Verschijnt maandelijks, uitgez. juli en aug.
Tijdschrift - toelating gesloten verpakking
Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X
2099 Antwerpen X n° BC 6379
erkenning: p303221
PB-nr. B-4883
2 9 me i 2 0 13 | nr 9 | 2 4 s t e j a a r g a ng | w w w. k ul e u v e n . be / c k /
t i jdschrif t va n de k u l eu v en
Studeren in leuven speciale bijl age
[pagina’s 10 tot 13]
(Face)boekje open over onderzoek studenten a an he t woord over hun bijdr age a an de we tenschap [10]
Zichtbaar vermoeid maar opgelucht staat professor Rik Torfs de pers te woord nadat hij verkozen is tot nieuwe rector van de KU Leuven. Tijdens de tweede stemronde op 17 mei haalde hij het nipt van professor Karen Maex. (© KU Leuven | RS)
Rik Torfs krijgt het woord “Het lijkt vreemd, maar eigenlijk is het voor het eerst in lange tijd dat ik me volop op één ding zal kunnen concentreren. Een groot ding, weliswaar, maar toch.” De gevatte stijl van professor Rik Torfs kennen we al langer. Maar waar wil hij als rector naartoe met de universiteit en langs welke wegen? Ludo Meyvis De rector-elect heeft een heel drukke week achter de rug. “Ik ben nu in Kosovo, op een congres over interreligieuze dialoog. Dat is een verademing na al die commotie van de afgelopen dagen. Ik ben zelfs na de 17de nog een paar keer wakker geworden met de gedachte: ‘Opstaan, de campagne, of nee, toch niet...’. Ja, je moet toch wat afkicken.” De uitslag was bijna fifty-fifty. Wijst dat op een polarisering? Rik Torfs: “Nee, integendeel. Zulke nipte uitslagen lijken wel bijna traditie aan de KU Leuven. Dat wijst niet op polarisering, maar juist op een gezonde dialoog, met eensgezindheid over de grote idealen. Onze universiteit kan hard discussiëren, maar ze kan de rangen ook gauw weer sluiten. Kijk maar naar de situatie in 2009, toen de verkiezingen zich afspeelden in een klimaat van veel grotere tegenstellingen dan nu. Ook toen is er geen kloof geslagen.”
Torfs: “De kern lijkt me dat ik vorm wil geven aan vernieuwing, terwijl mijn opponenten wellicht meer de klemtoon legden op zekerheid. Dat begrijp ik, want de zetelende ploeg van rector Waer heeft een erg mooi palmares, en dat inspireert tot continuering. Je mag ook niet vergeten dat de universiteit in 2009 toch behoorlijk op haar kop stond, en rector Waer is erin geslaagd de rust te doen terugkeren: geen geringe verdienste.”
“Er is vervreemding gegroeid aan onze universiteit. We moeten beter
communiceren.”
“Ook het mooie werk van de algemeen beheerder vermeld Knik in de curve ik met alle waardering. Dankzij Hoe zou u zelf de kern van uw hem zijn we op materieel vlak programma definiëren? zeer gezond gebleven, in uiterst
Verschijningsdata Campuskrant jaarganG 24
moeilijke tijden. Onze onderzoekspolitiek leidt tot prima resultaten, KU Leuven Research & Development werkt schitterend, enzovoort. Allemaal dingen om trots op te zijn, en die ik ook wil continueren en versterken. Ik wil niets afbreken of de zekerheid veranderen in onzekerheid. Ik wil wél een knik in de curve, en ik denk dat dát heel wat kiezers over de streep gehaald heeft.” Welke curves moeten dan een knik krijgen? Torfs: “Ik denk aan de corporate governance, waar wel wat opmerkingen bij te formuleren zijn, bijvoorbeeld rond de openbaarheid van bestuur, die zeker beter kan. Ik denk ook aan zaken die onopgelost gebleven zijn, bijvoorbeeld de loodzware administratieve overlast, nog verergerd door een te ver doorgezette flexibilisering. Of de onderwaardering van het onderwijs in het academisch profiel. En er zijn ruimere kwesties, die niet alleen binnen de KU Leuven spelen. Denk aan het probleem van de publicatiewoede, aan niet altijd even heldere financieringscriteria enzovoort.” pagina 5
“België is me sowieso te klein” de kriebel van oud-studenten die in het buitenl and werken [12]
Kiezen met je hart, buik én verstand studiekeuze tips van een e xpert [13]
De 100ste spin-off is een feit ku leuven rese arch & de velopment (lrd) viert mijlpa al [4]
Oogkleppen made in Bangladesh de r a ad: winkelen me t je ge we ten [17]
“Ik heb het graag zwaar” Le ven IN leuven: student Bart Swings, skeelerfenomeen en scha atstalent [14] nr. 10 – 26 jun 2013
2 Nieuws colofon Campuskrant Maandelijks tijdschrift van de KU Leuven
hoofdRedactie Sigrid Somers Reiner Van Hove
campuskrant
opinie
Genderrollen en geslachtsquota: graag wat meer bandbreedte
Tine Danschutter, Ilse Frederickx, Ludo Meyvis, Julia Nienaber, Sarah Somers, Rob Stevens, Ine Van Houdenhove, Wouter Verbeylen, Inge Verbruggen
Redactieadres Oude Markt 13 – bus 5005 3000 Leuven T 016 32 40 13
[email protected]
Adreswijzigingen Alumni Lovanienses Naamsestraat 63 – bus 5601 3000 Leuven
[email protected]
medewerkers Jaak Poot, Katrien Steyaert
Grafisch ontwerp Catapult, Antwerpen
Lay-out en zetwerk Wouter Verbeylen
Fotografie Rob Stevens, Lemmert.be
Cartoons Joris Snaet
Reclameregie Inge Verbruggen T 016 32 40 15 Inge.Verbruggen@dcom. kuleuven.be
Oplage 60.500 ex.
Drukwerk Eco Print Center, Lokeren
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Redactie
Recent is commotie ontstaan rond de beleidsplannen over en de mogelijke implementatie van geslachtsquota op de hogere academische echelons. Uitgangspunt is de vaststelling dat er geen achterstand meer is (en er soms zelfs een voorsprong is) van vrouwen op de lagere niveaus, maar dat die achterstand er wel is na het postdocniveau. Het resultaat is dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in de hoge academische kaders. Dit ‘probleem’ staat op de politieke agenda, en universiteiten gaan daar werk van maken. De diagnose is correct, de bedoeling nobel, het opzet haalbaar. Of dat moet via harde, zachte of zonder quota, laat ik in het midden. Een quotumbeleid bereikt misschien wel een doel, maar er kunnen ook onbedoelde en ongewenste neveneffecten zijn. Een paar voorbeelden over de Siamese samenhang der dingen. Dat er al een tijdje meer meisjes dan jongens instromen in het universitair onderwijs (zonder quotaregelingen!), heeft allerlei uitlopers. Het aantal vrouwen dat binnen een gezin/huishouden een hogere opleiding heeft dan de man, neemt toe. Traditioneel ‘verkiezen’ vrouwen een partner met een gelijke of hogere opleiding; voor mannen geldt het
omgekeerde. Dat patroon wordt steeds meer doorbroken. Over de gevolgen daarvan wordt wereldwijd onderzoek gedaan. Wat blijkt onder meer? Dat vrouwen die succes hebben op de arbeidsmarkt en meer verdienen dan hun partner, vaak meer huishoudelijk werk verzetten dan huisvrouwen. Zij compenseren wat ze vrezen verkeerd te doen: hun man overtroeven. Dat beroert ook mannen: als hun partner hoogopgeleid is, aanvaarden ze gemakkelijker dat zij een maatje meer heeft …
sen tenderen naar het eerste traject, vrouwen met weinig kansen naar het tweede. Daar valt veel over te zeggen, ik beperk me tot één venijnig onderdeeltje: relatieontbinding. Sinds een paar decennia groeit er een divorce divide, een ‘scheidingskloof’ tussen de hoog- en de laagopgeleiden. De huwelijkskansen van hoogopgeleiden stijgen en hun (echt)scheidingskansen dalen, voor laagopgeleiden is dat omgekeerd: zij trouwen minder en scheiden meer. De
Koen Matthijs:
“Wat men wint aan evenwicht tussen de geslachten, verliest men aan pacificatie binnen de geslachten.” Ander voorbeeld: in de VS nam het aandeel vrouwen dat fysiek groter is dan hun echtgenoot de voorbije jaren toe met 10%. Het gaat om hoogopgeleide vrouwen. Willen zij hun partner ook fysiek overtreffen? Meerzinnige ontwikkelingen dus. Hoe gezinnen de voorbije decennia ontwikkelden, is goed gedocumenteerd. De meeste bewegen tussen twee extremen: een groep vrouwen stelt het krijgen van kinderen uit en is succesvol op de arbeidsmarkt, een andere groep heeft snel meerdere, vaak buitenechtelijke kinderen en heeft een hoge kans op relatie-ontbinding. Vrouwen met veel onderwijskan-
zich inzetten om kansarmeren structureel te helpen (desnoods met quotaregelingen …). De groep van laagopgeleide gescheidenen met kinderen komt immers in een negatieve spiraal terecht: scheidingskinderen rapporteren meer stress en angst, ze hebben een negatiever zelfbeeld, gebruiken vaker drugs en alcohol, komen gemakkelijker in de (pre)criminaliteit terecht, en presteren minder goed op school. Ze hebben ook een grotere kans om zelf te scheiden. Een sociaal killing field dus. Enkele decennia geleden, toen de toename van de echtscheidingskans op dreef kwam, dacht men dat de acceptatie van scheiding zou leiden tot erosie van de negatieve gevolgen ervan. Dat is niet zo: die gevolgen nemen toe en zijn feller dan gedacht. Scheidingskinderen zenden daar alarmerende signalen over uit, maar ouders luisteren daar niet graag naar. Er zijn instrumenten om daar iets aan te doen. Het zou fraai zijn mochten hoogopgeleide academici – vrouwen én mannen – hun stem laten horen over deze kwestie. Het klinkt moraliserend, maar toch: wie ‘profiteert’ van maatschappelijke kansen heeft de plicht om de problemen van groepen op de politieke agenda te plaatsen die daar zelf niet de macht voor hebben. Er moet voorkomen worden dat onderwijs in de toekomst dezelfde motor van sociale ongelijkheid wordt als gender dat in het verleden was en nog gedeeltelijk is.
maatschappelijke kost van (echt) scheiding komt dus meer op de laagopgeleiden terecht. Het lijkt vreemd, maar dat houdt wel degelijk verband met genderrollen en geslachtsquota. Het beleidsdoel om het intellectuele kapitaal van hoogopgeleide vrouwen niet verloren te laten gaan, kan de divorce divide doen toenemen. Dat is niet de bedoeling, wel het resultaat. Wat men wint aan evenwicht tussen de geslachten, verliest men aan pacificatie binnen de geslachten. Daarom zou het goed zijn mochten mannen én vrouwen die lang kunnen studeren, promotie maken, en daar Koen Matthijs levenslang vruchten van plukken, Family and Population Studies
Joris steekt de draak Campuskrant wordt gedrukt met milieuvriendelijke waterloze druktechnologie.
Verantwoordelijke uitgever Pieter Knapen Oude Markt 13 – bus 5005 3000 Leuven
Copyright artikels Artikels kunnen overgenomen worden mits toestemming.
Studenten doen onderzoek naar de oorzaken van bijensterfte. Lees het artikel op p. 10-11.
29 mei 2013
Nieuws 3
Op zoek naar de zwakke punten van leukemie Kim de Keersmaecker krijgt de Prijs Biomedische Wetenschappen van de Onderzoeksraad voor haar nieuwe inzichten in acute lymfatische leukemie bij kinderen en volwassenen. Een doorbraak was de ontdekking van fouten in de eiwitfabriekjes van leukemiecellen. Die zijn mogelijk een geschikt doelwit om die cellen te verzwakken. “Onderzoek kan niet zonder teleurstellingen en tegenvallers. Je moet optimist zijn en verbeten blijven zoeken naar een betere therapie.”
Jaak Poot Kim De Keersmaecker doet met een postdoctoraal FWOmandaat onderzoek aan het labo voor Moleculaire Biologie van Leukemie (KU Leuven – VIB). Haar topic is T-cel ALL, een variant van acute lymfatische leukemie waarbij er op korte tijd een ophoping van onvolgroeide witte bloedcellen ontstaat. Op dit ogenblik bestaat de behandeling van deze kankervorm uit chemotherapie met veel nevenwerkingen. Bij optimale behandeling geneest die 75 procent van de kinderen, maar minder dan de helft van de volwassenen. Kim de Keersmaecker: “Mijn onderzoekswerk streeft naar een efficiënte behandeling met minder toxische nevenwerkingen. Daarvoor is het nodig dat we precies weten hoe T-ALL werkt. Het is duidelijk dat een opeenstapeling van fouten in het genetisch materiaal van de cellen aan de basis ligt. Lang niet al die mutaties zijn gekend. Ik ben op zoek naar ongekende varianten die eventueel goede doelwitten vormen voor therapie.” “Vroeger moesten onderzoekers één of een paar genen selecteren voor onderzoek. Nu bestaat er ‘next-generation sequencing’, een nieuwe techniek waarmee je onbevooroordeeld naar alle genen tegelijk kunt kijken. Dat is belangrijk omdat onderzoek heeft uitgewezen dat T-ALL ontstaat als er tegelijk in verschillende genen fouten zitten. Wij onderzochten meer dan 20.000 genen van 67 TALL-patiënten. Daaruit blijkt dat bij volwassenen met deze ziekte aanzienlijk meer mutaties voorkomen dan bij kinderen. En ze zitten bovendien in andere genen.”
Ribosoomfouten “Een echte doorbraak in ons onderzoek is de ontdekking van fouten in het ribosoom. Elke cel bevat een aantal eiwitcomplexen die cruciaal zijn voor haar functie. Een daarvan is het ribosoom, het complex in de cel dat de eiwitten aanmaakt. Wij konden voor het eerst aantonen dat defecten in het ribosoom een kankerverwekkende rol kunnen spelen. Dat is misschien een zwak punt van de leukemiecellen. Alle cellen hebben goed werkende ribosomen nodig om te overleven en te groeien. Wij hopen dat de ‘defecte’ ribosomen in de leukemiecellen een geschikt
Kim de Keersmaecker
extra mogelijkheden om de defecten therapeutisch te gebruiken. We zijn er nog lang niet, maar we zien wel al licht schemeren aan het einde van de tunnel.”
“Als onze bevindingen tot een therapie leiden, dan is die waarschijnlijk effectiever bij kinderen dan bij volwassenen.” doelwit vormen voor therapie. Als we op die ribosomen kunnen inwerken, kunnen we hopelijk de kankercellen zelf verzwakken en aantasten.” “Zo’n therapie zal waarschijnlijk effectiever zijn bij kinderen dan bij volwassenen. Waarom? De vastgestelde defecten in het ribosoom vinden we vooral bij kinderen. De volgende fase van ons onderzoek focust op de manier waarop die defecten kanker veroorzaken. Zo vinden we misschien
“Ik krijg nu deze onderzoeksprijs, maar heel wat anderen hebben bijgedragen tot de resultaten die we hebben bereikt. Ik denk aan mijn doctoraatspromotor, collega’s en de onderzoekers met wie ik nu een aparte onderzoeksgroep probeer uit te bouwen. Wetenschappelijk onderzoek blijft fascinerend, die zoektocht naar meer begrip en inzicht, het besef dat je een kleine bijdrage levert aan een betere therapie voor deze verschrikkelijke ziekte.”
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Geciteerd
Echt een stuk De Morgen, 23.5.2013
Stopwoorden zijn een epidemie. Eerst was er ‘een stuk’, dan kwam ‘effenaf’ en na ‘eigenlijk’ en ‘absoluut’ lijkt nu ook ‘echt’ aan een beangstigende opmars bezig. (…) Men leeft steeds meer online, met neus en ogen op een scherm gericht, waardoor de kloof met het echte, het reële, het tastbare leven toeneemt en dus extra in de verf dient gezet. Een theorie die Koen Jaspaert, hoofddocent van de Faculteit Letteren van de KU Leuven en voormalig Algemeen Secretaris van de Nederlandse Taalunie, “plausibel maar te bewust” noemt. “Processen als dit gebeuren heel erg onbewust. In conversaties passen we ons constant aan de andere aan. Als de ene persoon een bepaald woord vaak gebruikt, zal de andere dat zonder het zelf te beseffen overnemen. Of juist niet, omdat hij afstand wil nemen. Alles heeft te maken met de relatie die je met je gesprekspartner wilt leggen. Soms kun je van jezelf denken dat je te fors overkomt en ga je woorden als ‘dus’, ‘eigenlijk’ of ‘echt’ ter nuancering gebruiken. Om het beeld bij te schaven dat de ander van je heeft. Maar nogmaals: het is geen bewust proces. En stopwoorden zijn er volgens mij altijd al geweest. In de jaren zeventig bijvoorbeeld begon iedereen opeens ‘een stukje’ te gebruiken, maar vandaag hoor je dat bijna nooit meer.”
