24
T. Stoop
Schaatsen - spielerei? Inleiding. Het bewegingsonderwijs heeft zich ten doel gesteld om leerlingen te leren deelnemen aan (veelsoortige) bewegingssituaties en ze zo in te leiden in onze bewegingscultuur.(1) Wanneer we kijken naar de uitwerking van deze -globale- doelstelling, dan kunnen we constateren, dat niet alle activiteits-gebieden, die verwijzen naar onze bewegingscultuur blijkbaar even belangrijk zijn. In ons waterrijke kikkerlandje worden o.a. zwemmen en schaatsen 'veroordeeld' tot de vrije ruimte in de BAVO-Iestabel. En als er dan eindelijk natuurijs ligt of de school gaat met de leerlingen naar de kunstijsbaan, dan blijft het vaak bij een prestatietocht of priksleeën. Dit artikel is dan ook bedoeld voor diegenen, die iets meer willen dan een oppervlakkige kennismaking met het schaatsen in schoolverband. Maar het pretendeert geen volledigheid. Hopelijk komen er reacties op het nu volgende. Ordening Om goed beslagen ten ijs te komen is het gewenst om tot een plaatsbepaling te komen voor het schaatsonderwijs in het geheel dat bewegingsonderwijs heet. De hoofdbetekenis van schaatsen is: het zich glijdend/rijdend verplaatsen op een glad, horizontaal, egaal vlak, waarbij het balansprobleem een dominante rol speelt.
Foto: T. Stoop
Het zich verplaatsen kan in (schuin) voorwaartse, zijwaartse en (schuin) achterwaartse richting . Om dit te kunnen oproepen/realiseren, dienen ook binnen dit activiteitsgebied tijd-, tempo- en richtingsgegevens gerelateerd te worden aan de individuele inbreng en mogelijkheden van de leerling.
25 Dilemma? De vraag is dan op welke wijze wij de leerlingen kunnen/moeten introduceren in het schaatsen. Er zijn twee mogelijkheden: 1. De mechanische visie: kernwoorden zijn lichaamshouding, stand van de schaats t.O.v. ijs en lichaam en optimaliseren van de zijwaartse afzet. Om een optimaal resultaat te verkrijgen worden oefeningen en ijstraining veelal losgekoppeld (denk aan de schaatsplank van Eric Heiden). Aanwijzingen 'op het lichaam' zijn voor deze -tijdrovende - methode voorwaarde om tot een perfecte schaatsslag te komen. Prestaties van Heiden en Koss e.a. tonen aan dat geweldige resultaten geboekt kunnen worden . Echter, voor het schaatsen in schoolverband gelden andere richtlijnen . Tijd, degelijke vakkennis en facilitaire voorzieningen vormen vaak belemmerende factoren voor het ten uitvoer brengen van bovengenoemde werkwijze. Dan blijft de openingszin van dit artikel zelfs nog buiten beschouwing! Bovendien is de kans aanwezig, dat een dergelijke leerweg, toegepast in het onderwijs, veel uitvallers produceert en zo alleen de besten overeind blijven . Letterlijk en figuurlijk! Om de leerlingen te motiveren voor deze schitterende sport , dienen andere maatstaven gehanteerd te worden. 2. AI spelend schaatsen : deze visie heeft de volgende gezichtspunten: * Indien de leerstof/ordening vanuit het spelonderwijs (2) wordt gehanteerd kunnen alle deelnemers, lesgever en leerlingen, starten vanuit een bekende situatie, er van uitgaand dat deze ordening ook in de dagelijkse lespraktijk gebruikt wordt. * Regels (-aanpassingen) zijn bekend , waardoor snel begonnen kan worden (denk aan weersinvloeden) en de mogelijkheid bestaat om meerdere situaties naast elkaar te arrangeren. * Tevens heeft de lesgever de kans om een andere ingang te zoeken voor leerlingen, die toch problemen blijven houden met het zich schaatsend verplaatsen. Andere leerlingen houden intussen hun eigen BOLS op gang (zelfregulering). * Tenslotte de belangrijkste: leerlingen worden al spelend geconfronteerd met schaatsen op het ijs. De aandacht richt zich immers op het raken van een pilon met de bal/puck/ring (mikken), op het spelen van 'boefie' (inblijven & uitmaken) of op eindwakhockey met wisselende eindwakspeler (passeren & onderscheppen). Theoretisch kader Indien men kijkt naar kinderen op het ijs, dan kan men zich het volgende afvragen , nl. 'Wat zie je? ' er wordt vanuit stilstand vaart/snelheid gemaakt in een bepaalde richting. er wordt eventueel van richting veranderd t.O.v. de aanvankelijk gekozen richting . er wordt vaart/snelheid geminderd. en er wordt gestopt. vervolgens kan de eerstgenoemde weer plaatsvinden. ~i:
Foto: T. Stoop
j
.,
,
26
Ongeacht de gekozen activiteit vinden deze geledingen plaats bij het schaatsen . Tevens moet de spelactiviteit benoemd worden aan de hand van deze geledingen en uitgewerkt in het 'hoe', m.a.w. de wijze,. waarop leerlingen het doen, kan dan als volgt beschreven worden: 1. Vanuit stilstand lopend op gang komen in een gekozen richting . 2. Dit lopend zich voortbewegen gaat geleidelijk over in een glijdend/rijdend zich verplaatsen . 3. Toename van snelheid door verlenging van het glijmoment en toenemende kracht bij de zijwaartse afzet. 4. Richtingsverandering vindt plaats door verplaatsen van het lichaamsgewicht op de buitenste schaats (vgl. berg- en dalski) en dit vasthouden tot de gewenste richting bereikt is of het overstappen met de buitenste schaats over de binnenste (standbeen). waarbij met dit been achter het voorste wordt afgezet. 5. Het verminderen van snelheid door verkorting van het glij moment en afnemende kracht bij de zijwaartse afzet. 6. Het stoppen/remmen door de schaatsten) in een andere dan de gekozen schaatsrichting te plaatsen en dit vast te houden tot stilstand.
