Recente wijzigingen in het asielrecht, Dublin III en detentie Mieke Van den Broeck Hind Riad
Inhoud I. Wijzigingen betreffende het asielrecht II. Wijzigingen betreffende de Dublin procedure III. Wijzigingen betreffende de detentie van vreemdelingen
III. Detentie Administratieve opsluiting vreemdelingen Recente ontwikkelingen
Beroep bij RVV Termijn: 15 dagen in geval van vrijheidsberoving
-> beslissing betekend op moment van vrijheidsberoving UDN: binnen 3 werkdagen (art. 39/82, 64, 2de lid VW), 5 dagen ook OK, 15 dagen ook ●
●
●
Uitspraak binnen 48u Speciaal UDN: Faxnr, gsmnr erop, opschrift, MTHEN, ernstig middel, geen rolrecht
–Binnen de 15 dagen indien beroep tegen verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel vereiste daadwerkelijk beroep art. 13 EVRM -> alleen art. 3 of 8 EVRM op verdedigbare wijze ? Schorsend! –AV RvV 17.2.2011 nr. 56.204, 56 201 en 56,202: -> beroep in buiten de in artikel 39/83 VW, als verdedigbare grief gegrond op art. 3 EVRM, als voorwerp van verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel waarvan uitvoering imminent: schorsend om te voldoen aan art. 13 EVRM Doet zij dit, dan kan om te voldoen aan de voornoemde eis van rechtswege schorsend beroep, de laatste zin van deze paragraaf niet anders worden gelezen dan dat het instellen van deze vordering van rechtswege schorsend is en dit totdat de Raad uitspraak heeft gedaan over de vordering bij uiterst dringende noodzakelijkheid. Indien de Raad de schorsing niet toestaat, dan wordt de dwanguitvoering van de maatregel opnieuw mogelijk. Elke andere lezing van deze bepaling is niet verenigbaar met de vereiste van een daadwerkelijk beroep en met de aard zelf van een jurisdictionele handeling. Aangezien de hiervoor besproken gemeenrechtelijke regeling zich enerzijds niet beperkt tot de hypothese waarin artikel 3 van het EVRM in het gedrang dreigt te zijn, en anderzijds dezelfde regeling minstens ook die hypothese moet omvatten, geldt de voorgaande conclusie inzake het bestaan in het interne recht van een van rechtswege schorsend beroep voor alle beroepen tot schorsing van de tenuitvoerlegging bij uiterst dringende noodzakelijkheid ingediend
Nieuwe procedure ●
●
●
in werking vanaf 31 mei 2014, behalve art. 19 (1 juli) toepasselijk op procedures met betrekking tot uitvoering van verwijderingsmaatregel na inwerkingtreding en van de uitvoering van elke beslissing die ten aanzien van dezelfde vreemdeling getroffen wordt na een dergelijke maatregel
Termijn beroep in detentie of tegen NIO •
Artikel 39/57, § 1, tweede lid:
“Het verzoekschrift wordt ingediend binnen vijftien dagen na de kennisgeving van de beslissing waartegen het is gericht: 1° indien het beroep is ingediend door een vreemdeling die zich op het ogenblik van de kennisgeving van de beslissing bevindt in een welbepaalde plaats zoals bedoeld in de artikelen 74/8 en 74/9 of die ter beschikking is gesteld van de regering;
2° indien het beroep gericht is tegen de in artikel 57/6/1, eerste lid, bedoelde beslissing tot niet-inoverwegingneming; (Veilig land) 3° indien het beroep gericht is tegen de in artikel 57/6/2, eerste lid, bedoelde beslissing tot niet-inoverwegingneming. (NIO meervoudige asielaanvraag)Deze termijn wordt teruggebracht tot tien dagen in het geval dit beroep is ingediend door een vreemdeling die zich op het ogenblik van de kennisgeving van de beslissing bevindt in een welbepaalde plaats zoals bedoeld in de artikelen 74/8 en 74/9 of die ter beschikking is gesteld van de regering, tegen een eerste beslissing tot niet-inoverwegingneming. Deze termijn wordt teruggebracht tot vijf dagen vanaf een tweede beslissing tot niet-inoverwegingneming.”.
Termijn UDN: Nieuw art. 39/57 De in artikel 39/82, § 4, tweede lid, bedoelde vordering wordt ingediend bij verzoekschrift binnen tien dagen na de kennisgeving van de beslissing waartegen ze gericht is. Vanaf een tweede verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel wordt de termijn teruggebracht tot vijf dagen.
Procedure UDN: Nieuw art. 39/82 §2 De schorsing van de tenuitvoerlegging kan alleen worden bevolen als ernstige middelen worden aangevoerd die de vernietiging van de aangevochten akte kunnen verantwoorden en op voorwaarde dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de akte een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen. NIEUW: “Deze laatste voorwaarde is onder andere vervuld indien een ernstig middel werd aangevoerd gesteund op de grondrechten van de mens, in het bijzonder de rechten ten aanzien waarvan geen afwijking mogelijk is uit hoofde van artikel 15, tweede lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.”
Art. 15 EVRM: 3,4 (1°lid) en 7 MTHEN = ernstig middel gebaseerd op grondrechten
Schorsing UDN: Nieuw art. 39/83 Behoudens toestemming van de betrokkene, zal ten aanzien van een vreemdeling die het voorwerp uitmaakt van een verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel, slechts tot gedwongen tenuitvoerlegging van deze maatregel worden overgegaan na het verstrijken van de in artikel 39/57, § 1, derde lid, bedoelde beroepstermijn of, wanneer de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van deze maatregel bij uiterst dringende noodzakelijkheid werd ingeleid binnen deze termijn, nadat de Raad deze vordering heeft verworpen.
Procedure UDN en sanctie laattijdigheid: nieuw art. 39/82 §4, tweede lid “Indien de vreemdeling het voorwerp is van een verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel waarvan de tenuitvoerlegging imminent is, in het bijzonder indien hij is vastgehouden in een welbepaalde plaats zoals bedoeld in de artikelen 74/8 en 74/9 of ter beschikking is gesteld van de regering, en hij nog geen gewone vordering tot schorsing heeft ingeleid tegen de bedoelde verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel, kan hij binnen de in artikel 39/57, § 1, derde lid, bedoelde termijn de schorsing van de tenuitvoerlegging van deze maatregel vorderen bij uiterst dringende noodzakelijkheid.
Indien de vordering manifest laattijdig voorkomt, geeft de voorzitter van de geadieerde kamer of de rechter in vreemdelingenzaken die hij daartoe aanwijst, dit aan in zijn beschikking en roept de partijen onverwijld op te verschijnen binnen vierentwintig uur vanaf de ontvangst van de vordering.
De kamervoorzitter of de rechter in vreemdelingenzaken doet een zorgvuldig en nauwgezet onderzoek van alle bewijsstukken die hem worden voorgelegd, en inzonderheid die welke van dien aard zijn dat daaruit blijkt dat er redenen zijn om te geloven dat de uitvoering van de bestreden beslissing de verzoeker zou blootstellen aan het risico te worden onderworpen aan de schending van de grondrechten van de mens ten aanzien waarvan geen afwijking mogelijk is uit hoofde van artikel 15, tweede lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt afgedaan door de kamervoorzitter of de rechter in vreemdelingenzaken binnen achtenveertig uur na de ontvangst ervan. Deze termijn wordt evenwel uitgebreid tot vijf dagen volgend op de dag van ontvangst door de Raad van de ingeleide vordering wanneer de effectieve verwijdering of terugdrijving van de vreemdeling voorzien is voor een datum die de acht dagen te boven gaat. Indien de kamervoorzitter of de rechter in vreemdelingenzaken niet binnen de termijn tot een uitspraak komt, dan moet hij de eerste voorzitter of voorzitter daarvan op de hoogte brengen. Deze neemt de nodige maatregelen opdat een uitspraak wordt gewezen, al naargelang het geval, ofwel ten laatste binnen tweeënzeventig uur na de ontvangst van het verzoekschrift, ofwel zo snel mogelijk. Inzonderheid kan hij daartoe de zaak evoceren en er zelf uitspraak over doen.
In afwijking van de vorige leden, doet de voorzitter van de geadieerde kamer of de rechter in vreemdelingenzaken die hij daartoe aanwijst bij voorrang uitspraak over de ontvankelijkheid van de vordering, indien nodig zonder de partijen op te roepen, indien de volgende voorwaarden vervuld zijn: 1° het betreft een tweede verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel, en 2° de vordering is manifest laattijdig, en
3° de vordering werd minder dan twaalf uur voor de geplande uitvoering van de maatregel ingediend, en 4° de verzoeker en desgevallend zijn advocaat werden minstens achtenveertig uur voor de geplande uitvoering van de maatregel ingelicht. Indien hij de vordering onontvankelijk verklaart, sluit het arrest de procedure af. Indien hij de vordering ontvankelijk verklaart, wordt de procedure verdergezet zoals voorzien in het derde tot het zesde lid.”.
-> laattijdig bij eerste uitwijzingspoging: toch onderzoek naar schending grondrechten -> voorwaarden schriftelijke afwijzing slechts bij voldoen vier voorwaarden -> onderzoek alle bewijsstukken: steeds volle rechtsmacht?
Voorlopige maatregelen • Art 39/84 Vw. samen met verzoek schorsing • Art 39/85 Vw. later dan verzoek schorsing
indien uitvoering verw. of terugdr. imminent, indien schorsing nog niet verworpen • RvV kan alle nodige maatregelen bevelen om belangen partijen of personen die belang bij oplossing zaak hebben, veilig te stellen • Quid indien verwijdering/terugdrijving: schorsing is voldoende?
