REMKO SV
SV 261, SV 351, SV 521, SV 681 Plafondkameraircotoestel in splituitvoering Bediening · Techniek · Wisselstukken
Uitgave NL – T05
Inhoud Veiligheidsaanwijzingen
4
Bescherming van het milieu en recyclage
4
Garantie
4
Transport en verpakking
5
Beschrijving van het toestel
5
Bediening Uitdienstname
6-12 13
Service en onderhoud
13-14
Storingsverhelping en klantendienst
15-16
Montageaanwijzing voor het vakpersoneel
17-19
Installatie
20-23
Dichtheidscontrole
23
Condensaansluiting
23-24
Elektrische aansluiting
24-25
Elektrisch aansluitschema
25
Elektrisch schakelschema
25
Voor de indienstname
26
Koelmiddel toevoegen
26
Indienstname
26-27
Afmetingen toestel
28
Toestelvoorstelling
29-30
Wisselstukkenlijst
29-30
Technische gegevens
31
Voor indienstname / gebruik van het toestel dient deze bedrijfshandleiding zorgvuldig gelezen te worden! Deze handleiding maakt deel uit van het toestel en dient steeds in onmiddellijke nabijheid van de opstellingsplaats resp. bij het toestel bewaard te worden. Made by REMKO
Wijzigingen behouden wij ons voor; voor onjuistheden en drukfouten aanvaarden wij geen verantwoordelijkheid! 3
REMKO SV Veiligheidsaanwijzingen Lees voor de eerste indienstname van het toestel de bedrijfshandleiding aandachtig door. U krijgt nuttige tips, aanwijzingen alsook waarschuwingsaanwijzingen voor gevarenafwending voor personen en voorwerpen . Het verkeerd gebruiken van de handleiding kan aanleiding geven tot gevaren voor personen, het milieu en de installatie en aldus tot verlies van mogelijke aanspraken. ■
■
■
■
Bewaar deze bedrijfshandleiding en de koelmiddelgegevensfiche in de nabijheid van het toestel. De opstelling en installatie van het toestel en componenten mag slechts gebeuren door vakpersoneel. Opstelling, aansluiting en werking van het toestel en componenten dienen te gebeuren binnen de inzet- en bedrijfsvoorwaarden volgens de handleiding en dienen te voldoen aan de de geldende regionale voorschriften. De toestellen voor mobiele inzet dienen bedrijfszeker en loodrecht opgesteld op geschikte ondergronden. Toestellen voor stationaire werking mogen enkel gebruikt worden in vast geïnstalleerde toestand.
■
Ombouw of wijziging van de door REMKO geleverde toestellen of componenten zijn niet toegelaten en kunnen foutfuncties veroorzaken.
■
De toestellen en componenten mogen niet gebruikt worden in bereiken met verhoogd beschadigingsgevaar. De minimim vrije ruimte dienen aangehouden te worden.
■
4
De elektrische stroomvoorziening is aan te passen aan de vereisten van het toestel.
■
De bedrijfszekerheid van het toestel en componenten is enkel gewaarborgd bij doelmatig gebruik en in volledig gemonteerde toestand. veiligheidsinrichtingen mogen niet gewijzigd of overbrugd worden.
■
De bediening van toestellen of componenten met opvallende defecten of beschadigingen is te vermijden.
■
Alle behuizingsdelen en toestelopeningen, bv. luchtinen -uitlaatopeningen, dienen vrij te zijn van vreemde voorwerpen, vloeistoffen of gassen.
■
De toestellen en componenten vereisen een voldoende veiligheidsafstand tot ontvlambare, explosieve, brandbare, aggressieve en vervuilende bereiken of atmosferen.
■
Bij de aanraking van bepaalde toesteldelen of componenten kan het tot brandwonden of kwetsuren komen.
■
Installatie, herstellingen en onderhoud mogen uitsluitend gebeuren door gemachtigd vakpersoneel, visuele controles en reinigingen kunnen door de gebruiker in spanningsloze toestand uitgevoerd worden.
■
Bij de installatie, herstelling, onderhoud of reiniging van het toestel zijn gepaste voorkomingsmaatregelen te treffen, om van het toestel uitgaande gevaren voor personen uit te sluiten.
■
De toestellen of componenten mogen niet ingezet worden bij mechanische belasting, extreme vochtigheid en directe zonnestraling.
Bescherming van het milieu en recyclage Verwijderen van de verpakking Alle producten worden voor het transport zorgvuldig verpakt in milieuvriendelijke materialen. Lever een waardevolle bijdrage aan de afvalvermindering en behoud van de grondstoffen en sla het verpakkingsmateriaal enkel op bij overeenkomstige inzamelplaatsen. Afvoeren van gebruikte apparaten De toestelvervaardiging is onderhevig aan een voortdurende kwaliteitscontrole. Er worden uitsluitend hoogwaardige materialen verwerkt, die voor het grootste gedeelte recycleerbaar zijn. Draag bij tot de milieubescherming, door U te verzekeren, dat Uw oud toestel enkel op milieuvriendelijke wijze volgens de regionaal geldende voorschriften, bv. door gemachtigde vakbedrijven opgeslagen en herverwerkt werd of afgeleverd werd bij verzamelplaatsen.
Garantie Voorzorgsmaatregelen voor eventuele waarborgaanspraken dienen, via het aan de besteller of zijn afnemer tijdig samen met de verkoop en indienstname van het toestel gevoegde „Waarborgdocument” alsook het „indienstnameprotocol“ volledig ingevuld aan REMKO GmbH & Co. KG teruggestuurd te worden. De waarborgvoorwaarden zijn terug te vinden in de „Algemene verkoopen leveringsvoorwaarden“. Daarenboven kunnen enkel tussen de contractuele partners bijzondere voorwaarden getroffen worden. Dienentgevolge wendt U zich svp eerst tot Uw directe contractuele partner.
Transport en verpakking De toestellen worden in een stabiele transportverpakking geleverd. Controleer svp het toestel direct bij de levering en noteer eventuele schade of ontbrekende delen op de leveringsbon en informeer de transporteur en Uw contractuele partner. Voor latere klachten kan geen waarborg aanvaard worden.
Beschrijving van het toestel Het kameraircotoestel SV 261-681 beschikt over een REMKO SV... AT buitendeel alsook over een binnentoestel SV...IT. Het buitendeel dient in koelbedrijf voor afgave van de van het binnentoestel uit de te koelen kamer ontnomen warmte aan de buitenlucht. Het buitendeel is in buitenbereik of onder inachtname van bepaalde vereisten in binnenbereik monteerbaar. Het binnentoestel is in binnenbereik voor valse zolderingen met Euroraster-afmetingen ontworpen. Onzichtbaar binnen de valse zoldering bevindt zich de cassette, zichtbaar is enkel de afdekking. De bediening gebeurt via een infrarood-afstandsbediening. Het buitendeel bestaat uit een koelkring met compressor, Lamellenvervloeier, vervloeierventilator en smoororgaan. De sturing van het buitendeel gebeurt via de regeling van het binnentoestel. Het binnentoestel bestaat uit Lamellenverdamper, verdamperventilator, regeling en condenskuip. Als toebehoren zijn winterregelingen, bodemconsoles, wandconsoles, koelmiddelleidingen, kabel-afstandsbedieningen en condenspompen verkrijgbaar.
Schema koelkring buitendeel Vervloeierventilator
Omkeerventiel
M
Compressor Aansluiting manometer
Aansluitingventiel Zuigleiding Aansluitingventiel Inspuitleiding
M
Vervloeier
Smoororgaan capillairbuis
Filterdroger
Schema koelkring binnentoestel Verdamperventilator Aansluiting zuigleiding Verdamper Aansluiting inspuitleiding
Systeemopbouw Binnenbereik
Condensleiding
Binnentoestel mit afdekking
Buitenbereik
Elektr. stuurleiding
Buitendeel Elektr. stroomnetaanvoerleiding Inspuitleiding
Zuigleiding Afsluitventiel Vervloeierventilator
De verbinding tussen binnentoestel en buitendeel wordt met koelmiddelleidingen gemaakt.
5
REMKO SV Bediening Het binnentoestel wordt comfortabel met de seriematige infrarood-afstandsbediening bediend. De overeenkomstige gegevensdoorgave wordt van het binnentoestel met een signaaltoon verlaten. Indien een programmering via de infrarood-afstandsbediening niet mogelijk is, kan het binnentoestel ook manueel bediend worden.
Aanduiding De aanduidings-LED‘s lichten op overeenkomstig het ingestelde ventilatortoerental. LED H rood = hoog ventilatortoerental LED M geel = middel ventilatortoerental LED L groen = laag ventilatortoerental
OPGELET Knipperen de LED´s, is er een storing van het binnentoestel (zie hoofdstuk storingsverhelping en klantendienst).
