10
Jaargang 44 • Maandblad • verschijnt niet in juli en augustus Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X - P509707 • Afzendadres: Guimardstraat 1 • 1040 Brussel
V l a a m s s e c r e ta r i a at va n h e t k at h o l i e k o n d e r w i j s
december 2013
Forum December 2013.indd 1
in dit nummer 10 jaar ProfS nodigt uit tot reflectie / Bernardusscholen groeien naar “hervormd” SO / Saneren scholenterreinen 26/11/13 14:00
forum nr. 10 • december 2013
Hoofdartikel Kerstwensen
3
In de kern De kerststal van een arme school
4
Basisonderwijs Directies basisonderwijs en hun opleiding 10 jaar ProfS nodigt uit tot reflectie Nieuwe directeur gezocht! Stap voor stap rekruteren en selecteren
5 10
Secundair onderwijs De Bernardusscholen groeien naar een ‘hervormd’ secundair onderwijs
13
Word wat je wil? Word wat je kan!
15
Nederlands op de opleidingsvloer in het 16 deeltijds onderwijs. De taalcoach maakt het verschil.
Internaten ‘Wij zijn ziek van geluk’ Voordracht Dirk De Wachter op Nationale studiedag Vrije Internaten
18
Pedagogische ondersteuning Sociaal project in het Paridaens Instituut in Leuven
21
Schoolbesturen Het versterken van mensen door het vergroten van sociale cohesie
22
Bezinning voor onderwijsmensen Stijn Van den Bossche in de abdij van Averbode
24
DIKO Saneren van vervuilde scholenterreinen Scholenbouwinvesteringen
Forum December 2013.indd 2
26 28
26/11/13 14:00
© Kat de Corte
l e k i t r a d Hoof
en zijn Mogen er hand strelen en Die je dragen ja zegt, je e di jij Gezegend e wat komt m ko – nu er Hi s Huub Oosterhui
Zalig Gelukkig
Kerstfeest Nieuwjaar e Mieke Van Heck rs ke er ew ed aal VSKO en m l Directeur-gener 1 – 1040 Brusse Guimardstraat
Forum December 2013.indd 3
26/11/13 14:27
IN DE KERN
de kerststal van een arme school Weldra is het weer Kerstmis. In onze scholen wordt thans aandacht besteed aan de Advent als voorbereidingstijd op dit mooie feest. Ik ben blij dat in vele scholen een adventskrans een centrale plaats krijgt. De meeste scholen zullen er eerstdaags ook een kerststal bij plaatsen. Op deze wijze laten ze als katholieke school zien dat dit feest voor christenen een belangrijk feest is. De beelden van de kerststal blijven een bron van denken en doen rond Kerstmis. We hoeven niet ver te zoeken om het oude kerstverhaal een plaats te geven in het leven van vandaag. Toch moet ik even het verhaal van een kleine landelijke school, ergens in het Vlaamse land, vertellen. De school telde slechts enkele leerlingen en een paar leerkrachten, waarvan één ook de directeursfunctie uitoefende. De school ontving weinig werkingsmiddelen en voortdurend moest er gezocht worden hoe men de eindjes aan elkaar kon knopen. Ze was een echt voorbeeld van ‘armoede op den buiten’. Het gebeurde enkele dagen voor Kerstmis. Eén van de leerlingen merkte op dat in de school nog geen kerststal stond, terwijl zij thuis had mogen helpen met het uitpakken van de beeldjes, waarbij haar moeder haar had uitgelegd wie ze waren. Daarom vroeg zij ook aan de meester-directeur waarom er in hun school geen kerststal en geen kerstfiguurtjes stonden. Waarop de meester-directeur het meisje antwoordde dat de school geen beeldjes of kerststal had maar ook dat hij geen beeldjes nodig had. ‘In onze school moet het elke dag Kerstmis zijn’ zei hij. Waarop het meisje met een vragende blik naar de meester keek. Deze stak zijn duim op. ‘Dit is Maria’, zei hij. ‘Zij heeft het goed gedaan. De engel stelde haar een vraag en zij zei JA. Door haar geloof is ze de moeder van Jezus geworden. Zij schonk Jezus aan de wereld. Zij wist dat die Jezus een verhaal op gang zou brengen dat de wereld zou verbazen. Daarom is zij Hem ook altijd gevolgd, tot zelfs onder en voorbij het kruis. Voor haar mag je ‘duimen’. Jozef is mijn ringvinger. Hij is de man van Maria en hij blijft haar trouw. Zelfs als het moeilijk is, loopt hij niet weg. Jozef is de beschermer, de behoeder, de rechtvaardige. In ons dagelijks leven, hier in de school, probeer ik – en ook de andere leerkrachten - een beetje op Jozef te lijken en klaar te staan voor de kinderen, de jongeren, de mensen die ons nodig hebben. Jozef zocht een plaats om de baby te laten geboren worden, maar hij bracht Maria en het kind ook naar Egypte om Herodes te ontlopen. Hij zocht steeds oplossingen voor de problemen die zich stelden. Ook wij willen dit doen.
De eigenaars van de herbergen steken hun middenvinger op. Foert! Er is geen plaats in de herberg. Er is maar één herbergier die met hen meeleeft en Jozef en Maria in zijn stal laat slapen. Hij geeft hen tenminste onderdak, asiel voor die vreemde mensen. En dan is er Jezus. Hij is het pinkje. Hij is klein en kwetsbaar. Met Kerstmis kiest God om tussen de mensen te wonen. Hij wil niet als een prins geboren worden, maar als een kind van gewone en eenvoudige mensen. Hij vereenzelvigt zich met de armsten van de maatschappij. Hij wil een God van, voor en tussen alle mensen zijn: ‘Emmanuël, God met ons’. Ten slotte is er nog mijn wijsvinger. Hij wijst de weg, net zoals de ster van Bethlehem. Als we de ster volgen, dan vinden we Jezus. De herders waren de eersten die bij het jonge koppel met het kind kwamen. Zij hebben getoond dat er iets goeds in hen zat. Ze hebben getoond dat je niet veel moet hebben om mens en medemens te zijn, om open te staan voor anderen, de zorgen te delen van anderen en te zorgen voor veiligheid en warmte. Zij brachten de schaapjes aan bij Hem die de goede Herder zou worden, bij Hem die alle mensen van alle tijden zal herderen. Dan kwamen de koningen of de wijzen. Zij konden met het gewone denken en doen van toen geen weg. Ze zochten andere vormen van leven. Ze hebben getoond dat door anders te leven en te denken je de gewone mens, zelfs de kleinste mens, kunt ontmoeten. Dat is echte wijsheid. Er waren ook nog de engelen, de durvers van toen. Zij die durfden spreken, durfden uitvliegen, durfden getuigen met veel geduld. Zij loofden God. Ze waren schijnbaar buitenaardse figuren en niet van de tijd. Zij hebben getoond dat als je mensen durft aanspreken, je een nieuwe beweging op gang brengt. Zij hebben getoond dat wie God durft ter sprake te brengen mensen in beweging kan zetten voor een project van vrede. En nu zijn wij op weg. We proberen hier in onze school naar Jezus te luisteren en te leven zoals Hij leefde. Ik heb geen beeldjes nodig. Ik heb altijd, elke dag opnieuw, een hand vol Kerstmis’ zei de meester-directeur. Mag Kerstmis voor ieder van ons het feest van de menswording zijn, dat elke dag opnieuw concrete gestalte mag krijgen. Kerstmis is een uitdaging voor elk van ons, elke dag opnieuw: God wordt mens en de mens wordt als God. Ik wens u van ganser harte een zalig Kerstmis. Jan Vander Velpen VSKO-pastor
CONTACTBLAD VOOR SCHOOLBESTUREN, PEDAGOGISCH BEGELEIDERS DIRECTIES EN PERSONEELSLEDEN VAN HET KATHOLIEK ONDERWIJS
MAANDBLAD Verschijnt niet in juli en augustus VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Mieke Van Hecke, directeur-generaal VSKO Guimardstraat 1 - 1040 Brussel EINDCOÖRDINATIE: Willy Bombeek EINDREDACTIE: Rita Herdies REDACTIELEDEN: Willy Bombeek, Jan-Baptist De Smet, Isabelle Dobbelaere, Rita Herdies, André Janssens, Dimitri Vandekerkove, Marijke Van Bogaert, Janwillem Ravyst, Mieke Van Hecke
4
Forum December 2013.indd 4
REDACTIEADRES: VSKO - Forum - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel Tel.: 02 507 06 19 • Fax: 02 513 36 45 E-mail:
[email protected] - Website: www.vsko.be ABONNEMENT Jaarabonnement: 23,10 euro (inclusief BTW) 38,10 euro: buitenland. Te storten op rekeningnr. 000-0947400-01 van LICAP cvba, 1040 Brussel PRE-PRESS EN DRUK: Licap cvba, tel. 02 509 96 83 COVER: © UM. www.muurkranten.be
december 2013
26/11/13 14:00
BASISONDERWIJS
directies basisonderwijs en hun opleiding
10 jaar ProfS nodigt uit tot reflectie
D
irecties zijn ankerfiguren in onze katholieke basisscholen. Een goede rekrutering en vorming is dan ook essentieel. De cursus ProfS (Professionalisering schoolleiders) is voor vele nieuwe directies in het katholiek basisonderwijs een houvast. Naar aanleiding van het tienjarig bestaan van ProfS kwamen alle medewerkers aan de cursus samen op een dialoogdag om te reflecteren over de inhoud en vorm van de cursus.
De juiste man/vrouw op de juiste plaats Elk schoolbestuur dat een directeur aanstelt, heeft allicht een lijstje van voorwaarden, belangrijke kenmerken, noodzakelijke eigenschappen waaraan de nieuwe directeur (m/v) moet voldoen. Om die hoge verwachtingen enigszins in te lossen, is het noodzakelijk om een accurate selectie van kandidaten te voeren. Voor scholen die actief op zoek moeten naar een nieuwe directeur, heeft het Verbond van het katholiek basisonderwijs vorig schooljaar een stappenplan bij het rekruteringsproces ontwikkeld (M. Haeck en M. Van den Brande, 2013). Een schoolbestuur krijgt er aanwijzingen om het proces op een efficiente wijze te organiseren: van het samenstellen van een selectiepanel, naar het bepalen van het gewenste profiel van de directeur, het oproepen van de juiste mensen, het oplijsten van de beste kandidaten, de selectieactiviteit, de beoordeling en de beslissing, tot het aanstellen van de nieuwe directeur.
Daar eindigt het niet. Zelfs de beste kandidaten moeten goed worden opgevolgd. Dat begint uiteraard bij een duidelijke functiebeschrijving en mandatering, en regelmatige functioneringsgesprekken. Maar ook bij een goede vorming van de nieuwe directeur.
Geen specifieke vooropleiding voor directies We hebben binnen het katholiek basisonderwijs niet meteen een vooropleiding die leidt tot de functie van directeur. Voor het ambt van directeur in het basisonderwijs volstaat het over een basisdiploma – minimaal een bachelordiploma – te beschikken. En daar stopt het. In sommige vacatureberichten vraagt men wel eens dat de kandidaat een DHOS (Diploma hoger opvoedkundige studies) heeft behaald. Voor heel wat leerkrachten is die vorming bij gebrek aan een specifieke voorbereidende opleiding een aanzet om een
functie van directeur of begeleider op te nemen. Maar het doel van die opleiding is eerder het verdiepen en actualiseren van de basisopleiding van de leerkracht en het uitwisselen van beroepservaring met collega’sleerkrachten. De laatste jaren lijken de bachelor-na-bachelor-opleidingen (Banaba) Schoolontwikkeling en Zorg ook een opstap voor leerkrachten die een directie- of begeleidingsfunctie ambiëren..
De cursus ProfS voor nieuw aangestelde directies Onder de naam ProfS (Professionalisering Schoolleiders) organiseert VVKBaO in samenwerking met VVKBuO en de diocesane begeleidingsdiensten en met de organisatorische ondersteuning van de Dienst nascholing van het VSKO een initiële cursus voor nieuw aangestelde directies. Die ‘in-service’-opleiding is ontstaan uit de introductiedagen en nascholingsreeksen voor nieuwe directies in verschillende diocesen. De huidige driejarige opleiding ProfS richt zich op de beginnende schoolleider in de katholieke basisschool. Het hoofddoel is een schoolleider te vormen die met meer inzicht in zijn werk én in zichzelf, competenties heeft ontwikkeld om in een steeds veranderende schoolcontext leiding te geven en het beleidsvoerend vermogen van de school te vergroten. De directie stelt zich daarbij blijvend lerend op in een voortdurende wisselwerking tussen actie en reflectie.
© Marleen Decuyper
De opleiding moet als een kadercursus bekeken worden. Ze sluit aan bij het opvoedingsconcept van de katholieke basisschool. Op die wijze krijgt de deelnemer een referentiekader dat verwijst naar het opvoedingsproject van zijn eigen school. We beperken ons daarbij tot nieuw aangestelde directies. Dat geeft agogisch een aantal voordelen. De sociaal-constructivistische visie die aan de cursus ten gronde ligt, kan volop worden uitgebouwd door telkens weer te refereren aan de ervaringen die directies in het dagdagelijks leven opdoen. Het is immers de bedoeling dat nieuwe inzichten de theorie overstijgen en een concrete realiteitswaarde voor de cursist krijgen.
december 2013
Forum December 2013.indd 5
5
26/11/13 14:00
ben al lang niet meer te doen met de ‘hoofdonderwijzer’ of het ‘schoolhoofd’ van de vorige eeuw.
© Marleen Decuyper
De opdracht van de schooldirecteur is daarbij niet enkel beïnvloed door nieuwe opvattingen over onderwijs, maar ook door algemene maatschappelijke verwachtingen tegenover de school als organisatie. Ook al zegt de overheid dat de autonomie van de school is toegenomen, toch wijst de toevloed van nieuwe reglementering in de tegenovergestelde richting. Meer en meer moeten we spreken over een ‘regelgeleide’ school. Ter illustratie hiervan, verwijzen we naar een advies van de Raad Basisonderwijs van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor, 2008) waarin aandacht wordt gevraagd voor de evolutie in de taakstelling van de directeur basisonderwijs en van het buitengewoon basisonderwijs. In een bijlage geeft de Raad een overzicht van maar liefst veertig taken die de voorafgaande vijf jaar de verantwoordelijkheid en het takenpakket uitgebreid hebben. De meeste beleidsmaatregelen hebben duidelijk invloed op zowel het schoolorganisatorische als pedagogischdidactische beleid van de school.
© Marleen Decuyper
Verschillende onderzoekers tonen daarbij aan dat de directeur basisonderwijs in die opdracht onvoldoende ondersteund wordt. In juni 2010 geeft het Rekenhof de aanbeveling dat de overheid best nagaat hoe ze de beleidsondersteuning van de scholen, vooral in het basisonderwijs kan versterken. In een recent onderzoek pleiten Geert Devos en Melissa Tuytens (2013, p. 211) dat de overheid het versterken van het administratief, beleids- en pedagogisch ondersteunend personeel in de basisschool als een absolute prioriteit moet beschouwen om de goede werking van de basisscholen te garanderen.
Een dialoog over vorm en inhoud van de cursus ProfS
sen vraagt heel wat coördinatie. Daarom wordt er elke vijf jaar een dialoogdag georganiseerd met alle medewerkers.
De concrete organisatie van de cursus ProfS is in handen van de projectleider Karel Binon, de projectmedewerker Nancy Van Doeselaar en een verantwoordelijke per diocees. Een stuurgroep ProfS, die bestaat uit diezelfde verantwoordelijken en de hoofdbegeleiders basisonderwijs, komt een vijftal keer per jaar samen onder voorzitterschap van Marc Van den Brande. Die stuurgroep beheert de cursus en staat in voor het toezicht op de kwaliteit en de globale afspraken. Daartoe stellen we elk jaar een concrete planning op.
Op vrijdag 11 oktober 2013 vond de tweede dialoogdag plaats. De deelnemers kregen een globaal beeld van inhoud en aanpak van de cursus. Ze reflecteerden over een aantal kritische vragen, formuleerden voorstellen of schetsten nieuwe wegen voor de toekomst, en beluisterden de inbreng van een aantal specialisten ter zake.
