Ard-iieïoxu;;
Provincie Zeeland
Directie Ruimte, Milieu en Water
bericht op brief van:
2 juni 2009
uw kenmerk:
SLC-PZL-L0029
ons kenmerk:
09025327Wm.09.057
afdeling:
Milieuhygiëne
bijlagen):
1
behandeld door:
L. van der K l i p / E.l. de Smidt
doorkiesnummer:
0118-631986
onderwerp:
besluit acceptatie melding
Sloecentrale B.V. Postbus 5009 4380 KA VLISSINGEN
Middelburg, g j u | j 2009
verzonden:
Besluit van Gedeputeerde Staten van Zeeland 1. Algemeen Op 3 juni 2009 hebben wij uw melding zoals bedoeld in artikel 8.19, lid 1 van de Wet milieubeheer ontvangen. De melding heeft betrekking op een wijziging van de vigerende vergunning van 12 april 2005 met kenmerk 0503548.
2. Besluit Ingevolge artikel 8.19, lid 1 onder c van de Wet milieubeheer delen wij u mede dat wij uw melding accepteren.
3. Procedure en toetsingskader Om het besluit tot acceptatie van de melding voor te bereiden is de procedure van titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd. De W e t milieubeheer omschrijft in artikel 8.19 het toetsingskader voor de beslissing op de melding. Hierna wordt aangegeven hoe de melding zich tot het toetsingskader verhoudt. Hierbij beperken wij ons tot die onderdelen van het toetsingskader die daadwerkelijk op ons besluit van invloed kunnen zijn.
4. Inhoud van de melding De verandering betreft het beschrijven van een aantal onderdelen van de installatie welke nog niet concreet waren ten tijde van het indienen van de vergunningsaanvraag (nog te maken keuzes) binnen de inrichting aan de Albaniëweg 10 te Ritthem. De melding heeft betrekking op: •
Gekozen configuratie om de bedrijfszekerheid en de efficiency van de installaties te garanderen en verbeteren.
•
De nadere uitwerking van het basisontwerp naar het detailontwerp
•
Aanvullende veiligheidsmaatregelen.
4330 AD Middelburg
Het betreft de volgende zaken voor wat betreft de nadere gekozen configuratie om de bedrijfszekerheid en de efficiency van de installaties te garanderen en verbeteren (1 t/m 3), de uitwerking van het basisontwerp naar detailontwerp (4 t/m 12) en aanvullende veiligheidsmaatrgelen (13 en 14): 1.
Benson Ketel
2. Verhoging debiet doorstroomkoeling 3. Hydraulische spelingsoptimalisatie 4.
Hulpketel
5.
Hot Water Heating System (HWHS) als onderdeel van het gasontvangststation
6. Voorzieningen in verband met stroomuitval, zoals nooddiesel generator en accuruimte 7. Demiwater installatie, gekozen voor Reversed Osmose principe 8. Condensaatreinigingsinstallatie als onderdeel van het condensaat en ketelvoedingswatersysteem 9. Koelwaterleidingen uitgevoerd in glasvezelversterkte kunststof 10. Natriumhypochloriet voor de behandeling van koelwater; gekozen voor elektrolyse 11. Stoomlevering aan derden 12. Generator 13. Safety Oasis 14. Toepassing van Argon blussing voor controle ruimtes
5. Overwegingen ten aanzien van de melding 5.1 Algemeen Zoals in de beschikking is aangegeven bevatte de aanvraag een 9-tal bijlagen, waarvan een aantal nog niet definitief was omdat de engineering nog niet rond was. Bij de beschikking op de aanvraag zijn deze bijlage meegenomen als zijnde definitief. Nu de engineering rond is, en de bouw nagenoeg rond is wordt het definitieve ontwerp geformaliseerd met deze melding.
5.2 Benson Ketel als Heat Recovery Steam Generator (HRSG)I. Aanvulling op paragraaf 4.7.4 van de aanvraag: In het definitieve ontwerp van de installatie is gekozen voor een afgassenketel van het Benson-type, waarmee het rendement van de centrale verbetert tijdens start/stopbedrijf. Deze z.g. Bensonketel heeft het voordeel dat het opstarten van de installatie sneller verloopt en dat tijdens het opstarten een gemiddeld hoger rendement gehaald wordt dan met een conventionele drumketel. Een kritische factor bij de toepassing van een Bensonketel is de stabiliteit en continuïteit van het proces die onder andere wordt bepaald door de ketelvoedingwaterkwaliteit en de stoomconditionering. Om te voldoen aan de voorwaarden voor een snelle opstart en een gemiddeld hoger remdement tijdens het opstarten is in het definitieve ontwerp van de installatie een hulpketel voorzien gebruikt (zie hiervoor 5.5). In de aanvraag is gebruikmaking van een bijstookinstallatie genoemd wat betreft de afgassen. In het definitieve ontwerp van de afgassenketels is geen bijstookinstallatie voorzien. De definitieve hoogte van de schoorstenen van de beide HRSG bedraagt 45 meter. Door de kortere opstarttijd en een gemiddeld hoger rendement met de Benson Ketel wordt circa 30 ton C0 2 per start bespaard in vergelijking met een drumketel. Er is ook een positief effect op de milieucomponenten grond- en hulpstoffen en energie.