• Geen dwangsom opleggen • Geen visum toekennen • Nt DVZ verplichten gunstige beslissing nemen • Wel bevelen binnen 5 werkdagen nieuwe beslissing (RvV 97.746) • Zie ook art 44‐48 RpRvV : voorlopige maatregel in afzonderlijke akte
Arrest Josef t. België, EHRM 27 februari 2014, arrest n° 70055/10: procedures voor RVV te ingewikkeld ●
102. La Cour observe que ce système, tel que décrit ci-dessus (voir paragraphes 96 et 97 ci-dessus), a pour effet d'obliger l'étranger, qui est sous le coup d'une mesure d'éloignement et qui soutient qu'il y a urgence à demander le sursis à exécution de cette mesure, à introduire un recours conservatoire, en l'occurrence une demande de suspension ordinaire. Ce recours, qui n'a pas d'effet suspensif, doit être introduit dans le seul but de se préserver le droit de pouvoir agir en urgence lorsque la véritable urgence, au sens donné par la jurisprudence du CCE, se réalise, c'est-à-dire quand l'étranger fera l'objet d'une mesure de contrainte. La Cour observe au surplus que, dans l'hypothèse où l'intéressé n'a pas mis en mouvement ce recours conservatoire au début de la procédure, et où l'urgence se concrétise par après, il est définitivement privé de la possibilité de demander encore la suspension de la mesure d'éloignement. ●
103. Selon la Cour, si une telle construction peut en théorie se révéler efficace, en pratique, elle est difficilement opérationnelle et est trop complexe pour remplir les exigences découlant de l'article 13 combiné avec l'article 3 de disponibilité et d'accessibilité des recours en droit comme en pratique (Çakıcı c. Turquie [GC], no 23657/94, § 112, CEDH 1999 IV, M.S.S., précité, § 318, et I.M., précité, § 150). Elle note en outre que si, dans l'hypothèse précitée (voir paragraphe 102 in fine), l'étranger ne retire pas son recours en annulation initial et ne le réintroduit pas, cette fois accompagné d'une demande de suspension ordinaire, le système préconisé par le Gouvernement peut mener à dessituations dans lesquelles l'étranger n'est en fait protégé par un recours à effet suspensif ni durant la procédure contre l'ordre d'expulsion ni face à l'imminence d'un éloignement. C'est cette situation qui s'est produite en l'espèce, alors même que la requérante était conseillée parun avocat spécialisé. Eu égard à l'importance du droit protégé par l'article 3 et au caractère irréversible d'un éloignement, une telle situation est incompatible avec les exigences desdites dispositions de la Convention (voir, parmi d'autres, Gebremedhin [Gaberamadhien] c. France, no 25389/05, § 66, CEDH 2007 II, M.S.S., précité, § 293 et 388, Diallo c. République tchèque, no 20493/07, § 74, 23 juin 2011, Auad c. Bulgarie, no 46390/10, § 120, 11 octobre 2011,Al Hanchi c. Bosnie-Herzégovine,no 48205/09, § 32, 15 novembre 2011, I.M., précité, § 58, De Souza Ribeiro, précité,§ 82, Mohammed c. Autriche, no 2283/12, § 72, 6 juin 2013, et M.A. c. Chypre, no41872/10, § 133, CEDH 2013 (extraits)).
104. La Cour observe en outre que ce système accule les intéressés, qui setrouvent déjà dans une position vulnérable, à agir encore in extremis au moment del'exécution forcée de la mesure. Cette situatio n'est d'autant plus préoccupante dans le cas d'une famille accompagnée d'enfants mineurs sachant que l'exécution de la mesure sous la forme d'un placement en détention, si elle ne peut pas être évitée, doit être réduite au strict minimum conformément, notamment, à la jurisprudence de la Cour (Muskhadzhiyeva et autres c. Belgique, no 41442/07, 19 janvier 2010, Kanagaratnam c. Belgique, no 15297/09, 13 décembre 2011, et Popov c. France, nos 39472/07 et 39474/07, 19 janvier 2012). 105. La Cour n'estime pas nécessaire de se prononcer sur la possibilité qu'avait la requérante de saisir le juge judiciaire des référés (voir paragraphes 75 à 77 ci- dessus). Il lui suffit de constater que ce recours n'est pas non plus suspensif de plein droit de l'exécution de la mesure d'éloignement et qu'il ne remplit donc pas non plus les exigences requises par l'article 13 de la Convention combiné avec l'article 3 (voir, mutatis mutandis, Singh et autres c. Belgique, no 33210/11, § 97, 2 octobre 2012).
Nieuwe procedure voorlopige maatregelen “Art. 39/85. § 1. Indien de vreemdeling het voorwerp is van een verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel waarvan de tenuitvoerlegging imminent wordt, in het bijzonder indien hij naderhand wordt vastgehouden in een welbepaalde plaats zoals bedoeld in de artikelen 74/8 en 74/9 of naderhand ter beschikking wordt gesteld van de regering, dan kan hij, bij wege van voorlopige maatregelen in de zin van artikel 39/84, verzoeken dat de Raad een eerder ingediende gewone vordering tot schorsing zo snel mogelijk behandelt, op voorwaarde dat deze vordering werd ingeschreven op de rol en dat de Raad er zich nog niet over heeft uitgesproken. Deze vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen dient te worden ingediend binnen de in artikel 39/57, § 1, derde lid, bedoelde termijn.” -> eerder vordering tot schorsing, al op de rol
-> binnen 10 d na betekening opsluitingsbevel
Vervolg art. 39/85 §1: Indien de vordering manifest laattijdig voorkomt, geeft de voorzitter van de geadieerde kamer of de rechter in vreemdelingenzaken die hij daartoe aanwijst, dit aan in zijn beschikking en roept de partijen op onverwijld te verschijnen binnen vierentwintig uur vanaf de ontvangst van de vordering.
-> laattijdigheid 1° of 2° Vz?
(vervolg art. 39/85§1) De kamervoorzitter of de rechter in vreemdelingenzaken doet een zorgvuldig en nauwgezet onderzoek van alle bewijsstukken die hem worden voorgelegd, en inzonderheid die welke van dien aard zijn dat daaruit blijkt dat er redenen zijn om te geloven dat de uitvoering van de bestreden beslissing de verzoeker zou blootstellen aan het risico te worden onderworpen aan de schending van de grondrechten van de mens ten aanzien waarvan geen afwijking mogelijk is uit hoofde van artikel 15, tweede lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Op straffe van onontvankelijkheid van de vordering waarbij de Raad bij wege van voorlopige maatregelen verzocht wordt zo snel mogelijk de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een andere beslissing te behandelen die vatbaar is voor vernietiging op grond van artikel 39/2, dient de verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel, bedoeld in het eerste lid, gelijktijdig, al naargelang het geval, het voorwerp te zijn van een vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen of van een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging ervan bij uiterste dringende noodzakelijkheid.
-> als voorlopige maatregelen in procedure tegen andere beslissing, vb weigering 9ter, altijd UDN tegen bevel -> als verschillende beslissingen aangevochten: allemaal voorlopige maatregelen vragen -> wat als annulatie tg BGV?
(vervolg 39/85) In afwijking van de vorige leden, doet de voorzitter of de rechter in vreemdelingenzaken die hij daartoe aanwijst bij voorrang uitspraak over de ontvankelijkheid van de vordering, indien nodig zonder de partijen op te roepen, indien de volgende voorwaarden zijn vervuld: 1° het betreft een tweede verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel, en
2° de vordering is manifest laattijdig, en 3° de vordering werd ingediend minder dan twaalf uur voor de geplande uitvoering van de maatregel, en 4° de verzoeker en desgevallend zijn advocaat werden minstens achtenveertig uur voor de geplande uitvoering van de maatregel ingelicht. Indien hij de vordering onontvankelijk verklaart, sluit het arrest de procedure af. Indien hij de vordering ontvankelijk verklaart, wordt de procedure verdergezet zoals voorzien in §§ 2 tot 4.
Procedure voorlopige mtrln: nieuw art. 39/85 §2
§ 2. De vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen en de vordering tot schorsing worden samen behandeld en afgedaan door de Raad binnen achtenveertig uur na de ontvangst van de vordering tot het bevelen van van voorlopige maatregelen. Deze termijn wordt evenwel uitgebreid tot vijf dagen volgend op de dag van ontvangst van de vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen wanneer de effectieve verwijdering of terugdrijving van de vreemdeling voorzien is voor een datum die de acht dagen te boven gaat. Indien de geadieerde kamervoorzitter of rechter in vreemdelingenzaken niet binnen de termijn tot een uitspraak komt, brengt hij de eerste voorzitter of voorzitter daarvan op de hoogte. Deze neemt de nodige maatregelen opdat een uitspraak wordt gewezen, al naargelang het geval, ofwel ten laatste binnen de tweeënzeventig uur na de ontvangst van het verzoekschrift, ofwel zo snel mogelijk. Inzonderheid kan hij daartoe de zaak evoceren en er zelf uitspraak over doen.
Schorsing bij voorlopige mtrln: nieuw art. 39/85 §3 en §4 § 3. Onverminderd § 1 kan er vanaf de ontvangst van de vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen niet overgegaan worden tot een gedwongen tenuitvoerlegging van de verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel totdat de Raad zich heeft uitgesproken over de ingeleide vordering. Indien de schorsing niet werd toegestaan, wordt de dwanguitvoering van de maatregel opnieuw mogelijk.
§ 4. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de inhoud van de in dit artikel bedoelde vordering, de wijze waarop ze moet worden ingediend en de procedure.”
Veilige derde landen Arrest nr. 1/2014 GWH dd. 16 januari 2014 (veilige derde landen): B.10.7: “Het recht op een daadwerkelijk beroep erkend bij artikel 47 van het Handvest moet, met toepassing van artikel 52 lid 3 ervan, worden gedefinieerd met verwijzing naar de betekening en de draagwijdte die het Europees Verdrag voor de rechten van de mens eraan geeft. Het veronderstelt bijgevolg eveneens dat het beroep schorsend is en een strikt en volledig onderzoek van de grieven van verzoekers door een autoriteit met een bevoegdheid met volle rechtsmacht mogelijk maakt.
Het recht op een daadwerkelijk beroep zoals gewaarborgd in het asielcontentieux bij artikel 39 van de (richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 01 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus) is overigens niet van toepassing op de maatregel tot verwijdering van het grondgebied, maar wel op de beslissing tot verwerping van de asielaanvraag. Hieruit vloeit voort dat het een onderzoek veronderstelt, niet alleen van de grief afgeleid uit het risico van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de mens in geval van uitzetting van de verzoeker naar een land waar dat risico bestaat, maar eveneens van de grieven afgeleid uit de schending van de bepalingen met betrekking tot de toekenning van de status van vluchteling of van de subsidiaire bescherming.”
