13. De molen De Slokop wordt tot binnen de 100 meter met bebouwing genaderd. De bouwhoogten zijn met 32 en 20 meter te hoog om de molen ongestoord en veilig te laten draaien. De werking van de molen en het gevlucht zullen slijtage en schade ondervinden van de bebouwing op korte afstand. Ook de langzaam verkeersroute over de oude Lagedijk, is een aantasting en ook uit overwegingen van privacy onaanvaardbaar. Reactie 14. De mogelijkheid dat private steigers in publiek water worden gebouwd en dat recreatievaartuigen in publiek water worden afgemeerd, wordt onwenselijk geoordeeld. Een maximale bouwhoogte van dergelijke steigers van 6 meter, wordt te hoog bevonden. Reactie 15. Aanbevolen wordt de publieke oevers te behouden als openbaar gebied, zodat de waterkant goed toegankelijk blijft. Tevens wordt in overweging gegeven de oever met een talud geleidelijk naar het water te laten aflopen, zodat het bijvoorbeeld mogelijk blijft een rubberbootje te water te laten. Reactie 16. Het bestemmingsplan zou voorschriften moeten geven voor de inrichting van de zuidelijke parkheuvel, zodat daarop geen bomen of hoog opgaand struikgewas kunnen komen. De watersport en de molen De Slokop zouden door hoog opgaande beplanting gehinderd kunnen worden. Reactie 17. De scholen kunnen de toename van het aantal nieuwe leerlingen niet aan. Reactie 18. Niet duidelijk is of de huidige rioolpersleiding voldoende capaciteit heeft voor de aansluiting van een nieuwe woonwijk. Reactie 19. Op kosten van de opdrachtgever moeten schouwrapporten worden gemaakt van de nabij gelegen woningen. Reactie 20. Het bijbehorende groenplan ontbreekt. Reactie 21. De hoeveelheid te realiseren oppervlaktewater is te gering om te kunnen voldoen aan de watertoets.
Beantwoording van de ingediende inspraakreacties, reactie van burgemeester en wethouders. Antwoord op reactie 1 en 10. In verband met de geluidbelasting voor de nieuwe woningen als gevolg van de bestaande bedrijven aan de Lagedijk, is nader onderzoek verricht door Cauberg-Huygen raadgevende ingenieurs. Daarbij is als uitgangspunt genomen de vraag of ter plaatse van de nieuwe woningen, met de nabijheid van, in het bijzonder aannemersbedrijf Geldorp, een goed woonen leefklimaat wordt gewaarborgd. Bij de berekeningen en het onderzoek is gebruik gemaakt van de “Handleiding meten en rekenen industrielawaai” van het ministerie van VROM, zoals in vergelijkbare gevallen gebruikelijk is. Uit dit rapport blijkt dat de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus van 50 dB(A) niet worden overschreden. De berekende maximale geluidsniveaus van 70 dB(A) zouden zonder maatregelen bij drie woningen worden overschreden tot een maximum van 73 dB(A). Aangegeven wordt dat dit is te ondervangen door het plaatsen van een geluidsscherm van 1,80 meter hoogte op de erfafscheiding met het bedrijf Geldorp. Dit geldt voor de dagperiode van 07.00 uur tot 19.00 uur. Zou buiten deze tijdstippen door Geldorp geluid worden geproduceerd, dan is een verhoging tot 2,8 meter noodzakelijk. Geconcludeerd moet worden dat de geluidsniveaus, met inachtneming van te nemen maatregelen, niet worden overschreden en dat er geen grond is voor de
2
