ROTTERDAMMERS OVER HET VERKEER 2005 Resultaten uit de Omnibusenquête 2005
Projectnummer 05-2336
drs. P.A. de Graaf Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) Mei 2005 In opdracht van de dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting, Afdeling Verkeer & Vervoer
Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) Goudsesingel 78, 3011 KD Rotterdam Postbus 21323, 3001 AH Rotterdam Telefoon: (010) 489 95 00 Fax: (010) 489 95 01 E-mail:
[email protected] Internet: http://www.cos.rotterdam.nl Prijs: €10,00
Gegevens mogen worden overgenomen, mits met bronvermelding. Verveelvoudiging voor eigen of intern gebruik toegestaan. 2
INHOUDSOPGAVE
SAMENVATTING
5
1
INLEIDING
9
2
BEZIT VAN VERVOERMIDDELEN
11
2.1
Bezit van rijbewijs en auto; parkeermogelijkheden
11
2.2
Fietsbezit en stallingsmogelijkheden
13
2.3
Openbaarvervoerabonnement
14
3
4
5
GEBRUIK VAN VERVOERMIDDELEN
17
3.1
Gebruik van auto, openbaar vervoer en fiets
17
3.2
Gebruik in diverse situaties
20
MENINGEN EN OORDELEN
23
4.1
Oordeel over diverse onderwerpen op het gebied van verkeer en vervoer 23
4.2
Oordeel over de doorstroming tussen ring en binnenstad
25
4.3
Oordeel over verkeershinder
28
INTENSIEVE VERVOERMIDDELENGEBRUIKERS
31
5.1
Intensieve autogebruikers
32
5.2
Intensieve openbaarvervoergebruikers
34
5.3
Intensieve fietsgebruikers
36
5.4
De drie groepen vergeleken
38
6
INTENSIEVE VERVOERMIDDELENGEBRUIKERS VOOR WERK EN STUDIE 41
7
GEGEVENS PER DEELGEMEENTE
45
BIJLAGEN
51
BIJLAGE I
RESPONS EN REPRESENTATIVITEIT
53
BIJLAGE II
HET BETREFFENDE DEEL VAN DE VRAGENLIJST
57
BIJLAGE III DE BETEKENIS VAN DE PERCENTAGES; SIGNIFICANTIE
61
PUBLICATIEOVERZICHT COS
63
3
4
SAMENVATTING
De Afdeling Verkeer en Vervoer van de dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting heeft in het voorjaar van 2005 wederom met een aantal vragen deelgenomen aan de jaarlijkse Omnibusenquête van het COS. Het betreft hier vragen die al vele jaren worden gesteld over auto- en fietsbezit en de plaats waar auto en fiets doorgaans worden gestald. Ook zijn net als in 2003 en 2004 enkele vragen opgenomen over vervoermiddelengebruik voor diverse bestemmingen, en vragen naar de mening van de Rotterdammers over diverse verkeersonderwerpen in de stad, zoals verkeersdoorstroming, verkeersveiligheid, stallings- en parkeermogelijkheden voor auto en fiets, een aantal kwaliteitsaspecten van het openbaar vervoer, en verkeershinder.
Rijbewijs, auto, fiets en openbaarvervoerabonnement Van alle Rotterdammers van 16 jaar en ouder heeft 69% een rijbewijs. 52% beschikt gewoonlijk zelf over een auto, en nog eens 5% beschikt daar alleen 's avonds of in het weekeinde over. Het rijbewijs- en autobezit is lager onder vrouwen, jongeren, bejaarden, niet-westerse allochtonen en bewoners van de Linker Maasoever. Ook is er een zeer sterk (oplopend) verband met opleiding en (huishoudens-) inkomen. Driekwart van de Rotterdammers (76%) heeft een fiets; niet-westerse allochtonen aanzienlijk minder vaak dan autochtonen. 44% heeft zowel een auto als een fiets, en 16% heeft geen van beide. 19% van de Rotterdammers heeft een abonnement op het openbaar vervoer.
Parkeren en stallen De parkeerplek voor de eigen auto 's nachts is in de meeste gevallen vlak bij huis op straat, voor de deur (70%). Aan de langzame tendens van de afgelopen jaren dat Rotterdammers hun auto minder makkelijk vlak bij huis kwijt kunnen, lijkt hiermee een eind gekomen. 91% van de fietsbezitters stalt de fiets binnen in huis, schuur, berging, kelder of garage; de rest stalt ’m buiten op een veilige plaats (4%) of buiten op een onveilige plaats (5%). Rotterdammers die geen fiets hebben, zouden, als ze een fiets hadden, deze in gelijke mate binnen kunnen stallen. De stallingsmogelijkheden en de inschatting van bijbehorende risico’s lijken dus geen reden waarom Rotterdammers zonder fiets geen fiets hebben.
Vervoermiddelkeuze Vier van de vijf Rotterdammers maken wel eens gebruik van een auto als bestuurder of als passagier; 36% kan zelfs worden gerekend tot de intensieve autogebruikers (minimaal vier dagen per week). Eveneens vier van de vijf Rotterdammers maken elke week wel eens gebruik van het openbaar vervoer (19% intensief), en driekwart van de fiets (29% intensief). Ten opzichte van vorig jaar is het autogebruik in totaal wat toegenomen, maar het intensieve gebruik is wat afgenomen. Dat zelfde geldt voor het openbaarvervoergebruik. Het fietsgebruik is sinds vorig jaar zelfs fors toegenomen; ook het intensieve fietsgebruik.
5
De auto wordt vooral veel gebruikt voor bestemmingen buiten Rotterdam, voor bezoek aan vrienden en familie en voor bestemmingen in de avonduren en in het weekend. Voor reizen naar de binnenstad van Rotterdam maakt de meerderheid gebruik van het openbaar vervoer. Voor sportbeoefening en bezoek aan het winkelcentrum gaat de helft met de fiets of lopend. De verschillen met de meting uit 2004 zijn niet groot. Bij inwoners op de Rechter Maasoever binnen de ring is het autogebruik lager, en bij die buiten de ring juist hoger dan gemiddeld. Op de Linker Maasoever is de fiets een stuk minder populair.
Meningen over verkeersonderwerpen Parkeren van de auto en stallen van de fiets in de binnenstad, de doorstroming van de auto in de stad en de veiligheid in en om metro/treinstations zijn, net als vorig jaar, de onderwerpen waarover de ontevredenheid het grootst is. Relatief positief is de Rotterdammer over onderwerpen in de onmiddellijke woonomgeving, en over de doorstroming en het comfort van het openbaar vervoer. Over alle voorgelegde onderwerpen is het oordeel van de Rotterdammers nu iets positiever dan vorig jaar, al zijn een paar verschillen te klein om significant te zijn. De waardering voor het openbaar vervoer neemt al twee jaar lang toe: comfort, het op tijd rijden, de veiligheid in de voertuigen en de veiligheid in en om de stations worden ieder jaar hoger gewaardeerd. Met name de veiligheid in bus, tram en metro en in en rond de metro- en treinstations lijkt flink verbeterd, al is over de veiligheid in en rond de stations nog altijd een meerderheid negatief. Rotterdammers van de Rechter Maasoever binnen de ring zijn vaker tevreden over zaken die betrekking hebben op de binnenstad, maar ook over het openbaar vervoer. Vaker negatief zijn ze over het stallen van de fiets en het parkeren van de auto bij de woning. Over deze laatste aspecten zijn de bewoners op deze Maasoever die buiten de ring wonen juist vaker positief. Ook is men op de Rechter Maasoever buiten de ring positiever dan elders over de verkeersveiligheid in de eigen straat of in de eigen deelgemeente. De bewoners van de Linker Maasoever verschillen alleen in negatieve zin met de rest van Rotterdam in hun oordeel over het stallen van de fiets in de binnenstad, en in mindere mate ook in hun oordeel over de verkeersveiligheid in de eigen straat en de eigen deelgemeente. Nieuw in de Omnibusenquête was dit jaar de vraag naar de mening over de doorstroming voor de auto op de routes tussen ring en binnenstad. De routes ‘Stadhoudersweg / Statenweg’ en ‘Schieweg / Schiekade’ zijn de enige routes waarover in meerderheid negatief geoordeeld wordt; waarschijnlijk mede door de voortdurende opbrekingen in verband met de aanleg van Randstadrail respectievelijk de opbrekingen bij het Hofplein. Over de route ‘Stadionweg / Laan op Zuid’ is men het meest tevreden: slechts 29% is hier negatief of ontevreden over de doorstroming. Bij de vragen over verkeershinder blijken bromfietsen en scooters het meest hinderlijk: 34% heeft daar veel hinder van, en maar 29% zegt hier géén hinder van te ondervinden. Eén op de vijf heeft veel hinder van geparkeerde auto’s, en dat geldt ook voor de stank en het geluid van auto’s. Van fietsers en van bussen en trams wordt weinig hinder ondervonden. Op de Rechter Maasoever buiten de ring wordt wat minder hinder van het autoverkeer ondervonden, en hinder van bromfietsen en scooters speelt meer op de Linker Maasoever. Vergeleken met 2004 is de hinder van stank en geluid van auto’s flink toegenomen; wellicht ook door de toegenomen (overigens vooral ook landelijke) publiciteit hierover in de afgelopen tijd. Deze toename manifesteerde zich overigens vooral bij de bewoners van de Rechter Maasoever 6
buiten de ring, die hiervan vorig jaar nog veel minder last hadden dan anderen. Van de bromfietsen en scooters is de hinder op de Linker Maasoever (waar men hier toch al méér last van had) toegenomen, en die op de Rechter afgenomen.
Gedrag en meningen van intensieve gebruikers van vervoermiddelen Intensieve autogebruikers gebruiken, behalve voor bestemmingen in de binnenstad, altijd in ruime meerderheid meestal de auto, al doen ze dat iets minder vaak dan vorig jaar. Intensieve gebruikers van het openbaar vervoer gebruiken in sommige situaties ook vaak de auto, en intensieve fietsgebruikers maken ook wel vaak gebruik van andere vervoermiddelen: de toename van het aantal intensieve fietsgebruikers heeft kennelijk ook wat meer intensieve fietsers “opgeleverd” die ook vaak van andere vervoermiddelen gebruik maken. Opvallend is met name het relatief negatieve oordeel van intensieve autogebruikers over de veiligheid in en rondom het openbaar vervoer. Het is echter niet te zeggen of dit oordeel ook een reden voor hun intensieve autogebruik is. Intensieve fietsgebruikers ervaren de meeste hinder in het verkeer; alleen van bromfietsen en scooters hebben zij relatief iets minder last dan anderen. Wanneer de intensieve gebruikers van auto, openbaar vervoer en fiets verder worden ingeperkt tot gebruikers die deze vervoermiddelen vooral intensief gebruiken naar werk of studie, verandert dit beeld niet wezenlijk.
7
8
1
INLEIDING
Op verzoek van diverse afdelingen en diensten van de gemeente Rotterdam voert het Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) jaarlijks een Omnibusenquête uit onder Rotterdammers van 16 jaar en ouder. Ook dit (voor)jaar heeft de Afdeling Verkeer en Vervoer van de dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting daarin een aantal vragen laten opnemen, en wel in Vragenlijst C. (De Omnibusenquête was dit jaar als gevolg van het grote aantal opdrachtgevers en onderwerpen opgesplitst in drie vragenlijsten.) Het betreft in de eerste plaats vragen die al jaren in de Omnibusenquête worden gesteld over auto- en fietsbezit en de plaats waar auto en fiets doorgaans worden gestald. Daarnaast zijn enkele vragen herhaald die ook in 2003 en 2004 zijn gesteld: vragen over vervoermiddelengebruik voor diverse bestemmingen, en vragen naar de mening van Rotterdammers over diverse onderwerpen op het gebied van verkeer en vervoer in de stad zoals verkeersdoorstroming, verkeersveiligheid, stallings- en parkeermogelijkheden voor auto en fiets, een aantal kwaliteitsaspecten van het openbaar vervoer en verkeershinder. Aan deze reeks vragen is dit jaar tevens een vraag toegevoegd naar de mening over de doorstroming voor de auto op de routes tussen de ring van snelwegen rond Rotterdam en de binnenstad.
Opbouw van deze rapportage Deze rapportage is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 gaat over de al jaren gestelde vragen naar het bezit van een rijbewijs, de beschikbaarheid van een auto en het bezit van een fiets en van een openbaarvervoerabonnement. Ook komt hier de vraag aan de orde naar de plaats waar de auto ’s nachts meestal wordt geparkeerd en waar de fiets wordt gestald. In hoofdstuk 3 wordt het gebruik van vervoermiddelen besproken: de frequentie van het gebruik van auto, openbaar vervoer en fiets, en de vraag welk vervoermiddel doorgaans wordt gebruikt in diverse situaties. Hoofdstuk 4 gaat over het oordeel van de Rotterdammers over diverse onderwerpen op het gebied van verkeer en vervoer. In hoofdstuk 5 worden aan de hand van de intensiteit van het auto-, openbaar vervoer- en fietsgebruik groepen intensieve vervoermiddelengebruikers gedefinieerd, en wordt over het vervoermiddelengebruik en over de oordelen van deze groepen gerapporteerd. In het bijzonder wordt daarna in hoofdstuk 6 nog verder gekeken naar de meningen van gebruikers die deze vervoermiddelen intensief gebruiken naar werk of opleiding. In hoofdstuk 7 tenslotte worden de uitkomsten per deelgemeente gepresenteerd. Omdat de aantallen respondenten per deelgemeente veelal te klein zijn om verantwoorde uitspraken te kunnen doen, zijn hiervoor de enquêteuitkomsten van de afgelopen drie jaar samengenomen. Deze rapportage kent tevens drie bijlagen. In Bijlage I worden respons en representativiteit van de Omnibusenquête 2005 besproken aan de hand van de achtergrondkenmerken van de respondenten. In Bijlage II zijn de hier behandelde vragen uit de enquête letterlijk uit de vragenlijst overgenomen, en in Bijlage III wordt een toelichting gegeven op de statistische interpretatie van de in deze rapportage weergegeven percentages en op de significantie van verschillen.
Overige opmerkingen vooraf Er zij op gewezen, dat overal waar in deze rapportage gesproken wordt over ‘de Rotterdammers’, Rotterdammers van 16 jaar en ouder bedoeld worden. Op 1 januari 2005 waren dat er 487.555 9
(van de in totaal 596.597). Eén procent van de 1.562 respondenten in deze rapportage staat dus voor 4.876 Rotterdammers van 16 jaar en ouder, en één respondent voor 312 Rotterdammers van 16 jaar en ouder. En tot slot van deze inleiding: de Omnibusenquête is een personenenquête, zodat de hier gepresenteerde uitkomsten tenzij anders vermeld gelden voor personen, en niet voor huishoudens.
10
2
BEZIT VAN VERVOERMIDDELEN
2.1
Bezit van rijbewijs en auto; parkeermogelijkheden
Rijbewijs en beschikbaarheid auto Ruim tweederde van alle Rotterdammers van 16 jaar en ouder (69%) heeft een autorijbewijs. Van hen beschikt ruim driekwart (77%) gewoonlijk altijd zelf over een auto, 7% alleen ’s avonds of in het weekeinde en 17% gewoonlijk zelf niet. In totaal beschikt dus ongeveer de helft van de Rotterdammers over een rijbewijs en gewoonlijk ook zelf over een auto (52%), en nog eens 5% alleen ’s avonds of in het weekeinde. Daarnaast beschikt nog eens 17% daar indirect over (via iemand anders uit het huishouden), want in totaal 74% zegt dat zijn of haar huishouden over een auto beschikt. Omgerekend betekent dat laatste, dat van alle Rotterdamse huishoudens 67% over een auto beschikt. Deze cijfers wijken niet wezenlijk af van die van voorgaande jaren: zelfs de schijnbare stijging van het rijbewijsbezit ten opzichte van vorig jaar is nét niet significant (dus kan ook veroorzaakt zijn door het toevalskarakter van de steekproeftrekkingen).
Figuur 2.1:
Bezit rijbewijs en beschikbaarheid auto; 1995-2005.
Beschikbaarheid auto
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Heeft een autorijbewijs Beschikt zelf over een auto* Huishouden beschikt over auto Perc. huishoudens dat over een auto beschikt
61% 43% 67%
65% 46% 70%
63% 45% 64%
65% 48% 70%
67% 52% 75%
69% 52% 75%
68% 50% 73%
68% 54% 72%
67% 53% 74%
66% 51% 72%
69% 52% 74%
62%
64%
58%
63%
70%
69%
68%
67%
67%
65%
67%
*):
Rotterdammers met een rijbewijs, die tevens gewoonlijk zelf over een auto beschikken.
In figuur 2.2 is het rijbewijsbezit en de beschikbaarheid van een auto weergegeven voor een aantal deelgroepen uit de Rotterdamse bevolking. Onder vrouwen, jongeren, bejaarden en niet-westerse allochtonen is het percentage rijbewijsbezitters relatief laag, evenals onder bewoners van de Linker Maasoever. Op de Rechter Maasoever buiten de ring (de deelgemeenten Prins Alexander, Hillegersberg-Schiebroek, Overschie en Hoek van Holland) beschikt men in grote getale over een rijbewijs. Ook is er een zeer sterk (oplopend) verband tussen rijbewijsbezit en opleiding en (huishoudens-) inkomen. De beschikbaarheid van een auto loopt daarmee parallel; de zelfde bevolkingsgroepen die vaker of minder vaak een rijbewijs hebben, kunnen ook vaker of minder vaak over een auto beschikken.