Arrangementskeuze Ondanks de vele schaatsen , die op de markt zijn , is de ijshockey/kunstrijschaats te preferen boven andere typen , althans bij deze spelactiviteiten . Voordelen zijn: • stabiliteit in het enkelgewricht, doordat ze tot de enkel sluiten. • korte, bolle ijzers, waardoor richtingsveranderingen (r.v.). op gang komen en remmen relatief gemakkelijk gaan vergeleken met bijvoorbeeld noren. Een klein nadeel is, dat de leerling rekening moet houden met een balansprobleem in zij-/voor-/achterwaartse richting. De ervaring leert dat dit probleem van korte duur is en geen beperkingen oplegt om tot spelen op het ijs te komen. Men moet de leerlingen instrueren t.a.v. het onderbinden en evt. aanschaf van de schaatsen. Dit kan heel goed in de les voorafgaand aan de schaatsles en voorkomt veel teleurstellingen op het ijs. Tevens verdient het aanbeveling hen te wijzen op de veiligheidsaspecten zoals 'handen nooit op het ijs' i.v.m. overreden vingers. Voor het afbakenen van de BOLS-en voldoen pilonnen en lange (trek)touwen heel
Deze geledingen dienen dus gerelateerd te worden aan de gekozen spelsituaties op het ijs i.v.m. de oproepbaarheid van de hoofdbete·kenis.
Foto: T. Stoop
27 goed: deze laatste remmen ballen/pucks etc. en beperken enigzins de uitrij mogelijkheden. Het volgende materiaal kan uitstekend gebruikt worden : hockeysticks, Zweedse stokken , rackets. tennisballen , sjoelbakstenen en blokjes (waterafstotend maken), pucks, plastic ringen, pilonnen , trektouwen , plakstrips. Paradox Enerzijds wordt het spelonderwijs ondergeschikt gemaakt aan het schaatsen. Anderzijds lijkt het schaatsen ondergeschikt, omdat de leerstof afkomstig is uit spelonderwijs. Eindwakhockey met een wisselende eindwakspeler komt pas tot zijn recht als de leerlingen de mogelijkheden hebben (verworven). om afspeellijnen te openen/sluiten , te passen/onderscheppen etc. Eindelijk praktijk ..... Uit elk speelgebied wordt een situatie geschetst met een mogelijk vervolg . MIKKEN: beginnivo:
leervoorstel: arrangement:
leerlingen staan voor het eerst op het ijs, maar hebben eerder miksituaties met stick en bal gehad in de zaal. push/duw de bal/puck met je stick door het doeltje van je overbuurman , die de bal stopt met de stick en vervolgens aan de beurt is; doeltje 1 m. breed; spelers blijven achter hun doeltje .
• "< •
•
>•
.1...... uitbouw:
1 pilon als doeltje (evt. omgekeerd); doel verkleinen/vergroten; drijven tot het midden en dan pushen; naar passeren en onderscheppen (P&O) .
arrangement:
·~.=======K~m~========~ I
S nl.
')
-<.
I
leervoorstel :
speel 1-1 en probeer in één van de doeltjes van je overbuurman pushend te scoren, waarbij op eigen helft de bal/puck niet afgepakt mag worden (beschermd balbezit).
uitbouw:
doel verkleinen/vergroten ; 1 pilon als doeltje (evt. omgekeerd) ; onbeschermd bal/puckbezit 2-2 spelen , waarbij er dan 4 doeltjes zijn . N.B. Dit kan met stick & bal/puck en met stok & ring gespeeld worden.