SOS mop Meer winnaars Op 28 mei vielen nog drie andere onderzoekers in de prijzen: • Prijs Onderzoeksraad voor Humane Wetenschappen Anthony Dupont (Onderzoekseenheid Geschiedenis van Kerk en Theologie): ‘Christian Antiquity: Patristic Era’ • Prijs Onderzoeksraad voor Wetenschap en Technologie Alexander Bertrand (Afdeling ESAT - SCD: SISTA/COSIC/ DOCARCH): ‘Distributed signal processing algorithms for wireless acoustic sensor networks’ • Prijs Academische Stichting Leuven voor Humane wetenschappen Wim Decock (Bijzondere Faculteit Kerkelijk Recht): ‘Theologians and contract law: the moral transformation of the Ius Commune (ca. 1500-1650)’ De prijs van de Onderwijsraad ging naar ‘Geïntegreerd examineren: de stationsproef’. Een artikel hierover vindt u op pagina 7.
Het Nieuwsblad, 24.5.2013
Vlamingen vertellen almaar minder moppen. “En daar zijn verschillende redenen voor”, zeggen emeritus professor volkskunde Stefaan Top en Johan Verberckmoes, hoogleraar aan de faculteit Letteren van de KU Leuven. “Andere vormen van humor verdringen de mop. Er is het humoraanbod op televisie en er zijn de filmpjes die op het internet circuleren, maar ook het overaanbod aan standupcomedy speelt mee”, aldus Stefaan Top. (…) Johan Verberckmoes stipt ook maatschappelijke veranderingen aan. “Zo verdwijnen de schoonmoeder-moppen. Die dateren uit een tijd waarin jonge trouwers gingen inwonen bij de ouders, maar niemand doet dat nu nog. Het probleem schoonmoeder is dan ook nauwelijks nog aan de orde.” “Door de sociale media zitten we ook minder vaak gezellig samen met familie en vrienden, dé gelegenheid voor het vertellen van moppen. Vroeger ontmoetten mensen elkaar op café en daar werd gedronken en gelachen. Misschien moeten we beginnen met de cafés te redden.”
4 Nieuws
campuskrant
Honderdste spin-off is kroon op succesverhaal LRD Bij de oprichting in 1972 had niemand kunnen voorspellen dat KU Leuven Research & Development (LRD) ooit de wieg van honderd bedrijven zou worden, en van duizenden samenwerkingscontracten met de industrie. En evenmin dat deze dienst voor kennis- en technologietransfer de Leuvense regio duizenden arbeidsplaatsen en honderden miljoenen euro inkomsten zou bezorgen. Ludo Meyvis Volgens LRD-directeur Paul Van Dun en algemeen beheerder Koen Debackere is de opdracht van LRD eenvoudig: onderzoek op zo’n manier naar de markt brengen dat ook de onderzoeker er beter van wordt. “Dat kan natuurlijk heel wat vormen aannemen”, zegt Paul Van Dun. “De oprichting van een spin-off is de meest zichtbare. Met het midden mei opgerichte Instrumen NV (zie artikel hiernaast) zijn we aan nummer 100. De eerste was Silvar Lisco, opgericht in 1979. Die maakt nu deel uit van ARM, een grote spin-off van Cambridge. De bekendste zijn ongetwijfeld LMS – dat heel recent overgegaan is in Siemens –, Materialise, ICOS en ThromboGenics, dat midden maart is opgenomen in de Bel-20.” “Maar je mag je niet blindstaren op de spin-offs. LRD besteedt het grootste deel van zijn tijd aan samenwerkingscontracten, bijvoorbeeld op het vlak van consulting en onderzoeksopdrachten. Van de 2.600 contracten die in 2012 ondertekend werden, hadden er 1.800 te maken met samenwerking. Daar komt ook het grootste deel van de inkomsten uit voort.” Wat draagt LRD bij aan de Leuvense regio? Koen Debackere: “De toegevoegde waarde van de economische activiteit die via LRD in de Leuvense regio terechtkomt, loopt in de honderden miljoenen. En het aantal extra arbeidsplaatsen dat alleen al de spin-offs genereren, gaat richting 4.000. Maar er is meer. Als LRD een spin-off aanvaardt, krijgt die een soort keurmerk, dat als een hefboom blijkt te werken in de financiële wereld. Om je een idee te geven: een investering van 7 miljoen euro via LRD leidt tot een investering van 630 miljoen euro uit externe bronnen.” Zijn er nieuwe succesverhalen op komst? Koen Debackere: “We leggen de lat tamelijk hoog, om de kans op mislukken zo klein mogelijk te houden. Van de 100 opgestarte spin-offs zijn er nog 84 actief. Of er ook een nieuwe Google bij zit, kan je alleen maar hopen, maar bij de recente spin-offs zijn er zeker met heel veel perspectief. LayerWise, bijvoorbeeld, is met zijn additive manufacturing in metaal op korte tijd al uit zijn
voegen gegroeid. Ook Cartagenia, dat zich bezighoudt met software voor de ondersteuning van medische diagnoses, is in zijn gebied heel snel marktleider geworden.” Welk onderzoek geeft de beste perspectieven op economisch succes? Paul Van Dun: “Daar bestaat natuurlijk geen eenvoudige formule voor. Elke oprichting is anders, omdat elk onderzoek en elke marktsector anders is. Je kan er alleen voor zorgen dat je een zo goed mogelijke basis hebt om je te wapenen tegen de steeds wijzigende marktomstandigheden. Wel blijkt het zo dat praktisch alle sterke spin-offs een multidisciplinair karakter hebben.” Waar gaat LRD naartoe? Koen Debackere: “Onze basis blijft hoogkwalitatief onderzoek. Gecombineerd met een verstandige financiering en een degelijke begeleiding creëert dat de beste kansen. En de geschiedenis leert dat economisch succes vaak
“Een succesformule is er niet, maar bijna alle sterke spin-offs hebben een multidisciplinair karakter.” samengaat met wetenschappelijk succes. LRD doet het goed omdát het Leuvense onderzoek het goed doet. We hebben méér onderzoekers, die méér en beter onderzoek leveren. Intussen werken 900 van de ongeveer 1.400 professoren van de KU Leuven op een of andere manier samen met LRD. Dat betekent ook dat steeds meer onderzoekers voeling krijgen met het bedrijfsleven, wat de maatschappelijke relevantie van de universiteit heel duidelijk in de verf zet.” lrd.kuleuven.be
Instrumen: de robot in de operatiezaal Instrumen NV komt voort uit het onderzoekswerk van de Afdeling PMA, meer bepaald de RobotAssisted Surgery of RAS-groep, in 2000 opgericht door emeritus professor Hendrik Van Brussel, die trouwens van zeer nabij bij Instrumen betrokken is. De geestelijke vaders zijn verder Thierry Janssens, Hsiao Wei Tang (PMA), Hsin-Fu Huang, André Thijs (Metal Aarschot), en Wim Boogaerts, aangetrokken voor sales en marketing en als CEO. Instrumen faciliteert robotchirurgie, vooral dan bij minimaal invasieve chirurgie, in de volksmond beter bekend als sleutelgatoperaties. Robots worden daar al wel langer voor ingezet, maar met de technologie van Instrumen kan dat op een exactere en voor de assistent van de chirurg minder belastende manier, die bovendien veel minder ruimtelijke impact heeft. Eigenlijk had je tot nu toe maar twee opties: ofwel geen robots, ofwel een peperduur, log, weinig flexibel apparaat. Tussenin bevindt zich een oceaan van mogelijkheden, die Instrumen wil gaan bevissen. Instrumen ontwikkelt zowel
Instrumen faciliteert robotchirurgie
passieve houders, bijvoorbeeld voor endoscopen, laparoscopen, manipulatoren enzovoort, als gerobotiseerde systemen voor laparoscopische operaties. Die systemen kunnen bijvoorbeeld ingezet worden bij laserchirurgie, heel modulair en aanpasbaar, en bereikbaar geprijsd. Met de producten van Instrumen – de bestaande en diegene die nu ontwikkeld worden, onder leiding van medepatenthouder Thierry Janssens – kan het chirurgisch team bovendien werken op een voor de patiënt minimaal belastende manier. Momenteel richt het bedrijf zich vooral op abdominale, gynaecologische en urologische chirurgie, maar ook daar is uitbreiding de bedoeling. Miniaturisatie en nieuwe interfaces bieden tal van groeimogelijkheden. “Bij de oprichting is de hulp van LRD van enorm belang geweest”, zegt CEO Wim Boogaerts. “Ze hebben ons tijdens het hele traject begeleid, van de verwerving van de licentie op het patent tot en met de handtekening bij de notaris. Tussenin maak je samen een business plan
(© Instrumen)
en presentaties voor mogelijke financiers, je zoekt medewerkers, je werkt aan de juridische invulling enzovoort. Voor élk aspect kan je bij LRD terecht.”
Geen liefdadigheid “Niet onbelangrijk: LRD beschikt over een respectabel netwerk van potentiële investeerders, en daar word je heel deskundig en productief in geïntroduceerd. Het Gemma Frisius Fonds, het zaaikapitaalfonds van de universiteit, gaf als eerste een toezegging. Samen met het Ark Angels Activator Fund (AAA-Fund) en vier financiers van Business Angels Netwerk Vlaanderen (BAN) is er in Instrumen geïnvesteerd. Dat deze kapitaalinjectie mede via Business Angels en het AAAFund werd gerealiseerd, toont het toenemend belang aan van dit financieringskanaal.” “De snelheid en het niveau van dienstverlening waarmee we bij LRD te maken kregen, is eenvoudigweg van dezelfde kwaliteit als binnen de bedrijfsactiviteit van een multinational. Alles krijgt deskundige aandacht. Uiteraard is het geen liefdadigheid: LRD heeft er zelf ook baat bij wanneer een spin-off het goed doet, maar dat belet niet dat het voor een opstartend bedrijf als Instrumen van onbetaalbaar belang is om op zo’n dienst beroep te kunnen doen.” “De band met de RAS-onderzoeksgroep van de universiteit is voor Instrumen van vitaal belang. Samen met hen beschikken we over de beste expertise. We vullen een belangrijke niche in met onze producten en diensten, én we hebben een hoogkwalitatieve financiële en juridische omkadering. Kan je geloven dat ik Instrumen een prachtige toekomst zie hebben?” www.instrumen.eu
29 mei 2013
Nieuws 5
pagina 1
Gaat u zelf voor die knik kunnen zorgen? Torfs: “Sommige dingen kan je vanuit het beleid wel degelijk veranderen, voor andere kan je alleen een aanzet of steun geven, voor nog andere heb je samenwerking met de buitenwereld nodig. Neem die publicatiedruk. Dat is een heel zwaar probleem, maar uiteraard kan de KU Leuven dat niet op haar eentje oplossen. Maar we kunnen wel het voortouw nemen in gesprekken met andere universiteiten en de overheid om de eenzijdige kwantificatie van academisch werk te herzien, ook met het oog op financiering en de individuele loopbaan.”
Natuur, tijd en ruimte Een opvallende term op de verkiezingsdag was ‘broederlijkheid en zusterlijkheid’. Hoe wilt u die invullen? Torfs: “Er is vervreemding gegroeid aan onze universiteit. Mensen weten niet meer goed hoe het allemaal in elkaar zit en waar ze staan. In een altijd maar groeiende universiteit is de afstand tussen vloer en bestuur te groot geworden, en ook tussen delen van de vloer onderling bestaat te weinig contact. Dat leidt tot verkilling en concurrentie. Wat meer samenwerken is best mogelijk.” “Inhoudelijk kan je dat vertalen langs het concept interdisciplinariteit, en organisatorisch onder andere door betere communicatie. Bijvoorbeeld: de Hay-operatie (project rond functieclassificatie – red.) heeft grote delen van het administratief en technisch personeel een kater bezorgd. Dat had voorkomen kunnen worden. In de UZ idem: daar is ongenoegen gegroeid omdat er te weinig is overlegd rond bepaalde ingrepen en rond hangende problemen. Of de flexibilisering van het onderwijs, hetzelfde verhaal. Nu zitten we met een aantal administratieve knopen, die de docenten jaren geleden al voelden aankomen. Daar had beter naar geluisterd kunnen worden.” “Communicatie, of het gebrek daaraan, ligt ten grondslag aan een aantal uitingen van dat tekort aan broederlijkheid en betrokkenheid. Nochtans zijn wij communicerende wezens, van nature. Maar die naturel in onze universitaire communicatie, intern zowel als extern, hebben we niet altijd. Soms stellen we ons te verkrampt op, we begrijpen niet altijd hoe de media of de buitenwereld reageren. Op dat vlak is er ruimte voor meer openheid, en voor verfrissing.” U bent een mediafiguur en u communiceert heel veel. Gaat u dat blijven doen? Hebt u er nog de tijd voor? Torfs: “Waarom niet? In wélke media ik dat doe, moet ik natuurlijk bekijken. Misschien spiegel ik me wel aan burgemeester Tobback: ook hij combineert een ernstige job met veel media-optredens, maar niet eender waar. Mijn columns wil ik alleszins blijven schrijven. Dat is een deel van mezelf. Ik zal sterven met de pen in de hand. Als ik schrijf, ben ik het meest mezelf. Natuurlijk zal ik thema’s kiezen die compati-
Professor Torfs is een plaats in de spotlights gewend. “Misschien spiegel ik me wel aan burgemeester Tobback: ook hij combineert een ernstige job met veel mediaoptredens, maar niet eender waar.” (© KU Leuven | Rob Stevens)
Rik Torfs krijgt het woord bel zijn met mijn nieuwe functie, maar ook dan is er nog veel ruimte. Er zijn wel limieten, dat besef ik. Als het gaat over een programmahervorming bij geneeskunde of over de idee van een toelatingsproef, dan zijn dat domeinen die door de rector behandeld worden, namens de universiteit, niet door columnist Rik Torfs.”
iedereen, niet alleen onze nochtans hogelijk gewaardeerde coryfeeën?” “Als senator schreef ik niet als lakei van de CD&V, maar dat belette me niet goed te blijven functioneren, ook binnen de partij. Ook als rector wil ik over de grenzen heen blijven kijken. Daar kan iedereen alleen maar goed bij varen. Als je
“Voor mijn ploeg zoek ik geen jaknikkers, maar mensen die me op mijn plaats kunnen zetten.” “Tijd is rekbaar. En wat ik doe, doe ik geconcentreerd. Ik zal een heel drukke agenda hebben, maar met wat organisatie en soms een spirituele stap terug is heel veel mogelijk. Nu ik rector ben, laat ik ook een deel van mijn andere bezigheden varen. Het lijkt vreemd, maar eigenlijk is het voor het eerst in lange tijd dat ik me volop op één ding zal kunnen concentreren – een groot ding, weliswaar, maar toch.” Tijd en ruimte maakt u misschien wel, maar zal u als rector nog voldoende vrijuit kunnen spreken en schrijven? Torfs: “Schrijven is voor mij juist een concretisering van vrijheid, en wanneer ik zeg dat ik van de universiteit graag een lichtbaken in schemerige tijden wil maken, moet ik toch ook zelf het voorbeeld proberen te geven? Of wanneer ik van onze gemeenschap hoop en vraag dat ze actiever en zonder verkramptheid haar stem laat horen in de samenleving,
gaat onderhandelen met andere universiteiten, of met de politieke wereld, is het goed dat men weet dat je geen ideologische oogkleppen ophebt. Trouwens, verzuiling is nooit goed, niet binnen, niet buiten de universiteit. Wat meer pluralisme, ook in onze gremia, is aangewezen, zéker voor een rector met een CD&V-signatuur.”
De toekomst Wat gaat u de eerstvolgende maanden doen? Torfs: “Een goede ploeg samenstellen, en met hen de strategie uittekenen. Eenvoudig is dat niet: de gemeenschap moet die mensen steunen, je zoekt naar een evenwicht tussen mannen en vrouwen, facultaire herkomst, meer of minder bestuurservaring, oud en jong. Ik zoek mensen die sterker zijn dan ik, geen jaknikkers, maar mensen die me de waarheid zeggen en die me op mijn plaats kunnen zetten.” We staan voor de integratie. Hoe
ervaart u die? Torfs: “Het is iets dat we nog nooit meegemaakt hebben, dus is het gedeeltelijk een stap in het onbekende, ook voor mij. Die stap is wel al jarenlang grondig voorbereid, niet het minst door de ploeg van rector Waer. Het pad ligt er, maar de tocht moeten we nog maken. Hoe gaan de hogescholen bijvoorbeeld hun eigen profiel behouden, zonder kleine Leuventjes te willen worden? Het moet gaan om een onderneming waar iedereen beter van wordt, te realiseren langs lijnen van geleidelijkheid. Een plompe ‘overdracht van verantwoordelijkheid’ is niet het hele verhaal. Overleg, zoeken naar draagvlakken, duidelijkheid – en diplomatie, dan komen we er wel.” “Ook met de Associatie zal overlegd moeten worden. Dat zie ik heel goed zitten. De voorzitter is een bijzonder intelligente man met wie in alle openheid te praten valt. Hij kan tegen een stootje, en misschien het belangrijkste, voor hem is een afspraak een afspraak. Op die basis zie ik de samenwerking heel goed verlopen, nu en later.” Wat vreest u en wat hoopt u? Torfs: “Vrezen niet zo veel. Wat we zelf kunnen doen, zullen we goed doen, daar ga ik vanuit. En voor dingen die we niet in eigen hand hebben, kunnen we alleszins aan de kar trekken, tegen het overdreven kwantitatieve, tegen de publicatiedrift, ik noem maar wat. Ik onderschat de problemen die op ons afkomen niet, maar dat schaadt mijn vertrouwen niet. Die problemen mogen ons niet tegenhouden om te streven naar wat echt telt. Ik schreef het al in mijn programma: de universiteit moet opnieuw een lichtbaken in de samenleving zijn. Dat kúnnen we.”
Wie is Rik Torfs? • Rik Torfs werd geboren
in Turnhout op 16 oktober 1956.