RVV nr. 118.156 van 31 januari 2014: parallelle beoordeling voor nieuwe asielaanvragen (NIO): ●
Verzoekster die erop wijst dat artikel 23 van de Procedurerichtlijn, waarnaar in het arrest (arrest GWH veilige landen, mvdb) wordt verwezen niet alleen betrekking heeft op de aanvragen van asielzoekers uit veilige landen, maar ook, luidens het vierde lid, h), op hernieuwde asielverzoeken, maakt in de huidige stand van het geding en prima facie aannemelijk dat een parallelle beoordeling zich opdringt ten aanzien van de onderhavige zaak. 9ter? -> artikel 3.3 RL 2005/85/EG: “Wanneer de lidstaten een procedure volgen of invoeren waarbij asielverzoeken tegelijkertijd woorden behandeld als verzoeken op basis van het Verdrag van Genève en als verzoeken om andere vormen van internationale bescherming verleend overeenkomstig de in artikel 15 van RL 2004/83/EG bepaalde omstandigheden, passen zij de richtlijn gedurende de gehele procedure toe.” ●
BEROEP TEGEN NIO VEILIG LAND IN DETENTIE NIEUW Art. 39/77/1
§ 1. Indien het een beroep tegen de in artikel 57/6/2, eerste lid, bedoelde beslissing tot nietinoverwegingneming betreft, ingediend door een vreemdeling die zich bevindt in een welbepaalde plaats zoals bedoeld in de artikelen 74/8 en 74/9 of die ter beschikking is gesteld van de regering, zendt de hoofdgriffier of de door hem aangewezen griffier onmiddellijk en ten laatste binnen de werkdag, zijnde geen zaterdag, zondag of feestdag, na de ontvangst van het beroep dat op de rol mag worden ingeschreven, een afschrift ervan aan de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen. Deze griffier verzoekt hem om het dossier ter griffie neer te leggen binnen de door hem gestelde termijn die ten hoogste twee werkdagen bedraagt, te rekenen vanaf de kennisgeving. Onmiddellijk en ten laatste binnen de werkdag, zijnde geen zaterdag, zondag of feestdag, na de ontvangst van het beroep dat op de rol mag worden ingeschreven, stelt de kamervoorzitter of de door hem aangewezen rechter in vreemdelingenzaken dit beroep vast en roept de partijen op om voor hem te verschijnen binnen ten hoogste drie werkdagen volgend op de dag van de ontvangst van de dagstelling. De kamervoorzitter of de door hem aangewezen rechter kan de partijen bij beschikking eventueel op de welbepaalde plaats zoals bedoeld in de artikelen 74/8 en 74/9 waar de vreemdeling zich bevindt of op de plaats waar hij ter beschikking gesteld wordt van de regering, oproepen, op de door hem bepaalde dag en uur, zelfs op zon- en feestdagen. De oproeping bepaalt de dag vanaf wanneer het administratief dossier ter griffie kan worden ingezien door de partijen en hun advocaat. Indien de verwerende partij het administratief dossier niet van te voren tijdig heeft overgezonden, overhandigt ze het ter terechtzitting aan de voorzitter die de nodige maatregelen neemt om aan de overige partijen in het geding de gelegenheid te geven er inzage van te nemen.
§ 2. De kamervoorzitter of de aangewezen rechter in vreemdelingenzaken beslist overeenkomstig artikel 39/76, §§ 1 en 2. De geadieerde kamervoorzitter of rechter in vreemdelingenzaken neemt een beslissing binnen de twee werkdagen die volgen op de sluiting van de debatten. Hij kan de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de beslissing bevelen.
§ 3. Het aanhangige beroep ten aanzien van een vreemdeling die in de loop van de procedure wordt opgenomen in een welbepaalde plaats zoals bedoeld in de artikelen 74/8 en 74/9 of die ter beschikking is gesteld van de regering, wordt van rechtswege afgehandeld volgens deze versnelde procedure. Tenzij het beroep reeds is vastgesteld, verloopt in dat geval de procedure overeenkomstig dit artikel ongeacht de stand waarin die zich bevindt met dien verstande dat de in § 1, tweede lid, bepaalde termijn ten minste drie werkdagen bedraagt.".
NIO meervoudige asielaanvraag: nieuw art. 39/2 §1: “3° onverminderd het bepaalde in 1° en 2°, de bestreden beslissing tot nietinoverwegingneming van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen bedoeld in artikel 57/6/1, eerste lid, of in artikel 57/6/2, eerste lid, vernietigen omdat er ernstige aanwijzingen bestaan dat de verzoeker in aanmerking zou komen voor de erkenning van de hoedanigheidvan vluchteling, zoals bepaald in artikel 48/3, of voor de toekenning van de subsidiaire bescherming, zoals bepaald in artikel 48/4.” → volle rechtsmacht bij NIO AA, dus ook schorsend cfr. art. 39/70 VW
MAAR: art. 39/70: schorsende beroepen tegen beslissingen CGVS Behoudens mits toestemming van betrokkene, kan tijdens de voor het indienen van het beroep vastgestelde termijn en tijdens het onderzoek van dit beroep, ten aanzien van de vreemdeling geen enkele maatregel tot verwijdering van het grondgebied of terugdrijving gedwongen worden uitgevoerd. Met nieuw lid: "Het eerste lid is niet van toepassing wanneer een terugkeerbesluit niet leidt tot direct of indirect refoulement zoals vastgesteld in toepassing van artikel 57/6/2 en : 1° betrokkene een eerste volgende asielaanvraag heeft ingediend binnen de achtenveertig uur vóór zijn verwijdering louter teneinde de uitvoering van een beslissing die tot zijn verwijdering van het grondgebied zou leiden, te vertragen of te hinderen; of 2° betrokkene een nieuwe volgende asielaanvraag indient na een definitieve beslissing over een eerste volgende asielaanvraag.“ Nieuw art. 57/6/2: Bij beslissing tot NIO meervoudige AA, moet er gemotiveerd worden dat een terugkeerbesluit niet leidt tot direct of indirect refoulement.
Uitgewezen: daarna geen NIO (meervoudige asielaanvraag)
RVV 22 november 2013: na repatriëring nieuwe asielaanvraag, schorsing NIO + Cass 21 jan 2014: “De vreemdeling die nadat hij reeds eerder een of meerdere asielaanvragen heeft ingediend, en effectief werd gerepatrieerd, terug het rijk binnenkomt en er een asielaanvraag indient, kan niet worden beschouwd als “de vreemdeling die reeds een andere asielaanvraag heeft ingediend” in de zin van de voormelde bepaling. Aangezien de betrokkene na de verwijdering terug aan vervolging kan zijn blootgesteld, dient de ingediende aanvraag te worden aangezien.“
Beroep bij de Raadkamer ●
Art. 71-74 Vw
●
RK van verblijfplaats vreemdeling of waar aangetroffen
●
Gemotiveerd verzoekschrift in 4 ex
●
Conclusie! Zie Cass. 29 okt 2008
●
Geen termijn, uitspraak binnen 5d
●
Inzage 2d voor zitting, anders schending rechten verdediging. Maar: beroep mogelijk en dan herstel mogelijk
●
Beroep binnen 24u, schorsend
●
Cass. 15 d, schorsend
●
Geen termijn voor uitspraak Cass. (EHRM: binnen redelijke termijn)
●
Heropsluiting is autonome titel, verlenging niet
●
Bij verwerping, nieuw beroep mogelijk na 1m
Wettigheidstoets ●
Art. 5.4 EVRM vereist geen opportuniteitsbeoordeling
●
Formele geldigheid akte
MAAR: ●
●
●
●
Nagaan wettigheid BGV en beslissing tot terugleiding: wettigheidsvereiste voor vrijheidsberoving Motivering opsluitingsbevel, in overeenstemming hogere rechtsnormen (art. 3, 8, 13, 5 en 6 EVRM): moet uit motivering blijken
Stemmen feiten overeen met werkelijkheid? Inspanningen gedaan voor terugkeer, dilligent, verwijdering binnen redelijke termijn mogelijk?
Bijkomende voorwaarden Terugkeerrichtlijn (art. 5): Art. 7 lid 3: Te dien einde, en tenzij andere afdoende maar minder dwingende maatregelen doeltreffend kunnen worden toegepast, kan de vreemdeling vastgehouden worden voor de tijd die strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van de maatregel, meer in het bijzonder wanneer er een risico op onderduiken bestaat of wanneer de vreemdeling de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert, en zonder dat de duur van de vasthouding tweemaanden te boven mag gaan. Art. 74/13 VW: Bij het nemen van een beslissing tot verwijdering houdt de minister of zijn gemachtigde rekening met het hoger belang van het kind, het gezins- en familieleven en de gezondheidstoestand van de betrokken onderdaan van een derde land. -> opsluiting moet noodzakelijk en proportioneel zijn -> bij terugleiding niet voldaan -> subsidiariteitsbeginsel Andere maatregelen: vb. aanmelden bij de burgemeester of DVZ, storten fin. waarborg, aanwijzing verblijfplaats.
Effectief rechtsmiddel ●
●
●
Arrest Firoz Muneer t. België, n° 56005/10 van 11 april 2013: geen uitspraak binnen redelijke termijn over detentie Arrest M.D. t. België, n° 56028/10 van 4 november 2013 KGD Brussel 13/1139/C – 12-09-2013: geen repatriëring tot uitspraak over detentie (zelfs cassatie)
De rechtspraak van de kamers van inbeschuldigingstelling en van deze te Brussel in het bijzonder, is weliswaar niet voiledig vast, maar toch in zeer grote mate gevestigd in de zin dat als de verzoeker daadwerkelijk teruggeleid is of zo een nieuw bevel om het grondgebied te verlaten met beslissing tot terugleiding naar de grens en met vrijheidsberoving te dien einde is uitgevaardigd, verzoeker geen belang meer heeft bij zijn hoger beroep tegen de beslissing tot afwijzing van zijn verzoek tot vrijlating door de raadkamer, zodat het hoger beroep in dat geval over het algemeen afgewezen wordt. Doorslaggevend is dan dat als de raadkamer het verzoek tot invrijheidsstelling in het kader van art. 71 Vreemdelingenwet afgewezen heeft, en de betrokkene tegen die afwijzing hoger beroep heeft ingesteld, de Dienst vreemdelingenzaken de betrokken vreemdeling van zijn recht op hoger beroep berooft of dreigt te beroven als de terugleiding toch wordt uitgevoerd zonder de uitspraak van de kamer van inbeschuldigingstelling af te wachten. In dat geval zou de Dienst vreemdelingenzaken zijn bevoegdheid afwenden van zijn werkelijke doel en het belang van de betrakken vreemdeling op een daadwerkelijke behandeling van zijn hoger beroep schaden.
Cass.- P. 13.1320.N/1 -06-08-2013 Het onderdeel voert schending aan van artikel 5.4 EVRM : de mogelijkheid om beroep in te stellen moet reëel en effectief zijn; het oordeel van het bestreden arrest komt erop neer dat het beroep slechts nuttig kan worden ingediend vanaf 19 juli 2013, de dag waarop de verzoeker verwijderd wordt naar Armenie, daar waar de vaste rechtspraak oordeelt dat na de verwijdering geen uitspraak meer kan gedaan worden, zodat dit oordeel impliceert dat de verzoeker geen recht heeft om het beroep bepaald in artikel 5.4 EVRM in te stellen.
