Samenvatting en conclusies Bron: De duizendpoot onder de loep / P. van der Zant, 2009 Cultuurnetwerk Nederland voert in opdracht van het ministerie van OCW een vierjarig project (2009-2012) uit met als belangrijkste doel de interne cultuurcoördinator (ICC’er) verder te professionaliseren. Om meer inzicht te krijgen in de resultaten van de afgelopen jaren vroeg het ministerie van OCW om de ICC-cursus en de resultaten daarvan door een extern bureau te laten evalueren. Cultuurnetwerk Nederland gaf vervolgens Bureau ART opdracht een onderzoek te doen onder de interne cultuurcoördinatoren in het primair onderwijs (regulier basisonderwijs en speciaal onderwijs). Het betrof de circa 2.600 interne cultuurcoördinatoren die gecertificeerd zijn, omdat zij een ICC-cursus hebben gevolgd. Het onderzoek moest informatie geven over hoe tevreden de ICC’ers achteraf zijn over de ICC-cursus en wat hun wensen zijn voor hun verdere ontwikkeling als ICC’er. Ook wilde Cultuurnetwerk Nederland op basis van een competentieprofiel meer inzicht krijgen in de taken van de ICC’er. Het onderzoek vond plaats in de maanden april tot en met juni door middel van een digitaal onderzoek en vijf groepsgesprekken met ICC’ers, gespreid over Nederland. Aan het digitale onderzoek werd deelgenomen door meer dan 40% van de gecertificeerde ICC’ers, goed gespreid over alle leeftijdscategorieën en over de verschillende typen scholen. Ook verrichtte onderzoeksbureau Sardes een secundaire analyse van de Monitor Versterking cultuureducatie, om te kijken of er verschillen zijn tussen scholen met en scholen zonder een gecertificeerde interne cultuurcoördinator. In deze samenvatting beschrijven we de belangrijkste conclusies van het onderzoek van Bureau ART. Eerst wordt ingegaan op de uitkomsten van het digitale onderzoek, daarna op de resultaten van de groepsgesprekken. Aan het eind worden de uitkomsten van de secundaire analyse van Sardes besproken en vergeleken met die van de digitale enquête en de groepsgesprekken.
Het oordeel over de ICC-cursus
Vrijwel alle interne cultuurcoördinatoren zijn tevreden over de gevolgde ICC-cursus. Zij waarderen de cursus met een gemiddeld rapportcijfer van 7,6. Bijna 90% van de ICC’ers geeft de cursus een rapportcijfer 7, 8 of 9. De cursussen zijn gestart in het schooljaar 2005/06. De waardering voor de cursus vertoont de afgelopen vier jaar een (licht) stijgende lijn. Positief aan de inhoud van de cursus vond men vooral het enthousiasme van docenten en gastsprekers, de bewustwording van het belang van cultuureducatie, de kennismaking met de vele mogelijkheden van kunst en cultuur in de regio en de breedte van de cursus. De cursus heeft vaak tot gevolg gehad dat culturele activiteiten, onder andere door het beleidsplan, beter verankerd zijn in de school en meer in een doorgaande leerlijn zijn geplaatst. Achteraf verbeterbaar aan de cursus is dat de inhoud nog praktischer en concreter had gekund, met (nog) meer aandacht voor zaken als financiën, het enthousiasmeren van collega’s en directie, het implementeren van beleid, het verankeren en ‘borgen’ van cultuureducatie in de school en het wegnemen van allerlei praktische belemmeringen.
Andere ondersteuning van ICC’ers
Naast de ICC-cursus worden allerlei andere activiteiten georganiseerd voor ICC’ers. De meeste ICC’ers blijken bekend te zijn met de digitale nieuwsbrief voor ICC’ers, de regionale netwerkbijeenkomsten/ terugkomdagen en de website cultuurcoördinator.nl. Minder bekend zijn de landelijke netwerkbijeenkomsten/ terugkomdagen en de nascholingen. Van de digitale nieuwsbrief, de regionale netwerkbijeenkomsten en de website wordt ook veel gebruik gemaakt. ICC’ers die langer in het onderwijs zitten, maken gemiddeld meer gebruik van deze activiteiten dan ICC’ers die nog maar kort in het onderwijs werkzaam zijn.