• Hij volgde Latijn-Griekse
in het Sint-Gummaruscollege in Lier.
• Aan de KU Leuven
behaalde hij de diploma’s van licentiaat in de rechten (1979), het notariaat (1980) en het kerkelijk recht (1981).
• In 1987 behaalde hij een doctoraat in het kerkelijk recht. Hij werd docent kerkelijk recht aan de KU Leuven in 1988, en gewoon hoogleraar in 1996.
• Hij heeft meer dan 300
wetenschappelijke publicaties op zijn naam, en was gastprofessor aan tal van buitenlandse universiteiten.
• Van juni 2010 tot maart
2013 was hij senator voor CD&V.
6 Onderzoek Beeldige wetenschap Maanlander? Transformer? Fotograaf: Pieter-Jan Demeyer
campuskrant
Deze stoere krijger op een maanlandschap is eigenlijk een fotonisch kristal. Dat maakt doctorandus in de chemie Pieter-Jan Demeyer ons diets. “Fotonische kristallen zijn structuren die zichtbaar licht manipuleren. In de natuur heb je ze ook: denk aan opalen, waarbij de kleuren veranderen afhankelijk van je kijkhoek. Je ziet dat fenomeen ook in de veren van pauwen of de vleugels van vlinders.” Als de mens zelf fotonische kristallen maakt, gebeurt dat met kleine bolletjes – op nanoschaal – die gestapeld worden tot een kristal. “De bolletjes moeten allemaal exact dezelfde grootte hebben. Dat is slechts mogelijk met een beperkt aantal materialen, zoals glas. Om meer keuze aan materialen te hebben, is er een alternatieve methode om die kristallen te maken. We maken eigenlijk een omgekeerde vorm: hier heb ik polymeer – een kunststof – rond de bolletjes gegoten en de bolletjes weggehaald. Je krijgt een sjabloon dat zelf ook een fotonisch kristal is.
Het mannetje is gewoon een restje van het polymeer dat bleef plakken. Je kan het wegpolijsten, maar op zich maakt het niets uit voor de optische eigenschappen van het kristal.” Waarom zijn fotonische kristallen interessant? “Fotonen – lichtdeeltjes – zijn sneller dan elektronen, waarop een groot deel van onze huidige technologie gebaseerd is. En fotonen maken een grotere bandbreedte mogelijk: je kan er meer info mee doorsturen. Er bestaan al toepassingen, bijvoorbeeld bij sommige glasvezels en lasers. Het ultieme doel is om fotonische kristallen te gebruiken als componenten van chips. Maar licht is moeilijk te beïnvloeden. Dus daar zijn we nog niet aan toe.” (if) Pieter-Jan Demeyer is één van de tien finalisten van de wetenschappelijke fotowedstrijd SPIEKULographic. Die wordt dit jaar voor de derde keer georganiseerd door SPIE KU Leuven Student Chapter, een vereniging van onderzoekers die zich met licht en optica bezighouden. De winnaar is op 31 mei bekend. Info: www.spiekul.be
ThromboGenics Leerstoel onderzoekt behandeling van netvliesaandoeningen Biofarmaceutisch bedrijf Thrombogenics gaat onderzoek naar de behandeling van netvliesaandoeningen financieren via een leerstoel. “We willen kijken naar de functionele én de psychische weerslag van de verschillende behandelingen”, zegt professor Peter Stalmans, die de leerstoel zal bekleden. Ludo Meyvis Onderzoek is onvervreemdbaar verweven met het profiel van ThromboGenics. Dat werd op 23 mei onderstreept door de ondertekening van de ThromboGenics Chair in Pharmacological and Surgical Vitrectomy. Professor Désiré Collen, geestelijke vader van ThromboGenics, licht toe waarom zijn bedrijf een leerstoel wil financieren. “Ons bedrijf is opgericht met de hulp van en op de voedingsbodem van de KU Leuven. Al die jaren hebben we samengewerkt in de allerbeste verstandhouding. Deze leerstoel is daar een tastbaar symbool van. Het is een win-winsituatie: de KU Leuven, met name het team rond professor Stalmans, kan er verder onderzoek mee uitvoeren, en voor ThromboGenics is het uiteraard zinvol om de mogelijkheden en implicaties van het gebruik van ons geneesmiddel Jetrea verder te bestuderen.” Professor Peter Stalmans, die de leerstoel zal bekleden, is enthousiast over de mogelijkheden van de nieuwe leerstoel. “Het sleutelwoord is ocriplasmine, het eiwit dat als merknaam Jetrea kreeg. Daarmee kunnen bepaalde oogaandoeningen voortaan met een injectie aangepakt worden, in
plaats van met een operatie. In hoofdzaak gaat het om vitreomaculaire tractie en maculaire gaatjes, waarbij het glasvocht van de oogbol verdicht en tractie uitoefent op het netvlies. Dat gaat daardoor vervormen en kan beschadigd worden, uiteraard met ernstige gezichtsproblemen. Een operatie of vitrectomie, waarbij het glasvocht verwijderd werd, was vele jaren de enige optie. Dat is niet langer zo.”
beter waren gaan zien. Een operatie was niet meer nodig, en hun gezichtsvermogen herstelde zich. Met ocriplasmine hadden we dus een alternatief voor een operatieve ingreep gevonden.” “ThromboGenics heeft toen beslist zich ten volle op de oftalmologie te oriënteren, en om de verdere studie en commercialisering van ocriplasmine ter harte te nemen. Ik had het bedrijf toen al goed leren kennen, vooral tijdens de lange klinische proeven die uiteindelijk geleid hebben tot de goedkeuring van ocriplasmine door de Europese en Amerikaanse gezondheidsautoriteiten. Jetrea, de handelsnaam van ocriplasmine, is sinds drie maanden op de Amerikaanse markt, en heeft daar al een omzet van 10 miljoen dollar
gegenereerd – wat heel aanzienlijk is. In Europa is het al te koop in Duitsland en Engeland. Probleem is de terugbetaling door de ziekteverzekering in vele Europese landen, die nog op zich laat wachten. Daar heb ik het soms lastig mee, vooral omdat het duidelijk is dat de operatieve behandeling complexer en belastender is dan de farmacologische. En duurder voor de samenleving, hoewel goedkoper voor de patiënt ...”
Onderzoeksvragen “De ThromboGenics Leerstoel biedt de volgende drie jaar een gedroomd platform voor verder onderzoek. We richten ons op studies over de functionele en psychische weerslag van het verwijderen van het glasvocht van het
oog, enerzijds langs farmacologische weg, dus met ocriplasmine, anderzijds op chirurgische wijze, met een vitrectomie. Hoe verhouden de resultaten van beide procedures zich? Zien de patiënten beter of anders? Zijn er relevante psychische gevolgen vast te stellen van de ene tegenover de andere aanpak? Ook die psychische dimensie is van groot belang. Er zijn heel wat gevallen bekend van patiënten die, als gevolg van visuele stoornissen door glasvochtaantasting, ten prooi vielen aan ernstige depressies. Is er een correlatie tussen een bepaalde psychische toestand en een operatieve dan wel een farmacologische aanpak? Zulke onderzoeksvragen worden met de nieuwe leerstoel mogelijk.” www.thrombogenics.com
Injectie voorkomt operatie “Al in de jaren 70 probeerde men in de VS glasvocht met plasmine weker te maken. Dat eiwit was echter moeilijk exact te doseren en voldoende zuiver aan te maken. Later kwamen die oude studies weer van onder het stof, toen ThromboGenics naar nieuwe manieren zocht om bloedklonters op te lossen, hun belangrijkste focus op dat moment. Een aangepast plasmine, met de naam ocriplasmine, bleek echter heel andere mogelijkheden te bieden.” “Ik had toevallig een aantal patiënten die ik wilde voorbereiden op een netvliesoperatie. Met die bedoeling had ik hen geïnjecteerd met ocriplasmine, om hun glasvocht wat weker te maken. Enkele dagen later vertelden ze Vlnr: Patrik De Haes, CEO van ThromboGenics, professor Peter Stalmans en rector Mark Waer tijdens de ondertekening van (© Lemmert.be) me tot mijn verbazing dat ze plots de ThromboGenics Leerstoel.
29 mei 2013
Onderzoek 7
Stationsproef geneeskunde test kennis én vaardigheden De Faculteit Geneeskunde krijgt de prijs van de Onderwijsraad voor haar ‘stationsproef’. Elk jaar leggen duizend studenten een reeks praktische tests af binnen een tijdslimiet: een gestandaardiseerde, objectieve en gevalideerde meting van kennis en vaardigheden. Jaak Poot Bij een stationsproef doorlopen de studenten een carrousel van opdrachten. Docenten of stageleiders observeren hun interactie met de patiënt. Professor Chris Verslype en dokter Annick Dermine van het Expertisecentrum Masterproef geven een concreet voorbeeld uit de tweede master: “De student voert na elkaar zeven opdrachten uit, waarvoor hij telkens zes minuten krijgt. De opdracht en de naam van de patiënt staan op de deur. Bij het eerste belsignaal gaat de student naar binnen, bij het tweede sluit hij de opdracht af, klaar of niet. Die tijdsdruk simuleert de realiteit van de klinische praktijk. Studenten oefenen daar ook op tijdens hun practica. Dat is nodig: een arts heeft onder tijdsdruk de neiging om korte, gesloten vragen te stellen en de open vragen te vergeten die nodig zijn voor een goede kijk op het probleem waarmee de patiënt kampt.” Bij het vroegere traditionele klinische examen werd iedere stu-
dent individueel door een docent beoordeeld voor zijn onderzoek van een patiënt. Chris Verslype: “Dat was een heterogene en subjectieve evaluatie zonder validering. Studenten voelden zich soms niet correct beoordeeld.” De stationsproef is een betere manier om de koppeling van vereiste kennis én specifieke vaardigheden te toetsen. Vanaf de jaren 80 brak ze internationaal door in de artsenopleiding. Annick Dermine: “Professor Jan Degryse startte er aan onze faculteit in 1998 als eerste mee bij de vervolgopleiding huisartsen. Daarna volgden het tweede, het derde en het vierde masterjaar huisartsgeneeskunde. In totaal zijn dat elk jaar ongeveer duizend studenten.” Wie is proefkonijn? Annick Dermine: “Vrijwilligers spelen de rol van patiënt. Zij worden gebrieft over welke aandoening ze hoe moeten simuleren – we leren ze bijvoorbeeld wanneer ze ‘au’ moeten roepen tijdens een onderzoek naar een mogelijke appendixonsteking. Waar
mogelijk werken we met echte patiënten.” Hoe kun je zo’n proef objectief beoordelen? Chris Verslype: “Elke dag worden alle studenten door eenzelfde docent beoordeeld bij dezelfde opdracht. In de tweede master krijgen ze zo een beoordeling van zeven observatoren. Die werken met een gestandaardiseerde antwoordsleutel. Bovendien screenen wij de beoordelingen van dezelfde proef over verschillende dagen en met andere examinatoren. Zo kunnen we afwijkende beoordelingen bijsturen. Een groot pluspunt is de loskoppeling tussen de docent die lesgeeft, en zijn collega die beoordeelt. Achteraf krijgen beoordelaars én docenten feedback van de stuurgroep. Met een dubbel doel: het onderwijs én de volgende beoordelingsronde bijsturen.” Is de stationsproef goedkoper dan een traditioneel examen? Annick Dermine: “Nee, eerder andersom. Een stationsproef kost per student ongeveer honderd euro meer dan een klassieke proef. Observatoren en simulatiepatiënten kosten geld. En er gaat ook een heel bedrag naar de informaticaomkadering. De winst meet je in dit geval op lange termijn. Als opleidingsinstituut investeren wij in de toekomst: deze werkvorm verbetert ons onderwijs. En het motiveert studenten om hun opleiding an-
ders aan te pakken. Ze beginnen bewuster aan hun stage en leren veel vroeger correct en professioneel met de patiënt om te gaan. Natuurlijk zijn dat niet-meetbare resultaten.” Chris Verslype: “De Onderwijsprijs komt een beetje uit de lucht gevallen. Maar wel op een uitstekend moment: net voor de visitatie van onze opleiding. Het is een hele steun in de rug dat een onafhankelijke instantie onze aanpak apprecieert. Het is ook een stimulans om een aangepaste vorm van stationsproef binnen twee jaar in te voeren in het derde bachelorjaar van de hernieuwde artsenopleiding.”
‘Hoe bereid ik me in godsnaam voor?’ Ben van Bylen, student master in de specialistische geneeskunde (afstudeerrichting anesthesie-reanimatie) legde de stationsproef enkele jaren geleden af: “Als student voelde dat heel onwennig aan. Je hebt je jarenlang suf geblokt voor examens en nu sta je – na een praktijkstage – voor een heel andere proef. Je weet niet hoe je je daarop moet voorbereiden. ‘Wat kan ik studeren? Wat kan ik in godsnaam vooraf doen?’ Die vragen spookten alle studenten door het hoofd.” “Nu kijk ik erop terug als een heel goede evaluatie die zowel je theoriekennis als je contact met de patiënt test. Het was ook een heel intensieve proef waarbij je constant jezelf staat te evalueren. Een mooie afsluiter van de opleiding.”
KU Leuven Students on Stage Dit jaar vindt voor de vierde keer KU Leuven Students on Stage plaats. Met deze wedstrijd wil KU Leuven jongeren aansporen hun talenten te ontplooien, en hen de kans geven om op een groot zomerfestival te spelen. Ondertussen zitten de regionale voorrondes erop, en daarmee zijn de zes finalisten bekend. 5am Friday, Furry Roadkill, Heads up High, Jack Rabbit, Sexy Sunday en The Blues Vision nemen het op zaterdag 10 augustus tegen elkaar op tijdens Marktrock. De band die de jury weet te overtuigen
Win een viparrangement - met overnachting - voor twee personen op het M-idzomerfestival! Speel vanaf midden juli mee op facebook.com/KULeuven
wordt de winnaar en speelt later op de avond een set op het hoofdpodium op de Oude Markt. Alle info op www.kuleuvenstudentsonstage.be
8 Integratie
campuskrant
Wat is de integratie ook weer? Op 5 juli 2012 keurde de Vlaamse Regering het decreet goed dat bepaalt dat de academische hogeschoolopleidingen, met uitzondering van de kunstopleidingen, vanaf oktober 2013 in een universiteit integreren. Binnen de Associatie KU Leuven zijn er negen hogescholen met opleidingen die integreren. Daardoor zal de universiteit campussen hebben in 11 steden verspreid over heel Vlaanderen. Meer informatie: www.kuleuven.be/integratie
plezant. En de koppeling tussen beeldverwerking en robot is interessant”, vult Pieter aan. Hij maakt ook zijn masterproef over visietechnologie: “Mijn masterproef gaat over hoe je elektrische componenten kan inscannen met een 3D-camera, om te weten waar de gaten van kabels en schroeven zitten. In het bedrijf waarmee ik samenwerk, gebeurt dat nu manueel. Ze willen dat automatiseren.” Het zijn niet alleen Limburgse studenten die zich laten ondergedompelen in de robotica. Binnen de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen van de KU Leuven is de KHLim één van de vijf hogescholen die de opleiding industrieel ingenieur organiseert. Elke hogeschool specialiseert zich in een aantal onderzoekstopics. Bij de KHLim is dat robotica en beeldverwerkingstechnologie. Industrieel ingenieurs van Eric Claesen (achteraan midden) en Geert Leen (achteraan rechts) keuren het programmeerwerk van de studenten, dat de andere hogescholen kunnen via robotarm rechts ertoe moet bewegen om gekleurde balletjes op te pikken en te sorteren. (© KU Leuven | Rob Stevens) het labobad mee genieten van de expertise in Diepenbeek. Geert Leen: “We krijgen binnenkort bezoek uit Leuven van een groep studenten van Groep T. Voor studenten van de andere campussen is het labobad wel beperkt tot één dag.” In het roboticalaboratorium van de Katholieke Hogeschool Lim- volle Omgekeerd kunnen Limburgse burg (KHLim) controleren een aantal toekomstige industrieel in- studenten bijvoorbeeld aan de Sint-Lieven in Gent een genieurs benieuwd of hun programmeerwerk van camera en robot KAHO labobad lichttechnologie volwat oplevert. Een voorbereiding op het werk in de bedrijfswereld, gen. Maar het hoeft niet altijd een volledig labobad te zijn. “De waar automatisering niet alleen meer draait rond robotica, maar industrieel ingenieurs uit Geel – van de hogeschool Thomas More ook rond beeldverwerkingstechnologie. Kempen – gebruiken enkel de leerpakketten van KHLim. Zo is Ilse Frederickx kozen. Bij een vijftal van hen is dit te herkennen op kleur en te loka- er heel wat uitwisseling tussen de ook een onderdeel van hun mas- liseren. En ook nog een robotpro- verschillende campussen van de In Diepenbeek zit een aantal laat- terproef”, vertelt docent Geert gramma schrijven om de robot- faculteit.” stejaars van de master industri- Leen. Een labobad is – naar ana- arm de balletjes te doen oppikken ele ingenieurswetenschappen in logie met een taalbad – een korte, en wegleggen. Die programma’s Fruitplukrobot groepjes van twee of drie achter intensieve praktijksessie in een worden gelinkt. Of het echt werkt, “Dit labobad sluit goed aan bij de groeiende interesse van de de computer. Naast elk groepje labo. “In totaal brengen onze stu- komen ze hier uittesten.” industrie voor beeldverwerking staat een robotarm opgesteld die denten vijf voormiddagen door in en robotica”, vertelt Eric Claeis uitgerust met camera’s. Als de het labo. Maar het meeste werk Praktijk studenten hun voorbereidend gebeurt thuis via zelfstudie: ze Studenten Pieter Cnuts en Jonas sen. Hij is coördinator van de werk goed gedaan hebben, pikt krijgen een programmeercursus, Boucneau zijn alvast enthousiast. onderzoeksgroep ACRO (Autode robotarm gekleurde balletjes de nodige software, en beelden “We hebben al eens een robot matiseringscentrum Research en op en sorteert ze op kleur. en filmpjes met uitleg. Daarmee ontworpen, maar hier zie je hem Opleiding) van de KHLim. “Veel “In de afstudeerrichting auto- gaan ze aan de slag voor de op- echt aan het werk”, zegt Jonas. bedrijven hebben wel de robots matisering hebben 18 studenten dracht: de camera’s programme- “We kunnen voor de eerste keer in huis, maar zonder de beeldverdit ‘labobad’ robotica als vak ge- ren om de balletjes te detecteren, zelf een robot aansturen. Dat is werkingstechnologie. Daar zijn
In bad met een robot
nog enorm veel mogelijkheden om te automatiseren.” Voorbeelden daarvan kan Eric Claesen vlot aanhalen: “We ontwikkelden voor de fruitteeltsector verschillende machines, zoals een fruitplukrobot: een robot die op basis van de kleur de rijpheid van de appel inschat en dan om de vijf seconden een appel kan plukken. We werken nu aan een prototype op een zelfrijdend platform dat nog sneller plukt. Om het fruit te verpakken, ontwikkelden we ook een robot met twaalf camera’s: die bekijkt het fruit en legt het met de mooie kant – bijvoorbeeld bij een appel de kant met de rode blos – naar boven in de verpakking. Die machine kan verschillende maten en soorten van verpakking herkennen en achthonderd kilo per uur verpakken.”