Opsluiting van kinderen Arrest GWH nr 166/2013 van 19 December 2013 Artikel 74/9 §1 verbod opsluiting in gesloten centra van illegaal verblijvende families met kinderen tenzij de plaats is aangepast aan de noden van families met minderjarige kinderen. ●
Artikel 74/9 §2 voorziet in de mogelijkheid om families met kinderen die op irregulier wijze proberen het Belgisch grondgebied te betreden, te laten verblijven in deze aangepaste gesloten centra, en dit voor een zo kort mogelijke periode. In §3 wordt voorzien in de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden in een eigen woning te verblijven (de zogenaamde "woonunits"). ●
>in eigen woning of terugkeerwoning
–
>gesloten detentiecentra aangepast aan de noden van kinderen –
> opsluiting NBMV niet mogelijk
> ook bij aankomst aan de grens > nog geen KB, veel onduidelijk (wat is aangepast aan de noden van kinderen? Wat is zo kort mogelijk?)
> mogelijkheid in eigen woning te verblijven, tenzij familielid gevaar OO > overeenkomst tussen DVZ en gezin bepaalt voorwaarden voorwaarden? Parl. Werken : meldingsplicht, verplichte begeleiding ondersteunend ambtenaar > als geen eigen woning: woonunit ook hier vereenkomst tussen DVZ en gezin en KB 14 mei 2009: vb woning verlaten mag, maar één volwassene moet blijven. > bij schending: gesloten centrum, tenzij minderdwingende middelen voorhanden GWH: alleen als aangepast aan noden kinderen Belang van het kind?
Wat staat er nog in de nieuwe wet? Procedure beroep tegen NIO (veilig land en meervoudige AA): Art. 57/6/2: Bij beslissing tot NIO meervoudige AA, moet er gemotiveerd worden dat een terugkeerbesluit niet leidt tot direct of indirect refoulement. Beroep tegen NIO betekend voor nieuwe wet, maar beroepstermijn loopt, keuze procedure annulatie of volle rechtsmacht. Als annulatie of beroep hangt nog, dan brief griffie dat een nieuw verzoekschrift ingediend kan worden.
30 dagen voor nieuw verzoekschrift Geen verzoekschrift: uitspraak obv oud verzoekschrift, maar volgens nieuwe procedure Als wel verzoekschrift, afstand van 1°
Nieuw artikel Art. 39/72/1: In afwijking van artikelen 39/71 en 39/72, indien het beroep is ingesteld tegen een beslissing van niet-inoverwegingneming bedoeld in artikel 57/6/1, eerste lid, of in artikel 57/6/2, eerste lid, zendt de griffier onmiddellijk en uiterlijk binnen de werkdag, zijnde geen zaterdag, zondag of feestdag, die volgt op de inschrijving op de rol een afschrift ervan aan de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen. In dit geval, stelt de griffier dat het administratief dossier, eventueel vergezeld van een nota met opmerkingen, moet worden neergelegd bij de griffie binnen drie werkdagen, te rekenen vanaf de kennisgeving.“ Bij beroep tegen NIO (veilig land en meervoudige AA) slechts vernietiging mogelijk, geen hervorming. Beslissing RVV binnen 30 dagen na inschrijving op de rol ( evt.na regularisatie of betaling rolrecht)
Reglementering vraag voor verenigde kamers: –Elke vraag onverwijld naar eerste voorzitter –Als in belang van eenheid rechtspraak door rechter naar eerste voorzitter –Eerste voorzitter beslist
–Als beide partijen verenigde kamers vragen, verplicht –Samenstelling en werking verenigde kamers
–Verenigde kamers RVS
I. Wijzigingen betreffende het asielrecht 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Wijzigingen bij de RVV Herdefiniëringen Meervoudige asielaanvragen Veilige landen Eerste land van asiel Intern vluchtalternatief Vervolging of ernstige schade in het verleden: 48/7 Actualiteit : medische expertise/begeleide minderjarige 9. Bevel om grondgebied te verlaten
Asiel Procedure en Principes • Conventie van Genève • Kwalificatierichtlijnen • Artikelen 48/3 en 48/4 Vreemdelingenwet – Vrees voor vervolging op basis van ras, religie, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep, of politieke overtuiging – Reëel risico op ernstige schade • Doodstraf of executie • Ernstige schade door onmenselijke of vernederende behandeling • Ernstige schade door een gewapend conflict
VOORBEREIDING •Belang contact cliënt – Voorbereiding gehoor in aanwezigheid tolk (voldoende tijd voorzien) – Vragenlijst CGVS overlopen – Actuele/objectieve informatie over land van herkomst (conflict, politieke situatie, strafbaarstelling homoseksualiteit, behandeling alleenstaande vrouwen, besnijdenis…)
– Verzamelen van relevante stukken (valse stukken?) vertalingen voorzien (geen plicht CGVS te vertalen artikel 22 KB 11.07.2003!) -> actieve participatie cliënt mits begeleiding (wat bewijzen? pedagogische rol advocaat)
– Medische begeleiding nodig? • • • • •
Constats Woman Do Ulysse Exil GAMS
• Belang contact Opvangcentrum/OCMW – Activiteiten (homoseksuele organisaties (Merhaba in Brussel...); GAMS/INTACT; politieke bewegingen) – Arbeidskaart – LOI –…
• Belang contact arts/psycholoog – Eigen expertiseverslag-> aangepaste vragen CGVS – Vraag tussenkomst Cel Psychologie (in principe pas na gehoor door protection officier)
• Gendergerelateerde asielaanvragen e.a. – Tussenkomst Cel Gender CGVS vragen – Contact Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen (BCHV), prioriteiten (01.07.2013) “- Niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV): o uit conflictzones, o slachtoffer van belangrijke trauma’s;
- Begeleide minderjarigen die een beschermingsgrond inroepen onafhankelijk van hun ouders; - Dossiers waarin het principe “eerste land van asiel” wordt toegepast (persoon die in een derde land werd erkend als vluchteling); - Kwetsbare profielen: o Alleenstaande vrouwen, o Zware trauma’s, o Ouderen, o Personen met een vastgestelde mentale achterstand; o ...;
- Gevallen van uitsluiting en intrekking van de vluchtelingenstatus of het subsidiaire beschermingsstatuut; - Staatloze asielzoekers; - Dossiers waarin het principe van intern vluchtalternatief wordt toegepast;”
• Prioriteiten BCHV per land: - Afghanistan: o minderheden, o vrouwen, o mensen die via Pakistan of Iran transiteerden; - Irak: o minderheden, o Koerdische vrouwen; - Pakistan: o religieuze minderheden, o personen afkomstig uit de tribale gebieden in het noordwesten van Pakistan; - Palestina: o personen die het UNRWA statuut hebben; - Rusland: o personen met een hoog risico profiel uit Noord Kaukasus; - Sri Lanka: o Tamils verdacht van banden met Tamiltijgers (LTTE);
GEHOOR •Aanwezigheid vertrouwenspersoon (voordien formulier indienen met kopie ID) - Persoon die in het kader werk gespecialiseerd is in begeleiding personen of in asielrecht: - vrijwilligers verenigingen vreemdelingenrecht, (Liga,Vluchtelingenwerk, Kinderrechtencommissaris...) -sociaal assistenten, psychologen, therapeuten..
• Belang eigen gedetailleerde nota’s Bij betwisting: RvS nr. 173.899, 07.08.2007
• Belang actuele informatie neerleggen of faxen na gehoor (risicoprofielen Guidelines UNHCR Afghanistan; gevaar in regio’s ANSO rapport; Ambtsbericht Nederland; Organisation Suisse d’Aide aux Réfugiés (OSAR)… Opmerkingen maken (pas na gehoor artikel 19§2 KB 11.07.2013…) • Als cliënt overstuur, laten akteren; pauze nodig; ongepaste vragen; herhalingen; suggestieve vragen; niet aangepaste vragen aan profiel (niet naar school) • Toepassing vragen artikel 48/7 Vreemdelingenwet • Belang medische aspecten (PTSS; gevolgen seksueel misbruik; handicap..) • Vraag tussenkomst Cel Psychologie
Recente wijzigingen: BS 22/08/2013 inwerkingtreding 1 september 2013 •
8 MEI 2013. — Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen II, bl. 55776.
•
8 MEI 2013. — Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen en van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijke welzijn, bl. 55781.
• •
17 AUGUSTUS 2013. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2003 houdende vaststelling van bepaalde elementen van de procedure die dienen gevolgd te worden door de dienst van de Dienst Vreemdelingenzaken die belast is met het onderzoek van de asielaanvragen op basis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, bl. 55787.
•
17 AUGUSTUS 2013. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2003 tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, bl. 55794.
•
17 AUGUSTUS 2013. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, bl. 55802.
-> omzetting Asielkwalificatie Richtlijn (2011/95/EU) en Asielprocedure Richtlijn (2005/85/EG) (belang voor interpretatie)
1. Wijzigingen bij de RvV – Artikel 39/76 Vreemdelingenwet: ingeval van nieuwe elementen dient een aanvullende nota te worden opgesteld ( beperkt tot nieuwe elementen) RVV kan dan aan het CGVS of aan de verzoekende partij een termijn van 8 dagen verlenen om de door één van de partijen aangehaalde elementen of bevindingen, te onderzoeken een schriftelijk verslag op te stellen om hierop te kunnen antwoorden, waarop de tegenpartij een replieknota zal opstellen.
– Artikel 39/18 Vreemdelingenwet: als geen uitdrukkelijke vraag tot aanwezigheid tolk in beroep, wordt de proceduretaal gebruikt bij mondelinge toelichtingen – Artikel 39/57 e.v. en 36/69 Vreemdelingenwet: elektronische indiening van beroepen (per email:
[email protected]) overeenkomstig “formule” RVV (REQ-DVZNUMMER-NAAMVERZOEKER); 1 email per beroep; zonder de stukken; geen handtekening vereist; slechts 1 exemplaar; in formaat PDF/A - Mogelijkheid regularisatie binnen 8dagen
• Artikel 39/68-2 Vreemdelingenwet: ingeval meerdere verzoekschriften/ advocaten: “Indien een verzoekende partij meerdere ontvankelijke verzoekschriften heeft ingediend tegen dezelfde bestreden beslissing dan worden deze beroepen van rechtswege gevoegd. In dit geval oordeelt de Raad op grond van het als laatste ingediende verzoekschrift, tenzij de verzoekende partij uitdrukkelijk aan de Raad en ten laatste ter terechtzitting, het verzoekschrift aanduidt op grond waarvan hij dient te oordelen. De verzoekende partij wordt geacht afstand te doen van de overige ingediende verzoekschriften. Betreft het een collectief beroep, dan oordeelt de Raad op grond van het als laatste ingediende verzoekschrift, tenzij alle verzoekende partijen uitdrukkelijk en collectief aan de Raad en ten laatste ter terechtzitting, het verzoekschrift aanduiden op grond waarvan hij dient te oordelen. De verzoekende partijen worden geacht afstand te doen van de overige ingediende verzoekschriften.”