11
Figuur 2.2:
Beschikbaarheid auto naar een aantal persoonskenmerken; 2005. Rijbewijs:
Beschikbaarheid auto Geslacht man vrouw Leeftijd 16 tot 25 jaar 25 tot 45 jaar 45 tot 65 jaar 65 jaar en ouder Etniciteit autochtonen westerse allochtonen niet-westerse allochtonen Stadsdeel Rechter Maasoever binnen ring Rechter Maasoever buiten ring Linker Maasoever Opleidingsniveau Laag Midden Hoog Huishoudensinkomen Minima Minimum tot modaal Modaal tot 2 x modaal Boven 2 x modaal Totaal
Beschikbaarheid auto: ’s avonds / nooit / in het weekend geen rijbewijs
ja
nee
altijd
80% 60%
20% 40%
65% 42%
4% 5%
31% 53%
37% 80% 78% 48%
63% 20% 22% 52%
18% 62% 60% 40%
5% 7% 4% 0%
77% 31% 36% 60%
73% 76% 54%
27% 24% 46%
59% 57% 30%
4% 5% 6%
37% 39% 64%
70% 76% 64%
30% 24% 36%
45% 64% 50%
5% 4% 5%
50% 32% 46%
50% 71% 87%
50% 29% 13%
34% 57% 67%
3% 3% 7%
63% 39% 26%
47% 60% 81% 91%
53% 40% 19% 9%
23% 44% 66% 80%
5% 2% 7% 5%
72% 54% 28% 15%
69%
31%
52%
5%
43%
Registratie Bij degenen die gewoonlijk zelf over een auto kunnen beschikken, staat de auto, net als vorig jaar, in 87% van de gevallen op naam van betrokkene zelf of op naam van een huisgenoot. Bij de overigen staat de auto op naam van de zaak, van een leasemaatschappij of van iets anders. Het grootste deel van dit wagenpark (94%) is in Rotterdam geregistreerd.
Parkeren De parkeerplek voor de eigen auto 's nachts is in de meeste gevallen vlak bij huis op straat, voor de deur (70%). 12% van de autobezitters parkeert de auto op het eigen erf (tuin, garage, carport) en 11% laat de auto wat verder weg op straat staan. Hiermee lijkt een eind gekomen aan de langzame tendens van de afgelopen jaren dat Rotterdammers hun auto minder makkelijk vlak bij huis kwijt kunnen; zie figuur 2.3.
12
Figuur 2.3:
Parkeermogelijkheden bij de woning; 1995-2005.
Gebruikelijke parkeerplaats van de auto ’s nachts*
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Eigen garage, tuin, carport Vlak bij huis op straat Verder weg op straat Elders in een garagegebouw Wisselend
10% 77% 7% 1% 5%
11% 72% 9% 1% 6%
12% 71% 9% 2% 6%
13% 70% 10% 2% 6%
12% 74% 10% 1% 4%
13% 68% 10% 2% 8%
12% 69% 12% 1% 5%
14% 65% 11% 2% 8%
12% 67% 12% 2% 7%
13% 66% 13% 2% 6%
12% 70% 11% 1% 5%
*):
Betreft in geval van meerdere auto’s de “eerste” auto van het huishouden.
2.2
Fietsbezit en stallingsmogelijkheden
Driekwart van de Rotterdammers (76%) heeft een fiets. Kennelijk is er niets zo Nederlands als fietsen: vier van de vijf autochtone Rotterdammers (82%) hebben een fiets, terwijl dit bij de nietwesterse allochtonen maar voor de helft geldt (53%). Ten opzichte van vorig jaar is een lichte toename van het fietsbezit te zien.
Figuur 2.4:
Fietsbezit; 2001-2005.
Fietsbezit
2001
2002
2003
2004
2005
Heeft een fiets
74%
73%
73%
72%
76%
Fietsbezit komt meer voor onder autobezitters, en ook het omgekeerde is het geval: mensen die altijd over een auto beschikken, hebben vaker een fiets dan anderen, en mensen die een fiets hebben, beschikken ook veel vaker over een auto dan anderen.
Figuur 2.5:
Rotterdammers die altijd kunnen beschikken over een auto en/of een fiets; 2001-2005.
Beschikbaarheid auto en fiets
2001
2002
2003
2004
2005
Auto én fiets Wel auto, geen fiets Geen auto, wel fiets Geen auto én geen fiets
40% 11% 34% 16%
44% 10% 29% 16%
44% 9% 29% 17%
41% 10% 30% 19%
44% 8% 32% 16%
Totaal auto
50%
54%
53%
51%
52%
Totaal fiets
74%
73%
73%
72%
76%
100%
100%
100%
100%
100%
Totaal
Minder dan de helft van de Rotterdammers (44%) heeft de beschikking over beide en kan dus doorgaans kiezen tussen deze twee vormen van “eigen vervoer”. 16% van de Rotterdammers (dat is toch nog één op elke zes) heeft geen fiets en ook niet (of niet altijd) een auto ter be-
13
schikking. Dit komt onder vrouwen naar verhouding twee keer zo vaak voor: bij 22% van de vrouwen, en maar bij 11% van de mannen. Opvallend is voorts, dat naast ouderen ook relatief veel jongeren (16 tot 25 jaar) auto noch fiets hebben: 25%. Wellicht hebben zij wél een ander vervoermiddel zoals een brommer of scooter; daar is in de Omnibusenquête niet naar gevraagd. Mede door het lage fietsbezit onder niet-westerse allochtonen heeft 35% van hen geen fiets én geen auto, terwijl dit slechts voor 11% van de autochtone Rotterdammers geldt. Weinig verrassend, maar wel sterk, is de samenhang met het inkomen: slechts 1% van de Rotterdammers met een huishoudensinkomen van meer dan twee keer modaal heeft geen fiets en evenmin altijd een auto ter beschikking, tegen maar liefst 32% van de minima. Ook per stadsdeel zijn er flinke verschillen: op de Rechter Maasoever binnen de ruit heeft 21% auto noch fiets, op de Linker Maasoever 19% en op de Rechter Maasoever buiten de ruit 8%. 91% van de fietsbezitters stalt de fiets binnen in huis, schuur, berging, kelder of garage; de rest stalt ’m buiten op een veilige plaats (4%) of buiten op een onveilige plaats (5%). Rotterdammers die geen fiets hebben, zouden, als ze een fiets hadden, deze in gelijke mate binnen kunnen stallen, en denken zelfs minder vaak ’m alleen maar op een onveilige plek kwijt te zullen kunnen. De stallingsmogelijkheden en de inschatting van bijbehorende risico’s lijken dus geen reden waarom Rotterdammers zonder fiets geen fiets hebben. Deze uitkomsten komen ongeveer overeen met die van vorig jaar (zie figuur 2.6).
Figuur 2.6:
Stallingsplaats fiets; 2004-2005.
Stallingsplaats fiets
Binnen in huis, schuur, berging, kelder of garage Buiten op een veilige plaats Buiten, op een plaats waar hij niet veilig staat *):
2.3
2004
2005
Fietsbezitters
Nietfietsbezitters*
Fietsbezitters
Nietfietsbezitters*
92% 3% 5%
94% 3% 3%
91% 4% 5%
90% 10% 0%
Plaats waar men de fiets zou stallen als men een fiets had.
Openbaarvervoerabonnement
19% van de Rotterdammers van 16 jaar en ouder heeft een abonnement op het openbaar vervoer. 40% van hen heeft dat abonnement via de werkgever, en 60% heeft het privé aangeschaft (zie figuur 2.7). Onder intensieve gebruikers van het openbaar vervoer (Rotterdammers die meestal minimaal vier dagen per week van het openbaar vervoer gebruik maken) is het bezit van openbaarvervoerabonnementen veel hoger, namelijk 71%. De verhouding tussen abonnementen via werkgever en privé is bij hen niet veel anders dan bij andere abonnementbezitters: 42% heeft het abonnement via de werkgever aangeschaft, en 58% privé. Voorts is het bezit van openbaarvervoerabonnementen onder autobezitters een stuk lager dan onder niet-autobezitters: 11% in plaats van 28%. De schijnbare stijging van het abonnementenbezit ten opzichte van vorig jaar (van 17% naar 19%) is nét niet significant (dus kan ook veroorzaakt zijn door het toevalskarakter van de steekproeftrekkingen).
14
Figuur 2.7:
Abonnement openbaar vervoer; 2004-2005.
Abonnement openbaar vervoer?
Ja, via werkgever Ja, privé Nee *):
2004
2005
NietAutobezitters* autobezitters* 6% 3% 92%
8% 19% 74%
Totaal 7% 10% 83%
NietAutobezitters* autobezitters* 7% 4% 89%
Rotterdammers met een rijbewijs, die tevens gewoonlijk zelf over een auto beschikken.
15
9% 19% 72%
Totaal 8% 11% 81%
16
3
GEBRUIK VAN VERVOERMIDDELEN
3.1
Gebruik van auto, openbaar vervoer en fiets
Autogebruik Vier van de vijf Rotterdammers maken wel eens gebruik van een auto als bestuurder of als passagier. Daarvan doet de helft dat met een hoge frequentie (minimaal vier dagen per week), ruim eenderde gemiddeld (1, 2 of 3 dagen) en 18% sporadisch (minder dan 1 dag). Van alle Rotterdammers kan zodoende 36% (568 respondenten) gerekend worden tot de intensieve autogebruikers: zij gebruiken de auto minimaal vier dagen per week. Zie figuur 3.1.
Figuur 3.1:
Autogebruik per week (als bestuurder en/of passagier) per stadsdeel; 2005.
Gebruik per week (gewoonlijk)
(Bijna) elke dag 4 of 5 dagen 2 of 3 dagen 1 dag Minder dan 1 dag Totaal autogebruikers Geen antwoord Totaal
RMO binnen de ring Aantal
%
89 42 81 46 93
20% 9% 18% 10% 21%
351 97
RMO buiten de ring
Idem Aantal gebr.
%
LMO
Idem Aantal gebr.
%
Totaal R’dam Idem Aantal gebr.
25% 12% 23% 13% 26%
142 61 94 39 43
30% 13% 20% 8% 9%
37% 16% 25% 10% 11%
156 57 118 49 75
27% 10% 20% 8% 13%
34% 13% 26% 11% 16%
401 167 303 142 216
78% 100%
379
81% 100%
455
78% 100%
1.229
19%
125
22%
22%
448 100%
88
467 100%
580 100%
333
%
Idem gebr.
26% 11% 19% 9% 14%
33% 14% 25% 12% 18%
79% 100% 21%
1.562 100%
Leesvoorbeeld: Op de Rechter Maasoever binnen de ring gebruikt 20% (bijna) elke dag de auto. In dit stadsdeel gebruikt 22% doorgaans geen auto (‘geen antwoord’). Van de autogebruikers gebruikt daardoor in dit stadsdeel 25% (bijna) elke dag de auto.
Het autogebruik is het grootst op de Rechter Maasoever buiten de ring (81% wel eens), al is het verschil met de andere stadsdelen niet zo groot. Met name het intensieve autogebruik (43%; als percentage van de autogebruikers: 54%) komt in dit stadsdeel flink vaker voor. Ten opzichte van vorig jaar is het autogebruik in totaal wat toegenomen, maar het intensieve gebruik is wat afgenomen. De toename zit vooral in het beperkte gebruik. In figuur 3.2 is het autogebruik per week volgens de Omnibusenquêtes van 2003 tot en met 2005 weergegeven.
17
Figuur 3.2:
Autogebruik per week (als bestuurder en/of passagier); 2003-2005.
Gebruik per week (gewoonlijk)
2003 Aantal
(Bijna) elke dag 4 of 5 dagen 2 of 3 dagen 1 dag Minder dan 1 dag
514 199 328 132 203
Totaal autogebruikers Geen antwoord
1.376 437
Totaal
% 28% 11% 18% 7% 11%
2004 Idem Aantal gebr. 37% 14% 24% 10% 15%
496 169 293 130 227
76% 100%
1.315
24%
423
1.813 100%
% 29% 10% 17% 7% 13%
2005 Idem Aantal gebr. 38% 13% 22% 10% 17%
401 167 303 142 216
76% 100%
1229
24%
333
1.738 100%
%
Idem gebr.
26% 11% 19% 9% 14%
33% 14% 25% 12% 18%
79% 100% 21%
1.562 100%
Gebruik van openbaar vervoer Eveneens vier van de vijf Rotterdammers maken elke week wel eens gebruik van het openbaar vervoer. Van deze gebruikers doet een kwart dat met een hoge frequentie (minimaal vier dagen per week), bijna eenderde met een gemiddelde (1, 2 of 3 dagen) en 45% sporadisch (minder dan 1 dag). Van alle Rotterdammers kan dus één op de vijf (302 respondenten) gerekend worden tot de intensieve openbaarvervoergebruikers (gebruik minimaal vier dagen per week).
Figuur 3.3:
Openbaarvervoergebruik per week per stadsdeel; 2005.
Gebruik per week (gewoonlijk)
RMO binnen de ring
RMO buiten de ring
%
(Bijna) elke dag 4 of 5 dagen 2 of 3 dagen 1 dag Minder dan 1 dag
65 45 64 64 141
15% 10% 14% 14% 31%
17% 12% 17% 17% 37%
30 30 58 46 195
6% 6% 12% 10% 42%
8% 8% 16% 13% 54%
71 54 81 50 190
12% 9% 14% 9% 33%
16% 12% 18% 11% 43%
168 134 212 168 547
Totaal o.v.-gebruikers
379
85% 100%
359
77% 100%
446
77% 100%
1.229
15%
108
23%
134
23%
Totaal
69
448 100%
%
467 100%
Idem Aantal gebr.
%
Totaal R’dam
Aantal
Geen antwoord
Idem Aantal gebr.
LMO
580 100%
Idem Aantal gebr.
333
%
Idem gebr.
11% 9% 14% 11% 35%
14% 11% 17% 14% 45%
79% 100% 21%
1.562 100%
Leesvoorbeeld: Op de Rechter Maasoever binnen de ring gebruikt 15% (bijna) elke dag het openbaar vervoer. In dit stadsdeel gebruikt 15% doorgaans geen openbaar vervoer (‘geen antwoord’). Van de openbaarvervoergebruikers gebruikt daardoor in dit stadsdeel 17% (bijna) elke dag het openbaar vervoer.
Het openbaarvervoergebruik is het grootst op de Rechter Maasoever binnen de ring (85% wel eens), en dat geldt ook voor het intensieve gebruik (25%; als percentage van de gebruikers: 29%). Ook het openbaarvervoergebruik is wat toegenomen; vooral het bescheiden gebruik (figuur 3.4).
18
Figuur 3.4:
Openbaarvervoergebruik per week; 2003-2005.
Gebruik per week (gewoonlijk)
2003 Aantal
(Bijna) elke dag 4 of 5 dagen 2 of 3 dagen 1 dag Minder dan 1 dag
195 129 256 190 612
Totaal o.v.-gebruikers Geen antwoord
1.382 431
Totaal
% 11% 7% 14% 10% 34%
2004 Idem Aantal gebr. 14% 9% 19% 14% 44%
203 123 217 167 572
76% 100%
1.282
24%
456
1.813 100%
% 12% 7% 12% 10% 33%
2005 Idem Aantal gebr. 16% 10% 17% 13% 45%
168 134 212 168 547
74% 100%
1.229
26%
333
1.738 100%
%
Idem gebr.
11% 9% 14% 11% 35%
14% 11% 17% 14% 45%
79% 100% 21%
1.562 100%
Fietsgebruik Driekwart van de Rotterdammers maakt wel eens gebruik van de fiets. Van deze fietsgebruikers doet 37% dat met een hoge frequentie (minimaal vier dagen per week), ruim een kwart gemiddeld (1, 2 of 3 dagen) en ruim eenderde sporadisch (minder dan 1 dag). Van alle Rotterdammers kan 29% (448 respondenten) gerekend worden tot de intensieve fietsers.
Figuur 3.5:
Fietsgebruik per week per stadsdeel; 2005.
Gebruik per week (gewoonlijk)
RMO binnen de ring
RMO buiten de ring
%
(Bijna) elke dag 4 of 5 dagen 2 of 3 dagen 1 dag Minder dan 1 dag
118 31 52 42 114
26% 7% 12% 9% 25%
33% 9% 15% 12% 32%
111 34 66 40 124
24% 7% 14% 9% 27%
30% 9% 18% 11% 33%
88 47 81 37 169
15% 8% 14% 6% 29%
21% 11% 19% 9% 40%
331 117 208 123 421
Totaal fietsgebruikers
357
80% 100%
375
74% 100%
422
73% 100%
1.200
158
27%
Totaal
91
20%
448 100%
92
%
20%
467 100%
Idem Aantal gebr.
%
Totaal R’dam
Aantal
Geen antwoord
Idem Aantal gebr.
LMO
580 100%
Idem Aantal gebr.
362
%
Idem gebr.
21% 7% 13% 8% 27%
28% 10% 17% 10% 35%
77% 100% 23%
1.562 100%
Leesvoorbeeld: Op de Rechter Maasoever binnen de ring gebruikt 26% (bijna) elke dag de fiets. In dit stadsdeel gebruikt 20% doorgaans geen fiets (‘geen antwoord’). Van de fietsgebruikers gebruikt daardoor in dit stadsdeel 33% (bijna) elke dag de fiets.
Het fietsgebruik is het grootst op de Rechter Maasoever binnen de ring: 80% wel eens, en 33% intensief (als percentage van de gebruikers: 42%). Het aantal Rotterdammers dat wel eens gebruik maakt van de fiets is sinds vorig jaar fors toegenomen, evenals het aantal intensieve fietsers (figuur 3.6). Een zelfde ontwikkeling was in paragraaf 2.2 te zien met betrekking tot het fietsbezit, maar de verschillen zijn hier een stuk groter.
19
Figuur 3.6:
Fietsgebruik per week; 2003-2005.