De cursus ProfS bestaat dankzij de samenwerking van nascholers, pedagogisch begeleiders, diocesane diensten, stafmedewerkers van verbonden. Het samenspel van die men-
6
Forum December 2013.indd 6
Een wijzigend beroepsprofiel Als start van de dialoogdag legde Marc Van den Brande de focus gelegd op het wijzigend beroepsprofiel van de schooldirectie. Het takenpakket van de schooldirecteur is de laatste decennia enorm geëvolueerd. We heb-
Het is nu al duidelijk dat een concrete versterking er niet komt, noch door bijkomende mankracht, noch door middelen. Op dit moment lijkt de minister alle heil te zien in een bestuurlijke schaalvergroting. Het is zijn intentie dat een aantal administratieve, financiële en logistieke taken door die schaalvergroting op een hoger echelon worden opgenomen. Zo wordt het takenpakket van de directeur minder divers en wordt de werklast draaglijker. In dergelijke school komt de leiding toe aan een professioneel gevormde pedagogisch directeur. In die optie wijzigt het beroepsprofiel van de toekomstige directeur. Het leunt dan meer aan bij wat in wetenschappelijke literatuur nogal eens bestempeld wordt als educatief leiderschap of instructioneel leiderschap. Het is dan de bedoeling dat de directeur zich in de eerste plaats kan bezig houden met het kernproces binnen de school: het optimali-
december 2013
26/11/13 14:00
seren van het onderwijsleerproces. Het is evident dat die nieuwe visie op schoolleiderschap gevolgen heeft voor de inhoud en de vorm van een directiecursus. Stof genoeg om over na te denken op een dialoogdag.
De inhoud van de cursus ProfS In een volgende sessie gaf projectleider Karel Binon een zicht op het opleidingsconcept van ProfS, de uitgangspunten, de didactische principes en het aanbod. Zo kon elke participant/medewerker zijn eigen bijdrage in een totaalperspectief plaatsen. ProfS is niet meteen een centraal georganiseerde opleiding te noemen. Het eigenaarschap van de cursus ligt bij diverse initiatiefnemers. Toch is er een soort ‘kerncurriculum’ dat voor alle cursisten dezelfde doelstellingen beoogt. Daarnaast zijn er een aantal sessies die vanuit elk diocees worden toegevoegd. Door dit licht gedifferentieerde traject per diocees kan het aantal sessies per jaar verschillen (ongeveer 16 tot 25 sessies van een halve dag per jaar). Inhoudelijk zijn de ProfS-sessies voor beginnende schoolleiders in verschillende modules over drie jaar gespreid. Een aantal inhouden wordt gemeenschappelijk bepaald. Ze worden in de vijf diocesen doorgaans door dezelfde docent gegeven. Het gaat in het eerste jaar over thema’s zoals persoonlijk leiderschap, communicatie en tijdbeheer, alsook een spe-
cifiek aanbod voor buitengewoon onderwijs. Daarop volgen in het tweede jaar steeds een aantal verdiepende sessies: het leiden van de lerende organisatie, participatie op school, communicatie in een leren organisatie. In het afsluitend jaar gaat het dan bijvoorbeeld om schoolontwikkeling, communicatie bij conflicten, het opzetten van een zorgbeleid. Doorheen de jaren sluiten daar in het bisdom bepaalde essentiële clusters op aan: personeelsbeleid, administratief beleid, pedagogisch beleid, identiteit van de school ... Aansluitend op de inhoudelijke sessies organiseert elk diocees tevens ‘reflectiegroepen’. Daarvoor worden de directies doorgaans opgedeeld in kleinere groepen. Voor de begeleiding van die groepen doen we binnen ProfS een beroep op de pedagogisch begeleiders. Tijdens die bijeenkomsten krijgen de nieuwe directies de kans om concrete ervaringen uit te wisselen en te reflecteren over de wijze waarop ze elk in de rol van de schoolleider ingroeien. Zeker in die sessies ondervinden ze dat het leren meer is dan een louter cognitief proces.
De kwaliteit van de cursus ProfS wordt systematisch in het oog gehouden Om zicht te blijven hebben op de behoeften van de cursisten en de effectiviteit van de cursus, hebben we diverse instrumenten. Uiteraard zijn er de evaluatieformulieren die
cursisten op het einde van de sessies kunnen invullen. Bij heel wat modules wordt er op het einde een mondelinge appreciatie uitgedrukt. Soms is die bespreking een gepland onderdeel van een sessie. Verder hebben een aantal diocesane stuurgroepen geregeld overleg met een afvaardiging van de deelnemers. Kwantitatief houden we zicht op het aantal deelnemers dat elk jaar inschrijft, maar ook op de deelnemers die afhaken, en op het aantal deelnemers die de cursus afronden. Kwalitatief organiseren we sinds 2009 onder impuls van de projectleider Karel Binon een gerichte doelenbevraging. Concreet bevragen we de laatstejaars cursisten inzake de verschillende taakgebieden van de directeur en de wijze waarop de cursus ProfS erop inspeelt. Meer bepaald bekijken we of de cursist via de opleiding effectief ondersteuning kreeg bij het aangeduide taakgebied, of hij die ondersteuning ter zake wenselijk vindt, en of hij de indruk heeft dat hij zich op dat vlak persoonlijk heeft kunnen ontwikkelen. Die laatste vraag staat daarbij wel los van de concrete cursus. Die bevraging geeft ons zicht op de wenselijkheid en de effectiviteit van vorming met betrekking tot een aantal belangrijke taakgebieden van de nieuwe directeur. Het gaat dan met name om de betrokkenheid van de directeur bij het onderwijsleerproces en het zorgbeleid, het personeelsbeleid, de administratie, het financieel beleid, thema’s zoals infrastructuur, ICT, preventie en veiligheid, gezondheid/milieu, communicatie en publicrelations. Taakgebieden die vandaag ook in de functiebeschrijving van de meeste directies zijn opgenomen.
© Marleen Decuyper
Aandachtspunten in de verdere ontwikkeling van de cursus ProfS De Stuurgroep ProfS legde op de dialoogdag aan alle aanwezigen een aantal vragen voor. De vragen hadden betrekking op: • het relatieve aandeel van administratie en wetgeving in de ProfS-opleiding; • de mogelijke optie om eerder met keuzemodules te werken (voor- en nadelen); • het gebruik en het nut van de groepsdynamiek in de cursus; • de opleiding van reflectiegroep-begeleiders; • het betrekken van schoolbesturen bij de vorming van hun directeur; • de maatschappelijke erkenning van het certificaat ProfS en de band met de Bamastructuur;
december 2013
Forum December 2013.indd 7
7
26/11/13 14:00
In verschillende werkwinkels hebben we ons met de projectmedewerkers gebogen over die thema’s. De dialoog tussen de participanten heeft tot heel wat concrete voorstellen geleid. Dat was ook de bedoeling. Het is nu aan de Stuurgroep ProfS om op basis van die brainstorming een aantal concrete initiatieven te nemen.
Kritische reflecties van deskundigen We nodigden tijdens de dialoogdag ook een aantal externe deskundigen uit. We hebben hen gevraagd om als kritische vrienden het proces van de dag mee te maken en een aantal reflecties te geven. We hadden de zeer gewaardeerde medewerking van prof. Erik Verbiest en prof. Geert Devos. In laatste instantie moesten prof. Roland Vandenberghe en dr. Liesbeth Piot afhaken. Erik Verbiest is zelfstandig adviseur op het gebied van schoolontwikkeling en tevens gastprofessor onderwijsinnovatie aan de Universiteit Antwerpen. Hij is lange tijd betrokken geweest bij de opleiding voor schoolleiders primair onderwijs in Nederland. Geert Devos is hoofddocent aan de Vakgroep Onderwijskunde van de Universiteit Gent en leidt er de onderzoeksgroep ‘Schoolleiderschap en onderwijsbeleid’. Hij kwam onlangs in het nieuws naar aanleiding van de studie over het bestedingspatroon van personeelsmiddelen in basis- en secundaire scholen voor de invulling van hun administratieve, beleidsen pedagogisch ondersteunende taken.
Wijzigt schaalvergroting het beroepsprofiel van de directeur? Een eerste insteek kwam van prof. Erik Verbiest. Hij knoopt aan bij het thema ‘bestuur-
8
Forum December 2013.indd 8
© Marleen Decuyper
• de christelijke inspiratie binnen de verschillende onderdelen van de cursus; • het cursusaanbod voor codi’s (directeurs met een coördinerende opdracht); • het aanspreken van aspirant-directeurs en de rekrutering; • de inhoudelijke bijdrage van de verschillende participanten in de cursus; • de tijdsinvestering van de nieuw aangestelde directeur; • de nieuwe directies die het niet meer zien zitten (de ‘afhakers’); • de vervolgopleidingen; • de verhouding tussen de verschillende onderdelen (‘clusters’) van de cursus; • het werken met concrete gegevens (de vraag naar ‘data-informed’ werken op school).
lijke schaalvergroting’ en de gevolgen voor het beroepsprofiel van de directeur. Hij wijst erop dat de ervaringen in Nederland zeker niet uitsluitend positief zijn. In functie van het takenpakket van de directeur was er inderdaad de verwachting dat de bestuurlijke schaalvergroting voor de directeur een taakverlichting zou meebrengen. Zo zou de directeur zich vooral op het kernproces van het onderwijs kunnen richten: het onderwijsleerproces. Dat is geen onbelangrijk gegeven als we moeten nadenken over het beroepsprofiel van de directeur en de gevolgen voor een specifieke directeursopleiding. Bij het realiseren van de bestuurlijke schaalvergroting liep het evenwel mis. In de praktijk blijkt dat nogal wat grote schoolbesturen zelf voor planlast en werkdruk bij de schooldirecteurs zorgen. Concreet dienen schooldirecteurs toch nog eenzelfde takenpakket als voorheen in te vullen.
Een loopbaanperspectief voor de directeur?
Maar directies zelf gaan niet vrijuit. Prof. Verbiest wijst erop dat directeurs zich soms meer op administratieve taakgebieden gaan focussen. Proberen ze zo de moeilijkere aspecten van het educatief leiderschap wat te ontvluchten? Regelgeving en papierwerk zijn in dat opzicht een alibi.
Naast de noodzakelijke (evidente) inhouden met betrekking tot onder meer administratie, regelgeving, communicatie en leiderschap wordt volgens prof. Devos in de cursus ProfS terecht ook tijd uitgetrokken voor reflectie. De reflectiegroepbegeleiders brengen bij de beginnende directies een belangrijk proces op gang. Zo zetten ze directies ertoe aan om expliciet een relatie tussen de theorie en de ervaring, de praktijk, te leggen.
Een structurele ingreep, zoals een bestuurlijke schaalvergroting, is dus geen garantie om het onderwijskundig leiderschap van de directeur meer gewicht te geven. Prof. Verbiest wijst daarbij op de verantwoordelijkheid die een koepelorganisatie en zijn begeleidingsdienst ter zake moet opnemen. Een stevig accent op de elementen van educatief leiderschap in een directieopleiding is een must.
Prof. Geert Devos sprak uitvoerig zijn waardering uit voor de inhoud en de vorm van de cursus ProfS, alsook voor de verwezenlijkingen van de medewerkers. De specifieke groepssamenstelling, met name de gerichtheid op de beginnende directeur, is een bijzonder voordeel. Beginnende directies hebben er immers nood aan om samen te komen met gelijkgestemden. Bij gesprekken met directies blijkt dat heel wat contacten die tijdens de initiële opleiding werden gelegd, ook verder blijven bestaan. Een netwerk uitbouwen is ook nodig. Een directeur staat immers voor heel wat uitdagingen. Dat zorgt voor een praktijkschok. Maar door de confrontatie met andere beginnende directeurs kunnen ze dat beter plaatsen en weten ze dat het niet enkel aan henzelf te wijten is.
In zijn beschouwingen wijst prof. Devos op het belang van het peilen naar de noden van de deelnemers. Toch moeten we erover waken om niet enkel ‘vraaggestuurd’ te werken. Dat zou er bijvoorbeeld kunnen toe leiden dat het vormingsconcept eenzijdig naar de tech-
december 2013
26/11/13 14:00
nisch-administratieve invulling van het directeurschap gaat. Misschien moeten we voldoende instrumenten aanreiken om met de regelgevende druk om te gaan. Middelenbeheer en personeelsadministratie kunnen in de praktijk wat meer geautomatiseerd worden. Maar in de cursus moet de onderwijsinhoudelijke inbreng en het people-management voorop staan. Prof. Devos pleit bovendien voor een zorgvuldige selectie en rekrutering van directeurs. Het lijkt erop dat iedereen vandaag aan een carrière van schooldirecteur mag beginnen. Weten leerkrachten wel wat de functie inhoudt? Zijn er dan geen minimumvereisten? En wat gebeurt er na een cursus ProfS? Het is toch evident dat directeurs permanent aan hun vorming kunnen werken. Dat zijn elementen die we in het loopbaanperspectief van de directeur moeten inbrengen. De beschouwingen sluiten volledig aan bij de inbreng die prof. Devos deed naar aanleiding het loopbaandebat dat binnen het Vlaams Parlement werd gevoerd (parlementaire hoorzitting, verslag van 12 april 2013). Hij beschreef er de professionalisering van de directeurs vanuit drie invalshoeken: voorbereidende opleiding, de vorming van beginners en in-service. • De voorbereidende opleiding is nodig om een goed beeld te geven van wat de functie inhoudt en om de minimale competentie af te toetsen. • Beginnende directeurs hebben hulp nodig bij administratieve processen. Ze hebben behoefte aan een klein netwerk van collega’s die leren en troost bieden. Op die manier worden primaire valkuilen vermeden inzake communicatie en beleidsontwikkeling.
• In-service is de professionalisering gericht op verdieping, vooral op het vlak van people-management, onderwijskundig leiderschap en veranderingsmanagement. Geert Devos heeft wel zijn bedenkingen bij de toekomstige bestuurlijke schaalvergroting. Het lijkt evident om dan een onderscheid te maken met de opleiding voor bovenschoolse directeurs die een ander profiel hebben: strategisch, financieel, logistiek. Binnen de onderwijscontext moeten ze meer gericht zijn op het bedrijfsmanagement. We mogen geen bestuurlijke waterhoofden creëren. De vrees zit erin dat bovenschoolse diensten zich veeleisend opstellen. We moeten goed overwegen wat we echt willen met bestuurlijke schaalvergroting. Wat zijn onze doelstellingen? Geert Devos spreekt zich in dat verband uit tegen niveauoverstijgende verbanden. Hij ziet wel perspectief in de wijze waarop samenwerking vorm krijgt in de scholengemeenschappen in het basisonderwijs. Heel wat scholengemeenschappen slagen er bijvoorbeeld in om een degelijk zorgbeleid te ontwikkelen. Ten slotte geeft Geert Devos aan dat schaalvergroting geen oplossing is om de conflicten tussen schooldirecties en schoolbesturen te vermijden. Die zullen ook binnen de bestuurlijke schaalvergroting evenzeer blijven bestaan.
om een netgebonden eigen kadervorming te behouden. Zo’n opleiding is specifiek aan het opvoedingsproject van de katholieke basisschool. Als in-service-opleiding is de organisatie ervan een taak van de koepel en zijn netgebonden begeleidingsdienst. ProfS dient met andere woorden niet door het hoger onderwijs te worden georganiseerd. De netverbondenheid moet evenwel ook inhoudelijke invulling krijgen. Het is een uitdaging om de cursist de kans te geven om zijn persoonlijkheid en identiteit te ontwikkelen in het kader van zijn opdracht als directeur en het project van de school. Schooldirecteurs zijn immers bij uitstek de dragers van de identiteit van de school. Zonder die dragers heeft het opvoedingsproject van de school geen toekomst.
Een geslaagde dialoog, een nieuwe opdracht De stuurgroep en de werkgroep van diocesane verantwoordelijken ProfS blikken terug op een geslaagde dialoogdag. Zoals hierboven al aangegeven, stemt één en ander tot nadenken. Dat is ook de bedoeling geweest van de dialoog. Maar we kregen heel wat interessante en nieuwe perspectieven aangereikt. Het is een elan waarop we verder kunnen werken.