“Onze fruitplukrobot kan de rijpheid inschatten en om de vijf seconden een appel plukken.” Beeldverwerking voegt dus een nieuwe dimensie toe aan robotica en dat domein is nog volop in beweging, vertelt Eric Claesen. “De laatste trend voor de beeldtechnologie is 3D. Vroeger had men daar honderden detectoren voor nodig. Nu kan het met een paar camera’s. Maar het probleem bij 3D-beelden is dat je een explosie van data snel moet kunnen verwerken. Wat uiteraard van belang is als je een bepaalde productiesnelheid wil halen.” Nog genoeg werk aan de winkel dus, voor de studenten en onderzoekers van de KHLim. Info: iiw.kuleuven.be/onderwijs
Advertentie
10% korting
Voor alle studenten van de KU Leuven op al hun aankopen bij
Bakkerij Sint-Lambertus*
*Dieetbrood en chocolade inbegrepen. Waversebaan 69, 3001 Heverlee • tel. 016 22 14 05 •
[email protected] • www.sint-lambertus.be
29 mei 2013
Bio
Integratie 9
De KHLim (Katholieke Hogeschool Limburg) ontstond in 1995 vanuit een fusie van negen hogescholen uit Hasselt, Genk en Diepenbeek. In 2002 trad de KHLim toe tot de Associatie KU Leuven. In het kader van de samenwerking tussen de Associatie KU Leuven en de Associatie Universiteit-Hogescholen Hasselt (AUHL), begonnen de academische opleidingen van de KHLim aan een samenwerking met de collega’s van de andere Limburgse hogescholen. Zo ontstond FI² (de faculteit industrieel ingenieur van KHLim en Xios) en de MAD-fac (de Media, Arts en Design-faculteit van KHLim en PHL). In 2016 zal de KHLim fuseren met de KHLeuven en Groep T.
Campussen
Aantal personeelsleden
• Hoofdcampus: Diepenbeek, Universitaire campus, Agoralaan
• Totaal: 750 • Integrerende opleidingen: 30
• Hasselt, Hemelrijk + Oude Luikerbaan
Academisch beheerder
• Genk, C-mine
Willy Indeherberge
Integrerende opleidingen Industriële ingenieurswetenschappen
Aantal studenten • Totaal: 6.880 • Integrerende opleidingen: ongeveer 400
Website www.khlim.be
Slogan Word de beste versie van jezelf
Buiten de zone In deze rubriek jagen we de telefoonrekening van de KU Leuven schaamteloos de hoogte in. Maar wél met een achtenswaardig journalistiek doel: achterhalen waar onze professoren, onderzoekers en studenten in het buitenland zich zoal mee bezighouden. In deze aflevering Silke Grossen (23), studente tweede master psychologie. Waar zit je ergens? “Ik ben sinds september in Bloemfontein in Zuid-Afrika. Ik loop hier, samen met studiegenote Lien Vanhoof, acht maanden stage bij de University of the Free State. We werken voor de Unit for Professional Training and Service in the Behavioural Sciences: psychologische counseling van studenten, maar ook scholieren begeleiden bij hun studiekeuze – ik heb de optie schoolpsychologie gevolgd.” In wat voor omgeving ben je terecht gekomen? “Ons appartementje ligt op de campus, midden in de stad. Bloemfontein is vlak en droog, maar de campus is heel groen – de gazons worden dan ook voortdurend besproeid. De afgelopen
maanden hebben we geregeld een trip gemaakt, onder meer naar Kaapstad en naar Clarens, een prachtig klein dorpje aan de voet van het Maluti-gebergte.” “We huren af en toe ook een auto om de omgeving wat te verkennen. Wandelen vinden ze hier maar een vreemd idee, ook al omdat het niet veilig is. Het is het hele jaar door vroeg donker en ’s avonds waagt haast niemand zich op straat. Zelfs niet op de campus, ook al is hier heel veel bewaking.” Hoe verloopt het contact met de Zuid-Afrikanen? “Eigenlijk heel makkelijk, je wordt al snel uitgenodigd voor een braai (lacht). De mensen zijn geweldig vriendelijk en behulpzaam. En ze leven anders: rustiger, meer bewust. De meeste Zuid-Afrikanen zijn ook erg reli Silke Grossen (l.) met studiegenote gieus. Ik ben zelf ook naar de kerk Lien Vanhoof aan het standbeeld van beginnen te gaan, iets wat me Nelson Mandela in Bloemfontein. thuis totaal niets zei. Maar hier
is dat een totaal andere ervaring, met live muziek – bijna rock soms – waarbij iedereen meezingt, en preken die gaan over dagelijkse problemen. Soms ga ik twee keer per week (lacht).” “Op de universiteit leven blanke en zwarte studenten met elkaar, al spelen de blanken rugby en de zwarten football (lacht). Maar daarbuiten blijft er wel een enorme kloof. De meeste blanken hebben een zwarte huisbediende bijvoorbeeld. En onder de zwarte bevolking heerst nog steeds veel armoede.” “Een van de meest beklijvende ervaringen was ongetwijfeld ons werk voor de Phelophepa-trein. Die trekt door het land om arme mensen – heel goedkoop – medische verzorging te bieden. Wij hebben meegewerkt toen de trein twee weken in Upington stond, de warmste stad van Zuid-Afrika. We gaven preventieworkshops in scholen, ziekenhuizen en ge-
vangenissen in de buurt: over alcohol en drugs, seksualiteit, … Daarnaast boden we counseling aan mensen die naar de trein kwamen voor hulp.” “We kregen daar te maken met heel zware problemen: depressies, geweld, alcoholmisbruik, aids … Maar de mensen klaagden zelden en waren blij hun verhaal te kunnen doen. Veel meer dan hen het probleem laten beschrijven en samen naar de opties kijken, konden we niet doen. Soms was het echt moeilijk om die mensen weer los te laten. Eén vrouw is me echt bijgebleven: ze was blind, had problemen met haar man en kinderen, en kwam naar de trein voor een hiv-test. Toen we haar voor het eerst zagen, weende ze van verdriet; nadien weende ze opnieuw, maar nu van dankbaarheid. Dat doet je echt iets. Ik heb hier ontzettend veel geleerd, als psycholoog maar ook als mens.” (ivh)
Studeren in Leuven 29 mei 2013
sp e ci al e bi jla ge | w w w. b ac he l orskul e u v e n . be
Aline Theuns
Eenzaamheid leidt (niet) naar Facebook?
Tine Van Calster en Kristien Verreydt te midden van een groepje ‘ouderen’.
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Iedereen onderzoeker! Onderzoek is niet alleen de basis voor universitair onderwijs, ook als student draag je bij tot de wetenschap. Met je masterproef, maar ook door onderzoek voor papers en wetenschappelijke ‘posters’. “Voortaan vul ik elke enquête in!” Ilse Frederickx & Ine Van Houdenhove / Foto’s Rob Stevens
Zeg nooit senior tegen een bejaarde!
‘bejaarde’ en ‘oudere’ als de jongere respondenten wel denken, maar daarentegen net meer beledigd als je hen ‘senioren’ noemt. Het idee dat 65-plus-zijn een eufemisme nodig heeft, is blijkbaar net beledigend. Goed bedoelde political correctness heeft dus het averechtse effect. Tine en Kristien hebben hun resultaten ondertussen voorgesteld op de faculteit en in augustus zullen ze dat nog eens doen tijdens een conferentie. Tine: “We hebben heel veel geleerd van dit onderzoekje. Als we ooit zelf in het onderzoek terechtkomen – waar elke student in de master taalkunde wel van droomt – dan zal deze ervaring zeker nuttig zijn.” Kristien: “Ik doe voortaan alvast veel sneller mee aan enquêtes voor papers of masterproeven. Ik weet nu hoe belangrijk dat kan zijn!” (ivh)
Bijleren over bijen Voor het vak ‘Begeleid Integrerend Groepswerk’ namen Mieke Nivelle, Liesbeth Schenkels, Victoria Springer en Karlijn Van Endert (derde bachelor bio-ingenieurswetenschappen) de oorzaak van de bijensterfte onder de loep. Een actueel onderwerp, want Europa besliste net om tijdelijk drie soorten pesticides te verbieden om bijen te beschermen. In de gangen van de Arenbergbibliotheek wrijven ze zenuwachtig in hun handen. Ze moeten de resultaten van hun groepswerk voorstellen op een
van het niet hebben van ‘affectueuze gevoelens’ of ‘romantische nabijheid’ – romantische eenzaamheid – of familieleden met wie je gevoelens kan delen – familiale eenzaamheid.” Om na te gaan of er ook een verschillend effect is op het gebruik van Facebook stelde ze een websurvey op. “Daarin ging ik na hoeveel minuten per dag de respondenten op Facebook zaten, hoeveel vrienden ze hadden en hoe intens hun gebruik was. In februari zette ik de survey op Facebook en één week later hadden 577 mensen de vragenlijst correct ingevuld, vrijwel posterbeurs – voor een jury. De vier jongedames weten ondertussen dat de Europese maatregel misschien niet zal volstaan: “De bijensterfte heeft verschillende oorzaken. De pesticiden die gebruikt worden om gewassen te beschermen en die ook in nectar en pollen terechtkomen, zijn één reden. Meestal doden die pesticiden de bijen niet, maar verandert het hun gedrag. Bijvoorbeeld, ze komen in de problemen om de weg naar de honingkast terug te vinden. Maar een andere belangrijke reden voor de bijensterfte is de varroamijt, die dodelijke virussen kan overdragen. Dat pro-
Victoria Springer, Liesbeth Schenkels, Karlijn Van Endert en Mieke Nivelle
in beeld
Leuven
Tine Van Calster en Kristien Verreydt (foto boven), studenten eerste master taalkunde, voerden voor het werkcollege ‘Taalvariëteiten en –varianten’ onderzoek naar de verschillende connotaties van een drietal termen voor 65-plussers. Tine: “We kozen bewust voor dit vak vanwege de praktische oefening. Na alle theorie vonden we het tijd voor wat praktijk (lacht).” Kristien: “We stuurden een enquête uit over hoe ouderen worden gepercipieerd in de maatschappij. Maar eigenlijk wilden we nagaan of de term die we gebruikten – oudere, bejaarde of senior – een effect had. Zo kan je de connotatie achterhalen die onbewust aan een term wordt toegekend.”
Tine: “We maakten drie versies van onze enquête, met stellingen als Het toenemend aantal X vormt een bedreiging voor de sociale zekerheid, met telkens een andere term op de plaats van X. Respondenten moesten aangeven in welke mate ze akkoord waren en daaruit konden we dan statistisch afleiden of een bepaalde term een negatievere connotatie heeft dan de andere. We peilden ook expliciet welke term mensen de meest politiek correcte vonden.” Zoals verwacht blijkt ‘bejaarden’ een negatievere bijklank te hebben dan ‘ouderen’ en ‘senioren’. Verrassend is wel dat jongere respondenten het beledigende karakter van ‘bejaarde’ en ‘oudere’ hoger inschatten dan oudere respondenten, maar dat ‘senioren’ best oké is volgens hen. De 55-plus-respondenten echter voelen zich niet zo beledigd door
Aline Theuns, masterstudente communicatiewetenschappen, was meteen enthousiast toen ze de lijst met masterproefonderwerpen zag. Ze koos voor ‘Het effect van eenzaamheid op Facebookgebruik’ en ging meteen aan het lezen. “Na een tijdje merkte ik dat het nodig was om een onderscheid te maken tussen sociale eenzaamheid – weinig of geen vrienden hebben – en emotionele eenzaamheid. Die is het gevolg
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Kruidtuin
Campusbibliotheek Arenberg
(© KU Leuven | Rob Stevens)
29 mei 2013
Studeren in Leuven 11
allemaal uit de leeftijdsgroep
18-25 jaar.” Vervolgens kwam het zwaarste werk: de resultaten analyseren. Aline: “Statistiek is niet mijn sterkste kant, dus dat was doorbijten. Er is weleens een crisismomentje geweest, waarbij ik dacht dat ik er nooit zou uit geraken. Ik heb heel veel gehad aan de assessor die me begeleidde.” De voornaamste bevinding uit Alines onderzoek is dat emotionele eenzaamheid leidt tot meer tijd besteden aan Facebook, en dat sociale eenzaamheid gelinkt is met minder Facebookvrienden en minder intens bezig zijn met Facebook. “Voor je tot zo’n conclusie komt, moet je dus heel wat werk verzetten. Dat kon ik me vooraf moeilijk voorstellen. Het is wel leuk om het resultaat hier nu voor me op tafel te zien liggen. Minder leuk is dat ik het ook nog moet gaan verdedigen (lacht). Ik heb er alleszins geweldig veel uit geleerd: informatie zoeken en samenvoegen, structureren … Het was ook een goede ervaring om te leren plannen. Ik wou per se in eerste zit klaar zijn. En dat is gelukt! (lacht)” (ivh)
“Wie wil hier nu niet studeren?” Met de examens in zicht zit het nieuwe leercentrum AGORA elke dag volledig vol met ijverig blokkende studenten. AGORA is nog maar een goede maand open en nu al meer dan een succes. Stamgasten Priscilla en Ruben leggen hun boeken even aan de kant om ons rond te leiden.
bleem is veel moeilijker aan te
pakken. En er is ook de factor van de klimaatsverandering en de voedselbeschikbaarheid voor bijen. In sommige regio’s zijn de landbouwgebieden zo groot en is de variatie aan pollen zo klein dat bijen daar verzwakken.” Op de poster worden de oorzaken netjes opgelijst. Maar er staan ook veel citaten op. “We hebben niet alleen de literatuur doorgenomen, maar ook imkerverenigingen gecontacteerd voor een enquête en mensen van instanties, zoals de Boerenbond en de overheid, geïnterviewd.” Dat was op zich een les: imkers worden momenteel overspoeld door vragen en konden niet altijd meewerken. De geïnterviewden stelden dan weer zeer op prijs dat ze later de paper die de groep ook schreef, toegestuurd kregen. Het groepswerk was intensief: “Dit semester kwamen we minstens één keer per week samen. Onder toezicht van vier begeleiders met elk hun eigen specialiteit.” Maar het harde werk loont. De groep doorstaat met verve het spervuur van vragen van de jury. Die punten komen wel goed. (if)
De Oude Markt Het stadspark
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Priscilla Bos: “AGORA verdient een plaats in het dankwoord van mijn masterproef.” (© KU Leuven | RS)
Sarah Somers “Je hebt hier verschillende soorten ruimtes tot je beschikking”, zegt Priscilla Bos, masterstudent in de communicatiewetenschappen. “In de stille zones kan je blokken. Je kan lokalen reserveren voor groepswerken. En er is ook een sociale ruimte, waar je kan pauzeren met een broodje of een koffie. Iedereen vindt hier wel z’n plekje.” Studenten brengen hun eigen laptop mee naar AGORA en kunnen er gebruikmaken van de nieuwste technologische snuf-
jes: touchscreens, een touchtable, videoconferentie, een time-outzone met videomuur en een montageruimte. “We hebben hier al een keer een groepswerk gemaakt. Het is wel handig dat je dan gebruik kan maken van die technologie”, zegt Ruben Lasuy, masterstudent handelsingenieur in de beleidsinformatica. “Maar de examens staan voor de deur, dus nu kom ik vooral om te studeren. Vorige week ben ik hier elke dag geweest.” Priscilla: “Ik heb de voorbije maanden vooral in de stille ruimte doorgebracht om mijn masterproef te schrijven. Eigenlijk verdient AGORA zelfs een plaats in het dankwoord van mijn masterproef, want het is hier héél fijn werken!”
aangenaam stil. Studenten lopen op de tippen van hun tenen om hun lotgenoten niet te storen. “Op kot of thuis is er teveel afleiding”, zegt Ruben. “Hier is het rustig en er is sociale controle. Ideaal als je goed wil doorleren.” Priscilla: “Vroeger ging ik vaak in de bib studeren, maar daar lopen mensen binnen en buiten en er wordt gepraat. Hier is het aangenaam stil. Als je die stilte even beu bent, kan je naar de ontspanningsruimte. Daar neem ik samen met een vriendin pauze.” Ruben: “In de bib zitten ook vaak alleen studenten van de bijhorende faculteit. Priscilla en ik zouden elkaar normaal niet snel ontmoeten, maar hier in AGORA vind je een leuke mix van studenten uit alle richtingen.”
