.
RESIDUEN VAN DIERGENEESMIDDELEN IN KIPPENEIEREN
Voedsel en Waren Autoriteit Afdeling Signalering VP
Project nr: OT 05H003-02 September 2005
OT05H003-02
Pagina 1 van 6
INHOUD SAMENVATTING
3
SUMMARY
3
TREFWOORDEN
3
1. INLEIDING
4
2. MATERIALEN EN METHODEN
4
2.1 MATERIALEN
4
2.2 METHODEN
4
3. RESULTATEN
5
4. DISCUSSIE
5
5. CONCLUSIE
5
6. LITERATUUR
6
OT05H003-02
Pagina 2 van 6
SAMENVATTING Bij eerder onderzoek werden in kippeneieren residuen van diergeneesmiddelen gevonden. Dit was de aanleiding voor hernieuwd onderzoek. Omdat er berichten waren over het gebruik van nicotine tegen bloedluis bij kippen en omdat een aantal coccidiostatica niet meer gebruikt mag worden, werd besloten het onderzoek uit te breiden met deze stoffen. Doel hiervan was om inzicht te krijgen in het vóórkomen van deze middelen in kippeneieren en zo nodig op te treden bij aantreffen van te hoge gehalten ervan. In Europees verband zijn maximale residu limieten (MRL’s) van diergeneesmiddelen vastgelegd in Verordening (EEG) nr. 2377/90. Voor de meeste antibiotica geldt, dat deze niet gebruikt mogen worden bij dieren die eieren voor menselijke consumptie produceren. In de periode januari t/m april 2005 werden door de Voedsel en Waren Autoriteit/Keuringsdienst van Waren (VWA/KvW) 259 monsters kippeneieren genomen bij 53 pakstations voor onderzoek op antibiotica. Hiervan waren 233 monsters eieren afkomstig uit Nederland, 22 uit België, 2 uit Denemarken, 1 uit Spanje en 1 uit Italië. De monsters werden aangeleverd bij VWA/KvW Oost, waar onderzoek werd uitgevoerd op sulfonamiden, trimethoprim, tetracyclines, quinolonen, coccidiostatica en amphenicolen. Tevens werd een aantal eieren onderzocht op nicotine. Bij dit onderzoek van kippeneieren naar diergeneesmiddelen werden geen hoge gehalten gevonden. Dit in tegenstelling tot eerder onderzoek. Wel werden lage gehalten gevonden van diergeneesmiddelen, die niet mogen worden toegepast bij legkippen. Voor 2 van de 259 onderzochte monsters was dit aanleiding om een maatregel te nemen. In alle 61 monsters die onderzocht werden op nicotine kon dit in lage gehalten worden aangetoond, waarschijnlijk als gevolg van verontreiniging van het milieu. Hoge gehalten, die moeten worden toegeschreven aan het gebruik tegen bloedluis, werden niet gevonden. SUMMARY During earlier investigations in chicken eggs residues of veterinary drugs have been found. This was the reason for a follow-up study. Rumours about the possible use of nicotine against poultry red mite and the ban on a number of coccidiostats prompted us to include these drugs in the study. The purpose was to gain an insight into the presence of these drugs in chicken eggs and if necessary to take action against too high levels. In the EC maximum residue levels (MRLs) of veterinary drugs have been established in Regulation 2377/90 EC. The use of most antibiotics is not allowed for animals producing eggs for human consumption. From January till May 2005, 259 samples of chicken eggs were taken by the Food and Consumer Product Safety Authority / Inspectorate for Health Protection and Veterinary Public Health (VWA/KvW) from 53 egg packing stations. Of these, 233 originated from The Netherlands, 22 from Belgian, 2 from Denmark, 1 from Spain and 1 from Italy. Analysis was performed by VWA/KvW region East, where the samples were examined for sulphonamides, trimethoprim, tetracyclines, quinolones, coccidiostats and amphenicols. The eggs were also examined for nicotine. As a result of this examination of chicken eggs, in contrast with previous investigations, no high values of veterinary drugs have been found. Low levels of veterinary drugs, not allowed for laying hens, were still found. For 2 of the 259 samples examined this was a reason to take measures. In all 61 samples, examined for nicotine the presence of low levels could be demonstrated, probably as a result of contamination of the environment. High levels of nicotine, to be attributed to the use against poultry red mite, have not been found. TREFWOORDEN Diergeneesmiddelen, antibiotica, coccidiostatica, nicotine, kippeneieren.