stelling dat de bedrijfsvoering door de komst van de nieuwe woningen wordt beperkt. De bedrijven die aan de Lagedijk gevestigd blijven, vallen niet in de categorie waarvoor gelet op de Wet geluidhinder een nieuwe geluidzone moet worden vastgesteld. Geconcludeerd kan worden dat de komst van de woningen geen belemmering betekent voor de bedrijven aan de Lagedijk. Antwoord op reactie 2. Het voorontwerp van het bestemmingsplan is beperkt tot de woningbouwontwikkeling in de plaats van het voormalige bedrijfsterrein voor milieuhinderlijke industrie. De ontwikkeling op het Poldermanterrein loopt een ander traject, dat niet gelijk oploopt met SpaarneBuiten. Er is geen dwingende reden om de twee ontwikkelingen in hetzelfde bestemmingsplan te regelen. Bij het Poldermanterrein gaat het om het verbeteren en vernieuwen van de situatie rond de bestaande supermarkt en beperkte woningbouw. Het gaat daarbij niet om een grootschalige ontwikkeling die de uitgangspunten voor SpaarneBuiten wezenlijk beïnvloedt. Antwoord op reactie 3. Het gemeentebestuur dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan net als ieder ander te voldoen aan wettelijke bepalingen. De ontwikkeling die in het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, dient binnen die normen te blijven. Uit de bij het plan behorende onderzoeken, komt naar voren dat het bestemmingsplan realiseerbaar is voor wat betreft onder meer de aspecten verkeer, luchtkwaliteit en geluid. Ten aanzien van verkeer blijkt dat het vervangen van het bedrijventerrein door een woonbestemming vanuit het oogpunt van te verwachten verkeersbelastingen op het wegennet een verbetering zal zijn. Bovendien zullen enkele verkeerstechnische maatregelen worden uitgevoerd. De Verkeerswerkgroep SpaarneBuiten, waarin de gemeente Haarlem, de Dorpsraad Spaarndam en de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude zijn vertegenwoordigd, heeft mede op basis van de verrichtte verkeersonderzoeken, nadere rapportage uitgebracht. Uitgangspunt van dit advies is dat het doorgaande verkeer door Spaarndam, in het bijzonder tijdens de spitsuren, zoveel mogelijk geweerd moet worden. Uitgangspunt is ook dat richting Spaarndam-West de verkeersbelasting niet mag toenemen als gevolg van de realisering van het woongebied SpaarneBuiten. De werkgroep adviseert deze uitgangspunten te bewerkstelligen door het aanbrengen van flitspalen richting Spaarndam-West en op de Lagedijk richting Penningsveer. Andere varianten van maatregelen zijn door de werkgroep beschouwd, maar om redenen van praktische en financiële uitvoerbaarheid, of belemmeringen op het punt van handhaving niet realistisch bevonden. Ter verbetering van de situatie voor langzaam verkeer wordt aanbevolen een directe langzaam verkeer verbinding tot stand te brengen tussen SpaarneBuiten en de sluis. Een directe doorgang van de Lagedijk/Spaarndammerdijk naar de Ringweg geeft langzaam verkeer mogelijkheden de krappe en drukke verbinding bij het Rijnlandshuis en de sluis te mijden. Het gemeentebestuur is van mening dat als gevolg van deze combinatie van maatregelen, overigens buiten het plangebied zelf, een alleszins aanvaardbare situatie zal ontstaan. Hierbij wordt nog aangetekend dat, ook los van het bestemmingsplan, de Spaarndammerdijk, de Lagedijk en de Lageweg zullen worden verbeterd. De werkzaamheden voor de Spaarndammerdijk zijn eind 2009 gereed. Uit het akoestisch onderzoek volgt dat er in het gehele plangebied van het bestemmingsplan een geluidbelasting aan de orde zal zijn die de voorkeurgrenswaarde, zoals aangegeven in de Wet geluidhinder, niet overschrijdt. Alleen ter plaatse van de nieuwe woning nabij de noordelijke wijkentree vindt een overschrijding van de voorkeurgrenswaarde plaats als gevolg van het verkeer op de Lageweg. De maximale geluidbelasting bedraagt hier maximaal 53 dB. Deze waarde is lager dan de maximale ontheffingswaarde, zoals aangegeven in de Wet geluidhinder, zodat door ons een hogere grenswaarde voor deze woning kan worden verleend. Voor wat betreft geluid bij bestaande woningen geldt dat bij