Gebruik per week (gewoonlijk)
2003 Aantal
(Bijna) elke dag 4 of 5 dagen 2 of 3 dagen 1 dag Minder dan 1 dag
315 114 225 171 513
Totaal fietsgebruikers
1.338
Geen antwoord
475
Totaal
3.2
% 17% 6% 12% 9% 28%
2004 Idem Aantal gebr. 24% 9% 17% 13% 38%
299 99 201 121 455
74% 100%
1.175
26%
1.813 100%
563
% 17% 6% 12% 7% 26%
2005 Idem Aantal gebr. 25% 8% 17% 10% 39%
331 117 208 123 421
68% 100%
1.200
32%
1.738 100%
362
%
Idem gebr.
21% 7% 13% 8% 27%
28% 10% 17% 10% 35%
77% 100% 23%
1.562 100%
Gebruik in diverse situaties
De auto wordt vooral veel gebruikt voor bestemmingen buiten Rotterdam, voor bezoek aan vrienden en familie en voor bestemmingen in de avonduren en in het weekeinde. Dat zijn activiteiten waar de afstand een factor is (veelal buiten Rotterdam) of waar het aspect veiligheid van belang is (’s avonds!). Bij de overige bestemmingen wordt veel vaker gebruik gemaakt van openbaar vervoer, fiets of andere vervoermiddelen. Voor reizen naar de binnenstad van Rotterdam maakt de meerderheid gebruik van het openbaar vervoer. Ook voor uitgaan en voor verplaatsingen naar andere bestemmingen binnen Rotterdam wordt relatief vaak het openbaar vervoer gebruikt. Voor sportbeoefening en bezoek aan het winkelcentrum wordt door de helft de fiets of een ‘ander vervoermiddel’ gebruikt (waarschijnlijk is daar veelal ‘lopend’ bedoeld). Figuur 3.7 geeft het vervoermiddelengebruik weer in diverse situaties (doelen, tijdstippen en bestemmingen); de verschillen met de meting uit 2004 zijn niet groot.
Figuur 3.7:
Vervoermiddelengebruik (exclusief ‘nooit / niet van toepassing’); 2005.
Van welk vervoermiddel maakt u meestal gebruik …..
Auto Openbaar (bestuurder/ vervoer passagier)
Fiets
Ander vervoermiddel of lopend
Totaal %
Totaal absoluut
als u naar uw werk of studie gaat
43%
29%
24%
5%
100%
1.052
als u naar een winkelcentrum gaat als u vrienden of familie bezoekt als u uitgaat als u gaat sporten
29% 64% 45% 34%
23% 19% 32% 11%
28% 10% 15% 39%
20% 7% 8% 16%
100% 100% 100% 100%
1.397 1.381 1.204 855
in het weekend door de week overdag door de week in de avond
54% 37% 58%
16% 24% 16%
21% 30% 19%
9% 9% 7%
100% 100% 100%
1.278 1.308 1.125
naar de binnenstad van Rotterdam naar bestemmingen elders in Rotterdam naar bestemmingen buiten Rotterdam
17% 51% 76%
54% 31% 22%
20% 15% 1%
9% 3% 2%
100% 100% 100%
1.329 1.210 1.346
20
Gebruik per stadsdeel Bij Rotterdammers van de Rechter Maasoever binnen de ring is in alle situaties het autogebruik lager, en het openbaarvervoergebruik en het fietsgebruik hoger dan bij andere Rotterdammers; alleen naar de binnenstad wordt ook het openbaar vervoer minder dan gemiddeld gebruikt, en gaat men vooral fietsend en lopend.
Figuur 3.8:
Vervoermiddelengebruik op de Rechter Maasoever binnen de ring (exclusief ‘nooit / niet van toepassing’); 2005.
Van welk vervoermiddel maakt u meestal gebruik …..
Auto Openbaar (bestuurder/ vervoer passagier)
Fiets
Ander vervoermiddel of lopend
Totaal %
Totaal absoluut
als u naar uw werk of studie gaat als u naar een winkelcentrum gaat als u vrienden of familie bezoekt als u uitgaat als u gaat sporten
33% 20% 54% 27% 23%
33% 27% 26% 28% 12%
27% 30% 14% 28% 43%
6% 23% 6% 17% 22%
100% 100% 100% 100% 100%
338 398 399 363 279
in het weekend door de week overdag door de week in de avond
44% 30% 42%
17% 28% 19%
27% 32% 29%
12% 10% 10%
100% 100% 100%
381 383 343
naar de binnenstad van Rotterdam naar bestemmingen elders in Rotterdam naar bestemmingen buiten Rotterdam
9% 42% 67%
36% 33% 29%
35% 22% 1%
19% 3% 2%
100% 100% 100%
395 353 390
Op de Rechter Maasoever buiten de ring daarentegen wordt de auto juist méér dan gemiddeld gebruikt, en het openbaar vervoer minder (behalve bij het uitgaan en naar de binnenstad).
Figuur 3.9:
Vervoermiddelengebruik op de Rechter Maasoever buiten de ring (exclusief ‘nooit / niet van toepassing’); 2005.
Van welk vervoermiddel maakt u meestal gebruik …..
Auto Openbaar (bestuurder/ vervoer passagier)
Fiets
Ander vervoermiddel of lopend
Totaal %
Totaal absoluut
als u naar uw werk of studie gaat als u naar een winkelcentrum gaat als u vrienden of familie bezoekt als u uitgaat als u gaat sporten
50% 33% 72% 51% 42%
20% 17% 14% 33% 7%
25% 32% 10% 12% 39%
4% 17% 4% 4% 12%
100% 100% 100% 100% 100%
303 427 420 360 258
in het weekend door de week overdag door de week in de avond
59% 43% 70%
12% 18% 12%
24% 32% 16%
6% 7% 3%
100% 100% 100%
381 397 338
naar de binnenstad van Rotterdam naar bestemmingen elders in Rotterdam naar bestemmingen buiten Rotterdam
23% 59% 81%
56% 26% 17%
17% 15% 1%
4% 1% 0%
100% 100% 100%
405 374 414
21
Op de Linker Maasoever tenslotte wordt iets méér dan gemiddeld de auto gebruikt, en ook iets méér dan gemiddeld het openbaar vervoer. De fiets is daar een stuk minder populair.
Figuur 3.10:
Vervoermiddelengebruik op de Linker Maasoever (exclusief ‘nooit / niet van toepassing’); 2005.
Van welk vervoermiddel maakt u meestal gebruik …..
Auto Openbaar (bestuurder/ vervoer passagier)
Fiets
Ander vervoermiddel of lopend
Totaal %
Totaal absoluut
als u naar uw werk of studie gaat als u naar een winkelcentrum gaat als u vrienden of familie bezoekt als u uitgaat als u gaat sporten
44% 32% 67% 54% 37%
33% 25% 18% 34% 14%
19% 23% 7% 7% 35%
4% 20% 8% 5% 15%
100% 100% 100% 100% 100%
383 519 509 441 289
in het weekend
57%
18%
15%
10%
100%
471
door de week overdag door de week in de avond
37% 62%
26% 17%
26% 14%
11% 7%
100% 100%
487 412
naar de binnenstad van Rotterdam naar bestemmingen elders in Rotterdam naar bestemmingen buiten Rotterdam
20% 53% 77%
66% 34% 20%
9% 9% 1%
5% 5% 2%
100% 100% 100%
480 444 495
22
4
MENINGEN EN OORDELEN
Net als in de Omnibusenquêtes van 2003 en 2004 is de Rotterdammers ook in de Omnibusenquête van 2005 gevraagd naar hun oordeel over diverse onderwerpen op het gebied van verkeer en vervoer. Nieuw was daarbij dit jaar een vraag naar het oordeel over de doorstroming op een zevental routes tussen ring en binnenstad (paragraaf 4.2).
4.1
Oordeel over diverse onderwerpen op het gebied van verkeer en vervoer
Parkeren van de auto en stallen van de fiets in de binnenstad, de doorstroming van de auto in de stad en de veiligheid in en om metro/treinstations zijn, net als vorig jaar, de onderwerpen waarover men het meest negatief is, of waarover de ontevredenheid het grootst is. Ruim de helft tot driekwart van de Rotterdammers die er een mening over hebben, oordeelt hier negatief of zeer negatief over. Het meest vaak ontevreden is men over het parkeren van de auto in de binnenstad (in totaal 73%) en over de veiligheid in en om de metro/treinstations (in totaal 61%). Relatief positief is de Rotterdammer over onderwerpen in de onmiddellijke woonomgeving, zoals het parkeren van de auto of stallen van de fiets bij de woning en de verkeersveiligheid in de eigen straat. Het meest vaak tevreden is men over de doorstroming van bus en tram (in totaal 79%) en het comfort in het openbaar vervoer (in totaal 72%). Overigens heeft lang niet iedereen een mening over al deze onderwerpen: afhankelijk van de vraag heeft 13% tot 36% geen mening of de vraag niet beantwoord. Over de verkeerssituatie in de eigen straat hebben de meesten wel een mening, en die is in 63% van de gevallen positief. Over het stallen van de fiets in de binnenstad heeft 36% geen mening; vaak (maar zeker niet altijd!) zijn dat mensen die geen fiets hebben of er weinig gebruik van maken.
Figuur 4.1:
Oordeel over diverse verkeers- en vervoersonderwerpen (exclusief ‘geen mening’); 2005.
Hoe denkt u over …..
Zeer negatief / Negatief / Positief / ontevreden tevreden zeer ontevreden
Zeer positief / zeer tevreden
Totaal %
Totaal absoluut
Geen mening / geen antwoord
de doorstroming van de auto in de stad
17%
42%
39%
2%
100%
1.133
27%
de verkeersveiligheid in de binnenstad het stallen van de fiets in de binnenstad het parkeren van de auto in de binnenstad
7% 17% 33%
34% 38% 39%
56% 40% 25%
3% 5% 2%
100% 100% 100%
1.181 999 1.051
24% 36% 33%
de doorstroming van bus en tram comfort van het openbaar vervoer het op tijd rijden van het openbaar vervoer de veiligheid in bus/tram/metro de veiligheid in en om metro/treinstations
5% 5% 11% 10% 16%
16% 23% 27% 34% 46%
66% 66% 58% 50% 35%
13% 6% 4% 6% 4%
100% 100% 100% 100% 100%
1.146 1.231 1.206 1.224 1.204
27% 21% 23% 22% 23%
de verkeersveiligheid in de straat het stallen van de fiets bij de woning het parkeren van de auto bij de woning
7% 13% 11%
20% 20% 20%
59% 43% 50%
14% 23% 18%
100% 100% 100%
1.362 1.141 1.172
13% 27% 25%
5%
26%
61%
7%
100%
1.315
16%
de verkeersveiligheid in de deelgemeente
23
In figuur 4.2 is deze beoordeling in een verkorte vorm weergegeven en vergeleken met die in de vorige twee jaren. Met het oog op de leesbaarheid en vergelijkbaarheid zijn hiervoor de percentages ‘zeer negatief’ en ‘negatief’ samengenomen; hetzelfde is gedaan voor de positieve reacties. Ook is een “rapportcijfer” geconstrueerd met het oog op de onderlinge vergelijkbaarheid in de rest van de rapportage en met andere jaren: zeer negatief = 3, negatief = 5, positief = 7 en zeer positief = 9. Bij 25% zeer negatief, 25% negatief, 25% positief en 25% zeer positief zou dat een rapportcijfer van een 6 opleveren; in tegenstelling tot bij traditionele rapportcijfers ligt het neutrale punt dus niet bij een 5,5, maar bij een 6.
Figuur 4.2:
Oordeel over diverse verkeers- en vervoersonderwerpen; 2005 en 2003-2005.
Hoe denkt u over …..
% NEGATIEF % POSITIEF
CIJFER
t.o.v. 2004
2004 t.o.v. 2003
de doorstroming van de auto in de stad
59%
41%
5,5
+ 0,1
- 0,2
de verkeersveiligheid in de binnenstad het stallen van de fiets in de binnenstad het parkeren van de auto in de binnenstad
41% 55% 73%
59% 45% 27%
6,1 5,7 4,9
+ 0,1 + 0,2 + 0,1
(- 0,0) (- 0,1) (+ 0,0)
de doorstroming van bus en tram comfort van het openbaar vervoer het op tijd rijden van het openbaar vervoer de veiligheid in bus/tram/metro de veiligheid in en om metro/treinstations
21% 28% 38% 44% 61%
79% 72% 62% 56% 39%
6,8 6,5 6,1 6,1 5,5
(+ 0,1) (+ 0,1) (+ 0,1) + 0,3 + 0,2
(- 0,0) + 0,1 + 0,3 + 0,4 + 0,3
de verkeersveiligheid in de straat het stallen van de fiets bij de woning het parkeren van de auto bij de woning
27% 33% 31%
63% 67% 69%
6,6 6,5 6,5
+ 0,2 + 0,2 (+ 0,1)
(- 0,0) (- 0,0) (+ 0,0)
de verkeersveiligheid in de deelgemeente
32%
68%
6,4
---
---
N.B.: Verschillen tussen haakjes zijn niet significant.
Bij vergelijking van de rapportcijfers met die van de voorgaande jaren valt allereerst op, dat alle cijfers nu iets hoger zijn dan vorig jaar, al zijn een paar verschillen te klein om significant te zijn. De waardering voor het openbaar vervoer neemt al twee jaar lang toe: comfort, het op tijd rijden, de veiligheid in de voertuigen en de veiligheid in en om de stations worden ieder jaar hoger gewaardeerd. Met name de veiligheid in bus, tram en metro en in en rond de metro- en treinstations lijkt flink verbeterd, al is over de veiligheid in en rond de stations nog altijd een meerderheid negatief.
Oordelen naar stadsdeel Rotterdammers van de Rechter Maasoever binnen de ring zijn vaker tevreden over zaken die betrekking hebben op de binnenstad, maar ook over het openbaar vervoer. Vaker negatief zijn ze over het stallen van de fiets en het parkeren van de auto bij de woning. Over deze laatste aspecten zijn de bewoners op deze Maasoever die buiten de ring wonen juist vaker positief. Ook is men op de Rechter Maasoever buiten de ring positiever dan elders over de verkeersveiligheid in de eigen straat of in de eigen deelgemeente.
24
De bewoners van de Linker Maasoever verschillen alleen met de rest van Rotterdam doordat ze wat negatiever oordelen over het stallen van de fiets in de binnenstad, en in mindere mate ook over de verkeersveiligheid in de eigen straat en de eigen deelgemeente. In figuur 4.3 zijn de verschillen in de “rapportcijfers” tussen deze drie gebieden te zien.
Figuur 4.3:
Oordeel over diverse verkeers- en vervoersonderwerpen per stadsdeel; 2005. CIJFER RMO binnen ring
CIJFER RMO buiten ring
CIJFER LMO
CIJFER Rotterdam
de doorstroming van de auto in de stad
5,6
5,4
5,5
5,5
de verkeersveiligheid in de binnenstad het stallen van de fiets in de binnenstad het parkeren van de auto in de binnenstad
6,2 5,8 5,0
6,1 5,6 5,0
6,0 5,5 4,8
6,1 5,7 4,9
de doorstroming van bus en tram comfort van het openbaar vervoer het op tijd rijden van het openbaar vervoer de veiligheid in bus/tram/metro de veiligheid in en om metro/treinstations
6,8 6,5 6,2 6,3 5,7
6,7 6,5 6,1 5,9 5,4
6,8 6,4 6,0 6,0 5,4
6,8 6,5 6,1 6,1 5,5
de verkeersveiligheid in de straat het stallen van de fiets bij de woning het parkeren van de auto bij de woning
6,6 6,1 5,9
6,9 7,0 7,0
6,4 6,4 6,6
6,6 6,5 6,5
de verkeersveiligheid in de deelgemeente
6,3
6,6
6,2
6,4
Hoe denkt u over …..
4.2
Oordeel over de doorstroming tussen ring en binnenstad
Nieuw in de Omnibusenquête was dit jaar een vraag naar de mening over de doorstroming voor de auto op de routes tussen de ring van snelwegen rond Rotterdam en de binnenstad. Figuur 4.4 geeft de mening van de Rotterdammers hierover weer, waarbij tevens onderscheid is gemaakt naar stadsdeel. De zeven routes tussen ring en binnenstad: A B C D
= = = =
Tjalklaan / Vierhavenstraat Stadhoudersweg / Statenweg Schieweg / Schiekade Maasboulevard
E = Stadionweg / Laan op Zuid F = Vaanweg / Pleinweg G = Groene Kruisweg / Dorpsweg
25
Figuur 4.4:
Oordeel over doorstroming tussen ring en binnenstad per stadsdeel (inclusief 1 respectievelijk exclusief ‘weet ik niet / ken ik niet’ en geen antwoord ); 2005.