Manuele bediening Ontvangstdeel aan binnentoestel
De binnentoestellen kunnen manueel in bedrijf genomen worden. Door indrukken van de toets RESET aan het ontvangstdeel van de afdekking wordt de automatische modus geactiveerd. In manuele werking geldt de volgende instelling:
Ontvangstsdeel voor signalen van de afstandsbediening
LED H
LED M
LED L
Toets RESET manuele werking
Koelwerking: 24 °C, ventilatorsnelheid AUTO Door indrukken van een toets van de infrarood-afstandsbediening wordt de manuele werking onderbroken.
Infrarood-afstandsbediening De infrarood-afstandsbediening zendt de geprogrammeerde instellingen over een afstand tot 6 m naar het ontvangstsdeel van het binnentoestel. Een ongestoorde ontvangst van de gegevens is enkel mogelijk, wanneer de afstandsbediening op het ontvangstsdeel gericht is en er geen voorwerpen de transmissie verhinderen. Voorbereidend dienen de zich bij de levering bevindende batterijen (2 stuks, type AAA) in de afstandsbediening geplaatst te worden. Trek daartoe de klep van het batterijvakvak uit en plaats de batterijen in de poolrichiting (zie markering).
6
Max. afstand 6 m
AANWIJZING Vervang ontladen batterijen direct door een nieuwe set, omdat het gevaar van uitlopen bestaat. Bij langere uitdienstnamen wordt aanbevolen de batterijen te verwijderen.
max. 6 m
Toetsen van de afstandsbediening
Toetsen van de afstandsbediening Toets „POWER“ met deze toets neemt U het toestel in bedrijf.
Toets „TEMP“ Met deze toets wordt de gewenste temperatuur in een bereik van 16 °C tot 30 °C in stappen van 1 °C ingesteld.
Toets „TIME-SET“ Met deze toets wordt de uurtijd ingesteld. Toets „MODE“
Met deze toets wordt de bedrijfsmodus gekozen. Het binnentoestel beschiikt over 5 modusseni: 1. Automatische modus (COOL/HEAT): In automatische modus wordt de temperatuur constant op de ingestelde theoretische waarde gehouden.
2. Koelmodus (COOL): In koelmodus wordt de opgewarmde kamerlucht op de ingestelde, koelere theoretische waarde afgekoeld. 3. Ontvochtigingsmodus (DRY): In deze modus wordt de kamer overwegend ontvochtigd.
4. Omgevingsluchtmodus (FAN): In omgevingsluchtmodus wordt enkel de lucht omgewenteld. De kamer wordt niet op temperatuur gebracht.
5. verwarmingmodus (HEAT): In verwarmingmodus wordt de koelere kamerlucht op de ingestelden, warmere theoretische waarde verwarmd.
toets „FAN“ Met deze toets wordt het gewenste ventilatortoerental ingesteld. 4 stappen staan ter beschikking: Automatische, hoge, midden en lage ventilatorstap. Toets „TIME-OFF“ Met deze toets wordt het automatische uitschakelen van het binnentoestel geprogrammeerd. Toets „TIME-ON“ Met deze toets wordt het automatische inschakelen van het binnentoestel geprogrammeerd. Toets „C“ Met deze toets wordt de tijdinstelling geactiveerd.
Toets „SWING“ Deze toets activeert de oscillerende lamellen naar een betere luchtverdeling in de kamer, en maakt bijkomend een stoppen mogelijk van de lamellen.
Toets „R“ Met deze toets wordt de afstandsbediening in de levertoestand teruggeplaatst. Toets „NETWORK“ Deze toets heeft geen functie. Toets „SLEEP“ Na het indrukken van deze toets stijgt in koelwerking de theoretische temperatuur binnen binnen een uur automatisch met 1 °C, in verwarmingswerking wordt de theoretische temperatuur binnen een uur met 1 °C verminderd. 7
REMKO SV Toetsenfuncties De doorgave van de instellingen wordt door een symbool in het display aangegeven.
POWER Toets
Activeert resp. deactiveert het binnentoestel met de POWER-toets. In het display verschijnen de voor de afschakeling van het toestel geprogrammeerde waarden en instellingen.
POWER
temp Toets
De toets TEMP maakt de instelling mogelijk van de gewenste theoretische temperatuur in 1 °C stappen. In omgevingsluchtmodus FAN is deze instelling niet mogelijk. TEMP
Uurtijd Toets C
Na indrukken van de lager gelegen toets C door middel van een kleine stift o. a., knippert de aanduiding van de uurtijd. Door de toets TIME-SET ingedrukt te houden wordt aanvankelijk langzaam en dan steeds sneller de aangegeven uurtijd verzet. Na succesvolle instelling wordt de toets C opnieuw ingedrukt om de uurtijd op te slaan. De aanduiding knippert niet meer. C
reset Toets R
TEMP
TIME-SET
C
Na indrukken van de lager liggende toets R door middel van een kleine stift o. a., worden alle symbolen op het display vertoond. Na ca. 5 seconden knippert enkel nog de aanduiding van de uurtijd. Na indrukken van de dieper gelegen toets C dient door aansluitend ingedrukt houden van de toets TIME-SET de uurtijd ingesteld worden. Na succesvolle instelling wordt de toets C opnieuw ingedrukt om de uurtijd op te slaan. De aanduiding knippert niet meer. R
5 sec.
C
Uurtijdinstelling
8
Druk de toets MODE in, wanneer U naar een andere modus wil wisselen. Ter beschikking staan 5 modussen:
mode Toets
1. AUTO 2. COOL 3. DRY 4. FAN 5. HEAT MODE
Automatische modus, automatische keuze van koelof verwarmingswerking Koelmodus, overwegend zomerwerking Ontvochtigingsmodus, zomer- of winterwerking Omgevingsluchtmodus, geen afgave van koelof verwarmingprestatie Verwarmingmodus, overwegend winterwerking
MODE
MODE
MODE
Druk een- resp. meermaals de toets MODE in om naar de automatische modus te wisselen. In deze modus kiest de regeling, afhankelijk van de temperatuur, zelfstandig de COOL of HEAT modus en houdt de ingestelde temperatuurwaarde constant. De FAN-instelling dient op AUTO ingesteld te worden.
Modus Auto
MODE
TEMP
Ingestelde temperatuur ligt
KOELEN onder de kamertemperatuur of VERWARMEN Ingestelde temperatuur ligt
boven de kamertemperatuur
Modus Cool
AANWIJZING Het is aan te bevelen de waarde, de theoretische temperatuur maximaal 6 °C onder de buitentemperatuur in te stellen, de automatische ventilatorsnelheid en de functie Swing te gebruiken.
Druk een- resp. meermaals die toets MODE in om naar de koelmodus te wisselen. Gebruik deze modus om de kamerlucht op de gewenste theoretische temperatuur af te koelen. Stel de gewenste kamertemperatuur in door indrukken van de toetsen TEMP p / q in 1 °C stappen. Ligt de kamertemperatuur 1 °C boven de gewenste temperatuur en staat voldoende koelmedium ter beschikking, begint het binnentoestel daardoor de kamerlucht af te koelen. Wordt de ingestelde kamertemperatuur met ca. 0,5 C° onderschreden, schakelt de regeling de koeling af.
MODE
Koelbedrijf
9
REMKO SV Modus Dry
Druk een- resp. meermaals de toets MODE in om naar ontvochtigingsmodus te wisselen. Gebruik deze modus om de kamer ongeregeld te ontvochtigen. Na indrukken van de toets DRY kan de gewenste temperatuur en de lamellenstelling gekozen worden. Een instelling van het ventilatortoerental is niet mogelijk. In bepaalde intervallen wordt de ventilator uitgeschakeld, om de temperatuur aan de koelcontqiner te verlagen. Op basis van de geringe temperatuur wordt het dauwpunt van de lucht aan de lamellen onderschreden. De overbodige vochtigheid van de lucht condenseert aan de koelcontainer, de kamer wordt ontvochtigd. MODE
Modus fan
Ontvochtigingswerking
Druk een- resp. meermaals die toets MODE in om naar de omgevingsluchtmodus te wisselen. In deze modus wordt het toestel als omgevingsluchttoestel gebruikt. Er wordt geen koel- of verwarmingprestatie aan de kamer afgegeven. MODE
swing Toets
Met deze modus kan in de winter de opgeslagen warmte onder de afdekking in het onderste bereik van de kamer opegvraagd worden.
omgevingsluchtwerking
De toets SWING maakt een voortdurende en automatische vertikale lamellenplaatsing mogelijk. In ingeschakelde toestand wordt de gekoelde lucht beter in de kamer verdeeld. Wordt de toets SWING tijdens de Swingbewegung ingedrukt, stoppen de lamellen in de huidige positie. Een nogmaals indrukken van de toets zet de Swingfunctie weer in gang.
SWING
SWING
10
TiP
SWING
SWING
SWING
SWING
Druk een- resp. meermaals die toets MODE in om naar de verwarmingmodus te wisselen. Gebruik deze modus om de kamerlucht op de gewenste theoretische temperatuur te verwarmen. De ventilator start pas bij het bereiken van een lamellentemperatuur van 38°C.