3
een toename van het verkeer met ten minste 40% de verkeerstoename kan leiden tot een merkbare toename van de geluidbelasting bij bestaande woningen (2 dB of meer). De verkeerstoename op bestaande wegen als gevolg van SpaarneBuiten zal, gelet op het verkeersonderzoek, minder zijn dan 40% zodat, gelet op de Wet geluidhinder, geen gevolgen ten aanzien van geluid te verwachten zijn ter plaatse van de bestaande woningen. Uit het onderzoek voor luchtkwaliteit blijkt dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoering van het plan SpaarneBuiten. Daarbij dient te worden opgemerkt dat inmiddels de Wet luchtkwaliteit in werking is getreden. Het onderzoek luchtkwaliteit zal daarom geactualiseerd worden. Daarbij worden echter geen andere conclusies verwacht. Tenslotte tekenen wij aan dat handhaving van de bestaande bestemming inhoudt dat milieuhinderlijke bedrijvigheid met een grote mate van geluidsoverlast en druk op het verkeersnet (in verband met het gebruik van vrachtwagens) mag worden gehandhaafd. Uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening menen wij dat dit niet acceptabel is. Bij de realisering van woningbouw, kan de bestaande zonering komen te vervallen. Antwoord op reactie 4. Ten aanzien van verkeer blijkt dat het vervangen van het bedrijventerrein voor milieuhinderlijke bedrijvigheid door een woonbestemming vanuit het oogpunt van te verwachten verkeersbelastingen op het wegennet een verbetering zal zijn, ook voor wat betreft de Lageweg. Het zware en hinderlijke vrachtverkeer dat het gevolg was van het bedrijventerrein, zal komen te vervallen. Het nadere onderzoek naar de verkeersaspecten en de als uitvloeisel te nemen maatregelen, zijn onder het vorige punt weergegeven. Antwoord op reactie 5. Op 1 en 2 april 2008 is bekend gemaakt dat het voorbereidingsbesluit SpaarneBuiten ter inzage werd gelegd. Gewezen is op de mogelijkheid een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen bij de gemeenteraad. Op 8 en 9 april 2008 is bekend gemaakt dat het voorontwerp van het bestemmingsplan Woongebied SpaarneBuiten en de aanvraag om bouwvergunning voor 75 woningen ter inzage werden gelegd. Daarbij is geattendeerd op de mogelijkheid een zienswijze in te dienen bij burgemeester en wethouders. De beide publicaties hebben op correcte wijze plaatsgevonden. Bij het raadplegen van de ter inzage gelegde stukken, is het altijd mogelijk een mondelinge toelichting te krijgen. Van onzorgvuldigheid is geen sprake geweest. Antwoord op reactie 6. Deze reactie is heel algemeen en onbepaald. Door het gebruik van de termen “onder meer” en “dergelijke” is de reactie niet te vertalen naar een concrete zienswijze. In de overige antwoorden wordt voldoende ingegaan op elementen die ook in deze reactie worden aangestipt. Antwoord op reactie 7. Naar aanleiding van de inspraakbijeenkomst op 19 mei 2008 is met de exploitant gesproken over de bouwhoogten van in het bijzonder enkele gebouwen. Dit heeft geleid tot herziening van het ontwerp, zodat de maximale bouwhoogten van 32 en 20 meter nu respectievelijk 20 en 16 meter zijn. Daarbij is de ruime opzet met veel groenvoorzieningen gehandhaafd. Het plangebied is in de huidige situatie al bestemd voor een stedelijke functie, namelijk een bedrijventerrein met nagenoeg geen groen. De term verstedelijking, meer in het bijzonder in verhouding tot de bestaande bestemming, achten wij dan ook niet van toepassing. Dat de groene buffer door uitvoering van dit woningbouwplan zal worden aangetast, kan niet in redelijkheid worden volgehouden. Hierbij is in de eerste plaats van belang dat de bestemming voor milieuhinderlijke bedrijvigheid komt te vervallen. Verder is al geconstateerd