Literatuurlijst
ProfS blijft een netgebonden kadervorming In haar slottoespraak loofde Mieke Van Hecke, directeur-generaal VSKO, de inspanningen van alle medewerkers. Ze beklemtoonde de optie
Devos G. en Tuytens M., Bestedingspatroon van personeelsmiddelen in basis- en secundaire scholen voor de invulling van hun administratieve, beleids- en pedagogisch ondersteunende taken. Universiteit Gent, 2013, 251 pp. Haeck M. en Van den Brande M., ‘Nieuwe directeur gezocht! Stap voor stap rekruteren en selecteren’, in: School+visie, 2012-2013 (5), nr. 4, p. 4-7. Van den Brande M., Beleidsvoerend vermogen opbouwen. Een cursus professionalisering van schoolleiders in het basisonderwijs. In: Arie Olthof e.a. (red.), Maar dit geheel terzijde. Kluwer, Alphen a.d. Rijn, 2008, p. 113-121. VLOR, Advies over een betere ondersteuning van de directeur basisonderwijs. Vlaamse Onderwijsraad, Brussel, 2008, 10 pp (+ bijlagen).
© Marleen Decuyper
Marc Van den Brande, Secretaris-generaal VVKBaO
december 2013
Forum December 2013.indd 9
9
26/11/13 14:00
BASISONDERWIJS
nieuwe directeur gezocht! Stap voor stap rekruteren en selecteren
W
e verwachten steeds meer van de directeur. Een directeur basisonderwijs moet een leider zijn die van alle markten thuis is. Het aanwerven van een directeur is voor jou als schoolbestuur dan ook een belangrijke aangelegenheid. Wie is verantwoordelijk voor de rekrutering en de selectie? Waar kun je ondersteuning krijgen? Hoeveel kandidaten moet je uitnodigen en wat als je geen geschikte kandidaat vindt? In dit artikel bespreken we een stappenplan dat je als schoolbestuur kunt hanteren bij het rekruteringsproces.
Stappenplan bij het rekruteringsproces STAP 1: Voorbereiden
STAP 2: Definiëren
STAP 3: Oproepen
STAP 4: Selecteren
STAP 5: Aanstellen
STAP 6: Opvolgen
STAP 7: Evalueren
Soms heb je dringend een directeur nodig, maar halsoverkop aan de zoektocht beginnen is nooit een goed idee. Als je de zeven stappen uit volgend stappenplan volgt, dan zal dat ervoor zorgen dat je een eerlijk en efficiënt rekruteringsproces kunt voeren.
10
Forum December 2013.indd 10
STAP 1: Voorbereiden: Klaar voor een effectief rekruteringsproces In het vrij gesubsidieerd onderwijs ben je als schoolbestuur werkgever. Je bent de sturende instantie van het hele rekruterings- en selectieproces en je hebt altijd de eindverantwoordelijkheid. De schoolraad wordt geconsulteerd voor advies inzake de bepaling van het profiel van de directeur. Eerst en vooral ga je na of je geen reaffectatieverplichtingen hebt in de scholengemeenschap. Als dat niet zo is, kun je starten met de rekrutering. Als schoolbestuur kun je een externe die je vertrouwt, aanspreken voor de ondersteuning bij het selectieproces. Het is essentieel dat externen het proces helpen bewaken. Je kunt daarvoor ondersteuning vragen aan het vicariaat en/of de pedagogische begeleidingsdienst. Je kunt een professioneel rekruteringsbureau inschakelen. Maar dat is vaak duur. Bovendien hebben ze niet altijd voeling met de onderwijswereld. Aangezien het schoolbestuur de eindverantwoordelijkheid draagt, kan noch het vicariaat of de pedagogische begeleiding, noch een rekruteringsbureau in principe over de selectie van een nieuwe directeur een eindbeslissing nemen.
menging is. Je zorgt voor een eerlijke verdeling tussen mannen en vrouwen. Een jurylid heeft het beste ervaring met selectieprocedures en kan zich bij voorkeur vrijmaken tijdens alle fases van het selectieproces.
STAP 2: Definiëren: Beschrijven van de ideale kandidaat In de tweede fase definieer je de noden van de school, de jobomschrijving en het profiel van de nieuwe directeur. Je gaat na wat de belangrijkste plannen van de school zijn voor de eerstvolgende jaren en welke de kritische punten zijn waar je aandacht aan moet besteden. Probeer ook een inhoudelijke aftoetsing te maken aan het levensbeschouwelijk karakter en het opvoedingsproject van je school. Welke school wil je zijn en welke directeur heb je daarvoor nodig? Nadat je als schoolbestuur bent nagegaan wat de noden van de school zijn, kun je enkele criteria vastleggen die de job van de directeur omschrijven. Dat zijn een aantal taken en verantwoordelijkheden die je samenvat in de vacature of advertentie. In een later stadium kun je op basis daarvan een functiebeschrijving opstellen. In het profiel van de directeur omschrijf je de achtergrond, competenties, ervaring en persoonlijke kwaliteiten die nodig zijn om de school te leiden. Het kan helpen om basiscriteria op te stellen die iedere kandidaat sowieso moet hebben om in aanmerking te komen voor de job, en meer gedifferentieerde criteria die het verschil kunnen maken tussen de ideale kandidaat en de rest.
Vergeet bij het voorbereiden niet om het leerkrachtenteam in te lichten en te peilen naar hun verwachtingen. Zij hoeven geen toegang te hebben tot de informatie over de kandidaten, maar mogen zich wel betrokken voelen bij het selectieproces.
Het beste kun je de criteria beperken tot zes of tien essentiële. Ga vooraf na of een criterium al aanwezig moet zijn (en dus essentieel is), dan wel later nog ontwikkeld kan worden. Vergeet niet om naast die criteria ook rekening te houden met de toelatings- en aanstellingsvoorwaarden die in Vlaanderen voor het directeursambt gelden.
De kandidaten komen voor een selectiepanel. Als je dat panel samenstelt, raden we je aan voor een oneven aantal mensen te gaan en ervoor te zorgen dat er geen belangenver-
Bepaalde scholen hebben een goede interne kandidaat. Soms gebeurt het dat het omschreven profiel van de nieuwe directeur onbewust aangepast wordt aan het profiel van die per-
december 2013
26/11/13 14:00
soon. Daardoor ziet men het potentieel in andere kandidaten niet altijd.
STAP 3: Oproepen: De juiste mensen oproepen Bij het vastleggen van het rekruteringsveld ga je als schoolbestuur na of daarover afspraken zijn gemaakt in de scholengemeenschap. Het rekruteringsveld kan zich beperken tot de eigen school, of de andere scholen van het schoolbestuur maar ook de scholen van de scholengemeenschap en van de bredere regio kunnen van de vacature op de hoogte gebracht worden. We raden je aan het rekruteringsveld zo open mogelijk te houden. Je kunt ervoor kiezen om de vacature bekend te maken via een brief of in tijdschriften, kranten en het parochieblad. De vacature kan via de bisdommen verspreid worden naar de mailboxen van alle scholen. Alle openstaande betrekkingen voor directeurs zijn terug te vinden op de website van VVKBaO. Je kunt veel leren uit advertenties van andere scholen. Zoek naar goede en minder goede voorbeelden en reflecteer daarover voor je eigen school. Probeer clichés in de advertentie te vermijden. Iedereen wil een ‘enthousiaste’ directeur. Wees origineel en uniek.
STAP 4: Selecteren: De juiste kandidaat kiezen De selectiefase wordt opgesplitst in verschillende fases: de oplijsting (kiezen wie je gaat interviewen), de selectieactiviteiten, de beoordeling en de beslissing (kiezen wie je gaat aannemen).
Oplijsten Vandaag komt het steeds minder voor dat er meerdere kandidaten zijn voor de functie van directeur. In voorkomend geval is het wel noodzakelijk de kandidaten op te lijsten. Dat is een soort zeef om te bepalen wie van de kandidaten voldoet aan de vooropgestelde criteria en wie niet. Veel schoolbesturen vinden dat een moeilijk proces waarin ze de informatie van de sollicitatiebrief moeten interpreteren en toetsen aan het profiel. Per kandidaat kun je een scoreformulier invullen. Zo ben je er zeker van dat je alle relevante criteria hebt overlopen en dat je beoordelingen gestaafd zijn. Vergeet niet om de redenen op te schrijven waarom je bepaalde kandidaten niet selecteert. Ze kunnen later gebruikt worden bij de feedback. Als er slechts één of twee kandi-
daten aan de criteria beantwoorden, moet je beslissen of er überhaupt wordt doorgegaan met de interviews. Het kan soms beter zijn om de vacature opnieuw te plaatsen.
Selectieactiviteiten Je voorziet als schoolbestuur per kandidaat het beste twee verschillende activiteiten om de essentiële criteria te toetsen. Dat geeft meer zekerheid. Probeer de selectieactiviteiten steeds zo realistisch mogelijk te houden. In een schriftelijke proef kun je ervoor kiezen om naar feitelijke kennis te peilen of de kandidaten een casus voor te leggen: bijvoorbeeld een beschrijving van een incident op school waarbij de kandidaat de communicatie naar ouders of personeel moet verzorgen. Er kunnen verschillende thema’s getoetst worden in één casus. Daarnaast is het interview één van de meest gebruikte selectietechnieken. Het is immers een waardevolle manier om persoonlijk met de kandidaat kennis te maken. Het geeft je de gelegenheid eerlijk informatie uit te wisselen. Een interview wordt het beste nog aangevuld met andere selectiemethodes of je kunt verschillende soorten interviews combineren. De doelstellingen van een interview zijn: het vergaren van informatie, nagaan of de kandidaat de nodige kwalificaties heeft, de persoonlijkheid van de kandidaat aftasten. Het interview geeft een persoonlijk karakter aan de selectie. Bepaal het doel van het interview. Wat wil je er precies mee te weten komen? Het interview is geen losse babbel. De waarde van het gesprek neemt toe naargelang het beter wordt voorbereid. Eerst en vooral moet je de gegevens over de te ontmoeten kandidaten grondig doornemen. Duid punten aan die je zeker wilt bespreken (opvallende feiten, data, ongerijmdheden, onduidelijkheden …). Wanneer er al eerdere tests afgenomen werden, kunnen die resultaten de indruk van de interviewer(s) beïnvloeden. Anderzijds kunnen de gegevens stof bieden voor een interessant gesprek. Bereid het interview goed voor, zowel praktisch als inhoudelijk. Wanneer je het selectieprogramma samenstelt, denk dan ook aan het comfort van de kandidaten. Hebben ze genoeg tijd om na te denken over de vragen die hen gesteld worden? Is er genoeg tijd tussen de verschillende activiteiten en moeten ze niet nodeloos wachten? Selectie is een mes dat aan twee kanten snijdt: als schoolbestuur haal je er geen voordeel uit om een vreselijke selectieprocedure op te stellen. Als het programma slecht georganiseerd is of onnodig moeilijk gemaakt is, zullen de kandidaten hoogstwaarschijnlijk
slecht presteren en zich geen goed beeld van de school vormen. Hun prestaties onder die omstandigheden zijn dan ook geen goede voorspelling van hun waarde voor de school.
Mogelijke vragen bij een selectiegesprek •
Vertel me over een recente situatie waarin je moest omgaan met een ouder of collega die kwaad of overstuur was.
•
Hoe ga je om met anderstalige ouders? Op welke manier kun je volgens jou het best met hen communiceren?
•
Geef me eens een voorbeeld van een situatie waarin je anderen gemotiveerd hebt.
•
Aan welke tekenen binnen de school kun je herkennen dat het een katholieke school is. Hoe zou je het katholiek opvoedingsproject in jouw school vertalen?
Beoordelen en beslissen Aan het einde van de selectiedag neem je als schoolbestuur een beslissing. Tijdens het selectieproces krijg je veel informatie. De bedoeling is dat je die gegevens gaat beoordelen. Zorg ervoor dat de discussie in het selectiepanel gestructureerd verloopt. Toets elke kandidaat aan het profiel. Ook kandidaten die intern al bekend waren, moeten zorgvuldig aan dezelfde criteria getoetst worden. Het is het beste om in de fase van beoordeling de kandidaten te rangschikken in volgorde van geschiktheid. Het is belangrijk dat de meerderheid van het panel akkoord gaat met de persoon die gekozen wordt. Na de beoordeling beslis je welke kandidaat geschikt is voor de functie. Het vraagt moed om te beslissen dat er geen enkele kandidaat voldoet aan de voorwaarden en op zoek te gaan naar een alternatieve oplossing in afwachting van een geschikte kandidaat. Breng respect op voor niet-geselecteerde kandidaten. Feedback is een manier om een ander te wijzen op zijn of haar minpunten zonder dat je die ander daarbij aanvalt of kwetst. Feedback geven voorkomt misverstanden en miscommunicatie. Een kandidaat kan over heel goede competenties beschikken, maar toch niet passen in het profiel dat je voor ogen hebt voor die specifieke school. Misschien komt hij/zij er op een later moment in een andere school wel als beste kandidaat uit. Het is goed om daarom aandacht te hebben voor de verstandhouding met de nietgeselecteerde kandidaten.
december 2013
Forum December 2013.indd 11
11
26/11/13 14:00
Wat als we geen geschikte kandidaat vinden? Je moet erop voorbereid zijn dat je geen geschikte kandidaat vindt. Het gebeurt dat de huidige directeur niet meer in dienst is en de volgende nog niet gekozen is, of dat er op dat moment geen geschikte kandidaten zijn. Je kunt ervoor kiezen om in dat laatste geval de volledige lijst met kandidaten opnieuw te bekijken of om een nieuwe advertentie te plaatsen. Als je niet onmiddellijk kunt beslissen, moet er nagedacht worden overwie de school in tussentijd kan leiden. Dat kan bijvoorbeeld een leerkracht zijn, iemand van een andere school uit dezelfde scholengemeenschap.
Nieuw aangeworven directeurs kunnen baat hebben bij een mentor. Meestal is dat een ervaren directeur van een gelijkaardige school uit de buurt. Vraag ook wat de pedagogische begeleiding kan doen.
Stap 7: Evalueren Het evalueren van het voorbije selectieproces wordt vaak vergeten. Maar je kunt er heel veel uit leren. Neem opnieuw het schema met de verschillende fases in het rekruteringsproces ter hand en ga na wat goed gegaan is en wat beter kon. De nieuwe directeur zal daarbij ook een grote hulp zijn omdat hij het selectieproces zelf helemaal doorlopen heeft.
Leidraad Dit artikel geeft een eerste overzicht. VVKBaO heeft een uitgewerkte leidraad voor de selectie van nieuwe directies. Die kun je vinden op onze website. In de brochure vind je voorbeelden en inhoudelijke suggesties rond de verschillende stappen in het selectieproces. Ook diocesane pedagogische begeleiders kunnen ondersteuning bieden. Marie Haeck, pedagogisch stafmedewerker VVKBaO Marc Van den Brande, Secretaris-generaal VVKBaO
Stap 5: Aanstellen: Aanstellen van de gekozene
Meer info
Indien de kandidaat aan de wettelijke voorwaarden onder meer inzake diploma en bekwaamheidsbewijs beantwoordt, hij de betrekking aanvaardt en zijn schoolbestuur op de hoogte is, kun je als schoolbestuur overgaan tot de ondertekening van de arbeidsovereenkomst en de overhandiging van de bijhorende documenten. Een model van arbeidsovereenkomst, vind je op de website van VVKBaO.
Leidraad rekrutering en selectie directeurs basisonderwijs via: www.vvkbao.be (inloggen > administratief-juridisch > school > rekrutering directeurs) Modellen functiebeschrijving via: www.vvkbao.be (inloggen > administratief-juridisch > personeel > functiebeschrijving en loopbaanbegeleiding > modellen) Model van arbeidsovereenkomst via: www.vvkbao.be (inloggen > administratief-juridisch > personeel > tijdelijke aanstelling) ProfS-opleiding: www.nascholing.be (> basisonderwijs > directie > ProfS). Dit artikel verscheen eerder in het februarinummer van School+visie (2013: 04, p.4 e.v.).
Stap 6: Opvolgen Jij en de pedagogisch begeleiders hebben de taak om de pas aangestelde directeur een sterke start te geven, systematisch op te volgen en goed te begeleiden. Dat betekent onder meer dat je een functiebeschrijving opstelt waarin taken en verantwoordelijkheden worden omschreven. Je spreekt een datum voor een eerste functioneringsgesprek af. Denk ook aan een aangepaste vorming voor je nieuwe directeur, bijvoorbeeld de cursus ProfS. Die cursus is afgestemd op nieuw aangestelde directeurs in het katholiek basisonderwijs. Hij legt onmiddellijk ook de band met de pedagogisch begeleiders van het diocees. Bovendien biedt de cursus kansen tot informele contacten met collega’s en het creëren van een netwerk.