Modus heat
Stel de gewenste kamertemperatuur in door indrukken van de toetsen TEMP / in 1 °C stappen. Ligt de kamertemperatuur 1 °C onder de gewenste temperatuur, wordt de verwarmingswerking geactiveerd. Wordt de ingestelde kamertemperatuur met ca. 1 C° overschreden, schakelt de regeling de verwarmingswerking af. AANWIJZING Het is aan te bevelen de theoretische temperatuur in te stellen op tot maximaal 28 °C, de maximale ventilatorsnelheid en de onderste lamelleninstelling teb gebruiken.
MODE
verwarmingswerking
network Toets
De toets NETWORK is zonder functie.
sleep Toets
Na indrukken van de toets SLEEP verschijnt het symbool in het display en de kamertemperatuur wordt 30 minuten na de start van deze functie met 0,5 °C in koelmodus verhoogd en in verwarmingsmodus verlaagd. Na een verdere 30 minuten wordt de kamertemperatuur met 1 °C in koelmodus verhoogd en in verwarmingsmodus verlaagd. Na een verder uur wordt de kamertemperatuur constant op 2°C in koelwerking boven en in verwarmingswerking onder de aanvankelijke theoretische temperatuur gehouden. Deze temperatuur wordt constant aangehouden. Beëindigd wordt deze functie door indrukken van de toets POWER resp. SLEEP. Het symbool in het display verdwijnt.
Koelbedrijf
verwarmingswerking
SLEEP
SLEEP
SLEEP
SLEEP
11
REMKO SV time Toetsen Inschakeltijd
De TIME-ON/-OFF toetsen worden gebruikt voor de programmering van een in- resp. uitschakeltijd, de TIME-SET toets voor de tijdsinstelling. Door indrukken van de toetsen TIME-ON resp. TIME-OFF, wordt de timer geactiveerd en de uurtijdaanduiding verdwijnt. Het timersymbool naar inresp. uitschakeltijd knippert. Door indrukken van de toets TIME-SET wordt de gewenste in- of uitschakeltijd in stappen van 10 minuten ingesteld.
Uitschakeltijd
Na succesvolle programmering worden de instellingen aan het binnentoestel doorgegeven. Bij de inschakelvertraging door indrukken van de toets TIME-ON, bij de uitschakelvertraging door indrukken van de toets TIME-OFF. Het timersymbool knippert niet meer en het binnentoestel verlaat de programmering door een signaaltoon. Wordt de geprogrammeerde tijd bereikt, schakelt het toestel automatisch in resp. uit. Wordt het binnentoestel automatisch ingeschakeld, worden de modus, de temperatuur en de ventilatorsnelheid van de laatste instelling geactiveerd. Het voortijdige wissen van de in- en uitschakeltijd gebeurt door indrukken van de overeenkomstige TIME-toets of door de toets POWER. Inschakeltijd TIME-ON
TIME-SET
TIME-ON
TIME-OFF
TIME-SET
TIME-OFF
Uitschakeltijd
12
Uitdienstname
Service en onderhoud
Tijdelijke uitdienstname
De regelmatige service en onderhoud waarborgen een storingsvrije werking en een lange levensduur van het toestel.
■ Reinig voor het begin van een langere stilstandsperiode de lamellen van het binnentoestel en buitendeel.
■ Dek het buitendeel af met een kunststoffolie, om het binnendringen van vervuiling in het toestel te verhinderen.
4. Controleer het toestel op zichtbare beschadigingen en reinig het zoals in hoofdstuk „Service en onderhoud“ beschreven.
Definitieve uitdienstname De opslag van het toestel en componenten dient volgens de regionaal geldende voorschriften, bv. door gemachtigde akbedrijven voor de opslag en herwaardering van verzamelplaatsen, uitgevoerd. De Firma REMKO GmbH & Co. KG of Uw verantwoordelijke contractpartner geven U graag een vakbedrijf in Uw nabijheid.
■ Hou het binnentoestel en buitendeel vrij van vervuiling, begroeiing en andere afzettingen. ■ Reinig het toestel enkel met een vochtige doek. Gebruik geen scherpe, krassende of oplosmiddelhoudende reinigingsmiddelen. Plaats geen waterstraal op het toestel.
■ Wij bevelen aan een onderhoudscontract met jaarlijks onderhoudsinterval met een overeenkomstige vakfirma af te sluiten. TIP
Werkwijze Controlee / Onderhoud / Inspectie
Algemeen Spanning en stroom controleren Functie compressor/ventilatoren controleren Functie ventilator controleren Vervuiling vervloeier/verdamper Koelmiddelvulhoeveelheid controleren Condensafloop controleren Isolatie controleren Bewegende delen controleren
Zo waarborgt U telkens de bedrijfsveiligheid van de installatie!
• • • • • • • • •
Jaarlijks
Service 3. Schakel de stroomvoorziening van het toestel af.
Onderhoud
Halfjaarlijks
Voor alle werkzaamheden aan de toestelen dient de stroomvoorziening onderbroken te worden en beveiligd tegen opnieuw inschakelen!
Maandelijks
2. Neem de installatie door middel van de afstandsbediening uit dienst.
OPGELET
Indienstname
1. Laat het binnentoestel 2 tot 3 uur in omgevingsluchtwerking of in koelwerking met maximale temperatuurinstelling lopen, zodat de resterende vochtigheid uit het toestel verwijderd wordt.
• • • • • • • • •
13
REMKO SV Reiniging van de afdekking aan het binnentoestel 1. Onderbreek de stroomvoorziening naar het toestel. 2. Open het luchtinlaatrooster van de afdekking en klap deze naar onder. De filter wordt door zijdelings ingeschroefde lussen aan het rooster gehouden (afbeelding 1). 3. Reinig het rooster en de afdekking met een licht bevochtigde doek.
5. U kan vervuilingen ook voorzichtig met lauwwarm water en een zacht reinigingsmiddel verwijderen (afbeelding 4). Draai daartoe de verontreinigde zijde naar onder.
Reiniging van de condenspomp
6. Laat de filter bij gebruik van water eerst volledig luchtdrogen, vooraleer deze terug in het toestel te plaatsen.
De pomp is in ruime mate onderhoudsvrij. Laat toch de condensleidingen op regelmatige afstanden op vervuilingen controleren en reinig deze indien nodig.
7. Plaats de filter voorzichtig. Let daarbij op de correcte plaatsing.
In het binnentoestel bevindt zich een ingebouwde condenspomp, die het optredende condens naar hoger gelegen aflopen pompt.
Zou daarenboven een externe pomp gebruikt worden, let bij de servivce en onderhoud op de afzonderlijke Bedieningshandleiding.
4. Schakel de stroomvoorziening weer in.
8. Sluit de afdekking zoals hierboven beschreven in omgekeerde volgorde.
Luchtfilter van het binnentoestel
9. Schakel de stroomvoorziening weer in.
Reinig de luchtfilter in een interval van maximum 2 weken. Verminder deze tijdspanne bij sterk verontreinigde lucht.
10. Schakel het toestel weer in.
Reiniging van de filter aan het binnentoestel
1 Luchtinlaatsrooster open
2 Filter uitnemen
3 Reiniging met de stofzuiger
4 Reiniging met lauwwarm water
1. Onderbreek de stroomvoorziening naar het toestel. 2. Open het luchtinlaatrooster van de afdekking en klap deze naar onder (afbeelding 1). De filter wordt door zijdelings ingeschroefde lussen aan het luchtinlaatroosters gehouden. 3. Kip de filter om en trek deze eruit (afbeelding 2). 4. Reinig de filter met behulp van een gewone stofzuiger (afbeelding 3). Draai daartoe de verontreinigde zijde naar boven. 14
Storingsverhelping en klantendienst Het toestel en componenten worden met de modernste vervaardigingsmethoden vervaardigd en meermaals op foutloze werking gecontroleerd. Zouden alsnog storingen optreden, controleer svp de functie volgens onderstaande lijst. Wanneer alle functiecontroles uitgevoerd zijn en het toestel nog steeds niet zonder defect werkt, verwittig svp Uw vakhandelaar! Functiestoring Storing
Het toestel start niet of schakelt zich zelfstandig uit.
mogelijke oorzaak
Oplossing
Werken alle andere elektrische bedrijfsmiddellen?
Spanning controleren ev. wachten op terug inschakelen
Werken alle andere elektrische bedrijfsmiddellen? Zijn na de herstart ca. 5 Minuten verlopen?
In werking zetten door een vakbedrijf Langere wachttijden inplannen Temperatuurbereiken van binnentoestel en buitendeel in het oog houden Afschakeling van de netstroombeveiliging en opnieuw inschakelen / controle door vakbedrijf
inzettemperatuurbereik onder- / overschreden
Werken de ventilatoren van het binnentoestel en buitendeel?