Hoe denkt u over de doorstroming over ….. Tjalklaan / Vierhavenstraat: zeer negatief / zeer ontevreden negatief / ontevreden positief / tevreden zeer positief / zeer tevreden weet ik niet / ken ik niet geen antwoord1 aantal respondenten met een oordeel Stadhoudersweg / Statenweg: zeer negatief / zeer ontevreden negatief / ontevreden positief / tevreden zeer positief / zeer tevreden weet ik niet / ken ik niet geen antwoord1 aantal respondenten met een oordeel Schieweg / Schiekade: zeer negatief / zeer ontevreden negatief / ontevreden positief / tevreden zeer positief / zeer tevreden weet ik niet / ken ik niet geen antwoord1 aantal respondenten met een oordeel Maasboulevard: zeer negatief / zeer ontevreden negatief / ontevreden positief / tevreden zeer positief / zeer tevreden weet ik niet / ken ik niet geen antwoord1 aantal respondenten met een oordeel Stadionweg / Laan op Zuid: zeer negatief / zeer ontevreden negatief / ontevreden positief / tevreden zeer positief / zeer tevreden weet ik niet / ken ik niet geen antwoord1 aantal respondenten met een oordeel Vaanweg / Pleinweg: zeer negatief / zeer ontevreden negatief / ontevreden positief / tevreden zeer positief / zeer tevreden weet ik niet / ken ik niet geen antwoord1 aantal respondenten met een oordeel Groene Kruisweg / Dorpsweg: zeer negatief / zeer ontevreden negatief / ontevreden positief / tevreden zeer positief / zeer tevreden weet ik niet / ken ik niet geen antwoord1 aantal respondenten met een oordeel Totale aantal respondenten in de enquête 1
):
RMO binnen de ring
RMO buiten de ring
LMO
Totaal Rotterdam
3% 7% 15% 1% 64% 10%
10% 28% 59% 3% ----116
3% 5% 11% 1% 72% 9%
13% 25% 56% 5% ----91
3% 6% 8% 1% 70% 12%
17% 34% 46% 4% ----107
3% 6% 11% 1% 68% 11%
13% 29% 54% 4% ----327
12% 20% 21% 0% 38% 9%
23% 37% 40% 0% ----235
11% 19% 18% 1% 43% 9%
23% 38% 36% 3% ----227
9% 11% 13% 1% 54% 13%
27% 33% 38% 2% ----193
11% 16% 16% 1% 46% 11%
24% 36% 38% 2% ----676
15% 21% 25% 0% 30% 10%
24% 34% 41% 1% ----270
14% 24% 20% 1% 32% 8%
23% 41% 34% 1% ----277
7% 15% 13% 1% 50% 14%
20% 41% 37% 2% ----210
12% 19% 19% 1% 38% 12%
23% 39% 37% 1% ----784
5% 11% 42% 2% 29% 11%
9% 19% 70% 3% ----269
5% 16% 37% 2% 29% 10%
9% 27% 61% 3% ----285
6% 14% 31% 1% 36% 12%
11% 27% 60% 2% ----297
5% 14% 36% 1% 32% 12%
9% 24% 64% 3% ----880
4% 7% 29% 1% 48% 12%
9% 18% 71% 2% ----181
2% 6% 24% 1% 57% 10%
6% 18% 71% 4% ----157
5% 15% 36% 3% 29% 12%
8% 26% 61% 5% ----343
4% 10% 30% 2% 43% 12%
8% 21% 67% 4% ----708
4% 7% 17% 1% 61% 11%
13% 25% 59% 2% ----126
2% 7% 15% 1% 66% 9%
8% 27% 59% 5% ----118
7% 21% 30% 1% 30% 11%
12% 35% 51% 2% ----343
4% 12% 22% 1% 50% 11%
11% 31% 55% 3% ----611
4% 4% 19% 1% 62% 11%
13% 16% 69% 2% ----121
2% 6% 15% 1% 67% 9%
10% 24% 61% 5% ----113
8% 14% 33% 1% 33% 10%
15% 25% 58% 2% ----332
5% 9% 23% 1% 51% 11%
13% 23% 62% 3% ----592
448
467
579
1.562
Om diverse redenen zijn er altijd bij alle vragen wel enkele procenten aan respondenten die de vraag niet beantwoorden. Die respondenten worden dan buiten de betreffende berekeningen gehouden. In dit geval zijn deze percentages echter veel hoger dan gebruikelijk, hoewel de antwoordmogelijkheid ‘weet ik niet / ken ik niet’ expliciet ook bewust was toegevoegd. Om die reden zijn hier tevens de percentages respondenten opgenomen die de vraag niet hebben beantwoord.
Grote aantallen Rotterdammers kennen de voorgelegde routes niet, of niet goed genoeg om een oordeel over de situatie ter plekke te kunnen hebben. De route ‘Tjalklaan / Vierhavenstraat’ spant wat dit betreft de kroon: twee van de drie Rotterdammers geven aan, deze route niet, of niet goed genoeg, te kennen, en nog eens 11% heeft de vraag hierover niet beantwoord, wat waarschijnlijk ook veelal op hetzelfde neerkomt. Het oordeel over de doorstroming op deze route is dan ook gebaseerd op slechts 21% van alle respondenten. Andere routes zijn wat bekender, maar overal geeft wel ongeveer de helft aan, de betreffende route niet, of niet goed genoeg, te kennen. In onderstaande figuur zijn de gegevens uit figuur 4.4 teruggebracht tot slechts de percentages negatieve en positieve reacties van diegenen die een oordeel konden hebben, terwijl bovendien een op de percentages gebaseerd cijfer is toegevoegd zoals dat ook bij de voorgaande oordelen in figuur 4.2 was gedaan. Gegevens die zijn gebaseerd op minder dan 200 respondenten zijn hier niet vermeld, omdat daarbij de onnauwkeurigheidsmarges te groot zijn. (Zo heeft een gemeten percentage van bijvoorbeeld 40% onder 200 respondenten al een marge van plus of min 7%; zie Bijlage III.)
Figuur 4.5:
Oordeel over doorstroming tussen ring en binnenstad per stadsdeel (exclusief ‘weet ik niet / ken ik niet’); 2005.
Hoe denkt u over de doorstroming over ….. Tjalklaan / Vierhavenstraat: (zeer) negatief / ontevreden (zeer) positief / tevreden cijfer Stadhoudersweg / Statenweg: (zeer) negatief / ontevreden (zeer) positief / tevreden cijfer Schieweg / Schiekade: (zeer) negatief / ontevreden (zeer) positief / tevreden cijfer Maasboulevard: (zeer) negatief / ontevreden (zeer) positief / tevreden cijfer Stadionweg / Laan op Zuid: (zeer) negatief / ontevreden (zeer) positief / tevreden cijfer Vaanweg / Pleinweg: (zeer) negatief / ontevreden (zeer) positief / tevreden cijfer Groene Kruisweg / Dorpsweg: (zeer) negatief / ontevreden (zeer) positief / tevreden cijfer
RMO binnen de ring
RMO buiten de ring
LMO
Totaal Rotterdam
-------
-------
-------
43% 57% 6,0
60% 40% 5,4
61% 39% 5,4
-------
61% 39% 5,3
59% 41% 5,4
65% 35% 5,3
61% 39% 5,4
62% 38% 5,3
27% 73% 6,3
36% 64% 6,2
38% 62% 6,1
34% 66% 6,2
-------
-------
34% 66% 6,2
29% 71% 6,3
-------
-------
47% 53% 5,9
42% 58% 6,0
-------
-------
40% 60% 6,0
36% 64% 6,1
N.B.: Percentages en cijfers die zijn gebaseerd op minder dan 200 respondenten zijn hier niet vermeld, omdat daarbij de onnauwkeurigheidsmarges te groot zijn.
De routes ‘Stadhoudersweg / Statenweg’ en ‘Schieweg / Schiekade’ zijn de enige routes waarover in meerderheid negatief geoordeeld wordt. De voortdurende opbrekingen in verband met de 27
aanleg van Randstadrail respectievelijk de opbrekingen bij het Hofplein zullen hier mede debet aan zijn. Over de route ‘Stadionweg / Laan op Zuid’ is men het meest tevreden: slechts 29% is hier negatief of ontevreden over de doorstroming. Opvallend is voorts, dat men op de Linker Maasoever zelf wat ontevredener is over de “eigen” routes dan Rotterdammers van de overkant; wellicht houdt dit verband met verschillende tijden van de dag waarop oordelen worden gebaseerd. Anderzijds is men op de Rechter Maasoever binnen de ring over de “eigen” routes ‘Schieweg / Schiekade’ en ‘Maasboulevard’ juist wat positiever dan elders.
4.3
Oordeel over verkeershinder
In figuur 4.6 is weergegeven, in hoeverre de Rotterdammers hinder zeggen te ondervinden van diverse vervoermiddelen, waarbij tevens onderscheid is gemaakt naar stadsdeel.
Figuur 4.6:
Oordeel over verkeershinder per stadsdeel (exclusief ‘geen mening’); 2005.
Heeft u in Rotterdam hinder van ….. Stank van auto’s: veel hinder een beetje hinder geen hinder Geluid van auto’s: veel hinder een beetje hinder geen hinder Geparkeerde auto’s: veel hinder een beetje hinder geen hinder Bromfietsen / scooters: veel hinder een beetje hinder geen hinder Fietsers: veel hinder een beetje hinder geen hinder Bussen en trams: veel hinder een beetje hinder geen hinder
RMO binnen de ring
RMO buiten de ring
LMO
Totaal Rotterdam
19% 51% 30%
19% 43% 38%
17% 49% 35%
18% 47% 35%
20% 47% 32%
22% 40% 38%
21% 48% 31%
21% 45% 34%
24% 34% 41%
21% 35% 45%
21% 34% 45%
22% 34% 44%
28% 40% 33%
28% 41% 31%
43% 33% 24%
34% 38% 29%
2% 12% 87%
4% 10% 86%
5% 12% 83%
4% 11% 85%
3% 14% 83%
3% 13% 84%
5% 13% 82%
4% 14% 83%
Bromfietsen en scooters blijken het meest hinderlijk: 34% van de Rotterdammers heeft daar veel hinder van, en maar 29% zegt hier géén hinder van te ondervinden. Voorts zegt 38% hier ‘een beetje hinder’ van te ondervinden.
28
Ook auto’s zijn hinderlijk: één op de vijf heeft veel hinder van geparkeerde auto’s, van de stank van auto’s en van het geluid ervan. In totaal zegt ruim de helft van de Rotterdammers hinder te ondervinden van geparkeerde auto’s, en tweederde van de stank en van het geluid. Het minst vaak worden fietsers en bussen en trams hinderlijk gevonden. 15- respectievelijk 17% van de Rotterdammers zegt hier hinder van te ondervinden, en slechts een enkeling heeft hier veel hinder van. Op de Rechter Maasoever buiten de ring wordt wat minder hinder van het autoverkeer ondervonden, en hinder van bromfietsen en scooters is op de Linker Maasoever een groter probleem dan op de Rechter. Verder zijn de verschillen tussen de stadsdelen gering. Ten opzichte van de meting in 2004 is de hinder van stank en geluid van auto’s flink toegenomen, en is die van bromfietsen en scooters weer licht afgenomen. De toename van de hinder van stank en geluid van auto’s houdt wellicht verband met de toegenomen (overigens vooral ook landelijke) publiciteit hierover in de afgelopen tijd.
Figuur 4.7:
Oordeel over verkeershinder (exclusief ‘geen mening’); 2003-2005.
Heeft u in Rotterdam hinder van ….. Stank van auto’s: veel hinder een beetje hinder geen hinder Geluid van auto’s: veel hinder een beetje hinder geen hinder Geparkeerde auto’s: veel hinder een beetje hinder geen hinder Bromfietsen / scooters: veel hinder een beetje hinder geen hinder Fietsers: veel hinder een beetje hinder geen hinder Bussen en trams: veel hinder een beetje hinder geen hinder
2003
2004
2005
15% 42% 43%
15% 38% 48%
18% 47% 35%
18% 41% 41%
19% 39% 42%
21% 45% 34%
26% 35% 39%
23% 34% 42%
22% 34% 44%
34% 35% 31%
37% 35% 28%
34% 38% 29%
3% 12% 85%
4% 13% 83%
4% 11% 85%
3% 15% 82%
3% 15% 82%
4% 14% 83%
De toename van de hinder van auto’s heeft zich vooral gemanifesteerd bij bewoners van de Rechter Maasoever buiten de ring. Vorig jaar had men daar hiervan veel minder last dan elders; nu is het verschil veel kleiner. Bij de bromfietsen en scooters zijn de verschillen juist groter ge-
29
worden, omdat de hinder op de Linker Maasoever is toegenomen en die op de Rechter Maasoever afgenomen.
30
5
GEDRAG EN MENINGEN VAN INTENSIEVE GEBRUIKERS
In dit hoofdstuk worden het vervoersgedrag en het oordeel over diverse verkeers- en vervoersonderwerpen nader bekeken van drie groepen intensieve verkeersdeelnemers: Rotterdammers die doorgaans minimaal vier maal per week gebruik maken van de auto, van het openbaar vervoer respectievelijk van de fiets. In hoofdstuk 6 wordt daarna nog ingegaan op het oordeel van enkele deelgroepen hiervan, namelijk van hen die deze vervoermiddelen ook gebruiken om naar werk of studie te gaan. Zoals eerder al in figuur 3.1 te zien was, bevat de enquête van alle drie deze groepen voldoende respondenten om verantwoorde uitspraken te kunnen doen; zie ook figuur 5.1.
Figuur 5.1:
Omvang van de drie groepen intensieve verkeersdeelnemers; 2003-2005.
Intensieve autogebruikers
2003
2004
2005
39%
38%
36% (n = 568)
Intensieve openbaarvervoergebruikers
18%
19%
19% (n = 302)
Intensieve fietsgebruikers
23%
23%
29% (n = 448)
Tussen de drie groepen bestaat wel enige overlap, doch op de totale bevolking betreft zulke overlap slechts enkele procenten, zoals is te zien in het onderstaande (voor de leesbaarheid niet helemáál op schaal getekende) diagram.
Figuur 5.2:
Overlap tussen de drie groepen intensieve verkeersdeelnemers; 2005.
31
5.1
Intensieve autogebruikers
Vervoermiddelengebruik Uiteraard maken intensieve autogebruikers veel gebruik van de auto. Voor vrijwel alle verplaatsingen naar bestemmingen binnen en buiten Rotterdam (met uitzondering van bestemmingen in de binnenstad) gaan zij in ruime meerderheid meestal met de auto. Vooral voor bezoek aan vrienden of familie en woon-werkverkeer is de auto bij hen veruit favoriet. Bestemmingen waarvoor ze ook nog wel andere vervoermiddelen gebruiken zijn winkelcentra en bestemmingen bij het uitgaan (relatief vaak het openbaar vervoer) en sporten (relatief vaak de fiets). Naar de binnenstad van Rotterdam gebruiken zelfs de intensieve autogebruikers vaker meestal het openbaar vervoer dan de auto.
Figuur 5.3:
Vervoermiddelengebruik van intensieve autogebruikers naar bestemming (exclusief ‘nooit / niet van toepassing’); 2005. Auto (bestuurder/ passagier)
Openbaar vervoer
Fiets
Ander vervoermiddel of lopend
Totaal-%
Totaal absoluut
als u naar uw werk of studie gaat als u naar een winkelcentrum gaat als u vrienden of familie bezoekt als u uitgaat als u gaat sporten
85% 54% 88% 62% 58%
9% 13% 3% 21% 5%
4% 18% 5% 10% 24%
2% 16% 4% 8% 13%
100% 100% 100% 100% 100%
470 539 540 486 360
in het weekend door de week overdag door de week in de avond
77% 77% 85%
4% 7% 3%
13% 11% 8%
6% 5% 4%
100% 100% 100%
517 517 471
naar de binnenstad van Rotterdam
31%
47%
13%
9%
100%
516
naar bestemmingen elders in Rotterdam naar bestemmingen buiten Rotterdam
77% 96%
14% 3%
8% 0%
2% 0%
100% 100%
493 540
Van welk vervoermiddel maakt u meestal gebruik …..
Vergeleken met vorig jaar gebruiken de intensieve autogebruikers iets minder vaak meestal de auto, en iets vaker meestal het openbaar vervoer of de fiets. Alleen voor werk of studie en voor bezoek aan vrienden of familie is de auto voor hen in onveranderde mate hét vervoermiddel.
Meningen over verkeers- en vervoersonderwerpen Intensieve autogebruikers zijn het meest positief over de doorstroming en het comfort en op tijd rijden van bus en tram. Het minst positief zijn ze over de veiligheid in en om metro/treinstations en over de parkeermogelijkheden in de binnenstad. Intensieve autogebruikers blijken wat negatiever te oordelen over veiligheidsaspecten rond het openbaar vervoer en over het comfort van het openbaar vervoer dan andere Rotterdammers. Vergeleken met vorig jaar zijn de intensieve autogebruikers over praktisch alle onderwerpen positiever geworden.
32
Figuur 5.4:
Oordeel van intensieve autogebruikers over diverse verkeers- en vervoersonderwerpen; 2005 en 2004-2005. OORDEEL
Hoe denkt u over …..
CIJFER
% negatief
% positief
Intensieve autogebr.
t.o.v. 2004
Totaal Rotterdam
de doorstroming van de auto in de stad
57%
43%
5,6
+ 0,1
5,5
de verkeersveiligheid in de binnenstad het stallen van de fiets in de binnenstad het parkeren van de auto in de binnenstad
40% 53% 69%
60% 47% 31%
6,1 5,7 5,1
+ 0,0 + 0,4 + 0,3
6,1 5,7 4,9
de doorstroming van bus en tram het comfort van het openbaar vervoer het op tijd rijden van het openbaar vervoer de veiligheid in bus/tram/metro de veiligheid in en om metro/treinstations
18% 32% 38% 51% 69%
82% 68% 62% 49% 31%
6,8 6,3 6,1 5,8 5,3
+ 0,1 - 0,0 + 0,1 + 0,4 + 0,2
6,8 6,5 6,1 6,1 5,5
de verkeersveiligheid in de straat het stallen van de fiets bij de woning het parkeren van de auto bij de woning
26% 32% 30%
74% 68% 70%
6,7 6,6 6,6
+ 0,2 + 0,2 + 0,1
6,6 6,5 6,5
de verkeersveiligheid in de deelgemeente
29%
71%
6,5
---
6,4
Oordeel over doorstroming tussen ring en binnenstad Het oordeel van intensieve autogebruikers over de doorstroming op de diverse routes tussen ring en binnenstad verschilt marginaal met dat van andere Rotterdammers, zoals moge blijken uit vergelijking van de percentages in figuur 5.5 met die in paragraaf 4.2 (figuur 4.5).
Figuur 5.5:
Oordeel over doorstroming tussen ring en binnenstad van intensieve autogebruikers (exclusief ‘weet ik niet / ken ik niet’); 2005.
Hoe denkt u over de doorstroming over .....