Aanbod Vimko rond rekrutering en selectie directeurs Een Beknopte leidraad vind je in de E-gids voor besturen via www.gidsvoorbesturen. be/directie (inloggen met persoonlijke code). Een bestuur kan rond die thematiek een vorming op maat aanvragen bij
[email protected] (zie ook: www.nascholing.be/vimko > ‘Schouder aan schouder, exploreren van de relatie bestuurder-directie’).
Je plant als schoolbestuur met de directeur een aantal bezoeken en vergaderingen en spreekt af wie wat wanneer zal doen. De nieuwe directeur kan ook hulp gebruiken in het omgaan met het personeel en met de vertrekkende directeur. Je kunt de directeur in contact brengen met instanties en informatiebronnen waar hij zaken kan vragen en informatie kan halen.
12
Forum December 2013.indd 12
december 2013
26/11/13 14:00
SECUNDAIR ONDERWIJS
DE BERNARDUSSCHOLEN GROEIEN NAAR EEN ‘HERVORMD’ SECUNDAIR ONDERWIJS
Met een nieuw elan voor het technisch onderwijs
D
e hervorming van het secundair onderwijs stond de laatste jaren sterk op de agenda en dat zal ook de komende jaren zo zijn. Heel wat regio’s komen zelf - zonder sterk sturende beslissingen van de overheid - in beweging en bieden antwoord op specifieke vragen. Ook wij in Oudenaarde zochten in overleg naar een onderwijsstructuur van en voor de toekomst.
De hervorming: iets voor morgen? Elke lokale context heeft hierbij een eigen kader en daar dien je rekening mee te houden: de infrastructuur, de ligging van de scholen, de al bestaande samenwerking, de organisatie van het schoolbestuur, het studieaanbod, een mogelijk masterplan, het overleg met het basisonderwijs …
Het KSOO: een proces van meer dan tien jaar Midden de jaren 90 werden de twee asoscholen, het Onze-Lieve-Vrouwinstituut voor meisjes en het Onze-Lieve-Vrouwcollege voor
2de en 3de graad
Bernarduscollege • Economie • Grieks & Latijn • Humane Wetenschappen • Moderne Talen • Wetenschappen • Wiskunde
1ste graad
Hoogstraat 30
Bernardusbron campus college • Moderne Wetenschappen • Klassieke vorming
Bernardustechnicum • Handel en informatica • Land-, tuinbouw en milieu • Sport • Technologie en technieken • Toegepaste wetenschappen • Welzijn en zorg Hoogstraat 10
jongens, later dan in de meeste andere regio’s, elkaars concurrent met de start van het gemengd onderwijs. Beide scholen lagen in dezelfde straat en hadden een eigen schoolbestuur. De directies oordeelden dat die concurrentie voor beiden onvruchtbaar was en zeker de jongeren niet ten goede kwam. Ze besloten gelijkgericht te werken, met het oog op het vormen van één aso-aanbod. Vrij vlug werd duidelijk dat een fusie van de beide schoolbesturen noodzakelijk was om ook op bestuurlijk vlak in een grotere en homogenere omgeving te kunnen werken. Zo komt het dat sinds 1999 de zes scholen van het Katholiek Secundair Onderwijs Oudenaarde (KSOO) onder één schoolbestuur ressorteren. Elke school kreeg een specifiek en onderling volledig complementair aanbod en werkt tot op heden pedagogisch autonoom. • Het Centrum Leren en Werken, het deeltijds onderwijs, • De Einder, het buitengewoon onderwijs, Bernardusvija • Centrum Leren en Werken • VIJA - Vorming en integratie van jongeren via arbeid
Bernardusdriesprong • Buitengewoon onderwijs: • Zorg en integratie voor de opleidingsvormen 1, 2 en 3
Bernardusbron campus technicum • Technische vorming • Beroepsopleidingen
Hoogstraat 20
Versneld door het overleg binnen de scholengemeenschap Vlaamse Ardennen - dat zijn de katholieke secundaire scholen van Oudenaarde en Ronse - werd de samenwerking tussen de KSOO-scholen jaar na jaar nauwer. Nu, tien jaar later, zijn vele diensten gecentraliseerd, zoals financiën, logistiek, onderhoud en onderhoudspersoneel, personeelsadministratie, veiligheid en ICT-beleid. Dat alles stimuleerde de wens om ook pedagogisch nauwer samen te werken.
Samen bouwen aan de toekomst: ‘het Klavertje Vier’ De voorbije jaren werd voor de Oudenaardse katholieke scholen een masterplan ontworpen. Vier grote bouwprojecten bezorgen onze scholen vóór 2017 een grondige facelift en bijkomende mogelijkheden. Om onze pedagogische herschikking mogelijk te maken, renoveren we twee sites in de Hoogstraat. Dankzij de ruimere capaciteit kunnen de leerlingen van het VTI Sint-Lucas verhuizen naar het centrum van de stad en wordt de Hoogstraat de ‘schoolstraat’ van Oudenaarde. De gebouwen van het VTI worden omgevormd tot een campus voor wetenschappen en techniek. Daar kunnen op termijn alle leerlingen van alle onderwijsvormen terecht voor wetenschappelijke en technische vakken, aangevuld met een beperkt aantal uren algemene vorming.
Gentstraat 73
Vlaanderenstraat 6 Hoogstraat 30
• Het Sint-Bernarduscollege, aso, • Het Technisch Instituut Onze-LieveVrouw, bso - tso, de ‘zachte’ sector (sociaal-technisch, handel, techniek-wetenschappen), • Het Vrij Landelijk Instituut Oudenaarde, bso - tso, de ‘specifieke’ sector (land- en tuinbouw, sport), • Het Vrij Technisch Instituut Sint-Lucas, bso - tso, de ‘harde’ sector (hout, bouw, elektriciteit, elektronica, industriële wetenschappen).
Tot slot wordt voor het geheel én in samenwerking met het basisonderwijs een dubbele sporthal gebouwd.
december 2013
Forum December 2013.indd 13
13
26/11/13 14:00
Pedagogische herschikking van KSOO tot de Bernardusscholen Het masterplan biedt bijkomende kansen om vanuit een nieuwe schoolorganisatie nauwer samen te werken. Geïnspireerd door de visiedag van het VVKSO van 8 mei 2012 willen we een belangrijke stap zetten in het werken met domeinscholen. De scholen kregen op 1 september 2013 een nieuwe overkoepelende naam, de Bernardusscholen, verwijzend naar Bernardus van Clairvaux. We schreven samen een gemeenschappelijk opvoedingsproject dat de onderscheiden scholen de nodige inspiratie, maar ook ruimte moet bieden om dit schooleigen te concretiseren. Vanuit die visie herschikten we ons aanbod, onder het motto: accent op élk talent. • In de Bernardusbron verwelkomen we meisjes en jongens die de lagere school verlaten. Op twee aan elkaar grenzende campussen bieden wij leerlingen van 12 tot 14 jaar de kans om een brede vorming te verwerven. • In het Bernarduscollege bieden we de richtingen aan die nu tot het aso behoren. • In het Bernardustechnicum komt het studieaanbod van de drie technische scholen samen. Waar voorheen de leerlingen hun keuze voor een specifieke richting soms mee lieten bepalen door de schoolkeuze, hebben ze nu het volledige aanbod in één school. • Bernardusvija (deeltijds onderwijs) en Bernardusdriesprong (buitengewoon onderwijs) richten zich tot specifieke doelgroepen.
Bernardustechnicum: één school met zes domeinen Bij de herschikking van ons onderwijsaanbod gaan we uit van de eigen kracht van het technisch en beroepsonderwijs. Het Bernardustechnicum bundelt alle technische richtingen en beroepsopleidingen van de tweede en derde graad. Dit brede aanbod wordt voorlopig in zes domeinen aangeboden. Elk domein wordt geleid door iemand van de directieploeg. Bij de naamkeuze voor die domeinen lieten we ons leiden door het denkwerk van het VVKSO, maar ook door de naamgeving waarmee de regio Oudenaarde en omgeving vertrouwd is. • domein Handel en informatica,
14
Forum December 2013.indd 14
• • • • •
domein Land-, tuinbouw en milieu, domein Sport, domein Technologie en technieken, domein Toegepaste wetenschappen, domein Welzijn en zorg.
Een speciaal geval: de toegepaste wetenschappen In het domein Toegepaste wetenschappen komen vijf doorstromingsrichtingen samen: biotechnische wetenschappen, elektriciteitelektronica, elektromechanica, industriële wetenschappen en techniek-wetenschappen. Als onderbouw van dit domein verzoenen we in de eerste graad de leerplannen van de agro- en biotechnieken, de industriële wetenschappen en techniek-wetenschappen. We maken van drie basisopties één geheel, een technische variant van de moderne wetenschappen, met iets minder nadruk op talen en een sterkere focus op wetenschappen en techniek.
Een nieuw elan voor het technisch onderwijs Met de investeringen in techniek en technologie, met bovenstaande hervorming en met de focus op het Bernardustechnicum willen we een antwoord bieden op de steeds dringender vraag naar wetenschappelijk en technisch geschoolde jongeren. We hopen met onze positieve profilering van het technisch en beroepsonderwijs dat jongens én meisjes zich aangesproken voelen tot de wondere wereld van wetenschap en techniek!
Twee ondersteunende projecten met het basisonderwijs Om leerlingen van jongs af kennis te laten maken met en te enthousiasmeren voor technologie trekken onze ‘techniekcoaches’ nu al naar de basisscholen. Met het project ‘Wild van techniek’ (vier voormiddagen per jaar) krijgen de kinderen van het zesde leerjaar een ruime kijk op technologie en techniek. Dit project wordt afgerond met kennismakingsdagen met het secundair onderwijs. We stellen er de vele technische richtingen en beroepsopleidingen voor aan alle leerlingen die de basisschool beëindigen. Zo betrekken we hen intens bij de juiste studieoriëntering.
Een succesverhaal? Of we met onze aanpak en onze herstructurering de juiste weg zijn ingeslagen, zal pas later en vermoedelijk binnen enkele jaren blijken. We zijn alvast onder een goed gesternte gestart want in ons eerste jaar van de Bernardusbron campus technicum schreven we 25% meer leerlingen in dan vorig jaar in de drie scholen samen. Het is nog vroeg voor conclusies, maar het betekent wel dat Oudenaarde en omstreken niet negatief reageerden op ons project.
Hervorming van het onderwijs: een groeiproces Een hervorming laat zich wel niet dwingen! Het vraagt van alle betrokkenen visie, vertrouwen, bereidwilligheid en frequent overleg. Het veronderstelt een langdurig groeiproces en pas wanneer de ideeën gerijpt zijn en in consensus vorm krijgen, kunnen scholen en schoolbesturen werk maken van de toekomst van hun onderwijs. Veel hangt ook van het beleid af: werk je met één schoolbestuur - wat het vereenvoudigt om bestuurlijk vooruitgang te boeken -, wordt de hervorming deskundig geleid en begeleid (bv. door een vrijgestelde algemene directeur), is er de bereidwilligheid van en het vertrouwen tussen alle directies, laat je je extern ondersteunen (bv. door de pedagogische begeleiding, verbonden …), krijg je het personeel, de ouders en de leerlingen in beweging? Kortom, in Oudenaarde zijn we ervan overtuigd dat de ‘toekomst secundair onderwijs’ slechts kansen op slagen krijgt wanneer de basis doordrongen is van het nut van een onderwijsherschikking. Ook dien je de tijd te nemen om via praktische en pedagogische vormen van samenwerking beetje bij beetje te groeien in vertrouwen naar een eenheid van visie en indien haalbaar naar een eenheid van bestuur. Werken aan perceptie is geen zaak van een onderwijsstructuur, maar wel van samen, geduldig en met visie bouwen aan de toekomst. Wie meer informatie wenst over onze herstructurering, kan terecht op www.bernardusscholen.be. Vragen kunnen gemaild worden naar
[email protected]. Thierry Godefroidt,coördinerend directeur Bernardusscholen, Oudenaarde
december 2013
26/11/13 14:00
SECUNDAIR ONDERWIJS
Word wat je wil? Word wat je kan! Opinieartikel De confronterende opener van Yves Desmets editoriaal (De Morgen, 24 september) mocht er zijn. “Kijk links van u, en rechts. Volgend jaar zal één van u drieën er niet meer zijn.” Die zin leeft nog altijd en blijkens de cijfers (slechts 40% volledig geslaagd in een eerste bachelorjaar aan de universiteit), was die prof zelfs optimistisch. Zelf hoorden wij ooit “Kijk links van u, en rechts. Volgend jaar zit één van u drieën in het tweede jaar.” Dergelijke boutades raken een problematiek die niemand zal ontkennen. Je mag het economisch benaderen (“een kost van 100 miljoen per jaar”) of onderwijspolitiek bekijken (“Is de democratisering te ver doorgeslagen?”), of sociaal-psychologisch (“welke menselijke schade berokkent zulk massaal falen?”). Genuanceerde analyses, gevolgd door goed overleg is de enige benadering die kan leiden naar oplossingen. Die oplossingen zullen we niet bereiken door wederzijds verwijten over een verlaagd niveau in het secundair onderwijs of onvoldoende begeleiding na het secundair, laat staan door het in vraag stellen van de democratisering in het onderwijs. Het zou jammer zijn als we ondoordachte oplossingen naar voren schoven die met het badwater ook het kind weggooien: daarvoor is de democratisering van het onderwijs een veel te kostbaar goed. Elke stap in de richting van een ongenuanceerde blokkering van de toegang tot hoger onderwijs voor een kansrijke groep is er een teveel. Punt. De cijfers hebben inderdaad groepen herkenbaar gemaakt die vrijwel kansloos aan de start van een bacheloropleiding verschijnen. Sommige studierichtingen bieden nauwelijks uitzicht op een carrière aan de universiteit of de hogeschool. De mensen die uit zulke richting uitstromen hebben meestal andere talenten dan die waarop hoger onderwijs inspeelt. Het is de taak van het onderwijssysteem om daar transparant in te zijn. Die duidelijkheid is er nu blijkbaar niet. Het feit dat de toegang tot hoger onderwijs voor elke houder van het diploma secundair vrij is, kan in een bepaalde context zelfs misleidend worden genoemd. De analyse van die “slaag”cijfers en de leerlingenprofielen die achter die cijfers schuilgaan, bracht het Vlaams Verbond voor Secundair Onderwijs ertoe om bij een hervormd secundair onderwijs studierichtingen te onderscheiden die doorstroomgericht zijn (academische of professionele bachelor) naast arbeidsmarktgerichte studierichtingen, en een type dat beide wegen (arbeidsmarktgericht en professionele bachelor) bewandelt. Ook het recenter masterplan van de Vlaamse regering volgt die piste. De toekomst kan dus de duidelijkheid brengen die Yves Desmet vraagt. Als op dit ogenblik de regelgeving niet duidelijk is, moet de school op de risico’s of zelfs kansloosheid wijzen. Dat gebeurt ook meestal. Onderzoek van de professoren Lacante (K.U.Leuven) en Van Esbroeck (VUB) bracht aan het licht dat we over minstens één uitstekende voorspeller voor de slaagkans beschikken: het advies van de klassenraad in het laatste jaar secundair. Dat komt veelal tot stand in samenwerking met het Centrum voor leerlingenbegeleiding. Dit is geen nattevingerwerk, want de klassenraad doet haar uitspraken vanuit een meestal jarenlange begeleiding van die jongere, onderbouwd door een kennis van het hogeronderwijslandschap. Het onderzoek van de associatie K.U.Leuven (De Morgen 23 september) toont aan dat met dat advies al te vaak geen rekening gehouden wordt. Iedereen kent immers wel iemand die tegen ieder advies in een keuze heeft gemaakt die aantoont dat “het PMS” de bal misgeslagen heeft. Ergo: luister niet naar die mensen, volg je eigen zin, luister enkel naar wat een hogeschool op affiches in de stations en op straat luidop schreeuwt: Word wat je wil! Zo werkt het dus blijkbaar in veel gevallen niet. Willen staat niet steeds gelijk aan kunnen. De knipperlichten bij het begin van het academiejaar zijn belangrijk, de discussie in de media brengt waardevolle informatie en verduidelijkt de standpunten. Daarmee moeten alle verantwoordelijken nu aan de slag. In de schoot van de adviesraden van hoger én secundair onderwijs hebben de beide niveaus elkaar vorig academie-/schooljaar ontmoet en werden stappen gezet om elkaar beter te leren kennen en de aansluiting tussen beide niveaus te optimaliseren. Dit heeft bijvoorbeeld geleid tot het voornemen om concrete contacten op het veld te stimuleren, maar ook tot een genuanceerde visie op een mogelijke oriënteringsproef. Het is immers voor niemand echt duidelijk hoe je die vorm kunt geven, laat staan of jongeren – als die proef niet bindend is – er meer rekening mee zouden houden dan met de huidige gegevens en adviezen. Gelukkig zijn er enkele evoluties die ons hoopvol mogen stemmen, maar wat de onderwijswereld niet in de hand heeft is het oud zeer dat Yves Desmet terecht aanhaalt: verwachten we nu ten onrechte dat zowat iedereen in staat moet zijn een universitair diploma te halen? En dat terwijl technische en beroepsrichtingen, waar vandaag niet alleen meer jobzekerheid maar zelfs hogere lonen te verwachten zijn, al even onterecht met het stigma van ‘toch iets minder’ moeten blijven leven?. Dat is inderdaad een ander verhaal, dat deels in onderwijs, maar ook in de hoofden geschreven staat en dat we niet in ene handomdraai kunnen herschrijven. Mieke Van Hecke in “De Morgen”, 25/09/2013
december 2013
Forum December 2013.indd 15
15
26/11/13 14:00
SECUNDAIR ONDERWIJS
nederlands op de opleidingsvloer in het deeltijds onderwijs De taalcoach maakt het verschil.