28
JONGLEREN beginnivo: leervoorstel : arrangement:
leerlingen kunnen drijven/dribbelen met stick en puck en kunnen eenvoudige r.v. maken. speel met z'n tweeën de bal door het doel , waarbij de bal niet stil mag liggen. 2 pilonnen = doeltje van 1 m. breed.
>"
•
<
~
uitbouw:
het tweetal mag niet meer stilstaan als de puck gepusht of gestopt wordt; of naar P & O.
arrangement:
2 doeltjes met 2 à 4 m. tussenruimte ; 1 onderschepper in het vierkant en 4 spelers aan de buitenkant ervan.
>
r
~
o
>"
L
leervoorstel:
uitbouw:
ï
.
~
..J
-<
<
probeer als tweetal de bal door een doeltje te spelen zonder dat de keeper in het midden de bal/puck te pakken krijgt , waarbij de tweetallen naar elkaar moeten spelen en niet in het vierkant mogen komen ende keeper er niet uit (beschermd bal/puckbezit). aantal doeltjes/keepers variëren ; tussenruimten tussen de doeltjes variëren.
Inblijven en uitmaken beginnivo: leervoorstel:
leerlingen kunnen op gang komen , remmen ev1. gevolgd door eenvoudige r.v. probeer de bal van de pilon te pakken en schaats zo snel mogelijk naar de andere pi Ion , waar achter je vrij bent. De agent probeert de boef te tikken op de rug .
arrangement:
A uitbouw:
grotere afstand tussen de pilonnen; extra pilon met bal halverwege. N.B. de bal/blokje niet op het ijs i.V.m . veiligheid!
Over en weer inplaatsen beginnivo: leervoorstel : arrangement:
uitbouw:
leerlingen hebben jongleer/sparringsituaties gedaan in 0 & I - situaties, 1 -1. speel met je racket de tennisbal via de boarding in het vak op het ijs, waarbij de bal maximaal 2 x mag stuiten voordat de ander de bal weer tegen de boarding speelt. grondgebied 3 x 3 m. en de muur 3 x 2 m; plakstrips voor op boarding ; rackets en bal.
vakken op de boarding aanbrengen; elke speler een eigen grondgebied , dus de bal diagonaal via de muur geplaatst worden. max . 1 stuit; grootte grondgebied variëren; of zonder boarding .
29 arrangement:
leervoorstel : uitbouw:
arrangement:
oneindig touw als wak ; in een vierkant 8 x 8 m; oppervlakte wak plm . 4 vierkante meter.
r
..,
L
..l
speel de bal met een stuit in het wak naar de overkant, waar de bal nog 2 x mag stuiten , voordat de bal door je overbuurman wordt teruggespeeld . 2-2 spelen; max. 1 x stuiten ; grootte van het wak variëren ; of naar P & O:eindwakbal. 2 wakken met één speler; veld 20 x 8 m; oppervlakte wak plm . 10 vierkante meter; pilonnen als afbakening van de w;:lkken ; 4-4 spelen_en kameleon (overtal).
r
,,."..., , 0 \
,
I
I
\ _
J
I
~
)
..0 0
..,
0 "\
L leervoorstel: uitbouw:
~
, , -- ,
. -,
,< \
ï ~o
>---.
J
I
,
\
-v J
0
-1
probeer de bal/puck samenspelend bij de eindwakspeler te krijgen. Op eigen helft heb je beschermd puck/balbezit. wisselende, variabele eindwakspeler; van overtal naar gelijke aantallen ; grotere partijen (max . 5-5) .
Passeren en onderscheppen Dit speelgebied is bij het bovengenoemde al uitgebreid aan de orde gekomen.
Tot slot.. ... U ziet , er zijn legio mogelijkheden . Hopelijk hebt U als lezer voldoende aanknopingspunten om straks, als de kans zich voordoet, geen scheve schaats te rijden . Schaatsen hoort op school gedaan te worden en is niet weg te denken uit onze (bewegings-)cultuur, 'vrije ruimte' of nie!... ..
Literatuurverwijzingen (1) Over bewegen en bewegingsonderwijs (1983) Drs. O. Loopstra (2) Volgordeproblematiek (int. publ. GALO '82), H. van der Palen Volgordeproblematiek Ct WEB nr 5 '81) H. van der Palen Een verzameling van hockeyspelen binnen het speelgebied P & 0 (int. publ. GALO '90), H. van der Palen Spelactiviteiten (Lich. Opv. nr 3 '89), H. van der Palen Spelactiviteiten binnen het bewegingsonderwijs (Lich . Opv. nr 2 '86), H. van der Palen Ontwerpen van spelsituaties (int. publ. GALO '83), P. Karenbeid Werkboe k voor het basisonderwijs T. van den Berg e.d.