• Artikel 39/69, §1, derde lid, 2° Vreemdelingenwet: vier voor eensluidend verklaarde afschriften ipv zes • Artikel 39/73 Vreemdelingenwet: verdere uitbreiding mogelijkheid schriftelijke procedure in volle rechtsmacht tenzij vraag om gehoord te worden binnen 8 dagen – Zeker van belang: reeds redenen uiteenzetten in vraag om gehoord te worden en ter zitting herhalen (enige functie verzoek tot horen is kenbaar maken niet eens met beschikking RVV tijdens hoorzitting, zonder dat bijkomende memorie mag worden noch verbetering oorspronkelijk verzoekschrift (Parl. St. Kamer 2010-2011, nr. 53, 0772/001,25-26): vb: RVV nr 123.631, 7 mei 2014 (mbt termijn beroep 15 dagen in toepassing art. 74/8 Vreemdelingenwet; heropening debatten)
• Artikel 39/83 Vreemdelingenwet: ingeval detentie, geen verwijdering mogelijk voor het verstrijken van 3 werkdagen vanaf kennisgeving verwijderingsmaatregel (vroeger 5 dagen met min. 3 werkdagen) – Rechtspraak MSS tegen België en Griekenland blijft toepasselijk: vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid schorsend zelfs buiten termijn 3 werkdagen gezien recht op effectief rechtsmiddel (artikel 3 en 13 EVRM)
2. Herdefiniëring sommige concepten • Daden van vervolging: artikel 48/3 Vreemdelingenwet
– “§ 3. Er moet een verband zijn tussen de gronden van vervolging en de daden van vervolging of het ontbreken van bescherming tegen deze daden.”
• Sociale groep: artikel 48/3 § 4 d) Vreemdelingenwet –
Definitie specifieke sociale groep, inclusief seksuele gerichtheid en genderidentiteit • Toepassing: HvJ 7.11.2013, C 199/12- C 201/12: «en fonction des circonstances qui prévalent dans le pays d’origine, un groupe social spécifique peut être un groupe dont les membres ont pour caractéristique commune une orientation sexuelle »
• Actoren van bescherming: artikel 48/5 Vreemdelingenwet –
bescherming tegen vervolging/ernstige schade kan pas voldoende zijn als: • geboden door partijen of organisaties, inclusief internationale organisaties, • die de staat of een aanzienlijk deel van het grondgebied controleren, • indien ze bereid zijn en in staat zijn bescherming te bieden • én de bescherming moet doeltreffend en niet van tijdelijke aard zijn
• Voordeel van de twijfel en bewijslast: artikel 48/6 Vreemdelingenwet (oud artikel 57/7ter): – Bewijslast ligt in beginsel bij asielzoeker – Medewerkingsplicht in hoofde asielzoeker (alle elementen zo snel mogelijk aanbrengen) – Ook samenwerkingsplicht!: • Artikel 4, 1ste lid van de Kwalificatierichtlijn: “1. De lidstaten mogen van de verzoeker verlangen dat hij alle elementen ter staving van het verzoek om internationale bescherming zo spoedig mogelijk indient. De lidstaat heeft tot taak om de relevante elementen van het verzoek in samenwerking met de verzoeker te beoordelen.” • HvJ 22 november 2012, C-277/11, §66: “indien de door de verzoeker om
internationale bescherming aangevoerde elementen om welke reden ook niet volledig, actueel of relevant zijn, de betrokken lidstaat in deze fase van de procedure actief met de verzoeker moet samenwerken om alle elementen te verzamelen die het verzoek kunnen staven. Bovendien heeft een lidstaat mogelijkerwijze gemakkelijker toegang tot bepaalde soorten documenten dan de verzoeker.”
– Toepassing: automatisch onderzoek genderspecifieke/kinderspecifieke daden van vervolging tav bijv Afghanistan
– Voordeel van de twijfel wordt toegekend wanneer cumulatief: ”(…) a) de asielzoeker heeft een oprechte inspanning geleverd om zijn aanvraag te staven; b) alle relevante elementen waarover de asielzoeker beschikt, zijn voorgelegd, en er is een bevredigende verklaring gegeven omtrent het ontbreken van andere bewijskrachtige elementen; c) de verklaringen van de asielzoeker zijn samenhangend en aannemelijk bevonden en zijn niet in strijd met de algemene en specifieke informatie die gekend en relevant is voor zijn aanvraag; d) de asielzoeker heeft zijn aanvraag tot internationale bescherming zo spoedig mogelijk ingediend, of hij heeft goede redenen kunnen aanvoeren waarom hij nagelaten heeft dit te doen; e) er is vast komen te staan dat de asielzoeker in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd”
3. Meervoudige asielaanvragen
Geen bevoegdheid DVZ meer; -Enkel noteren wat volgens asielzoeker nieuwe elementen zijn (artikel 16 KB tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen) -
nieuwe vragenlijst
-Overmaken aan CGVS voor onderzoek : artikel 51/8 Vreemdelingenwet: ” Indien de vreemdeling een volgende asielaanvraag indient bij één van de door de Koning ter uitvoering van artikel 50, eerste lid, aangewezen overheden, neemt de minister of zijn gemachtigde een verklaring af van de asielzoeker met betrekking tot de nieuwe elementen die de kans aanzienlijk groter maken dat hij voor erkenning als vluchteling in de zin van artikel 48/3 of voor subsidiaire bescherming in de zin van artikel 48/4 in aanmerking komt, en de redenen waarom de asielzoeker deze elementen niet eerder kon aanbrengen. Deze verklaring wordt ondertekend door de asielzoeker. Indien deze dit weigert, wordt hiervan melding gemaakt op de verklaring evenals, in voorkomend geval, van de redenen waarom hij weigert om te ondertekenen. Deze verklaring wordt onverwijld overgezonden aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen.”
• In praktijk: – Waarom nieuwe asielaanvraag? • Nieuwe stukken • Gewijzigde rechtspraak/ praktijk CGVS (Roma’s, besnijdenis, Afghanistan…) • Wijziging in land van herkomst (“réfugié sur place”): Syrië, Yemen, ... • Medische problematiek (niet knn vermelden of nieuw) • Gewijzigde gezinssituatie (alleenstaande vrouw, kinderen (risico besnijdenis), bereiken meerderjarigheid- eigen vrees voor vervolging (Westerse levensstijl, recht op onderwijs, recht op veiligheid)
- Belang voorbereiding - Als voordien niet waarheid verteld: waarom? (geen toepassing mogelijk van fraus omnia corrumpit) - Cliënt vorige gehoorverslagen laten nalezen om tegenstrijdigheden te vermijden - Stukkenbundel -> best begeleidende brief tav DVZ/CGVS, ook door cliënt te laten nalezen!
- Procedure • Krijgt bijlage 26quinquies • Zelf kopie vragen van vragenlijst DVZ op basis openbaarheid van bestuur (email) • Geen recht op opvang tot beslissing inoverwegingname CGVS (mogelijkheid voor opvang kwetsbare profielen op uitdrukkelijke vraag) • Beslissing tot inoverwegingname-> asielzoeker code 207 • Weigering tot inoverwegingname-> annulatieberoep (?)
• Artikel 57/6/2 Vreemdelingenwet: CGVS onderzoekt of er nieuwe elementen zijn die kans aanzienlijk hoger maken op erkenning vluchtelingenstatus of subsidiaire beschermingsstatus -> onderzoek waarom elementen niet voordien ingeroepen maar ook -> inhoudelijk onderzoek van nieuwe elementen resultaat: enige soepelheid of net niet?
• Toepassing –Feiten: Nepalese onderdaan; eerdere asielaanvraag in België in 2006, gedwongen repatriëring naar Nepal begin 2013, nieuwe daden van vervolging, komt eind 2013 aan in België en dient een asielaanvraag in, wordt van zijn vrijheid beroofd en krijgt > BESLISSING NIET INOVERWEGINGNAME ASIELAANVRAAG
–Arrest RVV nr. 114.308 van 22.11.2013 : schorsing in UDN –Nieuwe ingeroepen daden van vervolging kunnen volgens de Raad bezwaarlijk beschouwd worden als “nieuwe elementen” in het kader van de asielaanvraag van 2006, gezien het gaat over moeilijkheden , volgens verzoeker ondervonden na terugkeer naar het land van herkomst (gedwongen terugkeer staat vast)
•prima facie eerder sprake van een volledig nieuwe asielaanvraag
> BESLISSING VRIJHEIDSBEROVING –
74/6 §1bis 9° Vreemdelingenwet •“De vreemdeling die het Rijk binnengekomen is zonder te voldoen aan de in artikel 2 gestelde voorwaarden of wiens verblijf opgehouden heeft regelmatig te zijn en die een asielaanvraag indient, kan door de minister of zijn gemachtigde in een welbepaalde plaats worden vastgehouden teneinde de effectieve verwijdering van het grondgebied van de vreemdeling te waarborgen indien : 9° de vreemdeling reeds een andere asielaanvraag ingediend heeft”
–
Arrest Hof van Cassatie nr.P.13.2061.N van 21.01.2014 •“De vreemdeling die nadat hij reeds eerder een of meerdere asielaanvragen heeft ingediend en effectief werd gerepatrieerd , terug het Rijk binnenkomt en er een asielaanvraag indient, kan niet beschouwd worden als “de vreemdeling die reeds een andere asielaanvraag heeft ingediend” in de zin van voormelde bepaling. Aangezien de betrokkene na de verwijdering terug aan vervolging kan zijn blootgesteld, dient de ingediende aanvraag als een nieuwe aanvraag te worden aangezien. Het arrest dat anders oordeelt, is niet naar recht verantwoord.”
