EEN KAZUIFEL MET ZEER OUD KOSTBAAR BORDUURWERK J. Boot-van der Vlis
•
111111111
•
S
inds 1973 bevinden zich in het Groninger Museum drie liturgische kerkgewaden - ook para-
menten genoemd - te weten een kazuifel (afb. 1, 2) en twee dalmatieken (afb, 3, 4). Ze behoren tot het bezit van de parochie van de HH. Martinus en
Jozef te Groningen en zijn na de sluiting van de St.-Martinuskathedraal, waar ze werden bewaard, in langdurig bruikleen aan het museum afgestaan. Het kazuifel is te zien in de Historische Afdeling, maar de dalmatieken zijn helaas opgeborgen in het depót. Van de geschiedenis van de paramenten zijn slechts spaarzame gegevens
bekend; men weet ook niet waar en wanneer de borduurwerken vervaardigd zijn. De dalmatieken l vertonen aan de voorzijde op de horizontale banden familiewapens. Op het ene ge· waad staan de wa pens van de Groningse geslachten Veelcker en D'Embda (afb. 5), het wapen op het andere gewaad is tot op heden niet thuisgebracht (afb. 6). De eigenaars van de wapens waren ongetwijfeld de schenkers van de gewaden 2; de stilistische overeenkomst van de afbeel· dingen doet vermoeden dat de twee dalmatieken tegelijkertijd zijn ver· vaardigd. Hoe ze in Groningen zijn terechtgekomen weet men niet. Het is mogelijk dat de gewaden na de Reductie in 1594, toen het Rooms-Katholiek geloof alleen nog in het geheim kon worden beleden, in de schuilkerk op de Asingaborg in Middelstum zijn verborgen en aldaar zijn gedragen door een lid van de familie D'Embda, de priester Everhardus Everhardi d'Embda. Hij zou de gewaden in het begin van de zeventiende eeuw kun-
1. Kazuifel met latijns kruis, waarop afbeeldingen van de Kruisiging en de Centurio. HH. Martinu:r en Joufparochie, nu in Groninger Museum.
nen hebben meegenomen naar Gro· ningen, toen hij in deze plaats als priester dienst deed 3. Het is allerminst zeker of het kazuifel aanvankelijk bij de dalmatieken heeft behoord, want er zijn stilistisch grote verschillen tussen de voorstel· lingen op het kazuifel en die op de dal· matieken. In ieder geval worden de
drie gewaden samen genoemd in een inventarislijst van de St.Marlinuskathedraal in 1897. Onder het hoofd Roork Kazuifels staat: "Een kazuifel met twee dalmatieken met zeer oud kostbaar borduur werk met beelden bewerkt4 ." In de jaren twintig van deze eeuw zijn alle borduurwerken op een nieuwe ondergrond ge·
In owmmige noten is een verkorte titel vermeld: in die gevallen is de volledige titel opgenomen in de literatuurlijst aan het eind van het artikel. !>en dalmatiek is het liturgisch overkleed van de diaken en subdiaken. Het wordt gedragen tijdens de viering van de eucharistie. De bisschop draagt de dalmatiek onder het kazuifel. Vgl. Braun, PClromelltik, 108·119. 2 A. Pathuis. 'Een bijznndere nntdekking in Museum van Oudheden in Groningen' , Nieuwsblad !mil het Noorden. 31 mei 1942. 3 Ibickm. Everhardus Everhanli d'Embda was raadsheer van Groningen; in 1587 huwde hij met Albertien Vee1cker. In 1611 brachten zij in de OOIItelij· ka gevel van het als IIChuilkerk dienende p<XIrlgflbouw van de borg Aoinga een gedenksteen met hun wapeDJI aan; deze ateen ia nog aanwezig. Zie: Jb. Vinhuizen. ' "Asinga" te Middelstum', Groningen. X (1927) 201·203 en 221·225. hier vooral 202·203: W.J. Formama, R.A. Luitjena·Dijkveld Stol en A. Pathuis. De Ommelanckr Borgen en Steenhuiun (Assen, 1973) 255; gedenksteen ook vermeld door A. Pathuis, Grollinger Gecknkwoordigheden. Teksten wapens en huismerken uan 1298-/814 (Assen·Amsterdam, 1977) no. 4662. Van de bruiloft verhaalt Abel EppeDJI: De kroniek 00'1 Abel Eppells IJw Equwt. J.A. Feith en H, Brugmans, eds. (2 dIn, Amsterdam, 1911) 11, 617·618. Na de dood van zijn vrOuw liet D'Embda zicb priester wijden. In 1614 komt zijn naam voor in een schrijven, gericht aan de Jezuïeten in Brussel; zie: RW. Spijker s.j., 'De Jezuïeten in Groningen en Ommelanden. 1588·1807. 1. De Jezuïeten in Groningen', Gronillgsche Volksalmanolt (1908) 128·194, hier 162.163. Met dank aan mevrouw d",. E.A.J. Ast..Boiten voor de aanvullende informatie Over Everhardus D'Emhda. 4 Gemeentearchief Groningen, Beheer inventaris parochie St..MartinuB, jrg. 1897 _ 2.2.2.3.2. no. 169.