Overspanningen door onweer
Waren er de laatste tijd regionale blikseminslagen?
Storing van de externe condenspomp Zendafstand te groot/ ontvangst gestoord Afstandsbediening defect
Het toestel reageert niet op de afstandsbediening.
Controle
Stroomuitval, onderspanning, netstroombeveiliging defect / hoofdschakelaar uitgeschakeld Netstroomtoevoerleiding beschadigd Wachttijd na het inschakelen te kort
ontvangst- resp. zenddeel krijgt te sterke zonneinstraling Elektromagnetische velden storen de transmissie
Heeft de pomp een storingsafschakeling doorgevoerd? Bij indrukken van toets signaaltoon aan binnentoestel? Werkt het toestel in manuele werking?
Is de functie na uitschakelen eventuele storingsbronnen gegeven? Verschijnt het “zend”-symbool in de aanduiding? Werden nieuwe batterijen geplaatst? Is de aanduiding onvolledig?
Geen signaaloverdracht bij gelijktijdige werking van storingsbronnen toets ontgrendelen / enkel een toets indrukken
Was er een architectonische / gebruiksmatige wijziging?
Geen koel- resp. verwarmingswerking ingesteld
Is het koel-/verwarmingssymbool in de aanduiding geactiveerd?
Ondichtheid in koelkring
Aan het toestel komt condenswateruit.
Afloopbuis van de verzamelcontainer verstopt / beschadigd Externe condenspomp resp. vlotter defect Er bevindt zich niet afgelopen condens in de condensleiding
Condens kan niet afgeleid worden
Vlotter kleeft of klemt wegens hoog aandeel aan vervuiling.
Afstandsbediening vervangen Zenddeel resp. ontvangstdeel beschaduwen
Vensters en deuren geopend. Warmte-/resp. koelbelasting werd verhoogd
Lamellen van het buitendeel door vreemde voorwerpen geblokkeerd
Afstand tot op minder dan 6 m brengen en standplaats wisselen
Is de functie bij beschaduwing gegeven?
toets van FB ingeklemd / dubbele toetsenbediening batterijen van de afstandsbediening leeg Filter is verontreinigd / luchtinlaat/uitlaatopening door vreemde Werden de filters gereinigd? voorwerpen geblokkeerd
Het toestel werkt met verminderde of zonder koel- of verwarmingprestatie.
Pomp controleren ev. reinigen
Nieuwe batterijen plaatsen Filterreiniging doorvoeren Vensters en deuren sluiten / extra installaties monteren
Instelling van het toestel corrigeren Ventilator of winterregeling Werkt de ventilator van het controleren, luchtweerstand buitendeel en zijn de lamellen vrij? verminderen Is er rijpvorming aan de lamellen In werking stellen door van het binnentoestel zichtbaar? vakbedrijf Is de ongehinderde condensafloop Reinigen van de afloopbuis en gewaarborgd? de verzamelcontainer Pomp door vakfirma laten vervanIs de condenskuip vol water en gen werkt de pomp? Is de condensleiding met niveauCondensleiding met niveauverschil verschil geplaatst? plaatsen, resp. reinigen Zijn de condensleidingen vrij en met niveauverschil geplaatst? Werken de condenspomp en de vlotterschakelaar? Knipperen de LED´s aan ontvangstdeel van het binnentoestel?
Condensleiding met niveauverschil plaatsen, resp. reinigen / is de vlotterschakelaar resp. de condenspomp defect, deze laten vervangen Door vakfirma laten reinigen.
15
REMKO SV Storingsaanduiding door knippercode H (Rood)
M (Geel)
L (Groen)
Oorzaak
Wat te doen ?
Ventilator hoge stap
Normale bedrijfstoestand
Ventilator middel stap
Normale bedrijfstoestand
Ventilator kleine stap
Normale bedrijfstoestand
Verwarmingbedrijf: Opwarmfase
Normale bedrijfstoestand
Verwarmingbedrijf: Afkoelfase
Normale bedrijfstoestand
knippert aan
Verwarmingbedrijf: Ontdooifase van het buitendeel
Normale bedrijfstoestand
knippert knippert
Vorstbeschermingsensor binnentoestel defect/reageert
vakhandelaar contacteren
knippert
Koelwerking: Vorstbescherming binnentoestel
Ca. 1 minuut wachten
knippert aan
Verwarmingbedrijf: Oververhittingsbescherming binnentoestel
Ca. 1 minuut wachten
Temperatuursensor buitendeel defect/reageert
vakhandelaar contacteren
aan aan aan knippert knippert
aan
knippert knippert knippert
knippert
Omgevingsluchttemperatuursensor binnentoestel defect/reageert
vakhandelaar contacteren
knippert aan
knippert
Lagedrukstoring (enkel extern)
vakhandelaar contacteren
knippert knippert
Hogedrukstoring (enkel extern)
vakhandelaar contacteren
knippert knippert aan
Geen verschil vorstbescherming-/omgevingsluchtsensor
vakhandelaar contacteren
knippert knippert knippert
Vlotterschakelaar condenspomp defect/reageert
vakhandelaar contacteren
16
Montageaanwijzing voor vakpersoneel Belangrijke aanwijzing voor de installatie ■
Breng het toestel in de originele verpakking zo kort mogelijk bij de montageplaats. Zo vermijdt U transportschade.
■
Controleer de verpakkingsinhoud op volledigheid en het toestel op zichtbare transportschade. Meldt eventuele defecten direct aan Uw contractuele partner en de transporteur.
■
Hef het toestel bij de hoeken en niet bij de koelmiddel- of condensaansluitingen.
■
De koelmiddelleidingen (inspuit-en zuigleiding), ventielen en de verbindingen zijn stoomdiffuusdicht te isoleren. Eventueel dient ook de condensleiding geïsoleerd te worden.
kleefbanden en knik of druk nooit de koelmiddelleidingen in. ■
Vermijdt onnodige buigingen. Zo minimaliseert U het drukverlies in de koelmiddelleidingen en waarborgt U de vrije terugstroming van compressoroliën.
■
Tref bijzondere voorzieningsmaatregelen met betrekking tot de olieterugstroming, wanneer het buitendeel boven het binnentoestel geplaatst is. (zie deel olieterugstromingsmaatregelen).
■
■
Kies een montageplaats, die een vrije luchtinlaat en -uitlaat waarborgt. (zie deel „minimum vrije ruimte“).
■
Installeer het toestel niet in de onmiddellijke nabijheid van toestelen met intensieve warmtestraling. De montage in de nabijheid van warmtestralingen vermlindert de toestelprestatie.
■
■
Open de afsluitventielen van de koelmiddelleidingen pas na beëindiging van de volledige installatie. Bescherm open koelmiddelleidingen tegen de inlaat van vochtigheid door geschikte kappen, resp.
Overschrijdt de enkele lengte van de koelmiddelleiding 5 meter, dient koelmiddel toegevoegd te worden. De hoeveelheid van het extra koelmiddel kan U vinden in hoofdstuk „koelmiddel toevoegen“.
■
Gebruik uitsluitend de bij de levering verkregen overtrekmoeren van de koelmiddelleidingen en verwijder deze pas kort voor het verbinden met de koelmiddelleidingen.
■
Voer alle elektrische aansluitingen uit volgens de geldende DIN- en VDE voorschriften.
■
■
bevestig elektrische leidingen steeds overeenkomstig de elektroklemmen. Het zou tot brand kunnen komen. Voor onderhoudswerkzaamheden aan schakelkasten dienen de in de
tussendeksels revisieopeningen voorzien te worden. ■
eventuele verluchtingskanalen resp. -buizen voor een tweede kameraansluiting resp. een verse luchtaansluiting dienen inclusief de aansluitingsstukken met diffuusdichte warmteafscherming voorzien te worden.
Wanddoorbreking ■
Er dient een wanddoorbreking gemaakt te worden van minimum 70 mm diameter en 10 mm niveauverschil van binnen naar buiten per binnentoestel.
■
Wij bevelen aan, het gat binnen te polijsten of bv. met een PVC-buis te bekleden, om beschadigingen aan de leidingen te vermijden.
■
Na succesvolle montage dient de wanddoorbreking architectonisch met een gepast dichtingsmiddel afgesloten te worden. Gebruik geen cementof kalkhoudende stoffen!
leidingen in wanddoorbreking Stuurleiding
PVC-buis Zuigleiding Condensleiding Inspuitleiding
17
REMKO SV Montagemateriaal
Regen
Sneeuw
Het binnentoestel wordt door middel van 4 architectonisch te plaatsen draadstangen bevestigd.
Het toestel is bij vloer- of dakopstelling met min. 10 cm vloer vrije ruimte te monteren. Een vloerconsole is als toebehoren verkrijgbaar.
In gebieden met sterke sneeuwval dient voor het toestel een montage aan de wand vorzien te worden.