4
dat de opzet veel ruimer is dan bij een gemiddelde nieuwbouwwijk gebruikelijk is. Tenslotte is de bouwhoogte aanzienlijk teruggebracht. Uitgaande van een hoogte van ongeveer twaalf meter voor een eengezinswoning met kap, is binnen het bestemmingsplan sprake van een laag dakprofiel. Alle overziende is in verhouding tot de vorige bestemmingsregeling eerder sprake van een aanwinst voor de groene buffer, dan van aantasting daarvan. Antwoord op reactie 8. Verkeersmaatregelen, flankerend aan de realisering van het bestemmingsplan, zijn erop gericht de verkeersbewegingen in verband met de woonwijk te kunnen verwerken, terwijl de verkeersdruk wordt beheerst door het weren van doorgaand verkeer. Verwezen wordt naar de reactie onder 3. Het weren van doorgaand verkeer schept ruimte voor de afwikkeling van het verkeer van de woonwijk. Het gemeentebestuur wil nader onderzoeken in hoeverre mogelijkheden bestaan voor een snelle openbaar vervoer verbinding richting Haarlem en het station. Op dit moment kan niet worden overzien in hoeverre een bootverbinding daarbij een rol kan spelen. Verder streeft het gemeentebestuur ernaar de openbaar vervoer verbinding tussen de kernen te verbeteren. Antwoord op reactie 9. In verband met de ontwikkeling van woningbouw is een aantal onderzoeken verricht. Het is gebruikelijk dat dergelijke onderzoeken worden bekostigd door de exploitant. De Wet ruimtelijke ordening voorziet erin dat deze kosten worden doorberekend aan degene waar ze thuis horen. De wetgever gaat ervan uit dat dit niet de belastingbetaler hoort te zijn. De geraadpleegde bureau’s zijn allemaal gerenommeerd en hechten aan hoogwaardige advisering. De door hen gehanteerde methoden en standaards wijken niet af van wat in hun vakgebied toepasselijk is. De gemeente is bij de opdrachtverlening en uitvoering van de opdracht nauw betrokken geweest. Naar onze mening kan niet worden gesteld dat de onafhankelijkheid van de bevindingen ernstig in het geding is. Antwoord op reactie 11. Naar aanleiding van de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008, zijn vele gemeenten en provincies bezig met het maken van een structuurvisie naar de maatstaven van de nieuwe wet. Er zijn geen wettelijke normen die erop wijzen dat de ruimtelijke ontwikkeling tot die tijd stil staat en dat het gemeentebestuur geen voorbereidingsbesluit of bestemmingsplan in procedure kan brengen, of dat verzoeken om bouwvergunning niet mogen worden behandeld. In deze gemeente wordt eerst de strategische toekomstvisie afgerond, alvorens een structuurvisie aan de orde komt. Antwoord op reactie 12. Gezien de omstandigheden van dit geval, waarbij een bedrijventerrein voor milieuhinderlijke bedrijven, met alle hinderlijke gevolgen van dien, wordt omgevormd tot een ruim opgezet woongebied, is deze stelling niet juist. Antwoord op reactie 13. In het ontwerp voor het bebouwingsplan en de openbare buitenruimte, is zoveel mogelijk rekening gehouden met de molen De Slokop. De ruime opzet van het bestemmingsplan, met een dorps karakter en de groene invulling van de openbare buitenruimte, leiden mede tot enige afstand van de nieuwe bebouwing tot de molen. De bebouwing wordt op een afstand van minimaal 57 meter gerealiseerd. Gezien deze afstand en de maximale hoogten van de bebouwing aan de zijde van de molen (10 tot 11 meter), ontstaat geen onwenselijke situatie. De hogere bebouwing van 16 tot 20 meter bevindt zich op een afstand van meer dan 200 meter. Gelet op de situering van het plangebied tot de molen, ten noorden daarvan, is geen molenbeschermingszone aangehouden. Mede gezien de bebouwing die in het verleden vlak naast de molen is gerealiseerd, zien wij geen aanleiding voor de stelling dat de bebouwing op basis van het bestemmingsplan niet aanvaardbaar zou zijn. Ook een fiets- voetpad over de Lagedijk, op een afstand van 15 meter van de molen, zien wij niet als een