2. Kcuu ifel met aurifrisia, waarop de HH. Jacobus maior, Ursu{a en Simon. HH. Martinua- en J ozefparoch k.
3. en 4. Twee dalmatieken uit het bezit nu in Groninger Museum..
5. Detail afb. 3: op de dwar,balk een afbeelding uan het .terfbed uan Maria, gefW.nluerd door de wapen' Veekker en D'Embda.
plaatst, zodat het lijkt alsof de drie gewaden altijd bij elkaar hebben behoord5. Vanwege de stilistische verschillen tussen de afbeeldingen zal in dit artikel alleen het borduurwerk op het kazuifel worden besproken.
Vorm en betekenis van het kazuifel In algemene zin is het kazuifel het li· turgisch lewaad van de priester en de bisschop . Het wordt gedragen bij het celebreren van de He ilige Mis. De naam is afkomstig van het latijnse woord casula, dat 'huisje' betekent. Het kledingstuk stamt, evenals de dalmatiek, uit de tijd van het Romeinse Rijk, toen het als regeR· en
UlJll
de parochie uan de HH. Marlinus en Jozef,
6. Detail afb. 4: op de dwar,balk een afbeelding uan de ten
reismantel werd gebruikt. De grote, wollen, tot de voet reikende mantel omsloot het lichaam klokvormig en had in het midden een opening voor het hoofd. Na de ondergang van het Romeinse Rijk raakte het kledingstuk voor profane doeleinden buiten gebruik, maar inmiddels was het als liturgisch gewaad in de Christelijke kerk in gebruik genomen. Aanvankelijk werd het gedragen door allen die bij de liturgieviering waren beo trokken, maar van de negende eeuw af werd het bij decreet voor de priester en de bisschop gereserveerd. Door de toenemende rijkdom van de kerken werden de gewaden van steeds fraaiere stofTen vervaardigd en uitbundiger versierd. De klokvorm
bleef tot de dertiende eeuw gehandhaafd; daarna werd het kleed op de armen en aan voor· en achterzijde steeds meer ingekort. Langzamerhand verdween de oorspronkelijke vorm en bleef er alleen nog een voor· en een achterpand over (tek. a, b, cl. Liturgen uit de negende eeuw zagen in het grote, klokvormige kazuifel het symbool van de allesomvattende liefde van God; door zijn rondom gesloten vorm was het kleed het zinnebeeld van de eenheid van de kerk met Christus. Na de vormveranderingen aan het einde der Middeleeuwen verloor het kazuifel deze specifieke bete· kenis, maar in algemene zin bleef het kazuifel het symbool van de liefde van God.
5
VolgeIlll mondelinae medfldelina van de heer Wilckens, . 110 vrijwilliger werkzaam in de St...JoEeflr.erk te Groningen.
6
Br.un,
Poram ~ntjk,
119·140.
H~
melopneming tlan Maria, gefW."keerd door twee gelijke, OIlMkende wapefUl..
•
b.
Ttk. lo.-c:. Vl'raruuringe/i in de uorm uan het
kazuire~'
Iconografie van de voorstel-
kruis staat een bord met de letters IN. die op de voorzijde van het kazuifel is aangebracht, het aurifrisia genaamd, RI en daarboven vliegt een duif als is verdeeld in drie compa rtimenten, symbool van de Heilige Geest. De voorstelling wordt bekroond met een waarvan het onderste het grootste is. afbeelding van de God de Vader; hij In elk daarvan staat een heilige afgebeeld, te herkennen aan het attribuut heeft de handen zegenend opgeheven en wordt door een gouden stralen- dat hij of zij vasthoudt en dat naar een bepaalde gebeurten is uit h et Ie· krans omgeven. De man onder het. kruis is op het eer- ven van de h eilige of naar het marteste gezicht een raadselachtige figuur. laarsch ap verwijst. De bovenste heilige is Jacobus Ma ior Hij is afgebeeld a ls een middeleeuwse ridder in volledige wapenrusting, (de Meerdere) (afb . 