Leuke mix
Studeertuin
Normaal is het gezellig druk in AGORA, met in de ene hoek een groepje studenten rond een touchscreen en in een andere een pittige discussie over een pas gevolgde les. Maar met de blok en examens in aantocht is het overal
Het nieuwe leercentrum populair noemen zou een understatement zijn. De 500 plaatsen zitten bijna elke dag vol. Ruben: “Ik spreek met een paar vrienden af om naar AGORA te komen. ’s Morgens om 8 uur staan we
De RC-bar onder Alma 3 tijdens ‘proffentap’
Ruben Lasuy: “Hier is het rustig en er is sociale controle. Ideaal als je goed wil doorleren.” (© KU Leuven | RS)
al aan de poort omdat we zeker plaats willen hebben.” “Iedereen wil hier studeren”, bevestigt Priscilla. “De eerste keer dat ik hier was, op een zondag om vijf uur in de namiddag, zat het hier volledig vol. Stel je dat voor! Maar ik snap het wel. De dynamiek hier zet echt aan tot studeren.” “Nog een leuk detail: er is een studeertuin. Als de zon even schijnt, is het heel aangenaam om daar even te werken. Nu alleen hopen op beter weer!” www.kuleuven.be/agora
(© KU Leuven | Rob Stevens)
12 Studeren in Leuven
campuskrant
“België is me sowieso te klein” Het stamcafé thuis missen is een gevoel dat hen compleet vreemd is. Oud-studenten van de KU Leuven die in het buitenland werken, spreken allemaal over een kriebel die hen niet meer loslaat. “Samenwerken en -leven met mensen op duizenden kilometers hiervandaan geeft me het soort relativering dat ik zoek.” Katrien Steyaert Severine Caluwaerts (36) – gynaecologe aan het Tropisch Instituut in Antwerpen en voor Artsen Zonder Grenzen
“Ik heb honderden verhalen” “‘Zestig jaar geleden zou je een nonnetje in Congo geweest zijn’. Dat zei een vriend onlangs tegen mij en hij heeft een punt. Ik ben niet religieus in de klassieke zin, maar wel gebeten door mensen helpen. In veel landen is een veilige bevalling niet vanzelfsprekend, terwijl ik vind dat iedereen daar recht op heeft. Daar mee voor vechten is een voorrecht.” “Als student heb ik stage gelopen in Chili en een specialisatiejaar gedaan in Zuid-Afrika. Sinds 2008 werk ik drie maanden per
Severine Caluwaerts in Sierra Leone
Dieter Vanonckelen (28) – sinoloog en ondernemer in China
“Dit is een zot land” “Tijdens een uitwisselingsjaar in Ecuador na de middelbare school ontstond mijn fascinatie voor andere culturen. Zonder duidelijke aanleiding schoot China en sinologie door mijn hoofd, en ik ben erin gesprongen. Ik heb er nog geen spijt van gehad.” “Na mijn tweede bachelor ging ik op uitwisseling naar Dalian in het noordoosten van China en liftte met mijn buddy Michel door heel het land. De eindhalte, Chengdu in het zuidwesten, beviel me meteen. Deze megastad is gekend voor het goede leven, thee
drinken en rustig mahjiong spelen, en sinds vier jaar woon, werk en onderneem ik hier.” “België is me sowieso te klein. Terwijl er eindeloos gediscussieerd wordt over de Lange Wapper bouwen ze hier in een jaartje een verdieping van zes rijvakken bovenop de ring, en dat over 28 kilometer. Ik vind dat impressionant en enorm belangrijk voor de toekomst. Overal in China is dat soort infrastructure development gaande. De dingen leven hier veel meer dan in België en er zijn meer kansen.”
Dieter Vanonckelen voor een Chinese tempel
Waterballonnengevecht op het Ladeuzeplein
“Zonder veel startkapitaal ben ik hier in Chengdu begonnen met Litchi Mind, een social networking platform dat via allerlei activiteiten de internationale gemeenschap wil linken aan de welstellende Chinezen. Ik brouw hier mijn eigen Chengdu Beer, ben verantwoordelijk voor het populairste magazine van de stad en opende zopas een specialized beer bar, The Beer Nest.” “Ik ben dagelijks met tien verschillende dingen bezig en vind dat geweldig. Het is wel niet altijd gemakkelijk. Ik werk al jaren voor een zeer bescheiden loon, maar als jonge ondernemer moet je jezelf de tijd geven om ervaring op te doen en te investeren. Voor mij werpt dat nu zijn vruchten af.” “Als entrepreneur volg je best je hart, moet je doen wat je graag doet en je trachten te verdiepen in de lokale cultuur. Na acht jaar in China ken ik die nu vrij goed. Ik geef vaak culturele awarenesstrainingen, bijvoorbeeld aan universiteiten of expatfamilies, en krijg goede feedback.” “Hoe langer ik hier werk, hoe meer ik aan China gebonden ben. Dit is gewoon een zot land. De dingen die je hier om de hoek kunt zien, zijn soms mindblowing. De mentaliteit is hier echt hard, zeker voor de arme Chinezen, maar dit land blijft me nog elke dag verbazen.”
Terrasjes op het Hogeschoolplein
jaar voor Artsen Zonder Grenzen en doe ik waarvoor ik geneeskunde ben beginnen studeren: echt zieke mensen helpen. In Sierra Leone zagen we mensen uit een derde van het land, want ze konden nergens anders naartoe. Dat geeft veel voldoening, maar er speelt ook nieuwsgierigheid mee. Welke taal spreken ze in Congo? Wat eten ze in Afghanistan als ontbijt? Dat wilde ik weten. Je doet deze job ook voor jezelf, anders hou je het niet vol.” “Werken in oorlogsgebied en
met weinig materiaal is soms moeilijk, maar ik kan altijd terug naar huis. Voor de plaatselijke dokters is het engagement veel groter en daarom begrijp ik perfect dat we in Afghanistan zo weinig dokters en gynaecologen vinden.” “Tijdens mijn laatste verblijf heb ik wel een jonge gynaecologe opgeleid, die samen met mij haar eerste keizersnede heeft gedaan. Ik moet eigenlijk dringend teruggaan om te zien hoe goed mijn poulain het doet. Ik ben ook echt blij dat ik weer naar Pakistan vertrek volgende week. Raar hé? Het zijn niet meteen de ideale vakantiebestemmingen, maar het is iets dat me niet meer loslaat.”
Tobias Leysen (29) – burgerlijk ingenieur en werfleider bij Jan De Nul Group
“Ik blend graag in” “Iets achterlaten, dat wilde ik. Als je meewerkt aan tunnels of grote waterprojecten kun je dat, veel meer dan wanneer je bijvoorbeeld woningen bouwt. Daarom heb ik tijdens mijn studies burgerlijk ingenieur gekozen voor de optie ‘civiele techniek’ en was ik heel blij toen ik een boeiende job vond bij Jan De Nul Group, wereldleider in baggerwerken. Ik zorg voor de opvolging en aansturing van werken ter plaatse. Qua omvang en verantwoordelijkheid zijn die projecten in niets te verge-
lijken met die in België.” “Ik heb al in El Salvador, Mexico, Engeland en Nederland gezeten, en dat past perfect bij de drang die ik altijd gehad heb om in het buitenland te werken. Tijdens mijn studies heb ik alle mogelijkheden op dat vlak proberen te benutten. Ik volgde een keuzevak in Parijs en schreef me in voor vakantiecursussen in heel Europa, via de Board of European Students of Technology. Het contact met andere mensen vond ik zeer verrijkend. Ik had het ook van thuis meegekregen:
Tobias Leysen onderweg naar het baggerschip in Cutuco, El Salvador
Het binnenplein van Museum M tijdens het M-idzomer-festival
(© KU Leuven | Rob Stevens)
29 mei 2013
Studeren in Leuven 13
Kiezen, met je hart, je buik én je verstand “Ik heb honderden verhalen. Na een keizersnede op mijn verjaardag heeft een Burundese vrouw haar zoontje naar mij genoemd. In Pakistan hebben we een meisje ter wereld gebracht dat twee dagen later is geboren dan haar tweelingbroer, omdat de moeder niet eerder in het ziekenhuis was geraakt. A gift from God. Zulke ervaringen en emoties maak je niet mee in België, en daarom blijf ik teruggaan.” “De wereld is voor mij heel dichtbij. Bij een bomaanslag in Pakistan vraag ik me meteen af of mijn collega’s daar veilig zijn. Dat is nog wat anders dan valiezen die een paar dagen blijven staan op Zaventem …”
trek de wereld in, verruim je blik. Het stamcafé missen, dat gevoel ken ik niet. Integendeel.” “Pas op: ik ontdek de wereld niet als toerist. Ik beleef avonturen, maar het blijft wel werken. Ik word er telkens twee maanden op uitgestuurd en in 80 procent van de gevallen werk ik zeven op zeven. Maar doordat je elke avond met lokaal personeel eet en dag in dag uit samenwerkt, kan ik de cultuur minstens even goed proeven. Het is net die combinatie van werken en leven die me een breder referentiekader geeft en veel boeiende momenten oplevert.” “Ik blend graag in. Ik neem de lokale standaarden over wat betreft eten, kledij en middelen. Ik zou de rijke expat kunnen uithangen, maar dat doe ik bewust niet. In El Salvador hadden we als staf een huis dat voor de omgeving getuigde van welstand, maar er was geen warm water en de kakkerlakken kropen er over de vloer. Dat doet je twee keer nadenken voor je in België nog eens gaat klagen, en geeft me het soort relativering dat ik zoek.” “Deze job vraagt wel veel van je relatie en vriendschappen, maar weg zijn motiveert ook extra om ervan te genieten als ik er wel ben. Ik denk dat ik nog maar moeilijk aangepast zou raken aan een fulltime job in België. Eens deze kriebel je te pakken heeft, geraak je er nog maar moeilijk van af.”
Ontspannen aan het Pauscollege
Arabistiek of architectuur? Geneeskunde of verpleegkunde? Biologie of economie? Voor wie de knoop nog niet heeft doorgehakt, gingen wij tips vragen aan een expert. “De finale beslissing is altijd een beetje een risico durven nemen.” Ine Van Houdenhove Marc Ophalvens is als psycholoog verbonden aan de Studentendienst van de HUB en adviseert het hele jaar door studenten die een studiekeuze moeten maken, of zich willen heroriënteren. “Zelf wist ik al van kindsbeen af dat ik psycholoog wilde worden, net zoals mijn vader. Ik heb me dus helemaal niet geïnformeerd over andere opleidingen. Dat kan goed uitdraaien – ik heb me mijn keuze nog geen moment beklaagd – maar ik zou het toch niemand aanraden (lacht).” “Zeker in het complexe onderwijslandschap van vandaag kan je maar beter goed uitzoeken welke mogelijkheden er zoal zijn. We raden ook aan om daar op tijd actief mee te beginnen: bij het begin van het vijfde middelbaar. Eigenlijk is het goed om zelfs nog vroeger af en toe stil te staan bij wat je interesseert en waar je naartoe wil. Uit onderzoek blijkt trouwens dat hoe vroeger je met de studiekeuze begint, hoe beter je je erbij voelt en hoe meer je je ervoor inzet. Maar natuurlijk zijn er ook op dit moment nog veel achttienjarigen onbeslist.”
Eerst breed, dan diep Volgens Marc Ophalvens verloopt het studiekeuzeproces idealiter volgens een bepaald patroon: “Eerst ga je je heel breed oriënteren en zoveel mogelijk informatie verzamelen: je gaat naar SID-in’s en infodagen, neemt brochures door … Dat
is hoofdzakelijk een rationeel, cognitief proces. Ook over jezelf nadenken maakt daar deel van uit: wat doe ik graag, wat kan ik goed, wat vind ik belangrijk?” “Vervolgens ga je versmallen tot pakweg een drietal mogelijkheden. Ook de intuïtie gaat dan meespelen: je voelt ‘dit zou het kunnen worden’. En ten slotte ga je je keuze consolideren door meer in de diepte te kijken: welke vakken krijg je daar en zie je dat zitten? Naar openlesweken gaan kan daarbij helpen, je kan dan al eens proeven. Zie je jezelf later in dat domein werken? Of je je daarbij mede laat leiden door overwegingen als de werkzekerheid en status die een opleiding biedt, is een heel persoonlijke keuze. Zolang je maar rekening blijft houden met je
Na het maken van de juiste keuze begint het trouwens pas, aldus Marc Ophalvens. “Vaak gaan studenten ervan uit dat goesting om te studeren als vanzelf voortvloeit uit een goede studiekeuze. Maar dat is niet zo. Beginnen met studeren is altijd moeilijk en vaak ben je daarvoor vooraf niet in de mood. Ik noem dat ‘de Goesting verschrikkelijkheid van het moWat raadt hij studenten aan die ment’. Je daar bewust van zijn en niet kunnen kiezen tussen twee gewoon durven beginnen, luidt opties, of die zich aangetrokken mijn advies in dat geval.” voelen door een opleiding die mogelijk te zwaar is? “Ik help Meer info: ze hun intuïtie aan te scherpen, www.kuleuven.be/studieadvies bijvoorbeeld door hen te vragen publicatie ‘Kiezen voor Leuven’, zich in te beelden hoe groot hun gratis te bestellen via www.bagevoel van spijt zou zijn als ze chelorskuleuven.be/publicaties toch voor de andere optie zou Bachelorbeurs op 7 september: kiezen. Dat helpt vaak om een www.kuleuven.be/ bachelorbeurs keuze te durven maken.”
capaciteiten, je competenties en je interesses. En vergeet niet dat de conjunctuur snel kan veranderen, waardoor perspectieven kunnen wijzigen. De finale beslissing is altijd een beetje een risico durven nemen. Daar mag het buikgevoel zeker een rol spelen.”
Bachelorbeurs. Zaterdag 7 september 2013. www.kuleuven.be/bachelorbeurs Ontdek jezelf. Begin bij de wereld.
Basketten in de Parkstraat
Rugby aan het Sportkot
(© KU Leuven | Rob Stevens)
14 Leven in Leuven
campuskrant
student burgerlijk ingenieur, skeelerfenomeen en schaatstalent
Bart Swings Hij is burgerlijk ingenieur in opleiding, zevenvoudig wereldkampioen skeeleren en sinds zijn bronzen medaille op het WK vorig jaar ’s lands nieuwe schaatshoop in winterse dagen: Bart Swings. “Ik heb van jongsaf moeten vechten voor mijn plaats, en dat is mijn voordeel geweest.”
“Hoe zwaarder, hoe liever” Katrien Steyaert Gebalde vuisten. Pruillip. Dobbelstenen die door de lucht vliegen en kamerdeuren die dicht gesmakt worden. Ruim tien jaar geleden waren het wellicht geen ongewone taferelen ten huize Swings, want kleine Bart – nu 22 – kon niet tegen zijn verlies. “Ondertussen kan ik ermee om”, glimlacht hij. “Ik wil nog altijd alles winnen, maar dat is een positieve drijfkracht geworden. Als ik nu een wedstrijd verlies, train ik de dag erop dubbel zo hard om de volgende keer zeker wel te winnen.” De ambitie heeft hem niet onsympathiek gemaakt, integendeel. Hij blijft ook opvallend bescheiden over zijn nochtans indrukwekkende palmares. Bij de junioren was hij al zo goed als onklopbaar in het skeeleren – vandaar wellicht zijn bijnaam ‘The Flash’. Sinds 2009 werd hij elk jaar meervoudig wereldkampioen bij de senioren. Midden mei won hij nog alles wat er te winnen viel op het BK op de piste, op de weg en de marathon. Toen hij zich in 2010 ook op schaatsen toelegde, werd hij bijna meteen Belgisch kampioen allround en plaatste hij zich voor het EK. Nu, drie jaar later, is hij een potentiele wereldkampioen op de 1.500 meter en haalt hij zowaar brons op het WK allround. “Ik heb mezelf het meest verbaasd op het WK skeeleren in China in 2009. Het was mijn eerste WK-wedstrijd bij de senioren en ik haalde goud. Op de puntenkoers dan nog, de wedstrijd die ik het liefste rijd omdat die zo lastig is dat meestal de sterkste wint. Hoe zwaarder, hoe liever voor mij. In de puntenkoers spurten we om de andere ronde en dus moet je snel kunnen recupereren. Ik denk dat dat één van mijn sterke punten is, naast een groot uithoudingsvermogen. Voor het schaatsen heb ik mijn bovenbenen moeten versterken, maar het is niet mijn ambitie om die enorme schaatsbenen van de toppers te kweken. Doordat ik minder spiermassa heb, verzuur ik minder snel en kan ik langer een hoge snelheid aanhouden.” Van elk nadeel een voordeel maken: Swings kan het als de beste. “Bij de jeugd was ik nooit super-
goed, ik haalde amper het podium op BK’s. Ik was iets kleiner dan de rest en moest echt vechten voor mijn plaats. Uiteindelijk is dat mijn voordeel geworden, want toen ik ouder was, werd ik Europees kampioen en klopte ik de mannen die daarvoor misschien iets te gemakkelijk hadden gewonnen.”