Behoort bij brief d.d. 9 juli 2009 met ons kenmerk 09025327/Wm.09.057 van de afdeling Milieuhygiëne
5.3 Hydraulische spelingoptimalisatie Aanvulling op paragraaf 4.7.3 van de aanvraag: Bij gasturbines kan een groter rendement en vermogen worden bereikt, als de rotor tegen de stromingsrichting in wordt verschoven. De spleten tussen de turbineschoepen en de behuizing worden daarbij kleiner, terwijl de spleten in de compressor groter worden. Door de wijze van constructie van de gasturbine zijn de verliezen in de compressor kleiner dan de verbeteringen in de turbine. Bij Sloe Centrale zijn beide eenheden voorzien van een Hydraulische spelingoptimalisatie (HCO). Deze voorziening helpt mede dat de voorschreven rendementseis uit voorschrift 4.1 zal worden gehaald. 5.4 Verhoging debiet doorstroomkoeling Aanvulling op paragraaf 4.7.6 van de aanvraag: Siemens heeft voor Sloe centrale een optimalisatiestudie uitgevoerd naar het vermogen en de efficiency van de installatie. Uit deze studie bleek dat het vermogen met gemiddeld 8 MW en de efficiency met gemiddeld 0,5% kunnen stijgen ten gevolge van een optimale instelling van het temperatuurverschil over de condensors. Hiervoor is een verhoging van het koelwaterdebiet noodzakelijk. Een eis in de vergunning is dat Sloe Centrale STEG-eenheden installeert welke bij vollast een initieel netto rendement hebben van 58% op LHV-basis (voorschrift 4.1). Deze voorziening helpt mede dat de voorgeschreven rendementeis uit dit voorschrift 4.1 gehaald zal worden. Tevens zal er een C0 2 reductie van ongeveer 3kg per geproduceerde MWh behaald kunnen worden.
5.5 Hulpketel Aanvulling op paragrafen 4.7.1 en 4.7.4 van de aanvraag: In het definitieve ontwerp van de afgassenketel (HRSG) is gekozen voor een uitvoering (Benson Ketel) waarmee het rendement centrale verbetert tijdens start/stopbedrijf. Om te voldoen aan de voorwaarden voor een snelle opstart en een gemiddeld hoger remdement tijdens het opstarten is in het definitieve ontwerp van de installatie een hulpketel voorzien. De hulpketel heeft een positieve bijdrage op het verlagen van de C02 emissies en het verhogen van het rendement. Het doel van de hulpketel is de conditionering van essentiële stoomsystemen tijdens korte uitbedrijfstellingen efficiënt en snel de eenheden te kunnen opstarten. Daarnaast voorziet de hulpketel in de winter de plant van verwarmingsstoom voor gebouwen en van warmte voor het anti ijs systeem in de lucht inlaat naar de gasturbines. De hulpketel wordt gestookt met aardgas. De hulpketel voldoet aan de BEES-A emissie-eisen. Het maximale aardgasverbruik en de maximale emissies naar de lucht zijn minder dan 1 % van de totale emissie van de inrichting. Tegenover deze emissies en het gasverbruik staat een vermindering van emissies van beide Units (STEG) door een snelle en efficiënte opstart en een verbeterd rendement van de installatie tijdens start/stop bedrijf, zodat geen sprake is van grotere of andere nadelige gevolgen voor het milieu. Voor de hulpketel worden geen andere hulp- en grondstoffen gebruikt. Voor een starWstopbedrijf is een hulpketel vereist om korte opstarttijden naar vollast te garanderen. Conclusie is dat de milieubelasting naar de lucht van deze hulpketel voor de totale inrichting tot een vermindering zal leiden in vergelijk met een situatie waarbij er geen hulpketel geplaatst zou zijn, de C0 2 besparing is namelijk ruim 18 ton per start. De configuratie met deze hulpketel zal er toe bijdragen dat aan de minimale rendementseis uit voorschrift 4.1 zal worden voldaan.