7); hij staat bekend als de beschermheilige van pe lgrims maar de tekst boven zijn hoofd maakt duidelijk dat hij de Centurio is, de R0en in die hoedanigheid is hij afgemeinse hoofdman over honderd solda- beeld, met de reistas schuÎn over de rechterschouder en de pelgrimsstaf in ten die bij de kruisiging van Christus zijn linkerhand9. Het boek in zijn aanwezig was en met zijn lans de zijde van de dode Christus doorstak (afb. op rechterhand is geen persoonlijk attriomslag). In zijn linkerhand houdt hij . buut.; het wordt veel door profeten, een wapen dat. meer lijkt op een mid- . evangelisten, apostelen en kerk vadeleeuwse hellebaard dan op een ' ders gedragen. Daaronder staat de Heilige Ursula lans; met zijn rechterhand wijst hij (afb. 8l; ze is de beschermheilige van naar de tekst boven zijn hoofd op de banderolIe: Vere kie homo Filius Dei, de kuisheid en van de opgroeiende, " Waarlijk, deze Mens was een Zoon studerende jeugd en wordt speciaal Gods" (Marcus 15 vers 39). Door zijn aangeroepen bij zieke kinderen. Volgens de legende was zij een Britse kogetuigenis dat de Gekruisigde Gods ningsdochter die als maagd een pelZoon was wordt de Romein begrimage naar Rome ondernam, in geschouwd als het beeld van de kerk en zelsch ap van 11.000 jonge maagden. om die reden vereerd. De cultus van Op de terugweg werden ze bij Keulen het Heilig Bloed heeft veel tot zijn p0door de Hunnen overvallen en verpulariteit bijgedragen8 . De voorstellingen hebben aan de b0- moord. Ursula is afgebeeld als een pr inses, gekleed in een met hermelijn venzijde een baldak ijn als afsluiting. Boven de zijar men van het kruis is gevoerde vorstenmantel; in haar slechts een k lein gedeelte van die bal- rechterh and draagt zij een pij l, het da kijn zichtbaar en boven God de Vawapen waardoor ze de marteldood der wordt hij abrupt afgesneden, stierf10 . De onderste hei lige is de a postel Si· maar bij de voorstelling van de Cenmon de Zeloot; zijn attribuut is sinds turio is de baldakijn compleet. Hij bede veertiende eeuw een zaag. Volgens staat uit een accoladeboog versierd de legende stierf hij in Perzië de marmet hogels en bekroond met een uit.teldood toen hij door zijn moordenaars zonderlijk grote kruisbloem. Onder de boog zijn weliswaar gewelven aange· doormidden werd gezaagd l l . bracht, maa r door het ontbreken van Opvallend is de manier waarop het zuilen hebben deze geen ruimtelijke onderste compartime nt is samengefunctie . steld. Het beeldvlak is groter dan bij Getordeerde zuilen slu.iten het beeldde andere heiligen en de groene onvlak aan de zijkanten af e n versterdergrond is aangevuld met een vloertje van gele en blauwe tegels. Precies ken de decoratieve werklng van de omlijsting. De band (96 cm - 18 cm) op de grens van de groene ondergrond
ling Ons kazuifel heeft een zogenaamd 'gotisch model', een negentiende. eeuwse versie van de laatmiddeleeuwse kazuifel vorm met de ver doorlopende schoudernaden, waarin de oorspronkelijke klokvorm nog vaag te herkennen is. De stof beo staat uit een donkerrode geschoren velours op een donkerrode, met goud. gele, zijden draden doorweven onder· grond. Het dessin is een vrije nabootsing VBIl Italiaans ornament uil het begin van de zestiende eeuw. Het kazuifel is gevoerd met groene taftzijde. De belangrijkste voorstelling staat op de rugzijde van het kazuifel, want bij de handelinge n op het altaar stond de priester altijd met zijn rug naar de ge· lovigen gekeerd. Het monumentale gewaad in de liturgiscbe kleuren met daarop, in een sch ittering van goud en zijde, een religieuze voorstellin g heeft van het schip van de k atbedraal uit beslist een indrukwekkende aan· blik opgeleverd en de devotie van de gelovigen zal hierdoor ongetwijfeld zijn aangemoedigd. Op het Lat ijnse kruis (1 16 cm - 21 cm) staan twee voorstellingen: de Kruisiging van Christus en daaronder een man, gekleed in een harnas. Ter weerszijden van de Gekruisigde zweven twee engelen; zij vangen in wijnkelken bet bloed uit de wonden van Christus op: h iermede wordt bedoeld dat in het misoffer de wijn in het bloed van Chr istus wordt ver an· derd. Onder het kruis staan Maria, de Moeder van Christus, en J oha nnes, zijn meest. geliefde discipel. Overeenkomstig de iconografische traditie draagt Maria een bla uwe mantel; Johannes is als een jonge discipel afgebeeld, zonder baard en gehuld in een bruine mantel 7. Het. kru is staat op een sokkel en is geplaatst op een van bloemen voorzÎene, in groene t.inten geborduurde ondergrond. Boven het
a.
Irloklrazuirt~
12e-13e eeuw; b. kazuifel I S.. eeuw; c:. IuJzlI.if,d I7t eeuw.