T
wee jaar geleden was het cdo De Rotonde uit Gent pionier in het NodO+ verhaal. Karen Heyvaert ging als eerste taalcoach binnen dbso aan de slag. Het resultaat was verbluffend en zelfs de grootste scepticus was gewonnen voor het project omdat het heel snel vruchten begon af te werpen. Maar wat houdt NodO+ nu eigenlijk in? Hoe komt het dat centra die al heel wat uitgeprobeerd hadden, nu plots resultaat zien?
Hoe het begon Enkele jaren geleden werkte de VDAB het project Nederlands op de Opleidingsvloer kortweg NodO - uit omdat steeds meer werkgevers aan de alarmbel trokken. Ze vonden wel gegadigden om de vele vacatures in te vullen maar vaak stuitten ze op een taalbarrière die moeilijk te overbruggen leek. De VDAB lanceerde het begrip taalcoaches en begeleidde de anderstaligen op een dusdanige manier dat het vertrouwen van de werkgever snel gevormd was. De taalcoaches brachten het aanleren van het Nederlands naar de opleidingsvloer, waardoor veel functioneler met taal omgegaan werd en zowel de werkgever als de werknemer snel resultaat boekten. De centra voor deeltijds onderwijs (cdo’s) kampten eigenlijk met dezelfde nood en twee jaar geleden liep NodO dan ook experimenteel in een onderwijssetting. Het project kreeg een + achter de naam en hiermee was een nieuwe weg ingeslagen. De plus staat voor de meerwaarde die het project aanbiedt voor onderwijs. Als jongeren op de werkvloer door een taalcoach zouden kunnen worden opgevolgd, was het logisch dat zulks ook zou kunnen op de opleidingsvloer binnen het centrum deeltijds onderwijs. Werken met dezelfde technieken, dezelfde inzichten, dezelfde methodiek, zowel op de werkvloer als in het centrum, zou alvast de toegankelijkheid van het project vergroten en het effect voor de jongeren versterken. NodO+ was geboren.
De geheimen van het succes Alles staat of valt met de juiste man (of vrouw) op de juiste plaats en …tijd. Een eerste vereiste om kans op succes te hebben
16
Forum December 2013.indd 16
is het aanstellen van een goede taalcoach. Dat is liefst iemand die taalgevoelig is, die taalleerkansen ziet, empathisch ingesteld is, die goed ligt bij de collega’s, een goed observator is en 100% bereid is om in het experiment in te stappen. De VDAB schrijft dat in een ideale setting de taalcoach halftijds vrijgesteld is om de job te klaren. Dat is zeker geen luxe maar het betekent voor het centrum wel een serieuze investering in uren omdat die persoon dubbel staat met een BGVleraar (leraar beroepsgerichte vorming). Het is ook niet de bedoeling om elk jaar een andere taalcoach aan te stellen omdat de taalcoach zelf een hele weg heeft af te leggen vooraleer de investering rendabel is. De taalcoach volgt eerst een korte opleiding rond tweedetaalverwerving en werken met het materiaal van NodO+. Tijdens de opleiding leert de taalcoach observeren, afwegen welke scenario’s de beste aanpak garanderen, hoe hij/zij dit aanbrengt bij de BGV-leraar en hoe de opvolging met de jongere het best gebeurt. Het zorgvuldig selecteren van de eerste BGVleraar die in dit project mee instapt is eveneens van groot belang. Het is bij voorkeur iemand die het goed kan vinden met de taalcoach, die open staat voor het project, die zelf de nood aanvoelt om er wat aan te doen, zodat de lessen vlotter kunnen verlopen voor alle leerlingen. De BGV-leraar is aanspreekbaar, wil tijd vrijmaken voor de taalcoach, is toegankelijk voor de jongeren die binnen het project begeleid worden en bij uitbreiding voor de andere jongeren. De jongere waar het allemaal om draait is bij voorkeur iemand waarvan al van bij het begin duidelijk is dat het Nederlands een groot struikelblok is om met succes de opleiding te kunnen volgen. Vaak zal het om een nieuw-
komer gaan, die al dan niet een tijdje in de onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers (OKAN) Nederlands geleerd heeft maar die de taal nog onvoldoende machtig is om de lessen op een aanvaardbare en veilige manier te kunnen volgen. Het gebeurt dat jongeren niet eens een volledig jaar in OKAN zitten, vooraleer ze doorstromen naar het reguliere onderwijs. De jongeren die naar het deeltijds beroepsonderwijs doorverwezen worden, zijn doorgaans diegenen die op oudere leeftijd naar België gekomen zijn, die vaak niet of anders-gealfabetiseerd zijn, die niet echt een schoolse attitude hebben of die in hun land van herkomst al aan het werk waren. Om aan een opleiding te kunnen starten in het dbso moeten jongeren bovendien voor hun 18de verjaardag aan het werk kunnen gezet zijn. Dat betekent dat sommige jongeren hun traject in OKAN niet kunnen afwerken en dus noodgedwongen ‘te vroeg’ uitstromen in OKAN.
Doelen kiezen Na de opleiding volgt een eerste belangrijke fase in het NodO+-verhaal: observeren. De taalcoach observeert de jongere tijdens de BGV-lessen, kijkt waar taalleerkansen zitten, waar de noden liggen: wat moet een jongere in deze opleiding met taal kennen en kunnen om op een degelijke manier te kunnen volgen? Wat wordt van hem/haar verwacht op talig niveau? Ervaring leert dat dit niet zo eenvoudig is als het lijkt. Leraren zijn zich er niet altijd even goed van bewust dat er op talig vlak heel wat gevraagd wordt van de jongeren. Samen met de BGV-leraar stelt de taalcoach een taalprofiel op voor de opleiding die hij/zij opvolgt. De taalcoach overloopt met de leraar en met de jongere in een één-op-één gesprek de verschillende doelen waar kan aan gewerkt worden en beide partijen geven hun top drie, waarbij ze het doel waar ze vooral of eerst willen aan werken bovenaan plaatsen. Nadien bekijkt de taalcoach de wensen van beide partijen en selecteert één of twee doelen waar meteen mee van start gegaan wordt. De
december 2013
26/11/13 14:00
taalcoach deelt die doelen mee aan de leraar en aan de jongere en vult met de jongere de groeiladder in. Elk doel heeft een ladder met vijf sporten. Na elke evaluatieperiode – die vooraf bepaald is – bekijkt de taalcoach a.h.v. de groeiladder met de jongere of er al vorderingen zijn. Ook de leraar geeft zijn/haar mening hierover. Momenteel zijn er 17 doelen waaraan gewerkt kan worden. Voor elk doel is een scenario uitgeschreven, dat ter beschikking staat van de taalcoach. Hij/zij bepaalt welke acties uit de scenario’s zullen uitgewerkt worden. Bij elk scenario hoort ook een NodO-kaart – een geheugensteuntje voor de jongere, een naslagblad, waarop de talige reacties uitgeschreven zijn bv. Welke vragen stel je als je iets niet begrijpt? Hoe formuleer je die vraag? De jongere krijgt een aantal mogelijkheden aangeboden, waaruit hij/zij dan kan kiezen.
Iedereen betrokken Het is mogelijk dat bij een bepaald scenario ook de medeleerlingen, andere collega’s, de tewerkstellingsbegeleider … betrokken worden. De taalcoach is de regisseur die aan de touwtjes trekt, die mensen activeert om samen met hem/haar te werken aan de taalvaardigheid van de jongere in kwestie. Dat kan een medeleerling zijn, die gevraagd wordt om te ondersteunen; iemand van het secretariaat, waar de jongere in kwestie iets moet komen vragen; een leraar PAV die kan inspelen op wat er tijdens het NodO+ moment aangebracht werd … De taalcoach is dus zelf heel com-
municatief en spreekt alle partijen aan die hem/haar kunnen helpen om het doel te bereiken. De taalcoach gaat steeds in overleg met de BGV-leraar, de collega die geactiveerd wordt … iedereen die als een satelliet rond de jongere in kwestie draait. Op die manier gaat iedereen bewuster om met het talige aspect van de opleiding en alles wat daarbij komt kijken, ieder op zijn eigen manier.
Effecten
matisch aangeven waarom iets op die manier moet gebeuren of geleerd worden (doel duidelijk stellen), waardoor de jongeren een beter zicht krijgen op de doelen van hun opleiding en daardoor meer gemotiveerd raken. De jongeren in kwestie gaan zich zekerder voelen, veiliger, beter in hun vel en dat is bijna direct merkbaar. Hierdoor komen ze veel gemakkelijker tot leren omdat ze meer open staan voor wat op hen afkomt.
Door de één-op-één aandacht die de taalzwakke jongere krijgt, groeit er een vertrouwensband met de taalcoach. De jongere voelt zich veilig en kan daardoor gemakkelijker tot leren komen. Het is ook meteen duidelijk waar hij/zij aan werkt en wat daarvoor nodig is. Het engagement is duidelijk voelbaar.
Een werkgever is niet langer bang dat de jongere de veiligheidsvoorschriften onvoldoende kan lezen of begrijpen, dat de jongere die bij hem tewerkgesteld is de instructies onvoldoende begrijpt. Een win-win situatie voor alle partijen.
Door de vragen die de taalcoach stelt aan de leraren en andere begeleiders, leren die beetje bij beetje hoe je bepaald wenselijk gedrag of wenselijke taal kan aanleren bij de jongeren. Ze hoeven zich zelf niet met voorbereidend werk bezig te houden of scenario’s onder de knie te krijgen die taalvaardigheid stimuleren, dat doet de taalcoach voor hen.
Dit is maar een greep uit de vele effecten die NodO+ bereikt. Ze kwamen ter sprake tijdens de eerste afsluitende vergadering afgelopen schooljaar. Iedereen is het erover eens dat het project zinvol is en effect heeft. Een taalcoach op de opleidingsvloer? Zeker geen overbodige luxe als je met taalzwakke of Nederlandsonkundige jongeren moet werken. Wil je meer weten of het filmpje bekijken waarin De Rotonde aan bod komt? Surf dan naar https://sites.google.com/a/vdab.be/ nodotaalcoaching/
Leraren gaan op een andere manier om met de vragen die ze tijdens een les stellen, de opdrachten die ze geven, de cursus die ze meegeven en wat ze vragen om te leren. Ze gaan vanzelf nadenken over de relevantie van wat ze aanbieden of vragen van hun leerlingen en daar is niet alleen de anderstalige nieuwkomer goed mee. Ze gaan bijna auto-
Ann Devos Stafmedewerker Dienst Leren en Onderwijzen Begeleiding onthaalonderwijs
december 2013
Forum December 2013.indd 17
17
26/11/13 14:00
INTERNATEN
‘wij zijn ziek van geluk’ Voordracht Dirk De Wachter op Nationale Studiedag Vrije Internaten
’s Namiddags gingen de deelnemers in kleine groepen en werkten ze rond het jaarthema: “Visie: geen woorden maar waarden”. Ze werden uitgenodigd om in kleine groepen aan de hand van een metroplan (een creatieve werkvorm) na te denken over de visie en de te bereiken doelen in hun internaat. Wij geven u graag een samenvatting van de voordracht door professor Dirk De Wachter. ‘Wij zijn ziek van geluk. Geluk is een oververhit concept’. Met die woorden begint professor Dirk De Wachter (psychiater KU Leuven campus Kortenberg) zijn voordracht. Anderhalf uur houdt Dirk De Wachter ons in de ban van zijn denkwereld. Zijn ideeën zijn op zijn minst controversieel en beslist niet alledaags, zoals uit het citaat hierboven mag blijken. Professor De Wachter sprak op de Nationale Studiedag van de Vrije Internaten en had geen moeite om de aandacht van zijn publiek vast te houden, een publiek dat bestond uit zo’n 320 internaatsmedewerkers (beheerders en opvoed(st)ers) . Wij noteerden de grote lijnen van zijn betoog en wij willen er mee voor zorgen dat u af en toe nog even terugdenkt aan zijn betoog op 4 oktober in Mechelen, hoe zeer hij ook benadrukte dat je als toehoorder ‘alles mag vergeten’. ‘Vergeet het nu, maar denk er later nog eens aan terug’, luidde zijn devies.
18
Forum December 2013.indd 18
© D. Deleu
O
p vrijdag 4 oktober vond de Nationale Studiedag van de Vrije Internaten plaats in het Diocesaan Pastoraal Centrum in Mechelen. De Dienst Internaten en de Pedagogische Commissie nodigden Dirk De Wachter uit als spreker. Hij is als psychiater en psychotherapeut verbonden aan de KU Leuven campus Kortenberg en kwam het voorbije jaar verschillende keren in de media, o.a. naar aanleiding van het verschijnen van zijn boek ‘Borderline Times – het einde van de normaliteit’. Hij bleek een geknipte spreker voor deze studiedag die het geïnteresseerde publiek meenam tijdens een verkenning van onze hedendaagse maatschappij. Hij legde daarbij de vinger op de wonden van onze samenleving (verbrokkeling, eenzaamheid, vervlakking, consumentisme..) maar reikte ook alternatieven aan: opnieuw verbinding en hechtingen leggen tussen ouders en kinderen bijvoorbeeld en “la petite bonté”: de kleine goedheid van mens tot mens.
Psychiater en psychotherapeut Dirk De Wachter
Het leven is géén feest
constructie in zijn werk verbeeldt Picasso iets dat pas decennia later als begrip ontstaat.
Wij beleven in onze maatschappij een onwaarschijnlijke hype van geluk. Ongelukkig zijn wordt niet toegelaten en hij verwees een eerste keer naar het fenomeen Facebook: dat sociale medium blinkt uit door zijn permanente vrolijkheid: je ziet alleen foto’s met lachende gezichten en berichten die barsten van het goede nieuws. Iedereen blaast zichzelf op en dat moet tot een implosie leiden.
De Wachter wijst op een paradox: nieuwe media zouden als opstapje kunnen dienen om kaders voor ontmoeting te creëren, maar ze doen dat niet. Een uitspraak zoals ‘ik heb 500 vrienden op Facebook’ gaat voorbij aan de fundamenteel menselijke behoefte om elkaar als vrienden in de ogen te zien. Eenzaamheid is een van de grootste problemen van onze samenleving. De uitdaging is om mensen terug verbinding te geven.
Er is geen plaats meer in onze samenleving voor verdriet. Verdriet is voor bij de dokter en verdriet wordt dan ook gemedicaliseerd. De psychiater als de ‘verdrietdokter’, zoals zijn dochter als kind opmerkte. De Wachter houdt een pleidooi voor “een klein beetje ongelukkig zijn”: het leven is géén feest maar het bestaat uit goede en kwade dagen: het leven is af en toe wat lastig en soms behoorlijk lastig. ‘Laten we proberen om dat lastige samen te dragen’.