Om de installatie volledig door te kunnen voeren, zijn overeenkomstige spieën, trapeziumvormige plaathangers, profielstaal, ringen voorkoelmiddelen condensleidingen (resp. verplaatskanalen) en aansluitingsstukken voor de condensleiding nodig.
Keuze van de installatiesplaats Binnentoestel Het binnentoestel is ontworpen voor een montage in horizontale tussendak met Euroraster– afmetingen. Het kan echter ook in tussendak met andere maten geplaatst worden.
zon De vervloeier van het buitendeel is een warmteafgevend bouwdeel. Zonnestraling verhoogt extra de temperatuur van de lamellen en vermindert daarmee de warmteafgave van de lamellenwisselaars. Het buitendeel dient zo mogelijk aan de noordzijde van het betreffende gebouw opgesteld te worden. architectonisch dient in dit geval een beschaduwing opgesteld te worden. Dit kan door een kleine dakbedekking gebeuren. De uitgaande warme luchtstroom mag door de maatregelen echter niet beïnvloed worden. Wind
Hou rekening met de montagehoogte van het toestel met minstens 258 mm bij SV 261 en SV 351, minstens 298 mm bij SV 521 en SV 681.
Buitendeel Het buitendeel is voor een horizontale staande montage in buitenbereik ontworpen. De opstellingsplaats van de toestellen dient horizontaal, vlak en vast te zijn. Bijkomend dient het toestel beveiligd tegen omkippen. Het buitendeel kan zowel buiten als ook binnen een gebouw opgesteld worden. Bij de buitenmontage let svp op de volgende aanwijzingen ter bescherming van de toestellen voor onweersinvloeden.
18
Wordt het toestel overwegend in windige omgevingen geïnstalleerd, dient erop gelet, dat de uitgaande warm luchtstroom met de hoofdwindrichting afgevoerd wordt. Is dit niet mogelijk, voorzie dan architectonisch eventueel een windbescherming. Let er op, dat de windbescherming de luchttoevoer van het toestel niet beïnvloedt. Windbescherming
Wind
De montage dient dan min. 20 cm boven de te verwachten sneeuwhogte te gebeuren, om het binnendringen van sneeuw in het buitendeel te verhinderen. Een wandconsole is als toebehoren verkrijgbaar. Minimum afstand tot sneeuw
Sneeuw
20 cm
Opstelling binnen gebouwen ■
Zorg voor een toereikende warmteafvoer, wanneer het buitendeel in de kelder; op het dak, in een kamer ernaast of in hallen opgesteld wordt (afbeelding 5).
■
Waarborg een continu ongehinderde luchttoevoer van buiten, zo mogelijk door tegenover elkaar liggende, voldoende grote luchtopeningen (afbeelding 5).
■
Installeer een extra ventilator, die over dezelfde luchtvolumestroom beschikt als deze van de in de kamer van het op te stellen buitendeel en de eventuele extra drukverlies door luchtkanalen kab compenseren (afbeelding 5).
5 Opstelling binnen gebouwen
■
Hou U aan de statische en speciale bouwtechnische voorschriften en voorwaarden met betrekking tot gebouwen en voorzie ev. een geluidsdemping.
Koude frisse lucht
Warmlucht Extra ventilator Lichtschacht
Lichtschacht
Warme lucht Buitendeel
Minimumvrije ruimte
Olieterugstroommaatregelen
De minimum vrije ruimte dient te worden voorzien vooronderhoudsen herstellingswerkzaamheden en onder andere voor de optimale luchtverdeling.
wordt het buitendeel op een hoger niveau geplaatst dan het binnentoestel, dienen gepaste olieterugstroommaatregelen getroffen te worden. Dit gebeurt in de regel door het maken van een oliehefboog, die elke 2,5 stijgende meter dient geïnstalleerd te worden.
Minimum vrije ruimte Luchtinlaat
E
300 300
Olieterugstroommaatregelen D
C
300 A
300
B
Alle aanduidingen in mm
SV 261 AT
SV 351 AT
SV 521 AT
SV 681 AT
A
100 mm
150 mm
B
700 mm
900 mm
C
E
100 mm 200 mm
Oliehefboog in de zuigleiding naar het buitendeel 1 x elke 2,5 stijgende meter Radius: 50 mm
Binnentoestel
400 mm
D
Buitendeel
Luchtuitlaat
max. 15 m
300
150 mm 400 mm
600 mm 19
REMKO SV installatie De installatie mag enkel door gemachtigd vakpersonal uitgevoerd worden. Toestelinstallatie Het binnentoestel wordt aan vier draadstangen met de afdekking naar onder, onder inachtname van het dakraster en eventuele inbouwen, geïnstalleerd. 1. Markeer volgens de afmetingen van de ingezette dakcassette (afbeelding 8) de bevestigingspunten van de draadstangen aan statisch toelaatbare bouwwerkdelen en boven het tussendak. 2. dienen een tweede kameren frisse luchtaansluitingen ingebouwd te worden, dienen de vereiste aansluitingssteunen
voor de toestelmontage aangebouwd te worden. Zie deel tweede kamer– en frisse luchtaansluiting. 3. Zet het binnentoestel in de draadstangen en breng het toestel via de onderste moer in een horizontale positie (afbeelding 9). Enkel zo is de afloop van het condenswater in de opvangkuip gewaarborgd.
5. Sluit, zoals verder beschreven, de koelmiddel-, elektro- en condensleiding aan het binnentoestel aan.
Statisch bouwwerkdeel
Alle afmetingen in mm
Aansluiting van de koelmiddelleidingen De architectonische aansluiting van de koelmiddelleidingen gebeurt aan de zijkant van de achterzijde van het toestel.
OPGELET De toestellen zijn werkmatig met een vulling van droge stikstof voor dichtheidscontrole voorzien. De onder druk staande stikstof ontsnapt bij het lossen van de overtrekmoeren.
B
SV 261-681
Afstand A
35 mm
Afstand B
25 mm
20
280
Statisch bouwwerkdeel
Toestelophanging
8 Toestelophanging
Eventueel dient aan het binnentoestel een reductie, resp. vergroting geïnstalleerd te worden. Deze schroeven zijn seriematig extra bijgeleverd bij het binnentoestel. Na succesvolle montage dienen de verbindingen stoomdiffuusdicht geïsoleerd te worden.
10 Toestel bevestigen
Afmetingen in mm
7. trek afsluitend de tegenmoer aan en monteer de afdekking.
4. Hou daarbij de afstand maat A, (afbeelding 10) zoals in de tabel hieronder aangegeven, tussen onderzijde van de ophanging en de onderzijde van de bevestiging aan.
9 Toestel inhangen
A
6. controleer noghmaals de horizontale oprichting van het toestel.
615
AANWIJZING
615 mm x 280 mm
De volgende aanwijzingen beschrijven de installatie van de koelkringen en de montage van binnentoestel en buitendeel. 1. Neem de vereiste buisdiameter svp uit de tabel „Technische gegevens“.
2. verwijder de werkmatige beschermkappen alsook de overtrekmoeren van de aansluitingen en gebruik deze voor de verdere montage. 3. Vergewis U ervan, vooraleer de koelmiddelleidingen af te vlakken, dat de overtrekmoeren op de buis voorhanden zijn. 4. Bewerk de geplaatste koelmiddelleidingen zoals hierna voorgesteld (afbeelding 11+12). 5. controleer of afvlakking een correcte vorm heeft (afbeelding 13). 6. Maak nu de verbinding van de koelmiddelleidingen met de aansluiting manueel, om een juiste plaatsing te waarborgen. 7. bevestig nu definitief de schroeven met 2 beksleutels met gepaste sleuitelwijdte. Hou tijdens het schroeven in elk 11 Ontbramen van de koelmiddelleiding
geval met een beksleutel tegen (afbeelding 14). 8. Gebruik enkel voor het temperatuurbereik inzetbare en diffuusdichte isolatieslangen. 9. Plaats de koelmiddelleidingen van binnentoestel naar buitendeel. Let op een voldoende bevestiging en tref ev. maatregelen voor de olieterugstroming! 10. Let bij de montage op de buigradius van de koelmiddelleidingen en buig nooit tweemaal op dezelfde plaats aan een buis. Broosheid en breekgevaar kunnen het gevolg zijn. 11. installeer het buitendeel met de wand- resp. vloerconsole aan statisch toelaatbare gebouwdelen (installatieaanwijzingen van de consoles in het oog houden). 12 Afvlakken van de koelmiddelleiding
Koelmiddelleiding
Afvlakwerktuig
12. Verzeker U ervan, dat geen geluiden van voorwerpen op delen van het gebouw worden overgedragen. Overdragingen van geluiden van voorwerpen worden verminderd door trillingsdempers! 13. Bewerk de koelmiddelleiding in het bereik van het buitendeel, zoals voorheen beschreven. Bijkomende aanwijzingen voor installatie. ■
Is de enkele lengte van de verbindingsleiding langer dan 5 m, dan dient bij de eerste indienstname van de installatie koelmiddel toegevoegd te worden. zie hoofdstuk „koelmiddel toevoegen“
AANWIJZING Er mogen enkel werktuigen en componenten gebruikt worden, die voor de inzet in het koelbereik toegelaten zijn. Kamer ernaast- en frisse luchtaansluiting Het binnentoestel is voor de koeling van een tweede kamer en onafhankelijk daarvan, klaar voor de inbreng van frisse lucht.