10
Kirac:hbaum. LuiIIon, VII, 107-130; Draun. Tracht, 369-376; Timmer&, Symboli~k, 269-271. Volgel"lB de ic:onografillChe traditie wordt Johannea vrijwel sltijd sfgeheeld met een rode mantel: KirllChbaum, Luikon, VU, 112: Timmers, Symboliek, 270. Kil"3Chbsum. u%ikon. VII. 410-41 1: Timmen. Symboliek. 91. Kirac:hbaum, Lutlwn, VU. 23-39; Braun. TNJl:ht, 346-349. Kinchbaum. LuiJwn, VUl. 521-627; Dreun, Tracht, 706-709; .x..eph Sobbaçher en Veronih Hoppmann, Die ugew du heilipn Ur.ula (KIILn,
11
Kjrxhbaum. LuiÁon, VlII . 367-37 1; Dreun. TracAt, 664-666; Ti.mme .... Symbolielt. 299.
7 8 9
1964).
7
7., 8. en 9. Afbetldingen op het aurifri3ia op de /JOOrlijde uan hel luuuifel uan de HH. Martinus en Jouf: de H. JacobuB maior, eh H. UrBula en de H. Simo/l.
en het tegelvloertje is Simon geplaatst, waardoor hij heel vreemd in het vlak staat. De oplossÎng doet nogal geforceerd aan; vermoedelijk is het tegelvloertje er door de borduurwerker aan toegevoegd om de vereiste lengte van het fries te krijgen en heeft het niet bij de oorspronkelijke ontwerptekening behoord (afb. 9).
Andere kazuifels met dezelfde voorstellingen Nagenoeg dezelfde voorstellingen van de kruisiging e n de Centurio worden aangetroffen op vier kazuifels die zich in het buitenland bevinden. Het zijn
achtereenvolgens: een kazuifel, in het bezit van het Victoria en Albert Museum in Londen l2 (afb. 10), één in bezit van de St.-Rochuskerk in Blankenberge (België)13 (afb . 11); een derde kazuifel waarvan de verblijfplaats op dit moment onbekend is, maar dat lange tijd in bezit van Baron van Zuy. len (1838· 1896) was l4 (afb. 12); een vierde dat nu in bezit is van het Ushaw College in Durham (Engeland) maar volgens overlevering oorspronkelijk aan koning Richard van En· geland (1483-1485) zou hebben toebehoord 15 • Van het laatste kazuifel is helaas geen afbeelding beschikbaar.
m
Iconografisch wijken de voorstellingen slech ts op onderdelen van elkaar af. Op alle kazuifels staat de kruisigingssckè ne met daarbove n het bord met opschrift, de duif, God de Vader en de beide engelen ter weerszijden van het kruis. Op de buitenlandse exemplaren ontbreken de figuren van Maria en Johannes; in plaats daarvan is er een derde engel toegevoegd die het bloed uit de wonden in de voeten in een kelk opvangt. In de 'Belgische' voorstelling en die op het kazuifel van Van Zuyle n is God, evenals in Groningen, omgeven door een stralenkrans; in de Londense voorstelling is de stralenkrans vervangen door een
JO., 11. en 12. Drie kUluifelB mei deulfde /JOOrBtf'flingen alB die op het Groninger kaluiM: 10 (links) kUluiff'/ in het Victoria and A /bert MU Beum, Londen; 11 (midden) ka· zuifel in de St.-RochuBkerk, Blankenberge, Belgii!; 12. (f'f'chts) kazuifel uit het bezit uan Baron uan Z llylen, tegenwoordige uerblUfplaats onbekend. 12
13 14 15
Oe Farcy, Brotkrit, 163;afb. 22'9; C~il B. Tattersall, 'A .ellJf 16th cent ury ve8tment., B .. dlng/on Magazint, XXXIX (91 6)49.$. OeOOTllpronkelijke oollectie bestond uil een koorkap, twee dahDlitieken en een kazuifeL In 19 14 Wf!rd Hn dalmatiek geachonken aan het Fiuwilliam MUlleum in Cam. bridge. de tweede ontving het Metropolitan MU8f!1.Im of Art in New Vork en de koorkap ging naar het Victoria and Albert MtW'!um in Londen. Hel kazuifel .... erd in 1978 dOOI' Lady Wallton aan het Victol'ia and Albert MUlleum gHChonken. J. Versijp, ' " Engels" bordullf'Wflrk in de Nederlanden', Arln Tnliln, 111 (1 956) 3-4, afb. 1·2. In 1988 werd het kazuifel, te ""-men met een groot aantal textilia, geveild bij Chri~tie'~ in Londen. Oe koper, Spink and oon Ltd, an tiquairs, betaalde er 37.400 Pond voor. Sinds 1867 in bezit van hel Uahaw College. Op", Anglicon .. m, 52-53,