(Zeer) negatief / (Zeer) positief / ontevreden tevreden
Totaal-%
Totaal absoluut
Tjalklaan / Vierhavenstraat Stadhoudersweg / Statenweg Schieweg / Schiekade Maasboulevard
41% 61% 64% 34%
59% 39% 36% 66%
100% 100% 100% 100%
173 319 368 416
Stadionweg / Laan op Zuid Vaanweg / Pleinweg Groene Kruisweg / Dorpsweg
29% 44% 36%
71% 56% 64%
100% 100% 100%
331 301 288
Oordeel over verkeersoverlast Intensieve autogebruikers ervaren de meeste overlast van bromfietsers en scooters, en in wat mindere mate ook van geparkeerde auto's (figuur 5.6). Van fietsers en van bussen en trams hebben ze nauwelijks hinder.
33
Dit beeld verschilt niet wezenlijk van dat bij alle Rotterdammers (paragraaf 4.2, figuur 4.6). Vergeleken met vorig jaar ervaren intensieve autogebruikers nu zelf ook wat meer stank van auto’s, en is hun ergernis over bromfietsen en scooters iets afgenomen.
Figuur 5.6:
Ervaren verkeershinder van intensieve autogebruikers; 2005.
Heeft u in Rotterdam hinder van …..
Veel hinder
Een beetje hinder
Geen hinder
Totaal-%
15% 15% 23% 35% 5% 4%
45% 47% 37% 38% 13% 16%
40% 38% 40% 26% 82% 80%
100% 100% 100% 100% 100% 100%
stank van auto’s geluid van auto’s geparkeerde auto’s bromfietsen / scooters fietsers bussen en trams
5.2
Totaal absoluut 495 505 501 515 504 498
Intensieve openbaarvervoergebruikers
Vervoermiddelengebruik Intensieve gebruikers van het openbaar vervoer gebruiken dit vervoer vooral vaak als ze naar en van school of werk gaan, en daardoor ook vaak door de week overdag. Verder gebruiken zij ook binnen Rotterdam in meerderheid meestal het openbaar vervoer.
Figuur 5.7:
Vervoermiddelengebruik van intensieve openbaarvervoergebruikers naar bestemming (exclusief ‘nooit / niet van toepassing’); 2005. Auto (bestuurder/ passagier)
Openbaar vervoer
Fiets
Ander vervoermiddel of lopend
Totaal-%
Totaal absoluut
als u naar uw werk of studie gaat als u naar een winkelcentrum gaat als u vrienden of familie bezoekt als u uitgaat als u gaat sporten
4% 9% 45% 31% 17%
88% 53% 43% 52% 33%
6% 18% 7% 11% 28%
2% 20% 6% 6% 22%
100% 100% 100% 100% 100%
263 280 282 259 193
in het weekend door de week overdag door de week in de avond
36% 3% 35%
39% 79% 49%
15% 13% 11%
9% 5% 4%
100% 100% 100%
269 273 247
6%
75%
11%
8%
100%
280
26% 52%
63% 45%
8% 1%
2% 2%
100% 100%
246 273
Van welk vervoermiddel maakt u meestal gebruik …..
naar de binnenstad van Rotterdam naar bestemmingen elders in Rotterdam naar bestemmingen buiten Rotterdam
Vergeleken met vorig jaar valt (alleen) op dat intensieve openbaarvervoergebruikers nu in het weekend minder vaak het openbaar vervoer gebruiken, en vaker de andere vervoermiddelen.
34
Meningen over verkeers- en vervoersonderwerpen Ook intensieve gebruikers van het openbaar vervoer zijn het meest positief over de doorstroming en het comfort van het openbaar vervoer; over het op tijd rijden daarvan zijn ze evenwel een stuk negatiever dan andere Rotterdammers. Over de veiligheid rond het openbaar vervoer zijn ze wél positiever dan anderen. Behalve over het op tijd rijden, zijn de intensieve gebruikers over alle openbaarvervoeronderwerpen dit jaar een stuk positiever dan vorig jaar. (Over bijna alle andere onderwerpen zijn ze overigens eveneens positiever geworden.)
Figuur 5.8:
Oordeel van intensieve openbaarvervoergebruikers over diverse verkeers- en vervoersonderwerpen; 2005 en 2004-2005. OORDEEL
Hoe denkt u over …..
% negatief
CIJFER
Intensieve t.o.v. 2004 % positief o.v.-gebruiker
Totaal Rotterdam
de doorstroming van de auto in de stad
62%
38%
5,5
+ 0,2
5,5
de verkeersveiligheid in de binnenstad het stallen van de fiets in de binnenstad het parkeren van de auto in de binnenstad
42% 58% 78%
58% 42% 22%
6,1 5,6 4,8
+ 0,2 + 0,2 - 0,0
6,1 5,7 4,9
de doorstroming van bus en tram het comfort van het openbaar vervoer het op tijd rijden van het openbaar vervoer de veiligheid in bus/tram/metro de veiligheid in en om metro/treinstations
24% 29% 48% 36% 55%
76% 71% 52% 64% 45%
6,7 6,5 5,8 6,3 5,7
+ 0,3 + 0,3 + 0,1 + 0,3 + 0,3
6,8 6,5 6,1 6,1 5,5
de verkeersveiligheid in de straat het stallen van de fiets bij de woning het parkeren van de auto bij de woning
26% 40% 36%
74% 60% 64%
6,7 6,3 6,3
+ 0,4 + 0,4 - 0,0
6,6 6,5 6,5
de verkeersveiligheid in de deelgemeente
34%
66%
6,4
---
6,4
Oordeel over doorstroming tussen ring en binnenstad Het oordeel van de intensieve openbaarvervoergebruikers over de doorstroming tussen ring en binnenstad (figuur 5.9) is telkens slechts gebaseerd op te weinig respondenten die hier ook inderdaad een oordeel over (kunnen) hebben - en overigens ook van beperkte inhoudelijke betekenis.
Figuur 5.9:
Oordeel over doorstroming tussen ring en binnenstad van intensieve openbaarvervoergebruikers (exclusief ‘weet ik niet / ken ik niet’); 2005.
Hoe denkt u over de doorstroming over .....
(Zeer) negatief / (Zeer) positief / ontevreden tevreden
Totaal-%
Totaal absoluut
Tjalklaan / Vierhavenstraat Stadhoudersweg / Statenweg Schieweg / Schiekade Maasboulevard
47% 63% 55% 39%
53% 37% 45% 61%
100% 100% 100% 100%
59 116 142 160
Stadionweg / Laan op Zuid Vaanweg / Pleinweg Groene Kruisweg / Dorpsweg
33% 48% 38%
67% 52% 62%
100% 100% 100%
124 103 104
Oordeel over verkeersoverlast Ook onder intensieve gebruikers van openbaar vervoer heeft een relatief hoog percentage veel hinder van bromfietsen en scooters, en dit percentage is ook iets hoger dan vorig jaar. (Verder zijn er ten opzichte van vorig jaar geen verschuivingen te constateren.) Uiteraard hoeft die hinder zich niet persé tijdens hun openbaarvervoersreizen te manifesteren; ook op andere tijdstippen kan die hinder ervaren worden. Het beeld in figuur 5.10 verschilt niet wezenlijk van dat bij alle Rotterdammers (paragraaf 4.2, figuur 4.6).
Figuur 5.10:
Ervaren verkeershinder van intensieve openbaarvervoergebruikers; 2005.
Heeft u in Rotterdam hinder van ….. stank van auto’s geluid van auto’s geparkeerde auto’s bromfietsen / scooters fietsers bussen en trams
5.3
Veel hinder
Een beetje hinder
Geen hinder
Totaal-%
17% 22% 21% 35% 2% 4%
50% 49% 34% 40% 14% 14%
33% 29% 46% 25% 85% 82%
100% 100% 100% 100% 100% 100%
Totaal abs. 261 265 265 266 265 263
Intensieve fietsgebruikers
Vervoermiddelengebruik Twee van de drie intensieve fietsgebruikers gebruiken meestal de fiets voor woon-werkverkeer, om te gaan sporten en om te gaan winkelen. Voor bezoek aan familie en vrienden pakt ook van de intensieve fietsers de meerderheid meestal de auto, en als men uitgaat worden auto en openbaar vervoer ook vaak gebruikt. Naar bestemmingen buiten Rotterdam gaat van de intensieve fietsers maar een enkeling ook dán op de fiets.
Figuur 5.11:
Vervoermiddelengebruik van intensieve fietsgebruikers naar bestemming (exclusief ‘nooit / niet van toepassing’); 2005.
Van welk vervoermiddel maakt u meestal gebruik …..
Auto Openbaar (bestuurder/ vervoer passagier)
Fiets
Ander vervoermiddel of lopend
Totaal-%
Totaal absoluut
als u naar uw werk of studie gaat
15%
16%
68%
2%
100%
320
als u naar een winkelcentrum gaat als u vrienden of familie bezoekt als u uitgaat als u gaat sporten
13% 56% 33% 18%
10% 16% 27% 4%
65% 24% 35% 69%
12% 3% 6% 8%
100% 100% 100% 100%
427 410 383 320
in het weekend door de week overdag door de week in de avond
40% 11% 43%
10% 8% 8%
45% 77% 47%
4% 4% 3%
100% 100% 100%
400 410 363
naar de binnenstad van Rotterdam naar bestemmingen elders in Rotterdam naar bestemmingen buiten Rotterdam
7% 36% 69%
41% 27% 27%
46% 35% 3%
5% 1% 1%
100% 100% 100%
408 387 410
Bij een vergelijking met vorig jaar valt op dat de intensieve fietsgebruikers van dit jaar wat vaker meestal ook andere vervoermiddelen gebruiken. De toename van het aantal intensieve fietsgebruikers in de zin van mensen die minimaal vier maal per week de fiets gebruiken heeft kennelijk ook wat meer intensieve fietsers “opgeleverd” die ook vaak van andere vervoermiddelen gebruik maken.
Meningen over verkeers- en vervoersonderwerpen Ook de intensieve fietsgebruikers zijn het meest positief over de doorstroming en het comfort van het openbaar vervoer. Over het stallen van de fiets in de binnenstad en bij de woning zijn ze meer dan gemiddeld tevreden, al waren ze vorig jaar nóg vaker tevreden over dat eerste. Net als de vorige twee soorten intensieve vervoermiddelengebruikers zijn ze een stuk tevredener dan vorig jaar over de veiligheid in en rond het openbaar vervoer, en daarnaast zijn ze ook over het op tijd rijden van het openbaar vervoer tevredener. Ook over de verkeersveiligheid in de binnenstad en in de eigen straat zijn intensieve fietsgebruikers tevredener dan vorig jaar.
Figuur 5.12:
Oordeel van intensieve fietsgebruikers over diverse verkeers- en vervoersonderwerpen; 2005 en 2004-2005. OORDEEL
Hoe denkt u over …..
CIJFER
% negatief
% positief
Intensieve fietser
t.o.v. 2004
Totaal Rotterdam
de doorstroming van de auto in de stad
63%
37%
5,4
+ 0,1
5,5
de verkeersveiligheid in de binnenstad het stallen van de fiets in de binnenstad het parkeren van de auto in de binnenstad
42% 52% 73%
58% 48% 27%
6,0 5,8 4,8
+ 0,3 - 0,2 - 0,0
6,1 5,7 4,9
de doorstroming van bus en tram het comfort van het openbaar vervoer het op tijd rijden van het openbaar vervoer de veiligheid in bus/tram/metro de veiligheid in en om metro/treinstations
18% 23% 29% 37% 58%
82% 77% 71% 63% 42%
6,9 6,6 6,4 6,3 5,7
+ 0,1 + 0,1 + 0,2 + 0,5 + 0,4
6,8 6,5 6,1 6,1 5,5
de verkeersveiligheid in de straat het stallen van de fiets bij de woning het parkeren van de auto bij de woning
28% 30% 29%
72% 70% 71%
6,6 6,7 6,6
+ 0,3 - 0,0 + 0,1
6,6 6,5 6,5
de verkeersveiligheid in de deelgemeente
34%
66%
6,3
---
6,4
Oordeel over doorstroming tussen ring en binnenstad Het oordeel van de intensieve fietsgebruikers over de doorstroming tussen ring en binnenstad (figuur 5.13) is vaak slechts gebaseerd op te weinig respondenten die hier ook inderdaad een oordeel over (kunnen) hebben - en overigens ook van beperkte inhoudelijke betekenis.
37
Figuur 5.13:
Oordeel over doorstroming tussen ring en binnenstad van intensieve fietsgebruikers (exclusief ‘weet ik niet / ken ik niet’); 2005.
Hoe denkt u over de doorstroming over .....
(Zeer) negatief / (Zeer) positief / ontevreden tevreden
Totaal-%
Totaal absoluut
Tjalklaan / Vierhavenstraat Stadhoudersweg / Statenweg Schieweg / Schiekade Maasboulevard
36% 62% 60% 27%
64% 38% 40% 73%
100% 100% 100% 100%
75 204 230 259
Stadionweg / Laan op Zuid Vaanweg / Pleinweg Groene Kruisweg / Dorpsweg
23% 43% 34%
77% 57% 66%
100% 100% 100%
193 159 147
Oordeel over verkeersoverlast Intensieve fietsers hebben veel vaker dan andere Rotterdammers hinder van stank en geluid van auto's. Vergeleken met vorig jaar noemen zij dat ook vaker. Geparkeerde auto’s en bromfietsen en scooters worden door hen dit jaar minder vaak genoemd.
Figuur 5.14:
Ervaren verkeershinder van intensieve fietsgebruikers; 2005.
Heeft u in Rotterdam hinder van …..
Veel hinder
Een beetje hinder
Geen hinder
Totaal-%
Totaal absoluut
stank van auto’s
23%
47%
31%
100%
391
geluid van auto’s geparkeerde auto’s bromfietsen / scooters fietsers bussen en trams
25% 24% 32% 2% 4%
44% 38% 40% 7% 12%
30% 39% 28% 91% 85%
100% 100% 100% 100% 100%
395 390 407 392 387
5.4
De drie groepen vergeleken
In deze paragraaf zijn de uitkomsten van de onderscheiden groepen uit de vorige drie paragrafen tenslotte ook naast elkaar geplaatst om de onderlinge overeenkomsten en verschillen beter zichtbaar te maken.
Meningen over verkeers- en vervoersonderwerpen In de beoordeling van de voorgelegde verkeers- en vervoersonderwerpen bestaan tussen de drie groepen intensieve verkeersdeelnemers veel overeenkomsten, maar ook enkele verschillen. Een gelijke waardering betekent trouwens niet persé dat het oordeel vanuit hetzelfde perspectief komt of op de zelfde mate van kennis en ervaring is gebaseerd. De afwijkingen van het gemiddelde, onderstreept aangegeven in figuur 5.15, zijn: de relatief wat hogere waardering door intensieve autogebruikers voor het parkeren van de auto in de binnenstad, en de wat lagere door intensieve openbaarvervoergebruikers; 38
-
de relatief lage waardering door intensieve openbaarvervoergebruikers voor het op tijd rijden van het openbaar vervoer, en de hogere door intensieve fietsers; de relatief lage waardering door intensieve autogebruikers voor de veiligheid in bus, tram en metro, en de hogere door beide andere groepen; de relatief lage waardering door intensieve autogebruikers voor de veiligheid in en om metroen treinstations, en de hogere door beide andere groepen; de relatief wat lagere waardering door intensieve openbaarvervoergebruikers voor het stallen van de fiets bij de woning; en de relatief wat lagere waardering door intensieve openbaarvervoergebruikers voor het parkeren van de auto bij de woning.
Figuur 5.15:
Oordeel over diverse verkeers- en vervoersonderwerpen in rapportcijfers van 1-10 van intensieve gebruikers van auto, openbaar vervoer en fiets; 2005. Intensieve gebruikers van …
Totaal
auto
openbaar vervoer
fiets
Rotterdam
de doorstroming van de auto in de stad
5,6
5,5
5,4
5,5
de verkeersveiligheid in de binnenstad het stallen van de fiets in de binnenstad het parkeren van de auto in de binnenstad
6,1 5,7 5,1
6,1 5,6 4,8
6,0 5,8 4,8
6,1 5,7 4,9
de doorstroming van bus en tram comfort van het openbaar vervoer het op tijd rijden van het openbaar vervoer de veiligheid in bus/tram/metro de veiligheid in en om metro/treinstations
6,8 6,3 6,1 5,8 5,3
6,7 6,5 5,8 6,3 5,7
6,9 6,6 6,4 6,3 5,7
6,8 6,5 6,1 6,1 5,5
de verkeersveiligheid in de straat het stallen van de fiets bij de woning het parkeren van de auto bij de woning
6,7 6,6 6,6
6,7 6,3 6,3
6,6 6,7 6,6
6,6 6,5 6,5
de verkeersveiligheid in de deelgemeente
6,5
6,4
6,3
6,4
Hoe denkt u over .....
N.B.: Verschillen van 0,2 of meer met het oordeel van alle Rotterdammers zijn onderstreept weergegeven.
Opvallend is met name het relatief negatieve oordeel van intensieve autogebruikers over de veiligheid in en rondom het openbaar vervoer. Het is echter niet te zeggen of dit oordeel ook een reden voor hun intensieve autogebruik is.
Oordeel over doorstroming tussen ring en binnenstad Het oordeel van de intensieve openbaarvervoer- en fietsgebruikers over de doorstroming tussen ring en binnenstad is bijna overal gebaseerd op te weinig respondenten die hier ook inderdaad een oordeel over (kunnen) hebben - en overigens ook van beperkte inhoudelijke betekenis. Figuur 5.16 is dan ook van weinig betekenis.
39
Figuur 5.16:
Oordeel over doorstroming tussen ring en binnenstad van intensieve gebruikers van auto, openbaar vervoer en fiets; 2005: percentage dat (zeer) negatief oordeelt (exclusief ‘weet ik niet / ken ik niet’).