Zestig per uur “Skeeleren ging altijd vrij vanzelf. Pas bij de senioren ben ik meer op mijn techniek gaan letten, en dat heeft me ook geholpen om zo snel de overgang van skeeleren naar schaatsen te maken. Ik kan me heel goed inbeelden hoe ik aan het schaatsen ben en kan snel bewegingen opnemen. Als Bart (Veldkamp, de laatste Belg die een Olympische schaatsmedaille won en Swings’ coach voor techniek – red.) zegt dat ik mijn positie moet aanpassen, zit dat twee ronden later al goed.” Veldkamp zei onlangs dat Swings “je de kop eraf zou bijten”. Om maar te zeggen: zijn poulain ziet er misschien bedaard uit, lef heeft hij genoeg. “Ik ben inderdaad niet snel geïntimideerd, maar ik hou niet van heel veel
pische medaille – maar het blijft het ultieme in de sport.” De Winterspelen van 2014 in Sotsji (Rusland) worden zijn eerste kans. “Omdat ik vorig jaar tijdens de wereldbeker al vijfde op de tien kilometer en zesde op de vijf kilometer was, hoop ik het natuurlijk even goed te doen. Het echte doel blijft 2018, Zuid-Korea. Tegen dan wil ik meer zijn dan de outsider, en wil ik bij de drie, vier mannen zijn die strijden om de medailles.” Swings mag dan wel rustig klinken, hij start nooit zonder zenuwen, zelfs in de kleinste wedstrijd. “Maar zodra het startschot gegeven is, denk ik aan niets anders dan aan wat ik moet doen, en dat geeft me rust. Op het ijs kan het heel zwaar zijn omdat je tegen de tijd schaatst en elke keer je grenzen moet opzoeken, maar ik kan altijd terugvallen op mijn wilskracht om te winnen. Als ik dat dan bereik, geeft me dat extra zelfvertrouwen.”
Skeelervriendin Een groot deel van het werk is trainen en goed plannen, zeker omdat hij zijn sport succesvol combineert met zijn studie burgerlijk
“Als ik eens een slecht moment heb in de sport, kan ik me op mijn studie focussen. Dat helpt.” risico’s. Zonder te kijken, kop in kas, een scherpe bocht aansnijden: dat heb ik nooit gedaan. In de sprint haal ik tot zestig kilometer per uur, maar ik heb dat altijd onder controle.” “Skeeleren vind ik nog altijd het leukst. Ook als ik niet zou winnen, zou ik het blijven doen, denk ik. Maar als ik echt moest kiezen, zou ik voor schaatsen gaan omdat ik een Olympische droom heb. Ik ga me niet blindstaren op de Spelen – Sven Kramer (Nederlands topschaatser – red.) heeft enorme prestaties geleverd, maar won nog maar één gouden Olym-
ingenieur. Hij zit in zijn derde bachelor, optie werktuigkunde en elektrotechniek. “Ik heb altijd geweten dat ik dat wilde doen, ook omdat mijn vader, broer en zus zijn afgestudeerd als burgerlijk ingenieur. Het is een moeilijke studie, ja, maar ze is ook heel uitdagend en interessant. Vorig jaar kregen we fluïdummechanica, waardoor ik onder andere leerde wat de wetenschap is achter de aerodynamica van mijn schaatspakken. Ik wil graag weten hoe de dingen in elkaar zitten, en als ik iets goed begrijp, geniet ik er ook van om het te studeren.”
(© KU Leuven | Rob Stevens)
“Dankzij mijn topsportstatuut mag ik lessen inhalen of examens uitstellen, maar van die opties heb ik nog niet veel gebruikgemaakt. Tot nu toe loopt het vlot, en vind ik het ook handig dat ik beide kan doen. Als ik eens een slecht moment heb, in de studie of de sport, kan ik me ergens anders op focussen. Dat helpt. Zo voel ik de druk van de Olympische Spelen, maar door te studeren besef ik dat het uiteindelijk máár sport is. In de aanloop naar Sotsji ga ik wel iets minder studeren. Ik ga nog één vak doen omdat ik bezig wil blijven, maar de focus ligt toch op de Spelen.” “Het enige nadeel vind ik dat ik zo weinig in België ben, nauwelijks in de les zit en dus weinig medestudenten ken. Een aantal zijn wel goede vrienden geworden, en op het einde van het seizoen gaan we wel eens samen weg. Ik mis dat niet, want ik ben niet echt iemand die elke week wil uitgaan, en mijn doel blijft om iets te bereiken in de sport. Daar geef ik met plezier dingen voor op. Als ik al eens thuis ben, ben ik trouwens liever bij mijn vriendin.” Hanne Wouters skeelert en studeert ook. “Zij begrijpt het heel goed als ik moet gaan trainen, zelfs al is dat in die ene week per maand dat ik in de winter thuis ben. Gelukkig gaat ze in de zomer mee op trainingskampen en naar wedstrijden.” Wint ze ook zo vaak? “Nee, en dat vindt ze soms moeilijk, maar ze is ook echt goed, hoor. Een podiumplaats op een EK moet haalbaar zijn.”
Netsky Swings is goed omringd, met oudere broer Maarten, Ferre Spruyt en trainer Jelle Spruyt als vaste trainings- en wedstrijdmakkers. “Zeker in de marathon kan ik niet zonder de ploeg. Het is zoals in het wielrennen met helpers en
kopmannen. Zo heb ik ook mijn werkers, en als ik zie dat ze in een ontsnapping zitten, hoop ik altijd dat ze gaan winnen. Ze hebben al zo veel voor mij gedaan.” Het enige dat deze jongens missen, zijn meer middelen. “Voor het skeeleren heb ik een goede sponsor en voor het schaatsen krijg ik steun van Bloso en het BOIC. We mogen zeker niet klagen, maar we lopen toch ver achter op bijvoorbeeld Nederland. De grote jongens daar verdienen bijna 100.000 euro per jaar terwijl wij soms moeten besparen op essentiële dingen, zoals de aanwezigheid van onze kinesist of technische trainer. Maar dan denk ik: op het moment dat ik fysiek niet meer kan verbeteren kan een financieel duwtje nog het verschil maken. Dat is leuk om in het achterhoofd te houden.” “Skeeleren zou wel wat meer aandacht mogen krijgen, dus ik zou graag een soort ambassadeur zijn. Ik hoop vooral dat het een Olympische sport wordt. Er is sprake van, voor 2020. Tegen dan ben ik 29, dat valt nog heel goed mee. Zolang ik plezier beleef aan mijn sporten, zal ik ze blijven doen. Ik moet ook wel, want ik eet te veel en zou dik worden”, lacht hij. Met vijf tot zes uur training per dag is dat risico nu onbestaande. “Op de fiets luister ik meestal naar Netsky. Als de beat op het juiste moment komt, kan ik toch net iets meer. Maar soms ben ik ook lui, hoor. Dan kijk ik naar de Giro, of series zoals Suits en The Following. Na twee dagen kan ik er wel al niet meer van genieten, want dan voel ik dat ik achter zit op schema. Als ik aan de slag ga als ingenieur zal ik ook niet kunnen stilzitten achter een computer. Maar ik ben er zeker van dat ik een ingenieurscarrière zal opbouwen, en het zal met even veel gedrevenheid zijn als nu.”
29 mei 2013
Studenten 15
Verguisd en verslonden Studenten belichten fotoroman
Van flutverhaaltjes op goedkoop papier tot kunstzinnige experimenten: wie dezer dagen de Expozaal van de Centrale Bibliotheek binnenloopt, wordt meegesleept door de wereld van de fotoroman. Ine Van Houdenhove De tentoonstelling is het werk van studenten in de master culturele studies. Jonas Mulle: “Voor het vak ‘cultural policy’ moesten we zelf een project realiseren. Professor Baetens bracht ons met zijn uitgebreide verzameling fotoromans op het spoor.” Femke Soetaert: “We hadden vooraf geen idee van wat er allemaal bij zo’n project komt kijken: subsidies aanvragen, de ruimte regelen en, o ja, dan ook nog voor inhoud zorgen. We hebben heel veel materiaal bekeken, teksten geschreven in drie talen, een interview afgenomen en opgenomen, de scenografie uitgedacht tot en met de vitrines schoongemaakt.” Merel Steynen: “We hadden gerust nog vier man kunnen gebruiken. Het is heel zwaar geweest, al de rest hebben we een beetje verwaarloosd. Op een avond had ik zelfs geen trein meer naar huis. Wat wel speciaal was: we kregen een sleutel van de bib zodat we altijd in de Expozaal binnenkonden – een keer hebben we zo wel het alarm doen afgaan.” Femke: “De reacties van bezoekers zijn alvast heel positief, mensen vinden het een zeer professionele expo – terwijl wij ons toch vaak zeer amateuristisch gevoeld hebben (lacht). Er ging geregeld iets mis – zo vielen de letters van de opschriften eens
“Verpakt in escapistisch melodrama komen maatschappelijke problemen aan bod.” naar beneden. We weten nu dat dat normaal is en dat zulke probleempjes opgelost geraken, maar toen het gebeurde waren we volledig in paniek.” Merel: “Vooraf hadden we eigenlijk nog nooit gehoord van de fotoroman; nu merken we ze opeens overal op: in de krantenwinkel, Het gat van de wereld in Humo … – het genre is nog springlevend. Sandrine Pujar, die ook in ons groepje zat, is alvast echt gepassioneerd geraakt, ik zie haar er ooit zelf één maken.” ‘De fotoroman in alle staten’, nog tot 31 juli in de Expozaal van de Centrale Bibliotheek, Ladeuzeplein 21, Leuven http://bib.kuleuven.be/ub/ubcultureel/tentoonstelling-defotoroman-in-alle-staten https://www.facebook.com/ De.fotoroman.in.alle.staten
Vlnr: professor Jan Baetens, Jonas Mulle, Merel Steynen, Sandrine Pujar en Femke Soetaert (© KU Leuven | Rob Stevens)
Perfecte weerspiegeling van maatschappij Professor Jan Baetens: “Als kind las ik de fotoromans in de damesbladen van mijn moeder – Madame Bovary bijvoorbeeld – en toen ik in de jaren 80 Marie-Françoise Plissart leerde kennen, een fotografe die heel geslaagde fotoromans maakte, was dat het begin van een blijvende fascinatie. Ik ga geregeld op schattenjacht, op eBay of op rommelmarkten. Intussen heb ik bijna vijfhonderd exemplaren, van ordinaire blaadjes tot prachtige kunstboeken. Want dat is het fascinerende er-
aan: het is een zeer divers genre en een perfecte weerspiegeling van een veranderende cultuur en maatschappij.” De allereerste fotoroman verscheen in 1947, in Italië. Baetens: “De volgende twee decennia groeide het fenomeen uit tot een massamedium, vreemd genoeg vooral in Latijnse landen. Lezers konden via briefwisseling mee het verloop van het verhaal bepalen, er werden audities georganiseerd in damesbladen ... Weldenkende intellectuelen keken uiteraard neer op het genre – men noemde het een strip voor auteurs die niet konden tekenen – maar zeker die oude fotoromans hebben absoluut artistieke waarde met vaak een inventieve lay-out. En ver-
Onze fotograaf Rob Stevens richt zijn lens op de mens achter de actualiteit aan de universiteit, en vuurt vrank en vrij vragen af. Als wij, op zoek naar leuke koten, een bericht ontvangen dat zegt: ‘Schip Ahoy Piraten, ik ben Laurens en ik zit op kot op een boot in de Leuvense Vaartkom’, dan willen we ons op een mooie meidag nog wel eens tussen de hoosbuien richting waterkant begeven. Kapitein ter plekke is Laurens De Haen, eerstejaarsstudent pol & soc. “Mijn ouders wilden investeren in een studio in Leuven, maar vonden niet meteen iets geschikts. Toen stootten we toevallig op deze boot, de Quidam. Mijn vader was niet echt enthousiast, maar ik heb hem kunnen overtuigen, en sindsdien drijf ik dus in de Vaartkom.” “Ik heb hier alles op een paar vierkante meter: living, keuken, slaapkamer en zelfs een badkamer met ligbad. Varen doe ik voorlopig niet, hoewel de boot net geen 15 meter haalt, en je dus zonder vaarbewijs
mag rondtoeren. Je hebt alleen een marifoon-attest nodig, zodat je met de sluiswachters kunt communiceren.” “Je mag hier wel verblijven, maar niet administratief wonen. Dat is soms wat lastig. Mijn internet installeren ging bijvoorbeeld niet vanzelf, aangezien ik geen huisnummer heb. Maar het is toch allemaal in orde gekomen. De Jachthaven is ook niet echt enthousiast over het fenomeen ‘studentenkot op boot’, maar ik denk niet dat het een overrompeling zal worden, er is maar één andere student hier.” “Mijn vrienden vinden het wel cool ja, dat ik op een boot leef, al pak ik er niet echt mee uit. Maar het is een leuke plaats voor feestjes in de zomer. Bij beter weer kom je maar eens met een flesje wijn op terrasbezoek.” Waarvan akte.
pakt in escapistisch melodrama komen wel degelijk maatschappelijke problemen aan bod.” In de jaren 70 werd het genre ontdekt door avant-gardistische kunstenaars en experimentele fotografen. “Sol LeWitt heeft een fotoroman gemaakt met polaroids.” Te bekijken op de tentoonstelling uiteraard. “Ik heb de studenten de sleutel van de kast met mijn collectie gegeven en ze in contact gebracht met een paar mensen. Verder hebben ze het helemaal alleen gedaan. Onlangs was er een professionele tentoonstelling over de fotoroman in Straatsburg, maar in alle eerlijkheid en bescheidenheid: ik vind dat onze studenten het beter hebben gedaan.”
Uitgelicht
16 Portret
campuskrant
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Het emeritusexamen
assyrioloog
Karel Van Lerberghe Leuven of Leiden?
(© KU Leuven | Rob Stevens)
“Wat me naar de assyriologie dreef, weet ik eigenlijk niet meer. Het lag voor mij in elk geval voor de hand. In Leuven had je toen, begin jaren 70, alleen licenties. In Gent kon je het vanaf het eerste jaar studeren. Ik heb daar toen ook mijn vrouw leren kennen. Zij deed de richting kunst, ik taalkunde. Na mijn licentie ben ik naar Leiden gegaan, maar ik heb wel in Gent gedoctoreerd, bij de latere rector Leon De Meyer, met een studie over spijkerschrifttabletten uit Irak.” “Leuven kende ik nauwelijks, tot ik in 1978 aan de slag kon bij professor Lipinski, in zijn project over State and Temple Economy in
Ingenieur
Jean Berlamont Gent of Leuven? “Ik heb me aan de universiteit van Gent ingeschreven voor burgerlijk ingenieur elektronica, maar na een week of drie begreep ik al dat dat toch niet mijn ideaal was. Ik ben dan overgestapt naar bouwkunde, met specialisatie in de hydraulica. Daarin bestudeer je alles wat vloeit, in gesloten systemen, zoals waterleidingen, of open systemen, zoals rivieren, riolen, de kustproblematiek enzovoort.” “Onderzoek in de hydraulica bestond in die tijd, midden jaren 70, alleen in Gent. Ik had mijn doctoraat bijna klaar toen er in Leuven een vacature kwam. Eigenlijk was doctoreren voor een ingenieur toen vrij ongebruikelijk. Je had het ook niet echt nodig, zelfs niet als je aan de unief wilde blij-
the Ancient Near East. Leuven en Leiden waren toen niet te vergelijken. Leiden was veel saaier. Cafés had je er nauwelijks. Het sociale leven speelde zich af in de disputen en de sociëteiten, en je werkte er van negen tot vijf – wat wel goed was om de strengfilologische stiel te leren. Leuven was veel losser.”
Archeoloog of filoloog? “Mijn eerste opgraving was in Petra in Jordanië. Later ben ik me meer op Irak gaan richten, en nu op Syrië. Archeologisch werk heeft zijn eigen charme, maar ik zou me toch veel meer filoloog of epigrafist noemen. Het is er mij vooral om te doen de teksten te begrijpen, en ze uit te geven. De kleitabletten die ik bestudeer, zijn vooral juridischadministratief van aard. Dat lijkt saai – zoveel graan verkocht, dat genre – maar het biedt je wel een duidelijk zicht op de chronologie van je studiegebied, de betrekkingen met andere regio’s, de aard van het dagelijks leven, de ontwikkeling van het klimaat enzovoort. Ik heb ook veel baat gevonden bij de samenwerking met niet-archeologen: biologen, ingenieurs enzovoort. Heel verrijkend, en erg productief.” “De opgravingen, vaak maanden aan een stuk, heb ik altijd samen met mijn vrouw gedaan. Dat zie je vaak bij de collega’s. Het werk is zo intensief dat samenwerken de enige manier is om het te com-
ven. In Gent had op dat moment geen enkele van onze proffen een doctoraat. Hoe dan ook, ik kreeg in Leuven de gelegenheid om een heel nieuw onderzoeksdomein uit te bouwen, en dat was uiteraard enorm boeiend. Eenvoudig was het zeker niet, want structureel onderzoeksgeld was moeilijk te vinden, en je moest er dus telkens weer naar op zoek gaan.”