Verbrokkeling Het eerste beeld in zijn presentatie is een afbeelding van een werk van Picasso. Met dat beeld wil hij zijn eerste thema inleiden. Hij heeft het over verbrokkeling als een eerste kenmerk van onze tijd. Hij wijst erop dat kunstenaars visionair zijn en dingen zien en aanvoelen die er nog niet zijn. Met de de-
De spreker refereert voortdurend aan de ervaringen vanuit de praktijk in zijn kabinet als psychiater. Wat zieke mensen vertellen, belangt ons allemaal aan: het is uiterst relevant voor ons, de “zogenaamd gelukkigen”. Zij tonen ons de wereld. Zogenoemde probleemjongeren zijn juist het interessantste, het boeiendste om te beluisteren. Zij tonen ons de defecten en de tekortkomingen van onze wereld. De Wachter toont ons dat de globalisering in onze samenleving vervreemdend werkt. Hij geeft als voorbeeld de internationale hotelketens. In alle steden van de wereld vind je in deze ketens hetzelfde behang, dezelfde kleuren, dezelfde (lelijke) meubels.. Het ontbijtbuffet is overal exact hetzelfde, de roze zalm is overal dezelfde. Je vindt dit fenomeen ook bij grote winkelketens: de winkels van
december 2013
26/11/13 14:00
De Wachter fulmineert ook tegen het resultaatgerichte economische efficiëntiedenken. “Ik pleit voor Latijn omdat het volstrekt nutteloos is en je er niks kan mee doen. Latijn wordt interessant omdat het absoluut nutteloos is. En hij maakt een zijstap naar zijn publiek: een opvoeder moet een katalysator zijn, hij moet verbindingen leggen en bevorderen. Je moet verbindingen maken in de wereld en De Wachter parafraseert de beroemde woorden die Jean-Paul Sartre schreef in Huis Clos: Sartre schreef; ‘L’ enfer c’est les autres’. De Wachter maakt daarvan een woordenspel met ‘L’ enfer, c’est le manque des autres’ en hij herhaalt ‘Het is ongelooflijk hoeveel eenzaamheid er is in onze samenleving en niet alleen bij bejaarden en in grote steden. Eenzaamheid komt in alle lagen van de bevolking voor.’
© D. Deleu
(bijvoorbeeld) het kledingmerk Zara zijn overal hetzelfde. Tegenover die globalisering plaatst de spreker oorspronkelijkheid en eigenheid. Geef mij maar een bed and breakfast met een eigen, lokaal karakter die anders is dan die in het volgende dorp. In de grote koepel van de globalisering dreigt de anonimisering. Er moet een soort kleinheid blijven.
Dirk De Wachter: ‘L’enfer, c’est le manque des autres.’
s’ Namiddags gingen de deelnemers in kleine groepen en werkten ze rond het jaarthema: ‘Visie, geen woorden, maar waarden’.
vragen liggen niet voor de hand en de antwoorden situeren zich op het vlak van de levenswijsheid. Ze zijn niet gecorreleerd met diploma’s of universitaire studies. ‘Sommige van mijn collega’s aan de universiteit zijn op dat vlak geen hoogvliegers en soms blijken heel gewone mensen over een flinke dosis levenswijsheid te beschikken.’ Die levenswijsheid komt nog boven het niveau van psychologie en filosofie. William James
noemde dit het niveau ‘van wat niet gezegd kan worden’, het niveau waar kunst en religie zich bewegen en waar de dichter zijn lijnen onbeschreven laat: witregels. Hier situeert zich wat ‘beyond words’ ligt. De Wachter stelt dat er heel veel nood is aan dit bovenste vakje, dat je het vakje van de zingeving zou kunnen noemen. Zin zoeken is het noodlot van de mens, maar wij consumeren ons te pletter om vooral niet te moeten nadenken.
© D. Deleu
Een tweede thema dat prof. De Wachter aansneed na verbrokkeling is de vervlakking in onze maatschappij. De grote boosdoener noemde hij op dat vlak het ‘consumentisme’. De mens is een denkend wezen. Door zijn (uniek) vermogen tot zelfreflectie en introspectie is de mens van nature filosofisch, denk maar aan het beroemde beeld van Rodin: ‘Le penseur’. De mens kan nadenken over zijn eigen leven. De vragen zijn talrijk en liggen voor de hand. Wij zijn hier ‘geworpen’ en wij hebben zelf niet gekozen om hier te zijn. Wat is het leven? Wie ben ik? Wat is er nodig voor een goed leven? Hoe moet ik leven? Hoe moeten we leven? De antwoorden op al die
© D. Deleu
Vervlakking door consumentisme
december 2013
Forum December 2013.indd 19
19
26/11/13 14:00
Als bij een situatie van verlies de zinvraag komt, zegt de mens al snel: ‘Geef mij een pil’. Wij Belgen hebben op dat vlak een bedenkelijk record: wij slikken de meeste slaap- en kalmeermiddelen van de Westerse wereld.
Infantiel De overdreven beeldcultuur moet het ook ontgelden in de ogen van de professor. In onze maatschappij verhult reclame en het toenemend belang van beelden, de visuele media (niet in het minst via internet) de complexiteit van de dingen. Nochtans hebben wij woorden nodig. In Genesis staat ‘In het begin was het woord’.. ‘Ik houd een vurig pleidooi voor het lezen van romans die ons over het leven leren.’ Wij zijn verhalen en wij dreigen te verworden tot beelden: de complexiteit verdwijnt. Als je sms-dialogen krijgt van het niveau ‘Oe is’t?’ met als antwoord
20
Forum December 2013.indd 20
Anja Dingenen, directeur Dienst Internaten
© D. Deleu
Helpt bidden als we ons machteloos voelen en we willen blijven lopen? Hoe kunnen we aanwezig blijven als iedereen zegt dat het er niet toe doet? De oplossing is alleszins niet de moeilijkheden of de problemen te ontvluchten, we mogen die niet ontkennen, maar moeten ze onder ogen zien. De vraag naar hechting is bijzonder actueel: kinderpsychiaters worden overvallen door problemen die kinderen hebben i.v.m. hechting. Een goeie hechting zorgt voor wat wij altijd omschrijven als de ‘basic trust’, het ‘basisvertrouwen’ dat wat kinderen zo nodig hebben om op een gezonde manier op te groeien. De Wachter benadrukt dat hij niet reactionair wil overkomen, maar geeft aan dat het hechte gezin minder en minder de werkelijkheid is. De verticale binding tussen ouders en hun kinderen is erg belangrijk. Volgens onderzoek in Nederland ziet 30 % van de gescheiden mannen zijn kinderen niet meer en er is geen reden om aan te nemen dat het hier veel beter zou zijn. Het onderwijs zou die hechting moeten bevorderen maar kan ze niet overnemen! Hechting is enorm belangrijk om zijn identiteit te vormen en het ontbreken ervan leidt tot irreversibele kwetsuren. Professor De Wachter zei in een persoonlijke noot dat hij als kind echt last gehad heeft van de overgang van de lagere school naar het middelbaar. Ineens waren er veel verschillende leerkrachten en viel “de meester” als referentiefiguur weg.
© D. Deleu
Hechting als oplossing?
Nicole Vande Putte, stafmedewerker Dienst Internaten bedankt Dirk De Wachter.
‘Goe’. Dan versimpel je de dingen en verdwijnt de complexiteit. Het vinden van woorden en het leren gebruiken ervan is een heel belangrijke taak! Een neveneffect daarvan is dat wij worden hoe wij eruit zien. Het geluk wordt steeds meer ingevuld als een uiterlijk iets. Wij moeten nadenken en wij moeten praten, communiceren. Het is het lot van de mens dat hij nadenkt en dat hij existeert. Alleen ontbreken de vaste kaders, de grote verhalen op de dag van vandaag. Wij zijn verschraald tot consumenten en dat consumentisme is geen oplossing voor het bestaan en zijn complexiteit.
en dode momenten. Die bevorderen de creativiteit . Hij pleit er ook voor om meer stilte in ons bestaan te weven. De stilte geeft woorden zijn betekenis. De wereld moet niet doordrammen! Neem een frisse douche en engageer je! Zet door als het niet meer gaat. De filosoof Emmanuel Levinas geeft aanzetten tot oplossingen om de wereld te redden met zijn “petite bonté”: de kleine goedheid van mens tot mens. Hij roept ons op tot het nemen van onze verantwoordelijkheid en geeft ons als goede raad aan het einde van zijn betoog: “zoek zelf en wees op uw hoede voor grote oplossingen”.
Het soms niet goed weten, de “not knowing position”, de twijfel is een interessant vertrekpunt. Dirk De Wachter pleit voor verveling
Jan Willems en Anja Dingenen Dienst Internaten
december 2013
26/11/13 14:00
PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING
sociaal project in het Paridaens Instituut in Leuven
A
lle leerlingen van het zesde jaar nemen deel aan een project dat kadert binnen de Vrije Ruimte. Ze kunnen kiezen uit een wetenschappelijk project, mini-onderneming, cultureel project of hulp bij het organiseren van het Model European Parliament (MEP), dat begin mei in Leuven plaatsvindt en door het Paridaens Instituut wordt georganiseerd. De projecten lopen tien achtereenvolgende donderdagen, met uitzondering van de vakanties, van 14.45 uur tot 16.25 uur. Een van de mogelijkheden waaruit de leerlingen kunnen kiezen is het sociaal project. Dit startte vorig schooljaar naar aanleiding van contacten met het nabijgelegen Rust- en Verzorgingstehuis Dijlehof. De directie en de verantwoordelijke leerkracht zagen in de bestaande contacten een kans om leerlingen kennis te laten maken met een voor hen nog onbekende leefwereld. Mevrouw Juchtmans, lerares Gedragswetenschappen en trekker van het sociaal project, zocht naar voldoende andere voorzieningen om ongeveer twintig leerlingen te kunnen laten ervaren dat ze iets kunnen betekenen voor een ander. De jongeren maken een keuze uit een kleuterschool in een sociale wijk, een voorziening voor mensen met een mentale beperking, een project waarbij anderstaligen leren fietsen, een armoedeorganisatie, een lagere school voor buitengewoon onderwijs of een ontmoetingshuis voor psychiatrische patiënten. In de voorbereidende brief van de school wordt de organisaties en instellingen gevraagd de eerste donderdag wat uitleg te geven over de werking en wat er van de leerlingen wordt verwacht. Na afloop van het project worden alle organisaties uitgenodigd om aan te geven wat goed ging en wat anders kan. Uit de evaluatie blijkt dat het niet als een struikelblok wordt ervaren dat de leerlingen geen of weinig achtergrond hebben over de problematiek van de doelgroepen. Mevrouw Juchtmans vindt het belangrijk dat de leerlingen met dit project ervaren in welke luxe ze zitten. Bovendien hoopt ze dat de leerlingen de kwaliteiten van de doelgroepen ontdekken. Tijdens het project bezoekt ze alle voorzieningen. Ze vindt het jammer dat het project door de verdeling over tien weken gefragmenteerd is. Bovendien vindt ze het anderhalve uur kort. Ook de organisaties en instellingen zien meer mogelijkheden voor de leerlingen als ze langer en eerder op de donderdagen aanwezig zouden zijn. Op deze manier blijft het contact tussen leerlingen en de mensen van de doelgroepen beperkt
tot een kennismaking. Mevrouw Juchtmans ziet echter in dat dit moeilijk anders kan. Vorig jaar was er een zeer zinvolle tussentijdse evaluatie. Door omstandigheden gebeurde de eindevaluatie via Smartschool. Dit jaar is er een eindevaluatie en geen tussentijdse meer omdat daar dan een projectdag voor moet worden ingeleverd. Mevrouw Juchtmans droomt ervan met leerlingen en de mensen waarmee ze in contact kwamen, als afsluiter een podiumprogramma te organiseren. Hopelijk kan ze haar droom ooit realiseren. Hanne en Tristan hebben voor het sociaal project gekozen en zijn bereid over hun ervaringen te vertellen. Ze vonden van de mogelijke projecten binnen de Vrije ruimte het sociaal project het interessantst. Aangezien ze allebei Humane Wetenschappen volgen, vinden ze dit een logische keuze. Mevrouw Juchtmans legde hen en ongeveer twintig anderen zes voorzieningen voor. Daar mogen ze zich gedurende tien opeenvolgende donderdagen anderhalf uur nuttig voelen voor mensen, waarvan ze de leefwereld niet of nauwelijks kennen. Tristan gaat wekelijks naar het rust- en verzorgingstehuis, Hanne naar de school met gehandicapte kinderen. Beiden zien in dit project een kans om iets van de praktijk te zien en ervaren waarover ze met name bij gedragswetenschappen de theorie leren. Na drie donderdagen constateert Tristan dat zijn beeld van bejaarden veranderd is. Hij had verwacht dat hij voornamelijk zou ondersteunen bij het entertainen van de ouderen. Hij had niet beseft dat sommige ouderen veel hulp nodig hebben.
Ook begrijpt hij nu dat het belangrijk is dat de bejaarden niet in hun kamer blijven zitten, ook al zijn ze daar van alle gemakken voorzien, maar af en toe naar buiten moeten. Er worden in het RVT regelmatig uitstappen georganiseerd. Tristan ging, tot zijn grote plezier, ook een keer mee. Op café. Hanne wilde graag meer weten over gehandicapte kinderen. De eerste donderdag realiseerde ze zich al snel dat de communicatie met de kinderen een probleem was. De meeste van hen zijn namelijk doof. Toch wilde ze graag met de kinderen communiceren. Ze kreeg een boekje mee naar huis en leerde een aantal gebaren. Hanne denkt met plezier terug aan de reacties van de kinderen, toen die merkten dat ze zich een beetje verstaanbaar kon maken. Speciaal aan dat ene kind dat gebaarde dat ze haar lief vond. Hanne helpt mee bij het afsluitende lesblok in de school, bij het vieruurtje en bij de begeleiding van de kinderen naar de juiste bus. Melissa Wouters – van Oostrom Pedagogisch Bureau
december 2013
Forum December 2013.indd 21
21
26/11/13 14:00
SCHOOLBESTUREN
het versterken van mensen door het vergroten van sociale cohesie Masterclass met Wouter Beke
M
et deze masterclass werd de start gegeven van het vormingsjaar voor bestuurders van het katholiek onderwijs in Vlaanderen. Dit initiatief kreeg de naam ‘masterclass’ omdat het voldoet aan de omschrijving in Van Dale: ‘een les die gegeven wordt door een prominente beoefenaar van een vakgebied’. Gastspreker Wouter Beke, voorzitter van CD&V en doctor in de sociale wetenschappen, bracht d.m.v. zijn politieke ervaring en zijn expertise in de sociale wetenschappen een degelijke inleiding in de these ‘het versterken van mensen door het vergroten van sociale cohesie’. Deze stelling ligt – samen met de VIMKObaseline ‘Besturen met ziel en zakelijkheid’ – de besturen als de pedagogische verantwoordelijken en bestuurlijke eindverantwoordelijken van het katholiek onderwijs nauw aan het hart. Dit artikel geeft een aantal kernideeën uit het betoog van Wouter Beke weer. Versterken van mensen en vergroten van sociale cohesie lijken twee tegengestelde begrippen. Nochtans meent de spreker dat beide begrippen zich op één en dezelfde lijn bevinden. Deze overtuiging werd in het verleden en wordt ook nu nog niet door iedereen gedeeld. In mei 1968 werd gestreden voor individuele rechten en was er een doorgedreven individualisme met de ontzuiling van Vlaanderen tot gevolg. Nochtans kan individualisme een bedreiging zijn voor de maatschappij. Vrijheid is slechts echte vrijheid in de juiste verhouding tot de gemeenschap. Inmiddels is de mentaliteit, gericht op de individuele ontplooiing van de mens, voorbij. Het opheffen van economische grenzen en de opkomst van de vrije markt blijken meer nadelen dan voordelen te hebben en zetten een grote druk op de eigen cultuur. Tegenover individualisme staat globalisering: de wereld wordt één groot dorp. De grote maatschappelijke evolutie heeft geleid tot een ander soort van wereldbeeld. Beide bewegingen – individualisme en globalisme – gaan samen. In de geschiedenis zijn er meerdere momenten
22
Forum December 2013.indd 22
waaraan het kantelende wereldbeeld kan worden opgehangen: • De Tweede Wereldoorlog toonde sterk aan tot wat het nationalisme kon leiden. Jean Monet, Frans politicus en zakenman, stelt dat natiestaten te klein zijn om de maatschappelijke problemen aan te pakken. Hij onderschrijft het belang van sterkere regionale gemeenschappen (niet enkel op institutioneel vlak). • 1989: val van de Berlijnse muur. Deze gebeurtenis is gekoppeld aan de val van het beeld dat de staat vorm gaf aan het volledige leven. Voordien werd in de landen van het Warschaupact alles door de overheid georganiseerd, ook het persoonlijk leven van de mensen. De val van de Berlijnse muur werd gevoed met de idee om mensen te versterken door hen vrijheid te bieden. Gevolg was evenwel het ontstaan van een groot aantal excessen. De denkpiste dat de gemeenschap wordt gevormd door vraag en aanbod en dat alle beschotten dienden weggehaald te worden, werd ook doorgetrokken op het politieke vlak (Blair, Clinton, …). Voornamelijk op het economische vlak werden controlemechanismen verwijderd. Men geloofde in de stelling dat het individu in de grote wereld, zonder tussenlagen, een universeel mens is. • De val van ‘Lehman Brothers’ (2008) betekende de val van het ‘wilde kapitalisme’ en veroorzaakte in de westerse landen een grote bankencrisis. Oorzaak: het afzwakken van het toezicht op banken waardoor een
wantrouwen tussen de banken onderling werd gecreëerd. Dat had een groot wantrouwen van de mensen t.a.v. de banken tot gevolg. • De val van Twin Towers (9/11): plots blijkt dat er wel verschillende culturen, godsdiensten… zijn. Wouter Beke verwijst in dit verband naar het boek ‘The clash of civilizations’ van S. Huntington, waarin het westerse denken wordt getoetst aan o.m. het islamdenken. Huntington stelt dat de tendensen naar wereldwijde conflicten in grote mate te maken hebben met de grenzen tussen verschillende culturen en religies. Daarenboven stelt de auteur vast dat men in het Westen meent dat de westerse waarden en systemen universeel zijn. Het aanzetten van andere culturen tot overname van deze zgn. universele normen creëert een toename van vijandigheid. Jürgen Habermas, een Duits filosoof en socioloog, die wordt gezien als een van de meest vooraanstaande hedendaagse filosofen en een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de Frankfurter Schule, ontwikkelde een aantrekkelijke theorie: mensen die een rationele dialoog met elkaar aangaan, zullen een rationele uitweg vinden. In een dialoog van Habermas met kardinaal Ratzinger, verdedigde Habermas de theorie dat afkomst niet van belang is.