• Ingeval beslissing tot niet overwegingname: annulatieberoep overeenkomstig artikel 39/2 §1 Vreemdelingenwet >< Arrest Grondwettelijk Hof dd. 16.01.2014 nr. 1/2014 over veilige landen
een niet-schorsend annulatieberoep bij de RvV is geen effectief rechtsmiddel in zin artikelen 3 en 13 EVRM, artikel 23 van de Procedurerichtlijn, artikel 47 Handvest Grondrechten EU; – Zodra verdedigbare grief omtrent schending artikel 3 EVRM recht op: • een rechtscollege dat bevoegd is om de inhoud van de grief te onderzoeken, rekening te houden met nieuwe elementen en het gepaste herstel te bieden en; • een beroep dat van rechtswege opschortend is en; • een beroep dat een actuele,volledige en strikte controle mogelijk maakt van de situatie van de verzoeker (is niet geval in annulatie, zelfs niet in UDN);
– Toepassing: RvV nr. 118.156 dd. 31 januari 2014: • UDN tegen beslissing tot weigering van inoverwegingname van een tweede asielaanvraag voor Iraanse onderdaan; • Middel: schending artikelen 3 en 13EVRM, artikel 23 vierde lid h) Procedurerichtlijn want geen effectief rechtsmiddel • RvV: parallele beoordeling annulatieberoep voor asielzoekers afkomstig uit veilige landen en asielzoekers wiens asielaanvraag niet in overweging wordt genomen: “Verzoekster die erop wijst dat artikel 23 van de Procedurerichtlijn, waarnaar in het arrest wordt verwezen niet alleen betrekking heeft op de aanvragen van asielzoekers uit veilige landen, maar ook, luidens het vierde lid, h), op hernieuwde asielverzoeken, maakt in de huidige stand van het geding en prima facie aannemelijk dat een parallelle beoordeling zich opdringt ten aanzien van de onderhavige zaak. (…) Verzoekster verwijst naar het feit dat zij naar Iran gerepatrieerd zal worden terwijl uit haar asielaanvraag blijkt dat zij er voor haar leven vreest en terwijl zij geen beroep kan doen op een daadwerkelijk rechtsmiddel. Het nadeel is dus onherstelbaar, zo betoogt zij, omdat een eventuele annulatie van de bestreden beslissing, na een gedwongen verwijdering, niet voor gevolg kan hebben dat zij de asielprocedure in België verder kan voeren. De Raad is van oordeel dat, gelet op het geheel van de motieven van dit arrest, ieder redelijk denkend mens onmiddellijk inziet dat verzoekster, door de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing een moeilijk te herstellen ernstig nadeel dreigt te ondergaan.”
– Mogelijke uitwerking 9ter aanvraag – Wetswijziging (zie veilige landen): recht op beroep in volle rechtsmacht
4. Asielzoekers afkomstig uit “veilige landen” •Omkering bewijslast •Snellere procedure: beslissing binnen 15 dagen (artikel 57/6/1 Vreemdelingenwet) •Annulatieberoep •Lijst “veilige” landen bevestigd bij KB dd. 24.04. 2014: Albanië, Bosnië-Herzegovina, India, Kosovo, Macedonië, Montenegro en Servië
• Arrest GW-Hof 16.01.2014: – Het verschil in behandeling tussen asielzoekers uit ‘veilige herkomstlanden’ en andere asielzoekers, gezien zij geen recht hebben op een effectief rechtsmiddel, is volgens het Hof niet redelijk verantwoord
• Gevolgen? - Bericht Kruispunt Migratie Integratie: “In principe hebben deze asielzoekers sindsdien recht op een schorsend beroep in volle rechtsmacht, met ook recht op opvang. Maar het is nog wachten op publicatie van het arrest van het GwH in het Belgisch Staatsblad. Ondertussen keurde de ministerraad op 21-02-2014 een voorontwerp van wet goed waardoor een beroep in volle rechtsmacht bij de RvV voorzien wordt tegen de niet-inoverwegingneming van een asielaanvraag. Deze hervorming betreft zowel asielaanvragen uit een veilig herkomstland, als meervoudige asielaanvragen. Het voorontwerp van wet is nu voor advies aan de Raad van State voorgelegd.” -> waarschijnlijk voor juni
– Kortgeding eerste aanleg gemeente/DVZ voor afgifte bijlage 35? en/of – Kortgeding arbeidsrechtbank voor recht op opvang/OCMW?
5. Eerste land van asiel •Artikel 48/5 §4 Vreemdelingenwet: “§ 4. Er is geen behoefte aan internationale bescherming indien de asielzoeker reeds in een eerste land van asiel reële bescherming geniet, tenzij hij elementen naar voor brengt waaruit blijkt dat hij zich niet langer kan beroepen op de reële bescherming die hem reeds werd toegekend in het eerste land van asiel of dat hij niet opnieuw tot het grondgebied van dit land wordt toegelaten. Een land kan worden beschouwd als eerste land van asiel wanneer de asielzoeker in dat land erkend is als vluchteling en hij die bescherming nog kan genieten, of hij anderszins reële bescherming geniet in dat land, met inbegrip van het genot van het beginsel van nonrefoulement, mits hij opnieuw tot het grondgebied van dat land wordt toegelaten.”
• Componenten: – Erkend als vluchteling en kan van bescherming genieten; – Reële bescherming (“voldoende” bescherming volgens artikel 35 Procedurerichtlijn) en kan van bescherming genieten; – Kan opnieuw tot grondgebied toegelaten worden; • Maar: – Geen automatische weigering asiel in België: individueel en inhoudelijk onderzoek; – Geen toepassing indien asielzoeker kan aantonen dat zij/hij niet langer bescherming kan genieten; – Geen toepassing indien asielzoeker niet meer tot grondgebied kan worden toegelaten;
• Toepassing – Tibetanen tav India • Nota BCHV maart 2014 • Motivering CGVS: – Bestaan administratieve verblijfsstatus voor Tibetanen in India en; – Geen vrees tav India
• Nochtans: – India heeft Conventie van Genève niet ondertekend – zgn. ad hoc-vluchtelingenbeleid ifv variërende beleidsinstructies: geen rechtszekerheid – Moeilijkheden bij terugkeer naar India – Te zware bewijslast mbt onmogelijkheid terugkeer
• Conclusie BCHV: geen wettelijke garanties op een verblijfsstatuut – Prejudiciële vraag RvV/RvS over notie ‘reële bescherming’
• Toepassing – RvV nr. 112,643, 24 oktober 2013 • • • •
Rwandese onderdaan Erkend vluchteling in Zuid-Afrika Verlaat Zuid-afrika voor Mozambique Roept vrees tot vervolging in tav Zuid-Afrika (xenofobie)
• RvV: verzoekster bewijst niet dat zij van de ZuidAfrikaanse autoriteiten geen reële bescherming zal verkrijgen in zin artikel 48/5, §4 Vreemdelingenwet
6. Intern vluchtalternatief •Artikel 48/5 § 3 Vreemdelingenwet: “Er is geen behoefte aan internationale bescherming indien de
asielzoeker in een deel van het land van herkomst : a) geen gegronde vrees heeft voor vervolging of geen reëel risico op ernstige schade loopt, of b) toegang heeft tot bescherming tegen vervolging of ernstige schade in de zin van § 2; en hij op een veilige en wettige manier kan reizen naar en zich toegang kan verschaffen tot dat deel van het land, en redelijkerwijs kan worden verwacht dat hij er zich vestigt. Bij de beoordeling of de asielzoeker een gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade loopt, of toegang heeft tot bescherming tegen vervolging of ernstige schade in een deel van het land van herkomst overeenkomstig het eerste lid, wordt rekening gehouden met de algemene omstandigheden in dat deel van het land en met de persoonlijke omstandigheden van de asielzoeker.”
• Componenten – Het gedeelte van het land waarnaar de asielzoeker zou kunnen gaan moet veilig zijn; – De asielzoeker moet zich op een veilige en wettige manier tot dit deel van het land kunnen begeven; – Er kan redelijkerwijs van de asielzoeker worden verwacht dat hij zich in dit deel van het land vestigt; – Hierbij wordt rekening gehouden met algemene omstandigheden en de omstandigheden eigen aan de persoon van de asielzoeker.
• Toepassing – Afghaanse dossiers: Kabul en Jalalabad – Stereotiepe motivering CGVS (bevestigd door RvV) • • • •
Jonge, gezonde man Kent meerdere talen (Dari en Pashtu) Kan zijn plan trekken want naar EU Geld want smokkelaar betaald – Elke Afghaanse man kan een intern vluchtalternatief hebben!
• Zelfs voor alleenstaande vrouw met kinderen (ongeloofwaardig maar toch intern vluchtalternatief!)
– Terwijl: • Kabul/Jalalabad zijn niet veilig: erkend ihk UDN procedures- schending artikel 3 EVRM – Kabul: RvV nr. 107.734, 30.07.201 3 (UDN); nr.111.133, ,30.09.2013 (UDN) – Jalalabad: RvV nr. 112 145 van 17 oktober 2013 (UDN)
• Redelijk en individueel onderzoek vereist: RvS dd. 05.07.2013 nr. 224.276: “Te dezen heeft de verzoeker in zijn verzoekschrift tot beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen met verwijzing naar meerdere rapporten van mensenrechtenorganisaties en vluchtelingeninstanties en met citaten uit die rapporten uiteengezet dat zijn situatie bij een terugkeer naar Afghanistan deze is van duizenden uitgezette of teruggekeerde vluchtelingen, wier leven zich afspeelt in vluchtelingenkampen waar de meest elementaire behoeften, zoals een woonst, eten en elementaire hygiëne, ontbreken. In die kampen is geen drinkbaar water, noch sanitair, noch toegang tot gezondheidszorgen. Volgens de verzoeker had de commissaris-generaal ten onrechte de verschrikkelijke levenssituatie van terugkomende vluchtelingen, die meestal in vluchtelingenkampen terechtkomen, niet onderzocht. (…) Met die motivering antwoordt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen niet op het door de door de verzoeker aangevoerde gevaar om bij een terugkeer naar Afghanistan in een vluchtelingenkamp te belanden noch op de aangevoerde levensomstandigheden in die kampen. Uit die zeer algemene motivering, met de vaststelling dat de door de verzoeker toegevoegde landeninformatie niet tot een ander oordeel kan leiden, blijkt niet dat het profiel van de verzoeker als terugkerende vluchteling onder ogen is genomen om tot de redelijkheid van het intern vluchtalternatief te besluiten, noch dat is onderzocht of de verzoeker zich met dat profiel niet onderscheidt van de andere alleenstaande mannen in Kaboel. Wat het intern vestigingsalternatief betreft, blijkt uit het bestreden arrest nergens dat van de verzoeker “redelijkerwijs” kan worden verwacht dat hij zich in Kaboel zou vestigen
•
Onmogelijkheid om zich op een veilige en wettige manier tot Kaboel/ Jalalabad te begeven want:
–
Zonder paspoort noch Afghaanse reisdocumenten (ambassade geeft niet langer af >< Europese laisser-passer)
–
Salah SHEEKH tegen Nederland 11.01.2007:
“§143: "[...] Tenant compte de ce que d'après des informations fournies par le gouvernement néerlandais les Somaliens, eu égard à la rareté des contrôles effectués aux frontières de l'Etat, peuvent librement entrer dans leur pays et en sortir, la Cour admet que le gouvernement néerlandais pourrait fort bien parvenir à faire entrer le requérant soit au Somaliland soit au Puntland (même si suivant un rapport récent de la BBC (paragraphe 113 ci-dessus) la chose n'est pas certaine). Toutefois, cela ne garantit en aucune manière que le requérant, une fois sur place, obtiendrait l'autorisation ou serait en mesure de demeurer sur le territoire en question et, comme aucun contrôle du sort que connaissent les déboutés du droit d'asile renvoyés en Somalie n'est effectué, le Gouvernement n'aurait aucun moyen de vérifier si le requérant a ou non réussi à se faire admettre sur le territoire. Compte tenu de la position adoptée par les autorités du Puntland et, en particulier, du Somaliland, il semble plutôt improbable à la Cour que le requérant réussisse à obtenir l'autorisation de s'établir dans l'une de ces entités. En conséquence, il existe un risque réel que l'intéressé soit refoulé ou qu'il n'ait d'autre choix que de gagner l'une des zones du pays que tant le gouvernement défendeur que le HCR jugent incertaines." –
PROBLEEM: geen onderzoek naar risico artikel 3 EVRM ihk asiel • Belang aanvechten bevelen grondgebied te verlaten na asiel • Prejudiciële vraag toepassing artikel 48/5 § 3 • BCHV rapport op komst
7. Vervolging of ernstige schade in het verleden •Artikel 48/7 Vreemdelingewet : “Het feit dat een asielzoeker in het verleden reeds werd vervolgd, of reeds ernstige schade heeft ondergaan, of reeds rechtstreeks is bedreigd met dergelijke vervolging of met dergelijke schade, is een duidelijke aanwijzing dat de vrees voor vervolging gegrond is en het risico op ernstige schade reëel is, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging of ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen.”