Fundament of sediment? “In de jaren 80 ging dat vrij vlot voor onderzoek naar rioleringen. Regels waren er nauwelijks, degelijke software evenmin. Aan die regels hebben we meegewerkt, en de modelleringssoftware hebben we hier in Leuven geschreven. Er is wel veel verbeterd, maar er is nog altijd te weinig riolering in Vlaanderen. Tegenwoordig is het onderhoud een stevige klus voor ingenieurs, en natuurlijk ook de evolutie naar systemen waarbij regen- en afvalwater van elkaar gescheiden worden.” “Een tweede onderzoeksdomein waar ik veel energie aan besteed heb, is dat van de sediment- en vooral slibmechanica, in het bijzonder van zeeslib. Dat gedraagt zich soms als vaste stof, soms als vloeistof, en levert dus eigen problemen op. Het doel was een systeem uit te werken waardoor slib zich niet meer vast zou zetten. Dat heeft groot belang voor zeesluizen, voor grote baggerwerken ook.” “En verder heb ik me beziggehouden met rivierhydraulica, vooral dan rond meandering: wat
“Als Europese archeoloog heb je een geurtje van kolonialist om je heen. Zo voel ik me natuurlijk niet.” haca aan Cornell University, waar ze een collectie hebben van ongeveer twaalfduizend spijkerschrifttabletten, uit de periode van 3100 tot 1000 voor Christus. De uitgave daarvan is heel arbeidsintensief – letterlijk, want de tabletten moeten eerst gebakken worden. Daarna volgt nog een chemische behandeling om de leesbaarheid te vergroten. Voor je een tablet kunt beginnen ontcijferen, ben je al een week kwijt.” “Het leven aan Cornell is heel goed, maar in een Amerikaanse stad wonen zegt me niets. Ik ben blij dat we een woning hebben in een piepklein dorpje, waar we zowat zes maanden per jaar verblijven – de andere helft wonen we in België. Eerlijk: het leven in dat dorpje is aangenamer dan dat in België. En ik heb er zelfs een nieuwe hobby ontdekt: kanovaren op de Finger Lakes, bij Lake Ontario. En wandelen met de hond in die prachtige natuur daar. En verder blijf ik onderzoek Leuven of Ithaca? doen. Meer moet een mens toch “Ik werk nu al zeven jaar in It- niet hebben?”
bineren met een gezinsleven.” “Als Europese archeoloog werk je in die landen altijd met een geurtje van kolonialist om je heen. Zo voel ik me natuurlijk niet, maar het is nu eenmaal een feit. En het maakt het werken er niet eenvoudiger op, zeker niet als je in een politiek explosieve omgeving werkt. Echt gevaar heb ik nooit meegemaakt, maar het is wel dansen op het slappe koord om toelatingen te krijgen, medewerkers te vinden enzovoort. Je werkt gewoonlijk ook ver van de grote steden, en dan kan je niet anders dan je schikken naar de nukken van lokale bewindslieden. Veel theedrinken, dus, en veel ‘slikken’, ook van het regime. Soms moet je de anti-westerling uithangen. Dat is niet altijd even makkelijk. Maar ik begrijp hun aarzelende houding ook wel. Hoe zou jij het vinden als er plots een ploeg Syrische archeologen de Oude Markt zou komen opgraven?”
“Ik heb de universiteit zien veranderen. Er is minder hiërarchie, maar ook minder collegialiteit.” gebeurt er als je rivieren rechttrekt of omlegt? Ook daarvoor waren nauwelijks goede kwantitatieve modellen beschikbaar. In dat verband ben ik jarenlang betrokken geweest bij grote werken rond de Loire, waar veel overstromingen optraden, zoutindringing die de drinkwaterbevoorrading in het gedrang bracht, oevers die onstabiel geworden waren enzovoort. Prachtig werk voor een ingenieur.” “Mijn onderzoek is altijd heel toepassingsgericht geweest. Onderzoek voor het onderzoek vind ik minder besteed aan ingenieurs. Tegelijk houdt het ook een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid in, want we zijn de enigen die dat onderzoek kúnnen doen. Natuurlijk biedt dat onderzoek ook een voedingsbodem voor het onderwijs. Lesgeven heb ik trouwens altijd graag gedaan.”
Vroeger of nu? “En daarnaast waren er de bestuursfuncties, in de faculteit, ook als decaan, en als voorzitter van VLIR-UOS, die de universitaire ontwikkelingssamenwerking coördineert in Vlaanderen.”
“Ik heb de universiteit zien veranderen, ja. Er is meer management bijgekomen, en de groepen wegen zwaarder dan de faculteiten. Het positieve vind ik dat er veel minder hiërarchie en formalisme bestaat. Anderzijds vind ik ook dat de collegialiteit verminderd is, en dat er meer gestuurd en gemeten wordt. Dat werkt maar tot op zekere hoogte. Waarom zou iemand met tien publicaties beter zijn dan iemand met acht? Als je teveel de nadruk legt op productiecijfers, creëer je een fabriek. En dat kan een universiteit nooit zijn. Het moet een omgeving blijven waar enthousiasme en samenwerking de drijvende krachten zijn.” “Sinds 1 oktober van vorig jaar ben ik emeritus met opdracht. De ratrace zal dus voortaan aan mij voorbijgaan, al blijf ik wel nog een aantal dingen doen. Ik zetel nog in wat raden van bestuur, ik editeer een tijdschrift, ik ben lid van een aantal adviescommissies. Ik heb nog werk genoeg, maar niet meer fulltime. Dus komt er meer tijd om te reizen, te fietsen. Die combinatie bevalt me wel.”
Ludo meyvis
Wie is Karel Van Lerberghe? 1946 geboren in Antwerpen 1968–1973 studie assyriologie aan UGent 1980 doctoraat bij prof. Leon De Meyer (UGent) 1974-1978 verbonden aan Universiteit Leiden 1978-2013 verbonden aan de KU Leuven 1996 verbonden aan het Oriental Institute (University of Chicago) sinds 2005 verbonden aan Cornell University
Wie is jean berlamont? 1946 geboren in Brugge 1964-1969 studie burgerlijk ingenieur aan UGent vanaf 1974 verbonden aan de KU Leuven 1975 doctoraat bij prof. Gerard Tison over ‘rolgolven’ 1982 gewoon hoogleraar 1976-2012 hoofd van de Afdeling Hydraulica 1984-1990 en 2004-2008 departementsvoorzitter Burgerlijke Bouwkunde 1993-1999 decaan Faculteit Ingenieurswetenschappen 1997-2012 voorzitter Interfacultaire Raad voor Ontwikkelingssamenwerking KU Leuven 1999-2004 voorzitter VLIR-UOS
29 mei 2013
Maatschappij 17
DE RAAD een actueel vraagstuk belicht vanuit drie expertises
Winkelen met je geweten
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Wouter Verbeylen
Luk Warlop Research center for marketing & consumer science “Natuurlijk bestaat er een kleine groep van consumenten die expliciet en actief naar eerlijke producten op zoek gaan. Dat segment bewuste consumenten groeit ook langzaam, er komen druppelsgewijs meer varianten van ethische producten, en ze nemen stilaan meer ruimte in op het schap. Maar mensen in
“ Hoe zichtbaarder het merk, hoe groter de imagoschade” de winkel ertoe verleiden om positieve keuzes te maken is bijzonder moeilijk. Die eerlijke producten zijn vaak duurder, en de meesten onder ons zullen niet zomaar lagere prijzen laten varen voor een beter geweten.” “Geen enkel bedrijf is in staat zomaar het waardensysteem van mensen te veranderen. Max Havelaar probeert het bijvoorbeeld door in te zetten op bedrijfskoffie, in de hoop dat bedrijven zich als ethisch willen presenteren naar hun eigen werknemers. Een andere manier is trachten eerlijke handel ‘cool’ te maken, door ze te lin-
ken aan succes. Als een bedrijf zoals Apple, dat bekend staat als hedendaags en trendy, resoluut zou zeggen: wij gaan voor schone arbeid, dan zou dat een enorme stap voorwaarts betekenen. Maar de meeste bedrijven hebben niets te winnen bij zulke acties, tenzij misschien het zielenheil van de bedrijfsleider.” “Maar negatieve keuzes maakt de consument wél, en daar zijn de bedrijven dan ook heel beducht voor. Een product is voor de gemiddelde consument neutraal tot bewijs van het tegendeel. Als een ramp zoals in de textielfabriek in Bangladesh de barre arbeidsomstandigheden aan het licht brengt, en als onze eigen kledingketens eraan gelinkt worden, dan straalt dat onvermijdelijk af op hun imago, én hun verkoop. Zelfs al zijn ze er hooguit onrechtstreeks, via subcontracters, bij betrokken. In tijden van sociale media ontsnappen die ketens niet meer aan het spervuur van negatieve aandacht.” “Hoe zichtbaarder het merk, hoe groter de imagoschade. Als je onderbroek in Bangladesh gemaakt wordt – als je dat al zou weten –, is dat niet zo’n probleem. Maar als je coole vestje van dat bekende merk plots besmeurd is door een schandaal, dan word je er als uithangbord van dat merk plots zelf mee geïdentificeerd. Voor hippe merken kan dat de doodsteek betekenen. Nu, die hebben sowieso een betrekkelijk korte levenscyclus. Maar ketens als H&M willen een langetermijnrelatie met de klant: mooie kleren voor redelijke prijzen. Zo’n schandaal kan die relatie grondig verstoren. Dus ondertekenen ze snel het ‘schone kleren’-charter.”
(© Joris Snaet)
dwijnt, net zoals bij conventionele producten, in de stappen tussen boer en consument: transport, distributie, enzovoort.” “Ik geef toe: voor de consument is dat niet altijd helder, maar daarom is het nog geen misleiding, of weggegooid geld. Een fairtradelabel krijg je niet zomaar: het garandeert naast die minimumprijs immers ook dat er aan bepaalde milieunormen voldaan is, dat er geen kinderen onder de vijftien op de akkers werken, enzoverder. Dat is dus goed, maar het grote pro-
oplegt aan zijn leveranciers.” “Het klopt wel, dat een consument in de winkel makkelijk voor zijn portemonnee kiest. Maar je moet altijd het onderscheid maken tussen een persoon als consument en als burger. Zelfs al koopt hij goedkoop, dan nog blijft hij Luc Van Liedekerke als burger milieu, gezondheid, arbeidsomstandigheden belangCentrum voor Economie rijk vinden. Ik vergelijk het altijd en Ethiek met het verkeer: we rijden bijna “Maak je vooral geen illusies: als allemaal wel eens 130 op de aumorgen de consument niets meer tosnelweg, maar als men aan de om zachte waarden als ethiek en duurzaamheid geeft, dan zal bij de meeste bedrijven die bezorgd- “Onze heid meteen verdwijnen. Maar er is ontegensprekelijk een waar- verontwaardiging denverschuiving aan de gang in onze maatschappij. De zachte is kortstondig, waarden worden steeds harder: milieuwetgeving en sociale wetge- maar nooit ving nemen toe, ook in landen in nutteloos” ontwikkeling. De consument zelf heeft wel degelijk meer oog voor duurzaamheid, en grote bedrijven overtreders zou vragen of we de eisen van hun leveranciers dat ze snelheidheidslimiet dan maar voldoen aan duurzaamheidseisen. moeten afschaffen, zegt bijna nieAls je vandaag een kiwi in de Col- mand ja. Mensen zijn dus dikwijls ruyt koopt, is die per definitie bio- inconsistent in hun handelen, logisch. Dat wordt zelfs niet meer maar de onderliggende trend gaat expliciet gecommuniceerd aan de richting duurzaamheid. En dat is klant: bio is een vanzelfsprekende een mondiaal fenomeen: ook in kwaliteitseis geworden die Colruyt China is iets als vervuilde baby-
melk vandaag de dag een groot schandaal. Men komt er niet meer mee weg.” “Onze verontwaardiging rond schandalen is misschien selectief en kortstondig, maar ze is nooit nutteloos. Dat soort steekvlammen veroorzaken sprongen in de wetgeving. De Tobintaks (een kleine belasting op valutatransacties – red.) zou ondenkbaar geweest zijn zonder de steekvlam van de financiële crisis. Ook de ramp in Bangladesh heeft nu dat effect: onze aandacht ebt snel weg, maar ondertussen hebben kledingmerken wel charters ondertekend, en in Bangladesh zelf komt er een politieke reactie op gang. Ik hoop wel dat de simplistische negatieve pers die dat land nu krijgt, niet teveel blijvende schade aanricht. De economie is daar nog jong. Veel van wat er nu misloopt, is nog een uitwas van een soort negentiendeeeuwse ondernemingsspirit. Een aantal bedrijven die actief zijn in Bangladesh controleren wel degelijk de arbeidsomstandigheden. Als die bedrijven zich nu definitief terugtrekken uit Bangladesh, dan vermindert de druk om mistoestanden aan te pakken, en dat weegt op de ontwikkelingskansen van het land.”
(© KU Leuven | Rob Stevens)
bleem van de fairtrademarkt is dat ze volledig steunt op de vraag naar eerlijke producten van de consument. Ze is niet, of toch te weinig, gebaseerd op de specifieke noden van boeren en arbeiders in ontwikkelingslanden. Als de vraag bij ons
afneemt, blijft de fairtradeboer met zijn ‘eerlijke oogst’ zitten, en dan moet hij ze alsnog op de reguliere markt verkopen, wellicht aan een lagere prijs. Als die fairtradeboer een kleinere oogst heeft omdat hij geen pesticiden gebruikt, dan is zijn opbrengst dus lager, of maakt hij zelfs verlies. De impact van ethische en duurzaamheidslabels moet dus grondig geëvalueerd worden, zodat we weten welke mechanismen werken en welke niet.” “In een ideale wereld gelden de principes van eerlijke handel voor alle producten, in al onze winkels, en heb je geen labels meer nodig. Maar zolang dat niet het geval is, zijn die labels zeker nuttig: ze maken ons bewust van wat er mis kan gaan bij de productie van ons voedsel. Maar dat betekent nog niet, zoals de sector het zelf soms voorstelt, dat alles wat geen fairtradelabel draagt, per definitie oneerlijk of onethisch zou zijn. Dat vind ik veel te kort door de bocht. Veel van de conventionele producten die wij afnemen, zijn wel degelijk ook goed voor de lokale bevolking en de ontwikkeling van de economie in het Zuiden.”
Miet Maertens Onderzoekster landbouwen voedseleconomie “Voor de gewetensvolle consument is het moeilijk te achterhalen wat hij het best koopt, en welke ethische normen hij daar precies mee steunt. Voedingsproducten met een fairtradelabel bijvoorbeeld kosten meestal meer dan ‘gewone’ producten, maar waar gaat dat geld precies naartoe? Stel: je betaalt 1 euro 60 voor een pakje fairtradekoffie, in plaats van 1 euro voor gewone koffie. Dan belandt die volle 60 cent niet noodzakelijk in de schoot van de boer, zoals men misschien denkt. Fair trade garandeert de boer een minimumprijs, maar van de meerprijs die consumenten betalen komt slechts een fractie, misschien 10 procent, bij de boer terecht. Waar gaat de rest dan naartoe? Die ver-
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Groot was de verontwaardiging toen in Bangladesh een textielfabriek instortte, en kort daarop bleek dat ook onze kleren daar in barre omstandigheden gemaakt werden. Kledingketens haastten zich om charters voor schone kleren te tekenen. Maar ging het om meer dan windowdressing? En zijn we zelf te verleiden tot eerlijke producten, of passeert ons geweten toch weer langs onze portemonnee? Zijn trouwens alle producten zonder keurmerk per definitie ‘oneerlijk’?
“producten zonder label zijn niet per definitie oneerlijk”
18 Personalia
campuskrant
Boek:delen Juristen zijn ordelijke mensen. Toon Boon, juridisch raadgever op het rectoraat en specialist onderwijsrecht, komt dan ook niet met boeken aandragen, maar met een netjes gestructureerde inventaris van zijn boekenkast. Ludo Meyvis “Ja, ik lees graag, terwijl de televisie door anderen wordt ingepalmd. Geef mij een terrasje, een glas wijn en een boek, en je hoort me niet meer. Ook op reis.” Vandaar dat er zoveel reisboeken in je rekken staan? “Ja, nogal wat. Onder meer een uitgebreide reeks werken over Route 66 en de wegen naar Compostela. Route 66, die haast mythische weg tussen Chicago en Los Angeles, heb ik al tweemaal integraal afgereisd, en de laatste 300 km naar Compostela deed ik te voet. Zo hoor je dat te doen, toch?” Ik zie weinig fictie? “Dat klopt. Ik wil mensen begrijpen, inzien waarom dingen historisch zo gegroeid zijn, wat de plaats van de kleine mens is. En dat kan ik blijkbaar beter via beschouwende dan via verhalende boeken. Daarom lees ik zo graag een auteur als Jacqueline Goossens, die het leven in New York op heel onverwachte manieren beschrijft. Ook Bill Bryson kan je in die categorie plaatsen. Van hem heb ik zowat alles: The Lost Continent, Notes from a Big Country, maar ook boeken die niet over Amerika gaan, zoals zijn bekende A Short History of Nearly Everything.” “Ik lees ook graag hoe de Vla-
ming bekeken wordt door een ander. Dan kom je bij auteurs als Derk Jan Eppink met Avonturen van een Nederbelg – een Nederlander ontdekt België, Christophe Deborsu die Vlaanderen verkent, of zelfs een Spanjaard als Jacobo de Regoyos. Hij kijkt met grote liefde voor ons land en zelfs voor de Vlaming naar de Vlaams-Waalse tegenstellingen in Belgistán – el laboratoria nacionalista. Ook het polemische Mijn Vlaamse jaren van Jeroen Brou-
“Ik wil begrijpen waarom mensen doen wat ze doen. En dat kan ik beter via beschouwende dan via verhalende boeken.” wers past in dat rijtje. Ik las ook heel graag de twee turven onder redactie van Jo Tollebeek: België – een parcours van herinnering. Vanuit specifieke locaties krijg je historische verhalen te lezen, wat een veel multidimensionaler geschiedenisbeeld geeft dan we gewend zijn.”