december 2013
26/11/13 14:00
Indien men bereid is verleden en afkomst achterwege te laten en indien een minimum aan waarden en normen worden gedeeld, vergroot de kans om tot oplossingen te komen. Die grote omwentelingen hebben de vrijheidsgedachte (jaren ’68) helemaal onderuit gehaald. Beke verwijst in dat verband naar zijn boek ‘De mythe van het vrije ik’ (2007). Tegenover rechten staan ontegensprekelijk ook plichten. Individuele rechten kunnen niet worden afgedwongen door de overheid of door de politiek. Een voorbeeld: momenteel worden enorm veel middelen ingezet voor veiligheid en toch bestaat er een groot gevoel van onveiligheid bij de mensen. Het is de taak van de overheid bepaalde zaken af te dwingen; dit moet evenwel door de mensen worden gedragen. Indien dat niet het geval is, geldt de macht van de sterkste! Het is van groot belang dat wordt geappelleerd op bepaalde gedragingen. Een waardepatroon is noodzakelijk en de maatschappij heeft nood aan grote en kleine gemeenschappen om degelijk te functioneren. (De spreker verwijst in dit verband naar het boek ‘Bowling alone’ van Robert Putnam.) Het vertrouwen in de samenleving wordt hersteld door het versterken van de sociale betrokkenheid.
Echte menselijke vrijheid is er pas indien die vrijheid verbonden is met anderen. Het feit dat mensen meerdere identiteiten hebben, biedt kracht. Gezin, opvoeding, verenigingsleven (lokale gemeenschap) zorgen ervoor dat waarden aan elkaar worden doorgegeven. De hedendaagse technologieën zoals internet, betekenen een belangrijke evolutie. De reden waarom sociale netwerken (Facebook, Twitter…) zo populair zijn, is het feit dat wordt geappelleerd op wat de mens in essentie is, m.n. een sociaal wezen. In de virtuele wereld worden wereldwijd allerlei zaken met elkaar gedeeld. De mens engageert zich. Het is een feit dat men in het gelaat van de ander zichzelf leert kennen. Hierdoor worden mensen sterker. Professor Dirk De Wachter stelt in zijn boek ‘Borderline times’ dat de mens een groepsdier is dat andere mensen nodig heeft om te bestaan. Het gaat in de maatschappij vnl. over ‘delen’,
niet over kiezen en achterlaten (cfr. problematiek van de moslims in het Westen). Taal speelt een belangrijke rol: indien men de taal niet machtig is, lijkt men zowel blind als doofstom. Paul Scheffer stelt dit in zijn boek ‘Land van aankomst’, waarin hij aantoont hoezeer in Nederland naast elkaar wordt geleefd door verschillende gemeenschappen en culturen. De maatschappij heeft spelregels nodig die duidelijk moeten worden bepaald. Bv. Facebook bepaalt regels van wat al dan niet toegelaten is op dit netwerk. Daarenboven is geen rationele dialoog mogelijk zonder waarden. Politici zijn sterk in het toebedelen van waarden door het bepalen van normen. Toch moeten niet alle waarden in normen worden gegoten. Indien dat wel gebeurt, bestaat het gevaar dat wordt gesteld dat wat in normen wordt omgezet niet persé moet worden gevolgd. Waarden kunnen worden aangeleerd; dat gebeurt zowel in kleine als in grote gemeenschappen. Twee belangrijke complementaire waarden in de samenleving zijn: solidariteit en verantwoordelijkheid. De samenleving moet ook een plaats geven aan mensen die het moeilijk hebben. Iedereen heeft talenten en kan daarop worden aangesproken.
Waarden als solidariteit en verantwoordelijkheid zijn belangrijke pijlers voor ‘het versterken van mensen door het vergroten van sociale cohesie’! Tijdens een vragenronde werden enkele interessante bedenkingen geformuleerd. Er werd o.m. gesteld dat het engagement van mensen meer en meer afneemt. Wouter Beke verduidelijkte daarbij dat het vnl. de wijze van engagement is die wijzigt. Hij verwees naar het feit dat velen zich nog sterk engageren in sportverenigingen, jeugdbewegingen… Daarenboven stelt men een nieuwe instroom vast van mensen die geen voorgeschiedenis hebben die gelinkt is aan de resp. vereniging. Men spreekt in dat geval van ‘steekvlamengagement’, dat niet negatief mag worden boordeeld maar dat wel minder gestructureerd is dan het engagement van voorheen (duurzaam engagement). Beide vormen van engagement zijn nodig om tot een betere wereld te evolueren.
Op de vraag of men niet meer en meer de bepalende rol van de media ondervindt bij het vormen van waarden en normen, antwoordde Wouter Beke dat de rol van de media minder en minder relevant wordt en momenteel vnl. een bepalende rol heeft m.b.t. sfeerbepaling. Het overbrengen van waarden moet gebeuren door de gemeenschap. De media zou daarin een bepalende rol kunnen spelen. Momenteel zijn de meningen vooral gericht op wat ‘mainstream’ is. Er werd verwezen naar de belangrijke taak die het katholiek onderwijs te vervullen heeft vanuit haar specificiteit. Nochtans wordt de specificiteit van het katholiek onderwijs niet altijd meer uitgesproken. Wouter Beke meent dat de katholieke school de christelijke waarden op een open wijze moet expliciteren en moet durven verwijzen naar de bronnen (o.m. a.d.h. van verhalen uit de Bijbel). Ook in het werken aan schaalgrootte, het vormen van scholengroepen, professionalisering e.d.m. kan het vergroten van de sociale cohesie worden gerealiseerd o.m. door de wijze waarop bezieling en zakelijkheid worden gecombineerd. Beke stelt dat organisaties op een zakelijke wijze moeten worden gerund, maar dat er dient over gewaakt dat de bezieling niet wegvloeit. Het is immers van groot belang dat het authentieke karakter van elke organisatie wordt behouden indien men evolueert naar grotere entiteiten. De wijze waarop de beleidsmakende overheid die te maken heeft met diverse belangengroepen, de sociale cohesie kan vergroten, wordt mede bepaald door de politiek. Beke stelde dat de overheid moet terugtreden waar mogelijk en dient op te treden waar nodig. Dit impliceert de controle van het resultaat (mét eventueel sanctionering) en het aannemen van een gewijzigde houding door de publieke opinie t.a.v. politici. Rita Vandendriessche
Wie zich verder wenst te verdiepen in dit thema kan de volgende boeken van Wouter Beke raadplegen: • ‘De mythe van het vrije ik – Pleidooi voor een menselijke vrijheid’, uitgeverij Altiora Averbode, 2007 • ‘Het moedige midden – Voor het versterken van mensen’, Uitgeverij Pelckmans, 2013.
december 2013
Forum December 2013.indd 23
23
26/11/13 14:00
BEZINNING VOOR ONDERWIJSMENSEN
bezinning voor onderwijsmensen Stijn Van den Bossche in de abdij van Averbode op 24 en 25 januari 2014
E
inde januari zal het schooljaar halfweg zijn. Een mooi moment voor een bezinnende stop. ‘Bezinning voor onderwijsmensen’ biedt je de kans om in de abdij van Averbode op adem te komen, een nieuw elan te vinden voor wat volgt. Stijn Van den Bossche heeft daarvoor een stevig inhoudelijk aanbod in petto. 24 – 25 januari 2014 Stijn Van den Bossche
Wanneer het geloof komt als geroepen Vandaag word je niet langer als christen geboren, maar word je christen … geroepen, durven we stellen. Geloven wordt niet langer doorgegeven als traditie, maar begint veeleer bij de ervaring dat God (het evangelie, een kerkgemeenschap …) jou op een of andere wijze gaat ‘aanspreken’ - dat God je ‘roept’. In lijn daarmee evolueert het cultuurchristendom van weleer naar een kerkgemeenschap waarin wij ons meer persoonlijk geappelleerd weten. Initiatie, leren geloven door je op weg te begeven de roep achterna, komt centraal te staan. Ook de sacramenten van het christen worden - doopsel, vormsel en eucharistie - komen zo in een ander licht te staan: niet langer van traditie, maar van initiatie.
In dit midweekend verkennen we vooral deze nieuwe figuur zelf van geloof, kerk en initiatie, waarin het geloof komt als geroepen (zijn). Maar we betrekken er wel concreet de wereld van de school bij. Ook zij kan niet langer het geloof doorgeven met de opvoeding mee, maar zij kan wel een voorstellende en uitnodigende rol spelen.
PRAKTISCH
Stijn Van den Bossche is dr. in de theologie en algemeen secretaris van de Interdiocesane Commissie voor Catechese van de Vlaamse kerkgemeenschap. Daarnaast is hij ook docent in enkele opleidingen. Zijn interesse betreft vooral kerkvernieuwing, initiatie, sacramenten en catechese. Hij publiceerde recent ‘De initiatiesacramenten: zoekend naar een missionair perspectief’ in Tijdschrift voor liturgie 97 (2013), 33-54.
Het midweekend start telkens op vrijdagavond om 19 uur en eindigt op zaterdagavond om 19 uur.
Meer info
Vooraf inschrijven is noodzakelijk. Prijs: € 50.
Aan de hand van de affiche en het programmaboekje, aanwezig in je school, kun je collega’s ervoor warm maken. Een programmaboekje wordt op aanvraag ook thuis toegezonden. Aanvragen bij: VSKO, Dienst opvoedingsproject en pastoraal, Guimardstraat 1, 1040 Brussel; tel. 02 507 07 71 – fax 02 507 07 76 –
[email protected]. Een digitale flyer over elk midweekend vind je op pastoraal.vsko.be in de rubriek Vorming.
Inschrijven bij Bezinningscentrum Abdij van Averbode, Abdijstraat 1, 3271 Averbode
Men kan ook nog inschrijven voor het midweekend van 21-22 maart 2014 met Jan De Cock over Hotel Prison & Hotel Clinic. Op schoot bij gevangenen en zieken. Het midweekend van februari met Myrjam De Keyser is inmiddels volzet.
tel. 013 78 04 40 fax 013 78 04 39 -
[email protected]
24
Forum December 2013.indd 24
december 2013
26/11/13 14:00
God is in deze advent op zoek naar een plaats en naar mensen om samen Kerstmis te vieren. Het hoeft geen stal te zijn maar wel een plaats waar men thuis kan komen. Het hoeft geen maagd te zijn maar wel een mens die openstaat voor anderen. Het hoeven geen herders te zijn maar wel mensen die kunnen delen met hen die niets hebben. Het hoeven geen koningen te zijn maar wel wijze mensen die durven spreken en handelen. God zoekt naar een plaats en naar mensen om samen Kerstmis te vieren. Mag Hij in deze dagen zijn engelen sturen? Ben jij kandidaat??
© UM www.muurkranten.be
Antoon Vandeputte
Kerstmis: niet ik niet het grootste niet rijkdom niet media of macht niet elk voor zich niet prestatie en rendement in het middelpunt
Kerstmis gebeurt wanneer ik het doen van deze wereld durf omkeren, wanneer het leven met beide handen aangenomen en met hart en ziel geleefd wordt, bekommerd om de waardigheid van elke mens. En dat is zo goddelijk gewoon. Kathleen Boedt
© UM www.muurkranten.be
maar wel de andere zelfs klein en onaanzienlijk gewoon leven en gewone mensen die respect verdienen.
december 2013
Forum December 2013.indd 25
25
26/11/13 14:00
DIKO
saneren van vervuilde scholenterreinen OVAM & AGIOn
M
inisters Schauvlieghe en Smet ondertekenden op 5 september 2013 een samenwerkingsovereenkomst met betrekking tot de sanering van vervuilde scholenterreinen. Hiermee wordt aan schoolbesturen met een vervuild scholenterrein en een saneringsverplichting eenmalig de mogelijkheid geboden om die sanering begeleid en gesubsidieerd te realiseren.
Aanzet Vlaanderen is een dichtbevolkte regio. Activiteiten op onderwijssites hebben soms aanleiding gegeven tot bodemverontreiniging. Het kan dan gaan om huidige of historische activiteiten. Via bodemsanering trachten we de generaties na ons een propere bodem na te laten. Schoolbesturen worden geconfronteerd met een problematiek van bodemsanering, hetzij bij de verwerving van een vervuild terrein (en dan ligt de saneringsplicht meestal bij de eigenaar), hetzij ingevolge een oriënterend bodemonderzoek in functie van een zakelijk recht, hetzij in het kader van een bouwproject (grondverzet). Schoolbesturen kunnen met zo’n vervuilingsproblematiek ook geconfronteerd worden bij het overvullen van een stookolietank of in het algemeen naar aanleiding van de periodieke controle die, afhankelijk van de uitbating, door VLAREM wordt opgelegd. Bodemverontreiniging is een blijvende zorg in dichtbebouwd Vlaanderen. En onderwijs vervult hierin een voorbeeldfunctie. Maar schoolbesturen beschikken noch over de expertise om de omvang en de kost van de bodemsanering in te schatten, noch over de financiële mogelijkheden om die bodemsanering te betalen. En AGIOn besliste enige tijd geleden geen subsidie meer uit te betalen voor bodemsaneringsprojecten. In de aanloop naar de huidige legislatuur werd de aanzet gegeven tot een sectorale aanpak van bodemverontreiniging. Dat engagement werd ook opgenomen in de beleidsbrieven van de ministers Joke Schauvlieghe en Pascal Smet voor deze legislatuur. In 2011 werd een bevraging georganiseerd
26
Forum December 2013.indd 26
om een idee te krijgen van de ernst van de problematiek op scholenterreinen. Daaruit werd afgeleid dat de saneringsbehoefte van scholenterreinen in Vlaanderen kan ingeschat worden op 18 miljoen (inclusief BTW en alle studiekosten). De Vlaamse Regering wil hieraan iets doen. Na een eenmalige oproep zal de uitvoering van de geselecteerde saneringsoperaties gespreid worden over 6 jaar.
Opstart In het eerste trimester van het schooljaar 2013-2014 wordt een sensibiliseringscampagne opgestart. Vanaf begin 2014 worden schoolbesturen dan uitgenodigd om op het aanbod in te tekenen. Schoolbesturen hebben op dat ogenblik 60 kalenderdagen om zich bij OVAM aan te melden als kandidaat voor het programma.