OT05H003-02
Pagina 3 van 6
1
INLEIDING In Europees verband zijn maximale residu limieten (MRL’s) van diergeneesmiddelen in producten van dierlijke oorsprong vastgelegd in Verordening (EEG) nr. 2377/90 (6.1). Stoffen, waarvoor geen MRL’s zijn vastgesteld in het betreffende product van dierlijke oorsprong, mogen in dat product niet voorkomen. Voor de meeste antibiotica geldt, dat deze niet gebruikt mogen worden bij dieren die eieren voor menselijke consumptie produceren. Er zijn alleen MRL’s voor eieren vastgesteld voor lincomycine, erythromycine, tylosine, chloortetracycline, oxytetracycline, tetracycline, colistine, flubendazol, neomycine, tiamuline en piperazine. Bij eerder onderzoek werden in kippeneieren nicarbazine, doxycycline, ciprofloxacine, flumequine en chlooramphenicol gevonden. Dit was de aanleiding voor hernieuwd onderzoek, mede omdat in het kader van een ander project bezoeken werden gebracht aan pakstations voor eieren. Omdat er berichten waren over het gebruik van nicotine tegen bloedluis bij kippen en omdat een aantal coccidiostatica niet meer gebruikt mag worden, werd besloten het onderzoek uit te breiden tot deze stoffen. Doel hiervan is om inzicht te krijgen in het vóórkomen van deze middelen in kippeneieren en zo nodig maatregelen te nemen om de aanwezigheid van eieren met te hoge gehalten ervan in het Nederlandse handelskanaal tegen te gaan.
2 2.1
MATERIALEN EN METHODEN Materialen In de periode januari t/m april 2005 werden door de VT-teams van alle regionale diensten van de Voedsel en Waren Autoriteit/Keuringsdienst van Waren (VWA/KvW) 259 monsters kippeneieren genomen bij 53 pakstations voor onderzoek op antibiotica. Hiervan waren 233 monsters eieren afkomstig uit Nederland, 22 uit België, 2 uit Denemarken, 1 uit Spanje en 1 uit Italië. De monsters werden aangeleverd bij VWA/KvW Oost, waar het onderzoek werd uitgevoerd.
2.2
Methoden De monsters werden onderzocht op sulfonamiden, trimethoprim, tetracyclines en quinolonen volgens de SOP CHE01-WV538 (6.5), op coccidiostatica volgens de SOP CHE01WV542 (6.x) en op amphenicolen volgens de SOP CHE01-WV531 (6.4). Tevens werd een aantal eieren onderzocht op nicotine met behulp van LC/MS. De prestatiekenmerken van deze methoden voldeden aan de Europese regelgeving (6.2).