Taken van de ICC’er
Bij 42% van de ICC’ers zit het aantal taakuren voor de taakinvulling (ongespecificeerd) in de normjaartaak; 10% van de ICC’ers geeft bovendien aan geen uren te hebben voor de taakinvulling (maar ook daarvoor geldt waarschijnlijk dat zij de taken verrichten als onderdeel van het taakbeleid), 20% heeft minder dan 20 uur per jaar, 15% heeft 20-39 uur per jaar beschikbaar. Dit betekent dat van alle ICC’ers 13% meer dan 40 uur per jaar beschikbaar heeft voor de taakinvulling, voor zover het niet (ongespecificeerd) in de normjaartaak zit. Gevraagd naar het aantal uren per jaar dat de ICC’er feitelijk besteedt aan de uitoefening van de functie, blijkt dat bijna de helft in de praktijk meer dan 40 uur per jaar besteedt aan de taakinvulling. Er is dus een groot verschil tussen het aantal uren waarover de ICC’er zegt te beschikken en het aantal uren dat men feitelijk besteedt aan de taken als ICC’er. Op de achtergrond speelt daarbij waarschijnlijk mee dat er op veel scholen geen duidelijke afspraken worden gemaakt tussen directie en ICC’er over de inhoud van de taken en het aantal uren dat daar – op jaarbasis – voor beschikbaar is; ook ervaren sommige ICC’ers taken verricht uit de niet-lesgebonden uren uit de normjaartaak als ‘extra werk’ (zie verder in deze samenvatting bij ‘Resultaten groepsgesprekken’).
Het competentieprofiel
Cultuurnetwerk Nederland heeft een competentieprofiel opgesteld voor de taken als ICC’er met zeven verschillende taakgebieden: communiceren, plannen ontwikkelen, cultuuraanbod beoordelen, samenwerken met externen, professionaliseren, samenwerken binnen de school en coördineren. Uit het onderzoek blijkt dat samenwerken binnen de school, coördineren, plannen ontwikkelen en communiceren momenteel de belangrijkste taken zijn. Gevraagd naar de ideale taakinvulling, zouden ICC’ers graag het belang van alle zeven taakgebieden zien stijgen. Het verschil tussen de huidige en de ideale situatie is het allergrootst bij ‘professionaliseren’. Ook bij ‘samenwerken met externen’ is er een groot verschil tussen de huidige situatie en de ideale taakinvulling. Blijkbaar willen ICC’ers graag meer tijd besteden aan hun eigen professionalisering en aan het samenwerken met externen.
Samenwerking binnen de school
De ICC’ers werken vooral samen met de directie (83% zegt hiermee samen te werken) en het team van leerkrachten (65%) als onderdeel van hun rol als ICC’er. Toch geeft 31% aan samen te werken met andere ICC’ers binnen de school en 23% met een Klankbordgroep cultuureducatie. Gevraagd naar het belang van de overlegpartners, dan blijken de andere ICC’ers binnen de school (indien aanwezig) het belangrijkst te zijn, op de voet gevolgd door het team van leerkrachten, de klankbordgroep (indien aanwezig) en de directie; ouders zijn veel minder belangrijk als overlegpartner. Met de meeste overlegpartners wordt maandelijks of incidenteel overlegd. Alleen indien er meerdere ICC’ers in de school aanwezig zijn, dan wordt daarmee soms wekelijks overlegd.
Het belang van cultuureducatie in de school
Er is vrijwel geen ICC’er die weleens terugverlangt naar de situatie van vóór de invoering van de regeling Versterking cultuureducatie; 78% vindt dat men goed op weg is met cultuureducatie en verwacht dat de inhoud en aandacht voor cultuureducatie alleen maar beter worden. Slechts een kleine groep is tevreden over de huidige situatie en vindt dat er
niet veel meer hoeft te veranderen. Een andere groep (zo’n 10%) is nog niet tevreden over de huidige situatie, maar vindt ook dat de school (nog) niet op de goede weg is. Op de meeste scholen is er een speciaal budget voor cultuureducatie beschikbaar. Doorgaans betreft dit een bedrag per leerling (gem. 14,20 euro). Bijna een kwart van de scholen heeft een totaalbedrag voor de school (gem. ruim 3.500 euro). Bijna tweederde van de ICC’ers onderschrijft de stelling, dat het cultuurbeleidsplan een richtlijn is en dat van jaar tot jaar bekeken wordt hoe dat concreet wordt ingevuld, waarbij het belang van andere onderwijsontwikkelingen zoals brede school of aandacht voor taal en rekenen meewegen. Besluiten over cultuureducatie worden in de school vooral genomen door de ICC’er (in overleg met de directeur). Gevraagd naar de invloed op de verdeling van het geld voor cultuureducatie op de school, noemt 86% de directie als invloedrijke betrokkene; 66% ziet de ICC’er als invloedrijk bij de verdeling van het geld. Gevraagd naar de invloed op de inhoud van cultuureducatie op de school, achten de ICC’ers zichzelf het vaakst (92%) een betrokkene met veel invloed, gevolgd door de directie (68% denkt dat deze veel invloed heeft op de inhoud van cultuureducatie).