Ontbramer
Montageaanwijzing 13 Correcte afvlakvorm
14 Schroeven aantrekken Vasttrekken 1ste beksleutel Aantrekdraaimoment:
Tegenhouden 2de beksleutel
14
“ 15-20 Nm
38
“ 33-40 Nm
12
“ 50-60 Nm
58
“ 65-75 Nm
34
“ 95-105 Nm
Voor montage van de frisse luchtaansluiting en de ansluitingen van de kamer ernaast gaat U als volgt te werk: 1. Let er op, dat U zich direct achter de te verwijderen opening van de lamellen van de verdamper bevindt, en deze in geen enkel geval beschadigd mogen worden (Blz. 22, afbeelding 8). 21
REMKO SV 2. Verwijder voorzichtig de afscherming achter de opening (afbeelding 9).
Kamer ernaast- en frisse luchtaansluiting
8 Uitstansing verwijderen
Frisse luchtaansluiting
3. Breek nu de overeenkomstige opening door (afbeelding 10). 4. Hou de verluchtingsbuis zo kort mogelijk en plaats deze met zo weinig mogelijk buigingen. 5. Let er op, dat de bandkragen, schroeven, Flex- / wikkelschaarnierbuis en afschermstoffen architectonisch aan te brengen zijn. De genoemde delen zijn in de vakhandel verkrijgbaar (afbeelding 11). Aansluiting kamer ernaast Het binnentoestel biedt de mogelijkheid, een kamer ernaast via een kanalisatiesysteem, bv. in een afhangende afdekking, mee te koelen. Daartoe dienen volgende voorwaarden vervuld te zijn: ■ De koelprestatie van het binnentoestel dient toereikend te zijn voor de koeling van beide kamers. ■ Tussen de beide kamers dient een opening geschapen te worden, die een luchtcirculatie tussen de beide kamers toelaat. ■ Een maximale buislengte van 7 m mag niet overschreden worden. ■ Om het transport van de lucht in de kamer ernaast te waarborgen, dienen 1 resp. 2 van de 4 uitlaatopeningen van de afdekking afgesloten te worden. Kleef daartoe een zwarte, eenzijdig gele klevende stoffen strook op de af te sluiten openingen. De strook dient de belasting door de luchtstroom stevig tegen te houden. 22
Aansluiting kamer ernaast
9 Afscherming voorzichtig verwijderen
Frisse luchtaansluiting Zoals reeds beschreven bestaat de mogelijkheid met het binnentoestel ook frisse lucht (buitenlucht), extra aan te zuigen aan de kamerlucht, en deze op temperatuur te brengen. Deze variante wordt bij voorkeur gebruikt in kamers met zich snel verbruikende lucht. 10 Opening doorbreken
■ Let op de regionale voorschriften voor luchtbehandeling. ■ Voor de frisse luchtaansluiting dient een bandkraag NW 70 mm gemonteerd te worden. ■ Het aandeel frisse lucht mag niet meer bedragen dan 10 % van de nominale luchtvolumestroom van het toestel. De toevoer van frisse lucht dient door de inzet van een bijkomende, toerentalgeregelde ventilator te gebeuren.
11 Bevestiging kragen
■ Om het binnendringen van regenwater te verhinderen, mag de lucht aan de buitenluchtinlaat met een snelheid van maximaal 2,5 m/s via een stoffilter aangezogen worden. ■ Voor de aansluiting van de ventilator is een architectonisch te plaatsen, afzonderlijk te beveiligen elektro-installatie noodzakelijk.
OPGELET Er mogen enkel een frisse luchten een kamer ernaastaansluiting gebruikt worden!
Aansluiting kamer ernaast
max.
Frisse luchtaansluiting
Frisse luchtinlaat
7m
Hoofdkamer
Kamer ernaast
Binnen
Buiten
Dichtheidscontrole Zijn alle verbindingen gemaakt, wordt het manometerstation als volgt aan de overeenkomstigen Schraderventielaansluitingen aangesloten, in zoverre voorhanden: rood = klein ventiel = inspuitdruk blauw = groot ventiel = zuigdruk Na succesvolle aansluiting wordt de dichtheidscontrole met droge stikstof doorgevoerd. Voor de dichtheidscontrole worden de gemaakte verbindingen met lekzoekspray besproeid. Indien blazen zichtbaar zijn, is de verbinding niet correct uitgevoerd. trek dan de schroeven vaster aan of maak ev. een nieuwe afvlakking. Na succesvolle dichtheidscontrole wordt de overdruk uit de koelmiddelleidingen verwijderd en een vacuümpomp met een absolute einddeeldruk van min. 10 mbar in bedrijf gezet, om een luchtledige kamer in de leidingen te bekomen. Bijkomend wordt indien voorhanden vocht uit de leidingen verwijderd.
OPGELET Er dient een vacuüm van min. 20 mbar abs. gecreëerd worden!
De duur van de vacuümcreatie richt zich naar de buisleidingsvolumen van het binnentoestel en de lengte van de koelmiddelleidingen, doch bedraagt minstens 60 minuten. Wanneer vreemde gassen en vocht volledig uit het systeem verwijderd zijn, worden de ventielen van het manometerstation gesloten en de ventielen van het buitendeel, zoals in hoofdstuk „indienstname“ beschreven, geopend.
Condensaansluiting Op basis van de dauwpuntonderschrijding aan de container komt het tijdens de koelwerking tot condensvorming. Onder de container bevindt zich een opvangkuip met seriematige condenspomp en vlotterschakelaar. de vlotterschakelaar dient op basis van defecte afvoervan de condenss een veiligheidsafschakeling door te voeren, schakelt de pomp direct in en loopt ca. drie minuten na.
■ De architectonische condensleiding dient geplaatst met een niveauverschil van min. 2 %. Eventueel dient een stoomdiffuusdichte isolatie voorzien te worden. ■ Bevindt het niveau van de condensleiding aan het toestel zich boven de toesteluitlaat, dan dient de leiding vertikaal naar boven (max. 1000 mm vanaf de onderkant van het toestel) en dan met niveauverschil naar de afvloeiing geplaatst. ■ Voer de condensleiding van het toestel vrij in de afloopleiding. Ingeval condens in een afwaterleiding gevoerd wordt, voorzie een sifon als geurafsluiting. ■ Bij een toestelwerking beneden 0 °C buitentemperatuur dient gelet op een vorstveilige plaatsing van de condensleiding. Ev. dient een buisverwarminging voorzien. ■ Na succesvolle plaatsing dient de vrije afloop van condens gecontroleerd te worden en een permanente dichtheid verzekerd te worden. 23
REMKO SV Condensaansluiting - foutief! Ver uit elkaar liggende stijgleiding
Condensaansluiting - juist! Te grote/kleine condensleiding
min. 2% niveauverschil 16-20 mm maximaal 1000 mm
Geen niveauverschil
Geen vrije afloop
max. 100 mm
Elektrische aansluiting Bij de toestellen is een stroomnettoevoerleiding als stroomvoorziening aan het buitendeel en een stuurleiding naar het binnentoestel te installeren en overeenkomstig te beveiligen.
OPGELET
de pomp een bijkomend relais voor de verhoging van de schakelprestatie, voor afschakeling van de compressor, noodzakelijk.
Aansluiting van het binnentoestel
Worden de leidingen in bereiken met sterke magnetische velden geplaatst, dienen de stuurleidingen als afgeschermde leiding uitgevoerd te zijn.
1. Open het luchtinlaatrooster.
■
De elektrische beveiliging van de installatie gebeurt volgens de technische gegevens.
3. Verbindt het toestel met de stuurleiding van het buitendeel. Zie elektrisch aansluitschema.
OPGELET
4. Bouw het toestel weer tesamen.
■
Alle elektrische installaties dienen door vakondernemingen uigevoerd te worden. De montage van de elektro-aansluitingen dient spanningsvrij te gebeuren.
■
Wij bevelen aan, architectonisch een hoofd/herstellingsschakelaar in de nabijheid van het buitendeel te installeren.
■ De
klemlijsten van de aansluitingen bevinden zich aan de achterzijde van het toestel. Na de installatie kunnen metingen, na het verwijderen van de afdekking, van de voorzijde gebeuren.
■ Wordt
bij het toestel een als toebehoren verkrijgbare condenspomp ingezet, is ev. bij het gebruik van de afschakelcontact van
24
Alle elektrische stekker- en klemverbindingen dienen op hun vaste plaatsing en stevig contact gecontroleerd en ev. nagetrokken te worden.