• Oud artikel 57/7bis: “(…) er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging of ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen en dat ze niet op zich een gegronde vrees voor vervolging uitmaken” • Omkering bewijslast (“verschuiving” volgens RvS) • Toepassingen – Besnijdenis (risico op herbesnijdenis type 2; na operatie tgv type 3); – Gedwongen huwelijk • RvV nr. 122.668, 17.04.2014 (Guinee;3 rechters) – Foltering • RvV nr. 61.363, 12.05.2011 – Arrestaties; detenties (Tsjesjenen in Russische Federatie)
8.Kwetsbare profielen •Medische problemen – Waarde medische stukken (begin bewijs) en medewerkingsplicht in hoofde CGVS (tegenexpertise): • RvV nr. 119.223, 20.02.2014: “De Raad wijst er eveneens op dat zoals verzoeker aanvoert, volgens rechtspraak en rechtsleer de waarde van correct opgestelde medische certificaten reeds is erkend, zeker indien er volgens de deskundige arts een link bestaat tussen het ziektebeeld en de aangehaalde feiten in het herkomstland. Zowel in de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens als in de rechtspraak van de Raad, werd reeds erkend dat dergelijk opgestelde medische stukken een begin van bewijs kunnen uitmaken van het door verzoeker aangevoerde vervolgingsrelaas. Zie in deze zin EHRM 18 april 2013, nr. 18372/10, M.O.M. / Frankrijk, § 39-41, EHRM 10 oktober 2013, nr. 18913/11, KK / Frankrijk (het Hof komt tot de conclusie dat de medische bewijsstukken de foltering in Iran aannemelijk maakten); EHRM (GK), 9 maart 2010, nr. 41827/07, R.C. / Zweden, §55; EHRM 28 maart 2013, nr. 2964/12, IK / Oostenrijk (in deze laatste zaak leed verzoeker eveneens aan PTSS en werd diens meervoudige asielaanvraag niet in overweging genomen omwille van het gezag van gewijsde van de beslissing in de eerste asielprocedure, het Hof stelt dat een uitwijzing een schending van artikel 3 van het EHRM zou uitmaken). Wat betreft de rechtspraak van de Raad kan verwezen worden naar RvV 21 maart 2013, nr. 99.381; RvV 21 maart 2013, nr. 99.380, RvV 15 maart 2013, nr. 98.911; RvV 20 februari 2013, nr. 97.478; RvV 30 november 2012, nr. 92.608; RvV 29 september 2011, nr. 67.553; RvV 23 september 2011, nr. 67.192. Waar eerste verweerder aanvoert dat het wel degelijk aan hem toekomt om de waarde van een medisch attest te beoordelen en hij niet verplicht is hiervoor een deskundige aan te spreken, kan de Raad volgen dat een expliciete verplichting niet in het nationaal recht is opgenomen. Het weze echter wel ten overvloede aangestipt dat artikel 23, §1 van het verslag aan de Koning ter duiding van artikel 23, §1 van het procedurereglement van het CGVS bepaalt dat “de medische of psychologische getuigschriften neergelegd ter staving van de asielaanvraag *zullen+ worden behandeld”. Bepalingen in het verslag aan de Koning hebben geen kracht van wet, maar geven wel een toelichting bij de ratio legis ervan. Eerste verweerder stelt dat er geen rechtsregel bestaat die hem oplegt om onderzoeksdaden te stellen, zoals het aanstellen van een deskundige om de door verzoeker voorgelegde medische stukken te interpreteren. Daargelaten de vraag of het voorleggen van dergelijke medische attesten aan de analyse van de eigen expert psycholoog adviseur van het CGVS kan beschouwd worden als een onderzoeksdaad, weze het wel ten overvloede aangestipt dat artikel 4,1 van de Kwalificatierichtlijn, zoals omgezet in artikel 27 van het procedure KB van het CGVS, door het Hof van Justitie in zijn arrest HvJ 22 november 2012, MM / Ierland, nr. C-3111, § 65 werd geïnterpreteerd als dat er in hoofde van de lidstaten een medewerkingsplicht bestaat bij de feitenvaststellingen (zie ook RvV 31 mei 2013, nr. 104.137).”
• RvV nr.99.380, 21.03.2013: bewijs psychologische kwetsbaarheid en tegenexpertise: « Concernant la copie de l’attestation psychologique émanant d’une psychothérapeute, le CGRA remarque dans un premier temps que celle-ci est postérieure aux événements que vous invoquez à la base de votre demande d’asile et qu’elle est établie par une personne qui n’a pas été le témoin direct des événements que vous présentez au CGRA afin de soutenir votre demande d’asile. Le CGRA constate d’autre part que ce document a été établi uniquement sur base de vos affirmations et qu’il ne peut en aucun cas démontrer que les différents ennuis décrits résultent directement des faits que vous avancez devant le CGRA ; ceci est d’autant plus vrai que ce document ne fait nullement mention des événements précis que vous avez développés devant le CGRA. D’ailleurs, l’auteur de ce document utilise le conditionnel lorsqu’il s’agit de faire une liaison entre les ennuis d’ordre psychologique que vous alléguez et les raisons qui vous ont poussé à quitter votre pays d’origine. En outre, ce document ne pose aucun diagnostic d’ordre médical vous concernant. » (...) Le Conseil, à l’instar de la partie requérante, estime consternant de rejeter ce document rédigé par un professionnel de la santé mentale ,notamment, parce qu’il a été établi « par une personne qui n’a pas été le témoin direct des événements que *la requérante présente+ au CGRA afin de soutenir *sa+ demande d’asile ». La partie défenderesse souligne aussi curieusement que cette attestation est postérieure aux événements invoqués par la requérante laissant planer un doute sur la conclusion à en tirer, de même elle constate que cette pièce est établie « uniquement sur base *des+ affirmations *de la requérante+ » et qu’elle ne peut en aucun cas démontrer que les différents ennuis décrits résultent directement des faits avancés par la requérante devant le CGRA. Alors qu’il semble logique et légitime pour un professionnel de la santé mentale de s’appuyer sur le récit des souffrances d’une personne pour tenter de décrire les symptômes de ces souffrances. En tout état de cause, à la vue de cette attestation médicale, la fragilité psychologique de la requérante est établie. En cas de contestation sur ce point, il appartenait à la partie défenderesse de dissiper tout doute qui pourrait persister quant à la cause des symptômes constatés avant d’écarter la demande (en ce sens, voir l’arrêt RC c. Suède du 9 mars 2010, §53 de la Cour Européenne des Droits de l’Homme) ce qui n’a pas été le cas en l’espèce. »
• RvV nr.119.021, 17.02.2014: vraag om een psychologische expertise aan CGVS op basis zorgvuldig onderzoek: “Le Conseil constate, pour sa part, que plusieurs imprécisions, incohérences et Invraisemblances avaient été mises en exergue dans le cadre de la première demande d'asile de la requérante, notamment dans ses déclarations relatives à son beau-frère et aux raisons pour lesquelles ce dernier s'acharnerait sur elle ainsi que, de manière générale, concernant les événements à l'origine de son départ de Guinée. Néanmoins, le Conseil estime que la portée de ces lacunes n'a pas suffisamment été examinée à la lumière de l'attestation de prise en charge psychologique et sociale datée du 25 juillet 2013 qui a été déposée par la requérante dans le cadre de sa seconde demande d'asile. En effet, ce document mentionne que la requérante est suivie depuis mal 2013, se trouve « dans un état de peur impressionnant » et présente une symptomatologie de type post-traumatique. A la lecture de cette attestation médicale, le Conseil estime qu'il ne peut être catégoriquement écarté que l'état psychique de la requérante puisse être la conséquence des événements qu'elle dit avoir vécus en Guinée. Le Conseil observe à cet égard que la partie défenderesse n'a pas instruit la question des causes de ces troubles qui sont identifiées dans le certificat médical produit à l'appui de la deuxième demande d'asile de la requérante. Le principe de précaution conduit dès lors le Conseil à considérer nécessaire d'obtenir davantage d'informations sur cet état psychique, ses origines traumatiques éventuelles et son implication quant à la cohérence des récits produits et ce, afin de déterminer si la requérante souffrait déjà de ses troubles psychiques lors de sa première procédure d'asile et si la première décision eût été, sur les points déjà tranchés, différente si cette attestation médicale avait été portée en temps utile à la connaissance de l'autorité qui a pris la décision définitive. Une expertise psychologique de la requérante s'avère en l'occurrence indispensable » -> Toekomstige publicatie: rapport BCHV « Trauma’s, geloofwaardigheid en bewijs », juni 2014 (rechtspraak 400 arresten)
• Zelfstandige asielaanvraag voor begeleide minderjarige kinderen – Objectief risico besnijdenis (RvV nr. 122.668, 17.04.2014, Guinee;3 rechters) – Westerse levensstijl (praktijk CGVS, Afghaanse jonge meisjes en jongens) … -> BCHV, "Kinderen in asiel: rekening houden met hun kwetsbaarheid en hoger belang", juni 2013; -> INTACT, nota asielaanvraag in naam kind, maart 2014 -> UNHCR, “Considering the best interest of a child within a Family Seeking Asylum”, december 2013
9. Ingeval van een negatieve beslissing van het CGVS •Afgifte van een bevel om het grondgebied te verlaten (bijlage 13quinquies/ bijlage 38 NBMV) •Indiening schorsend beroep RvV – Bevel wordt niet uitgevoerd gedurende procedure RvV – Asielzoeker krijgt bijlage 35 gedurende procedure bij RvV geldig voor 3mdn, erna maandelijks verlengbaar
•Indien RvV beroep verwerpt – Oorspronkelijk BGV wordt verlengd met 10 dagen – Kan nog 2x worden verlengd indien vreemdeling voldoende meewerkt aan terugkeertraject (beoordeeld door DVZ en Fedasil)
• Belang om BGV aan te vechten • Artikel 3 EVRM (breder dan 48/3 en 48/4 Vreemdelingenwet; zeker bij exl. geloofwaardigheidsonderzoek) • Artikel 8 EVRM als privé/gezinsleven
II. Wijzigingen betreffende Dublin procedure •Dublin III Verordening (EU) nr. 604/2013 •Uitvoeringsverordening (EU) n° 118/2014 van de Commissie van 30 januari 2014 sinds 1 januari 2014 inwerking -> geen fundamentele wijzigingen -> codificeert (deel) rechtspraak HvJ -> rechtspraak (primair EU recht)en internationaal recht blijft hoofdbron (overweging 32 verord)
•Voornaamste wijzigingen: 1. 2. 3. 4.