De wensen voor de toekomst
De meeste ICC’ers (89%) willen zich de komende jaren verder ontwikkelen als ICC’er. Daarbij wordt vooral gedacht aan netwerkbijeenkomsten, conferenties/ studiedagen en websites. 41% van de ICC’ers heeft leerwensen op het gebied van het ontwikkelen van plannen, m.n. het maken van een vertaalslag van visie en beleidsplan naar praktisch haalbaar beleid en het opstellen van plannen voor het ‘borgen’ van cultuureducatie in de school. 40% heeft leerwensen op het gebied van het beoordelen van cultuuraanbod: criteria ontwikkelen om (de kwaliteit van het) cultuuraanbod te kunnen beoordelen en het leren (verantwoorde) keuzes te maken in het aanbod, passend bij het beleid en bij de visie van de school. 38% heeft leerwensen op het taakgebied van communiceren: enthousiasmeren van collega’s, omgaan met weerstanden, draagvlak creëren binnen (en buiten) de school voor cultuureducatie e.d. 40% van de ICC’ers heeft leerwensen op het gebied van het samenwerken binnen de school. Hierbij worden over het algemeen dezelfde wensen geuit als bij communiceren: draagvlak creëren, collega’s adviseren en inspireren, praktische tips hoe mensen mee te krijgen, enthousiasme overbrengen op het team. 31% heeft leerwensen op het gebied van het samenwerken met externen: het leren contacten leggen met instellingen, het leren onderhandelen met instellingen, financiële afspraken maken met instellingen en het leren (sterke) netwerken op te bouwen en uit te bouwen. 27% heeft leerwensen op het gebied van coördineren, zoals het leren delegeren. 43% van de ICC’ers heeft leerwensen op het gebied van professionaliseren; daarbij worden vooral onderwerpen genoemd die ook bij de andere zes taakgebieden aan de orde komen.
De resultaten van de groepsgesprekken
In de groepsgesprekken wordt het beeld bevestigd dat ICC’ers naar hun idee over weinig uren beschikken om hun taken als ICC’er adequaat uit te voeren. De beschikbare uren worden vooral besteed aan het schrijven van het beleidsplan, het organiseren van allerlei culturele activiteiten (bijv. een Kunstmenu) en het opbouwen van netwerken. Vaak komt men niet toe aan zaken als het ‘borgen’ van cultuureducatie, het actualiseren van het beleidsplan en het creëren van doorgaande leerlijnen. Ook is het in de praktijk lastig om in de uren waarover men beschikt projecten op maat voor de school te organiseren; daardoor valt men vaak terug op het ‘standaardaanbod’ van de steunfunctie en/of lokale culturele instelling. De taken van de ICC’er worden doorgaans verricht uit de normjaartaak, dat wil zeggen uit de niet-lesgebonden uren voor ‘overige schooltaken’ (van de 1659 klokuren op jaarbasis moeten 930 aan contacturen worden besteed, 563 aan overige schooltaken en 166 uur aan deskundigheidsbevordering); een (klein) deel van de ICC’ers ervaart de ICC-taken desondanks als ‘extra werk’ dat naast het ‘gewone werk’ (het lesgeven) moet worden verricht. Dat gevoel van ‘extra werk’ lijkt te worden versterkt, doordat op slechts een minderheid van scholen zakelijke afspraken tussen directie en ICC’er worden gemaakt over de exacte taken die de ICC’er wel en niet het komende jaar zal uitvoeren, de producten die worden opgeleverd en het aantal uren dat de ICC’er hieraan op jaarbasis aan kan besteden. In de praktijk blijkt de aandacht voor cultuureducatie in de school (en daarmee het budget en het aantal uren voor de ICC’er) nog steeds sterk afhankelijk te zijn van de persoon van de directeur. Slechts een enkele ICC’er beheert zelf het budget voor cultuureducatie; in de meeste gevallen dient men voor elke uitgave toestemming te vragen van de directie en maakt men zelf geen afwegingen ten aanzien van de besteding van het beschikbare budget. Tijdens de groepsgesprekken werd naast het competentieprofiel dat in de digitale enquête