Behoort bij brief d.d. 9 juli 2009 met ons kenmerk 09025327/Wm.09.057 van de afdeling Milieuhygiëne
5.6 Hot Water Heating System Aanvulling op paragraaf 4.7.2 van de aanvraag: Gas verwarming is primair noodzakelijk voor de compensatie van temperatuur door de adiabatische expansie van gas (Joule Thomson effect) over de druk regelstraten van het gasontvangstation. Zonder compensatie zou er condensatie van waterdamp en koolwaterstof hydraten kunnen plaatsvinden, welke schade zouden kunnen aanbrengen in de gasturbine. Het gas debiet is continue, de belasting gemiddeld 1 tot 1,5 %o van de gasvraag van de plant.
5.7 Voorzieningen in verband met stroomuitval. zoals nooddiesel generator en accuruimte Aanvulling op paragraaf 4.7.11 van de aanvraag: Voor elke eenheid staat een nooddieselgenerator ter beschikking, die een 380 V AC-voeding naar essentiële verbruikers verzekert bij een complete uitval van het stroomsysteem. De dieselgenerators worden automatisch gestart als de spanning wegvalt, ledere nooddieselgenerator set is voorzien van een eigen C02 blusinstallatie die lokaal geplaatst is in een aparte container naast de nooddieselgeneratorset. Elke eenheid is uitgerust met een ruimte waarin een 220V DC-systeem is geïnstalleerd. Het 220V DC systeem levert stroom voor enkele essentiële afnemers om de eenheid te allen tijde veilig uit bedrijf te nemen bij uitval van de normale stroomsystemen. Er zijn geen veranderingen of effecten voor de milieucompartimenten.
5.8 Demiwater installatie Aanvulling op paragraaf 4.7.9 van de aanvraag: In het definitieve ontwerp is gekozen voor een demineralisatie installatie op basis van het Reversed Osmose principe met nageschakelde mixed bed ionenwisselaars. Alle toe te passen chemicaliën zijn gemeld en getoetst middels de Algemene Beoordelingsmethodiek. Het vrijkomende afvalwater voldoet aan de eisen van de WVO vergunning.
5.9Condensaatreinigingsinstallatie Aanvulling op paragraaf 4.7.4 en 4.7.6 van de aanvraag: In het definitieve ontwerp van de installatie is gekozen voor een afgassenketel van het Bensontype, waarmee het rendement van de centrale verbetert tijdens start/stopbedrijf. Een kritische factor bij de toepassing van een Bensonketel is de stabiliteit en continuïteit van het proces die onder andere wordt bepaald door de ketelvoedingwaterkwaliteit en de stoomconditionering. Voor het voldoende kunnen garanderen van een goede water- en stoomkwaliteit worden installaties met een Bensonketel daarbij door Siemens ook standaard voorzien van een condensaat reinigingsinstallatie (CRI). Alle toe te passen chemicaliën zijn gemeld en getoetst middels de Algemene Beoordelingsmethodiek. Het vrijkomende afvalwater voldoet aan de eisen van de WVO vergunning.
5.10 Koelwaterleidingen uitgevoerd in glasvezelversterkte kunststof. Aanvulling op paragraaf 4.7.6 van de aanvraag: In het definitieve ontwerp van de installatie is er voor gekozen de koeiwaterleidingen uit te voeren in Glasvezel versterkte Kunststof. In de definitieve uitvoering is het gehele koelwaterkanaal (met uitzondering van één bovengrondse kruising op het IPV terrein) ondergronds is aangelegd. Door toepassing van het Glasvezel verstekte kunststof zal de aangroei in de kanalen minder zijn en hoeft er minder gechloreerd te worden.
Behoort bij brief d.d. 9 juli 2009 met ons kenmerk 09025327/Wm.09.057 van de afdeling Milieuhygiëne
5.11 Natriumhvpochloriet voor de behandeling van koelwater. Aanvulling op paragraaf 4.7.12 van de aanvraag: Bij het definitieve ontwerp van de installatie is er voor gekozen met een eigen installatie Natriumhypochloriet uit zeewater te produceren door middel van elektrolyse in plaats van aanvoer en opslag van elders geproduceerde Natriumhypochloriet. Door de eigen productie ter plaatste vervalt grotendeels het transport over de weg door middel van een tankwagen en de daaraan verbonden laad- en loshandelingen. Alleen bij storingen zal er via wegtransport Natriumhypochloriet worden aangevoerd. Door het minimaliseren van transport- en overslagactiviteiten neemt het risico op het ongewenste morsen (Spill) van hoog geconcentreerd hypochloriet significant af. Er vervalt zo een tankwagentransport naar de Sloecentrale van ongeveer 50 a 60 tankwagen- bewegingen per jaar over een afstand van 200 km (de meest dichtbijgelegen productielocatie). Door de eigen productie wordt verbruik van brandstof en uitstoot van CCteten gevolge van transport voorkomen.