Dublin criteria Afhankelijke personen en discretionaire clausules Recht op effectief rechtsmiddel (en opvang) Geen detentie meer mogelijk
1.
Dublin criteria
Blijft cascade-regeling om verantwoordelijke lidstaat te bepalen (Hoofdstuk 2 Verordening artikelen 7 ev): 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) 9)
NBMV (art 8) Lidstaat van erkenning van een gezinslid (art 9) Lidstaat van asielaanvraag van een gezinslid (art 10) Lidstaat ingeval meerdere gezinsleden (art 11) Lidstaat van wettige verblijfstitel of geldig inreisvisum (art 12) Lidstaat van overschrijding van de grens (art 13) Lidstaat zonder visumplicht (art 14) Lidstaat van asielaanvraag in internationale transitzone (art 15) Lidstaat van eerste asielaanvraag (als vorige criteria niet van toepassing zijn) (art 3 § 1) 10) Lidstaat eerstvolgende criterium bij systeemfouten (art 3 § 2 lid 1) 11) Lidstaat bezig met onderzoek bij onmogelijkheid transfert (art 3 § 2 lid 2)
1) NBMV – Waar gezinslid/ familielid wettig verblijft (bredere definitie) – Waar volwassene wettig verblijft die in praktijk verantwoordelijk is voor kind – Als meerdere gezinsleden over verschillende lidstaten, in belang kind – Als geen familie -> land asiel aangevraagd, voor zover in belang kind (HvJ MA)
2) Asielzoeker is gezinslid van een erkend vluchteling (artikel 9) 3) Asielzoeker is gezinslid van asielzoeker in ander land (artikel 10) – In beide gevallen voorrang aan gezinsband maar uitdrukkelijke schriftelijke aanvraag doen
4) Indien meerdere gezinsleden (inclusief minderjarige ongehuwde broers of zussen) over verschillende lidstaten (artikel 11); – lidstaat waar zich grootst aantal familieleden bevindt (a); – als onmogelijkheid op basis hiervan, lidstaat waar zich oudste familielid bevindt (b);
10) Ingeval van systeemfouten (artikel 3§2, lid 1) - indien op basis van criteria, een lidstaat verantwoordelijk waar echter “ernstig moet worden gevreesd dat de asielprocedure en de opvangvoorzieningen voor verzoekers in die lidstaat systeemfouten bevatten die resulteren in onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie” -> volgende rangcriteria volgen
• • • • •
-> codificatie van rechtspraak HvJ NS en PUID Griekenland Malta (RvV nr. 72 824, 06.01.2012) Bulgarije (schorsing overdrachten) Hongarije? (updates UNHCR; andere lidstaten; Frankrijk; rapport BCHV Dublin – Hongarije Fiche, Update 8 oktober 2013) • Nederland?
“Volgens NRC Handelsblad heeft de rechter in Darmstadt het terugsturen van de Somaliër naar Nederland tegengehouden, omdat de Somaliër hier risico loopt op een 'mensonwaardige behandeling” (...) De rechter benadrukte dat asielzoekers niet mogen werken, maar ook geen overheidssteun krijgen. Daarmee dreigt de Somaliër af te dalen 'onder het lichamelijke en sociale bestaansminimum'. En 'menswaardigheid valt niet te relatieveren door asielbeleid', aldus het vonnis."
11) Indien overdracht niet « kan geschieden » (artikel 3§2 lid 2): • want geen criterium toepasselijk ; • eerste land asiel niet mogelijk; – omdat overdracht te lang zou duren (« onredelijk lang » HvJ Duitsland t. PUID)
• lidstaat verantwoordelijk voor bepalen verantwoordelijke lidstaat
2. Afhankelijke personen en discretionaire clausules
1) Afhankelijke personen (artikel 16) • bron: arrest HvJ K tegen Bundesasylamt (Oostenrijk) C245/11, 06.11.2012 -
•
plicht lidstaat om een asielzoeker en zijn familieleden bijeen te houden of te herenigen indien het ene familielid afhankelijk is van de hulp van het andere wegens een zwangerschap, een pasgeboren kind, een ernstige ziekte, een zware handicap of een hoge leeftijd, op voorwaarde dat er in het land van herkomst reeds familiebanden bestonden
artikel 16 strengere voorwaarden:
• indien asielzoeker afhankelijk is van hulp van een famielid die wettig verblijft in een vd lidstaten; • zorgt de lidstaat er “normaliter” voor dat het gezin kan worden herenigd of dat asielzoeker lidstaat kan blijven; • op voorwaarde dat de familieleden in staat zijn de asielzoeker ten laste te nemen; • schriftelijke wens familieleden
• te interpreteren als plicht (considerans 16 Verordening) • voorrang aan arrest HvJ K tegen Bundesasylamt (wettig verblijf, ten laste nemen)
2) Discretionaire clausules (artikel 17) • verwittigen lidstaat via „DubliNet”, • mogelijkheid voor een lidstaat om een andere lidstaat te vragen een verzoeker over te nemen teneinde familierelaties te verenigen op humanitaire gronden, in het bijzonder op grond van familiebanden of op culturele gronden, ook wanneer die laatste lidstaat niet verantwoordelijk is volgens de in de artikelen 8 tot 11 en 16 vastgelegde criteria. De betrokkenen moeten hiermee schriftelijk instemmen.
3. Recht op een effectief rechtsmiddel • Belgische context: veroordelingen door EHRM – Singh 02.10.2012 beroep in volle rechtsmacht is niet effectief – Yoh Ekale : beroep in annulatie is niet effectief – MSS 21.1.2011 UDN is niet effectief
• Artikel 27 Verordening recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel: – beroep in rechte en in feite; – in afwachting van de uitkomst van het beroep blijft in wettig verblijf; – opschortende werking beroep; – beroep wordt behandeld binnen een redelijke termijn, door een rechterlijke instantie mits nauwkeurige en zorgvuldige bestudering van het verzoek; – Onderzoek ex nunc
• recht op juridische bijstand hiervoor – kosteloze rechtsbijstand – taalkundige bijstand
• recht op opvang gedurende behandeling beroep tot effectieve overdracht - Bron: arrest HvJ CIMADE en GISTI (C-179/11) - geen definitie “effectieve overdracht” (nodig?) - definitie Fedasil (instructie 15.10.2013): opvang tot verstrijken termijn BGV, in bezit doorlaatbewijs en nodige vervoerdocumenten >< artikel 27 Verord. recht op schorsend beroep >< rechtspraak HvJ
• rechtspraak Arbeidsrechtbanken en -hoven: – geen eenduidige rechtspraak (zie analyse Emmanuelle Neraudau, RDE n° 174 ) – effectieve overdracht = niet beperkt tot na verstrijking termijn bijlage 26quater • Arbrb. Brussel, 24 januari 2013, AR nr. 12/220/C; • Arbh. Brussel, 15 juli 2013; • Arbh. Antwerpen 6 maart 2014;
4. Geen automatische detentie meer mogelijk Artikel 28 Verordening “De lidstaten houden niemand in bewaring om de enkele reden dat hij aan de bij deze verordening ingestelde procedure onderworpen is.”
bron: HvJ El Dridi C-61/11
• indien toch detentie, strikte voorwaarden: artikel 28 § 2: – duidelijke motivering: • individueel onderzoek • bewaring evenredig is, • en wanneer andere, minder dwingende alternatieve maatregelen niet effectief kunnen worden toegepast.
– beperkte termijnen • hetzij voor akkoord overname: detentie enkel mgl 1 maand na asielaanvraag; • hetzij na akkoord overname: detentie enkel mgl tot 6 weken na akkoord (impliciet/expliciet)
• artikel 28 § 3: detentie moet zo kort mogelijk zijn
• Toepassing: Raadkamer Brussel 7 maart 2014 – feiten: Koerdische man, vraagt in België voor 1ste x asiel aan, vermeldt bij 1ste gehoor dat hij in Hongarije asiel had aangevraagd maar er mishandeld geweest was – bijlage 26quater Hongarije + detentie – geen motivering over detentie cfr Verordening – -> verzoekschrift invrijheidsstelling • geen mogelijkheid detentie enkel en alleen omwille Dublin situatie; • geen motivering cf. artikel 28 Dublin
• Beschikking 7 maart 2014: bevestigt detentie – moet in detentie want overdracht gevraagd (inherent aan Dublin procedure >< arikel 28 verordening) – risico onderduiking, moet in detentie want heeft na Hongarije, asiel aangevraagd in België (inherent aan Dublin procedure >< artikel 28 verordening) • zie uitgebreide bespreking: EDEM newsletter april 2014
Bedankt voor uw aandacht! presentatie te vinden op de website van Progress Lawyers Network www.progresslaw.net