Werkwijze en aanbod Het schoolbestuur meldt zich aan bij OVAM als kandidaat voor het programma. Hiertoe wordt een aanmeldingsformulier ingevuld dat op de website van OVAM te vinden is. Op die website staat ook meer informatie over het programma: http://www.ovam.be/onderwijs. Het schoolbestuur voegt bij dat aanmeldingsformulier een oriënterend bodemonderzoek (OBO) of bezorgt dat OBO zo snel mogelijk en uiterlijk binnen de loop van een jaar als aanvulling. Door de aanmelding geeft het schoolbestuur aan OVAM het mandaat om de vervuiling te saneren. Na selectie zorgt OVAM voor de hele verdere afwikkeling van de sanering: aanstelling er-
kend bodemsaneringsdeskundige (eBSD) voor het beschrijvend bodemonderzoek (BBO), het bodemsaneringsproject en de sanering zelf. OVAM prefinanciert ook al die kosten en factureert vervolgens (na voltooiing of uiterlijk na 1 jaar) 70% van de kost aan het schoolbestuur. Die factuur is gesplitst in een deel werken en een deel diensten. De factuur van OVAM wordt door AGIOn gesubsidieerd op het deel werken inclusief BTW en 7% algemene onkosten, aan 60% of 70%. OVAM is bereid om projecten die nu al verder staan ook al vroeger te bekijken en in aanmerking te nemen voor sanering binnen de voorwaarden van het protocol. Er zijn op dit ogenblik al middelen beschikbaar. OVAM zal na de vaststelling dat het schoolbestuur saneringsplichtig is omwille van de vervuiling op het bronperceel de hele sanering mee opnemen in de financiering, al dan niet op het perceel van het schoolbestuur, al dan niet met een onderwijsbestemming, al dan niet binnen het zakelijk recht van het schoolbestuur. Projecten van minder dan 10.000 EUR worden door OVAM integraal doorgerekend aan het schoolbestuur. AGIOn komt alleen tussen als er minstens 8.500 EUR werken voorzien zijn in het dossier.
Uit te klaren elementen en aandachtspunten • De aanstelling van erkende bodemsaneringsdeskundigen (eBSD) voor oriënterende bodemonderzoeken en de wetgeving overheidsopdrachten. OVAM stelt op dezelfde webpagina een modelbestek ter beschikking van schoolbesturen om een bodemsaneringsdeskundige aan te stellen voor het oriënterend bodemonderzoek. Maar eventueel kan in overleg met vzw IRO en vzw ServiKO ook gedacht worden aan een raamovereenkomst, waarschijnlijk om de kost en de afstand te beperken voor de aanstelling van een bodemsaneringsdeskundige per regio (bisdom of …).
december 2013
26/11/13 14:00
• Door de aanmelding engageert het schoolbestuur zich meteen ook voor de rest van het programma.
• Wijze van beoordelen door AGIOn van een saneringsingreep buiten het zakelijk recht van het schoolbestuur.
ook op te nemen in de herstelmaatregelen ten laste van de aannemer die de saneringswerken uitvoert.
In overleg met OVAM zoeken we een oplossing (fasering) indien dit voor het schoolbestuur dreigt te leiden tot een engagement dat zijn financiële mogelijkheden overstijgt.
OVAM verzorgt de sanering en komt financieel tussen in het geval van een saneringsplichtige inrichtende macht. Er wordt dus alleen gekeken naar het bronperceel. We verwachten van AGIOn eenzelfde houding waarbij zijn tussenkomst in de saneringskost niet beperkt blijft tot het bronperceel zelf of tot het deel op het bronperceel waar het schoolbestuur beschikt over een zakelijk recht.
De redelijkheid gebiedt om die vraag niet verder uit te breiden tot overdekte speelplaatsen, fietsenstallingen, speeltoestellen of … gebouwen.
• Wijze van prioriteren van dossiers, niet louter op basis van milieutechnische aspecten. OVAM heeft een uitstekend systeem om saneringsprojecten te prioriteren, gebaseerd op objectieve milieutechnische aspecten. We willen erover waken dat daarnaast ook rekening kan gehouden worden met andere elementen die een prioritering rechtvaardigen: zakelijk recht in functie van een gesubsidieerd investeringsproject, noodzakelijke sanering in functie van bouwwerken, …
• Wijze van afbakening van de herstelmaatregelen die OVAM voorziet. OVAM is bereid om na het afgraven van vervuilde grond en de aanvoer van nieuwe, zuivere grond ook te voorzien in een “koffer” als fundering voor een nieuwe verharding. We bepleiten bij OVAM om de verharding zelf
Pedagogische animatie OVAM kan ook zorgen voor materiaal om deze saneringsoperatie in te schakelen in het lesen leergebeuren. Dit lijkt ons een belangrijke troef voor een schoolbestuur in zijn voorbeeldfunctie. Op die manier zal een dergelijke investering ook optimaal renderen in het leer- en sensibiliseringstraject van de leerlingen en hun ouders. ir. Dirk Vanstappen Directeur DIKO
december 2013
Forum December 2013.indd 27
27
26/11/13 14:00
DIKO
scholenbouwinvesteringen Leningsovereenkomsten met waarborg van de Vlaamse Gemeenschap
S
edert de communautarisering van het onderwijs kunnen schoolbesturen in het vrij gesubsidieerd onderwijs voor scholenbouwinvesteringen genieten van een dubbele tegemoetkoming vanwege de Vlaamse overheid. Enerzijds wordt een subsidie voorzien van 60% of 70% van de kostprijs van de investering, Anderzijds kan het schoolbestuur voor de resterende 40% of 30% een lening afsluiten met waarborg van de Vlaamse Gemeenschap. Dat systeem verliep eerst via de Dienst voor Infrastructuurwerken van het Gesubsidieerd Onderwijs (DIGO) tot in 2006 die taken werden overgedragen naar het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGIOn). Met betrekking tot die gewaarborgde leningen werd in 1991 een overeenkomst gesloten tussen de Vlaamse overheid en de financiële sector. In dat protocolakkoord werden afspraken gemaakt met betrekking tot terugbetalingsmogelijkheden, rentevoetherzieningen, ... en maximale tarieven. Jarenlang heeft die overeenkomst geen terughoudendheid bij de banken (tot een blokkering) opgeleverd, tot onze schoolbesturen sedert 2012 geconfronteerd werden met problemen om onder de voorwaarden van het protocol nog geld te ontlenen. Die overeenkomst werd nu aangepast. Wat betekent dit voor onze schoolbesturen?
groep bestaande uit vertegenwoordigers van de banksector, het kabinet onderwijs, de administratie financiën en begroting, het VSKO (DIKO) en AGIOn werd een akkoord bereikt over een nieuw leningsprotocol. Dat nieuwe protocol werd op 15 juli 2013 ondertekend.
Vergelijking van het oude en het nieuwe protocol In dit deel van de tekst plaatsen we kort de voornaamste overeenkomsten en verschilpunten van het oude en het nieuwe protocol naast elkaar.
Maximale looptijd
Een nieuw protocol We schrijven 22 november 1991 wanneer een overeenkomst wordt gesloten met betrekking tot de gewaarborgde leningsovereenkomsten in het kader van gesubsidieerde scholenbouwinvesteringen. Dat protocol van 1991 werd afgesloten voor een periode van 5 jaar. Sedert 1991 werd de overeenkomst niet geëvalueerd, laat staan aangepast. Er is sedert 1991 nochtans veel veranderd. De financiële sector werd geraakt door een opeenvolging van financiële en bancaire crisissen. In een reactie op die schokgolf werd een verstrengde reglementering uitgewerkt met, onder meer, de Basel-akkoorden. Daardoor bleken de maximale tarieven voorzien in de overeenkomst van 1991 niet meer marktconform. Begin 2010 kregen we hiervan de eerste signalen van de financiële sector. Na bijna drie jaar onderhandelen in een werk-
28
Forum December 2013.indd 28
Het protocol van 1991 voorzag in een maximale looptijd van 25 jaar inclusief de opnameperiode. In het nieuwe protocol wordt die maximale looptijd op 20 jaar gebracht maar exclusief de opnameperiode. Die opnameperiode bedraagt nog steeds maximaal 2 jaar.
Rentevoetherziening In het protocol van 1991 moest gekozen worden voor een rentevoetherziening om de drie jaar of om de vijf jaar. In het nieuwe protocol kan gekozen worden voor een vaste rentevoet voor de volledige duur van de leningsovereenkomst of een herziening om de vijf of tien jaar.
Prijselementen Het oude protocol voorzag in een afbetaling van het krediet per trimester, per semester
of per jaar. Het krediet kon terugbetaald worden met vaste kapitaalschijven (met daar bovenop de rente berekend op het uitstaande kapitaal) of met vaste bedragen per periode (bestaande uit kapitaal en rente). Dit is in het nieuwe protocol niet gewijzigd.
Varianten Het oude protocol voorziet in een opnameperiode en aflossingsfase aan dezelfde rentevoet. Het nieuwe protocol maakt in totaal vier varianten mogelijk door te kiezen uit twee combinaties: 1. Ofwel wordt meteen tijdens de opnameperiode al interest betaald op basis van de langetermijnrentevoet – ofwel wordt tijdens de opnameperiode de kortetermijnrente als basis genomen voor de interesten op de opgenomen middelen en wordt de langetermijnrente pas op een later tijdstip vastgezet 2. Ofwel wordt de marge op de referentierentevoet vast voorzien. Op elk moment met een rentevoetherziening wordt dezelfde marge toegepast op de geactualiseerde referentierentevoet – ofwel wordt ook de marge ten opzichte van de referentierentevoet variabel. In de meeste gevallen, en zeker voor kleinere ontleende bedragen, zullen schoolbesturen van het vrij gesubsidieerd onderwijs kiezen voor een enkele referentierentevoet die meteen wordt vastgelegd voor opnameperiode en aflossingsfase en voor een vaste marge ten opzichte van die rentevoet. Die werkwijze stemt het best overeen met de werkwijze onder het oude protocol. In het nieuwe protocol is dit variante 1.
Referentierentevoet Het oude protocol gebruikte de Belgian Franc Prime Rate (BFPR) als unieke referentierentevoet. In het nieuwe protocol wordt de IRS (ISDAFIX2) voorzien als referentierentevoet voor de langetermijnrente en de EURIBOR 3 maanden voor de kortetermijnrente.
december 2013
26/11/13 14:00
Maximale rentevoet Onder het oude protocol was de rentevoet maximaal gelijk aan de BFPR verhoogd met 0,30 % voor de leningen tot 20 jaar en met 0,40 % voor de leningen tot 25 jaar. In het nieuwe protocol wordt geen maximale rentevoet meer vastgelegd. We hebben dan ook aan den lijve mogen ondervinden dat het eerste moment waarop dat maximale tarief een beperking zou kunnen zijn voor de financiële sector, geen leningen meer werden toegestaan. De marktconformiteit wordt nu gewaarborgd door een publicatie van de voorwaarden waaraan leningen effectief werden afgesloten en door AGIOn goedgekeurd voor waarborg. Die informatie wordt gepubliceerd op de website van AGIOn (www.agion.be)
En verder Een aantal elementen worden verplicht geexpliciteerd: aangerekende kosten door de financiële instelling, reserveringscommissie,
verzakingsvergoeding, mogelijkheid van vervroegde terugbetaling met een gestandaardiseerde bepaling van de vergoeding voor de financiële instelling. Dat zorgt voor meer duidelijkheid en een betere vergelijkbaarheid tussen verschillende offertes.
En aarzel ook niet om bij uw financiële instelling goede raad te vragen met betrekking tot de mogelijkheden voorzien in dit protocol. De wetgeving overheidsopdrachten laat een dergelijk voortraject toe op voorwaarde dat dit voortraject geen oneigenlijk voordeel oplevert voor uw financiële instelling in de uiteindelijke gunningsprocedure.
En de wetgeving overheidsopdrachten
Schoolbesturen kunnen ten andere ook voor al hun vragen met betrekking tot dit protocol én met betrekking tot de wetgeving overheidsopdrachten bij DIKO terecht.
Sedert 1 juli 2013 moeten ook deze leningsovereenkomsten afgesloten worden volgens de wetgeving overheidsopdrachten. Op vraag van het VSKO heeft FEBELFIN (de overkoepelende organisatie van erkende financiële instellingen) een modelbestek uitgewerkt voor leningsovereenkomsten binnen het nieuwe protocol. Dat bestek kunt u op eenvoudig verzoek verkrijgen bij DIKO en zal binnenkort ook op de website ond.vsko.be/diko beschikbaar zijn.
ir. Dirk Vanstappen Directeur DIKO
december 2013
Forum December 2013.indd 29
29
26/11/13 14:00
Bekijk alle details op www.licap.be
Onze studieplanner is een ideale aanvulling op uw digitale agenda
Een uitgebreid aanbod:
A4-formaat:
A5-formaat:
MULTIPLANNER
DAGPLANNER
WEEKPLANNER STUDIEPLANNER
Onmisbaar voor een succesvol schooljaar! 2014-2015
schoolagenda schoolagenda BESTEL VÓÓR 15 FEBRUARI 2014 EN GENIET
4% KORTING OP HET TOTAALBEDRAG VAN UW BESTELLING
Alle agenda’s kunnen worden GEPERSONALISEERD OP MAAT VAN UW SCHOOL. Voor meer UITLEG of om een PERSOONLIJKE AFSPRAAK te maken, contacteer ons: Licap cvba, Guimardstraat 1, 1040 Brussel, tel. 02 509 96 05,
[email protected]
Forum December 2013.indd 30
26/11/13 14:01
IS VERSCHENEN
december 2013
Forum December 2013.indd 31
31
26/11/13 14:01
De christelijke inspiratie op school brengen op een hedendaagse manier en in dialoog met de aanwezige diversiteit en de huidige secularisering is een uitdaging. Misschien bestaat de grootste uitdaging eruit om er voor elkaar te zijn, zonder voorwaarden of verborgen agenda. Een affiche, een Leeftochtnummer met digitale XXL, bezinningskaartjes en een meditatieve diamontage zijn de vier elementen van het VSKO-aanbod voor de komende advent.
© Koen Lemmens
Ze worden u voorgesteld in Forum november.
Durf, zoals de drie wijzen, het pad verlaten en onbekende wegen gaan. Vertrouw op de Heer, want Hij zal je leiden.
In die tijd nam Jezus het woord en sprak: “Komt allen tot Mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verlichting schenken. Neemt mijn juk op uw schouders en leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen, want mijn juk is zacht en mijn last is licht.” Mt 8, 28-30
Goede Vader, Jij kent mij en weet wat mij raakt. Zie jij het ook? Een aanraking, een vriendelijk woord, eerlijke warmte, beschermende armen, voelen dat iemand aanwezig is, weten dat je kan rekenen en vertrouwen op iemand die tegen jou zegt: ik zal er zijn.
Jij ziet mij zelfs in mijn donkerste hoekjes, de hardnekkige ‘ik’ die steeds weer de bovenhand neemt. Help me, leer me, om een goed evenwicht te vinden tussen zorg voor mezelf en er zijn voor anderen. Laat me ontdekken hoe ik in beide echt aanwezig kan zijn, betrokken met hart en ziel. Amen
Leeftocht – Maandelijkse inspiratiebron – Een verademing voor onderwijsmensen – Proviand voor onderweg. Surf ook naar de rubriek Leeftocht en Advent & Kerstmis op pastoraal.vsko.be. Online vind je de rubriek Extra extra Large. In de vorige Forumeditie verscheen een artikel met een duiding van het adventsaanbod. Aarzel niet om je impressie te mailen naar
[email protected]. Bij dit decembernummer van Forum vind je het Leeftochtnummer van januari ‘Tegen de stroom’. In bijlage bij het Forumnummer van oktober 2013 ontvingen alle abonnees de adventsaffiche in twee formaten (1 ex. A3 en 1 ex. A2). In het Leeftochtnummer en op de website staan alle technische gegevens en de bestelmodaliteiten op een rijtje. Elke abonnee van Forum ontvangt Leeftocht automatisch en gratis als bijlage. Wie geen abonnee van Forum is, kan een individueel jaarabonnement nemen. Hebben meer collega’s graag hun eigen origineel exemplaar van elk nieuw Leeftochtnummer? Vanaf drie jaarabonnementen op éénzelfde adres geniet men van een voordelig groepstarief. Zie de voorwaarden op pastoraal.vsko.be in de rubriek Leeftocht.
Forum December 2013.indd 32
Jg. 29, Oprapen of laten liggen nr. 4, december 2013
26/11/13 14:01