I
14. Kazuifel met latijns kruis, waarop Kruisiging tn heiligen. SI. Clf'men skf'rk, Klemskf'rk, Btlglë..
15. Kuzuiftlkruis met Kruisiging tn Bewening. Ntdf'rrVM, lootste kwarl uij{trende eeuw. RijhmU$eum Het Calharijneoontlf'nt, Utrecht
wolkenrand. De Centurio is in alle voorstellingen gelijk, doch in de tekst boven zijn hoofd zijn kleine variaties te bespeuren, die alle afwijken van de Groningse tekst maar toch dezelfde betekenis hebben. In de voorstellingen in Londen, België en van Van Zuylen staat geschreven: Vere Filiu8 Dei erat iste. In die in Durham staat: Ecce Filius erat iste. In de Londense voorstelling is onder de Centurio bovendien een wapen aangebracht dat door twee engelen wordt vastgehouden. Het schild, dat gedeeltelijk is afgesneden, is in vier kwartieren ver·
passing van getordeerde zuiltjes tussen het Groningse borduurwerk en dat van Van Zuylen. De var iaties zijn ongetwijfeld op verzoek van de opdrachtgevers aangebracht. De talrijke overeenkomsten tussen de voorstellingen op het kruis tonen aan dat hiervoor één ontwerp· tekening is gehanteerd. die voor de Groningse voorstelling is aangevuld met Maria en Johannes, waarvoor de derde engel het veld moest ruimen.
deeld: in hel eerste en vierde kwartier
Kruisigingsscènes met Maria en Johannes ter weerszijden van het kruis treffen we al aan op Engelse misgewaden uit de dertiende eeuw. Daar maken ze deel uit van een reeks van kleine voorstellingen die het gehele oppervlak van het gewaad vullen. In de vijftiende eeuw worden de kruisigingsscènes op de misgewaden gro. ter en staan ze uitsluitend op de rug· zijde; aan het eind van die eeuw wor· den de scènes uitgebreid met twee of meer engelen die het bloed opvangen en wordt God de Vader als halffiguur in een wolkenrand boven het crucifix geplaatst l7 (afb. 14, 15); Maria en Johannes staan in plaats van ter weerszijden dikwijls onder het kruis. Zowel in het Rijnland als in de Neder· landen toonde men in die tijd een bij· zondere voorkeur voor de kr uisiging als versiering op misgewaden. Voor zover bekend komt de combinatie van een kruisiging met de Centurio in een compartiment daaronder op andere kazuifels niet voor: dat zou betekenen dat de vijf kazuifels met deze combinatie een unieke plaats in de borduurkunst innemen. Niet alleen in bor duurwerk treffen we het onderwerp van de kruisiging aan, maar in alle mogelijke kunstvor·
men en in geheel Europa. God als halffiguur in een wolkenrand is een motief dat aan de Vlaamse miniatuurkunst is ontleend; heiligen zoals zij op de friezen staan afgebeeld, binnen een architectonische omlijsting, komen veel voor als illustraties bij su.ffragia ta in getijdenboeken en op gebrandschilderde ramen. Meestal staan ze op een tegel vloertje en tegen een effen gedamasceer de achter· grond, zoals op afb. 16. Waarschijnlijk gebruikten k unstenaars deze illustraties vaak als inspiratiebron voor de ontwerpen die ze voor borduurwerkers vervaardigden. Stilistisch sluit de voorstelling op het kruis aan bij Zuidnederlandse geborduurde voorstellingen uit het midden van de vijfti ende eeuw. Kenmerkend is de zachtvloeiende plooienval in de kledij, de ver doorgevoerde detailler ing en bet realisme in de gezichten van Christus en de Centurio. Deze e lementen treffen we ook aan in de Vlaamse wandtapijten uit diezelfde periode. De figure n van Maria en Joha nnes staan echter nog in een veertiende-eeuwse vor mtr aditie. De tekenacht ige stijl, de stereotiepe ge· zichten met de zwarte, ronde, enigs. zins uitpuilende ogen treffen we vaker aan op borduurwerken uit die tijd, zoals bij de bisschop op een Engelse koorkap uit de veertiende eeuw (afb. 17). Waarschijnlijk is voor Maria en J ohannes een tekening gebruikt die van veel oudere datum was dan die van de kruisiging. Het harnas van de Centurio met de lange, uit horizon· tale lamellen bestaande schoot en de diagonaal geplaatste gordel waaraan het zwaard is bevestigd, is typerend voor de mode op dat gebied uit het midden van de vijftiende eeuw. Het meest 'moder ne' onderdeel van de voorstellingen is de groene, met bloe·
13. Aurifrisia op hel kazuire/vull Van
Zuyun: twee anbeJremu heiligen en un
vorst.