Hoe denkt u over de doorstroming over .....
Intensieve gebruikers van …
Totaal
auto
openbaar vervoer
fiets
Rotterdam
Tjalklaan / Vierhavenstraat Stadhoudersweg / Statenweg Schieweg / Schiekade Maasboulevard
--61% 64% 34%
---------
--62% 60% 27%
43% 61% 62% 34%
Stadionweg / Laan op Zuid Vaanweg / Pleinweg Groene Kruisweg / Dorpsweg
29% 44% 36%
-------
-------
29% 42% 36%
N.B.: Percentages die zijn gebaseerd op minder dan 200 respondenten zijn hier niet vermeld, omdat daarbij de onnauwkeurigheidsmarges te groot zijn.
Oordeel over verkeersoverlast Intensieve fietsgebruikers ervaren de meeste hinder in het verkeer; zij hebben bij bijna alle aspecten het hoogste percentage personen dat veel hinder ervaart. Fietsers zijn natuurlijk ook de minst beschermde verkeersdeelnemers. Alleen van bromfietsen en scooters hebben zij relatief iets minder last.
Figuur 5.17:
Ervaren verkeershinder van intensieve gebruikers van auto, openbaar vervoer en fiets; 2005: percentage dat veel hinder ervaart.
Heeft u in Rotterdam veel hinder van .....
stank van auto’s geluid van auto’s geparkeerde auto’s bromfietsen / scooters fietsers bussen en trams
Intensieve gebruikers van …
Totaal
auto
openbaar vervoer
fiets
Rotterdam
15% 15% 23% 35% 5% 4%
17% 22% 21% 35% 2% 4%
23% 25% 24% 32% 2% 4%
18% 21% 22% 34% 4% 4%
Onder alle onderscheiden groepen wordt de meeste hinder ervaren van bromfietsen en scooters. Van stank en geluid van auto's hebben intensieve autogebruikers vanzelfsprekend het minste last. Van fietsers en bussen en trams heeft vrijwel niemand last.
40
6
INTENSIEVE VERVOERMIDDELENGEBRUIKERS VOOR WERK EN STUDIE
In dit hoofdstuk komt tot slot de mening aan de orde van Rotterdamse verkeersdeelnemers die voor werk of studie intensief gebruik maken van de auto, het openbaar vervoer respectievelijk de fiets (dagelijks, of in ieder geval 4 of 5 dagen per week). Het betreft hier dus deelgroepen van de in hoofdstuk 5 besproken groepen van intensieve gebruikers. De Omnibusenquête 2005 bevat hiervoor 400 autogebruikers, 232 openbaarvervoergebruikers en 217 fietsers; (nét) voldoende grote aantallen om verantwoorde uitspraken te kunnen doen.
Meningen over verkeers- en vervoersonderwerpen Allereerst weer de meningen over de diverse verkeers- en vervoersonderwerpen.
Figuur 6.1:
Oordeel over diverse verkeers- en vervoersonderwerpen in rapportcijfers van 1-10 van intensieve gebruikers van auto, openbaar vervoer en fiets voor werk en studie; 2005. Intensieve gebruikers voor werk en studie van …
Totaal
auto
openbaar vervoer
fiets
Rotterdam
de doorstroming van de auto in de stad
5,6
5,4
5,4
5,5
de verkeersveiligheid in de binnenstad het stallen van de fiets in de binnenstad het parkeren van de auto in de binnenstad
6,2 5,7 5,2
6,1 5,6 4,7
5,9 5,8 4,9
6,1 5,7 4,9
de doorstroming van bus en tram comfort van het openbaar vervoer het op tijd rijden van het openbaar vervoer de veiligheid in bus/tram/metro de veiligheid in en om metro/treinstations
6,8 6,3 6,1 5,7 5,2
6,7 6,5 5,7 6,4 5,7
6,8 6,6 6,3 6,3 5,7
6,8 6,5 6,1 6,1 5,5
de verkeersveiligheid in de straat het stallen van de fiets bij de woning het parkeren van de auto bij de woning
6,7 6,5 6,5
6,7 6,4 6,3
6,5 6,5 6,5
6,6 6,5 6,5
de verkeersveiligheid in de deelgemeente
6,5
6,4
6,2
6,4
Hoe denkt u over .....
N.B.: Verschillen van 0,2 of meer met het oordeel van alle Rotterdammers zijn onderstreept weergegeven.
Ook hier beoordelen de geselecteerde verkeersdeelnemers de verschillende onderwerpen soms verschillend. De afwijkingen van het gemiddelde, onderstreept aangegeven in figuur 6.1, zijn: de relatief wat lagere waardering van deze intensieve fietsers voor de doorstroming van de auto in de stad en voor de verkeersveiligheid in de binnenstad; de relatief wat hogere waardering van deze intensieve fietsers voor het stallen van de fiets in de binnenstad;
41
-
de relatief hoge waardering van deze intensieve autogebruikers voor het parkeren van de auto in de binnenstad, en de wat lagere door deze intensieve openbaarvervoergebruikers; de relatief wat lagere waardering van deze intensieve autogebruikers voor het comfort van het openbaar vervoer; de relatief lage waardering van deze intensieve openbaarvervoergebruikers voor het op tijd rijden van het openbaar vervoer, en de wat hogere door deze intensieve fietsgebruikers; de relatief lage waardering van deze intensieve autogebruikers voor de veiligheid in en rondom het openbaar vervoer, en de hogere door de andere twee groepen; de relatief wat lagere waardering van deze intensieve openbaarvervoergebruikers voor het stallen van de fiets en het parkeren van de auto bij de woning; en de relatief wat lagere waardering van deze intensieve fietsgebruikers voor de verkeersveiligheid in de deelgemeente.
Het beeld van figuur 6.1 komt bijna geheel overeen met dat van figuur 5.15 in het vorige hoofdstuk: als we ons beperken tot de verkeersdeelnemers die voor werk of studie intensief gebruik maken van een vervoermiddel, verschillen de intensieve vervoermiddelgebruikers niet wezenlijk anders van elkaar of van andere Rotterdammers.
Oordeel over doorstroming tussen ring en binnenstad Het oordeel van de intensieve vervoermiddelengebruikers voor werk en studie over de doorstroming tussen ring en binnenstad is, behalve bij de automobilisten, telkens slechts gebaseerd op te weinig respondenten die hier ook inderdaad een oordeel over (kunnen) hebben - en overigens ook alleen bij de automobilisten van inhoudelijke betekenis.
Figuur 6.2:
Oordeel over doorstroming tussen ring en binnenstad van intensieve gebruikers van auto, openbaar vervoer en fiets voor werk en studie; 2005: percentage dat (zeer) negatief oordeelt (exclusief ‘weet ik niet / ken ik niet’). Intensieve gebruikers voor werk en studie van …
Totaal
auto
openbaar vervoer
fiets
Rotterdam
Tjalklaan / Vierhavenstraat Stadhoudersweg / Statenweg Schieweg / Schiekade Maasboulevard
--63% 67% 39%
---------
---------
43% 61% 62% 34%
Stadionweg / Laan op Zuid Vaanweg / Pleinweg Groene Kruisweg / Dorpsweg
32% 43% 36%
-------
-------
29% 42% 36%
Hoe denkt u over de doorstroming over .....
N.B.: Percentages die zijn gebaseerd op minder dan 200 respondenten zijn hier niet vermeld, omdat daarbij de onnauwkeurigheidsmarges te groot zijn.
42
Oordeel over verkeersoverlast Rotterdammers die hun auto of hun fiets intensief gebruiken voor het woon-werk/studie-verkeer, ervaren wat méér hinder van elkaar, en wat minder van hun “soortgenoten”. Verder zijn er weinig verschillen.
Figuur 6.3:
Ervaren verkeershinder van intensieve gebruikers van auto, openbaar vervoer en fiets voor werk en studie; 2005: percentage dat veel hinder ervaart.
Heeft u in Rotterdam veel hinder van .....
stank van auto’s geluid van auto’s geparkeerde auto’s bromfietsen / scooters fietsers bussen en trams
Intensieve gebruikers voor werk en studie van …
Totaal
auto
openbaar vervoer
fiets
Rotterdam
13% 14% 22% 36% 6% 4%
15% 21% 19% 35% 1% 2%
23% 27% 23% 31% 1% 6%
18% 21% 22% 34% 4% 4%
43
44
7
GEGEVENS PER DEELGEMEENTE
De aantallen respondenten per deelgemeente zijn in de Omnibusenquête veelal te klein om verantwoorde uitspraken op deelgemeenteniveau te kunnen doen. Nu de meeste vragen die in de voorgaande hoofdstukken behandeld al voor de derde keer gesteld zijn, is het echter wel mogelijk om verantwoorde vergelijkbare gegevens te presenteren door de uitkomsten uit de drie enquêtes samen te nemen. Op de volgende bladzijden zijn de belangrijkste gegevens per deelgemeente opgenomen. Gegevens over gedrag en meningen van intensieve vervoermiddelgebruikers (zie hoofdstuk 5) zijn hier niet opgenomen; daarvoor zijn ook als drie jaren samen worden genomen de aantallen nog te klein (gemiddeld per deelgemeente namelijk 162 intensieve autogebruikers, 79 intensieve openbaarvervoergebruikers en 106 intensieve fietsgebruikers). (En van gegevens over intensieve vervoermiddelengebruikers voor werk en studie (hoofdstuk 6) kan dan natuurlijk al helemáál geen sprake zijn...) Ook het oordeel over de doorstroming tussen ring en binnenstad is hier niet opgenomen; deze vraag is immers alleen in 2005 gesteld, en bovendien hadden grote aantallen respondenten hier geen oordeel over, zodat per deelgemeente slechts enkele tientallen respondenten met een oordeel restten. Voorts dient nog te worden opgemerkt dat ook bij het samenvoegen van drie jaren de aantallen respondenten uit de deelgemeenten Overschie (150) en Hoek van Holland (93) eigenlijk nog steeds te klein zijn voor verantwoorde uitspraken; de gegevens over deze deelgemeenten zijn dan ook slechts indicatief.
45
68% 41% 62%
61% 37% 62%
74% 64% 86%
67% 50% 67%
Hillegersb.Schiebroek 77% 67% 83%
16% 40% 21% 15% 8% 70%
2% 69% 16% 3% 10% 56%
25% 60% 8% 1% 6% 81%
5% 58% 22% 4% 10% 73%
21% 66% 7% 1% 5% 85%
11% 66% 16% 0% 7% 71%
89% 5% 7%
84% 6% 10%
99% 1% 0%
70% 8% 22%
88% 7% 5%
84% 10% 6%
12% 15% 74% 25% 28% 26%
6% 18% 76% 30% 28% 22%
7% 8% 86% 50% 13% 26%
9% 13% 78% 32% 20% 36%
6% 5% 89% 45% 12% 31%
9% 13% 78% 31% 21% 28%
32% 38% 18% 12%
37% 36% 22% 5%
50% 22% 24% 4%
36% 25% 32% 6%
55% 18% 23% 5%
37% 31% 27% 4%
11% 14% 20% 55%
20% 44% 23% 13%
48% 23% 21% 8%
18% 19% 37% 27%
38% 18% 29% 15%
24% 29% 29% 19%
48% 36% 12% 4%
52% 31% 10% 7%
77% 8% 9% 5%
52% 24% 16% 9%
75% 11% 8% 6%
59% 21% 15% 5%
13% 25% 21% 41%
34% 30% 23% 13%
56% 33% 8% 3%
23% 22% 37% 18%
54% 25% 17% 5%
33% 29% 26% 12%
24% 14% 35% 27%
26% 20% 35% 19%
57% 7% 27% 9%
27% 9% 45% 19%
45% 7% 40% 9%
29% 13% 41% 18%
43% 21% 20% 15%
40% 28% 22% 11%
67% 12% 18% 3%
44% 17% 29% 9%
63% 11% 20% 6%
45% 20% 26% 9%
28% 32% 23% 17%
30% 37% 24% 10%
46% 19% 26% 9%
31% 22% 35% 12%
48% 17% 30% 5%
32% 29% 29% 9%
39% 27% 22% 12%
42% 27% 23% 8%
78% 5% 13% 4%
42% 16% 33% 9%
72% 10% 15% 4%
52% 17% 24% 7%
4% 14% 28% 53%
11% 54% 25% 11%
33% 46% 15% 5%
8% 28% 43% 21%
28% 44% 25% 3%
13% 41% 31% 15%
30% 41% 21% 7%
36% 36% 23% 5%
56% 26% 15% 3%
36% 29% 31% 4%
59% 21% 19% 1%
39% 31% 25% 4%
58% 40% 0% 1%
62% 34% 2% 2%
88% 9% 1% 2%
70% 28% 0% 2%
82% 16% 2% 1%
73% 23% 1% 3%
Stadscentrum Delfshaven Heeft een autorijbewijs En beschikt zelf over een auto Huish. beschikt over auto Gebruikelijke parkeerplaats: eigen garage, tuin, carport vlak bij huis op straat verder weg op straat elders in een garagegebouw wisselend Heeft een fiets Stallingsplaats fiets*: binnen buiten, veilig buiten, niet veilig Heeft een o.v.-abonnement*: ja, via werkgever ja, privé nee Intensieve autogebruikers Intensieve o.v.-gebruikers Intensieve fietsgebruikers Gebruikt naar werk of studie: auto openbaar vervoer fiets ander vervoermiddel / lopend Gebruikt naar winkelcentrum: auto openbaar vervoer fiets ander vervoermiddel / lopend Gebruikt naar vrienden / fam.: auto openbaar vervoer fiets ander vervoermiddel / lopend Gebruikt naar uitgaan: auto openbaar vervoer fiets ander vervoermiddel / lopend Gebruikt naar sporten: auto openbaar vervoer fiets ander vervoermiddel / lopend Gebruikt in het weekend: auto openbaar vervoer fiets ander vervoermiddel / lopend Gebruikt door de week, dag: auto openbaar vervoer fiets ander vervoermiddel / lopend Gebruikt door de week, avond auto openbaar vervoer fiets ander vervoermiddel / lopend Gebruikt naar binnenstad**: auto openbaar vervoer fiets ander vervoermiddel / lopend Gebruikt naar elders in R’dam auto openbaar vervoer fiets ander vervoermiddel / lopend Gebruikt naar buiten R’dam: auto openbaar vervoer fiets ander vervoermiddel / lopend *): **):
Overschie
Noord
KralingenCrooswijk 70% 49% 68%
De vragen naar de stallingsplaats van de fiets en naar het bezit van een o.v.-abonnement zijn in 2003 niet gesteld; aantallen zijn hier dus ongeveer eenderde kleiner. Percentages bij ‘stallingsplaats’ zijn inclusief niet-fietsbezitters. De vraag naar het gebruik naar de binnenstad is in 2003 niet afzonderlijk gesteld; aantallen zijn hier dus ongeveer eenderde kleiner.
Prins Alexander 73% 59% 81%
*): **):
63% 49% 68%
Hoogvliet en Pernis 72% 63% 82%
Hoek van Holland 87% 72% 94%
10% 73% 11% 1% 5% 78%
8% 77% 10% 0% 5% 66%
18% 68% 7% 1% 6% 83%
16% 72% 7% 1% 4% 91%
12% 67% 12% 2% 6% 73%
96% 2% 2%
98% 2% 0%
95% 4% 1%
98% 2% 0%
97% 2% 2%
92% 4% 4%
7% 7% 85% 44% 16% 24%
10% 12% 78% 33% 23% 17%
5% 11% 84% 43% 15% 23%
7% 14% 79% 42% 21% 19%
6% 8% 87% 44% 14% 25%
0% 12% 88% 51% 3% 31%
7% 11% 82% 38% 19% 25%
53% 24% 20% 3%
40% 39% 14% 7%
52% 23% 18% 6%
53% 29% 13% 5%
56% 24% 16% 4%
61% 13% 21% 5%
46% 28% 21% 5%
36% 17% 26% 21%
27% 36% 17% 19%
45% 15% 23% 17%
34% 30% 14% 22%
41% 9% 29% 21%
49% 5% 33% 13%
31% 23% 25% 21%
75% 15% 6% 3%
59% 23% 6% 11%
70% 17% 8% 5%
63% 23% 7% 8%
75% 14% 5% 6%
67% 8% 16% 8%
64% 20% 9% 7%
59% 35% 3% 4%
46% 37% 8% 8%
59% 34% 3% 4%
51% 38% 5% 5%
66% 28% 2% 4%
76% 11% 7% 7%
47% 31% 13% 9%
48% 8% 34% 10%
38% 19% 26% 17%
41% 8% 34% 17%
48% 15% 21% 15%
49% 5% 29% 17%
31% 0% 48% 21%
39% 11% 34% 16%
63% 14% 17% 6%
56% 23% 13% 8%
63% 17% 15% 6%
56% 22% 13% 10%
69% 12% 12% 7%
65% 4% 25% 6%
56% 18% 19% 8%
44% 22% 26% 7%
36% 33% 19% 12%
44% 22% 24% 10%
43% 27% 18% 12%
49% 16% 27% 7%
51% 2% 40% 7%
40% 25% 26% 10%
74% 13% 9% 3%
60% 23% 9% 8%
73% 13% 10% 4%
61% 19% 10% 10%
75% 10% 9% 7%
67% 0% 18% 15%
61% 16% 16% 7%
23% 66% 10% 1%
16% 63% 14% 8%
21% 70% 8% 1%
22% 64% 9% 5%
24% 73% 2% 1%
53% 36% 0% 11%
19% 54% 18% 9%
54% 33% 12% 2%
48% 34% 11% 6%
53% 32% 11% 3%
51% 32% 11% 6%
59% 36% 3% 2%
74% 25% 2% 0%
48% 32% 16% 4%
83% 15% 1% 1%
71% 25% 2% 2%
78% 18% 2% 3%
74% 23% 1% 2%
84% 14% 0% 1%
81% 16% 2% 0%
75% 22% 1% 2%
Feijenoord
IJsselmonde
Charlois
57% 43% 66%
66% 55% 77%
18% 69% 11% 0% 2% 82%
5% 69% 14% 1% 12% 59%
98% 1% 1%
Rotterdam 67% 52% 73%
De vragen naar de stallingsplaats van de fiets en naar het bezit van een o.v.-abonnement zijn niet gesteld in 2003; aantallen zijn hier dus ongeveer eenderde kleiner. Percentages bij ‘stallingsplaats’ zijn inclusief niet-fietsbezitters. De vraag naar het gebruik naar de binnenstad is in 2003 niet afzonderlijk gesteld; aantallen zijn hier dus ongeveer eenderde kleiner.