werd voorgelegd, ook nog een tweede, meer schematisch taakoverzicht besproken. Uit de discussies over beide schema’s blijkt dat beide hun waarde kunnen hebben. Het profiel geeft beter inzicht in de inhoud van de taken die de ICC uitvoert (of zou moeten uitvoeren) en kan daardoor waardevol zijn in een gesprek met de directie over de taakinvulling en het beschikbaar aantal uren. Het taakoverzicht kan een praktisch hulpmiddel zijn voor de ICC’er zelf, om bij te houden welke taken men verricht of moet verrichten. In de groepsgesprekken formuleerden de ICC’ers – aanvullend op de uitkomsten van de digitale enquête - de volgende wensen voor de komende jaren: - Het ontvangen van ondersteuning om het belang van kunst en cultuur over het voetlicht te brengen bij de directie en in het team (minimaal in de vorm van een lijst van argumenten waarom kunst en cultuur zo belangrijk zijn, maar zo mogelijk ook in de vorm van een film, een ‘rondreizend ambassadeur’ e.d.). - Het creëren van een formele functie van ICC’er in plaats van een leerkracht die taken van een ICC’er verricht, zodat er meer erkenning komt van de ICC’er in de school. - Het uitvaardigen van een richtlijn in minimaal hoeveel uren per week een ICC’er de taken (die beschreven worden in het competentieprofiel) kan verrichten (gegeven de grootte van de school). - Het opstellen van een competentieprofiel voor de directie (en het bestuur) voor wat betreft kunst en cultuur.
-
Een overzicht van subsidiemogelijkheden en bijbehorende criteria en een handleiding hoe subsidies aan te vragen. Een overzicht van alle voor een ICC’er relevante informatiebronnen, websites e.d. Het leren budgetteren en het leren beheren van een budget voor cultuureducatie. Het leren aanbrengen van leerlijnen in het aanbod (per discipline). Het leren projectmatig werken.
Secundaire analyse Sardes
Uit de analyse van Sardes blijkt dat er verschillen zijn tussen scholen waarvan een of meer personeelsleden de ICC-cursus hebben gevolgd en scholen zonder gecertificeerde ICC’ers. Scholen met gecertificeerde ICC’ers zijn verder gevorderd bij het ontwikkelen van cultuureducatie (werken met een doorgaande lijn en met culturele projecten). Ook zijn ze verder met het maken van beleid met betrekking tot cultuureducatie: het vastleggen van een langetermijnvisie, coördinatie van cultuureducatie, het samenstellen van een aanbod dat is toegesneden op de eigen school, structurele samenwerking met andere basisscholen en culturele instellingen. Dit wijst er volgens Sardes op dat het volgen van de ICC-cursus een positieve invloed heeft op de ontwikkeling van cultuureducatie in het basisonderwijs. Het is echter de vraag of bij het gelijktijdig optreden van twee factoren a (het beschikken over een gecertificeerde ICC’er) en b (het verder zijn met cultuureducatiebeleid) geconcludeerd mag worden dat b het gevolg is van a. Het omgekeerde kan namelijk ook het geval zijn: scholen die verder zijn met hun cultuureducatiebeleid vinden het eerder noodzakelijk over een gecertificeerde ICC’er te beschikken. De uitkomsten van ons onderzoek wijzen ook nog op een andere mogelijke relatie, namelijk dat zowel a als b het gevolg zijn van een derde factor: het belang dat de directie/ het management hecht aan cultuureducatie voor de leerlingen. Met andere woorden: op scholen waar men (m.n. de directie) veel belang hecht aan kunst en cultuur is men verder met het cultuureducatiebeleid en beschikt men ook eerder over een gecertificeerde ICC’er. Overigens moet men zich bij een vergelijking tussen de uitkomsten van het onderzoek van Sardes en ons onderzoek realiseren, dat beide onderzoeken verschillend van aard en opzet zijn. Zo zijn de vragenlijsten van Sardes vooral ingevuld door directeuren, terwijl ons onderzoek zich uitsluitend richtte op de ICC’ers.