stasn drie Franse lelies in zilver op een groen veld; in het tweede en derde staat een ontwortelde boom op een rood veld. Het wapen is waarschijnlijk afkomstig van een opdrachtgever, maar wie dat geweest is, is onbekend 16 . Op de aurifrisia aan de voonijde van de buitenlandse kazuifels staan heiligen en vorsten, die echter geen van allen voorkomen op het Groningse kazuifel. Op het Londense kazuifel staan van boven naar beneden: een onbekende heilige, Johannes de Evangelist en Maria Magdalena. Op het Belgische kazuifel, dat korter is dan het Groningse, staan: Andreas die zijn kruis vasthoudt, Anna met de Maagd Maria en een onbekende heilige. Op het kazuifel van Van Zuylen staan twee onbekende heiligen en een vorst met in zijn hand een boek (afb. 13); op het fries in Durham staat eveneens een vorst met zwaard en een schip, Catharina met haar attribuut, een gebroken rad, en een onbekende heilige. Ook op de aurifrisia zien we in de omlijstingen kleine variaties: met bladmotieven omwoekerde, in· gesnoerde en getordeerde zuiltjes. Opvallend is de overeenkomst in de toe16 17
18
Stilistische kenmerken
Volgens Tatte.... lI , 'A set'. zouden de "P'-
gels horen niet thuis in de Zuidelijke Nederlanden. Zij passen beter in de Engelse borduurkunst en kunnen worden beschouwd als een uitgebrei. de variant van de architectonische omlijsting die al in de veertiende eeuw in borduurwerk werd toegepast (afb. 17).
16. H. Agalha. Getijdenboá Calharina uan Klu!. m-p 306; Pleqxml Margan Library, New Yarl
men versierde ondergrond. Dit is een schuchtere poging om een landschap weer te geven: de opbouw van de verschillende groentinten moet ruimtelijkheid suggereren. Een soortgelijke ondergrond treffen we ook aan op een Duitse kruisiging uit het laatste kwart van de vijniende eeuw (afb. 15). Dit wijst op een nieuwe ontwikkeling: in de zestiende eeuw zullen de met gouddraad geborduurde achtergronden verdwijnen om plaats te maken voor een landschap met vele kleurschakeringen en een grote ruimtelijke werking, dit in navolging van de schilderkunst in die tijd. De heiligen op het fries aan de voorzijde van het kazuifel zijn zeer onbeholpen geproportioneerd. Eigenlijk zijn het halve figuren die door een geringe verlenging van de kledij hun gestalte hebben gekregen. Dezelfde proporties treffen we aan bij de heiligen in het fries op het kazuifel van Van Zuylen. Uiterlijk lijke n de twee mannelijke heiligen sprekend op elkaar; dat is niet zo verwonderlijk, want dikwijls werd door de borduurwerker één tekening voor verschillende heiligen gebruikt: door toevoeging van het specifieke attribuut kregen zij pas hun identiteit. Afgezien van de vreemde proporties zijn er stilistische overeenkomsten met diverse figuren op het kruis. De gelaatstrekken van de man· nelijke heiligen, hun ogen, neus en baard lijken op die van de Centurio; de plasticiteit in de plooienval van hun kledij vinden we terug bij de kleding van de engelen en de lendendoek van Christus. De baldakijnen met de grote kruisbloemen en de sierlijke ho19
20 21
Techniek van het borduur· werk Borduurtechnisch lijkt het werk niet van Engelse maar van Nederlandse herkomst te zijn. In de Nederlanden en vooral in ateliers in het Zuiden met rijke opdrachtgevers is het borduurwerk in de vijftiende en de zestiende eeuw veel fijne r dan het Engelse, dat door het gebruik van dikke zijden draden en grote steken grover van uitvoering was. Het is zeer wel mogelijk dat het borduurwerk is vervaardigd door Engelse borduurwerkers die het vak in de Nederlanden hadden geleerd, of door Zuidnederlandse borduurwerkers die in Engeland werkzaam waren. Vanwege hun vakmanschap genoten de laatsten een grote populariteit en velen reisden naar andere landen om daar hun beroep uit te oefenen l9 . Als het kazuifel in Ushaw inderdaad aan Richard III heeft toebehoord, dan is het heel goed mogelijk dat dit werk en ook andere borduurwerken in Engeland, waarschijnlijk in Londen, zijn vervaardigd. Alvorens met het borduren kon worden begonnen werd de linnen ondergrond in een borduurraam gespannen. De tekening werd zorgvuldig doorgeprikt, op de linnen ondergrond gelegd en met houtskool doorgestoven. Vervolgens werden de houtskool· puntjes met waterverf vastgelegd en daarna kon met het borduren worden begonnen. Het zijdeborduursel op het Groningse kazuifel is zeer fijn van uitvoering; door het gebruik van zeer fijne garens en kleine steekjes kon men de plasticiteit en de ruimtelijkheid suggereren die eind vijftiende e n begin zestiende eeuw zo in zwang waren 20. De kleding en de groene ondergrond zijn uitgevoerd met fl oszijde21 in de ingrijp· en de splijtsteek (tek. 2a-b); de point miniature, een minuscuul kleine ingrijpsteek, is toegepast voor de onbedekte lichaamsdelen. Steel- en kettingsteken zijn gebruikt voor de haren eD onderdelen van het gezicht, zoals ogen, neus en mond. Naast zijde is er veel goud- en zilverdraad gebruikt. In de achtergrond zijn de gouddraden over de gehele lengte gespannen en met kleine steekjes in een ruitjespatroon vastge·
zet (tek. 2c). Het extra reliëf werd verkregen door over de gouden ondergrond in een ruitvorm draden te spannen en die vervolgens zorgvuldig op de onderb'TOnd vast te zetten. Op de sokkel van het kruis werd het reliëf verkregen door onder het gouddraad een aantal linnen vuldraden aan te brengen en daaroverheen het gouddraad te spannen: een methode die in de zestiende eeuw steeds meer werd toegepast en in de zeventiende eeuw zou leiden tot de zwaar 'en relief gewerkte barok-borduursels. De krullen van het kapsel van Johannes en de engelen bestaan uit spiraalvormige opgenaaide stukjes zilverdraad, cantille genaamd. Het harnas van de Centurio bestaat uit horizontaal gelegde zilverdraden, die met kleine schuingeplaatste steekjes van blauwe zijde zijn vastgezet. Door de dicht op elkaar geplaatste steekjes is een blauwe glans op het zilveren harnas ontstaan. Deze techniek, de lazuursteek (tek. 2<1), werd van 1500 af steeds va· ker in borduursels gebruikt om zodoende fraaie licht· donker effecten te verkrijgen.