Stadscentrum Delfshaven Oordelen: rapportcijfers: Doorstroming auto in de stad Verkeersveiligheid binnenst. Stallen fiets binnenstad Parkeren auto binnenstad Doorstroming bus en tram Comfort openbaar vervoer Op tijd rijden openbaar verv. Veiligheid in bus/tram/metro Veiligheid in en om stations Verkeersveiligheid straat Stallen fiets bij woning Parkeren auto bij woning Verkeersveiligh. deelgem.** Hinder van stank van auto’s: veel een beetje geen Hinder van geluid van auto’s: veel een beetje geen Hinder v. geparkeerde auto’s: veel een beetje geen Hinder van bromf./scooters: veel een beetje geen Hinder van fietsers: veel een beetje geen Hinder van bussen en trams: veel een beetje geen Totale aantal respondenten in 2003, 2004 en 2005 **):
Overschie
Noord
Hillegersb.Schiebroek
KralingenCrooswijk
5,5 6,2 5,8 5,0 7,0 6,6 6,2 6,1 5,8 6,4 5,9 5,7 6,1
5,5 6,0 5,8 5,0 6,6 6,3 5,8 6,0 5,4 6,2 5,5 5,9 6,2
5,4 6,1 5,3 4,6 6,4 6,7 5,9 5,6 4,9 6,7 6,8 6,7 6,4
5,3 6,0 5,8 4,9 6,6 6,4 5,9 6,0 5,5 6,3 5,7 5,5 6,3
5,4 6,0 5,6 5,0 6,7 6,3 5,8 5,7 5,2 6,6 6,9 7,0 6,3
5,7 6,1 5,9 4,8 6,8 6,3 6,1 6,0 5,4 6,5 6,3 6,2 6,6
16% 43% 41%
17% 48% 36%
29% 38% 33%
21% 45% 34%
14% 42% 45%
16% 40% 44%
23% 39% 38%
20% 48% 32%
26% 36% 38%
21% 44% 35%
15% 39% 46%
18% 43% 39%
20% 31% 50%
26% 32% 43%
26% 33% 41%
33% 33% 34%
26% 37% 37%
27% 36% 37%
30% 37% 33%
36% 34% 30%
24% 42% 34%
32% 35% 33%
33% 36% 31%
26% 42% 32%
2% 12% 86%
2% 13% 86%
5% 9% 85%
2% 11% 86%
6% 12% 81%
3% 12% 85%
4% 20% 76%
3% 16% 81%
2% 7% 90%
3% 16% 81%
3% 14% 83%
4% 16% 80%
225
459
150
469
396
404
De vraag naar de verkeersveiligheid in de deelgemeente is niet gesteld in 2003 en 2004; de aantallen zijn hier dus ongeveer tweederde kleiner, en de percentages slechts indicatief.
48
Prins Alexander
Feijenoord
IJsselmonde
Charlois
Hoogvliet en Pernis
Hoek van Holland
Rotterdam
5,5 6,0 5,5 4,8 6,6 6,4 6,0 5,4 5,1 6,9 7,2 7,0 6,6
5,5 6,0 5,5 4,7 6,8 6,5 6,1 5,9 5,4 6,1 5,8 5,8 6,1
5,5 5,9 5,4 4,6 6,8 6,2 5,9 5,6 5,0 6,2 6,8 6,6 6,1
5,6 5,9 5,4 4,8 6,7 6,3 5,9 5,3 4,9 6,2 6,0 6,5 6,3
5,5 6,1 5,1 4,8 6,7 6,4 6,0 5,3 5,0 6,6 7,3 7,0 6,6
5,5 6,1 5,1 4,9 6,6 6,2 6,1 5,6 5,4 6,9 7,3 7,1 7,5
5,5 6,0 5,6 4,8 6,7 6,4 6,0 5,7 5,2 6,5 6,4 6,4 6,4
14% 39% 47%
14% 48% 39%
15% 42% 43%
18% 39% 43%
8% 45% 47%
9% 34% 57%
16% 42% 42%
18% 40% 42%
23% 43% 33%
18% 41% 41%
20% 43% 37%
14% 34% 52%
9% 34% 57%
19% 42% 39%
20% 36% 44%
26% 35% 39%
22% 36% 41%
19% 37% 45%
16% 31% 53%
25% 32% 42%
24% 35% 42%
32% 40% 28%
40% 35% 24%
44% 32% 24%
41% 31% 28%
35% 33% 32%
29% 34% 37%
35% 36% 29%
3% 11% 86%
5% 12% 83%
3% 14% 83%
4% 12% 84%
4% 11% 85%
2% 23% 75%
4% 12% 84%
2% 14% 84%
5% 15% 80%
4% 16% 80%
4% 15% 81%
3% 9% 89%
2% 15% 83%
3% 15% 82%
801
547
514
478
361
93
5.113
**):
De vraag naar de verkeersveiligheid in de deelgemeente is niet gesteld in 2003 en 2004; de aantallen zijn hier dus ongeveer tweederde kleiner, en de percentages slechts indicatief.
49
50
BIJLAGEN
51
52
BIJLAGE I: ACHTERGRONDKENMERKEN VAN DE RESPONDENTEN
Als gevolg van het grote aantal opdrachtgevers aan, en onderwerpen in de Omnibusenquête is de enquête dit jaar opgesplitst in drie vragenlijsten: een aantal onderwerpen kwam slechts op de zogenoemde A-lijst aan de orde, een aantal alleen op de B-lijst, een aantal alleen op de C-lijst, en sommige op meerdere lijsten. De respons bedroeg voor de A-lijst 46% (1.599 respondenten), voor de B-lijst 47% (1.628 respondenten) en voor de C-lijst 45% (1.562 respondenten). Daarmee is de respons lager dan vorig jaar, toen zij voor beide lijsten 50% bedroeg. (Er was toen geen C-lijst.) Bij deze responspercentages moet worden bedacht, dat ieder formulier dat om welke reden dan ook niet ingevuld is geretourneerd tot de non-respons is gerekend; dus ook formulieren voor mensen die inmiddels niet meer bereikbaar zijn door bijvoorbeeld verhuizing of overlijden. Veel onderzoeksbureaus tellen zulke mislukte contacten niet mee bij de bepaling van het responspercentage. Al met al is een respons zoals hierboven weergegeven zeker niet slecht voor schriftelijke enquêtes in een stad als Rotterdam; het CBS kampt bijvoorbeeld bij haar landelijke enquêtes in de grote steden met een slechtere en selectievere respons, en overal kampen markten opinieonderzoeksbureaus met een dalende responsbereidheid! In deze Bijlage wordt aan de hand van een aantal algemene persoonskenmerken de representativiteit van de uiteindelijke netto steekproef (de respons) besproken. Daartoe worden kenmerken van de respondenten vergeleken met die van de totale Rotterdamse bevolking van 16 jaar en ouder.
I.1
Geslacht en leeftijd
In figuur I.1 staat de verdeling van de respondenten van de Omnibusenquête 2005 en van de Rotterdamse bevolking naar geslacht en naar leeftijd begin 2005. Traditiegetrouw blijken vrouwen en Rotterdammers van 45 tot 75 jaar oververtegenwoordigd, en mannen en jongeren ondervertegenwoordigd. Vooral de A-lijst bevat te veel vrouwen en te weinig mannen.
Figuur I.1:
Verdeling van de respondenten en van de totale bevolking in Rotterdam van 16 jaar en ouder naar geslacht en naar leeftijd.
Geslacht: Man Vrouw Respons Leeftijd: 16 tot 25 jaar 25 tot 45 jaar 45 tot 65 jaar 65 t/m 75 jaar 76 jaar en ouder Respons
A-lijst
B-lijst
C-lijst
Totaal
42% 58% 1.599 12% 36% 34% 10% 7% 1.598
44% 56% 1.628 11% 39% 32% 11% 8% 1.626
46% 54% 1.561 11% 37% 33% 12% 7% 1.561
44% 56% 4.788 11% 37% 33% 11% 7% 4.785
Bevolking Rotterdam op 1-1-’05 49% 51% 487.555 16% 39% 28% 9% 8% 487.555
Nadere analyse van de respons per leeftijd leert, dat die het slechtst is bij de jongeren: nog geen 40%. Vervolgens loopt de respons langzaam op tot zo’n 55% bij de ouderen, maar vanaf 75 à 80 jaar daalt de respons snel met de leeftijd (figuur I.2).
53
Figuur I.2:
Respons op de Omnibusenquête 2005 naar leeftijd.
130 125 120
70% Respons, aantal (linker as) Respons, percentage (rechter as) Responspercentage trendlijn
115 110 105
60%
100 95
50%
90 85 80 75 70
40%
65 60 55
30%
50 45 40
20%
35 30 25 20 15
10%
10 5 0
leeftijd
I.2
Etniciteit
Figuur I.3 geeft de verdeling van de respondenten en van de Rotterdamse bevolking van 16 jaar en ouder naar etniciteit. Autochtonen (“Nederlanders”) zijn oververtegenwoordigd, en de meeste allochtone groeperingen zijn als vanouds ondervertegenwoordigd. De afwijkingen nog iets sterker dan die in de afgelopen jaren: de daling van de respons heeft zich vooral bij de (niet-westerse) allochtonen gemanifesteerd.
Figuur I.3:
Verdeling van de respondenten en van de totale bevolking in Rotterdam van 16 jaar en ouder naar etniciteit.
Surinamers Antillianen/Arubanen Turken Marokkanen Kaapverdianen Overige arme landen Etnische aandachtsgroepen Nederlanders Noord-mediterranen Overige rijke landen Respons
A-lijst
B-lijst
C-lijst
Totaal
7% 2% 5% 3% 1% 6% 24%
6% 2% 5% 3% 1% 5% 22%
5% 2% 6% 3% 2% 5% 22%
6% 2% 5% 3% 1% 5% 22%
Bevolking Rotterdam op 1-1-’05 8% 3% 6% 5% 2% 8% 33%
69% 2% 6% 1.598
70% 2% 6% 1.627
71% 2% 6% 1.560
70% 2% 6% 4.789
58% 3% 6% 487.555
54
89
87
85
83
81
79
77
75
73
71
69
67
65
63
61
59
57
55
53
51
49
47
45
43
41
39
37
35
33
31
29
27
25
23
21
19
17
0%
I.3
Deelgemeente
Figuur I.4 geeft tenslotte de verdelingen naar deelgemeente. De spreiding van de respondenten over de deelgemeenten is uitstekend; alleen is Delfshaven wat ondervertegenwoordigd, en Prins Alexander flink oververtegenwoordigd.
Figuur I.4:
Verdeling van de respondenten en van de totale bevolking in Rotterdam van 16 jaar en ouder naar deelgemeente.
Stadscentrum Delfshaven Overschie Noord Hillegersberg-Schiebroek Kralingen-Crooswijk Prins Alexander Feijenoord IJsselmonde Charlois Hoogvliet en Pernis Hoek van Holland Respons
I.4
A-lijst
B-lijst
C-lijst
Totaal
4% 10% 3% 8% 8% 10% 19% 11% 10% 9% 8% 2% 1.552
6% 10% 3% 7% 9% 9% 20% 9% 9% 10% 6% 2% 1.563
4% 8% 4% 9% 8% 10% 17% 11% 10% 10% 7% 3% 1.495
5% 9% 3% 8% 8% 9% 19% 10% 10% 10% 7% 2% 4.610
Bevolking Rotterdam op 1-1-’05 6% 12% 3% 9% 7% 9% 15% 12% 10% 11% 7% 2% 487.555
Conclusie
Net als in eerdere jaren en in andere enquêtes, zijn sommige bevolkingsgroepen, en met name mannen, de jongere helft van de bevolking en (niet-westerse) allochtonen, ondervertegenwoordigd in de Omnibusenquête. Niettemin is de respons zeker niet slecht; kwantitatief zowel als kwalitatief. De ondervertegenwoordiging van een aantal (niet-westerse) allochtone groeperingen is (overigens conform een trend die ook andere onderzoeksbureau’s ervaren) helaas verder toegenomen, hoewel bij hen ook aanvullend mondeling wordt gerappelleerd. De respons van mannen blijft nog steeds achter bij die van vrouwen, al is het verschil dit jaar minder groot dan vorig jaar. Dit verschil wordt, ook al traditiegetrouw, voor een deel veroorzaakt doordat kennelijk méér mannen de vragenlijst door een vrouwelijke huisgenoot laten invullen dan andersom. Deze relatieve tevredenheid over de representativiteit naar controleerbare kenmerken neemt niet weg, dat natuurlijk nog steeds wel een zekere selectiviteit in de respons van de Omnibusenquête bestaat. Dit selectieve karakter van de respons lijkt met name ook terug te vinden in het traditiegetrouw waarschijnlijk toch wel iets te lage aandeel respondenten dat zegt een minimuminkomen te hebben, en het al even traditiegetrouw waarschijnlijk toch wel iets te hoge aandeel respondenten dat zegt een boven-modaal huishoudensinkomen te hebben (ook onder allochtonen): gevreesd moet worden dat daarmee toch een wat te rooskleurig beeld wordt gesuggereerd. Voor de selectiviteit van de respons op enquêtes kan een aantal verklaringen worden bedacht, die impliceren dat een oplossing van deze problematiek niet zo simpel is. Zo zijn frequent verhuizende mensen (letterlijk) moeilijk te achterhalen, evenals mensen die niet wonen op het adres waar ze door Burgerzaken geacht worden te wonen. Dit impliceert in een aantal opzichten ook een selectiviteit. Daarnaast valt niet te vermijden, dat - ondanks de moeite die gedaan wordt om de vragen in de enquête zo begrijpelijk mogelijk te formuleren - dergelijke vragenlijsten voor een aantal mensen toch te hoog gegrepen zijn; met name voor mensen die de Nederlandse taal slecht
55
beheersen. En tenslotte moet ook gevreesd worden, dat de grote stad een aantal inwoners heeft die steeds minder ontvankelijk zijn voor vormen van maatschappelijke participatie zoals het deelnemen aan een gemeentelijke enquête. In dat opzicht is wellicht ook een vergelijking te trekken met de selectieve opkomst bij verkiezingen en de ontwikkelingen daarin. Al met al moet worden geconcludeerd, dat de Omnibusenquête een zekere mate van selectiviteit in zijn respons kent, die voor een belangrijk deel moeilijk tot niet te voorkomen is, en waarmee bij de interpretatie van resultaten rekening moet worden gehouden. De mate waarin deze selectiviteit uitkomsten beïnvloedt, moet echter ook niet overschat worden. Zo valt eenvoudig na te rekenen, dat als bijvoorbeeld 50% van de Nederlanders iets vindt, en 25% van de allochtonen, hiervoor in de Clijst van de Omnibusenquête voor de totale Rotterdamse bevolking 43% zal worden gemeten, terwijl dit 40% had moeten zijn. Een dergelijk verschil ligt in de orde van grootte van de betrouwbaarheidsmarge van de Omnibusenquête (zie Bijlage III), en is dan ook maar met de hakken over de sloot significant. (Bovendien is het in zo’n geval wellicht interessanter te weten dat autochtonen en allochtonen kennelijk zo sterk verschillen, dan hoeveel het totale gemiddelde precies bedraagt...)
56
BIJLAGE II: HET BETREFFENDE DEEL VAN DE VRAGENLIJST
Deze rapportage handelt over de vragen over verkeer en vervoer in Vragenlijst C van de Omnibusenquête 2005, die als volgt waren geformuleerd.
De volgende vragen gaan over auto- en fietsbezit. 39.
Heeft u een autorijbewijs? o o
40.
Beschikt u gewoonlijk zelf over een auto? o o o
41.
44.
een auto op naam van u zelf een auto op naam van een huisgenoot een auto op naam van de zaak een auto op naam van een leasemaatschappij overig
Staat het kenteken van deze auto geregistreerd op een Rotterdams adres? o o
43.
ja, altijd ja, alleen 's avonds en/of in het weekend nee => Ga door naar vraag 43
De auto waarover u beschikt is o o o o o
42.
ja nee => Ga door naar vraag 43
ja nee
Indien uw huishouden over één of meer auto's beschikt: waar wordt deze auto (of auto's) 's nachts geparkeerd? Is er geen auto in het huishouden, kruis dan het vakje achter "geen auto in het huishouden" aan. eerste auto
tweede auto
derde auto
o o o o o o
o o o o o o
● ● ● ● ● ●
eigen garage, tuin, carport voor de deur, vlak bij huis op straat verder weg op straat elders in een garagegebouw wisselend weet niet
o o o o o o
●
geen auto in het huishouden
o
Heeft u een fiets? o o
ja nee 57
45.
Waar stalt u uw fiets? En als u geen fiets heeft: waar zou u uw fiets stallen als u een fiets had? o o o
46.
Heeft u een abonnement op het openbaar vervoer? o o o
47.