Benoemd of onderscheiden Professor Jean Poesen (Afdeling Geografie, Departement Aard- en Omgevingswetenschappen) heeft op 9 mei een eredoctoraat ontvangen van de Universitatea Alexandru Ioan Cuza (Iasi, Roemenië) voor zijn onderzoek naar geomorfologische processen, bodemerosie en bodem- en waterconservering. Professor Danny Huylebroeck (Stamcelbiologie en Embryologie) heeft de Prijs Janine en Jacques Delruelle ontvangen van de Geneeskundige Stichting Koningin Elisabeth voor de Neurowetenschappen, ter waarde van 12.500 euro. Professor Anne Beeldens (Departement Burgerlijke Bouwkunde) ontving de driejaarlijkse Owen Nutt Award voor haar onderzoekswerk over betonpolymeer composietmaterialen. De award werd uitgereikt tijdens het XIVth International Congress on Polymers in Concrete in Shanghai. Professor Philippe Demaerel heeft de Milosh Perovitch Award 2013 ont-
Waarom heb je zoveel boeken die met Spanje te maken hebben? “Ik heb lang Spaans gestudeerd, en ik beheers de taal heel behoorlijk. Ik lees dan ook graag Spaanse boeken ‘in het origineel’. Een favoriet? Misschien Eduardo Mendoza met La ciudad de los prodigios, dat de geschiedenis van Barcelona mengt met fictie. Er bestaat ook een goede Nederlandse vertaling van. Manuel Vázquez Montalbán is een andere aanrader.”
vangen. Deze prijs wordt door Johns Hopkins Medical Institution (Baltimore, VS) uitgereikt aan een Europees neuroradioloog om kennis uit te wisselen en de samenwerking met Johns Hopkins University School of Medicine te bevorderen. Professor Ilse Van Diest (Gezondheidspsychologie) heeft de Early Career Award gewonnen die de Society for Psychophysiological Research jaarlijks uitreikt. Stijn Van de Vyver (Centrum voor Oppervlaktechemie en Katalyse) heeft op 23 april de DSM Science and Technology Award Europe 2013 ontvangen voor zijn doctoraatsonderzoek ‘Rethinking the design of heterogeneous catalysts for the conversion of cellulose’. De prijs bekroont excellente jonge onderzoekers voor innovatief onderzoek met duidelijk toepassingspotentieel. Noë van Bergen (tweede master ingenieurswetenschappen werktuigkunde, optie mechatronica en robotica) heeft
Ik voel een beetje een zinzoeker in je boekenkeuze. Vergis ik me? “Nee, daar is wel iets van. Ik wil gewoon graag begrijpen wat we doen. Dan krijg je boeken die op het eerste gezicht misschien weinig met elkaar te maken hebben, maar als je ze samenneemt, verhelderen ze je totaalbeeld
de eerste ‘Egemin ie-net Prijs’ gewonnen. Die bekroont het meest innovatieve afstudeerwerk bij ingenieursstudenten in het brede werkveld van automatisering. De laureaat mag een jaar lang ervaring opdoen bij Egemin in zowel Europa, Azië als de VS. Alexandra Houben en Karen Heynickx, postgraduaatstudenten conferentietolken (KU Leuven / Thomas More Antwerpen) zijn laureaat geworden van het tolkenconcours dat het Directoraat-Generaal Tolken op 4 mei organiseerde in het Europees Parlement in Brussel. Team Lupulus, bestaande uit studenten van de KU Leuven, heeft op 30 april de finale gewonnen van de AB InBev Best Beer Competition 2013. Daarin namen de twee beste teams uit de Belgische en de Britse competitie het tegen elkaar op om een bier conceptueel uit te werken. De twee Belgische teams kwamen van de KU Leuven. Het winnende team bestond uit masterstudent bioingenieurswetenschappen Peter Gerard en masterstudenten ingenieurswetenschappen Cédric Heymans en Samuel Vandewaeter.
over de mens toch wel. Neem nu boeken als Ons feilbare denken van sociaal-psycholoog Daniel Kahneman, of Traffic – Waarom wij rijden zoals wij rijden, van Tom Vanderbilt. Of zelfs boeken over massamoordenaars: waaróm doen mensen wat ze doen, waarom denken ze wat ze denken, dat vind ik geweldig boeiend. Daar hoort ook bij hoe ons denken beïnvloed wordt. In A Mathematician Reads the Newspaper van John Allen Paulos vind je mooi geïllustreerd hoe oppervlakkig de pers soms, of vaak, omgaat met de waarheid, en hoe dat ons beeld van de wereld vertekent.” We dringen aan: wat voor fictie lees je? “Ik lees wel fictie hoor, alleen niet zo veel. Maar verhalen die een volksaard demonstreren lees ik graag. Ik denk dan aan Aantekeningen uit het ondergrondse van Dostojevski, of Oblomov van Gontsjarov, die allebei het verband tussen de Russische zwaarmoedigheid en immobilisme illustreren. Onlangs herlas ik nog Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan van Couperus, en Max Havelaar van Multatuli. Heel verschillende boeken, maar elk op hun manier een verklaring voor de moeilijke band van Nederland met andere naties.”
(© KU Leuven | Rob Stevens)
De Leeslijst van toon boon • De boeken van Bill Bryson • Avonturen van een
Nederbelg van Derk Jan Eppink
• Belgistán – el laboratoria
nacionalista van Jacobo de Regoyos
• Mijn Vlaamse jaren van Jeroen Brouwers
• België – een parcours van
herinnering van Jo Tollebeek
• La ciudad de los prodigos van Eduardo Mendoza
• Ons feilbare denken van Daniel Kahneman
• Traffic – Waarom wij rijden zoals wij rijden van Tom Vanderbilt
• A Mathematician Reads the Newspaper van John Allen Paulos
• Aantekeningen uit
het ondergrondse van Dostojevski
• Oblomov van Gontsjarov • Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan van Louis Couperus
• Max Havelaar van Multatuli
In Memoriam De universitaire gemeenschap neemt afscheid van:
Professor Franki Dillen Hoogleraar aan de Faculteit Wetenschappen geboren op 15 maart 1963 en overleden op 17 maart 2013 Heide Bossaert Student master in de accountancy en het revisoraat geboren op 30 december 1990 en na een ongeval overleden op 13 april 2013 Professor Frans Vandesande Ere-gewoon hoogleraar aan de Faculteit Wetenschappen, Departement Biologie geboren op 16 juli 1937 en overleden op 6 mei 2013 Professor Georges Stalpaert Emeritus gewoon hoogleraar aan de Faculteit Geneeskunde Gewezen diensthoofd Cardiovasculaire en Thoracale Heelkunde geboren op 26 juli 1924 en overleden op 20 mei 2013
29 mei 2013
Personeel 19
De Collega’s Elke maand gaan we op bezoek bij één van de vele diensten van de unief. Om een idee te krijgen van het werk dat onze collega’s er verzetten. En om de sfeer op te snuiven. Deze keer vallen we met de deur in huis bij de Huisvestingsdienst. Ine Van Houdenhove We zijn welkom in het Van Dalecollege in de Naamsestraat nummer 80, maar liefst in de voormiddag, want in de namiddag is het spreekuur. Dan stroomt de voormalige kapel, aan het eind van de gang met de kantoortjes van de acht adviseurs, vol met studenten die de database met studentenkamers komen raadplegen. “In die database staan alleen koten van verhuurders die volgens onze normen studentvriendelijk zijn”, zegt coördinator Katrien Devillé. “Dat betekent nog niet dat ze allemaal met een modelcontract werken, al hebben we dat natuurlijk het liefst. Maar sowieso moeten alle kamers minimaal aan de bestaande regelgeving voldoen, en we gaan dan ook altijd ter plekke kijken. Met een verhuurder van wie na verloop van tijd blijkt dat hij zich niet aan de afspraken houdt, zetten we de samenwerking stop – al kunnen we natuurlijk niet verhinderen dat zo iemand via andere kanalen gaat verhuren.” Op 1 juni start het verhuurseizoen – vanaf dan is de dienst vier maanden lang de hele dag open voor studenten die op zoek zijn naar huisvesting. Ook op www.kotwijs.be kunnen ze het aanbod vinden van verhuurders met wie de Huisvestingsdienst samenwerkt. Katrien: “Tijdens de zomermaanden is het hier niettemin steevast erg druk. Het lukt om iedereen vakantie te laten nemen, maar met een strikt schema en geen weken aan een stuk natuurlijk. Het begin van het tweede semester is ook druk, dan komen er vooral buitenlandse studenten.” “Dat contact met andere culturen is één van de leukste kanten van hier werken”, zegt collega Chris Laermans. “Al zou het soms wel handig zijn om vlot Spaans of Chinees te kunnen spreken (lacht). Soms moet je ook wel enkele essentiële tips meegeven: over recycleren, over hygiëne … Je krijgt weleens te maken met studenten die gewend zijn in hun eigen land bedienden te hebben die alles achter hen opruimen en schoonmaken …”
Hagedis Advies geven, niet alleen aan studenten maar ook aan verhuurders, is een belangrijke taak voor de Huisvestingsdienst. Hedwig Driesen: “Wij doen veel méér dan adressen verzamelen. Verhuurders geven we bijvoorbeeld informatie over nieuwe reglemen-
de huisvestingsdienst V.l.n.r.: Chris Laermans, Lode Ghesquiere, Esther Gybels, Jo Erferst, Katrien Devillé, Griet Claerhout en Hedwig Driesen
(© KU Leuven | Rob Stevens)
“We doen veel meer dan adressen verzamelen” tering inzake kamerverhuur. En daarnaast bemiddelen wij ook als er huurconflicten zijn – en dat is toch wel dagelijkse kost. We bemiddelen voor alle huurders, ook als ze hun kot niet via ons gevonden hebben, maar alleen verhuurders met wie we samenwerken, kunnen onze bemiddeling vragen.” Katrien: “We proberen dan altijd de belangen van beide partijen te verdedigen – anders zouden verhuurders er de zin niet van inzien om met ons samen te werken … Soms gaat het om heel complexe dossiers en moeten we advies inwinnen bij de juridisch adviseur van Studentenvoorzieningen. Maar het geeft enorm
veel voldoening als zo’n conflict dan opgelost geraakt.” Chris: “Zo hebben we eens enkele weken bemiddeld voor een student die een ‘klein aquarium’ op zijn kot wilde houden. Dat bleek een gigantisch ding en er hoorde ook nog een kleiner bakje met een hagedis bij, waar hij enorm aan gehecht was. Uiteindelijk kreeg hij toestemming van de huisbaas, mits wat bijbetalen voor het extra waterverbruik.” Katrien: “Een paar keer per jaar weigert één van de partijen mee te werken bij een bemiddeling en wordt er geen compromis bereikt, en dan gaat het dossier eventueel naar de vrederechter. Als het een
waarborgdossier betreft, worden nator Katrien met tweeëntwintig de advocatenkosten voor de stu- en Hedwig met achttien jaar: “Ik ben destijds Katrien komen verdent via LOKO betaald.” vangen toen ze met bevallingsverKoersfiets lof ging, en ik ben mogen blijven Op dit moment zitten er 36.000 (lacht). Ik werk hier heel graag, studenten op kot in Leuven, aldus elke dag is anders.” In haar vrije Katrien: “80% van de studenten in tijd kruipt Hedwig op haar koerseen particulier verhuurde kamer, fiets of achter haar naaimachine. 20% in één van de residenties van Zopas maakte ze nog een geboorde universiteit.” tecadeautje voor de dochter van De Huisvestingsdienst bestaat collega Lode Ghesquiere. Die is al meer dan vijftig jaar en is steeds sinds hij vader is geworden iets meegegroeid met het aantal stu- minder vaak op de fiets terug te denten. De huidige medewerkers vinden, maar daartegenover staat zijn er net iets minder lang. Sonia dat hij nu wat meer gespreksstof Caes – momenteel met vakantie – heeft met de vrouwelijke colstaat op kop met eenendertig jaar, lega’s. Lode heeft bouwkunde op de voet gevolgd door coördi- gestudeerd: “Bouwtechnische achtergrond komt op deze dienst goed van pas.” “We hebben eens enkele weken bemiddeld voor Lang was hij de enige man op de gang, maar sinds begin dit een student die een ‘klein aquarium’ op zijn kot jaar heeft Jo Erferst de dienst versterkt: “Hiervoor werkte ik als synwilde houden. Dat bleek een gigantisch ding.” dicus, dus ik zat al wel een beetje in de branche. Bovendien ben ik bezig aan een opleiding vastgoed via afstandsonderwijs.” Chris is sinds zes jaar bij de dienst. In haar vrije tijd is ze vaak achter op de motor of in een ver buitenland te vinden, en liefst nog in een combinatie van die twee. Collega Esther Gybels is er net een jaartje langer bij: “Ik doe de administratie, onderhoud de database, zorg voor onze publicaties, zoals de Kotwijzer, organiseer de bezoekdagen voor studenten en de infoavonden voor verhuurders en onderzoek contracten.” Ze werkt heel graag op de Huisvestingsdienst vanwege de fijne collega’s: “We doen regelmatig iets samen, een weekendje naar de Ardennen of zo. Of we gaan kijken als Katrien optreedt met haar toneelgezelschap. Ze heeft al een paar keer het Margrietjuweel gewonnen voor beste acteur!” Lode Ghesquiere helpt een studente bij de zoektocht naar een kamer. (© KU Leuven | Rob Stevens) www.kuleuven.be/huisvesting
20 Buitenkant
campuskrant
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Schijnvertoning
De universiteit krijgt wel vaker leden van het koningshuis op bezoek, maar op 7 mei waren het hun fictieve tegenhangers die rondliepen in de Universiteitshal. Een opnameploeg van de fictiereeks over Albert II kwam er enkele scènes inblikken. Het eredoctoraat dat prins Filip in 2002 ontving, komt in de reeks aan bod en dat bracht de ploeg naar Leuven. De prins wordt vertolkt door acteur Mathijs Scheepers (achter het spreekgestoelte). Daarnaast tekenden nog enkele andere hoofdrolspelers present in Leuven, onder wie Lucas Van den Eynde (Albert II), Veerle Eyckermans (koningin Paola) en Ruth Bastiaensen (prinses Mathilde). De reeks wordt ten vroegste in het najaar uitgezonden op Eén.
[evolutieleer]
Rector magnificus
Aan de oude universiteit (1425-1797) werd om de zes maanden een nieuwe rector verkozen. Die was voorzitter van de congregatio, het beslissingsorgaan waar alle professoren deel van uitmaakten, en van de universitaire rechtbank,
De enige constante is verandering. waar baldadige studenten een geldboete of aantal dagen op water en brood kregen opgelegd, conflicten tussen professoren werden beslecht, en geschillen rond de privileges van de universiteit voorkwamen. Paus Alexander VI bevestigde rond 1500 het recht om te excommuniceren – vanwege de jurisdictie over geestelijken– professoren moest ook de rector daarom een geschoren kruin hebben. Verder schreef hij nieuwkomers in Leuven eigenhandig op de rol – hij werd per kop betaald – waarna zij hem trouw en gehoorzaamheid dienden te beloven. Hoog bezoek – van Karel de Vijfde tot de Russische tsarevitsj – werd door de rector ontvangen, en enkel bij dergelijke gelegenheden hield hij ook een toespraak. Aan de rijksuniversiteit onder Nederlands bewind was het rectorschap een louter protocollaire aangelegenheid voor één jaar: de rector was de formele voorzitter van de aca-
demische senaat, hield de toespraak bij de opening van het academiejaar en was voorzitter bij promoties. Aan de katholieke universiteit (vanaf 1834) was de rector magnificus, benoemd door de bisschoppen, heer en meester: loonsverhoging werd door hemzelf toegekend à la tête du client: zo gaf vader worden aanleiding tot opslag, tenzij de rector oordeelde dat dit niet nodig was. Een ongebruikelijke opdracht tijdens de Tweede Wereldoorlog was onderhandelen met de bezetter over het inkwartieren van soldaten. Na de oorlog deed de rector steeds meer een beroep op raadgevers, al bleef hijzelf de beslissingen nemen. Pas in de jaren zestig werden raden ingesteld die daadwerkelijk beslissingsmacht hadden. Sinds 1968, toen Piet De Somer een beperkt team van medebestuurders rond zich vormde in het ‘Bureau van de Academische Raad’, is de rector
1958. Z. Exc. Mgr. Honoré Van Waeyenbergh, rector magnificus, ondertekent diploma’s in zijn kabinet in de Universiteitshal. (© Robert Martin) 2012. Rector Mark Waer steekt zijn handen uit de mouwen tijdens de Week van de Vrijwilliger. (© KU Leuven | Rob Stevens)
steeds meer manager geworden van een ploeg door hem gekozen vicerectoren die mee besturen. Vandaag is de rector meer dan ooit het gezicht van de universiteit en een speler op het externe toneel, onder meer in de VLIR, het FWO en de Vlaamse Raad voor het Wetenschapsbeleid. Sinds de associatievorming strekt zijn invloed zich ook rechtstreeks uit over het hogescholenveld. En recent is de rol van de rector in zowel de universitaire ziekenhuizen als LRD belangrijker geworden. (ivh) Met dank aan emeritus professor Jan Roegiers en adviseur academische wetgeving Toon Boon