17. Detail koorkap, bisschop; ueertiende eeuw. Victoria and Albert Museum, Londen.
Volgf.nt De Fucy, Brochr~, zouden de bon:!uUTWeJ"kfon van Engelte oorsprong tijn; Veraijp. ·Borduurwerk ', Iluit zich h ierbij aan; l'IItteraan , 'A !Iet', wijlt de Enlel.. heJ"komst af en verondl!l1!U!lt dat het werk mORelijk in een VlaamM! weJ"kplaata i. vervaardilli. Janaen, 8oI"C/uurwult, 20. Het boniu.en met vele kleurnuances werd in de vijl\iende en tutiende eeuw "flC:hild~n met de naald'·senoemd en de borduurwer ken heetten lJl:upieton:., flC:hilden met de naald. Ibidem. 8·19. Flouijde ia een bundelinl van vezelise tijde, bij uitatek seschikt VOOr het toepaMen van de aplijtateek. Het ondeMlCheid lUMen de splijten de inlTijpsleek i~ niet altijd duidelijk te zien.
b
"
,
Tek. 2a-d. VuschillencU steken: a. Îngrijpatffll.. woorbij met steken oon ongelijke lengte wordt gewerkt: de Bleken WO,... den zeer dicht tegen elkaar gewerkt; b. splijtsteek, waarbij in de drao.d wordt gu/oken;
c. goudborduren; d. [o.zuursteel
De borduurwerker Goed beschouwd verwijst de iconografie van de voorstellingen naar het einde van de vijftiende eeuw. De stijl komt grotendeels overeen met die uil het midden van die eeuw, met uitzondering van enige onderdelen die naar een vroeger en andere die naar een later tijdstip wijzen. De techniek, waarin" het borduurwerk is uitgevoerd. plaatst het werk in het begin van de zestiende eeuw. Gezien het feit dat er tenminste vijf kazuifels zijn met voor· stellingen die niet alleen iconografisch en stilistisch, maar ook tech· nisch grote overeenkomsten vertonen, lijkt het waarschijnlijk dat er een werkplaats is geweest die zich in dit soort voorstellingen had gespecia· liseerd. Dat deze werkplaats kon b0gen op rijke opdrachtgevers blijkt on· der andere uit de grote hoeveelheid goud. en zilverdraad die in de bor· duurwerken is toegepast. Het is beo kend dat op de borduurateliers de ontwerptekeningen dikwijls vele decen· nia ac.htereen en voor verschillende opdrachtgevers werden gebruikt, terwijl ze niet of nauwelijks aan de heer· sende kunststijl werden aangepast22 . De uitvoering was echter veel belang. rijker dan de ontwerptekening; dit beo tekende dat aan het. vakmanschap van de borduurwerker en aan de kwaliteit van de gebruikte materialen de hoogste eisen werden gesteld. Aangezien veel borduurwerkers - meestal mannen - lid waren van een gilde moesten ze zicb onderwerpen aan de strenge regels van dat gilde. Die regels waren gericht op de kwaliteit van het product, waarmee vooral de uitvoering van het borduurwerk werd bedoeld. Het ligt voor de hand dat het technisc.he aspect van het werk het meest eigentijds was.