Voer de aansluiting op volgende wijze uit:
2. Los de afdekking aan de rechterzijde en onder rechts aan de achterzijde (afbeelding 12).
12 Aansluiting van het binnentoestel Klemlijst stuurleiding
Afdekking
Stuurleiding van buitendeel Trekontlasting
Aansluiting van het buitendeel 4. Voer de beide leidingen door de kantenbeschermingsringen van de vaststaande aansluitingsplaat.
Voor de aansluiting van de leiding gaat U als volgt te werk:
13 Aansluiting van het buitendeel
1. Demonteer het toesteldeksel. 5. Klem de leidingen volgens het aansluitingschema aan.
2. verwijder de zich bij de aansluiting bevindende zijwand.
6. Veranker de leiding in de trekontlasting en bouw het toestel weer tesamen. (afbeelding 13).
3. Kies de diameter van de aansluitingleiding volgens de voorschriften.
Elektrisch aansluitschema Aansluiting SV 261-681 Binnentoestel
Buitendeel
Netstroomleiding
L
L
Buitengeleider
L
N
N
Neutraalgeleider
N
C
Stuurleiter
3
V
Stuurleiter
2
Stuurleiter
1
F PE
PE
Compressorbeveiliging
230 V~, 50 Hz, L / N / PE
Omkeerventiel Ventilatormotor Bescherminggeleider
PE
Sensor ontdooiing buitendeel in onderste derde van de vervloeier aan buisbogen monteren.
Elektrisch schakelschema SV 261-681 IT Swingmotor 1-4
Sensor omgevingslucht Sensor verdamper
SM3 SM4
O
SM1 SM2
O
Kabel-FB (toebehoren) REL
Jp9 Jp10 Jp7 Jp8
Jp13
OPT REH
LP PL HP HP
Jp12 Jp11
Sensor ontdooiing buitendeel Brug Brug
T
JP1
CPU
Transformator
Legende JpF
JpC
Jp4
Jp3
Jp5
N
AUX EC
L
Vlotterschakelaar condens
JP1
Jp14
Jp6
HF MF LF
Aanduidingdisplay
F
M
V
M
C Ec
Ventilatormotor Condenspomp
L = N = = F = C = V = LP/LP = HP/HP = O/O =
Buitengeleider Neutraalgeleider Beschermingsgeleider Ventilatormotor Compressorsturing Omkeerventiel Lagedrukschakelaar (enkel extern) Hogedrukschakelaar (enkel extern) Sensor ontdooiing buitendeel 25
REMKO SV
SV 261-681 AT Vervloeierventilator Omkeerventiel Compressorbeveiliging
1 2 3 L
Kleuraanduiding Nestroomleiding 230V / 1~ / 50 Hz
N Compressor
WH BU BR BK
= = = =
wit blauw bruin zwart
Voor de indienstname Na succesvolle dichtheidscontrole is de vacuümpomp door middel van het manometerstation aan de ventielaansluitingen van het buitendeel (zie hoofdstuk „dichtheidscontrole“) aan te sluiten en een vacuüm gecreëerd te worden. Voor de eerste indienstname van het toestel en na ingriipen in de koelkringloop, dienen de volgenden controles doorgevoerd en in het indienstnameprotocol genoteerd te worden:
■ Controle van alle bevestigingen, ophangingen etc. op correcte houding en correct niveau.
Koelmiddel toevoegen Het toestel bezit een koelmiddelbasisvulling. Daarenboven dient bij koelmiddelleidingslengten van meer dan 5 meter enkele lengte per kring een bijkomende vulhoeveelheid aan koelmiddel, overeenkomstig de navolgende tabel, bijgevoegd te worden: SV SV SV SV 261 351 521 681 Bijkomende Enkele leidingslengten vulhoeveelheden
■ Controle van alle koelmiddelleidingen en ventielen met lekzoekspray of zeepwater op dichtheid en op per ongeluk verwisselen van zuig- en inspuitleiding. Bij stilstand van het toestel. ■ Controle van de koelmiddelleidingen en de afscherming op beschadigingen. ■ Controle van de elektrische verbinding tussen binnentoestel en buitendeel op juiste polariteit. 26
Tot en met 5 m 5 m tot max. 15/25 m
25 25 25 45 g/m g/m g/m g/m
OPGELET Tijdens de omgang met koelmiddel dient overeenkomstige beschermingkleding gedragen te worden.
OPGELET Let er op dat het gebruikte koelmiddel steeds in vloeiende vorm bijgevuld wordt!
AANWIJZING De koelmiddelvulhoeveelheid dient gecontroleerd te worden aan de hand van de oververhitting
Indienstname AANWIJZING De indienstname is enkel door speciaal opgeleid vakpersonal door te voeren en overeenkomstig te documenteren. Nadat alle bouwdelen aangesloten en gecontroleerd werden, kan de installatie in bedrijf genomen worden. Ter beveiliging van de overeenkomstige functies dient voor de overgave aan de gebruiker een functiecontrole doorgevoerd te worden, om eventuele onregelmatigheden tijdens de toestelwerking te onderkennen.
Functiecontrole en testloop Controle van de volgenden punten: ■ Dichtheid van de koelmiddelleidingen. ■ Gelijkmatige loop van compressor en ventilator. ■ Afgave koude lucht aan binnentoestel en verwarmde lucht aan buitendeel in koelwerking. ■ Functiecontrole van het binnentoestel en alle programmaaflopen. ■ Controle van de oppervlaktetemperatuur van de zuigleiding en doorgave van de verdamperoververhitting. Hou voor de temperatuurmeting de thermometer aan de zuigleiding en trek van de gemeten temperatuur, de aan de manometer afgelezen kookpunttemperatuur af. ■ Documentatie van de gemeten temperatuuren in indienstnameprotocol.
vastgesteld, open de afsluitventielen door draaien, in tegenwijzerzin, met een zeskantsleutel tot aan de aanslag. Werden ondichtheden vastgesteld, dient de foutieve verbinding opnieuw gemaakt te worden. Een nieuwe vacuümcreatie is beslist vereist! 5. schakel de architectonische hoofdschakelaar resp. de zekering in. 6. schakel het toestel via de afstandsbediening in en kies de koelmodus, maximaal ventilatortoerental en laagste theoretische temperatuur. 7. Meet alle vereiste waarden, draag deze over in het indienstnameprotocol en controleer de veiligheidsfuncties. 8. controleer de toestelsturing met de in hoofdstuk „bediening“ beschreven functies. timer, temperatuurinstelling, ventilatorsnelheiden en het omschakelen in de verluchtingsresp. ontvochtigingsmodus.
12.Controleer de toestelsturing van het binnentoestel aan de hand van de in de bedieningshandleiding beschreven functies. Timer, temperatuurinstellingen en alle modusinstellingen. 13.Meet de oververhitting, buiten-, binnen-, uitlaat- en verdampingstemperaturen en draag de meetgegevens in het indienstnameprotocol over. 14.schakel het binnentoestel in de verwarmingmodus. 15.Controleer tijdens de testloop alle hiervoor beschreven veiligheidsinrichtingen op werking. 16.Draag de meetgegevens in het indienstnameprotocol over. 17.verwijder de manometer. Let op het voorhanden zijn van de dichtingen in de afsluitkappen.
Afsluitende maatregelen
2. Begin de indienstname, waarbij U de afsluitventielen van het buitendeel kortstondig opent, tot de manometer een druk van ca. 2 bar aangeeft.
9. Controleer de werking vqn de condensleiding, waarbij U gedistilleerd water in de condenskuip giet. Het is aan te bevelen hiervoor een bekfles te gebruiken, die het water in de condenskuip kan voeren. 10.schakel het binnentoestel in de koelmodus.
AANWIJZING
3. controleer de dichtheid van alle gemaakte verbindingen met lekzoekspray of geschikte toestellen.
11.Controleer tijdens de testloop alle regel-, stuur- en veiligheidsinrichtingen op werking en correcte instelling.
Functietest van werkingsmodus koelen en verwarmen 1. Neem de afsluitkappen van de ventielen.
■
Monteer alle gedemonteerde delen.
■
Werk de gebruiker in de installatie in.
Controleer de dichtheid van de afsluitventielen en ventielkappen na elke ingreep in de koelkring. Gebruik ev. overeenkomstig dichtingsmateriaal.
4. Heeft U geen lekken 27
REMKO SV Afmetingen toestel SV 261 IT tot SV 681 IT 280
650
650
650
580
28
SV 261 IT / SV 351 IT
SV 521 IT / SV 681 IT
190
245
298
207
185
150
258
230
100
100
SV 261 AT tot SV 521 AT 250
540
280
780
510
SV 681 AT 285
615
315
845
500
Alle aanduidingen in mm
28
Toestelvoorstelling SV 261 IT tot SV 681 IT 1
4
2
6
6
5 10
3 18 7
17
12
8
9
11
13
14
15
Maat- en constructiewijzigingen, die de technische vooruitgang dienen, behouden wij ons voor.