5.12 Stoomlevering aan derden Aanvulling op paragraaf 4.7.10 van de aanvraag: Een middendruk stoomleiding naar Deltius is aangelegd met een maximale capaciteit van 20 t/uur. Dit heeft geen grotere of nadelige effecten op de milieucomponenten.
5.13 Generator Aanvulling op paragraaf 4.7.7 van de aanvraag: Generator SGen5-3000W wordt standaard toegepast in Single shaft configuraties boven 300MW. Gezien de grote opwekkingscapaciteit van de generator dient deze gekoeld te worden door middel van waterstofgas, gezien de hoge warmte capaciteit van dit gas in vergelijking met lucht. Het generator ontwerp en waterstof system zijn ontworpen om de risico's van waterstof uit te sluiten.
5.14 Safety Oasis en toepassing blussing voor de controle ruimte Naast de controle ruimte is een aparte losstaande container geplaatst met gecomprimeerde lucht om ingeval van ernstige stankoverlast of calamiteit op het terrein van Thermphos waarbij luchtinname voor het kantoorgebouw van buitenaf niet meer mogelijk is de controlekamer voor 20 minuten van verse lucht te voorzien, (de safety oasis). Er is een Argon blussing geïnstalleerd onder de vloer van de controle kamer in plaats van C02. Dit in verband met de gevaaraspecten van C02 blussing voor personen. 6. Conclusie Op basis van de overwegingen concluderen wij het volgende: de verandering leidt niet tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan die de inrichting ingevolge de vergunning en de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften mag veroorzaken; de verandering leidt niet tot een andere inrichting dan waarvoor de vergunning is verleend en; de verandering geeft geen aanleiding tot toepassing van de artikelen 8.22, 8.23 of 8.25 van de Wet milieubeheer. Gelet op het bovenstaande zijn wij van mening dat de melding voldoet aan het bepaalde in artikel 8.19 van de Wet milieubeheer.
Behoort bij brief d.d. 9 juli 2009 met ons kenmerk 09025327/Wm.09.057 van de afdeling Milieuhygiëne
7. Bezwaar Tegen dit besluit kunt u (en dat geldt voor iedere belanghebbende) schriftelijk bezwaar maken tot en met 6 weken na de dag van verzending van dit besluit. Het bezwaarschrift richt u aan: Gedeputeerde Staten van Zeeland, Directie RMW, Postbus 6001, 4330 LA Middelburg. In uw bezwaarschrift neemt u tenminste op; uw naam, uw adres, de datum, tegen welk besluit u bezwaar maakt, waarom u bezwaar maakt en uw handtekening. Overschrijding van de termijn kan er toe leiden dat met uw bezwaren geen rekening meer wordt gehouden. Indien u overweegt bezwaar te maken, wordt desgewenst een informatiefolder toegezonden. U kunt daar om vragen door het bellen van telefoonnummer 0118-631700. U kunt deze informatie ook downloaden via http://loket.zeeland.nl/bezwaar/bezwaar. Een exemplaar van de kennisgeving gaat hierbij. Voor de goede orde wijzen wij erop dat het indienen van een bezwaarschrift niet de werking van het besluit schorst. Op grond van artikel 8.81 Algemene wet bestuursrecht, juncto artikel 26 van de Wet op de Raad van State, kan degene die bezwaar maakt een verzoek doen tot het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient te worden gericht aan de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. Voor de behandeling van een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is griffierecht verschuldigd.
8. Inwerkingtreding Met het uitvoeren van de in de melding genoemde veranderingen mag worden gestart na dagtekening van deze brief. Wij willen u er wel op wijzen dat er gedurende de ter inzage termijn bezwaren ingediend kunnen worden en voorlopige voorziening bij de Raad van State gevraagd kan worden, waardoor u wellicht zult moeten stoppen met het uitvoeren van de gemelde veranderingen. 9. Slotbepaling Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan: de burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen; de VROM-inspectie regio Zuid-West; Rijkswaterstaat, directie Zeeland; Veiligheidsregio Zeeland.
gedeputeerde staten, namens dezen,
•Ing: I. Jansen, afdeling Milieuhygiëne.
Behoort bij brief d.d. 9 juli 2009 met ons kenmerk 09025327/Wm.09.057 van de afdeling Milieuhygiëne