OT05H003-02
Pagina 4 van 6
3
RESULTATEN Tabel 1 geeft een overzicht van alle diergeneesmiddelen die in de kippeneieren werden aangetoond en de gehalten hiervan. Alle genomen monsters werden onderzocht. Alleen op nicotine werden slechts 61 van de genomen monsters onderzocht. Tabel 1. Diergeneesmiddelen in kippeneieren (n=259). Aantal boven Hoogste Bepaalbaarheids Aantal LoQ waarde (µg/kg) aantoonbaar grens (LoQ) onder LoQ µg/kg Chloortetracycline 23 8 2 29,6 Flumequine 0,5 0 1 5,5 Sulfadiazine 2 0 2 13,9 Trimethoprim 2 0 1 55 Diclazoril 0,5 5 0 0,5 Lasolacid 1 9 4 4,2 Nicarbazin 1 13 2 2,7 Robenidine 1 5 1 4,5 Salinomycine 1 65 10 4,7 Semduramycine 1 25 3 1,6 Spiramycine 0,5 0 1 0,7 Nicotine 1 59 2 1,5
4
DISCUSSIE Bij een eerder onderzoek (6.7 – 6.9) werd in kippeneieren nicarbazine, ciprofloxacine, flumequine en chlooramphenicol aangetoond. Deze stoffen mogen niet worden toegepast bij legkippen en mogen dus in eieren niet voorkomen. Van de aangetoonde stoffen, vermeld in tabel 1, mag alleen chloortetracycline gebruikt worden. Hiervoor geldt een MRL van 200 µg/kg, zodat hiervoor geen overschrijdingen van de norm gevonden werden. Er bestaat grote behoefte aan maatregelgrenzen voor stoffen waarvoor voor bepaalde matrices geen MRL is vastgesteld en die daarom in die matrices niet mogen voorkomen. Omdat voor deze stoffen in andere matrices wel MRL’s zijn vastgesteld is bij gehalten onder deze MRL’s gevaar voor de volksgezondheid moeilijk aan te tonen, wat het nemen van maatregelen belemmert. Dit probleem is zowel binnen Nederland als binnen de EU punt van discussie. Desalniettemin werd op grond van de resultaten op het monster uit Italië en één monster uit Nederland een maatregel genomen. Beide monsters bevatten meerdere niet toegelaten antibiotica. De monsters die het hoogste gehalte aan coccidiostatica bevatten, zoals vermeld in de laatste kolom van tabel 1, waren afkomstig uit Nederland. Vanwege de lage gehalten werden op deze monsters geen maatregelen genomen. Van de 259 monsters eieren werden er 61 onderzocht op nicotine. In al deze monsters kon nicotine worden aangetoond, waarschijnlijk als verontreiniging van het milieu. Hoge gehalten, die moeten worden toegeschreven aan het gebruik tegen bloedluis, werden niet gevonden.
5
CONCLUSIE Bij dit onderzoek van kippeneieren naar diergeneesmiddelen werden geen hoge gehalten gevonden, dit in tegenstelling tot eerder onderzoek. Wel werden lage gehalten gevonden van diergeneesmiddelen die niet mogen worden toegepast bij legkippen. Voor 2 van de 259 onderzochte monsters was dit aanleiding om een maatregel te nemen.
OT05H003-02
Pagina 5 van 6
6
LITERATUUR
6.1
Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong. Publicatieblad Nr. L 224 van 18 augustus 1990 blz. 1. Beschikking 2002/657/EG van de Commissie van 14 augustus 2002 ter uitvoering van Richtlijn 96/23/EG van de Raad wat de prestaties van analysemethoden en de interpretatie van resultaten betreft. Publicatieblad Nr. L 221 van 17 augustus 2002 blz. 8. Beschikking 2005/34/EG van de Commissie van 11 januari 2005 tot vaststelling van geharmoniseerde normen voor analyses op bepaalde residuen in producten van dierlijke oorsprong die uit derde landen worden ingevoerd. Publicatieblad Nr. L 16 van 20 januari 2005 blz. 61. SOP CHE01-WV531. 2004. Bepaling van drie amphenicolen in diverse producten van dierlijke oorsprong m.b.v. LC-MS/MS. VWA/KvW Oost. SOP CHE01-WV538. 2004. Bepaling van residuen van diergeneesmiddelen in producten van dierlijke oorsprong m.b.v. LC-MS/MS. VWA/KvW Oost. SOP CHE01-WV542. 2005. Bepaling van coccidiostatica in kip en ei m.b.v. LC-MS/MS. VWA/KvW Oost. K.M. Jonker, H.W.M. Bisschop, C.P. Dekker, H.A. Heijn, J. Kerkvliet, D.J. Radstake, L.J. Schout en A.G. Stern. 1999. De bepaling van residuen van diergeneesmiddelen in verse vis, eieren en honing. Een bijdrage tot het Nationaal Plan 1998. Rapport Inspectie W & V Oost. K.M. Jonker, H.A. Heijn, D.J. Radstake en A.G. Stern. 2002. Chemisch onderzoek diergeneesmiddelen in eieren. Rapport KvW Oost. K.M. Jonker. 2004. Residuen en verontreinigingen in producten van dierlijke oorsprong. Rapport VWA/KvW Oost.
6.2 6.3
6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9
OT05H003-02
Pagina 6 van 6