Wisselstukkenlijst Nr.
Beschrijving
16
SV 261 IT
SV 351 IT
SV 521 IT
SV 681 IT
1
Luchtinlaatrooster
1106647
1106647
1106647
1106647
2
Luchtfilter
1106664
1106664
1106664
1106664
3
Afdekking
1106657
1106657
1106657
1106657
4
Lamellenmotor
1106671
1106671
1106671
1106671
5
Luchtinlaat, bouwgroep
1106654
1106654
1106654
1106654
6
Uitlaatlamellen, 4-delige set
1106649
1106649
1106649
1106649
7
Condenskuip
1106652
1106652
1106652
1106652
8
Condensslang
1106659
1106659
1106659
1106659
9
Verdamper
1106699
1106695
1106696
1109350
Sensor omgevingslucht
1106655
1106655
1106655
1106655
10 11
Sensor verdamper
1106656
1106656
1106656
1106656
12
Ventilatorwiel
1106666
1106666
1106666
1109351
13
Verdamperventilatormotor
1106661
1106662
1106663
1109352
14
Stuurplatina
1106698
1106698
1106698
1109353
15
Transformator
1106677
1106677
1106677
1109354
16
Condensor verdamperventilator
1106651
1106658
1106658
1109355
17
Condenspomp kpl.
1106667
1106667
1106667
1106667
18
IR-afstandsbediening
1106660
1106660
1106660
1106660
Wisselstukken zonder afbeelding Vlotterschakelaar condens
1106669
1106669
1106669
1106669
Aanduidingsplatina
1106674
1106674
1106674
1106674
Sensor ontdooiing buitendeel
1106697
1106697
1106697
1106697
Bij wisselstukkenbestellingen naast het EDV-nr. svp ook steeds het toestelnummer (z. typeplaatje) aangeven! 29
REMKO SV Toestelvoorstelling SV 261 AT tot SV 681 AT
8 12
9
5
4 1
3
2 6
13
10
7
11
Maat- en constructiewijzigingen, die de technische vooruitgang dienen, behouden wij ons voor.
Wisselstukkenlijst Nr.
Beschrijving
SV 261 AT
SV 351 AT
SV 521 AT
SV 681 AT
1
Voorwand
1107800
1107813
1107826
1107838
2
Ventilatorvleugel, vervloeier
1107801
1107814
1107827
1107839
3
Ventilatormotor, vervloeier
1107802
1107815
1107828
1107840
4
Lamellenvervloeier
1107803
1107816
1107829
1107841
5
Dekplaat
1107804
1107817
-
-
6
Zijdeel, rechts
1107805
1107818
-
-
7
Compressor, volledig
1107806
1107819
1107830
1107842
8
Condensor, compressor
1107807
1107820
1107831
1107843
9
Condensor, vervloeierventilator
1107808
1107821
1107832
1107844
10
Afsluitventiel, zuigleiding
1107809
1107822
1107833
1107845
11
Afsluitventiel, inspuitleiding
1107810
1107823
1107834
1107846
12
Compressorbeveiliging
1107811
1107824
1107835
1107847
13
Omkeerventiel
1107812
1107825
1107836
1107848
-
-
1107837
1107849
Wisselstukken zonder afbeelding Achterwand met zijdeel
Bij wisselstukbestellingen naast het EDV-nr. svp ook steeds het toestelnr. en toesteltype (zie typeplaatje) aangeven! 30
Technische gegevens Bouwreeks Werkingswijze kW Nominale koelprestatie 1) 2) kW Nominale verwarmingsprestatie Energie-efficiëntieklasse koelen 1) Energie-efficiëntiegrootte EER 1) Energie-efficiëntieklasse verwarmen 2) Energie-efficiëntiegrootte COP 2) Inzetbereik (kamervolumen), ca. m³ Koelmiddel Stroomvoorziening V/Hz Elektr. nominale prestatieafname koelen 1) kW kW Elektr. nominale prestatieafname verwarmen 2) 1) A Elektr. nominale stroomafname koelen A Elektr. nominale stroomafname verwarmen 2) A Elektr.aanloopstroom, max. Koelmiddelaansluiting inspuitleiding Duim (mm) Koelmiddelaansluiting zuigleiding Duim (mm) Werkdruk max. kPa Bijhorend binnentoestel Instelbereik kamertemperatuur Arbeidsbereik Luchtvolumestroom per stap Geluidsdrukpiek per stap 3) Beschermingklasse Condensaansluiting Condenspomp, transporthoogte Afmetingen hoogte breedte diepte Afdekking hoogte breedte diepte Gewicht Bijhorend buitendeel Arbeidsbereik koelen Arbeidsbereik verwarmen Luchtvolumestroom, max. Beschermingklasse Geluidsdrukpiek, max. 3) Koelmiddel, basishoeveelheid Koelmiddel, extra hoeveelheid > 5 m Koelmiddelleiding, lengte max. Koelmiddelleiding, hoogte max. Afmetingen hoogte breedte diepte Gewicht Serienummer EDV-nr.
°C °C m³/h dB(A) IP mm mm mm mm mm mm mm mm kg °C °C m³/h IP dB(A) kg g/m m m mm mm mm kg
SV 261 SV 351 SV 521 SV 681 Dakcassette-kameraircotoestelcombinatie voor koelen en verwarmen 2,69 3,59 5,27 6,84 2,96 4,24 6,31 7,72 A A B B 3,24 3,21 3,08 3,03 A A C C 3,65 3,62 3,25 3,22 80 110 160 230 R 410A 230/1~/50 0,83 1,12 1,71 2,26 0,81 1,17 1,94 2,40 3,64 5,10 7,90 10,50 3,61 5,32 8,87 10,75 21 28 35 51 1/4 (6,35) 1/4 (6,35) 1/4 (6,35) 3/8 (9,52) 3/8 (9,52) 1/2 (12,70) 1/2 (12,70) 5/8 (15,90) 4200 / 4200 SV 261 IT SV 351 IT SV 521 IT SV 681 IT +16 tot +30 +15 tot +35 252/300/360 348/420/510 468/564/624 516/624/768 30/34/38 32/36/40 35/39/43 36/42/45 X0 19 1000 258 258 298 298 580 580 580 580 580 580 580 580 28 28 28 28 650 650 650 650 650 650 650 650 28,0 28,0 30,0 30,0 SV 261 AT SV 351 AT SV 521 AT SV 681 AT +7 tot +48 -7 tot +25 1640 1760 2580 3690 X4 51 52 54 56 0,90 1,20 1,65 2,00 25 25 25 45 25 25 25 25 15 15 15 15 540 540 540 615 780 780 780 845 250 250 250 285 30,0 34,0 40,0 48,0 795... 796... 797... 798... 1630269 1630355 1630525 1630685
1) Luchtinlaattemperatuur TK 27°C / FK 19°C, buitentemperatuur TK 35 °C, FK 24 °C, max. luchtvolumestroom 2) Luchtinlaattemperatuur TK 20°C, buitentemperatuur TK 7°C / FK 6°C, max. luchtvolumestroom 3) Afstand 1 m vrije ruimte
31
REMKO in gans Europa … en ook vlak in Uw nabijheid! Maak gebruik van onze ervaring en advies Het advies Door intensieve opleidingen brengen wij de vakkennis van onze adviseurs steeds tot op het laatste niveau. Dat heeft ons de reputatie ge-geven, meer te zijn dan enkel maar een goede, betrouwbare leverancier: REMKO, een partner, die problemen helpt oplossen. Het bedrijf REMKO toont zich niet enkel een goed uitgebouwd verkoopsnet in binnen- en buitenland, maar ook ongewoon hooggekwalificeerde vaklui voor de verkoop. REMKO-medewerkers in buiten dienst zijn meer dan enkel maar verkopers: voor alles dienen zij voor onze klanten adviseurs te zijn in de airco- en warmtetechniek. De klantendienst Onze toestellen werken precies en betrouwbaar. Mocht er dan toch nog een storing optreden, dan is REMKO GmbH & Co. KG
Hotline
de REMKO klantendienst snel ter
airco- und warmtetechnik
Advies, verkoop aircotechnik +49 5232 606-160
plaatse. Ons omvangrijk net ervaren
Postvak 1827 · 32777 Lage Telefoon +49 5232 606-0 Telefax +49 5232 606-260 E-mail
[email protected]
Internet www.remko.de
Advies, verkoop warmtetechnik +49 5232 606-100
een snelle en betrouwbare service.
Verkoop wisselstukken +49 5232 606-210 Export +49 5232 606-130 Service +49 5232 606-200
Technische wijzigingen voorbehouden, aanduidingen zonder garantie!
Im Seelenkamp 12 · 32791 Lage
vakhandelaars waarborgt U steeds