5
onaanvaardbare ruimtelijke ontwikkeling die de molen schade doet. Planologisch vergelijken wij ook de feitelijke situatie op het moment dat het gebied nog bedrijfsterrein was, inclusief de mogelijkheden die het vigerende bestemmingsplan biedt, met de mogelijkheden van het nieuwe bestemmingsplan. We moeten dan concluderen dat in dat opzicht geen verslechtering optreedt, in tegendeel. Antwoord op reactie 14 en 15. Waarom een steiger voor een privé vaartuig in publiek water onwenselijk zou zijn, is naar onze mening niet helder. Een sluitende motivering is daarvoor niet gegeven. Daarbij komt dat het in den lande veel voorkomt dat privé vaartuigen in openbaar water zijn afgemeerd, ook aan particuliere steigers in openbaar water. Wel is in het bestemmingsplan als uitgangspunt genomen dat, waar geen sprake is van particuliere tuinen, de oever en het water zoveel mogelijk toegankelijk blijven. Het is niet de bedoeling steigers van 6 meter hoogte te realiseren. Uit praktische overwegingen is dat ook niet denkbaar. De maat van 6 meter is bedoeld voor andere bouwwerken geen gebouw zijnde, bijvoorbeeld signaleringsbakens of -borden ten behoeve van de veiligheid van de scheepvaart. Mede naar aanleiding van de inspraakreactie is in de bestemmingsregels vastgelegd dat de maximum bouwhoogte voor steigers 1 meter bedraagt, gemeten vanaf de aangrenzende kade/oever. Antwoord op reactie 16 tot en met 20. Een bestemmingsplan heeft geen betrekking op het aantal leerlingen, schouwrapporten en het groenplan. Deze overwegingen betreffen de nadere uitwerking, maar vormen niet de aanleiding om een bestemmingsplan wel of niet vast te stellen. In de nadere uitwerking c.q. uitvoering van het bestemmingsplan zullen deze aan de orde gestelde vraagstukken een plaats krijgen. Met betrekking tot de aantallen leerlingen, kan al wel worden vermeld dat in het kader van de nieuwbouw van de Sint Adalbertusschool een prognose is verricht met het oog op toekomstige aantallen leerlingen. De woonwijk SpaarneBuiten is daarin verwerkt. Het is zelfs zo dat de woonwijk SpaarneBuiten noodzakelijk is om op langere termijn voldoende draagvlak te houden voor de school in zijn huidige vorm. Met betrekking tot groenaanleg wordt in het plan geregeld dat op de zogenaamde leeflaag op de heuvel geen hoog opgaande beplanting mag worden aangebracht. Antwoord op reactie 21. De bedenking ten aanzien van de watertoets, berust op een verkeerde interpretatie van de feiten. De hoeveelheid verharding die aanwezig was voor het bedrijventerrein, overtreft de oppervlakte verharding in de toekomstige situatie. In feite hoeft geen extra waterberging te worden gerealiseerd. Niettemin wordt 2.130 m2 nieuw wateroppervlak in de nieuwe situatie aangebracht. Dit betreft een compensatie voor elders in het plangebied gedempt water. De watertoets vormt dan ook geen belemmering voor de realisering van het woningbouwplan. Naar aanleiding van de inspraakreactie is de uitleg van dit element in de plantoelichting aangevuld. In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt het bestemmingsplan voorgelegd aan het Hoogheemraadschap van Rijnland. Halfweg, 27 augustus 2009, Burgemeester en wethouders van Haarlemmerliede en Spaarnwoude
6