Restauratie Hoewel bij de restauratie grote delen van het borduurwerk zijn overgebor· duurd, is het oorspronkelijke karakter uitstekend bewaard gebleven doordat de authentieke borduurtech· nieken zijn toegepast. In de tweede helft van de negentiende eeuw ont22
23
stond een hernieuwde belangstelling voor de gotiek; dit betekende dat men bij het restaureren de objecten van kunst zoveel mogelijk in de vermeende oorspronkelijke staat wilde terug. brengen. Voor de borduurkunst hield dit in dat men teruggreep naar de technieken uit de vijftiende en zestiende eeuw. In die periode gerestaureerde borduurwerken vertonen gemeenschappelijke kenmerken. Een aantal daarvan is van toepassing op het Groningse borduurwerk, zoals de goede staa t waarin het borduurwerk zich bevindt zonder zichtbare sporen van een herstel behandeling, een na· drukkelijker contourlijn om de figu. ren, een iets glanzender zijdeborduursel en relatief veel groene tinten 23 . Authentiek zijdeborduursel heeft. door de tijd veel van zijn glans verloren door slijtage van de zijden garens; een zwarte contourlijn werd oorspron· kelijk niet gebruikt, zoals te zien is bij de niet·gerestaureerde Engelse krui· siging; gele en groene tinten zijn meestal heel erg verschoten door het gebruik van niet-lichtechte verfstoffen. Door vergelijking met de voorstellin· gen op de buitenlandse kazuifels blijkt dat de oorspronkelijke tekening bij de restauratie zorgvuldig Îs nage· volgd; boewel deze niet zichtbaar is, ia er zonder twijfel een ondertekening onder het borduurwerk aanwezig. De grote kennis van de laat-middeleeuwse borduurtechnieken en het vakmanschap van de helaas onbeken· de restaurateur hebben het mogelijk gemaakt dat wij nu nog kunnen ge· nieten van een bijzonder fraai voor· beeld van kerkelijk borduurwerk uit het begin van de zestiende eeuw. Steun aan de publicatie van dit arti· kei is verleend door Stadelmaier Nijmegen, Atelier voor kerkelijke gewaadkunst, e n firma Zuhorn te Groningen. literatuur Joseph Braun s.j. Handbuch der Paramentik. Freiburg im Breisgau, 1912. Joseph Braun s.j. Tracht und Attribu· te der Heiligen in der deutschen Kunst. Stuttgart. 1943.
Beryl Dean. EcclesÎastÎcol Embroidery. London, 1958. Louis de Farcy. La Broderie dil. XIe siècle jusqu'a nos jours d'après des specimens authentiques et les anciens inuentaires. Angers, 1890. Ernst Günther Grimme. Die Geschichte der abendländischer Buchmalerei. Köln, 1980. L.H. van der Heijden. Geschiedenis van Katholiek Groningen.. Groningen, 1936. Mary G. Houston. Medieual Costume in England and France. London, 1965 Béatrice M.L.J.M. Jansen. Laat Ot>- 11 tisch Borduurwerk in Nederland. Diss. Utrecht 1947. 's-Gravenhage, 1947. Engelbert Kirschbaum s.j. uxikon der christlichert lkonographie. 8 dIn. Rom.Freiburg.Basel.Wien, 19681976. J ohn Plummer. Het getijdenboek van Catharina van Kleef 2de dr. Amsterdam, 1975. L. Reichert. Spätgotische Stickere;en am Niederrhein. Bonn, 1938. G.J.S.N. Stam. 'Loffbarlycke te onderhouden' in: Schilderen met Gouddraad. en· Zijde, Tentoonstellingscata· 10gus. Utrecht, 1987. J.J.M. Timmers. Christelijke symroliek en iconografie. Bussum, 1974. Paramente des 19. Jahrhunderts aus Kölner Kirchenbesitz. Tentoonstel· lingscatalogus Kunstgewerbemuseum. Köln, 198!. Opus Anglicanum Tentoonstelli ng8catalogus Victoria and Albert Museum. London, 1963.
Over de schrijfster Drs. J. Boot·van der VHs, Moddermanlaan 4, 9721 GN Groningen, is kunsthistorica. Zij studeerde Modete· kenen en .antwerpen aan de Acade· mie voor Beeldende Kunsten in Rotterdam en is in bezit van de Akte N· Xl. Aan de Rijksuniversiteit Gronin· gen studeerde zij kunstgeschiedenis. Zij doceert kostuum- en textiele geschiedenis aan de Academie voor Beeldende Kunsten 'Academie Minerva' te Groningen. Verantwoording illustraties 1: Jan Hovinga, Zuidlaren. 2,7,8,9: Stichting Kerkelijk Kunst· bezit Nederland. 3,4, 5, 6: John Stoel, Haren. 10, 16, 17: Centrale Fotodienst, Groningen. 11, 14: A.C.L., Brussel. 12, 13: Spink and Son Ltd., Londen. 15: Stichting Het Catharijneconvent, Utrecht. Tekeningen la-c: Braun, Paramentik, resp. Bild 68, 71,73. 2a-d: Nel Rol, Stekendictionaire OJmuiden, 1965) pag. 102·103.
Janaen, BordUlU'wuJt, 39-40; ReÎ(:hert, Sli~~ ... 41. Ja .... n be8