49.
ja, via mijn werkgever ja, privé nee
Hoeveel dagen per week maakt u meestal gebruik van auto, openbaar vervoer en fiets?
a b c
48.
binnen in huis, schuur, berging, kelder of garage buiten op een veilige plaats buiten, op een plaats waar hij niet veilig staat
auto (bestuurder of passagier) openbaar vervoer fiets
(bijna) elke dag
4 of 5 dagen
2 of 3 dagen
1 dag
minder dan 1 dag
o o o
o o o
o o o
o o o
o o o
auto (bestuurder of passagier)
openbaar vervoer
fiets
ander vervoermiddel of lopend
nooit / niet van toepassing
Van welk vervoermiddel maakt u meestal gebruik …
a b c d e
als u naar uw werk of studie gaat als u naar een winkelcentrum gaat als u vrienden of familie bezoekt als u uitgaat als u gaat sporten
o o o o o
o o o o o
o o o o o
o o o o o
o o o o o
f g h
in het weekend door de week overdag door de week in de avond
o o o
o o o
o o o
o o o
o o o
i j k
naar de binnenstad van Rotterdam naar Rotterdam (niet de binnenstad) naar bestemmingen buiten Rotterdam
o o o
o o o
o o o
o o o
o o o
Hoe denkt u over onderstaande onderwerpen in Rotterdam? zeer negatief / zeer ontevreden
negatief / positief / ontevreden tevreden
zeer positief / zeer tevreden
geen mening
a b c d e
doorstroming van de auto in de stad doorstroming van bus en tram verkeersveiligheid in uw straat verkeersveiligheid in uw deelgemeente verkeersveiligheid in de binnenstad
o o o o o
o o o o o
o o o o o
o o o o o
o o o o o
f g
stallen fiets bij uw woning stallen fiets in de binnenstad
o o
o o
o o
o o
o o
58
50.
h i
parkeren van uw auto bij uw woning parkeren van uw auto in de binnenstad
o o
o o
o o
o o
o o
j k
veiligheid in de bus/tram/metro veiligheid in en om metro/treinstations
o o
o o
o o
o o
o o
l m
comfort van het openbaar vervoer het op tijd rijden van het openbaar vervoer
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
Hoe denkt u over de doorstroming voor de auto op de routes tussen de ring van snelwegen rond Rotterdam en de binnenstad? weet ik niet / zeer negatief / negatief / ken ik niet zeer ontevreden ontevreden a b c d e f g
51.
Tjalklaan / Vierhavenstraat Stadhoudersweg / Statenweg Schieweg / Schiekade Maasboulevard Stadionweg / Laan op Zuid Vaanweg / Pleinweg Groene Kruisweg / Dorpsweg
o o o o o o o
o o o o o o o
o o o o o o o
positief / tevreden
zeer positief / zeer tevreden
o o o o o o o
o o o o o o o
Heeft u in Rotterdam hinder van…… veel hinder een beetje geen hinder hinder a b c d e f
o o o o o o
stank van auto's geluid van auto's geparkeerde auto's bromfietsen/scooters fietsers bussen en trams
59
o o o o o o
o o o o o o
geen mening
o o o o o o
60
BIJLAGE III: DE BETEKENIS VAN DE PERCENTAGES; SIGNIFICANTIE
Percentages In de tabellen in dit rapport staan de uitkomsten in percentagevorm weergegeven. Dit is gedaan omdat percentages in populaties van verschillende grootte (bijvoorbeeld: de steekproef versus heel Rotterdam) onderling gemakkelijker te vergelijken zijn dan aantallen. Metingen via een steekproef leveren een schatting van de werkelijkheid. Het toevalskarakter van de steekproef heeft als consequentie, dat schatting en werkelijke waarde ten gevolge van het toeval kunnen afwijken. (Daarnaast zijn ook afwijkingen mogelijk ten gevolge van andere zaken dan het toeval, zoals onder- en oververtegenwoordigingen van bepaalde categorieën respondenten, bijvoorbeeld door selectieve non-respons.) Deze mogelijke afwijkingen ten gevolge van het toeval kunnen worden uitgedrukt in statistische betrouwbaarheidsmarges. Gangbaar hierbij is een uitdrukking in 95%-betrouwbaarheidsmarges. De 95%-betrouwbaarheidsmarge bij een steekproefpercentage en een steekproefgrootte geeft aan, hoe groot de afwijking van de geschatte waarde met de werkelijke waarde zou kunnen zijn ten gevolge van het toeval. De betekenis van zo'n marge is, dat, indien de steekproef en de meting vele malen zouden worden herhaald, en steeds een 95%-betrouwbaarheidsmarge zou worden bepaald, de werkelijke waarde zich in 95 van de 100 gevallen binnen de betrouwbaarheidsmarge zal bevinden. Een betrouwbaarheidsmarge (dus: de onnauwkeurigheid) is kleiner naarmate de steekproef groter is, maar verschilt ook met het gemeten percentage: percentages van rond de 50% hebben de grootste onnauwkeurigheid, en hoe verder het percentage van de 50% af zit, hoe kleiner de 1 onnauwkeurigheid . Dit betekent in het bijzonder ook, dat bij heel kleine percentages die zijn veroorzaakt door één of twee respondenten nog sprake kan zijn van een toevalstreffer, maar dat dit niet kan worden gezegd als het wat meer respondenten betreft. De volgende tabel geeft voor in steekproeven of delen daarvan gemeten percentages de betrouwbaarheidsmarges voor een meting van 50% (dus voor het ongunstigste geval), en ter illustratie ook voor een meting van 10- of 90%.
Figuur III.1:
De 95%-betrouwbaarheidsmarges van gemeten percentages.
Bij een (deel-)steekproefomvang van: 50 100 150 200 250 500 1.562 (volledige Omnibusenquête C)
is 10% eigenlijk: 10% ± 8% 10% ± 6% 10% ± 5% 10% ± 4% 10% ± 4% 10% ± 3% 10% ± 1%
is 50% eigenlijk: 50% ± 14% 50% ± 10% 50% ± 8% 50% ± 7% 50% ± 6% 50% ± 4% 50% ± 2%
is 90% eigenlijk: 90% ± 8% 90% ± 6% 90% ± 5% 90% ± 4% 90% ± 4% 90% ± 3% 90% ± 1%
Voorbeeld: als in een steekproef(-deel) van 500 ondervraagden 50% een bepaald antwoord geeft, moet dit gelezen worden als 50% ± 4%, ofwel 46- à 54%. Bij kleinere of grotere gemeten percentages wordt deze marge kleiner.
61
Vergelijkingen Ook bij de vergelijking van percentages of verdelingen (bijvoorbeeld: tussen mannen en vrouwen, of tussen dit jaar en vorig jaar) is het mogelijk dat een gemeten verschil slechts veroorzaakt is door het toevalskarakter van de steekproef of steekproeven. Het gemeten verschil heet in dat geval niet ‘significant’. Voor de bepaling of het verschil tussen twee gemeten percentages groot genoeg is om significant te zijn, bestaan wiskundige technieken: de zogeheten t-toets. Van de uitkomsten van zo’n toets is echter geen eenvoudig leesbaar en interpreteerbaar overzicht te geven zoals met betrouwbaarheidsmarges is gedaan in figuur III.1. Wél kan in het algemeen gesteld worden, dat de grens tussen ‘significant’ en ‘niet-significant’ wat kleiner is dan het totaal van de beide betrouwbaarheidsmarges. Voorbeeld: iets is niet aantoonbaar toegenomen als het vorig jaar volgens de Omnibusenquête 50% was en dit jaar 52%. Een stijging van 10- naar 12% daarentegen is wél significant. Daarmee moge de boodschap zijn, dat in het algemeen verschillen of afwijkingen van 1- à 2% niet als verschillen mogen worden beschouwd, maar evengoed door het toevalskarakter van de steekproeven kunnen zijn veroorzaakt.
Gemiddelden Ook om te bepalen of het verschil tussen twee gemeten gemiddelden (bijvoorbeeld het verschil tussen twee rapportcijfers) significant is of slechts veroorzaakt is door het toevalskarakter van de steekproeven, kan een t-toets worden verricht. Hoewel ook hier het precieze resultaat van geval tot geval verschilt, en met name ook afhangt van de gemeten waarden en de spreiding rond de gemiddelden, geldt in de praktijk in het algemeen, dat verschillen in rapportcijfers van 0,2 en hoger significant zijn. (Bij een meting over een deel van de steekproef - bijvoorbeeld: over alleen de Rotterdamse mannen - ligt deze grens hoger.)
1.
Bij het berekenen van de betrouwbaarheidsmarge bij percentages kan worden uitgegaan van de volgende benaderende formule: absolute 95%-betrouwbaarheidsmarge bij p% = 1,96 x √p(100-p) / √(n-1), waarbij n de omvang van de (deel-) steekproef is. Een gemeten percentage van 50% in de C-lijst van de Omnibusenquête 2005 heeft dus een betrouwbaarheidsmarge van 1,96 x √(50x50) / √1.561 = 2,5%. Evenzo heeft een gemeten percentage van 1% een betrouwbaarheidsmarge van 1,96 x √(1x99) / √1.561 = 0,5%. Bij alleen de 717 mannen in de C-lijst heeft een gemeten percentage van 50% evenwel een betrouwbaarheidsmarge van 1,96 x √(50x50) / √716 = 3,7%, en is bij een gemeten percentage van 1% de marge 1,96 x √(1x99) / √716 = 0,7%.
62
Publicatieoverzicht COS Titel rapport (uitgave)
jaar
ALGEMEEN Feitenkaart Rotterdam in Europees perspectief Staat van de jeugd Catalogus Rotterdamse Monitors 2004 Feitenkaart Publieksonderzoek Staat van Rotterdam 2004 De G4 in de peiling Monitor Prins Alexander 2003 Stadspeiling Vlaardingen 2003 Rotterdammers over hun stad 2002. Kengetallen en trends uit recente enquêtes Binnenstadsmonitor Rotterdam 2000/2001
2004 2004 2004 2004 2004 2003 2003 2003 2002 2002
ARBEID EN INKOMEN Feitenkaart economie en Arbeidsmarkt in Rotterdam Economische statistiek per deelgemeente Rotterdammers over werken bij de gemeente. Resultaten uit de Omnibusenquête 2004 Monitor vraagzijde arbeidsmarkt havengebonden cluster Rijnmond. Een pilot De Rotterdamse marktbezoeker 2003. Resultaten uit de Vrijetijdsomnibus 2003 De inkomensverdeling in de stadsregio Rotterdam in 2000 Monitor Gemeentelijkelastendruk Rotterdam, 2002/2003* De inkomensverdeling in Rotterdam op wijk- en buurtniveau in 2000 Kantoren Nieuwsbrief: De Rotterdamse kantorenmarkt 2001/2002 Dagindeling van Rotterdammers Meer maatwerk in werktijden Prognose beroepsbevolking Rotterdam 2014
2005 2004 2004 2004 2004 2003 2003 2003 2002 2002 2001 2001
BEVOLKINGSGROEPEN Deelnemersprofiel Lus di Trafiko projecten Minderhedenmonitor 2003. Integratie en inburgering (i.s.m. ISEO) Sociale integratie en de islam in Rotterdam Emancipatiemonitor Rotterdam 2004 Lus di Trafiko in 2003. Het jaar van de uitvoering Prognose bevolkingsgroepen Rotterdam 2017 De maatschappelijke rol van de Rotterdamse moskeeën Feitenkaarten Antillianen 2002 Sportdeelname van Surinamers, Turken en Marokkanen van de 1e en 2e generatie Migranten op de Rotterdamse woningmarkt: verhuisstromen en zoekervaringen binnen het aanbodmodel Diversiteit in vrijetijdsbesteding. Een onderzoek onder Marokkaanse, Surinaamse en Turkse Rotterdammers
2004 2004 2004 2004 2004 2003 2003 2002 2002 2001 2000
COMMUNICATIE EN KLANTTEVREDENHEID Rotterdam bekeken en beluisterd in 2004 Communicatie wijkveiligheid. Effectmeting 2004 Spangen Rotterdammers over de Dienst Burgerzaken. Resultaten uit de Omnibusenquête 2004 Klanten over het City Informatie Centrum Bekendheid met Rotterdamse trouwlokaties Milieumonitor stadsregio-Rotterdam Bekendheid en waardering stadsregio Rotterdam Rotterdammers en de Rotterdampas. Resultaten uit de Omnibusenquête 2000 Buurtonderzoek Zuidelijk Wijkpark Zevenkamp
2004 2004 2004 2004 2002 2002 2002 2000 2000
DEMOGRAFIE De bevolkingsontwikkeling van Rotterdam 2003-2004 Huishoudensprognose Rotterdam 2017 Bevolkingsprognose Rotterdam 2017 Inpakken en wegwezen. Migratie-onderzoek Rotterdam en regio 1998-2000 Verhuizen in Rotterdam. Onderzoek verhuisbewegingen 1995-2000 Dynamische bevolking van Rotterdam Met stille trom vertrokken Demografische gegevens 2000 Doorgangshuis en woonwijk. Grootstedelijke dynamiek in Spangen en Hillesluis
2004 2003 2003 2002 2002 2001 2001 2000 2000
KUNST EN CULTUUR Rotterdammers en de bibliotheek 2004. Resultaten uit de afgelopen Omnibusenquêtes Cultuurparticipatie van Rotterdammers in 2003 Belangstelling voor opera in Rotterdam 2004 Cultuurparticipatie van Almeerders in 2002 Museumbezoek in de stadsregio Rotterdam Een eigen bibliotheek
2004 2004 2004 2003 2002 2001
Publicatieoverzicht COS (vervolg) Titel rapport (uitgave)
jaar
LEEFBAARHEID EN VEILIGHEID Blokken aan de Laan. Effecten van de fysieke aanpak van twee bouwblokken in de hot spot Dordtselaan Monitor hot spots Rotterdam. Nulmeting (2003) Openbare ruimte beschouwd Woonwensen van WBR-huurders in Nieuw Crooswijk Bewonersonderzoek afvalscheiding Monitor Delfshaven Schoon najaar 2002 Hondenpoep onder de loep Bovengrondse problemen bij ondergrondse containers Rotterdam in vier jaar tijd Wijkaanpak Ridderkerk. Enquête-uitkomsten vervolgmeting Gebiedsrapportages Strategische Wijkaanpak
2005 2004 2004 2003 2003 2003 2003 2002 2001 2001 2001
ONDERWIJS Wonen en leren van volwassenen in de regio Leerlingprognoses primair onderwijs Rotterdam 2003-2018 Kinderen en opvang. Monitor kinderopvang Rotterdam 2002 Doelgroepen van educatie 2001
2005 2004 2002 2001
POLITIEK EN BESTUUR Feitenkaart 7e belevingsmonitor Analyse opkomst Tweede Kamerverkiezingen 2002 Analyse Tweede Kamerverkiezingen 2002 Analyse deelgemeenteraadsverkiezingen 2002 Analyse opkomst gemeenteraadsverkiezingen 2002 Jong en veelkleurig onderweg naar de stembus
2005 2002 2002 2002 2002 2001
RUIMTELIJKE ORDENING EN VERKEER Rotterdammers over het verkeer 2005. Resultaten uit de Omnibusenquête 2005 Rotterdammers over het verkeer 2004. Resultaten uit de Omnibusenquête 2004 Rotterdammers over het verkeer 2003. Resultaten uit de Omnibusenquête 2003 Rotterdammers en parkeren 2002. Resultaten uit de Omnibusenquête 2002 Rotterdammers en parkeren 2001. Resultaten uit de Vrijetijdsomnibusenquête 2001 Rotterdammers en fietsen. Resultaten uit de Omnibusenquête 2001
2005 2004 2003 2002 2002 2001
SOCIAAL BELEID Sociale Kaart 2004 stadsregio Rotterdam
2004
VRIJETIJDSBESTEDING Rotterdammers in hun vrije tijd 2003. Resultaten uit de Vrijetijdsomnibus 2003 Recreatief bezoek van Rotterdammers aan Rotterdam 2003. Resultaten uit de Vrijetijdsomnibus 2003 Vrijwilligerswerk en informele hulp in Rotterdam 2003. Resultaten uit de Vrijetijdsomnibus 2003 Vrijetijdsdeelname onder 55-plussers Rotterdamse bezoekers van openbaar groen 2001 Activiteiten rond Kerst en Oud en Nieuw Tijdsbesteding en uitgaansgedrag van Rotterdamse jongeren Omgevingsanalyse sport en bewegen in Noord aan de Rotte
2004 2004 2004 2003 2003 2002 2002 2002
WELZIJN EN VOLKSGEZONDHEID Jonge moeders in Rotterdam. Stand van zaken 2004
2004
WONEN Monitor Aanbodmodel Rotterdam 2003 Woningmarktonderzoek gemeente Albrandswaard 2004 Bewoners van nieuwbouwwoningen in Hoge Heren en Hoge Erasmus Kerngegevens Aanbodmodel 2002 Vlaardingen, Schiedam en Maasluis Huursubsidie en Vangnetregeling Rotterdam ’00/’01 en ’01/’02 De markt voor koopwoningen in 2002 Woonwensenonderzoek onder ouderen van 55 jaar e.o. in Maassluis Quick scan van de Rotterdamse kamermarkt Kopers van nieuwbouwwoningen in Nesselande De woonwensen van ouderen in de deelgemeente Feijenoord Woningmarktanalyses Rotterdamse deelgemeenten
2004 2004 2003 2003 2003 2003 2003 2003 2003 2002 2001
OVERIG Evaluatie stoelmassage dS+V. Resultaten uit een enquête bij drie dS+V-afdelingen Rotterdammers en computers 2004. Resultaten uit de Omnibusenquête 2004
2004 2004
Bovenstaand overzicht is een greep uit het publicatieaanbod van het Centrum voor Onderzoek en Statistiek. Een compleet overzicht is te raadplegen op Internet: http://www.cos.rotterdam.nl.